1
Inleiding door Geert Rozema, Buurtpastor in Arnhem Spiritualiteit van de communio, KRL-Dag Den Bosch 9-11-2013
Jezus komt voorbij de wilde vijgenboom en kijkt omhoog. Hij neemt een man waar. Dan noemt hij de rijke, kleine, gehate man bij zijn naam: Zacheus. “Kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in jouw huis te gast zijn.” Zacheus weet niet hoe gauw hij beneden moet komen. Vol blijdschap ontvangt hij Jezus over wie hij al zoveel gehoord heeft. Hij is door Jezus gezien. Dit verhaal ontroert mij. Na zes jaar buurtpastoraat in een achterstandswijk in Arnhem. De ontroering zit ‘m in de herkenbaarheid van hoe het verhaal verder gaat. Alsof we midden in een volkswijk staan waarin van oudsher veel betrokkenheid op elkaar is. Betrokkenheid, maar ook bemoeizucht en geroddel. ‘Allen zien bij wie Jezus naar binnen gaat’. Zacheus, de tollenaar, een man die alleen al door zijn werk bekend staat in de wijk als een zondaar, een gluiperd, verrader. Zes jaar geleden maakte mijn parochiebestuur en pastoraal team de soevereine keuze om een nieuw missionair diaconaal project te beginnen. Met een pastoraal werker als buurtpastor. Een project dat uitgaat van de presentiebenadering van professor Andries Baart. Ingebed in de parochie. Ons wetend in de inspirerende traditie van religieuzen zoals de Zusters van Liefde die ons zijn voorgegaan. Als oecumenisch project ‘buurtpastoraat schuine streep Inloop- en Diaconaalcentrum’ groeien we als kool. We kunnen de toestroom van vrijwilligers die zich aanmelden niet aan.
2
Vijf kernelementen ontwaar ik mijn werk als buurtpastor: 1. Zielzorg of individueel pastoraat 2. Diaconaat (met nadruk op het bemiddelende karakter dat diaconie sinds de vroege kerk heeft) 3. Catechese op scholen 4. Opbouwwerk 5. Kerygmatisch of verkondigend aspect – via overwegingen in de kerken – ook in Protestantse kerken - waarin ik het werk van het buurtpastoraat en Inloopcentrum terugkoppel aan de lokale geloofsgemeenschappen en in media of via lezingen. Zes jaar terug liet God zijn blik vallen op een zondaar. En Hij zei: “volg mij.” Zo begon ik mijn werk als buurtpastor te midden van 15000 mensen in drie wijken. En zo sta ik er nog steeds in. En iedere Eucharistie roept Jezus mij opnieuw op om de wereld in te gaan. Na een tijd van vertrouwen opbouwen en relaties aangaan met een bonte verzameling mensen, ervaar ik ook ruimte om mensen te roepen om zich aan te sluiten in het samen werken aan een leefbaardere wijk en het Rijk Gods dat reeds midden onder ons is en tegelijkertijd nog verder aan het doorbreken is. Een plaats waarin omgezien wordt naar elkaar en waar ik deelgenoot van ben geworden. Een plek waarin we allemaal in het geding zijn en waarin we samen zorg dragen voor elkaar, samenlevingsopbouw van onderaf – het subsidiariteitsbeginsel noemt de katholieke sociale leer dit. Een samenleving waarin we allemaal mee doen en waardig zijn om mee te draaien ongeacht onze religieuze, etnische of culturele achtergrond. Een maatschappij waarin we elkaar nodig hebben en waarin het leven makkelijker gaat wanneer wij elkaar
3
helpen. Samen staan we sterker, of met de woorden van een ongeletterde wijkbewoner: wanneer de ene hand de andere wast. Deze drieënvijftig jarige meneer is op aanraden van zijn moeder bij de Buurtservice geroepen omdat hij thuis weg kwijnde op zijn bank voor de tv. Waarlijk opgestaan is deze meneer. Zijn moeder herkent haar zoon haast niet meer terug. Wonderen zijn mogelijk. Al duren ze soms maar even. Want terugval hoort ook bij de weerbarstigheid van de werkelijkheid. Terug naar de katholieke sociale leer. Zij spreekt met het oog op de spiritualiteit van de communio over onderling van elkaar afhankelijk zijn– ‘interdependentie’. Of we dit nu leuk vinden of niet. Ik wil u graag meenemen naar mijn wijk. Op een ochtend overlijdt een vrouw die een man, kinderen en kleinkinderen achterlaat. Op haar sterfbed vertrouwt ze me haar liefde voor al haar kinderen toe. Ook diegenen die het haar niet gemakkelijk hebben gemaakt met hun verslavingen, schulden, moeizame relaties. Of de parochie en ik voor haar man en haar (klein)kinderen kunnen blijven bidden en of ik de uitvaart zou willen doen – pro deo. Al twintig jaar lang komt mevrouw niet meer in een kerk, maar dat wil zeker niet zeggen dat ze minder gelovig is. Hun huis getuigt van haar Maria-devotie, overal hangen beeldjes, iconen. Overal staan kaarsjes en foto’s van overleden dierbaren. Nadat de arts is geweest om haar dood vast te stellen, arriveert de uitvaartondernemer in het inmiddels bomvolle kleine huis. Uit alle hoeken en gaten van stad en land zijn familieleden en vrienden gekomen. Ik zie jongens van de coffeeshops, uit het garagewezen en de gemeentereinigingsdienst. Minstens zestien jaar aan uitgezeten gevangenisstraffen zit er bij elkaar. Ik zie kinderen tussen wie veel spanningen zijn. Samen lopen we naar buiten, achter de lijkwagen aan.
4
Een Turkse moslim familie deed ons dit eens voor- een tijd terug bij het overlijden van een buurtgenoot. Buren komen naar buiten en sluiten in stilte aan: Turkse moslims, Marokkaanse kinderen, Surinamers, een Antilliaan. We vormen een bonte stoet. De weduwnaar Jaap en ik gaan voor de stoet uit, eerst in stilte, later fluisterend en biddend. Een Wees gegroet, een gebed om ontferming voor moeder en haar nabestaanden. Een ex-criminele zoon berucht in de wijk vanwege zijn vuisten die sneller en vaker spraken dan zijn mond – bedankt met tranen in zijn ogen - de kerk en de fondsen. Mooi wat wij voor zijn moeder en vader hebben betekend de afgelopen jaren. Of hij kan biechten. Mijn priester collega vangt hem die zaterdagmiddag hartelijk op in de kerk. Opgelucht zie ik hem later door de wijk lopen. Bij de uitvaartsplechtigheid zit – naast een grote schare wijkbewoners en familieleden een delegatie trouwe Thuiszorgers. Bovenstaande is een voorbeeld uit mijn dagelijkse pastoraat. Het licht een tipje van de sluier van hoe samenwerking met collega’s, ketenpartners, vrijwilligers en wijkbewoners er uit ziet. Vaak bestaan er veel dwarsverbanden en overlap tussen de verschillende basiswerkzaamheden van het buurtpastoraat en Inloopcentrum. In onderstaande probeer ik aan de hand van de casus van de weduwnaar Jaap u iets te laten proeven en zien van de dynamiek en de verschillende lagen van het buurtpastoraat. Het gaat er niet om dat u al de namen en familieleden probeert te onthouden – maar dat u probeert in gedachten mee te gaan de wijk in. Daarna zal ik nog wat vertellen over de context, zending en speciale opdracht van het buurtpastoraat binnen de parochie. Terug naar weduwnaar Jaap. Wie loopt daar met zijn kleindochter tijdens de Sinterklaasviering het Inloopcentrum binnen? Ja. Precies. Samen met veel andere wijkbewoners en hun kinderen. Een fondsen-
5
mevrouw organiseert de sinterklaasviering samen met mijn collega, de basisschool en nog een vrijwilliger. Met veel geïmproviseer en spontane hulp van de bezoekers zetten ze met elkaar een prachtig, chaotisch feest neer. Een feest met plaats voor velen. En wie zit daar sinds enige tijd de eerste dinsdag van de maand bij de eetgroep? Op zijn verzoek introduceren we Jaap voorzichtig bij nog een andere eetgroep zodat hij nog meer onder de pannen is. De professional bij deze eetgroep geef ik een soort sociale handleiding mee. Een vorm van diaconale mystagogie noem ik dat vanuit het buurtpastoraat. Doordat ik Jaap al ken, kan ik de participatiewerker in dit geval als het ware inwijden in wie de ander is, wat zijn talenten zijn, valkuilen, uitdagingen, pijnpunten en gevoeligheden. Zoals meneers suiker én alcoholverslaving. Een garantie dat het door deze bemiddeling goed zal gaan met Jaap bij deze eetgroep hebben we nooit. Die illusie hebben we niet. En ja, het gaat enkele weken na de introductie van Jaap in de eetgroep ook goed mis. Slaande ruzie. Onbegrip. Nog diezelfde avond beschadigt hij zichzelf en doet hij een zelfmoordpoging. Vanuit ons oogpunt van liefdevolle zorg en aandacht bieden, proberen we Jaap een zo eerlijk mogelijke kans te geven om weer onder de mensen te komen in de wijk. Een eindje meelopen met deze beschadigde mens. Een kilometer meer dan gevraagd misschien wel. Wij kunnen faciliteren, arrangeren. Maar Jaap moet het zelf doen. Soms lukt dit wel en soms niet, en wanneer het niet lukt is het onze uitdaging om de schade voor Jaap en zijn omgeving zo klein mogelijk te houden. Onze rol is om vertrouwen en geloof te blijven schenken en uitstralen, niet van hem weg te lopen, ook al gaat het keer op keer mis. We kunnen enkel hopen dat zijn vertrouwen in zichzelf en anderen weer een beetje mag gaan groeien.
6
Een ander dwarsverband vormen de Thuisbegeleiding en zorgcoördinator. Zij kloppen bij het buurtpastoraat aan om hulp van de Buurtservice voor een stevige opruimklus bij Jaap thuis. Na groen licht van de woningcorporatie zijn even later twee vrijwilligers bezig puin te ruimen – wonder boven wonder samen met de zoons van Jaap. Zoons die elkaar normaliter naar het leven staan. Een ervaren vrijwilliger heeft ze uitgedaagd op een zeer directe klarendalse manier. “Of zij soms lepra hebben aan hun handen – dat ze niet mee helpen?” De Wijk-wagen rijdt af en aan naar de Kraak. De wijk stelt op ons verzoek - de wagen beschikbaar voor bijzondere aangelegenheden wanneer mensen zelf niet over voldoende financiële middelen beschikken. Wanneer ik catechese kom geven op de basisschool tref ik een kleindochter van Jaap aan die met problemen thuis zit. Met haar juffrouw onderhoud ik goede contacten. Beide kennen we haar ouders goed. Er is inmiddels een fijne vertrouwensband gegroeid. Ik vraag de maatschappelijk werker mee te gaan naar de ouders van het meisje. Deze kennismaking verloopt zo natuurlijk en goed- dat dankzij het inschuiven van de maatschappelijk werker het contact met de gezinsbegeleiding ook weer gaat lopen. Het hele gezin sluit de maatschappelijk werker in de armen. Ze zijn van plan haar nooit meer te laten gaan. Zoveel liefde en goede zorg – ze weten niet wat ze meemaken met deze uit de hemel gevallen engel. Deze engel durft moeder wanneer het nodig is stevig beet te pakken en te omhelzen. Diepe indruk maakt het. Jaren later heeft de familie het nog over die engelachtige maatschappelijk werker die er voor hen was in tijden van nood. Iedereen die het maar horen wil vertellen ze dit goede nieuws dat hen is overkomen. Voorzichtig groeit het vertrouwen van deze familie richting hulpverlening en overheid weer wat. Deze opgaande lijn zet zich voort
7
wanneer wij via een wijkagent een ontspoorde verslaafde kleinzoon vrijwilligerswerk aanbieden. Ik doe een appel op zijn diep weggestopte kooktalent waarover zijn ouders die zich eerst alleen maar leken te schamen voor hun zoon - mij vertellen. Het vrijwilligerswerk doet hem opbloeien, uit zijn schulp kruipen. Hij kookt nu wekelijks voor een groepje bewoners dat nooit goede voedingsstoffen binnen krijgt omdat ze nooit vers voedsel eten. Maar de kleinzoon wil meer. Hij wordt enthousiast wanneer hij hoort van het Blijde Nieuws van andere vrijwilligers over een wijkbewoner die er weer bovenop komt dankzij hulp van de buurtservice en andere partijen. Een verhaal dat de ronde doet in de wijk als de wonderbare Opstanding van de meneer uit de Kapelstraat. “Hij riekte al als de dode Lazarus uit het Evangelie” – maar is weer tot leven gekomen en heeft zich inmiddels aangemeld als kernvrijwilliger van de Buurtservice. Een buurmeisje van een familielid spreekt me aan tijdens een Doopfeest van een kleinkind van Jaap. Ze vond het mooi dat we bij de uitvaart een Wees Gegroet baden. Of zij dat ook kan leren. Op het nadrukkelijke verzoek van dit nichtje van Jaap koppelen we haar aan een vrijwilligster van de parochie. Deze vrijwilliger fungeert nu als haar mystagoog. Als mystagoog wijdt zij de ‘myste’ of geloofsleerling in in de geheimen van de werkelijkheid, het geloof, de geloofsgemeenschap en het unieke geheim dat ze zelf is. In het buurtpastoraat loop ik veel werklozen tegen het lijf. Arbeidsongeschikten, Wajongers, mensen met schulden en AOW-ers die nog net rond kunnen komen. Mannelijke blanke 50+-plussers die veel thuis zitten. En officieel soms zelfs nog nooit langer dan een maand ergens gewerkt hebben maar toch altijd wel handel en geld hebben. En mopperen op de overheid en de wijk waarin alles slechter en minder wordt. Nu komen we weer terug bij het verhaal van Zacheus de
8
tollenaar. Mensen laten me binnen op basis van het vertrouwen dat steeds verder groeit. Regelmatig nodig ik ook mezelf uit, vrijpostig – ik weet me in dit geval in inspirerend gezelschap. De wijkbewoners maken mij deelgenoot van hun leven. Ongelofelijk en ontroerend hoe snel dat kan gaan. En bijzonder hoe groot de behoefte is om gehoord, gekend en gezien te worden. De behoefte aan zielzorg en armenzorg. Een vertrouwenspersoon. Mijn ervaring is dat wanneer deze groep iets van pastorale en of diaconale hulp ontvangen heeft, en zij zich serieus genomen voelen en hopelijk iets van ontferming en barmhartigheid hebben mogen ervaren een deel van hen aangeeft graag iets terug te willen doen in de vorm van vrijwilligerswerk. Als vorm van tegengift na het geschenk dat zij ontvingen van ons of een van onze ketenpartners. Ineens ontstaat dan een situatie alsof de mensen een masker of harnas afdoen. En zij een ander gelaat laten zien, iets kostbaars van zichzelf openbaren. Dit gelaat van mensen vormt mijn spiritualiteit. Het gelaat van de moeder Theresa van het wijk die altijd klaar staat voor anderen. Christus de mens geworden God. Maria. De weduwnaar Jaap. De wijkagent of maatschappelijk werker die vol gaat voor haar wijkbewoners. Het gelaat van mensen wanneer ze zich omkeren of bekeren (metanoia). Of bij mij iets teweeg brengen waardoor ik bekeerd wordt. Waardoor ik ineens in staat ben te zien dat God tegenover mij zit in de gedaante van de drugsverslaafde dochter of de werkloze mopperkont. Hoe zie ik dat dan? Met mijn geestelijke zintuigen waar de wijk en haar bewoners continu een beroep op doen. Zintuigen die zij dagelijks voeden als manna dat uit de hemel neerdaalt. Datzelfde manna dat ik dagelijks opnieuw op moet sporen en moet verzamelen want voorraden van dit voedsel aanleggen – dat werkt helaas niet. Dan bederft het voedsel zoals het manna bedierf dat te lang bewaard werd.
9
Continu, iedere dag opnieuw moet ik die weerbarstige mensenwereld in gaan om gevoed te worden. Geholpen door stilte. Gebed. De Heilige Schrift. Met als vertrekpunt en voedingsbron de wekelijkse Mis. Wekelijks weten we ons opgeroepen om na de Mis de wijk weer in te gaan, itta missa est. Hup, uit die kerkbanken. Om op te staan vanuit onze biddende houding en houding van inkeer waarin we Christus present hebben gesteld en zijn leven en werk in herinnering hebben geroepen. Om op te staan en te gaan waarheen Hij ging. Te midden van de mensen en hun vreugde en verdriet. Indachtig de opdracht van het Tweede Vaticaans Concilie om het leven van mensen te gaan delen en de tekenen van de tijd te gaan verstaan. Het Buurtpastoraat werkt vanuit de rust en ruimte biedende theologie dat de wereld vindplaats is van God. Een wereld waarin God allang te vinden is, een God die we dus ook niet krampachtig en hoogmoedig bij mensen hoeven te brengen – alsof wij Hem in onze broekzak hebben en vrijelijk over Hem zouden kunnen beschikken. Samen kunnen we op zoek gaan naar sporen van de levende God. Immanuel – God midden onder ons. God, schepper van hemel en aarde die ons de wereld geschonken heeft en toevertrouwd. Om hier samen zorg voor te dragen en verantwoordelijkheid voor te nemen. In onderlinge afhankelijkheid, interdependentie. Levend vanuit de gedachte dat we elkaar nodig hebben en dat we op elkaar aangewezen zijn, of we het nu willen of niet. Samen bouwend in de wijk– van onderaf op microniveau aan het sinds de komst van Christus definitief reeds aangebroken Rijk Gods. Waar recht en gerechtigheid nog tot stand moeten worden gebracht. De voltooiing van het Godsrijk ligt in de toekomst. En voor deze voltooiing heeft God onze hulp hard nodig. Samen, zo geloof ik, – en alleen in en met Gods genade - kunnen we werken aan deze toekomst – zonder de illusie te hebben dat onze
10
toekomst geheel en al naar onze wil is om te zetten -. Daar waar wij leven, daar woont de God van leven onder ons. Een vredesvorst, verzoener, maatje bij wie je je zelf durft te zijn. Sporen van God die zichtbaar worden in de omhelzing van de maatschappelijk werker met de moeder die het niet meer ziet zitten. Een voorbeeld van Amplexio Dei – omarming Gods. Ubi caritas et amor, deus ibi est. Waar vriendschap heerst en liefde, daar is God. “Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden.” Onvoorwaardelijk barmhartig en liefdevol. Een liefde die we niet eerst hoeven verdienen maar die er al is voordat we geboren worden. Niet om wie we zijn, maar om dat we zijn. Iedere mens die we tegenkomen kan Christus zijn. Iedere mens moeten we dus met eerbied bejegenen. Deze gedachte is ook verbonden aan het beginsel uit de katholieke sociale leer rond de onvervreemdbare menselijke waardigheid van iedere persoon. God die gezocht en gevonden kan worden in alle dingen. Zoals onze Paus Franciscus ons hoopvol voorhoudt in verscheidene interviews. God die aanwezig is in het leven van elke persoon, ongeacht de grote van de puinbak die we zijn. Overwoekerd door onkruid en doornen. Toch blijft er steeds ruimte waar het goede zaad ontkiemen kan – het voorbeeld van Zacheus laat het ons zien. Dit geloof en deze hoop houdt onze Paus ons voor in het voetspoor van Christus. De spiritualiteit van de communio is op God vertrouwen. Getuigen van de hoop die in ons leeft. En zoveel mogelijk samen de weg van vrede en liefde gaan. Geert Rozema, buurtpastor van Klarendal/SintMarten/Spoorhoek, onderdeel van rk parochie Sint Eusebius te Arnhem, Rozendaal en Velp. Zie www.Eusebiusparochie.nl,
[email protected], 710434 t.a.v. buurtpastoraat Arnhem-noord, 0611515590