agendapunt 9
Inleiding Voor de veranderingen in de AWBZ en de Wmo willen we in beeld krijgen welke doelgroepen nu begeleiding in het kader van de AWBZ ontvangen. We zoeken naar handvatten om inzicht te krijgen in de ondersteuningsvragen van cliënten en hoe wij hier als gemeente straks onze rol in moeten gaan vervullen. Vernieuwing noodzakelijk, maar keuzes maken nog meer De decentralisatie stelt gemeenten voor een complexe opgave. Het gaat om nieuwe doelgroepen, waarvan de ondersteuningsvragen nog niet bij de gemeenten bekend zijn. Verder gaat de decentralisatie gepaard met een korting, waardoor gemeenten niet onverkort bestaande afspraken met zorgaanbieders kunnen handhaven en het dus anders moeten doen. Bovendien worden gemeenten naast de extramurale begeleiding ook verantwoordelijk voor de Jeugdzorg en wordt de Wet Werken naar Vermogen aangepast. Tot slot gaat het niet om een overheveling van taken, maar hebben gemeenten alle vrijheid in de invulling van de begeleiding. Het biedt ons dus de mogelijkheid om te kiezen voor een heel andere insteek bij de zorg en ondersteuning aan inwoners. De overgang van de begeleiding naar de Wmo vraagt een andere manier van denken. Door de korting op de budgetten moeten wij vernieuwen en zoeken naar alternatieven voor de huidige vormen van zorg. De transitie van de AWBZ zal grote gevolgen hebben voor de manier waarop de zorg nu georganiseerd is. Dat het niet op dezelfde voet door kan gaan is wel duidelijk, maar hoe moet het dan wel? Met deze notitie willen we u een globaal beeld geven van de doelgroepen die op ons afkomen. En we willen samen met u nadenken over mogelijkheden om binnen de wettelijke en financiële kaders de transitie zo goed mogelijk vorm te geven. Vernieuwingsmogelijkheden zijn daar een onderdeel van, maar we staan als gemeente ook voor keuzes over wat we (nog) wel en wat we niet (meer) gaan doen. Keuzes Vernieuwen van het aanbod alleen, is niet voldoende. Als we bijvoorbeeld alleen al kijken naar de korting die op de hulp bij het huishouden gaat plaatsvinden vanaf 2014, dan betekent dat ook dat we dingen NIET meer kunnen doen. Dit geldt niet alleen voor de huishoudelijke hulp, maar straks ook voor de begeleiding. En daarom moeten we als gemeente keuzes gaan maken. Deze notitie moet een globaal beeld geven van de cliënten waar we het over hebben. En een eerste aanzet geven om na te denken over deze keuzes en vernieuwingsmogelijkheden. Deze ideeën en initiatieven kunnen dan worden meegenomen in de ontwikkeling van het verdere beleid Doel van deze notitie Allereerst willen we een globaal beeld geven van de doelgroep die vanuit de AWBZ overgaat naar de gemeentelijke verantwoordelijkheid. Over wat voor mensen hebben we het? Welke problemen hebben zij? En welke organisaties ondersteunen hen nu? Dit wordt gedaan aan de hand van cliëntprofielen die landelijk zijn opgesteld. Er zijn heel veel verschillende manieren van ‘ordening’ van de verschillende groepen mogelijk, maar de cliëntprofielen sluiten aan bij informatie die landelijk ontwikkeld is en bij landelijke gegevens over de cliënten, zoals informatie van het CIZ. Omdat wij nog geen gegevens hebben op individueel niveau beperkt deze rapportage zich tot een algemene beschrijving van de cliëntgroepen en dus ook tot een algemene beschrijving van de vernieuwingsmogelijkheden. Ten tweede is de notitie bedoeld om met u van gedachten te wisselen over mogelijkheden voor vernieuwing, maar ook om op zoek te gaan naar andere manieren om met de middelen die we krijgen de juiste ondersteuning te kunnen blijven bieden. Welke keuzes zouden we kunnen maken en welke juist niet? Er is er in deze notitie voor gekozen om de cijfers op Hengeloos niveau aan u te presenteren. We denken dat de indeling in cliëntprofielen een goed handvat is om zicht te krijgen op de doelgroep en de mogelijkheden. Daarvoor leent zich vooral een beschrijving op Hengeloos niveau. Net zoals voor het stellen van kaders, waarvoor deze notitie ook bedoeld is. Waar dat nodig is en het ons extra informatie biedt, zullen we de komende tijd vanzelfsprekend verder inzoomen op de verschillende wijken.
1
Indeling is een handvat en geeft een globaal beeld Allereerst moet geconstateerd worden dat niet alle cliënten zomaar in categorieën zijn in te delen. Het lijkt concreet en overzichtelijk, maar het is belangrijk dat wij ons blijven realiseren dat er in de AWBZ ook veel mensen met multiproblematiek zijn: zij zijn niet in te delen in één cliëntgroep. En ze ontvangen op dit moment ook specifieke vormen van begeleiding. Ten tweede geldt dat voor een deel van de cliënten de extramurale begeleiding maar een onderdeel is van de zorg en ondersteuning die zij ontvangen. Afstemming met partners is dus op dit punt ook erg belangrijk. Ten derde kunnen we pas echt goed beoordelen hoe de doelgroep eruit ziet, als wij individuele gegevens van mensen hebben. Dan kunnen we ook op individueel niveau arrangementen en oplossingen gaan uitwerken. Tot slot geven de punten hierboven het al aan: het is een ‘papieren’ indeling. We hebben informatie van partners nodig om te zorgen dat de profielen ook echt gaan leven. Hiermee hebben we al een start gemaakt door een aantal werkbezoeken aan verschillende organisaties af te leggen.
2
1. De cliëntgroepen Belangrijk hulpmiddel bij het in beeld brengen over welke groepen wij het hebben, is de handreiking ‘Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding deel 1: cliëntbeschrijvingen en deel 2: mogelijkheden voor vernieuwing’. Deze landelijke handreiking bestaat uit een beschrijving van de doelgroepen en geeft onder andere inzicht in de ondersteuningsvragen van cliënten en de doelen van de extramurale begeleiding. Deze concrete beschrijvingen bieden inzicht in de mensen die extramurale begeleiding krijgen. Samen met cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, welzijnsinstellingen, gemeenten en brancheorganisaties is op landelijk niveau gewerkt aan de beschrijving van de doelgroepen. Ook de vernieuwingsmogelijkheden zijn samen met hen opgezet. Daarbij gaat het vooral om denkrichtingen voor vernieuwing die op lokaal niveau verder moeten worden ingevuld. Dat hebben we in deze notitie nog niet concreet gedaan, maar is iets waar we de komende periode bij de ontwikkeling van het beleid mee aan de slag gaan. De beschrijvingen van de doelgroepen zijn gemaakt in een bepaald format. Daarin wordt beschreven: de huidige situatie van de cliënt, de extramurale begeleiding die zij ontvangen en het resultaat dat men wil bereiken. Ook worden er vernieuwingsmogelijkheden besproken. Die hangen samen met de kwetsbaarheid van de cliënten: hoe kwetsbaarder een cliënt, hoe meer voorwaarden vervuld moeten zijn om te kunnen vernieuwen. Deze kwetsbaarheid is in de verschillende cliëntgroepen ook omschreven. De Hengelose begeleiding in beeld Opmerking vooraf De cijfers zijn gebaseerd op de bestanden van het Zorgkantoor, Menzis. Het gaat om mensen die aangemeld zijn voor zorg en die ook gaan verzilveren. Maar in de bestanden van het zorgkantoor zijn de indicaties van Bureau Jeugdzorg niet allemaal meegenomen. Het zorgkantoor kent wel de indicaties die worden verzilverd in een persoonsgebonden budget (PGB) maar de communicatie tussen Bureau Jeugdzorg en het zorgkantoor voor wat betreft de indicaties die worden verzilverd in zorg in natura (ZIN) verloopt nog niet optimaal en daarin zitten mogelijk hiaten (dat is ook niet traceerbaar). Daarnaast zijn de gegevens over kortdurend verblijf ook nog niet door Menzis toegevoegd. Ook is het mogelijk dat cliënt uit een andere regio die in Twente zorg krijgen nog niet zijn meegenomen (dit kan voorkomen bij de vrouwenopvang). Verder is het zo dat voor een deel van de cliënten geldt dat er overlap is met de cijfers die in het kader van de transitie jeugd worden verzameld. Op dit moment is het lastig om te zeggen hoe groot die overlap is; de aanname is dat deze vooral zit in de hierna beschreven cliëntgroep 6. Wanneer we de cijfers van jeugd en AWBZ verder gaan analyseren en verdiepen hopen we de overlap eruit te kunnen halen. Maar in het algemeen kan worden gezegd dat de gegevens een goede indruk geven van de Hengelose situatie. De peildatum van het bestand van Menzis is 1 januari 2012. Dit is het laatste bestand dat wij van Menzis ontvingen. Voor een deel wordt ook gebruik gemaakt van de cijfers van het CIZ; ook daar wordt uitgegaan van de bestanden met peildatum 1 januari 2012. Dit in verband met de uniformiteit. Algemene cijfers: In Hengelo hebben 1488 mensen een vorm van begeleiding in het kader van de AWBZ. Deze mensen kunnen meerdere vormen van begeleiding hebben; zo kan iemand begeleiding groep hebben, maar daarnaast ook nog begeleiding individueel. Ook kan het zijn dat mensen een indicatie hebben die ze inzetten voor Zorg in Natura en een indicatie die ze inzetten voor PGB. De verdeling tussen Zorg in Natura en PGB is ongeveer 53% Zorg in Natura en 47% Pgb.
3
In de tabel is te zien hoe de verdeling van de indicaties is over de verschillende functies. Hieruit valt af te leiden dat de grootste groep cliënten de groep is met een psychiatrische aandoening, namelijk 471 cliënten. Ook de groep mensen met een verstandelijke handicap is relatief groot, namelijk 412 personen. Functie
ZIN
Pgb
BJZ
Totaal 106
106
70
54
124
237
234
471
40
24
64
182 Verstandelijke handicap (functiestoornis) 244 Zintuiglijke handicap (functiestoornis) 20 Totaal 793 Tabel 1 Totaal aantal indicaties naar grondslag.
86
268
168
412
23
43
695
1488
Lichamelijke handicap (functiestoornis) Psychiatrische aandoening, psychische stoornis Psychogeriatrische ziekte/aandoening Somatische ziekte/aandoening
Overlap met voorzieningen van de gemeente. Regionaal is er onderzoek gedaan naar de cliënten die AWBZ ontvangen, in relatie tot onze gemeentelijke voorzieningen. Met andere woorden: welke mensen met een AWBZ-indicatie die straks overgaan naar de gemeente, kennen we al en voor welke voorzieningen? Van alle AWBZ-klanten is 57% ook bekend in het kader van een gemeentelijke regeling. Dit is meestal de Wmo. Namelijk: 46% van alle mensen die we kennen in het kader van de AWBZ heeft ook een Wmo-voorziening. De samenloop met andere voorzieningen is minder sterk aanwezig: 9% van de AWBZ-cliënten heeft een WWBuitkering en 6% werkt in de WSW. Dit betekent niet dat er weinig overlap is tussen deze doelgroepen. Het blijkt alleen niet direct uit de cijfers. Zo is het bijvoorbeeld zo dat iemand die geïndiceerd is voor de Wsw maar nog op een plek wacht, geen aanspraak heeft op dagactiviteiten ten laste van de AWBZ, enkele uitzonderingen daargelaten. Een verzekerde die op structurering van de dag is aangewezen en intussen wacht op een indicatie voor de Wsw, kan een tijdelijke indicatie krijgen voor begeleiding in een dagprogramma (BGgroep). Dit betekent dat er in de cijfers bijna geen overlap zal zijn tussen WSW en AWBZ, maar dat in werkelijkheid de doelgroepen van de verschillende regelingen heel dichtbij elkaar liggen en elkaar zelfs overlappen. Zoals hierboven al is aangegeven is het dus erg belangrijk om ook met instellingen te gaan praten om nog beter zicht te krijgen op de doelgroepen. Totaal aantal cliënten onderverdeeld naar de cliëntgroepen Hieronder staan in een tabel de aantallen cliënten per cliëntgroep. De cliëntgroepen worden verderop in deze notitie uitgebreider beschreven. Cliëntgroepen
Zorg in Natura
Totaal
183
Persoo nsgebo nden budget 77
1
Ouderen met somatische of psychogeriatrische problemen
2
Volwassenen met psychiatrische problematiek
237
229
466
3
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking
244
168
412
4
Kinderen en volwassenen met een auditieve of zintuiglijke beperking
20
23
43
4
260
5
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte
6
109
87
196
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoedings- en opgroeiproblemen
5
5
Indicaties Bureau Jeugdzorg
106
106
695
1488
Totaal
793
Tabel 2: aantal cliënten naar cliëntprofiel Gemiddelde zorgomvang In de tabel hieronder is te zien wat de gemiddelde zorgomvang is per cliëntgroep. Dit zijn cijfers van het CIZ, omdat de gemiddelde zorgomvang gemakkelijker uit de CIZ-gegevens te halen is. De peildatum is ook hier januari 2012. Cliëntprofiel
Grondslag
Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek
SOM 65-74 jaar SOM 75 jaar en ouder PG 65 jaar en ouder PSY 18 jaar en ouder VG 0-17 jaar VG 18 jaar en ouder ZG
Volwassenen met psychiatrische problematiek Kinderen tot 18 jaar met een verstandelijke beperking Volwassenen vanaf 18 jaar en ouder Kinderen en volwassenen met een auditieve en zintuiglijke beperking Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen
Gemiddeld aantal uren Begeleiding Individueel 2,2 2,7
Gemiddeld aantal uren Begeleiding Groep 4,7 4,8
3,7
6,1
3,0
4,7
1,3 3,5
3,8 7,5
2,7
4,5
SOM 0-64 jaar
3,0
4,8
LG
3,8
5,1
Geen gegevens bekend
Tabel 3: Gemiddelde zorgomvang per cliëntprofiel en grondslag Beschrijving van de cliëntgroepen Hieronder volgt een korte beschrijving van de verschillende cliëntgroepen. In de bijlage is een uitgebreidere beschrijving te vinden, maar in verband met de leesbaarheid en het doel van de notitie is ervoor gekozen om hier kort de kenmerken weer te geven. 1) Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek Oudere cliënten raken vaak door achteruitgang van hun vitaliteit (bijvoorbeeld een slechte mobiliteit, slecht horen of zien) beperkt in hun zelfredzaamheid. Deze beperkingen leiden er toe dat zij minder (zelfstandig) de deur uitgaan. Er zijn niet altijd kinderen of andere familie om de cliënten te ondersteunen of ze wonen daarvoor te ver weg. Hierdoor dreigt gevaar van vereenzaming. Vaak hebben ouderen last van bijkomende problematiek, bijvoorbeeld (niet-onderkende) depressiviteit of grote psychosociale problematiek. Voor cliënten met cognitieve achteruitgang geldt dat ze ook nog kampen met cognitieve problemen, waardoor ze moeite hebben het overzicht te bewaren. Vaak gaat het om ouderen boven de 80. Bij
5
dreigt overbelasting van de mantelzorg en moet het cliëntsysteem als geheel worden benaderd en niet alleen de cliënt. Welke mogelijkheden hebben deze cliënten? Deelnemen aan activiteiten in wijkgebouwen is mogelijk als de fysieke en psychische gesteldheid het toelaat. Het huidige aanbod is echter niet altijd adequaat en cliënten worden niet altijd geaccepteerd in de groep, omdat zij ander sociaal gedrag vertonen. Cliënten met dementie zijn zeer beperkt leerbaar. Deze cliënten moeten zo min mogelijk worden geconfronteerd met hun beperkingen. Dit vergroot hun zelfvertrouwen. Valpreventie en behoud/opbouw van de conditie zijn erg belangrijk. En
wat is het beoogde resultaat van de begeleiding? Zinvolle daginvulling; Goed functionerend sociaal netwerk; Zo lang mogelijk zelfstandig wonen.
Voor de cliënten met de cognitieve achteruitgang geldt daarbij nog: Onveilige situaties thuis worden voorkomen; De mantelzorger wordt ontlast. Wie levert de zorg? Voor het merendeel wordt de zorg in natura aan deze groep geleverd door Carintreggeland, maar ook Trivium Meulenbelt levert hier zorg. Net als Olcea en Buurtzorg, maar beiden in mindere mate. We kunnen alleen aangeven door wie de zorg in natura wordt geleverd, omdat we daar alleen cijfers over hebben. Van de mensen die een Pgb ontvangen is niet bekend waar ze zorg inkopen. 2) Volwassenen met psychiatrische problematiek De doelgroep bestaat uit cliënten met een (al dan niet gediagnosticeerde) chronische psychiatrische aandoening die hen belemmeren op enkele of vele levensgebieden. Vaak komen combinaties van stoornissen voor. Deze cliënten hebben niet alleen last van hun aandoening, maar ook van de gevolgen ervan. Door deze gevolgen zijn ze blijvend beperkt in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. Binnen de groep zijn 3 verschillende groepen te onderscheiden, die we overigens niet zo uit de cijfers kunnen halen. Ook kunnen cliënten op verschillende momenten in één van de groepen vallen. Daarom worden de groepen als geheel beschreven. Welke mogelijkheden hebben deze cliënten? De mogelijkheden worden sterk bepaald door hun ziekte . Door hun ziekte hebben ze moeite met het opbouwen en onderhouden van hun sociale netwerk. Als er gerichte professionele aandacht is, dan kunnen cliënten gebruik maken van activeringsactiviteiten. En
wat is het beoogde resultaat van de begeleiding? Zinvolle dagbesteding; Toeleiding naar werk; Opstap naar een re-integratietraject; Zelfvertrouwen is vergroot; Cliënt heeft een sociaal netwerk opgebouwd of dat is versterkt.
Wie levert de zorg? Ook deze cliëntgroep krijgt in de meeste gevallen zorg van Carintreggeland, maar we zien hier ook andere organisaties, zoals RIWB, Mediant en Humanitas Onder Dak zorg leveren. 3) Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking Deze cliëntgroep is op te delen in verschillende groepen, maar er is een grote mate van spreiding en benodigde zorgintensiteit. Het gaat om de volgende groepen: Kinderen met enkelvoudige problematiek Jeugd-licht verstandelijk gehandicapten; Verstandelijk beperkte volwassenen met enkelvoudige problematiek. Kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige complexe beperking; Kinderen en volwassenen met probleemgedrag.
6
In de bijlage worden de verschillende groepen uitgebreider beschreven. Welke mogelijkheden hebben deze cliënten? Dat verschilt heel erg per groep. Zo geldt voor de laatste twee groepen dat dagbesteding vanuit een instelling of onder begeleiding van een instelling wordt ingezet, maar geldt bij de eerste groep bijvoorbeeld dat leren in een aangepast tempo op school of in het kinderdagcentrum heel goed aan de orde kan zijn. Wat is het beoogde resultaat van de begeleiding? Ook dat verschilt weer per groep, maar voor alle groepen geldt wel dat het hebben van een daginvulling belangrijk is. Voor de eerste groepen geldt ook dat de dagbesteding hen voldoening moet brengen, terwijl voor de laatste groepen, waar het gaat om zwaar gehandicapte mensen, bijvoorbeeld veel meer aan de orde is dat deze mensen kunnen communiceren met familie. Wie levert de zorg? Voor deze groepen van cliënten wordt de zorg vooral geleverd door Aveleijn. Het grootste deel van de mensen die Zorg in Natura hebben, ontvangen zorg van Aveleijn. Maar ook de JP van den Benstichting en, in mindere mate, Ambiq leveren zorg aan deze cliënten. 4) Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Een kleine groep binnen de groep van cliënten die overgaan naar de gemeente. Daarom hier een korte weergave van de belangrijkste kenmerken, waar in de bijlage verder op wordt ingegaan. De zorg wordt vooral verleend door landelijke instellingen, zoals Bartiméus. Instellingen die gespecialiseerd zijn in de doelgroep. Welke mogelijkheden hebben deze cliënten? De samenleving is zeer visueel en auditief ingesteld. Daardoor lopen deze cliënten vaak tegen problemen aan. Voor een deel van de groep is dit met hulpmiddelen op te vangen, voor een ander deel niet, omdat het maximale resultaat voor hen al is bereikt. En wat is het beoogde resultaat van de begeleiding? Cliënten ervaren een groter gevoel van zelfstandigheid en zijn in staat zelfstandig te blijven wonen. Cliënten houden binnen de mogelijkheden regie over het eigen leven. Wie levert de zorg? De zorg wordt vooral geleverd door organisaties die gespecialiseerd zijn in de doelgroep; Vooral Bartiméus en Noorderbrug leveren zorg, maar ook Carintreggeland begeleidt cliënten in dit cliëntprofiel. 5) Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte Binnen deze groep worden 3 subgroepen onderscheiden, ieder met hun eigen mogelijkheden. Voor al deze subgroepen geldt dat ze meer dan gemiddeld gebruik maken van gezondheidszorg en dat er ook een groter risico is op bijkomende chronische aandoeningen. Wat zijn de mogelijkheden van deze cliënten? Aanpassingen in de fysieke omgeving, de mate waarin structuur en overzichtelijkheid nodig zijn en de mate waarin een sociaal netwerk aanwezig zijn, bepalen de mogelijkheden. Een andere groep in deze categorie maakt op dit moment vooral gebruik van gespecialiseerde dagbestedingscentra waar kennis op professioneel gebied aanwezig is, net als voorzieningen voor een zinvolle invulling van de dag. Omdat de groep zo divers is, is individueel afwegen bij dit cliëntprofiel extra belangrijk. En wat is het resultaat van de begeleiding? De cliënt kan, met eventuele hulpmiddelen, thuis blijven wonen; De cliënt heeft een passende daginvulling. Wie levert de zorg? Op dit moment leveren vooral Interakt Contour en Carintreggeland de zorg aan de mensen in dit cliëntprofiel.
7
6) Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen Deze cliëntgroep is lastig in aantallen uit te drukken, omdat verschillende organisaties voor deze groep indiceren: Het CIZ en Bureau Jeugdzorg hebben beiden indicaties afgegeven. In de cijfers van het Zorgkantoor vinden we wel de cliënten die door Bureau Jeugdzorg zijn geïndiceerd en die een Pgb hebben, maar niet de cliënten die door Bureau Jeugdzorg geïndiceerd zijn en zorg in natura ontvangen. Meestal is er sprake van een levenslange stoornis die vooral bij overgangen (bijvoorbeeld van school naar werk of van thuis wonen naar zelfstandig wonen) extra begeleiding vragen. Welke mogelijkheden hebben deze cliënten? Kinderen en jongeren willen graag onderdeel uitmaken van de maatschappij, maar hebben het gevoel niet te worden geaccepteerd. Erkenning van hun talenten en ondersteuning in hun beperkingen kan ervoor zorgen dat ze (deels) kunnen meedraaien in reguliere activiteiten en voorzieningen op alle levensdomeinen. Voor een deel van de cliënten blijven gespecialiseerde voorzieningen noodzakelijk. Bij de groep jongeren waar de kloof tussen maatschappij en cliënt heel groot is, is het lastiger om gebruik te maken van hun mogelijkheden. Het gaat dan bv. om zwerfjongeren. En
wat is het beoogde resultaat van de begeleiding? Het gezin leren omgaan met de beperkingen, overbelasting voorkomen; Cliënt heeft een sociaal netwerk. Cliënt leert om te gaan met zijn of haar beperking.
Voor de andere groep: Cliënt werkt toe naar zelfstandig wonen; Cliënt werkt toe naar een goed functionerend sociaal netwerk; Cliënt leert om te gaan met zijn of haar beperking. Wie levert de zorg? We hebben niet in beeld door welke zorgaanbieders zorg aan deze jongeren wordt verleend. Het gaat alleen om Pgb’s en daarvan is niet bekend wie de zorg verleent.
8
2. Vernieuwing Op landelijk niveau zijn denkrichtingen en mogelijkheden voor vernieuwing in kaart gebracht. Een aantal opmerkingen zijn hierbij van belang: 1. Het zijn globale oplossings- en vernieuwingsrichtingen die moeten worden aangepast aan de lokale situatie. 2. De vernieuwingsmogelijkheden kunnen soms de bestaande vormen van extramurale begeleiding vervangen of preventief werken hiervoor. Uit landelijke innovatiesessies die zijn gehouden blijkt dat in veel gevallen de mogelijkheden alleen kunnen dienen als gedeeltelijke vervanging van en/of aanvulling op de bestaande vormen van extramurale begeleiding. 3. Het gaat om een hele diverse groep van cliënten met een zware of matige beperking. Het blijft belangrijk om een goede vraagverheldering per individuele cliënt uit te voeren. Dit is nodig om in te kunnen schatten of de vernieuwingsmogelijkheden in deze individuele situatie wel een oplossing zijn voor de vraag. 4. Naast deze inventarisatie op papier, blijft het belangrijk om met cliënten, instellingen, mantelzorgers, welzijnsinstellingen en andere partners in gesprek te blijven. Dit zijn de groepen die de cliënten ook goed kennen en ervoor kunnen zorgen dat er meer beeld komt bij de theoretische beschrijving op papier. Vernieuwing past natuurlijk in de omslag in denken die al is ingezet in de Wmo. Denk aan ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’. Ontzorgen van burgers staat centraal, het resultaat staat meer centraal dan de voorzieningen. Vernieuwen of innovatie betekent niet altijd persé iets nieuws. Het kan ook zitten in het zoeken van verbindingen of het aanbieden van het bestaande aanbod aan andere groepen. Bij veel cliëntgroepen die begeleiding ontvangen geldt dat dit vaak maar een deel is van de zorg die ze ontvangen. Ook daar moet aandacht voor zijn. De nieuwe vormen van ondersteuning moeten in samenhang en in goede afstemming met de ketenpartners plaatsvinden, zodat de verschillende vormen van zorg elkaar goed aanvullen. Ook daarin is efficiency en effectiviteit te behalen. Veranderingen, keuzes maken De zorg kan niet bij het oude blijven. Vanuit alle kanten wordt ingegeven dat transformatie en een reshuffle van uitgangspunten en ideeën aan de orde is. Vernieuwing alleen zal niet het resultaat opleveren dat bijvoorbeeld qua budgetten nodig is. Er zullen ook andere keuzes gemaakt moeten worden. Keuzes om dingen niet meer te doen, want de korting op budgetten leidt ertoe dat niet alles meer kan. Kwetsbaarheid en vernieuwing De mate waarin vernieuwing voor bepaalde doelgroepen kan opgaan, heeft ook te maken met de kwetsbaarheid van deze doelgroepen. Maar het wil niet zeggen dat er geen vernieuwing mogelijk is. Landelijk is geconstateerd dat er voor alle groepen vernieuwing mogelijk is. Bij kwetsbare groepen zullen er alleen meer randvoorwaarden ingevuld moeten zijn om de ondersteuning anders vorm te geven. Denkrichtingen voor vernieuwing Voor de vernieuwing zijn landelijk een aantal denkrichtingen geformuleerd. Ze sluiten aan op ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en op ‘De Kanteling’ en gaan uit van een verandering die uitgaat van krachtig burgerschap en de kracht van de lokale gemeenschap. Het gaat om de volgende denkrichtingen: 1. Sociaal netwerk, eigen kracht, zelforganiserend vermogen: Kan het zelforganiserend vermogen worden aangesproken om te voorzien in de behoefte aan ondersteuning/begeleiding? Wat is daarvoor nodig? 2. Informele ondersteuning: Kan een deel van de ondersteuning informeel, dus door mantelzorgers en vrijwilligers worden opgepakt? Wat is daarvoor nodig (training, coaching, competenties)? 3. Algemene en collectieve voorzieningen: Welke algemene of collectieve voorzieningen kunnen tot resultaten van begeleiding bijdragen? 4. Verbinding met andere beleidsterreinen: Kan verbinding met andere beleidsterreinen als werken, onderwijs, wonen, inkomen, sport, cultuur een antwoord bieden? 5. Huisvesting: Waar kan de ondersteuning worden georganiseerd? Hoe ziet de huisvesting eruit?
9
6. 7. 8. 9.
Technologie: Wat kan de bijdrage van technologie of domotica zijn? Regionaal- en wijkniveau: Op welk niveau moet de ondersteuning worden georganiseerd? Op regionaal of op wijkniveau. Combinaties van cliëntgroepen Andere denkrichtingen…
Denkrichting 1: Sociaal netwerk, eigen kracht en zelforganiserend vermogen. Niet bij alle groepen is het zelforganiserend vermogen vanzelfsprekend aanwezig. Dit betekent dat in sommige situaties dit zelforganiserend vermogen moet worden opgebouwd. Dit zal veelal moeten gebeuren door professionele organisaties. Ook mantelzorgers kunnen veel betekenen voor cliënten, waarbij de vraag aan de gemeente is om te zorgen voor een goede balans tussen draaglast en draagkracht. Denkrichting 2: Informele ondersteuning Bij alle cliëntgroepen is het mogelijk om vrijwilligers en mantelzorgers uit de wijk en omgeving rondom de cliënt in te zetten. Voor een aantal groepen geldt dat daarbij aan een aantal randvoorwaarden moet worden voldaan. Want voor een goede kwaliteit van deze ondersteuning is het heel erg belangrijk dat er gezorgd wordt voor voorlichting en goede scholing van vrijwilligers op het gebied van kennis van cliënten en de houding naar cliënten. Verder is een professionele ondersteuning waarop de informele steunstructuren terug kunnen vallen, erg belangrijk. Denkrichting 3: Algemene en collectieve voorzieningen Voor een deel van de cliëntgroepen zijn algemene en collectieve voorzieningen een (gedeeltelijke) oplossing. In sommige gevallen is het zelfs mogelijk om het aanbod voor doelgroepen te combineren, zoals voor cliënten met een verstandelijke beperking en ouderen. Ook een onderzoek naar de mogelijkheden van het zoveel mogelijk aansluiten bij reguliere voorzieningen, kan de moeite waard zijn. Randvoorwaarden die geregeld moeten zijn: vervoer naar de voorziening, toegankelijkheid en continuïteit van het aanbod. Denkrichting 4: Verbinding met andere beleidsterreinen Ook hier geldt dat eigenlijk voor alle doelgroepen verbindingen met andere beleidsterreinen te maken zijn. Bijvoorbeeld met onderwijs, werk, cultuur, sport, inkomen en vervoer. Voorwaarde hiervoor is natuurlijk samenwerking met andere partijen, zodat de verbindingen ook daadwerkelijk tot stand kunnen worden gebracht. Ook het verbinden met de andere vormen van zorg die een cliënt heeft, is belangrijk. Ook daar is winst te halen. Denkrichting 5: Huisvesting Adequate huisvesting zorgt ervoor dat mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Samenwerking met woningbouwcorporaties is belangrijk. Diversiteit in bewoners is van belang om de kracht van de gemeenschap goed te kunnen benutten. Randvoorwaarden zijn voorzieningen in de buurt en toegankelijkheid van ruimtes. De ontwikkeling van woonservicegebieden is dus één van de dingen die goed past in deze denkrichting en zelfs voorwaarde is om deze denkrichting goed te kunnen benutten. Net als het realiseren van multifunctionele accommodaties: ruimtes die overdag voor dagbesteding worden gebruikt, kunnen ’s avonds voor andere activiteiten worden gebruikt. Denkrichting 6: Technologie Vanuit de Ziektekostenverzekering wordt nu al veel ingezet op het gebruik van technologie. Misschien biedt het inzetten van technologie die ontwikkeld is voor een bepaalde cliëntgroep bij een andere cliëntgroep, ook mogelijkheden. Denkrichting 7: Regionaal of op wijkniveau De keuze voor regionaal of op wijkniveau hangt samen met de grootte van de doelgroep. Wijkteams zouden mensen met en zonder handicap met elkaar in contact moeten brengen. Kennen en gekend
10
worden zijn voorwaarden om elkaar te ondersteunen. Wederkerigheid is erg belangrijk: ook mensen met een beperking kunnen wat terugdoen voor de buurt. Denkrichting 8: Combinaties van cliëntgroepen Het is een goede optie om de huidige doelgroepen van voorzieningen te combineren met nieuwe doelgroepen, zoals de combinatie van zorg en ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking en ouderen. Bijvoorbeeld ouderen van een dagbestedingsgroep die appels schillen op een kinderdagcentrum. Denkrichting 9: Andere denkrichtingen….. Nog helemaal open, maar juist daarom interessant. Andere mogelijkheden om het anders te doen Dat het anders moet, is duidelijk. Hierboven staat een aantal algemene vernieuwingsmogelijkheden. Het zijn mogelijkheden waar we nu eigenlijk ook al met elkaar aan werken, bijvoorbeeld in het programma Thuis in de Buurt. Maar, zoals hiervoor al gezegd is, vernieuwen van het aanbod alleen is niet voldoende. We moeten ook zoeken naar andere maatregelen en zullen keuzen moeten maken, bijvoorbeeld: o Kunnen we iedereen iets minder uren begeleiding toekennen?; o Kunnen we voor bepaalde doelgroepen een voorliggend aanbod opzetten, zodat die groep helemaal niet meer bij de gemeente komt aanvragen?; o Met welke indicaties moeten we straks direct iets doen, bijvoorbeeld omdat er vernieuwingsmogelijkheden zijn en welke kunnen we zolang door laten lopen of kunnen we op een later moment uitvoeren, omdat het niet de verwachting is dat er voor de doelgroep andere oplossingen mogelijk zijn? o Kunnen en willen we tegen mensen met een bepaald inkomen zeggen dat zij voldoende mogelijkheden hebben om in hun ondersteuningsvraag te voorzien?
11