INKOMENSONDERSTEUNENDE MAATREGELEN 2008
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. Belanghebbende: de persoon die ten behoeve van zichzelf, zijn partner en of één of meerdere kinderen een voorziening in het kader van deze verordening verzoekt. b. Partner: de persoon die al of niet gehuwd met de belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad. c. Gehuwde: een belanghebbende die met een partner een gezamenlijke huishouding voert. d. Gezamenlijke huishouding: bij de beoordeling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding wordt aangesloten bij bepalingen die hiervoor in de Wet werk en bijstand gelden. e. Ongehuwde: de persoon die niet gehuwd is of die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. f. Alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad. g. Kind: het eigen kind of stiefkind dat op de peildatum: 1. jonger is dan 18 jaar; 2. op het zelfde adres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zwolle en 3. ten laste van de belanghebbende of diens partner komt. h. Ten laste komend kind: het kind voor wie de belanghebbende of diens partner aanspraak op kinderbijslag kan maken. i. Voorziening: 1. een subsidie; 2. een verstrekking in natura; 3. deelname aan de collectieve zorgverzekering op grond van artikel 16; j. Subsidie: een financiële tegemoetkoming. k. Verstrekking in natura: goederen die in huurkoop aan een belanghebbende worden verstrekt. l. Inkomen: 1. de som van alle netto-inkomsten die in de peilmaand worden genoten door de belanghebbende en of diens partner, met uitzondering van: a. uitkeringen ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet; b. vakantietoeslagen; c. inkomsten van het kind of kinderen; d. tegemoetkomingen ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen; e. eigenwoningbijdrage of bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit; f. de jonggehandicapten korting alsmede voor alleenstaande ouders van wie het jongste kind jonger dan vijf jaar is, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001; g. vergoedingen en tegemoetkomingen, waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op grond van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven, voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en van premies, volksverzekering op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten in de zin van de Wet werk en bijstand behoren; h. vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen op grond van Hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964;
i.
tegemoetkomingen studiekosten, voorzover deze geen betrekking hebben op de voorziening in de algemene bestaanskosten van belanghebbende en of diens partner; j. de langdurigheidstoeslag voor langdurig minima, zoals genoemd in artikel 36 van de Wet werk en bijstand; k. de financiële tegemoetkoming waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet recht hebben; l. doeluitkeringen die niet bestemd zijn voor de voorziening in de algemene bestaanskosten; 2. indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of één van de partners op de peildatum 65 jaar of ouder is, wordt voor de vaststelling van de hoogte van inkomen een in de vorm van een periodieke uitkering ontvangen particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing gelaten naar het bedrag dat in artikel 33 lid 5 van de Wet werk en bijstand wordt genoemd. 3. indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in de peilmaand hoger is dan de norm wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat gedurende 12 maanden voorafgaand aan de peilmaand is genoten te delen door 12. 4. indien het inkomen uit arbeid van een uitkeringsgerechtigde die een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand ontvangt op grond van artikel 31 lid 2 onder o van de Wet werk en bijstand gedeeltelijk wordt vrijgelaten, wordt in het kader van deze verordening het vrijgelaten bedrag niet als inkomen beschouwd. 5. indien de belanghebbende of diens partner in een inrichting verblijft wordt het inkomen dat overeenkomstig het gestelde onder 1 tot en 4 is vastgesteld verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde bijdrage in de verzorgingskosten. m. Peildatum: 1. 1 januari van het kalenderjaar waarop de voorziening betrekking heeft. 2. als de voorziening betrekking heeft op de collectieve zorgverzekering op grond van artikel e 16, wordt in afwijking van het onder 1 gestelde de peildatum gesteld op de 1 van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. n. Peilmaand: 1. de maand januari van het kalenderjaar waarop de voorziening betrekking heeft. 2. als de voorziening betrekking heeft op de collectieve zorgverzekering op grond van artikel 16, wordt in afwijking van het onder 1 gestelde de peilmaand gesteld op de maand waarin de aanvraag is ontvangen. o. Inrichting: 1. een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden. 2. een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is. p. Norm: 1. bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. a. Het bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals bedoeld in artikel 5 onder b van de Wet werk en bijstand of de inkomensvoorziening zoals bedoeld in artikel 24 van de Wij; b. Het bedrag voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder vermeerderd met de toeslag; o o c. De uitkomst van het gestelde onder 1 en 2 wordt verminderd met de in de wet of in de Wij geldende vakantietoeslag; 2. indien de belanghebbende of diens partner in een inrichting verblijft wordt de norm verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 van de Wet werk en bijstand. q. Chronisch zieke: Een belanghebbende, diens partner of een kind, die op de peildatum: 1. geïndiceerd is voor thuiszorg of; 2. geïndiceerd is voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor wonen, werk of vervoer of;
3.
een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100. r. Identiteitskaart: een document op grond van artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. s. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle. t. Uitkeringsgerechtigde: een belanghebbende die via de eenheid Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Zwolle een uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen Kunstenaars. u. Toeslag: het maximale bedrag van deze toeslag als bedoeld in artikel 25 van de Wet werk en bijstand of artikel 30 van de Wij, voor zover deze toeslag op de situatie van belanghebbende van toepassing is.
Hoofdstuk 2
Wie komt voor een voorziening in aanmerking?
Artikel 2 1. Om voor een voorziening in aanmerking te komen: a. dient de belanghebbende en zijn partner op de peildatum 18 jaar of ouder te zijn en b. dient de belanghebbende en zijn partner op de peildatum in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zwolle ingeschreven te staan en c. mag het inkomen over de peilmaand niet meer bedragen dan 115% van de norm. 2. Indien er sprake is van een situatie waarbij slechts één van de partners voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 1 onder a en of b wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening en bij de vaststelling van de omvang van de voorziening de partner die niet aan de voorwaarden voldoet buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3 In afwijking van het gestelde in artikel 2 lid 1 onder c kan een voorziening toegekend worden aan een belanghebbende als het inkomen in de peilmaand meer bedraagt dan 115% norm als: a. de belanghebbende in een periode van 12 maanden voorafgaand aan de peildatum via de eenheid Sociale Zaken van de gemeente Zwolle een uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen en b. deze uitkering is beëindigd als gevolg van het aanvaarden van betaalde arbeid en c. het inkomen over de peilmaand niet meer bedraagt dan 130% van de norm en d. de belanghebbende aan de overige bepalingen van deze verordening voldoet.
Artikel 4 In afwijking van het gestelde in artikel 2 lid 1 onder c kan een belanghebbende ongeacht de hoogte van het inkomen voor een voorziening in aanmerking komen als hij in het kader van een schuldregeling een relatie heeft met de afdeling Schuldhulpverlening van de gemeentelijke eenheid Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Hoofdstuk 3
Wie komt niet voor een voorziening in aanmerking?
Artikel 5 1. Een voorziening wordt niet verstrekt als een belanghebbende en of zijn partner op de peildatum als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houdt in Nederland in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000;
2. Het eerste lid is niet van toepassing als een belanghebbende en zijn partner als vreemdeling na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf heeft op grond van artikel 8, onder g of h van de Vreemdelingenwet 2000. 3. Indien een situatie zoals genoemd in lid 1 of 2 zich slechts ten aanzien van één van de partners voordoet, wordt bij de beoordeling of er aanspraak bestaat op een voorziening en bij de vaststelling van de omvang van de voorziening de partner op wie het gestelde in lid 1 van toepassing is buiten beschouwing gelaten.
Hoofdstuk 4
Verstrekking computerapparatuur voor kinderen van 10 tot 18 jaar
Artikel 6 Een belanghebbende kan ten behoeve van een kind van 10 tot 18 jaar dat scholing of opleiding volgt in aanmerking komen voor een verstrekking in natura van computerapparatuur.
Artikel 7 Een verstrekking op grond van artikel 6 kan plaatsvinden als het kind in het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan 10 jaar of ouder wordt of is, maar op de peildatum de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Artikel 8 Indien er in het gezin van belanghebbende sprake is van meerdere kinderen, die voor verstrekking in aanmerking komen of kwamen, vindt er slechts één maal per vijf kalenderjaren een verstrekking op grond van artikel 6 plaats.
Artikel 9 De omvang van de in natura te verstrekken goederen wordt door burgemeester en wethouders bepaald.
Artikel 10 Om voor een verstrekking in natura in aanmerking te komen dient de belanghebbende een huurkoopovereenkomst te ondertekenen en te voldoen aan de bepalingen van de huurkoopovereenkomst.
Artikel 11 a. Voor de verstrekking in natura als bedoeld in artikel 6 is de belanghebbende gedurende 36 maanden een door het college vast te stellen maandelijkse bijdrage verschuldigd. b. Na het voldoen van de laatste termijn als bedoeld onder a, worden de in natura verstrekte goederen in eigendom aan de belanghebbende overgedragen.
Hoofdstuk 5
Subsidie chronisch zieken en ouderen
Artikel 12 Een subsidie kan worden verleend aan een belanghebbende die naar het oordeel van burgemeester en wethouders ten behoeve van een chronisch zieke kosten maakt,
a. b. c. d. e. f. g.
die voortvloeien uit chronische ziekte of handicap, voor medische of maatschappelijke dienstverlening, voor abonnementen op kranten, tijdschriften en of bibliotheek, voor telefoonabonnement, voor aansluiting centrale antenne inrichting, voor deelname aan culturele, sociaal-culturele, recreatieve en of sportieve activiteiten, voor het aanschaffen van een identiteitskaart.
Artikel 13 Een subsidie kan worden verleend aan een belanghebbende, die op de peildatum zelf of wiens partner 65 jaar of ouder is en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor zichzelf en of zijn partner kosten maakt voor: a. medische of maatschappelijke dienstverlening, b. abonnementen op kranten, tijdschriften en of bibliotheek, c. telefoonabonnement, d. voor aansluiting centrale antenne inrichting, e. ouderenkaart van de Nederlandse Spoorwegen, h. voor deelname aan culturele, sociaal-culturele, recreatieve en of sportieve activiteiten, f. voor het aanschaffen van een identiteitskaart.
Artikel 14 Aan een belanghebbende en of diens partner die zowel als chronisch zieke als oudere te beschouwen is, wordt per kalender jaar slechts eenmaal een subsidie verstrekt.
Artikel 15 De hoogte van de subsidie bedraagt ongeacht de gezinssamenstelling € 175,00 per kalenderjaar.
Hoofdstuk 6
Deelname collectieve zorgverzekering
Artikel 16 Een belanghebbende en of diens partner kan of kunnen deelnemen aan een door het college met een zorgverzekeraar te sluiten overeenkomst voor een collectieve zorgverzekering.
Artikel 17 Deelname aan de collectieve zorgverzekering is mogelijk als de belanghebbende en diens partner, a. aan de bepalingen van deze verordening voldoen en b. met de zorgverzekeraar, als bedoeld in artikel 16, mede ten behoeve van een kind of kinderen een overeenkomst sluit voor een zorgverzekering in het kader van de Zorgverzekeringswet en het te verzekeren pakket overeenkomt met de eisen die het college hieraan stelt.
Artikel 18 In aanvulling op het gestelde in artikel 17 geldt voor een uitkeringsgerechtigde dat deze er mee moet instemmen dat de voor de collectieve zorgverzekering verschuldigde premies maandelijks op de uitkering worden ingehouden en worden doorbetaald aan de zorgverzekeraar, tenzij het uit te keren bedrag niet voldoende is om de totaal verschuldigde premies in te houden.
Artikel 19 Een belanghebbende kan aan de collectieve zorgverzekering deelnemen vanaf de datum dat de aanmelding voor de collectieve zorgverzekering door de zorgverzekeraar is geaccepteerd.
Artikel 20 (vervallen)
Artikel 21 In afwijking van het gestelde in artikel 17, 18 en 19 kan een belanghebbende die geen verzekering in het kader van de Zorgverzekeringswet heeft afgesloten of die een achterstand heeft in het betalen van de verschuldigde premies voor de Zorgverzekeringswet en of de premies voor de aanvullende verzekeringen aan de collectieve zorgverzekering deelnemen vanaf het moment dat hij of zij de verschuldigde achterstallige premies en of boete aan de zorgverzekeraar heeft voldaan.
Artikel 22 De deelname aan de collectieve zorgverzekering eindigt vanaf het moment dat belanghebbende of diens partner: a. de verschuldigde premies niet meer voldoet en de zorgverzekeraar als gevolg hiervan de verzekering beëindigt; b. niet meer ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zwolle; c. het inkomen hoger is dan 115% van de norm, tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 onder c.
Artikel 23 1. Indien een belanghebbende of diens partner niet langer aan de collectieve zorgverzekering wil deel nemen moet hij de zorgverzekeraar hiervan schriftelijk in kennis stellen. 2. In een dergelijke situatie eindigt de deelname overeenkomstig de bepalingen van de door de belanghebbende en diens partner met de zorgverzekeraar gesloten overeenkomst.
Hoofdstuk 7
Overige bepalingen
Artikel 24 Om voor een voorziening in aanmerking te komen dient: a. de belanghebbende: 1. vóór 31 december van het kalenderjaar waar de voorziening betrekking op heeft een aanvraag in te dienen bij het college; 2. voor het aanvragen gebruik te maken van een formulier dat door het college is vastgesteld; 3. te verklaren dat hij de uitgaven waarvoor de voorziening bedoeld is, heeft gemaakt of zal maken; 4. te verklaren dat hij de betaalbewijzen tot 1 april van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waar de voorziening betrekking op heeft, zal bewaren en op verzoek aan het college ter verificatie zal overleggen. 5. de onder 1 genoemde termijn en het gestelde onder 3 en 4 is niet van toepassing op een aanvraag voor deelname aan de collectieve zorgverzekering. b. de partner er schriftelijk mee in te stemmen dat de belanghebbende mede namens hem een aanvraag in dient.
Artikel 25 Het college kan in bijzondere gevallen artikel 1 onder f, g, l, m, n en q; artikel 2 lid 1 onder b en of artikel 24 onder a buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing gelet op het belang van belanghebbende leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 26 Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening inkomensondersteunende maatregelen 2008”.
Artikel 27 1. Deze verordening treedt in werking op 13 maart 2008 2. Indien voor het tijdstip van de datum van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag op grond van de " inkomensondersteunende maatregelen 2006" is ingediend en op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, zal de beslissing worden genomen op basis van deze verordening.
T@ELICHTING INKOMENSONDERSTEUNENDE MAATREGELEN GEMEENTE ZWOLLE 2008.
Algemeen Op 26 november 2007 heeft de gemeenteraad de nota “armoedebeleid 2008-2011” vastgesteld. In deze nota worden de gemeentelijke maatregelen in het kader van armoedebestrijding beschreven. Als gevolg van het aanvaarden van de genoemde nota is het noodzakelijk de verordening inkomensondersteunende maatregelen 2006 te laten vervallen en de (nieuwe) verordening “inkomensondersteunende maatregelen gemeente Zwolle 2008” vast te stellen. Ten opzichte van de oude verordening is als gevolg van het aanvaarden de genoemde nota deze verordening op onderstaande punten gewijzigd: Het optrekken van de toetsnorm van 105% naar 115% van de bijstandsnorm Het verlagen van de leeftijd wanneer voor een schoolgaand kind computerapparatuur verstrekt kan worden (van 12 naar 10 jaar), Het (structureel) laten vervallen van de activiteitensubsidie van 4 tot 18 jaar. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de volgende zijn de volgende aanpassingen te doen: Actualisering van begrippen. Als gevolg van gewijzigde wetgeving was het noodzakelijk om een aantal begrippen aan te passen. Daarnaast heeft een aanpassing van het begrip norm plaatsgevonden. In de oude verordening werd in de definitie van het inkomensbegrip aangegeven dat de vakantietoeslag niet als inkomen wordt beschouwd. De hoogte van het inkomen werd getoetst aan de “norm”. De begripsomschrijving norm verwees naar de bijstandsnorm in het kader van de Werk en bijstand. In deze norm is echter een vakantietoeslag inbegrepen. In de nieuwe verordening is een en ander aangepast. Het betreft hier een technische wijziging, omdat in de uitvoeringspraktijk al uitgegaan wordt van de norm verminderd met de vakantietoeslag. Bij de subsidie voor chronisch zieken is in het artikel over het al of niet aanwezig zijn van een indicatie, de Wet voorzieningen gehandicapten gewijzigd in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Op grond van de oude verordening werd de subsidie alleen verstrekt als de belanghebbende (of zijn partner) 18 jaar of ouder is en chronisch ziek of gehandicapt is. Er worden ook aanvragen ontvangen van ouders, die zelf niet chronisch ziek of gehandicapt zijn, maar die een inwonend chronische ziek of gehandicapt kind hebben. Via de hardheidsclausule is hier in een
aantal situaties aan tegemoet gekomen. De nieuwe verordening is zodanig aangepast dat ook voor chronisch zieke of gehandicapte kinderen een bijdrage verkregen kan worden. Voor alle duidelijkheid de bepalingen voor mensen van 65 jaar en ouder zijn niet aangepast. De oude verordening sluit studenten van 18 jaar of ouder uit van het recht op inkomensondersteunende maatregelen. Studenten vinden het, gezien de hoogte van het inkomen, niet redelijk dat als zij chronisch ziek of gehandicapt zijn geen beroep op de regeling kunnen doen. Het is redelijk de beperkingen voor studenten te laten vervallen. In de nieuwe verordening is de genoemde uitsluitingsgrond niet meer opgenomen. Hoewel het in de praktijk niet vaak zal voorkomen, kunnen studenten door het laten vervallen van de uitsluitingsgrond ook in aanmerking komen voor de verstrekking van computerapparatuur voor hun schoolgaande kinderen.
Het beleid met betrekking tot armoedebestrijding richt zich over het algemeen niet op mensen tot 65 jaar. Hiervoor geldt dat het aanvaarden van betaalde arbeid de beste oplossing is. Het niet aanbieden van voorzieningen heeft onder andere tot gevolg dat de kans op de zogenoemde armoedeval niet wordt vergroot. Door aan deze groep geen specifieke voorzieningen in het kader van armoedebestrijding aan te bieden, vindt een maximale stimulans plaats tot reïntegratie. De voorzieningen die op grond van de verordening mogelijk zijn, zijn bestemd voor Zwolse huishoudens die van een inkomen moeten rondkomen, dat niet hoger is dan 115% van de bijstandsnorm. Mensen met schulden die een hoger inkomen hebben dan de genoemde grens van 115% van de bijstandsnorm hebben als gevolg van inhoudingen of beslagleggingen soms een daadwerkelijk besteedbaar inkomen dat lager is dan de genoemde grens. Het volgen van een schuldregelingstraject of een schuldsaneringstraject is vaak een langdurige en financieel moeilijke opgave. Als stimulans om een dergelijk traject te volgen of het volhouden hiervan, geeft de verordening aan (artikel 4) dat iemand die een schuldregelingsrelatie heeft met de afdeling Schuldhulpverlening ongeacht de hoogte van het inkomen in aanmerking kan komen voor een voorziening. In de verordening wordt geen nadere omschrijving gegeven van de aard van de schuldregelingsrelatie. Dit is nagelaten om maatwerk mogelijkheid te maken. In de verordening wordt op een aantal plaatsen aangegeven wie wel of niet voor een voorziening in aanmerking komt. Bij een echtpaar of ongehuwd samenwonenden kan er sprake zijn van een situatie dat de ene partner wel aan de voorwaarden voldoet en de andere partner niet. In een dergelijke situatie wordt de partner die wel aan de voorwaarden voldoet als een alleenstaande of alleenstaande ouder beschouwd. Dit geldt zowel voor de vaststelling van de hoogte van de voorziening als voor de toets van het inkomen. Met het inkomen van de niet rechthebbende partner wordt in een dergelijke situatie geen rekening gehouden. Verstrekking van computerapparatuur voor kinderen van 10 tot 18 jaar. In het voortgezet onderwijs wordt steeds meer gebruik gemaakt van computers. Scholen moeten leerlingen in principe de gelegenheid bieden om gebruik te maken van computers, bijvoorbeeld voor het maken van werkstukken. In de praktijk kan dit vaak alleen buiten de reguliere lestijden en zijn de mogelijkheden beperkt. Zelf een computer aanschaffen is voor gezinnen op bijstandsniveau onmogelijk. Hierdoor bestaat het gevaar, dat kinderen uit deze huishoudens voor wat betreft de omgang met computers een achterstand op lopen. Omdat de verwachting is dat het gebruik van computers in de toekomst alleen maar méér zal toenemen, is het zaak die achterstand zoveel mogelijk te voorkomen. Het verstrekken van een computer aan gezinnen met schoolgaande kinderen kan hieraan bijdragen. Bijkomend voordeel is dat niet alleen de primaire doelgroep (kinderen op de middelbare school) maar ook hun ouders zich vertrouwd kunnen maken met het gebruik van een computer. De regeling is bedoeld voor alle inwoners van de gemeente Zwolle met een inkomen dat niet meer is dan 115% van de uitkering op grond van de Wet werk en bijstand en die kinderen hebben in de leeftijd van 10 tot 18 jaar. Ook voor de kinderen die op 1 januari (de peildatum) nog geen 10 jaar zijn maar die in het kalenderjaar 10 jaar worden kan men in aanmerking komen voor verstrekking van computerapparatuur. Hetzelfde geldt voor kinderen die op 1 januari nog geen 18 jaar zijn maar die in de loop van het kalenderjaar 18 jaar worden.
Er wordt slechts eenmaal per 5 jaar een computer verstrekt. Per huishouden wordt slechts 1 computer verstrekt. Dit geldt ook als er meerdere kinderen zijn of waren die aan de voorwaarden tot verstrekking voldoen of voldeden. De computer wordt in natura verstrekt. De gemeente sluit hiervoor een contract met een leverancier. De verstrekking in natura omvat de verstrekking van apparatuur (waaronder een pc, toetsenbord, beeldscherm, dvd-speler en een mogelijkheid om gebruik te maken van internet) en software om de meest gangbare programma’s uit te voeren. Een belanghebbende die voor de verstrekking in aanmerking wil komen moet voldoen aan de bepalingen van deze verordening en moet daarnaast een huurkoopovereenkomst tekenen. Gedurende 36 maanden is hij een bijdrage aan de gemeente Zwolle verschuldigd. Pas nadat iemand 36 maanden daadwerkelijk aan zijn betaalverplichtingen heeft voldaan, wordt de computer eigendom van belanghebbende. Subsidie aan chronisch zieken en ouderen. Mede onder druk van het parlement heeft de rijksoverheid verschillende maatregelen genomen om de inkomenspositie van chronisch zieken en ouderen te verbeteren. Daarnaast heeft de rijksoverheid middelen toegevoegd aan het budget bijzondere bijstand en gemeentelijk armoedebestrijding. Hoewel deze middelen niet geoormerkt ter beschikking zijn gesteld, dringt de rijksoverheid er bij de gemeenten op aan hiervoor speciale maatregelen voor ouderen en chronisch zieken te treffen. De subsidie aan chronisch zieken en ouderen beoogt een bijdrage te leveren aan de meer kosten als gevolg van ziekte, gebrek en of ouderdom. Hiermee wordt tevens voorkomen dat deze doelgroep voor relatief kleine bedragen een beroep doet op de bijzondere bijstand. Verder wordt met de subsidieverlening bevorderd dat de leden van de doelgroep deelnemen aan sportieve, recreatieve, culturele en sociaal culturele activiteiten. Het begrip chronisch zieke is voor velerlei uitleg vatbaar. Ter voorkoming van onduidelijkheden en misverstanden is het begrip in artikel 1 onder q gedefinieerd. Op grond van deze definitie wordt de subsidie verlening beperkt tot: • degenen die over een indicatie beschikken voor thuiszorg of voor een voorziening voor wonen, werk of vervoer op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet maatschappelijke ondersteuning of • degene die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100. Collectieve zorgverzekering De gemeente Zwolle wil bevorderen dat ook mensen met een laag inkomen zich voldoende kunnen verzekeren voor ziektekosten of overige medische kosten. Hiertoe heeft zij een collectief contract gesloten met Groene Land Achmea. Aan deze collectieve verzekering kunnen inwoners van de gemeente Zwolle deelnemen die een inkomen hebben dat niet hoger is dan 115% van de geldende bijstandsnorm. Deelname aan de collectieve zorgverzekering blijft hierdoor niet beperkt tot mensen die een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand ontvangen. Iemand die aan de collectieve zorgverzekering wil deelnemen sluit hiervoor zelf een overeenkomst met Groene Land Achmea. Via de collectieve zorgverzekering ontvangt de deelnemer een korting op de premies voor de basisverzekering in het kader van de Zorgverzekeringswet en de aanvullende verzekeringen. Daarnaast heeft de gemeente Zwolle het aanvullende verzekeringspakket uitgebreid met onder andere de meest voorkomende eigen bijdragen (waaronder die voor de thuiszorg, tandheelkundige voorzieningen en de verplichte eigen bijdrage) en de kosten van brilmonturen en glazen. De kosten voor deze aanvulling komen voor rekening van de gemeente Zwolle. Voor veel kosten kan men dus een beroep doen op de zorgverzekeraar en is het niet meer noodzakelijk dat men voor deze kosten bijzondere bijstand aanvraagt. Voor alle duidelijkheid wordt aangegeven dat de gemeente bepaalt wie tot de doelgroep van de collectieve zorgverzekering behoort. Dit wil nog niet zeggen dat de zorgverzekeraar iemand ook
daadwerkelijk kan of wil toelaten. Enerzijds geeft de Zorgverzekeringswet regels over het toelaten tot een zorgverzekering en anderzijds heeft de zorgverzekeraar hiervoor ook eigen vrijheid. De Zorgverzekeringswet bepaalt bijvoorbeeld dat iemand maar 1x per jaar (in januari) van zorgverzekeraar kan veranderen en dat hij of zij dit voor een bepaalde datum moet aangeven (tussen 1 november en 31 december). In het door de gemeente afgesloten contract is bepaald dat Groene Land Achmea voor de toelating geen medische selectie zal toepassen. Via deze verordening worden een aantal randvoorwaarden geregeld waaraan men moet voldoen om te kunnen deelnemen. Ook wordt aangegeven wanneer de deelname in kan gaan en wanneer de deelname eindigt. Het recht op een voorziening in het kader van deze verordening wordt getoetst aan de hand van de situatie op 1 januari van een kalenderjaar (peilmaand) en het inkomen in de maand januari van dat kalenderjaar (peilmaand). Voor de toetsing of iemand kan deelnemen aan de collectieve zorgverzekering wordt eveneens uitgegaan van een peildatum en peilmaand. Hierbij wordt afgeweken van de eerder beschreven toetsing op 1 januari of het inkomen over jae nuari. Bepalend is de situatie op de 1 van de maand waarin de aanvraag wordt gedaan (peildatum) en het inkomen dat wordt ontvangen in de maand waarin de aanvraag is gedaan (peilmaand). Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk dat ook iemand die na 1 januari aangewezen raakt op een Wwb-uitkering direct kan toetreden tot de collectieve zorgverzekering (mits de Zorgverzekeringswet dit toelaat). Het hanteren van de reguliere peildatum en peilmaand systematiek maakt dit lastig. De eerder genoemde afwijkende regeling komt hieraan tegemoet. Zoals eerder is aangegeven kan iemand alleen per in januari van zorgverzekeraar wisselen. In een dergelijke situatie moet men voor 1 januari de bestaande zorgverzekering opzeggen. Aangezien de zorgverzekeraars, naar verwachting, pas eind oktober de premies voor het daar op volgende jaar bekend maken, zal men meestal in de periode november en december een keus maken. Hierdoor kan het voorkomen dat men bijvoorbeeld pas begin december een verzoek doet om te mogen deelnemen aan de collectieve zorgverzekering en dat de gemeente vervolgens van mening is dat men niet aan de voorwaarden voldoet. Tegen dit besluit kan een belanghebbende binnen 6 weken bezwaar aantekenen. Een besluit op het bezwaar is in het geschetste voorbeeld niet voor 31 december mogelijk. Als aan het bezwaar tegemoet wordt gekozen is daadwerkelijke deelname aan de collectieve zorgverzekering niet meer mogelijk voor iemand die nog niet verzekerd is bij de gecontracteerde zorgverzekeraar. In een dergelijke situatie wordt een afweging gemaakt in hoeverre één en ander de gemeente is aan te rekenen en of het gewenst is de gevolgen hiervan op te vangen. Bij het laatste kan gedacht worden aan het verstrekken van een tegemoetkoming gelijk aan de misgelopen premiekortingen en het via de bijzondere bijstand verstrekken van voorzieningen die in het Gemeente Extra Pakket zijn opgenomen. Het verschil in aanvullende pakketten komt niet voor een tegemoetkoming in aanmerking, omdat dit niet een direct gevolg is van het niet kunnen deelnemen aan de collectieve zorgverzekering. Immers men had los van het collectieve contract ook kunnen besluiten van verzekeraar te wisselen.