Inhumatiegraven uit de vroege en midden ijzertijd in het Nederlandse rivierengebied Femke Vleeshouwer
Inhumatiegraven uit de vroege en midden ijzertijd in het Nederlandse rivierengebied F.L. Vleeshouwer (0919934) BA-scriptie Begeleider Dr. D.R. Fontijn Archeologie van Noordwest-Europa Universiteit Leiden, Faculteit der Archeologie Leiden, juni 2012 afbeeldingen voorpagina: “Man van Lent”. Naar: Van den Broeke, 2002b. Halsring, gevonden op het Lentseveld. Naar: Van den Broeke, 2011.
INHOUDSOPGAVE a. Lijst van afbeeldingen en tabellen
6
1. Inleiding
8
1.1.
Inhumatiegraven in het midden-Nederlandse rivierengebied
8
1.2.
Stand van het onderzoek
8
1.3.
Onderzoek en methodiek
9
1.4.
Landschappelijk kader
10
1.5.
Chronologisch kader
13
1.6.
Leeswijzer
13
2. De sites in het rivierengebied
15
2.1.
Geldermalsen
15
2.2.
Someren-Waterdael
16
2.3.
Nijmegen-Lent: Laauwikstraat-Zuid
17
2.4.
Meteren-de Bogen
18
2.5.
Latere opgravingen rond Nijmegen-Lent
19
2.6.
Nijmegen-Ressen: Zuiderveld-Oost
20
2.7.
Nijmegen-Lentseveld
21
2.8.
Meteren-de Plantage
22
3. Crematiegraven uit het rivierengebied
3.1.
3.2.
24
Het crematieritueel in de vroege en midden ijzertijd
24
3.1.1. Het crematieritueel in de bronstijd en vroege ijzertijd
24
3.1.2. Het crematieritueel in de midden ijzertijd
25
De gevonden crematiegraven op de sites in het rivierengebied
26
3.2.1. Geldermalsen
26
3.2.2. Someren
26
3.2.3. Zuiderveld
27
3.2.4. Lentseveld
27
4. Beschrijving van de inhumatiegraven
28
4.1. De gekozen variabelen
28
4.2.
De inhumatiegraven
29
4.2.1. Geldermalsen
29
4.2.2. Someren-Waterdael
36
4.2.3. Nijmegen-Lent Laauwikstraat-Zuid
37
4.2.4. Meteren-de Bogen
40
4.2.5. Oosterhout-de Eeuwige Lente
42
4.2.6. Nijmegen-Lent Steltsestraat B
43
4.2.7. Nijmegen-Lent Schoolstraat
45
4.2.8. Nijmegen-Ressen Zuiderveld-Oost
45
4.2.9. Nijmegen Lentseveld
47
4.2.10. Meteren-de Plantage
51
4.3. Overzicht van de grafgiften
53
4.3.1. Aardewerk
53
4.3.2. Metaal
54
4.3.3. Overig
59
5. Vergelijking van de inhumatiegraven
60
5.1.
Landschappelijke context
60
5.2.
Algemeen
61
5.3.
Grafkuil
61
5.4.
Skeletresten
62
5.4.1. Staat
62
5.4.2. Positie en oriëntatie van het lichaam
62
5.4.3. Dubbelgraven
63
5.4.4. Geslacht, leeftijd en lengte
63
5.5.
Grafgiften
64
5.6.
Datering
66
5.7.
Deelconclusie
67
6. Vergelijking met het Marne-Moezelgebied
69
6.1.
Bucy-le-Long
69
6.2.
Algemeen
70
6.3.
De individuen
70
6.4.
Grafgiften
71
6.5.
Deelconclusie
72
7. Conclusie
74
8. Samenvatting
76
9. Bibliografie
77
a. LIJST VAN AFBEELDINGEN EN TABELLEN 1.1. De locatie van het rivierengebied in Nederland
10
1.2. De vroege La Tène-kerngebieden
11
1.3. Chronologische tabel
12
2.1. Locatie van Geldermalsen
15
2.2. Het grafveld van Geldermalsen
16
2.3. Locatie van Someren-‘Waterdael’
17
2.4. Het grafveld van Laauwikstraat-Zuid
18
2.5. Locatie van Meteren-‘de Bogen’
19
2.6. Overzicht van de site Steltsestraat
20
2.7. Locatie van het monument Zuiderveld-Oost
21
2.8. Locatie van het Lentseveld
22
2.9. Globale ligging van Lent/Nijmegen en Geldermalsen/Meteren
23
2.10. Alle-sporenkaart van de site Lentseveld
23
4.1. Geldermalsen, graf 1
29
4.2. Geldermalsen, graf 2
30
4.3. Geldermalsen, graf 3
32
4.4. Geldermalsen, graf 4
33
4.5. Geldermalsen, graf 5
34
4.6. Geldermalsen, graf 6
35
4.7. Geldermalsen, graf 1
36
4.8. Graf 184 in Someren-‘Waterdael’
37
4.9. Het dubbelgraf in Laauwikstraat-Zuid
38
4.10. Reconstructie van de “Man van Lent”
39
4.11. Graf 5 en 6 uit Meteren-‘de Bogen’
41
4.12. Het dubbelgraf op de Steltsestraat
42
4.13. Schedel uit het vrouwengraf op de Steltsestraat
43
4.14. Het graf op de Schoolstraat
44
4.15. Graf 1 en 2 uit Zuiderveld
45
4.16. Lentseveld, graf 1
47
4.17. Lentseveld, graf 2
48
4.18. Lentseveld, graf 5
49
4.19. Lentseveld, graf 6
51
4.20. Reconstructie van “Meta”
52
4.21. Vondst 3, 2 en 1 uit Geldermalsen
53
6
4.22. Marne-aardewerk uit Someren
53
4.23. Vondst 2 en 3 uit Zuiderveld
54
4.24. Bronzen halsring uit Geldermalsen
54
4.25. Bronzen armbanden en ring uit Geldermalsen
55
4.26. Vlechtringen van de “Man van Lent”
55
4.27. Oorring van de “Man van Lent”
56
4.28. Haarringen uit graf 17 op de Steltsestraat
56
4.29. Bronzen haarringen uit Lentseveld
57
4.30. Mes uit Geldermalsen
57
4.31. IJzeren halsring uit Geldermalsen
58
4.32. IJzeren gordelring uit Lentseveld
58
Tabel 1: Verdeling mannelijke en vrouwelijke individuen
64
Tabel 2: Grafgiften
65
6.1. Locatie van Bucy-le-Long
69
7
1. INLEIDING 1.1. Inhumatiegraven in het midden-Nederlandse rivierengebied Vanaf de late bronstijd tot aan het begin van de late ijzertijd is crematie het overheersend grafritueel in Nederland. Voornamelijk uit het rivierengebied rond de Rijn en de Maas zijn er honderden voorbeelden bekend van uitgestrekte urnenvelden, waar 200 tot 1000 graven kunnen worden gevonden. Deze velden zijn uitvoerig onderzocht en de kennis over het crematieritueel in deze regio is dan ook zeer uitgebreid (Fokkens 1997). Sinds een aantal jaren begint het beeld van het midden-Nederlandse grafbestand echter te veranderen. Naast de bekende crematiegraven zijn er vanaf begin 1990 ook enkele graven met onverbrande lichamen aangetroffen rond de grote rivieren (Van den Broeke en Hessing 2009). Deze inhumatiegraven kunnen worden gedateerd in de vroege en midden ijzertijd. Ze worden veelal – hoewel niet altijd – aangetroffen in urnenvelden, in combinatie met urnengraven die waarschijnlijk uit dezelfde periode stammen. Het gebruik om doden onverbrand bij te zetten, wordt rond 300 v.Chr. weer verlaten (Hulst 1999; Van den Broeke en Hessing 2009). De eerste sites waar een dergelijk fenomeen werd aangetroffen, zijn Geldermalsen en Someren-Waterdael; in de loop van de jaren zijn er in totaal ongeveer 40 inhumatiegraven aan het licht gekomen. Dit grote aantal geeft aan dat het hier niet om een uitzondering gaat, maar eerder om een terugkerend ritueel moet zijn gegaan. Het onderzoeken van deze graven is daarom zeer relevant en zou het beeld van het midden-Nederlandse grafbestand drastisch kunnen veranderen. Hoe het inhumatiegebruik precies ontstaan is, is echter niet geheel duidelijk. Het zou om een lokale ontwikkeling kunnen gaan, maar eveneens zou er sprake kunnen zijn geweest van immigranten uit een ander gebied; daarnaast zou de lokale bevolking het gebruik overgenomen kunnen hebben uit een andere regio. 1.2. Stand van het onderzoek De eerste inhumatiegraven, onder andere gevonden op bovengenoemde sites, NijmegenLent en Meteren, dateren uit de midden ijzertijd. Vanaf de vroege jaren 2000 is er aan het licht gekomen, dat het inhumatieritueel al voorkomt in de vroege ijzertijd. Onder andere bij Nijmegen-Lent (Lentseveld, Schoolstraat, Oosterhout) zijn graven gevonden die dateren van ongeveer 800 v. Chr. (Van den Broeke, 2011.) De meeste sites zijn afzonderlijk van elkaar onderzocht en de resultaten zijn afhankelijk van elkaar gepubliceerd. Van de sites rond Nijmegen en de Waalsprong is een beknopt overzicht uitgebracht, geschreven door de Nijmeegse archeoloog Peter van den Broeke (2009). Een algemeen overzicht van alle inhumatiegraven in het rivierengebied ontbreekt
8
nog. Hierdoor mist er een algemeen, duidelijk beeld van het inhumatieritueel. Het beeld dat men nu heeft van het gebruik, is gebaseerd op de interpretatie van Van den Broeke. Volgens hem is het ritueel door de lokale bevolking overgenomen uit NoordFrankrijk, waar het onverbrand bijzetten van doden al sinds de Hallstatt-periode in gebruik is. Het Franse gebruik is niet alleen terug te zien in het grafbestand, maar ook in de structuur van nederzettingen en geïmporteerde artefacten zoals het Noord-Franse Marne-aardewerk (Van den Broeke 2000; Van den Broeke 2011, 138). Omdat Van den Broeke zijn beeld voornamelijk baseert op de sites rond Nijmegen en de Waalsprong, is het niet zeker of zijn interpretatie ook geldt voor de gehele regio. Er zijn bijvoorbeeld ook invloeden uit de Hunsrück-Eifel-Kultur uit het Moezelgebied in het grafbestand terug te zien, voornamelijk aan de grafgiften. De invloed van deze cultuur lijkt echter minder groot te zijn. Een belangrijk kenmerkend artefact, de ijzeren speerpunt, wordt niet in inhumatiegraven aangetroffen; speerpunten komen echter rond Nijmegen wel in enkele urnengraven voor (Fontijn 1996, 43). 1.3. Onderzoek en methodiek De inhumatiegraven die sinds korte tijd rond het rivierengebied gevonden worden, zijn ondanks hun grote aantal een afwijking te noemen. Aan de andere kant worden ze vaak in urnenvelden gevonden, in combinatie met 'gewone' urnengraven, wat suggereert dat het hier wellicht niet perse om twee verschillende bevolkingsgroepen hoeft te gaan. Het feit dat er in inhumatiegraven Marne-aardewerk wordt aangetroffen, is niet per definitie een bewijs voor uitheemse herkomst: in crematiegraven wordt soortgelijk aardewerk gevonden, en het aardewerk wordt veelal ook lokaal geproduceerd (Ball 2009, 20). Toch overheerst het beeld, dat het gebruik niet lokaal ontstaan is, maar is overgenomen van of overgebracht door immigranten uit Noord-Frankrijk. Dit wil ik graag onderzoeken. Is het gebruik inderdaad afkomstig uit het Aisne-Marne-gebied, of is het lokaal ontstaan? En als het inderdaad uitheems is, gaat het dan om immigranten of is het gebruik overgenomen door de lokale bevolking? Een isotopen-analyse op botresten zou hierbij de uitkomst geven, maar is in dit geval niet uit te voeren. Het is daarom noodzakelijk op een andere manier te werk te gaan. Zoals gezegd ontbreekt er een duidelijk overzicht van alle inhumatiegraven uit het rivierengebied. Allereerst wil ik daarom alle sites en graven, aan de hand van eerdere publicaties, op een rijtje zetten. Door de verschillende onderzoeken met elkaar te vergelijken, zal het wellicht mogelijk zijn een aantal overeenkomstige kenmerken vast te stellen. Daarnaast kunnen deze kenmerken vergeleken worden met die van het crematieritueel, waardoor er te zien valt in hoeverre de twee gebruiken van elkaar
9
verschillen. In het tweede gedeelte van mijn onderzoek zal ik ingaan op de Marne- en HunsrückEifel-Kultur. Aan de hand van eerder gepubliceerde literatuur over beide gebieden, zal ik onderzoeken wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen het grafbestand in het rivierengebied en dat in beide regio's. Wellicht maakt dit duidelijk in hoeverre het inhumatieritueel in Nederland een inheemse ontwikkeling is. Of er inderdaad sprake is van een Frans gebruik, of dat er wellicht toch (Noord-Franse) immigranten naar Nederland zijn getrokken, hoop ik op deze manier vast te stellen. 1.4. Onderzoeksgebied Het Nederlandse rivierengebied De betreffende Nederlandse sites bevinden zich in het midden-Nederlandse rivierengebied. Dit bevindt zich rond de grote rivieren (Rijn en Maas) en hun vertakkingen, vanaf de grens bij Duitsland tot aan de monding in de Noordzee. Deze rivieren zorgen voor de afwatering van het gebied. De besproken sites bevinden zich in rivierengebied in Nederland. (geologievannederland.nl)
de provincies Gelderland en Noord-Brabant, meer in het zuidwesten.
Het rivierengebied wordt gevormd door fluviatiele afzettingen uit het Laat-Weichselien en het Holoceen. De ondergrond wordt gevormd door afzettingen uit het Pleistoceen, die de Kreftenheye-formatie wordt genoemd. Tijdens het Allerod-interstadiaal ontstond de Wijchen-laag, bestaand uit rivierklei en leem. Een langzame overgang van insnijding in het landschap door de rivieren, naar netto accumulatie, zorgde voor terrassenkruising: ten oosten hiervan zijn rivierterrassen gevormd. Bovenop de Wijchen-laag zijn rivierduinen ontstaan, die uit het Jonge Dryas-stadiaal stammen. (Berendsen 2005.) In het grootste deel van het gebied liggen Holocene afzettingen – de Echteld Formatie – aan het oppervlak, gevormd door voorlopers van de tegenwoordige Rijn en Maas. Er zijn verschillende afzettingen te zien: stroomgordelafzettingen (zand en zavel), komafzettingen (zware klei en veen) en crevasse-afzettingen (zand, zavel en klei). Het
10
Fig. 1.2. Naar: Diepeveen-Jansen, 1998.
rivierengebied kent een grote afwisseling in lithologie en reliëf: je vindt er lagergelegen komgebieden naast hoge oeverwallen. Daarnaast zijn er ook overslagen te vinden, die gevormd zijn bij dijkdoorbraken. (Berendsen 2005; Havinga, 1969). De oorspronkelijke begroeiing van het gebied bestond uit uitgestrekte bossen op de stroomruggen, met in de komgebieden elzenbossen en rietmoerassen. In het westen zijn veengebieden gevormd, die vanaf de middeleeuwen ontgonnen en afgegraven zijn. Tegenwoordig wordt het gebied gebruikt voor akker- en tuinbouw. De bodems rond de rivieren zijn relatief jong. Na droogvalling van eerdere riviergeulen kon de bodem zich vormen. Op de stroomruggen zijn ooivaaggronden te vinden, in de komgebieden poldervaaggronden. De rivierduinen zijn relatief mineraalrijk, en hier beginnen zich moderpodzolgronden te vormen. (Berendsen 2005.) Het gebied is waarschijnlijk vanaf het mesolithicum bewoond geweest; de eerste nederzettingen op de rivierduinen stammen uit het neolithicum. Vanaf deze periode werd het gebied ook gebruikt voor akkerbouw. In de middeleeuwen verplaatste de bewoning zich naar de stroomruggen. Het bewonersaantal groeide en de eerste esdorpen ontstonden. De rivieren en hun vertakkingen werden bedijkt. In de 14e en 15e eeuw werden erven opgehoogd, wat leidde tot het ontstaan van terpen. Het reguleren van het afwateringssysteem en de rivierloop werd tot in de moderne tijd werd doorgezet; in de 19e eeuw heeft men de Maas afgedamd. (Berendsen 2005.)
11
Het Marne-Moezelgebied Het gebied in Noord-Frankrijk, dat ik zal onderzoeken, wordt ook wel het Aisne-Marnegebied (of Champagnestreek) genoemd. Het bevindt zich eveneens rond enkele grote rivieren: de Aisne en de Marne. De departementen Aisne, Ardennes en Marne maken er onderdeel van uit (Roymans 1987, 262). In dit gebied vind je drie verschillende soorten landschappen; een leem- en mergelhoudende streek in het oosten, een vlak kalklandschap in het westen, en grote, vruchtbare alluviale valleien rond Reims. In het noorden wordt de streek begrensd door een heuvellandschap (de Argonne), maar in het zuiden en westen zijn geen natuurlijke grenzen te vinden (Diepeveen-Jansen 1998, 26). De Hunsrück-Eifel-Kultur is nabij Noord-Frankrijk, in het zuidwesten van Duitsland, te vinden. De deelstaten Rheinland-Pfalz, Saarland en een gedeelte van Hessen vormen de Middenrijn-Moezelregio, waar de cultuur floreerde. Ook het zuidwesten van Luxemburg en het noordoosten van de Franse Elzas behoren tot dit gebied. Het landschap hier bestaat uit de bergruggen en hoogvlaktes van het Eifelgebergte en het Taunusbergland, met ingesneden rivier- en beekdalen; de Moezel en de Nahe zijn de belangrijkste rivieren en komen samen in het Neuwieder Bekken. Daarnaast vind je er ook uitgestrekte wouden, zoals het Schwarzwalder Hochwald. Het gebied is rijk aan grondstoffen, maar kent nauwelijks natuurlijke grenzen (Diepeveen-Jansen 1998, 26).
Fig. 1.3. Chronologische tabel. Ball, 1999.
12
1.5. Chronologisch kader In de beschrijving van de Nederlandse grafvelden en inhumatiegraven, zal ik gebruikmaken van de termen vroege en midden ijzertijd. In onze regio loopt deze periode van 800 tot 500 v.Chr. (vroege ijzertijd) en van 500 tot 250 v.Chr. (midden ijzertijd), zie ook figuur 1.3.. Het gebruik om doden onverbrand bij te zetten, wordt echter al rond 300 v.Chr. verlaten. In het Moezel-Marne-gebied worden de termen Hallstatt en La Tène gebruikt. Hallstatt komt min of meer overeen met de vroege ijzertijd bij ons (van 700-500 v.Chr., alhoewel Hallstatt A en B in Zuid-Duitsland al in onze bronstijd beginnen). De La Tène-cultuur, een ijzertijdcultuur die zijn oorsprong vindt in Zwitserland, loopt vanaf de middenijzertijd tot aan het begin van onze jaartelling. De relevante periodes voor mijn onderzoek zijn La Tene I (in Duitsland La Tène A en B), die de periode 500-250 v.Chr. omspannen (Collis 1984). Omdat de periodes in beide regio's (en ook binnen de regio's) niet helemaal gelijk lopen – zie ook de tabel hierboven – zal ik voor de duidelijkheid en de leesbaarheid ook hier de termen vroege- en midden ijzertijd hanteren. De gehele Europese ijzertijd is een periode van vele volksverhuizingen en migraties. Uitgebreide handelsnetwerken en grote(re) sociale verschillen ontstaan, in Nederland onder andere te zien aan de opkomst van rijkversierde 'vorstengraven' in Oss en Wijchen (Ball 1999, 17). In Nederland is er sprake van een agrarische samenleving; men leefde van de akkerbouw, maar ook veeteelt was belangrijk. Vooral runderen domineren in het archeologisch bestand (Van den Broeke 1998). Huisplattegronden uit deze tijd wijzen erop dat men in grote boerderijen leefde, met een apart stalgedeelte waar het vee werd ondergebracht. Ook Nederland maakte deel uit van het uitgebreide Europese handelsnetwerk. Er zijn hier importstukken uit Centraal Europa en Gallië gevonden, waaronder ijzeren zwaarden. Deze bijzondere voorwerpen speelden ook een rol in een belangrijk gebruik uit de ijzertijd: het offeren van artefacten op speciale, heilige plaatsen, vaak in de buurt van water. In de veengebieden vindt men ook wel mensenoffers terug (Van den Broeke 1998). 1.6. Opbouw van het onderzoek Allereerst zal ik kort de sites in het rivierengebied beschrijven waar inhumatiegraven zijn aangetroffen. Ik zal bespreken wanneer ze gevonden zijn, hoe ze zijn onderzocht, en welke structuren er aan het licht zijn gekomen. In het hoofdstuk erna zal ik gedetailleerder ingaan op de graven. Voor de beschrijving hiervan heb ik enkele kenmerken (zoals bijvoorbeeld de aan- of afwezigheid van randstructuren) opgesteld, die
13
ik gebaseerd heb op de onderzochte literatuur. Een uitgebreider overzicht van deze variabelen is te vinden in hoofdstuk drie. In de laatste hoofdstukken zal ik de inhumatiegraven onderling met elkaar vergelijken, om te kijken in hoeverre ze overeenkomen en te zien of er sprake is van een aantal vaststaande kenmerken. Daarnaast zal ik ze vergelijken met het bekende crematieritueel. Als laatste zal ik het inhumatieritueel vergelijken met dat in het Marne-Moezelgebied, aan de hand van de eerder vastgestelde kenmerken en variabelen. Wellicht is er daarna een duidelijk beeld naar voren gekomen, en valt er te zeggen hoe het inhumatiegebruik ontstaan zou kunnen zijn.
14
2. DE SITES IN HET RIVIERENGEBIED Het eerste grafveld, waar zowel crematie- als inhumatiegraven zijn aangetroffen, is in 1992 in Geldermalsen gevonden. De site dateert uit de midden ijzertijd (Hulst 1999). Niet veel later zijn er overeenkomstige vindplaatsen ontdekt uit dezelfde tijd, eveneens in het rivierengebied van de Betuwe. Ontdekkingen uit Lent en Oosterhout, begin deze eeuw, wijzen uit dat het gebruik om mensen onverbrand bij te zetten waarschijnlijk al in de vroege ijzertijd ontstaan is. De meesten onverbrande bijzettingen komen voor rond Nijmegen-Noord. Uit dit gebied zijn ongeveer 30 skeletgraven bekend (Van den Broeke 2011, 138). De overige graven zijn te vinden rond Geldermalsen. Hieronder zal ik de sites kort beschrijven, op volgorde van ontdekking en publicatie. Ik zal proberen een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de sites in het rivierengebied, hoewel er niet van alle opgravingen evenveel informatie bekend is. Daarom zal ik in onderstaande stukken kort ingaan op de vragen: wanneer is de site onderzocht, wat voor archeologische resten zijn er aangetroffen, en wat is er bekend over de inhumatiegraven? Als het mogelijk is, zal ik ook ingaan op de landschappelijke setting. 2.1. Geldermalsen, Gelderland De opgraving bij Geldermalsen werd in 1992 en 1993 uitgevoerd door de ROB. Al eerder werden er op dezelfde plek Romeinse graven gevonden; de verwachting was dan ook, dat er meer resten uit deze periode zouden worden aangetroffen. Naast de verwachte archeologische resten, vond men echter ook een grafveld uit de midden ijzertijd. Fig. 2.1. Locatie van Geldermalsen. Hulst, 1999.
Het veld is vrij groot en meet 64 x 42 meter. Bijzonder is, dat er sprake is van zowel crematie- als
inhumatiegraven. De crematiegraven, zestien in totaal, zijn in de meerderheid. De crematiegraven zijn gevonden in relatie met zeven inhumatiegraven, die in het volgend hoofdstuk uitgebreider besproken zullen worden. Ze zijn aan de uiterste randen van het grafveld aangetroffen. Drie ervan konden er worden gedateerd. Het grafveld is opgedeeld in rijen en groepen, maar er zijn geen greppels of grafheuvels
15
(uit dezelfde periode) gevonden. Waarschijnlijk is het veld langere tijd in gebruik geweest, misschien zelfs tot aan de eerste eeuw na Christus. (Hulst 1999.)
Fig. 2.2. Locatie van de graven op het grafveld van Geldermalsen. Hulst, 1999.
2.2. Someren-Waterdael, Noord-Brabant De site bij Someren-Waterdael is begin jaren 1990 lange tijd intensief onderzocht en opgegraven. Het opgravingsgebied is, zoals meerdere sites in deze regio, afgedekt door een laat middeleeuwse plaggenlaag van bijna 80 centimeter dik, waardoor de archeologische resten zeer goed bewaard zijn gebleven. De plaggenlaag dekt een in het Weichselien gevormde dekzandlaag af. Het gebied wordt in tweeën gedeeld langs het noordwesten en zuidoosten door de rivier de Kleine Aa. Ten westen hiervan lag een niet-gecultiveerd landschap dat bestaat uit veen en moerasgebied, dat vanaf de middeleeuwen ontgonnen werd. Oostelijk van de rivier is een groot dekzandplateau te vinden, dat ontsloten wordt door de Kleine Aa en zijn vertakkingen. Hier is het landschap gecultiveerd, en vind je dan ook nederzettingen, weilanden en bouwlanden. In dit gedeelte ligt ook Someren zelf.
16
Al eerder is in het gebied Someren-Waterdael een grafveld uit de ijzertijd gevonden, dat een inhumatiegraf bevatte. Pas na de ontdekkingen in Geldermalsen, is het echter duidelijk geworden dat het hier om een wijder verspreid gebruik gaat. Naast genoemd grafveld zijn er ook vuurstenen artefacten uit het mesolithicum, sporen uit van een Romeinse nederzetting, en boerderijen uit de middeleeuwen aangetroffen. Daarnaast is er in de directe nabijheid ook een ijzertijd-nederzetting gevonden. In 1990 is door de ROB een opgraving uitgevoerd op het urnengrafveld, later uitgebreid door het IPP. Het grafveld is ongeveer 350 meter lang en maximaal 100 meter breed, en heeft een noordwest-zuidoost-oriëntatie. Een deel van het gebied is in de middeleeuwen bebouwd, waardoor slechts 39% van de graven intact is gebleven. Er zijn alsnog 185 crematiegraven gevonden; de bijbehorende grafmonumenten bestaan uit een aantal ronde en rechte greppels en vijftien langbedden. De langbedden variëren in grootte van 8 tot wel 145 meter. De crematieresten kunnen worden toegeschreven aan de midden ijzertijd en maken onderdeel uit van de zogenaamde Niederrheinische Grabhügelkultur, waartoe ook de graven in Geldermalsen behoren. Tijdens de opgraving is tevens het enige inhumatiegraf (graf 184) ontdekt. Dit bevond zich in één van de langbedden aan de noordwestelijke rand van
Fig. 2.3. Locatie van Someren in Nederland. Kortlang, 1999. het grafveld. Een aardewerkvondst uit dit graf
geeft een datering in de midden ijzertijd aan. (Kortlang 2001.) 2.3. Nijmegen-Lent: Laauwikstraat-Zuid, Gelderland Na Someren-Waterdael en Geldermalsen, is dit de derde plek in het Betuwegebied waar enkele skeletgraven gevonden zijn. Deze graven komen wederom voor in combinatie met een nederzettingsgebied en enkele urnenresten, die waarschijnlijk uit de vroege ijzertijd dateren. De vier inhumatiegraven zijn echter van latere datum, en komen uit de vijfde eeuw voor Christus. Een bijzonder aspect aan dit grafveld, is dat er hier voor het eerst een dubbel skeletgraf aan het licht gekomen is. De individuen in het graf, waaronder de bekende “Man van Lent”, zijn waarschijnlijk tegelijkertijd begraven, en zijn haaks bovenop elkaar gelegd (Van den Broeke, 1999; 2001; 2002b). In hoofdstuk 3 zal ik hier dieper op ingaan.
17
Fig. 2.4. Het grafveld van Laauwikstraat-Zuid. Van den Broeke, 2002b.
2.4. Meteren-de Bogen, Gelderland In Meteren zijn op locatie 'Voetakker' en 'de Bogen' zijn tussen 1997 en 1999 enkele opgravingen uitgevoerd. De sites liggen in een groot komgebied, op een oud crevassesysteem. Dit gebied is gedomineerd door de rivieren, die ten oosten en noorden van de sites te vinden zijn. De crevasses zijn opgevuld met zandige klei, waarop zich in de prehistorie een vegetatielaag vormde. Door overstromingen vlak na de prehistorie werd het gebied overdekt door een laag klei van 40 centimeter. Tijdens de ijzertijd, in een relatief droge periode, vormde zich hier een nieuwe vegetatielaag (Meijlink 1999). De eerste publicaties over het gebied zijn in 1999 verschenen, geschreven door Bernhard Meijlink. Naast drie kringgreppels, bewoningssporen en huizen uit het laat neolithicum tot aan de midden bronstijd, is er ook een grafheuvel gevonden. De site is later geherinterpreteerd door Fontijn en Bourgeois (2008). Tijdens dit onderzoek is naar voren gekomen dat de site vier fases heeft gekend, vanaf het neolithicum tot aan de 12e of 11e eeuw v. Chr.. Niet alle gevonden sporen vertonen een duidelijke relatie met elkaar, maar De grafheuvel is waarschijnlijk rond 1600 à 1400 cal. BC, tijdens de bronstijd, opgericht. Er zijn zeven inhumatiegraven gevonden, waarvan er drie zeker uit de bronstijd stammen. De heuvel is later hergebruikt: inhumatiegraven 5 en 6 bevatten de resten van twee jeugdige personen uit de ijzertijd.
18
Fig. 2.5. Locatie van de site Meteren-de Bogen. Meijlink, 1999.
2.5. Latere opgravingen rond Nijmegen-Noord en de Waalsprong, Gelderland Latere opgravingen, begin deze eeuw, hebben uitgewezen dat het inhumatiegebruik waarschijnlijk al in de vroege ijzertijd begonnen is. De resultaten van de hieronder genoemde onderzoeken zijn echter (nog) niet uitgewerkt of gepubliceerd. Op locatie Oosterhout De Eeuwige Lente is een grafveldje uit de vroege ijzertijd aangetroffen; naast enkele urnengraven werd er één menselijk skelet gevonden, en een dubbelgraf waarin twee mannen bijgezet zijn. De datering hiervan is echter nog niet bekend (Van den Broeke 2002b, 27). Bij Nijmegen-Lent Steltsestraat B heeft men eveneens een vroege ijzertijdgrafveld gevonden. Dertig graven zijn hier aangetroffen, waarvan ongeveer de helft crematie-, en de andere helft inhumatieresten bevat (Van den Broeke 2002b, 28; 2005; 2008). Kijkend
19
naar eerder onderzoek, is dit bijzonder: voor het eerst zijn de crematiegraven niet in de meerderheid. Net als bij Laauwikstraat-Zuid en Oosterhout is hier een dubbelgraf gevonden, waarin een man en vrouw op bekende wijze zijn bijgezet. Daarnaast is er ook een graf van een jonge vrouw, en eentje van een middelbare man onderzocht. Van de rest is echter geen gedetailleerde informatie bekend. Leeftijd van de individuen is wel bekend: het gaat voornamelijk om volwassenen, slechts één jeugdig persoon is aangetroffen (Van den Broeke 2011, 141). Vlakbij, op locatie Nijmegen-Lent Schoolstraat, vond men een kleine grafkuil met de resten van een menselijk skelet. Er wordt verwacht ook hier nog een ijzertijdgrafveld aan te treffen (Van den Broeke 2002b, 29).
Fig. 2.6. Overzicht van de site Steltsestraat. Van den Broeke, 2011.
2.6. Nijmegen-Ressen Zuiderveld-Oost, Gelderland Monument Zuiderveld wordt naar aanleiding van bouwprojecten uitvoerig onderzocht. De archeologische verwachting is, volgens bureau- en booronderzoeken van de RAAP, erg hoog (Van den Broeke, 2002a). Het gebied is gelegen in de Waalsprong. In de periode na het Weichselien zijn hier oudere rivierafzettingen uitgeschuurd door nieuwe waterlopen. Door de nieuwe rivieren werd een pakket van zand, silt en klei afgezet. Ten noorden van het Zuiderveld ligt het deelgebied E, waar de inhumatiegraven zijn aangetroffen. Dit gebied ligt op een rug van holocene beddingzanden, begrensd door restgeulen in het noorden en het zuiden. De hier gevonden beddingafzettingen bestaan uit lichte klei en zavel.
20
Fig. 2.7. Locatie van het monument Zuiderveld. Van den Broeke, 2010.
De ligging en hoge archeologische waarde van het deelgebied E waren al een tijdlang bekend, maar er was nog geen onderzoek uitgevoerd. Na verstoring van het gebied, is er in 2006 een noodonderzoek van start gegaan. Hierbij werden verschillende sporen uit de bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd gevonden, waaronder enkele nederzettingen. Verdere boringen hebben artefacten en houtskoolresten van de prehistorie tot aan de Romeinse tijd aan het licht gebracht. Een crematiegrafveld in het gebied is al in 2002 gevonden, en is gedateerd in de late bronstijd. Later is duidelijk geworden dat er sprake zou zijn van meer menselijke resten. Na enkele boringen is er een nieuw grafveld aangetroffen, dat vier crematie- en twee inhumatiegraven bevat. De graven stammen uit de midden ijzertijd. In de directe omgeving van het veld is tevens een deel van een paardentuig gevonden, dat kan wijzen op de bijzondere status van de hier bijgezette individuen (Van den Broeke 2010, 131). 2.7. Nijmegen-Lentseveld, Gelderland Een zeer recent onderzoek naar graven uit de ijzertijd is gedaan op het Lentseveld, vlakbij Nijmegen. Tussen 2006 en 2009 is hier een proefsleuven- en definitief onderzoek uitgevoerd. Het opgravingsgebied in de Waalsprong bevindt zich in een landschap van fossiele meandergordelafzettingen en hoog gelegen grindeilanden. Er is een zeer uitgebreid
21
complex aan geulen aanwezig, die tot 5,5 +NAP reiken. De profielopbouw bestaat uit een 1,5 meter dikke zandig-kleiige oeverafzetting aan de bovenkant, aflopend tot fijn- en grofzandig gelaagde beddingafzettingen. Op enkele delen zijn grindige overslaggronden
Fig. 2.8. Locatie van het Lentseveld in Nederland. Van den Broeke, 2011.
te vinden, ontstaan als gevolg van rivierdoorbraken. Er zijn op het Lentseveld onder andere nederzettingssporen uit de ijzertijd tot en met de Middeleeuwen gevonden. In de noordoosthoek van het gebied is een grafveld uit de vroege ijzertijd opgegraven, met een grootte van 50 bij 35 meter. Acht crematiegraven zijn aangetroffen, bestaand uit kleine grafkuilen waarin de crematie- en soms de brandstapelresten zijn geplaatst. Het is waarschijnlijk dat er meer graven zijn bijgezet in de directe omgeving van het onderzochte gebied, maar deze liggen op particulier bebouwd terrein. Wel is er in de nabijheid van het grafveld een bijzondere stenen armband gevonden, die wellicht behoort tot een niet nader onderzocht graf. Vier graven bevatten skeletresten, voornamelijk van vrouwen. Opmerkelijk is, dat beide graftypes gemengd voorkomen. De inhumatiegraven worden naast de crematies gevonden, en bevinden zich niet aan de rand of periferie van het grafveld (Van den Broeke 2011). 2.8. Meteren-de Plantage, Gelderland Vanwege de aanleg van een nieuwbouwwijk, is in het gebied Meteren-de Plantage vanaf 2008 een onderzoek gaande. Na een inventariserend veldonderzoek, zijn er enkele proefsleuven aangelegd en onderzocht. Het onderzochte gebied bestaat uit een crevasselandschap. Het is gelegen in een komgebied, met komafzettingen van 6-7 meter dik. Onder deze laag zijn rivierafzettingen te vinden. De crevasses hebben zich in drie stages gevormd (Veldman en Blom 2008, 21). Op De Plantage zijn nederzettingssporen en artefacten vanaf de ijzertijd tot aan de
22
Nieuwe Tijd gevonden. In het najaar van 2010 is bij opgravingen op deze locatie een rijk inhumatiegraf uit de ijzertijd aangetroffen, omringd door 46 crematiegraven uit dezelfde tijd. De bijgezette vrouw, die vele sieraden meekreeg, heeft de bijnaam “Meta” gekregen, en is in 2011 deels gereconstrueerd. Ook is zij zichtbaar voor publiek. Het gaat waarschijnlijk om een individu met een hoge status, anders dan bij de eerder gevonden inhumatiegraven (Van den Broeke 2011, 140). Omdat de ontdekking zeer recent is, zijn details nog niet gepubliceerd.
Fig. 2.9. Globale ligging van Lent/Nijmegen (links) en Geldermalsen/Meteren (rechts), aangegeven met de rode pijl. Bron: Google Maps. Schaal 1: 70 km
23
Fig. 2.10. Alle-sporenkaart van de site Lentseveld. Van den Broeke, 2011.
3. CREMATIEGRAVEN UIT HET RIVIERENGEBIED Hoewel er in omliggende gebieden – het Aisne-Marne-gebied in Frankrijk, en de Hünsruck Eifel Kultur in Duitsland – wel degelijk sprake is geweest van inhumatierituelen gedurende de vroege en midden ijzertijd (Diepeveen-Jansen 1998), komen deze in het Nederlandse rivierengebied nauwelijks voor. Cremeren is het overheersende grafritueel. Hieronder zal ik kort uitleggen hoe het cremeren in zijn werk ging en wat de specifieke kenmerken ervan zijn. 3.1. Het crematieritueel in de vroege en midden ijzertijd 3.1.1. Bronstijd en vroege ijzertijd Het crematieritueel komt in Midden-Nederland al vanaf de late bronstijd in gebruik (Hessing en Kooi 2005, 631). In deze overgangsperiode is nog een grote regionale variatie te zien, en komen er ook nog inhumatiegraven voor. Over de wijze waarop men gecremeerd werd, is weinig bekend. Pas vanaf de vroege ijzertijd raakt het gebruik wijdverspreid, en wordt het het overheersend grafritueel. Tussen noord- en zuid-Nederland zijn verschillen te zien. Noord-Nederland sluit aan bij de Noordduitse Eems-cultuur, terwijl zuidelijk Nederland
24
tot de zogenaamde Niederrheinische Grabhügelkultur uit het Midden-Rijngebied behoort. Hoewel het rivierengebied tussen twee regionale culturen in ligt, en als overgangsgebied fungeert, vertoont het toch de meeste overeenkomsten met het zuiden. Doden worden gecremeerd op een brandstapel; de botresten worden zorgvuldig uitgezocht en in urnen bijgezet (Van den Broeke 1998; Hessing en Kooi 2005). De urnen worden bij elkaar geplaatst in urnenvelden, die vaak eeuwenlang in gebruik zijn geweest door enkele families (Van den Broeke 1998). Slechts in enkele gevallen, zoals in Someren, worden er in het geheel geen urnen gevonden. De urnenvelden in midden- en zuid-Nederland kennen twee soorten grafmonumenten: een lage heuvel, waaromheen een dichte ronde greppel ligt, en een zogenaamd langbed: een langwerpige heuvel met een dichte of open greppel eromheen. Deze langbedden komen ook voor in het Midden-Rijngebied. De vorm van de langbedden en de greppels eromheen kan sterk variëren (Hessing en Kooi 2005, 639). Twee voorbeelden uit het onderzoek zijn Meteren en Someren-Waterdael, waarbij vooral Someren opvalt door de enorme afmetingen van de langbedden, waarin de graven zijn geplaatst. In Meteren zijn begravingen uit de late bronstijd in grafheuvels bijgezet. Graven worden veelal aangegeven door kringgreppels met een diameter tussen de 2 en 13 meter. Vaak is er een onderbreking of opening te zien, die gericht is op het zuidoosten, en soms met paalgaten gemarkeerd wordt. Kringgreppels kunnen rond tot ovaal van vorm zijn (Van den Broeke 1998; Hessing en Kooi 2005). Bijzonder genoeg zijn onder andere in Lentseveld ook bij de crematiegraven geen randstructuren aangetroffen. De primaire bijzetting in het graf wordt meestal in de lengte van de grafheuvel begraven. Ook secundaire begravingen komen voor, voornamelijk in de greppels. De as en botresten van het individu wordt in een urn bijgezet; het gebruik van urnen komt aan het begin van de vroege ijzertijd steeds vaker voor, maar neemt later weer af (Ball 1999, 15). De urnen zijn lokaal geproduceerd en verschillen in kwaliteit. Vaak zijn ze afgesloten geweest. Er worden ook wel miniatuurpotjes in de vorm van de urnen aangetroffen, en vanaf de vroege ijzertijd geeft men soms verbrand aardewerk mee. Tijdens de late bronstijd kent het aardewerk een grote variëteit aan vormen; pas vanaf de ijzertijd wordt de vorm gestandaardiseerd. Uit de vroege ijzertijd zijn onder andere Schräghals-urnen en Harpstedt-waar karakteristiek; hoewel er in de eerste helft van de vroege ijzertijd veel aardewerk wordt meegegeven, wordt dit in de tweede helft veel minder (Ball 1999, 15). Andere grafgiften zijn onder andere persoonlijke bezittingen zoals sieraden of wapens, gemaakt van brons of ijzer. Soms zijn de sieraden ook gemaakt van barnsteen (Van den Broeke 1998; Hessing en Kooi 2005). Naast 'gewone' graven, zijn er ook enkele 'elitegraven' of 'vorstengraven' bekend, waarbij
25
bijvoorbeeld paardentuig, zwaarden en pijlpunten worden meegegeven (Ball 1999, 17). Een goed voorbeeld uit het rivierengebied is het graf van Oss, maar ook het graf van Wijchen is erg bijzonder. De dode werd hier vergezeld door een pronkwagen, een gebruik dat duidelijk afgeleid is van de elitegraven uit de Hallstatt-cultuur (Hessing en Kooij 2005, 645; Van der Vaart 2012). Het is waarschijnlijk dat de ‘exotische’ grafgiften ook daadwerkelijk uit de Centraal-Europese contreien afkomstig zijn, en als een soort diplomatieke gift tussen de heersende elites hebben gediend (Van den Broeke 1998). 3.1.2. De midden-ijzertijd In de midden ijzertijd blijft de scheiding tussen noord- en zuid-Nederland bestaan, waarbij het noordoosten gericht is op de Duitse grafcultuur en het zuiden op de cultuur in Frankrijk. Er zijn wel een aantal veranderingen te zien in het crematieritueel. Ten eerste worden de crematieresten worden minder zorgvuldig verzameld, en worden urnen veel minder vaak gebruikt. Brandresten worden nu in hun geheel afgedekt (waardoor er een zogenaamde brandheuvel ontstaat), maar dit gebruik komt vooral vanaf de late ijzertijd in zwang Hessing en Kooi 2005, 650). Tot dan overheerst de manier die in Geldermalsen wordt teruggezien: urnengraven worden bijgezet in een kleine kuil met enkele botresten; overblijfselen van de brandstapel worden niet teruggevonden. Ook de grafvelden zelf veranderen: het aantal bijzettingen wordt minder en soms ontstaan er geheel nieuwe grafvelden, wat een omslag in de traditie laat zien. Greppels zijn vanaf de zesde eeuw voor Christus vaak rechthoekig of vierkant, in plaats van rond (Ball 1999, 17; Van den Broeke 1998). Ze variëren in vorm en grootte en vormen vaak clusters. Grafmonumenten komen over het algemeen steeds minder vaak voor. Zij zijn bovendien lang niet meer zo groot als in de vroege ijzertijd het geval was. Vlakgraven overheersen in deze periode (Ball 1999, 17). Naast grafvelden komen er ook 'losse' begravingen voor, die geen relatie hebben met de andere graven in het gebied. Deze graven bestaan uit een enkele crematiekuil, of een crematiegraf dat onder een kleine grafheuvel is geplaatst. In deze periode wordt ook een nieuw soort aardewerk, het 'Marne'-aardewerk, gevonden. Dit aardewerk is waarschijnlijk afkomstig uit Noord-Frankrijk, maar wordt grotendeels lokaal geproduceerd (Ball 1999, 20). Rond Nijmegen zijn daarnaast enkele graven gevonden, die affiniteiten vertonen met de Hunsrück-Eifel-Kultur. Het gaat om enkele graven bij het Kops Plateau en een graf op de Hunerberg, waar onder andere ijzeren speerpunten en een lanspunt zijn gevonden. Deze artefacten zijn kenmerkend voor de HEK. Daarnaast is de groepering van wapengraven, zoals op het Kops Plateau te zien is, eveneens kenmerkend voor deze cultuur (Fontijn 1996, 43).
26
3.2. De gevonden crematiegraven op de sites in het rivierengebied 3.2.1. Geldermalsen In Geldermalsen zijn zestien urnengraven aangetroffen van het type Knochenlager. Hierbij worden enkele botresten bijgezet in een kleine kuil; resten van de brandstapel worden niet gevonden. De crematiegraven zijn allen gevonden rond de kern van het grafveld. Slechts één graf kon gedateerd worden in de midden ijzertijd (450-350 v.Chr.), maar aangezien cremeren het overheersend ritueel is in deze periode, neemt men aan dat de andere 16 graven ook uit deze tijd stammen. In het gedateerde graf is het enige artefact gevonden, namelijk een donkergrijs en dunwandig stuk aardewerk waarvan de vorm verloren is gegaan. Onder de rand zijn drie horizontale lijnen aangebracht. (Hulst 1999.) 3.2.2. Someren De crematiegraven uit Someren behoren toe aan de Duitse Niederrheinische Grabhügelkultur, waarbij een individu op een brandstapel werd gecremeerd. De crematieresten werden zorgvuldig uitgezocht en bijgezet in een kuil, waarna een grafheuvel werd opgeworpen. Bij Meteren zijn de doden bijgezet in een zogenaamd langbed; ook zijn er kringgreppels gevonden. Bijzonder genoeg zijn geen van de crematiegraven uit Someren bijgezet in een urn. Houtskoolresten en overblijfselen van de brandstapel zijn er niet of bijna niet gevonden. Ook grafgiften zijn nauwelijk aangetroffen. Secundair verbrand aardewerk en aardewerkfragmenten worden voornamelijk gevonden. Het gaat onder andere om spinklosjes, schalen, potten/kommen en bekers. Slechts in 9 van de gevallen werden de fragmenten ook daadwerkelijk in een crematiegraf gevonden; de rest werd gedeponeerd in de greppels. Verder is er één barnstenen kraal aangetroffen, een metatarsus van een schaap, delen van het gewei van een hert, en zes ijzeren objecten. Het gaat om een kleine ring en enkele pijlpunten. Dit is erg bijzonder, want pijlen worden niet vaak aangetroffen in het rivierengebied (Kortlang 1999). 3.2.3. Zuiderveld De vier gevonden crematiegraven uit het Zuiderveld stammen uit de vroege tot midden ijzertijd. Randstructuren zijn niet aangetroffen. Het geslacht van de individuen kon in geen van de gevallen definitief gedetermineerd worden. Drie van de verbrande personen waren waarschijnlijk volwassen, de vierde was een peuter van 2-4 jaar oud. Er is voornamelijk aardewerk meegegeven in het graf; het betreft vooral fragmenten van een handgevormd, dunwandig baksel. Ook vond men gebroken natuursteen, stukken
27
houtskool en een ijzeren gordelhaakje in de kuilvullingen (Van den Broeke 2010). 3.2.4. Lentseveld Op het Lentseveld zijn acht crematiegraven gevonden. De graven bestaan uit kleine grafkuilen, waarin de crematie- en (soms) andere resten zijn bijgezet in urnen. Het gaat hier voornamelijk om volwassen individuen en één kind van ongeveer 12 jaar. Het geslacht kon niet worden vastgesteld. Er zijn aardewerken fragmenten gevonden, voornamelijk van besmeten, dikwandige potten met een S-profiel. Soms zijn deze secundair verbrand. Ook keileem en houtskool is in enkele gevallen aangetroffen. (Van den Broeke 2011.) 3.2.5. Overige sites Van de andere sites is te weinig bekend om er dieper of uitgebreider op in te gaan. In één geval, dat van Meteren-de Bogen, zijn de omringende graven niet relevant om hier te beschrijven, omdat zij uit de bronstijd stammen. In het geval van de sites rondom Nijmegen-Lent en de recentelijk gevonden graven bij Meteren-de Plantage, geldt dat er nog te weinig gepubliceerde informatie voorhanden is.
28
4. BESCHRIJVING VAN DE INHUMATIEGRAVEN Hieronder zal ik kort een beschrijving geven van de inhumatiegraven uit de vroege en midden ijzertijd, om de kenmerken met elkaar te kunnen vergelijken. Ik zal de volgorde aanhouden die ik eerder bij het beschrijven van de sites heb gebruikt. Naast de gegevens over de graven en de individuen zelf, zal ik hierna ook uitgebreid ingaan op de gevonden grafgiften. Nummering van de graven heb ik soms ontleend aan de literatuur, en soms zelf ingevoerd om meer duidelijkheid te verschaffen. 4.1. De gekozen variabelen Na het vaststellen van de datering, zal ik allereerst kijken naar de aan- of afwezigheid van grafmonumenten en randstructuren, zoals grafheuvels en kringgreppels. Deze worden in combinatie met urnenvelden vaak aangetroffen; graag wil ik weten of hier een verschil te zien is met de inhumatiegraven. Verder zal ik letten op het soort graf: gaat het hier om een vlakgraf of, bijvoorbeeld, een secundaire begraving? Daarnaast zal ik kijken naar de mate van verstoring en de afmetingen van de grafkuil. De oriëntatie van het graf is hierbij erg belangrijk. In de Marne-Moezelregio is een duidelijke voorkeur voor een noordwest-oriëntatie te zien: kunnen we die hier ook terugvinden? Als dat het geval is, is het waarschijnlijker dat het gebruik inderdaad beïnvloed is door de Noord-Franse bevolkingsgroep. Bij de inhumatie zelf zal ik kijken naar de mate van preservatie. Ook de positie van het individu zal beschreven worden, naast leeftijd, geslacht en lengte. Deze informatie ontbreekt ten eerste meestal voor crematiegraven. Door leeftijd en geslacht te vergelijken, kunnen we daarbij meer inzicht verkrijgen in de aard van het inhumatieritueel. Zijn er bijvoorbeeld meer mannen dan vrouwen bijgezet, of andersom? En zijn er meer volwassenen of kinderen begraven? De positie en houding van de individuen kan ons ook veel zeggen over de mate van overeenkomst met de Marne-Moezelregio. In NoordFrankrijk worden de individuen traditiegewijs op de rug gelegd, met de armen langszij (Diepeveen-Jansen 1998). Wellicht is dat in het rivierengebied terug te zien. Als laatste zal ik kijken naar de grafgiften. Van welk materiaal zijn ze gemaakt, en om wat voor vormen en artefacten gaat het? Overeenkomsten met de Marne-Moezelregio kunnen ook hier misschien teruggevonden worden. Daarnaast is de positie van de grafgiften op het lichaam erg belangrijk; ook dit kan ons veel zeggen over het ritueel zelf, en in hoeverre het overeenkomt met de gebieden in Frankrijk en Duitsland. In paragraaf 4.3 zal ik dieper ingaan op de gevonden grafgiften.
29
4.2. De inhumatiegraven 4.1.1. De graven in Geldermalsen In Geldermalsen zijn zeven inhumatiegraven gevonden, aan de rand van een urnenveld met 16 onverbrande bijzettingen.
Fig. 4.1. Geldermalsen, graf 1. Naar: Hulst, 1999.
Graf: Geldermalsen 001 (001) Datering
Datering aan de hand van het aardewerk en de vorm van de halsring. Het aardewerk komt overeen met fase F uit de aardewerksequentie die Van den Broeke heeft opgezet voor Oss-Ussen. Dat zou betekenen dat het hier gaat om een datering van ongeveer 450/440-400/375 v.Chr. De halsring is karakteristiek voor de vijfde en vierde eeuw v.Chr.; in de chronologie van Hatt en Roualet tussen de 450-375 v.Chr.
Grafmonument:
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Niet verstoord
30
Inhumatie
Afmetingen:
2,2x0,75 m, diepte 0,65 m
Oriëntatie:
Z-N
Staat:
Redelijk goed gepreserveerd
Positie:
Uitgestrekt op de rug, aan de linkerkant van de grafkuil,
met
Grafgiften
het hoofd naar rechts gedraaid Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
34-40 jaar oud
Lengte:
1,55 m
Aardewerk:
1. Schotel 2. Kom of beker 3. Kan
Metaal:
4. Bronzen halsring rond de nek 5. Bronzen open armband aan de rechterpols 6. Bronzen gesloten armband aan de linkerpols 7. IJzeren mes, parallel langs het lichaam geplaatst, met de snijkant naar buiten gericht en de punt naar het zuiden gelegd
Overig:
8. Ribbenkast van een varken, 8 ribben, ligt tussen 1 en 2 in.
31
Fig. 4.2. Geldermalsen, graf 2. Hulst, 1999
Fig. 4.2. Geldermalsen, graf 2. Hulst, 1999
Graf: Geldermalsen 002 (002) Datering
Datering aan de hand van het aardewerk, dat past binnen fase F van de door Van den Broeke opgestelde aardewerksequentie voor Oss-Ussen: tussen de 450/400-400-375 v.Chr.
Grafmonument:
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Deels verstoord door de aanleg van een greppel in de Romeinse tijd
Inhumatie
Afmetingen:
2,1x0,6 m, diepte 0,48 m
Oriëntatie:
N-Z
Staat:
Slecht gepreserveerd; alleen de onderkant van het lichaam, vanaf de heupen, is bewaard gebleven.
Positie:
Uitgestrekt op de rug
Geslacht:
–
Leeftijd:
34-47 jaar
Lengte:
1,60 m
32
Grafgiften
Aardewerk:
1. Kan, bij het hoofd geplaatst
Graf: Geldermalsen 003 (003) Datering
Aan de hand van de halsring, die karakteristiek is voor de vijfde en vierde eeuw v.Chr. IJzeren halsringen zijn na 500 v.Chr. zeldzaam, maar het is waarschijnlijk (gezien de datering van het grafveld en de andere graven) dat deze torque toch jonger is. Hij stamt, net als de andere halsring, waarschijnlijk uit 450-375 v.Chr. Ook de amberen kraal wijst op een datering uit dezelfde periode.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Niet verstoord
Afmetingen:
1,46x0,64 m, diepte 0,44m
Oriëntatie:
W-O
Staat:
Zeer slecht, deels lijkschaduw
Positie:
Uitgestrekt op de rug
Geslacht:
–
Leeftijd:
12-30 maanden (1-2,5 jaar)
Lengte:
1,35-1,45 m. Dit is bijzonder, omdat het erg groot is
Inhumatie:
voor een individu van deze leeftijd. Een peuter die zo oud is, is meestal nog geen meter lang. Grafgiften
Aardewerk:
1. Spinklosje, geplaatst onder het bekken en tussen de dijen
Metaal:
2. IJzeren halsring rond de nek 3. Open bronzen ring, in het midden van het gezicht 4. IJzeren fragment naast de rechter bovenarm
Overig:
5. Barnstenen kraal, zit vast aan 3
33
Fig. 4.3. Geldermalsen, graf 3. Naar: Hulst, 1999.
Fig. 4.4. Geldermalsen, graf 4. Naar: Hulst, 1999.
Graf: Geldermalsen 004 (004) Datering
Datering van het grafveld: 450-400/375 v.Chr.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Deels verstoord door de aanleg van een graf in de Romeinse tijd
34
Inhumatie:
Afmetingen:
Onbekend; diepte 0,75 m
Oriëntatie:
O-W
Staat:
Redelijk
Positie:
Aan de rechterkant van het graf, met de benen omhoog
Geslacht:
–
Leeftijd:
5-16 maanden (ong. 0,5-1,5 jaar)
Lengte:
0,95-1,05 m. Ook dit individu is vrij lang voor zijn leeftijd.
Grafgiften
–
Graf: Geldermalsen 005 (005) Datering
Datering van het grafveld: 450-400/375 v.Chr.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Niet verstoord
Afmetingen:
Niet bekend; diepte 0,70 m
Oriëntatie:
NW-ZO
Staat:
Redelijk
Positie:
Gelegen op de rug, tegen de rechterkant van het graf, met
Inhumatie: de
Grafgiften
benen ietwat omhoog Geslacht:
Mannelijk
Leeftijd:
47-54 jaar
Lengte:
Waarschijnlijk 1,40 meter
–
35
Fig. 4.5. Geldermalsen, graf 5. Naar: Hulst, 1999
Graf: Geldermalsen 006 (006) Datering
Datering van het grafveld: 450-400/375 v.Chr.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Niet verstoord
Afmetingen:
1,45x0,60 m, diepte 0,58m
Oriëntatie:
N-Z
Staat:
Redelijk
Positie:
Aan de linkerkant van het graf, uitgestrekt op de rug; de
Inhumatie:
grafkuil is iets te klein, waardoor de benen ietwat opgetrokken zijn Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
40-47 jaar
Lengte:
1,40 m
36
Grafgiften
–
Fig. 4.6. Geldermalsen, graf 6. Naar: Hulst, 1999.
Graf: Geldermalsen 007 (007) Datering
Datering van het grafveld: 450-400/375 v.Chr.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Niet verstoord
Afmetingen:
1,96x0,70 m, diepte 0,57 m
Oriëntatie:
W-O
Staat:
Slecht
Positie:
Uitgestrekt op de rug
Geslacht:
–
Leeftijd:
17-25 jaar
Inhumatie:
37
Lengte:
1,65-1,75 m
Fig. 4.7. Geldermalsen, graf 7. Naar: Hulst, 1999
4.1.2. Het graf in Someren-'Waterdael' Het skeletgraf in Someren werd aangetroffen in een urnenveld uit de midden ijzertijd, waar een overgrote meerderheid aan crematiegraven (185 in totaal) zijn bijgezet in langbedden. Graf: Someren 184 (008) Datering
Aan de hand van het aardewerk: 5e/4e eeuw v.Chr.
Grafmonument
Zeer groot langbed, gelegen aan de noordwestelijke zijde van het
grafveld Grafkuil
Inhumatie:
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Deels verstoord
Afmetingen:
2,10x0,8 m, diepte 0,25 m
Oriëntatie:
–
Staat:
Slechts lijkschaduw te zien
Positie:
–
Geslacht:
–
38
Grafgiften
Leeftijd:
–
Lengte:
–
Aardewerk:
1. Kom, in de noordoostelijke hoek van het graf (waarschijnlijk bij het hoofd)
Fig. 4.8. Graf 184 in Someren Waterdael, met vondst. Kortlang, 1999.
4.1.3. Nijmegen-Lent: Laauwikstraat-Zuid Op dit grafveld zijn vier individuen gevonden, waarvan één samen in een dubbelgraf.
39
Fig. 4.9. Het dubbelgraf in Laauwikstraat-Zuid. Van den Broeke, 2002b
Graf: Laauwikstraat-Zuid 001 (009) Datering
Aan de hand van de dateringen voor de omringende crematiegraven,
tussen de 6e en 5e eeuw v.Chr. (midden ijzertijd) Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Dubbelgraf
Beschrijving:
Niet verstoord
Afmetingen:
–
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk
Positie:
Bovenste individu ligt op de buik, met de linkerarm
Inhumatie:
opgeheven in de nek gelegd. Haaks hieronder ligt het tweede individu uitgestrekt op de rug. Geslacht:
Individu 2 is mannelijk (“Man van Lent”).
Leeftijd:
Individu 1: volwassen, Individu 2: 40-60 jaar
40
Grafgiften
Lengte:
–
Metaal:
1. Bronzen vlechtring, aan linkerzijde schedel individu 2 2. Bronzen vlechtring, aan rechterzijde schedel individu 2. 3. Bronzen oorring, naast schedel individu 2
Fig. 4.10. Reconstructie van de "Man van Lent". Van den Broeke, 2002b.
Graf: Lent-Laauwikstraat 002 (010) Datering
Geen specifieke datering voorhanden: waarschijnlijk midden ijzertijd (6e en 5e eeuw v.Chr.).
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
–
Afmetingen:
–
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk
Positie:
Op de rug, ietwat “slordig” bijgezet
Inhumatie:
41
Grafgiften
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
20-40 jaar
Lengte:
–
–
Graf: Lent-Laauwikstraat 003 (011) Datering
Geen specifieke datering voorhanden: waarschijnlijk midden ijzertijd (6e en 5e eeuw v.Chr.).
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Verstoord door de aanleg van een sloot in de Romeinse
Afmetingen:
–
Oriëntatie:
–
Staat:
Slecht, positie niet meer te reconstrueren
Positie:
–
Geslacht:
Mannelijk
Leeftijd:
Volwassen (<40 jaar)
Lengte:
–
tijd
Inhumatie:
Grafgiften
–
4.1.4. De twee graven in Meteren-de Bogen. In Meteren zijn twee jeugdige individuen aangetroffen in een grafveld uit de late bronstijd. Ze zijn bijgezet in een grafheuvel. Graf: Meteren-de Bogen 005 (012) Datering
C-14 datering op onverbrand bot: cal. 481-203 BC, C-14 datering op tandglazuur: cal. 759-233 BC. Aan de hand van typologie: de tinnen kraal en de ring stammen uit de fase LBA-1A.
Graf-
42
monument
Grafheuvel
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf, wellicht secundaire begraving
Beschrijving:
–
Afmetingen:
–
Oriëntatie:
–
Staat:
Slecht, alleen het bovenste gedeelte van het skelet is
Inhumatie:
bewaard gebleven Positie:
Uitgestrekt op de rug, met het hoofd richting
Geslacht:
–
Leeftijd:
9-12 jaar
Lengte:
–
Metaal:
1. Tinnen kraal op de borst
noordwesten
Grafgiften
2. Bronzen ring, naast de schedel Overig:
3. Barnstenen kraal, zit vast aan 2, naast de schedel
Fig. 4.11. Graf 5 en 6 uit Meteren-de Bogen. Naar: Meijlink, 2001.
Graf: Meteren-de Bogen 006 (013) Datering
C-14 datering op onverbrand bot: cal. 407-261 BC, C-14 datering op tandglazuur: cal. 481-173 BC.
Graf-
43
monument
Grafheuvel
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf, wellicht secundaire begraving
Beschrijving:
–
Afmetingen:
–
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk. Ribbenkast is door decompositie opzij gevallen
Positie:
Op rechterzijde, met het hoofd naar het noordwesten. De
Inhumatie:
benen zijn licht gebogen. Handen liggen dicht bijeen in een onnatuurlijke houding, wat doet vermoeden dat de polsen misschien gebonden zijn geweest.
Grafgiften
Geslacht:
–
Leeftijd:
15-18 jaar
Lengte:
1,65 m
Overig:
1. Koeientand in linkerhand 2. Koeientand in rechterhand
4.1.5. Oosterhout-de Eeuwige Lente De graven in Oosterhout (014 en 015) Dit individu werd aangetroffen onder een tuinbouwkas op de site Oosterhout De Eeuwige Lente. Details over dit graf zijn nog onbekend; ook een datering is nog niet mogelijk. Wel werd ter hoogte van het middel een ijzeren ring (1) gevonden, wat doet vermoeden dat het graf uit de vroege ijzertijd dateert. In Oosterhout is verder een nieuw dubbelgraf aan het licht gekomen, waarin twee volwassen mannen zijn bijgezet. Ook hier geldt dat verder onderzoek nog nodig zal zijn.
Fig. 4.12. Het dubbelgraf op de Steltsestraat. Van den Broeke, 2002b.
44
4.1.6. Nijmegen-Lent: Steltsestraat B Op dit grafveld zijn 15 inhumatiegraven gevonden. Details hierover zijn echter nog niet bekend, behalve in het geval van het hieronder beschreven een dubbelgraf en een skeletgraf van een vrouw. Er is één kindergraf gevonden op deze site, de enige van de dertig bekende graven uit Nijmegen-Noord; de andere individuen zijn volwassenen. Verdere informatie hierover is echter nog niet bekend.
Fig. 4.13. Schedel uit het vrouwengraf in Steltsestraat. Van den Broeke, 2002b.
Graf: Lent Steltsestraat B 01 (016) Datering
Datering van het grafveld: vroege ijzertijd (2490 +/- 35 BP).
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Dubbelgraf
Beschrijving:
–
Afmetingen:
–
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk.
Positie:
Individu 1 ligt uitgestrekt op de buik. Hier bovenop is het
Inhumatie:
tweede persoon bijgezet, op de rug, met het hoofd bij de
45
voeten
van de ander.
Grafgiften
Geslacht:
Individu 1 is mannelijk, individu 2 vrouwelijk.
Leeftijd:
Beiden zijn volwassen (<35 jaar).
Lengte:
–
Metaal:
1. Bronzen haarring aan linkerzijde schedel individu 2 2. Bronzen haarring aan rechterzijde schedel individu 2
Fig. 4.14. Het inhumatiegraf op locatie Schoolstraat. Van den Broeke, 2002b.
Graf: Lent Steltsestraat B 02 (017) Datering
Datering van het grafveld: vroege ijzertijd (2540 +/- 35 BP)
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
–
Afmetingen:
–
Oriëntatie:
–
46
Inhumatie:
Grafgiften
Staat:
Redelijk
Positie:
Uitgestrekt op de buik
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
Volwassen
Lengte:
–
Metaal:
1. Bronzen haarring aan linkerzijde schedel 2. Bronzen haarring aan rechterzijde schedel
4.1.7. Nijmegen-Lent: Schoolstraat Het graf op locatie Lent Schoolstraat (018) Hier werd een kleine grafkuil gevonden, waarin een persoon met opgetrokken handen en knieën was bijgezet (zie fig. 4.14). De persoon lag op zijn of haar rug, en is wellicht vastgebonden geweest ten tijde van de begraving. Een C-14 datering geeft aan, dat het graf waarschijnlijk uit de vroege ijzertijd dateert.
Fig. 4.15. Graf 1 (links) en 2 (rechts) uit Zuiderveld. Naar: Van den Broeke, 2010.
4.1.8. Nijmegen-Ressen Zuiderveld-Oost Graf: Zuiderveld 001 (019) Datering
C-14 datering op onverbrand bot: 2360 +/- 40 BP, cal. 753-696 BC – of, waarschijnlijker, cal. 540-378 BC
47
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
-
Afmetingen:
165x55cm, diepte onbekend
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk. Sporen te zien van hypoplasie (defect in de
Inhumatie:
aanmaak van tandglazuur). Deels verstoord door het couperen van een Romeins paalgat Positie: gezicht
Grafgiften:
Gestrekt op de rug met de armen langs het lichaam, naar boven gericht, orientatie is 255/75 graden
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
35-55 jaar
Lengte:
1,61 m
Aardewerk:
1. Wandscherven handgevormd aardewerk 2. Handgevormd schaaltje 3. Handgevormd potje
Overig:
4. Vijf fragmenten van gebroken natuursteen
Graf: Zuiderveld 002 (020) Datering
C14-datering op onverband bot: 2485 +/- 40 BP, cal. 787-414 BC.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Onregelmatig gevormde, afgerond rechthoekige kuil
Afmetingen:
182,5x65cm, diepte onbekend
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk. Lichte verstoring door couperen van een
Inhumatie:
Romeins paalgat. Sporen van tandbederf
48
Positie:
Gestrekt op de rug met handen op de buik, gezicht naar boven, orientatie 70/245 graden
Grafgiften:
Geslacht:
Mannelijk
Leeftijd:
45-55 jaar
Lengte:
1,73 m
Aardewerk:
1. Fragmenten van handgevormd aardewerk in vulling grafkuil
Metaal:
2. Fragment van bronzen speld in vulling grafkuil
Fig. 4.16. Graf 1 uit Lentseveld. Van den Broeke, 2011.
4.1.9. Nijmegen: Lentseveld Graf: Lentseveld 001 (021) Datering
Niet mogelijk
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
49
Beschrijving:
Afgerond rechthoekige kuil; lichtbruin fijnzandige, mangaan- en kalkrijke klei met lichtgrijze vulling
Inhumatie:
Afmetingen:
1,82x0,55 m, diepte 0,34 m
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk. Vergroeiing te zien aan de linker tibia
Positie:
Gestrekt op de rug, met het lichaam tegen de zuidoostwand van de grafkuil aan, oriëntatie 230/50 graden, hoofd naar het noordwesten
Grafgiften
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
23-34 jaar
Lengte:
1,67 m
–
Fig. 4.17. Graf 2 uit Lentseveld. Van den Broeke, 2011.
Graf: Lentseveld 002 (022) Datering
C14-datering op onverbrand bot: 2510 +/- 35 BP, cal. 791-519 BC.
50
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Afgerond rechthoekige kuil; vulling van lichtbruingrijze en zeer fijnzandige klei
Inhumatie:
Afmetingen:
2,06x0,84 m; diepte 0,13 m
Oriëntatie:
–
Staat:
Matig
Positie:
Gestrekt op de buik, met de linkerarm tegen de romp aan, oriëntatie 350/170 graden, hoofd naar het noordwesten gericht
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
17-25 jaar
Lengte:
1,55 m
Grafgiften –
Fig. 4.18. Graf 5 uit Lentseveld. Van den Broeke, 2011.
Graf: Lentseveld 005 (023)
51
Datering
C14-datering op onverband bot: 2425 +/- 40 BP, cal. 752-401 BC.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Afgerond rechthoekige kuil met aan de zuidoostzijde een instulping. Deels vergraven tijdens de werkzaamheden. Vulling is lichtgrijs en zeer fijnzandig
Inhumatie:
Afmetingen:
1,92x0,68 m, diepte 0,46 m
Oriëntatie:
–
Staat:
Deels vergraven tijdens de aanleg van een put, waardoor de rechterzijde van de schedel ontbreekt
Positie:
Uitgestrekt op de rug, met de rechterarm gestrekt langs het lichaam; de linkerarm is gebogen met de hand naar de kin. Oriëntatie is 230/50 graden, met het hoofd naar het noordwesten gericht
Grafgiften
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
19-34 jaar
Lengte:
1,65 m
Metaal:
1. Open bronzen ring aan de rechterzijde van de schedel 2. Open bronzen ring aan de linkerzijde van de schedel 3. Open bronzen ring, bovenop 2 4. Open bronzen ring, op de kaakhoek 5. IJzeren ring, boven de linkerheup
Graf: Lentseveld 006 (024) Datering
C14-datering op onverband bot: 2455 +/- 40 BP, cal. 756-411 BC.
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
Afgerond rechthoekige kuil, vulling is van bruingrijze,
52
fijnzandige en mangaanrijke klei.
Inhumatie:
Afmetingen:
1,92x0,68 m, diepte 0,46 m
Oriëntatie:
–
Staat:
Matig. Schedel is enigszins verwrongen en platgedrukt. In drie gebitselementen is cariës aangetroffen. Het uiteinde van de lange beenderen ontbreekt
Positie:
Uitgestrekt op de rug, met het aangezicht iets opgericht. Oriëntatie is 145/325 graden
Grafgiften
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
30-50 jaar
Lengte:
1,69 m
–
Fig. 4.19. Graf 6 uit Lentseveld. Van den Broeke, 2011.
4.1.10. Het graf in Meteren-de Plantage Graf: Meteren-de Plantage 001 (025) Datering
IJzertijd
53
Grafmonument
–
Grafkuil
Soort graf:
Vlakgraf
Beschrijving:
-
Afmetingen:
-
Oriëntatie:
–
Staat:
Redelijk. Slijtage te zien aan rugwervels, verder sporen te
Inhumatie:
zien van tandvleesontsteking en versleten tanden Positie: -
Grafgiften
Geslacht:
Vrouwelijk
Leeftijd:
30-40 jaar
Lengte:
1,56 m
Meta draagt aan weerskanten van haar schedel drie bronzen en messing hangers met barnstenen kralen. Ook had zij een versierde armband om haar rechterpols.
Fig. 4.20. Reconstructie van "Meta".
54
4.3. Overzicht van de grafgiften 4.3.1. Aardewerk 001-1 (Geldermalsen): Schaal, geglad of gepolijst. Deze is donkergrijs tot bruin van kleur. De randen, schouder en binnenkant zijn bruin. 001-2 (Geldermalsen): Kom of beker. Hij is eveneens geglad of gepolijst, en is donkergrijs van kleur. 001-3 (Geldermalsen): Kan, met een glad oppervlak. Bruin tot donkergrijs van kleur. De rand is afgebrokkeld. 002-1 (Geldermalsen): Kan, met een glad oppervlak, bij het hoofd geplaatst. Grijs tot geelbruin van kleur. Verstoring heeft Fig. 4.21. Vondst 3, 2 en 1 uit Geldermalsen, graf 121. Hulst, 1999.
ervoor gezorgd dat de kan is gefragmenteerd, en delen ervan niet teruggevonden konden worden.
Waarschijnlijk ging het hier om een vrij grote kan met een ronde buik. 003-1 (Geldermalsen): Spinklosje, is niet bewaard gebleven. 008-1 (Someren): Gegladde, tripartiete kom, die wellicht gevuld is geweest met voedsel en/of drank. Deze kom vertoont overeenkomsten met het aardewerk uit het Noord Franse Aisne-Marne-gebied. Fig. 4.22. Marneaardewerk uit Someren. Kortlang, 1999.
019-1 (Zuiderveld): Wandscherven handgevormd aardewerk, diverse baksels. Een scherf is licht besmeten. O.a.
randfragment van handgevormde pot met verdikte rand, en fragmeten van grijsbakkend kogelpotaardewerk uit de Middeleeuwen. 019-2 (Zuiderveld): Handgevormde schaal met doorboringen aan de onderkant (zeefje).
55
Hoog met steile wand, donker-bruingrijs baksel. 6 cm hoog, randdiameter 12 cm. 019-3 (Zuiderveld): Handgevormde pot, gesloten met Sprofiel, donker-bruingrijs baksel. 10,8 cm hoog, 10,4 randdiameter. Aan de binnenkant is de rand gefacetteerd. Wellicht was de pot niet compleet ten tijde van de begraving. 020-1 (Zuiderveld): 18 gram handgevormde wandscherfjes van grijs-donkergrijs en grijsbruin baksel. 4.3.2. Metaal Brons Fig. 4.23. Vondst 2 en 3 uit Zuiderveld. Van den Broeke, 2010.
001-4 (Geldermalsen): Halsring. Hij is solide, 89,5 gram zwaar, en 15,3-15,7 groot. De diameter reikt van 4,5 mm aan het begin, tot 6 à 6,5 mm aan het einde. De ring is
waarschijnlijk in een kleinere mal gegoten. Aan de uiteindes zitten twee pinnen, met een rechthoekige doorsnede, waarop tampons zijn geplaatst. Deze uiteindes sluiten op elkaar aan. De tampons zijn met de hand gedecoreerd en bestaan wellicht uit een andere metallurgische samenstelling, dan de ring zelf. De torque is licht gepatineerd.
Fig. 4.24. Bronzen halsring uit Geldermalsen. Naar: Hulst, 1999.
001-5 (Geldermalsen): Open armband. Deze is 26,5 gram zwaar en 7,1-7,4 cm groot. De diameter is 4-4,5 mm. Licht gepatineerd.
56
001-6 (Geldermalsen): Gesloten armband. Deze is 27,2 gram zwaar, en heeft dezelfde afmetingen als 001-5. Licht gepatineerd.
Fig. 4.25. Bronzen armbanden en (neus)ring uit Geldermalsen. Hulst, 1999.
003-3 (Geldermalsen): Ring met barnstenen kraal, in het midden van het gezicht. Wellicht een neus- of oorring. Hij heeft een diameter van 1,8 mm. Het ene uiteinde eindigt in een punt, het ander is bot.
Fig. 4.26. Vlechtringen van de "Man van Lent". Van den Broeke, 2011.
009-1 (Lent Laauwikstraat Zuid): Vlechtring, geen gedetailleerde informatie bekend. Wel is het feit dat het hier (waarschijnlijk) om een vlechtring gaat, bijzonder: deze voorwerpen komen over het algemeen alleen in de Scandinavische gebieden voor. 009-2 (Lent Laauwikstraat Zuid): Vlechtring, zie ook 009-1.
57
009-3 (Lent Laauwikstraat Zuid): Oorring.
Fig. 4.27. Oorring van de "Man van Lent". Van den Broeke, 2011.
012-2 (Meteren-de Bogen): Waarschijnlijk een oorring. 016-1 (Steltsestraat): Haarring. 016-2 (Steltsestraat): Haarring. 017-1 (Steltsestraat): Haarring. 017-2 (Steltsestraat): Haarring.
Fig. 4.28. Haarringen uit graf 17, Steltsestraat. Van den Broeke, 2011.
020-2 (Zuiderveld): Fragment van bronzen speld. Lengte is 6,2 cm, de grootste doorsnede 0,3 cm. Heeft aan een kant een punt, die deels is afgebroken.
58
022-1 (Lentseveld): Open ring met een buitendiameter van 1,2 cm. De dikte ervan is 0,6 tot 1,7 mm. Eén van de uiteindes is afgebroken. De ring is voor een groot deel getordeerd. 022-2 (Lentseveld): Getordeerde ring met kleine opening. De buitendiameter is 1,3 cm. De uiteindes zijn waarschijnlijk niet origineel. 022-3 (Lentseveld): Open ring met een diameter van 1,8 cm en een dikte van 2,6 mm. De uiteindes van deze ring overlappen elkaar. Dit voorwerp is voor het grootste deel getordeerd, maar deels ook glad. Fig. 4.29. Bronzen ringen uit Lentseveld. Van den Broeke, 2011.
022-4 (Lentseveld): Open ring, met een diameter van is 3,2 cm. De ring is glad, en heeft rafelige uiteindes. De dikte ervan is 2-
2,4 mm. 025-1 t/m 6 (Meteren-de Plantage): Waarschijnlijk bronzen (en messing) vlechtringen, zoals ook te zien is bij de “Man van Lent” in Laauwikstraat Zuid. 025-7 (Meteren-de Plantage): Versierde armband. IJzer Fig. 4.30. Mes uit Geldermalsen. Hulst, 1999.
001-7 (Geldermalsen): Mes. De lengte is ongeveer 15,8 cm, de maximale breedte is 1,9-2 cm. De randen komen bijeen in een punt. Het handvat heeft een kleine, rechthoekige doorsnede. 003-2 (Geldermalsen): Halsring. Deze is 14-14,5 cm groot. Geheel gecorrodeerd. De ring heeft waarschijnlijk een rond profiel gehad, en was 5 tot 6-6,5 mm dik. Aan de uiteindes zaten wellicht holle knoppen van brons of koper. 003-4 (Geldermalsen): Fragment naast de rechter bovenarm. Geheel gecorrodeerd. Het
59
overgebleven gedeelte is 2,5 cm lang, en had waarschijnlijk een rechthoekige doorsnede. De breedte is 8 mm, de dikte 5 mm.
Fig. 4.31. IJzeren halsring uit Geldermalsen. Hulst, 1999.
014-1 (Oosterhout): Ring, waarschijnlijk een gordelring.
Fig. 4.32. IJzeren gordelring uit Lentseveld. Van den Broeke, 2011
021-5 (Lentseveld): Deze ring is niet goed geconserveerd. Hij heeft wellicht uit twee
60
delen bestaan, die op elkaar zijn gelegd of aan elkaar zijn gesmeed, hoewel dit niet zeker is. De diameter van de ring is 9,9 cm, en de dikte is 4-7 mm. De vorm is ietwat ovaal. Het gaat hier wellicht om een gordelring, onder andere ook bekend uit het MiddenrijnMoezel-gebied. Anders 012-1 (Meteren-de Bogen): Tinnen kraal. 4.3.3. Overig Barnsteen 003-5 (Geldermalsen): Ronde kraal met een diameter van 1mm. Hij is 2,5 tot 3 mm dik. Zit vast aan 003-3. 012-3 (Meteren-de Bogen): Ronde kraal, zit vast aan 012-2. 025-8 t/m 14 (Meteren-de Plantage): Kralen, wellicht onderdeel van oor- en vlechtringen. Natuursteen 019-4 (Zuiderveld): Vijf fragmentjes van gebroken natuursteen, o.a. grind. Dierlijk materiaal 001-8 (Geldermalsen): Ribbenkast van een varken, met 8 overgebleven ribben. 013-1 (Meteren-de Bogen): Koeientand. 013-2 (Meteren-de Bogen): Koeientand.
61
5. VERGELIJKING VAN DE INHUMATIEGRAVEN. In totaal zijn er 38 inhumatiegraven uit de vroege en midden ijzertijd bekend, waarvan 3 dubbelgraven; het gaat hier dus om 41 individuen. Hiervan konden 25 graven (28 individuen) daadwerkelijk verder beschreven worden. De graven zijn alle gevonden op sites in het midden-Nederlandse rivierengebied. Een probleem bij het onderzoeken van de gegevens is, dat er niet op alle sites vergelijkbaar uitgebreid onderzoek is gedaan. Geldermalsen en Lentseveld zijn zeer gedetailleerd onderzocht. Enkele andere opgravingen zijn echter van een dergelijke recente datum, dat er nog niets of slechts weinig over gepubliceerd is. In het geval van Lent Steltsestraat B zijn maar enkele graven uitgebreider beschreven. Het is, kortom, soms lastig om op grond van de beschikbare gegevens een duidelijke conclusie te trekken. Toch zijn er op sommige punten wel zeker patronen te ontdekken, die ik hieronder graag wil toelichten. 5.1. Landschappelijke context Het landschap rond het rivierengebied bestaat uit in het Weichselien afgezette sedimenten, die later in het Holoceen zijn uitgeschuurd door rivieren. Jonger sediment (zand, silt en klei) is hier weer bovenop afgezet. Het landschap bestaat uit stroomgordels, fossiele restgeulen en (dek)zandruggen. De ondergrond is vaak zeer kleiig, maar ook ziltige zanden en grovere afzettingen tref je hier aan (Van den Broeke 2011; Havelte 1969). Van drie sites is de landschappelijke context uitgebreid beschreven. Deelgebied E in Zuiderveld ligt op een grote rug van holocene beddingzanden, die worden begrensd door enkele restgeulen. De zanden zijn afgedekt door oeverafzettingen die uit lichte klei en zavel bestaan (Van den Broeke 2010). Lentseveld ligt op de oever van de Waalbocht, bij Nijmegen. Het landschap wordt gevormd door fossiele gordelafzettingen uit het Holoceen; er zijn geulen en hogergelegen zandruggen. Verder zijn er overspoelde Pleistocene terrassen (grindeilanden) te vinden. De beddingafzettingen uit deze periodes bestaan uit zandig klei tot grof zand. Het beddingzand wordt afgedekt door zandig-kleiige oeverafzettingen, in een pakket van ongeveer anderhalve meter dik. Tijdens de ijzertijd is er sprake geweest van lichte bodemvorming. Onder deze bodem zijn meer zandige oeverafzettingen gevonden, aflopend naar grof ziltig zand. Hieronder (1,5 meter en lager) bevinden zich enkele geulvullingen: het terrein is gevormd door deze restgeul, die aan de westoever voornamelijk een zandige vulling heeft, en aan de oostoever vooral kleiige afzettingen bevat. Door omzetting van de bodem is laag 5030
62
gevormd, de cultuurlaag uit de ijzer- en Romeinse tijd (Van den Broeke 2011). De site Someren-Waterdael ligt op een dekzandplateau vlakbij de riviervallei van de Aa, afgedekt door plaggenlagen uit de Middeleeuwen. Tijdens het holoceen is hier een eikenbos gevormd, maar het landschap werd langzamerhand steeds opener. Op de lagergelegen delen heeft zich turf en veen gevormd (Kortlang 1999). 5.2. Algemeen Het bijzondere aan de gevonden inhumatiegraven uit de vroege- en midden ijzertijd is, dat zij altijd in samenhang met crematiegraven gevonden worden. Crematies zijn meestal in de meerderheid. De skeletgraven bevinden zich in bijna alle gevallen aan de rand of periferie van het eigenlijke grafveld, of vertonen op andere wijze een afwijking. Zo is het graf van Someren-Waterdael aangetroffen in een langbed, en zijn de twee graven uit Meteren-de Bogen gevonden in een grafheuvel die voornamelijk tijdens de late bronstijd in gebruik was. De enige uitzondering op deze regel, zijn de skeletgraven uit Lent Steltsestraat B. Hoewel uitgebreid onderzoek hier niet mogelijk was, is het duidelijk dat er op dit grafveld evenveel crematie- als inhumatiegraven voorkomen. Deze graven liggen door elkaar, en worden dus niet ruimtelijk van elkaar gescheiden. Op weinig van de sites is er sprake van duidelijke grafmonumenten; de langbedden en grafheuvels uit Someren-Waterdael en Meteren-de Bogen vormen een uitzondering. Kring- en rechthoekige greppels worden alleen in relatie tot crematiegraven aangetroffen; randstructuren bij skeletgraven zijn afwezig. Hoewel er in Geldermalsen en op het Lentseveld wél kringgreppels zijn aangetroffen, bleken die na nader onderzoek uit de Romeinse tijd te dateren. 5.3. Grafkuil In alle gevallen, voor zover aangegeven, is er sprake van een vlakgraf. De grafkuil is hierbij klein en meestal onregelmatig rond het lichaam gevormd. Soms zijn er nog resten van een kist te zien. Slechts van Someren-'Waterdael', Geldermalsen, Zuiderveld en Lentseveld zijn gegevens beschikbaar over de afmetingen en diepte van de kuil. De gemiddelde bekende lengte van de grafkuilen (12 in totaal) is ongeveer 1,8 meter; de breedte ongeveer 0,65 meter. Uit deze gegevens is duidelijk te zien, dat de kuil de afmetingen van het individu (ongeveer) aanhoudt. Het kleinste graf uit Geldermalsen, dat 1,45 bij 0,6 meter is, behoort ook toe aan een vrij kleine vrouw van 1,4 meter lang. De gemiddelde diepte van het graven (12 in totaal) is ongeveer een halve meter, met uitschieters naar boven (0,75 meter) en naar onder (0,13 meter). Urnen en crematieresten
63
worden over het algemeen in kleinere kuilen bijgezet. Voor zover bekend, zijn de meeste graven niet verstoord; in een enkel geval, zoals in Geldermalsen en het Zuiderveld, zijn ze deels vergraven door gebruik van de site in de Romeinse tijd. In Lentseveld is een graf verstoord door toedoen van de archeologische werkzaamheden. De oriëntatie van de graven is niet altijd bekend, en verschilt nogal. In vier van de gevallen gaat het om een NW-ZO-oriëntatie, zoals ook te zien is bij de crematiegraven uit dezelfde periode, maar andere posities komen ook voor. Daarnaast zijn er helaas te weinig gegevens beschikbaar, waardoor er niet echt een duidelijk patroon naar voren komt. 5.4. Skeletresten 5.4.1. Staat De meeste skeletten zijn redelijk goed geconserveerd. Meestal is het hele lichaam bewaard gebleven, hoewel dit in sommige gevallen niet zo is. Graf 2 uit Geldermalsen bevatte alleen nog het onderste deel van het skelet, vanaf de heupen; in Meteren (graf 5) is slechts de bovenkant van het lichaam bewaard gebleven. Van individu 6 in Lentseveld missen de lange beenderen, terwijl graf 5 deels is vergraven tijdens de archeologische werkzaamheden; hierdoor mist de rechterzijde van de schedel. Het skeletgraf in SomerenWaterdael bestaat slechts uit een vage lijkschaduw; hetzelfde geldt voor een deel van graf 3 in Geldermalsen. 5.4.2. Positie en oriëntatie van het lichaam Gegevens over de oriëntatie van de individuen zijn niet bekend. We moeten dus afgaan op de ligging van de grafkuilen. Wel is soms bekend naar welke kant het aangezicht is gericht. De positie van het lichaam, voor zover aangegeven, is meestal gestrekt op de rug, met armen langszij. Het gaat hier vaak om volwassen vrouwen, hoewel er uit Zuiderveld één mannelijk individu bekend is dat in dezelfde houding lag. Afwijkende posities zijn echter meestal te linken aan mannelijke of jongere individuen. Zo zijn er in Geldermalsen twee graven (5 en 6) gevonden, waarbij het lichaam met de benen omhoog tegen de rechterkant van de grafkuil is bijgezet. Een jonge vrouw gevonden in Lent-Laauwikstraat, is ronduit slordig in de kuil geplaatst; het lijkt alsof ze er in gepropt is. Dit lijkt deels overeen te komen met het individu dat aangetroffen is bij Lent Schoolstraat: deze is met opgetrokken armen en benen op de rug neergelegd, alsof hij of zij vastgebonden heeft gezeten. Ook één van de individuen in Meteren-de Bogen lijkt vastgebonden te hebben gezeten, te zien aan de onnatuurlijke
64
houding van de armen. Een aantal andere doden zijn plat op de buik in de grafkuil geplaatst. Wellicht zijn deze mensen onverbrand bijgezet als wijze van straf, maar dit valt niet met zekerheid te zeggen. 5.4.3. Dubbelgraven Een opmerkelijk verschijnsel is het voorkomen van dubbelgraven, drie in totaal. Deze zijn op verschillende locaties aangetroffen, en vertonen zowel een aantal belangrijke overeenkomsten als enkele verschillen. Op de site Laauwikstraat-Zuid is het eerste dubbelgraf gevonden. Het bovenste individu is van een onbekend geslacht; hij of zij is op de buik neergelegd en heeft de linkerarm in de nek, als om een klap af te weren. Het andere individu, een man, is hier haaks onder gelegd – deze persoon wordt ook wel “Man van Lent” genoemd. In dit graf zijn enkele bijzondere grafgiften gevonden (zie onder). Een tweede dubbelgraf kwam tevoorschijn bij Lent Steltsestraat B. Het gaat hier om een man en een vrouw, die tegelijkertijd in het graf zijn geplaatst. De man is als eerste bijgezet, liggend op de buik, waarna de vrouw er op de rug bovenop is gelegd met haar voeten bij het hoofd van de man. Ook hier is weer sprake van bijzondere grafgiften. Een graf in Oosterhout bevat waarschijnlijk twee mannen, die op overeenkomstige wijze zijn bijgezet: de één voorover op de buik, de ander daar op de rug liggend bovenop, met de voeten bij het hoofd van de eerste. Het feit dat het hier om twee mensen van hetzelfde geslacht gaat, is opmerkelijk te noemen. 5.4.4. Geslacht, leeftijd en lengte Het vaststellen van geslacht, leeftijd en lengte is niet altijd mogelijk gebleken. Van 18 individuen is wél bekend of zij mannelijk, danwel vrouwelijk zijn; van 23 personen is het geslacht onbekend. Vrouwen komen – met een minimale marge – het meest voor, namelijk in elf van de gevallen; het gaat vooral om individuen van volwassen of middelbare leeftijd. Hun positie in het graf is meestal gestrekt op de rug, met de armen langszij. Ook krijgen vrouwen vaker een uitgebreide en bijzondere set aan grafgiften mee (zie ook hieronder). Ter vergelijking: slechts bij twee van de zeven mannelijke individuen zijn grafgiften aangetroffen. De “Man van Lent” is hierbij vooral vermeldenswaardig; het mannelijke individu uit Zuiderveld kreeg slechts enkele fragmentarische voorwerpen mee, die in de kuilvulling werden gevonden. De leeftijd varieert, maar de meeste personen waarvan de leeftijd bekend is, zijn 20 tot 40 jaar oud. Kinderen (5 in totaal, tegenover 33 volwassenen) zijn ondervertegenwoordigd, net zoals in de crematiegraven het geval is; dit is ook te zien aan het grafbestand rond
65
Nijmegen. Van de vijftien individuen, gevonden op locatie Steltsestraat B, is slechts één kind bekend. Enkele uitschieters zijn onder andere de twee jonge individuen uit Meteren, die beiden niet ouder zijn dan 18, en de kinderen uit graf 3 en 4 in Geldermalsen, die 1 à 2 jaar oud zijn. Bijzonder is, dat twee van deze personen op 'traditionele' wijze zijn bijgezet: gestrekt op de rug met de armen aan beide kanten. Het geslacht van beiden kon echter niet worden vastgesteld. Lengte van de individuen varieert naargelang de leeftijd en het geslacht, maar gemiddeld zijn de personen ongeveer 1,5 meter lang. Voornamelijk van vrouwelijke individuen kon worden vastgesteld hoe lang zij waren. Natuurlijk is er sprake van enkele uitschieters. De twee peuters uit Geldermalsen zijn beiden 1,40 meter: dit is behoorlijk groot voor deze leeftijd. De langste persoon is een mannelijk individu uit Zuiderveld, die 1,73 meter meet. Tabel 1: Totaal aantal individuen van de grafvelden in het rivierengebied: 41 (inclusief de personen uit Steltsestraat)
M
V
Onbekend
Totaal
Onbekend
0
0
3
3
Kind
0
0
5
5
Volwassene
7
11
15
33
Totaal
7
11
23
41
5.5. Grafgiften Er zijn in totaal 44 grafgiften aangetroffen, waarvan de meerderheid (ca. 30) uit de midden ijzertijd. Grafgiften zijn over het algemeen op of naast het lichaam geplaatst. Het gaat hier voornamelijk om sieraden, maar ook enkele aardewerken giften en artefacten van dierlijk materiaal worden soms meegegeven. In veertien van de gevallen zijn er grafgiften aangetroffen; alledrie de dubbelgraven waren rijk bezet, en bevatten bijzondere artefacten. Opmerkelijk is ook, dat de personen waaraan grafgiften zijn meegegeven, veelal op 'traditionele' Noord-Franse wijze, dat wil zeggen op de rug gelegen (DiepeveenJansen 1998, 132), zijn bijgezet. De sieraden zijn van brons of ijzer gemaakt, hoewel brons in de meeste gevallen voorkomt. Bijzonder zijn een bronzen en ijzeren halsring, meegegeven aan twee individuen in Geldermalsen. De halsring vertoont overeenkomsten met torques uit de Hunsrück-Eifel-Kultur. Verder zijn er vingerringen, haarringen en oorringen meegegeven. De “Man van Lent” had twee ringen aan weerszijden van zijn hoofd, die aangeven dat hij wellicht vlechten heeft gedragen. Naast metalen artefacten en sieraden, zijn er ook
66
barnstenen kralen gevonden. Aardewerken fragmenten en artefacten komen minder vaak voor – slechts tien keer. Het gaat hier om drie kommen en een spinklosje. Het aardewerken voorwerp dat gevonden is in Someren-Waterdael, is wellicht van Noord-Franse herkomst en is gemaakt in de zogenaamde Aisne-Marne-stijl. Opmerkelijk is, dat aardewerk pas vanaf de midden ijzertijd wordt meegegeven; uit de vroege ijzertijd zijn geen aardewerken artefacten bekend, behalve (misschien) uit Zuiderveld. Grafgiften van dierlijk materiaal zijn onder andere de ribbenkast van een varken – gevonden in Geldermalsen – en twee koeientanden, die meegegeven zijn aan een individu in Meteren. Erg bijzonder is graf 1 in Geldermalsen, het graf van een volwassen vrouw. Haar set van grafgiften geeft een goed voorbeeld van het Noord-Franse gebruik: zij heeft zowel een bronzen torque, als twee bronzen armbanden en een ijzeren mes meegekregen; daarnaast een aardewerken pot, waarschijnlijk in Aisne-Marne-stijl, en bovengenoemde ribbenkast van een varken. De voorwerpen waren op en naast haar lichaam te vinden. Verder is “Meta” uit Meteren-de Plantage erg bijzonder. Haar grafgiftenset is zeer rijk. Zij droeg onder andere bronzen hangers in haar haar, versierd met barnstenen kralen, en een bronzen armband. In vergelijking met de crematiegraven en het crematieritueel, komen er relatief weinig aardewerkvondsten voor in de inhumatiegraven. Andersom geldt ook, dat er in de crematiegraven nauwelijks tot geen metalen artefacten worden aangetroffen. Daarnaast komen grafgiften veel vaker voor in skelet- dan in urnengraven. Dit kan wellicht wijzen op een verschil in status. Voor een uitgebreider overzicht van de grafgiften, zie ook vorig hoofdstuk. Een tabel staat op de volgende pagina.
67
Tabel 2: Totaal aantal grafgiften uit het rivierengebied: ca. 52 Graf
Datering
Geslacht
Leeftijd
Positie en Aw
(jaar)
oriëntatie
Metaal
Ov
1
MYT
V
34-40
Rug, Z-N
3
4
1
2
MYT
Onbekend 34-47
Rug, N-Z
1
0
0
3
MYT
Onbekend 1 tot 2,5
Rug, W-O 1
3
1
8
MYT
Onbekend Onbekend Onbekend 1
0
0
9
MYT
M
0
3
0
12
V/MYT
Onbekend 9 tot 12
Rug, N-W 0
2
1
13
V/MYT
Onbekend 15-18
Zij, N-W
0
0
2
14
VYT(?)
Onbekend Onbekend Onbekend 0
1
0
16
VYT
V
<35
0
2
0
17
VYT
V
Volwassen Buik, onb. 0
2
0
19
V/MYT
V
35-55
Rug, (–)
3
0
1
20
V/MYT
M
45-55
Rug, (–)
1
1
0
23
VYT
V
19-34
Rug, (–)
0
5
0
25
V/MYT
V
30-40
Onbekend 0
7
6
30
12
40-60
Totaal
Rug, onb.
Rug, onb.
10
5.6. Datering Voor zover mogelijk, zijn de graven uit Someren, Geldermalsen en Lent-Laauwikstraat gedateerd in de midden ijzertijd (ongeveer 500/400 v.Chr. en later). Ook de graven uit Meteren-de Bogen kunnen in deze tijdsperiode worden geplaatst, en wellicht de graven uit Zuiderveld. Van vroeger datum – de vroege ijzertijd (ongeveer 900 v.Chr. en verder) – is het grafveld uit Lentseveld. Waarschijnlijk behoren ook de sites Lent Schoolstraat, Oosterhout en Lent Steltsestraat B hiertoe. In sommige gevallen wijkt de datering van de skeletgraven af van de omringende crematiegraven. Zo zijn de skeletten uit Meteren-de Bogen van recenter datum dan de late bronstijdgraven. Ook de individuen uit Zuiderveld zijn jonger. Datering vond vaak plaats aan de hand van de gevonden grafgiften. Zo kon het graf uit Someren-'Waterdael' gedateerd worden aan de hand van het meegegeven Aisne-Marneaardewerk. De graven in Lentseveld, Zuiderveld en Meteren-de Bogen echter, zijn gedateerd met behulp van de C-14 methode. 5.7. Deelconclusie In het rivierengebied zijn ongeveer 40 inhumatiegraven aangetroffen. Deze vertonen
68
enkele overeenkomsten met elkaar, maar er zijn ook verschillen te zien. Een grote groep van de inhumatiegraven bestaat uit vlakgraven van volwassen vrouwen, die op de rug zijn neergelegd en veel grafgiften hebben meegekregen (aardewerk en metaal). Dit geldt onder andere voor enkele individuen in Geldermalsen, LaauwikstraatZuid, Zuiderveld-West, het Lentseveld en deels in het geval van “Meta”. De sites Geldermalsen en Lentseveld geven er echter het beste voorbeeld van: vooral graf 1 in eerstgenoemde, en graf 5 in laatstgenoemde lijken veel op elkaar. Beide vrouwen zijn gestrekt op de rug, met de armen aan weerskanten, bijgezet. Ze hebben vele bronzen sieraden meegekregen, die neergelegd zijn op de plek waar ze bij leven zijn gedragen. Het enige wat verschilt, is de datering: terwijl Geldermalsen een midden ijzertijd-site is, stamt het Lentseveld uit de vroege ijzertijd. Dit ondersteunt de vooronderstelling dat het gebruik al in de vroege ijzertijd ontstaan is; ook is het bijzonder te zien, dat het in de midden ijzertijd nauwelijks veranderd lijkt te zijn. Een andere opvallende groep is die van de dubbelgraven: deze zijn op drie sites aangetroffen (Laauwikstraat-Zuid, Steltsestraat B en Oosterhout). Het gebruik lijkt aan bepaalde regels gebonden te zijn: de individuen worden haaks op elkaar gelegd, met de voeten bij het hoofd van de ander, en krijgen vaak bijzondere grafgiften mee (zoals bijvoorbeeld te zien is bij de “Man van Lent”). Naast deze twee grote groepen zijn er enkele afwijkingen te zien. Zo worden enkele individuen, zoals bijvoorbeeld het geval is op Steltsestraat B, uitgestrekt op de buik bijgezet. Anderen lijken “slordig” in de grafkuil te zijn bijgezet, lijken vastgebonden te zijn geweest (de individuen in Oosterhout en in Meteren-de Bogen), of een slag te hebben afgeweerd. Het zijn allemaal tekenen die misschien zouden kunnen duiden op een gewelddadige dood, maar vanwege de beperkte mogelijkheden tot onderzoek is het moeilijk hieraan een duidelijke conclusie te verbinden. Twee sites vallen buiten de bovengenoemde categorieën. Het gaat om SomerenWaterdael en Meteren-de Bogen, waar de individuen als secundaire begraving zijn bijgezet in een langbed en een grafheuvel. Vooral de personen in Meteren-de Bogen zijn bijzonder, want het gaat hier om twee onvolwassen individuen die daarbij erg interessante grafgiften hebben meegekregen (onder andere twee koeientanden en een tinnen kraal). De enige andere onvolwassen personen zijn bekend uit Geldermalsen, waar twee peuters zijn gevonden. Kinderen zijn sterk ondervertegenwoordigd in het grafbestand, wat de vondsten in Meteren-de Bogen alleen nog maar opmerkelijker maakt. Hoewel de sites afwijkend zijn, is het niet met zekerheid te zeggen of het hier ook om een totaal andere groep gaat: er zijn namelijk ook enkele overeenkomsten te zien met de andere graven en sites. Zo is één individu in Meteren-de Bogen op de rug neergelegd, met de armen
69
langszij. Het feit dat er als grafgiften onder andere een bronzen ring en een fragment Marne-aardewerk zijn meegegeven, laten ook zien dat Someren en Meteren wel degelijk bij de Noord-Franse ‘traditie’ van onverbrand begraven horen.
70
6. VERGELIJKING MET HET MARNE-MOEZELGEBIED De gebruiken die in het midden-Nederlandse rivierengebied opkomen tijdens de vroege en midden ijzertijd, zouden volgens Peter van den Broeke hun oorsprong kunnen hebben gehad in het Noord-Franse Aisne-Marne-gebied (2011, 138). Deze regio vertoont ook enkele culturele affiniteiten met de aangrenzende gebieden in centraal-Frankrijk, onder andere te zien aan de grafgiften (Milcent 2004). Ook de Hunsrück-Eifel-Kultur uit Zuid-Duitsland heeft wellicht invloed gehad op het grafbestel in het rivierengebied. Hieronder wil ik graag ingaan op de kenmerken van het grafbestand in de Frans-Duitse regio ten tijde van de Hallstatt en Vroege La Tèneperiode, en kijken of deze overeenkomen met die in Nederland. Daarnaast zal ik gebruikmaken van de opgravingsgegevens van de Noord-Franse site Bucy-le-Long. 6.1. Bucy-le-Long Bucy-le-Long bevindt zich in het NoordFranse arrondissement Picardië, in het stroomgebied van de Aisne. Er zijn vijf elitegraven gevonden in monumentale grafheuvels, naast een grote hoeveelheid aan 'gewone' inhumatiegraven – 133 graven in totaal, waarvan de meesten aan mannen toebehoren (Désenne 2010, 174). Hoewel vergelijkbare elitebegravingen niet voorkomen in het betreffende midden-Nederlandse Fig. 6.1. Locatie van Bucy-le-Long. Bron: Wikipedia.
rivierengebied, zijn er toch enkele
overeenkomsten te zien, voornamelijk als het om grafgiften gaat. Randstructuren als kringgreppels zijn ook op de Nederlandse urnenvelden terug te vinden, maar niet in relatie tot de inhumatiegraven. De vijf belangrijke graven behoren alle toe aan vrouwen. Zij zijn bijgezet in grafheuvels, gestrekt op de rug en met de armen langszij. Een rijke set aan grafgiften werd meegegeven, voornamelijk sieraden van brons en ijzer, geplaatst op de plek waar ze bij leven gedragen zijn. Halsringen, oorringen en kettingen met barnstenen kralen zijn gevonden; daarnaast ook enkele gouden objecten en fibulae of spelden. Naast sieraden zijn er ook dierlijke resten in het graf geplaatst, vooral toebehorend aan varken en rund. Ook aardewerk komt veel voor en wordt bij het hoofd geplaatst. De potten, schalen en bekers zijn gemaakt in de Aisne-Marne-stijl. Vier van de elitegraven zijn zogenaamde
71
'wagengraven', waarbij een rijkversierd rijtuig is meegegeven in combinatie met paardenbitten en teugels. (Désenne 2010). 6.2. Algemeen Hoewel crematiegraven in Nederland domineren, is in Frankrijk een ander beeld te zien. Hier overheerst vanaf de Late Hallstatt- tot aan de La Tène-periode (vroege/midden ijzertijd) het inhumatieritueel (Diepeveen-Jansen 1998). Binnen grafvelden worden echter sporadisch enkele crematiegraven aangetroffen, maar deze vormen een uitzondering. In het Duits-Franse Middenrijn-Moezelgebied komen crematie- en inhumatiegraven kort tegelijkertijd voor (Nakoinz 2005, 47). Qua grafgiften verschillen de graven nauwelijks van elkaar, zoals ook in ons rivierengebied het geval is. De inhumatiegraven in het Aisne-Marne-gebied zijn vlakgraven, net als in Nederland (Stead, Flouest en Rigby 2006). De individuen worden bijgezet in een kuil, waarvan de vorm vaak rechthoekig afgerond is en/of rond het lichaam is gevormd. Grafheuvels zijn nauwelijks aangetroffen, maar enkele bewijzen pleiten ertoe dat deze wel degelijk aanwezig zijn geweest. Ook kringgreppels komen voor – zowel ronde als rechthoekige, zoals op de site Bucy-le-Long is te zien (Désenne 2010). Net zoals in Nederland is de relatie tussen deze randstructuren en de graven niet duidelijk; beiden zouden uit een andere tijdsperiode kunnen stammen (Diepeveen-Jansen 1998, 73). De grafmonumenten in de Moezelregio vertonen meer overeenkomsten met het Nederlandse gebied; grafheuvels, langbedden en wallen domineren (Diepeveen-Jansen 1998; Nakoinz 2005, 48). Anders dan in het Midden-Nederlandse rivierengebied, komen er in de Aisne-Marneregio moedwillige verstoringen en andere secundaire grafrituelen voor. Hierbij worden graven, vrij snel na de begrafenis, opengemaakt en deels leeggehaald; ook grafgiften worden soms weggenomen (Diepeveen-Jansen 1998, 133). 6.3. De individuen Veruit de meeste Noord-Franse individuen worden op dezelfde wijze bijgezet, namelijk op de rug gelegen, met de armen langszij. Het hoofd wordt hierbij in westelijke of noordwestelijke richting gelegd. Dezelfde oriëntatie is ook in de Moezelregio te zien (Diepeveen-Jansen 1998, 73). Een goed voorbeeld van een dergelijke bijzetting in Nederland vormt graf 1 in Geldermalsen, dat in dit opzicht een zeer traditioneel beeld laat zien. Ook de individuen in Lentseveld zijn overwegend op Noord-Franse wijze bijgezet. Net als in het rivierengebied, komen er dubbelgraven voor in de Aisne-Marne-regio. Meervoudige graven – soms worden er ook drie of vier mensen tegelijkertijd bijgezet –
72
worden vaak gevonden, en verschillen nogal qua 'samenstelling'. Het gaat voornamelijk om volwassene-kind-combinaties, maar een samenstelling van meerdere mannen, meerdere vrouwen of man en vrouw worden ook aangetroffen (Diepeveen-Jansen 1998, 132). De drie graven die in Nederland zijn gevonden, geven eenzelfde beeld weer. Een verschil is echter wel, dat er hier geen volwassene-kind-graven voorkomen. Mannen en vrouwen zijn ongeveer gelijkelijk verdeeld over de grafvelden; er zijn geen statusverschillen tussen de seksen te zien. Hoewel bij ons vrouwen iets in de minderheid zijn, zijn er bijvoorbeeld op Bucy-le-Long iets meer mannen begraven (Désenne 2010, 174). Kinderen komen over het algemeen minder vaak voor. Binnen de grafvelden zijn wel enkele clusters of groepen te onderscheiden, die wellicht wijzen op familierelaties en/of verschillen in rijkdom. Naast 'gewone' graven komen er ook enkele elitegraven voor, waarbij het individu vaak op “Keltische” wijze in een grote grafheuvel, omringd door een zeer rijke (militaire) grafinventaris, wordt begraven (Diepeveen-Jansen 1998, 132; Roymans 1987). Dit is ook terug te zien in de vijf elitegraven die in Bucy-le-Long gevonden zijn; deze zijn zeer rijk versierd en vier ervan bevatten (fragmenten) van een wagen en paardentuig (Désenne 2010). Graven als deze komen in het Nederlandse rivierengebied nauwelijks voor; de enige voorbeelden zijn enkele rijkbezette urnengraven uit onder andere Oss en Wijchen. Het graf van “Meta” komt als enige skeletgraf misschien nog het dichtst in de buurt. 6.4. Grafgiften Aardewerk komt als grafgift het meest voor en wordt in bijna alle graven meegegeven. Meestal gaat het om drie stuks, tenzij het een elitegraf betreft. Het aardewerk is vaak lokaal geproduceerd en is dan ook vernoemd naar de streek (Marne of caréné). Dit is glanzend zwart gepolijst en vaak hoekig van uiterlijk. Er zijn veel verschillende vormen bekend, maar de zogenaamde caréné-schaal overheerst. Daarnaast worden er bekers en potten gevonden, vaak geplaatst bij het bovenlichaam (Roymans 1987, 265). Een grote variatie aardewerk is gevonden op de site Bucy-le-Long, waar ook versierde kannen en potten zijn gevonden (Désenne 2010). Marne-aardewerk is in Nederland onder andere aangetroffen in Geldermalsen en Someren-Waterdael, en wordt dan eveneens naast het lichaam geplaatst. Dierlijk materiaal – vleesbouten – wordt ook meegegeven, en ligt vaak vlak naast het aardewerk. Varkens en zwijnen komen het meest voor (Désenne 2010; Diepeveen-Jansen 1998). Het enige Nederlandse graf waarin een varkensskelet is gevonden, bevindt zich in Geldermalsen. Naast bovenstaande grafgiften vindt men in Noord-Frankrijk ook wel kledingornamenten,
73
zoals fibulae en gordelhaken (Diepeveen-Jansen 1998, 138). Verder zijn in Bucy-le-Long ook enkele glazen kralen en gouden objecten, waaronder een halsring, gevonden (Désenne 2010). Uit het Nederlandse rivierengebied zijn deze artefacten niet bekend, hoewel er in het mannengraf van Zuiderveld wel een gordelhaakje is gevonden. Sieraden komen bij ons voornamelijk in vrouwengraven voor. Dit komt overeen met het beeld in de Aisne-Marne-regio; ook op locatie Bucy-le-Long zijn er meer sieraden aan vrouwen, dan aan mannen meegegeven (Désenne 2010). Sieraden zijn seksespecifieke grafgiften. Volwassen vrouwen krijgen bronzen of ijzeren halsringen (torques) mee, of kralenkettingen. Armbanden worden gedragen aan beide polsen (Diepeveen-Jansen 1998). Dit zie je ook terug in het 'traditionele' graf in Geldermalsen. De halsringen die op deze site gevonden zijn, vertonen enkele overeenkomsten met types die ook op Bucy-leLong zijn aangetroffen. Het sluitmechanisme van de halsring in graf 1 – rechthoekige pinnen waarop tampons zijn geplaatst – zie je vaak terug in Frankrijk (Milcent 2004). Oor- en vingerringen zie je in Nederland ook wel, soms versierd met een barnstenen of tinnen kraal. In Frankrijk, echter, komen deze artefacten weinig tot zelden voor. Mannelijke grafgiften zijn onder andere wapens, wapentuig en scheermessen (DiepeveenJansen 1998, 138; Stead, Flouest en Rigby 2006). Deze voorwerpen worden in het Nederlandse rivierengebied nergens gevonden. IJzeren messen worden in de gehele Marne-Moezelregio aangetroffen, en worden zowel aan mannen als vrouwen meegegeven. Ze liggen, net als bekend is uit het graf in Geldermalsen, vaak naast het onderbeen van de overledene (Nakoinz 2005, 155). Ook uit Bucy-le-Long zijn ze bekend. De grafgiftenset in Nederland komt zeker sterk overeen met de Hunsrück-Eifel-Kultur (HEK) uit de Moezelregio. Onder andere de gordelringen, vlechtringen en de in het graf van “Meta” gevonden haarversieringen (de zogenaamde Schlafenschmuck, of slaapringen) komen voort uit deze cultuur (Nakoinz 2005, 87). Toch is het bijzonder dat het meest kenmerkende artefact uit de HEK – de bronzen speerpunt – in geen enkel inhumatiegraf is gevonden. De speerpunten worden daarentegen wél in enkele urnengraven teruggevonden, zoals bij Nijmegen (Fontijn 2005) en Someren-'Waterdael' (Kortlang 1999). Er lijkt hier zich wederom een tweedeling af te tekenen tussen de urnengraven, beïnvloed door de HEK, en de inhumatiegraven, die meer overeenkomsten vertonen met de cultuur in het Marne-gebied. 6.6. Deelconclusie Er zijn vele overeenkomsten te zien tussen de begravingen in het Nederlandse rivierengebied, en die in de Marne-Moezelregio. Opmerkelijk zijn onder andere de
74
positie van het lichaam (uitgestrekt op de rug), het voorkomen van grafheuvels en langbedden, het feit dat kinderen ondervertegenwoordigd zijn in het grafbestand, de aanwezigheid van dubbelgraven en niet te vergeten: de grafgiften. Vooral wat betreft de sieraden komen de grafgiftensets overeen, maar ook het Noord-Franse Marne-aardewerk is in het rivierengebied teruggevonden. Het is echter ook duidelijk dat er sprake is van verschillen tussen de twee regio's. Bepaalde elementen uit het Marne-Moezelgebied komen in Nederland helemaal niet voor. Grafgiften van dierlijk materiaal of glas vind je hier niet of nauwelijks. Andersom geldt het ook: tinnen en barnstenen kralen komen hier vaker voor dan in Noord-Frankrijk. Verder is er in Nederland geen sprake van secundaire grafrituelen, en de duidelijke noordwest-oriëntatie – die in Frankrijk bijna altijd gebruikt wordt – zie je in Nederland slechts in enkele gevallen terug. Het lijkt er op dat het grafritueel in het Nederlandse rivierengebied wel degelijk beïnvloed is geweest door het gebruik in de Marne-Moezelregio. Of er hier sprake is geweest van immigranten of overname door de lokale bevolking, is vooralsnog moeilijk te zeggen: het één hoeft het ander ook niet uit te sluiten. Wellicht gaat het hier om een mengeling van immigratie en overname. Bepaalde elementen uit het Noord-Franse gebruik zijn overgenomen, bepaalde elementen zijn weggelaten. Sommige elementen zijn ook aangepast: zo worden lang niet alle individuen in het rivierengebied uitgestrekt op de rug bijgezet – anderen zijn bijvoorbeeld op de buik of zijde neergelegd. Daarnaast zijn er ook enkele invloeden uit de Hunsrück-Eifel-Kultur terug te zien (het gebruik van grafheuvels en langbedden, en het vóórkomen van bepaalde sieraden).
75
7. CONCLUSIE In het Nederlandse rivierengebied zijn bijna veertig inhumatiegraven aangetroffen, terwijl crematie het overheersend grafritueel is. Dat het hier om een bijzonder fenomeen gaat, is duidelijk. De inhumatiegraven komen slechts op kleine schaal voor en worden nog altijd in aantal overtroffen door de crematiegraven. Daarnaast verschillen ze in velerlei opzichten van het crematiegebruik, onder andere te zien aan de ontbrekende randstructuren en de afwijkende grafgiftenset. De afwezigheid van HEK-speerpunten, die in crematiegraven wel worden meegegeven, is vooral opmerkelijk. Toch lijkt het hier niet om twee totaal verschillende bevolkingsgroepen te gaan, onder andere omdat de crematie- en inhumatiegraven vaak in hetzelfde grafveld voorkomen. Aan het begin van mijn onderzoek heb ik drie mogelijke verklaringen genoemd voor het vóórkomen van inhumatiegraven in het rivierengebied. Er zou sprake kunnen zijn geweest van een lokale ontwikkeling, van (Noord-Franse) immigranten die hun cultuur mee hebben genomen, en ook zou de lokale bevolking het gebruik over hebben kunnen genomen uit de Marne-Moezelregio. We kunnen in ieder geval uitsluiten dat het hier om een lokale ontwikkeling gaat. In dat geval zou je geen of slechts weinig overeenkomsten vinden tussen het Nederlandse rivierengebied en de Marne-Moezelregio. Er zijn echter significante overeenkomsten te zien tussen de twee gebieden. De “traditionele” Noord-Franse begraafwijze, uitgestrekt op de rug met de armen langszij, komt ook in Nederland voor. Grafgiften als bronzen halsringen, armbanden, oorringen en 'Schlafenschmück' zie je in beide regio's terug. Grafheuvels en langbedden – zoals bij Someren en Meteren – vind je ook in de Moezelregio. Daarnaast zijn dubbelgraven een bijzonder element dat je zowel in Nederland als in het Aisne-Marnegebied terugvindt. Kortom, de invloed van (vooral) Noord-Frankrijk is duidelijk. Toch zal er geen sprake zijn geweest van grootschalige immigratie. Het lijkt er meer op dat het gebruik door de lokale bevolking is overgenomen uit Frankrijk. Dit is onder andere te zien aan het feit, dat niet alle elementen uit het ritueel overgenomen zijn en soms lijken te zijn aangepast: de duidelijke noord-west-oriëntatie die je in het Aisne-Marne-gebied terugziet, is in Nederland slechts sporadisch aanwezig. Bepaalde grafgiften komen niet of nauwelijks voor, zoals wapentuig (zwaarden), speerpunten, glazen kralen en dierlijke karkassen. Lang niet alle individuen worden op de rug bijgezet; sommigen liggen op de zijde of buik. Daarnaast is het ritueel vooral te linken aan volwassen vrouwen, waar het in NoordFrankrijk voor beide seksen wordt gebruikt. Het voorkomen van zowel inhumatie- als crematiegraven op eenzelfde grafveld, geeft verder aan dat het hier niet om een aparte, 'uitheemse' groep zal zijn gegaan.
76
Het ritueel kan mogelijk via het uitgebreide handelsnetwerk terecht zijn gekomen in het rivierengebied. Dit is niet vreemd, want bepaalde ándere elementen zijn eveneens via de handel uit Noord-Frankrijk hier terechtgekomen. De Franse invloed is in de vroege en midden ijzertijd bijvoorbeeld ook terug te zien in huisplattegronden en het veelvoorkomende Marne-aardewerk. Toch valt het niet uit te sluiten dat zich wel degelijk Franse immigranten in het rivierengebied hebben gevestigd. Het individu uit graf 1 in Geldermalsen zou zo'n immigrante kunnen zijn geweest: haar graf geeft een duidelijk voorbeeld van de NoordFranse “traditie”. Immigratie en overname door de lokale bevolking hoeven elkaar natuurlijk niet per definitie uit te sluiten. Waarschijnlijk is het inhumatiegebruik ontstaan door een combinatie van beide factoren.
77
8. SAMENVATTING Sinds begin jaren 1990 zijn er in het Nederlandse rivierengebied ongeveer 40 inhumatiegraven uit de vroege en midden ijzertijd gevonden. Dit is opmerkelijk, omdat men voordien dacht dat er in deze tijd alleen sprake was van crematiegraven en urnenvelden uit deze tijd. Het inhumatieritueel verschilt in vele opzichten met het crematiegebruik, hoewel het hier wel om dezelfde bevolkingsgroep lijkt te gaan. Er zijn onder andere verschillen te zien in de grafgiftenset. De inhumatiegraven vertonen echter opmerkelijk veel overeenkomsten met het grafritueel dat in de Noord-Franse/Zuid-Duitse Marne-Moezelregio in gebruik is. Er zou dus sprake kunnen zijn geweest van Noord-Franse immigranten, die hun gewoontes mee hebben genomen naar het rivierengebied: ook zou het gebruik door de lokale bevolking kunnen zijn overgenomen. Het lijkt om een combinatie van deze twee elementen te gaan. Bepaalde elementen uit Noord-Frankrijk zijn overgenomen, andere zijn weggelaten, aangepast of vermengd met de Hunsrück-Eifel-Kultur.
78
9. BIBLIOGRAFIE Ball, E., 2004: Difference in deposition. Leiden: Leiden University Press. Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland: de fysisch-geografische regio’s. Assen: Koninklijke van Gorcum. Broeke, P.W. Van den, 1998: Nederland in de ijzertijd. In: Laurens Toorians, Kelten en de Nederlanden, van prehistorie tot heden. Leuven/Parijs: Peeters. Broeke, P.W. Van den, 1999: Een uitzonderlijk grafveld uit de ijzertijd in Nijmegen-Lent. In: Ulpia Noviomagus 7, Gemeente Nijmegen: Bureau Archeologie en Monumenten. Broeke, P.W. Van den, 2000: De Franse mode tot in het graf – Grafcultuur in de Betuwse ijzertijd. In: Spiegel Historiael 35/1, pg. 41-44. Broeke, P.W. Van den, 2001: Een gordel van macht en pracht: het midden-Nederlandse rivierengebied in het eerste millennium voor Christus. Uit: J. Bourgeois (ed), Een duik in het verleden; Schelde, Maas en Rijn in de pre- en protohistorie. Zottegem. Broeke, P.W. Van den, 2002a: Van Mesolithicum tot Romeinse tijd in Nijmegen-Ressen: archeologisch onderzoek in een persleidingtracé door het monument Zuiderveld-West. Gemeente Nijmegen: Bureau Archeologie. Broeke, P.W. Van den, 2002b: Vindplaatsen in vogelvlucht: beknopt overzicht van het onderzoek in de Waalsprong 1996-2001. Gemeente Nijmegen: Bureau Archeologie en Monumenten. Broeke, P.W. Van den, 2005: Een tweede ijzertijdgrafveld in Lent. In: J.J. Van Daalen, Aad Hendriks, John Jansen (eds).: Een maaltijd van kruimels: amateur-archeologie in Nijmegen. Gemeente Nijmegen: Bureau Archeologie en Monumenten. Broeke, P.W. Van den en E. Smits, 2008: Crematiegraven uit de vroege ijzertijd in Nijmegen-Lent: archeologisch onderzoek aan de Steltsestraat. Gemeente Nijmegen: Bureau Archeologie en Monumenten. Broeke, P.W. Van den en W. Hessing, 2009: De brandstapel gemeden. Inhumatiegraven
uit de ijzertijd. In: L.P. Louwe Kooijmans et. al. (ed): Nederland in de prehistorie. Amsterdam: Bakker. Broeke, P.W. van den, A. den Braven en E. Ball (2010): Midden-Neolithicum tot en met vroeg-Romeinse tijd in het Zuiderveld. Gemeente Nijmegen: Bureau Archeologie en Monumenten. Broeke, P.W. Van den, J.A. Den Brave e.a. (2011): Een ijzertijdgrafveld en een erf uit de Ottoonse tijd in Lentseveld: archeologisch onderzoek in Nijmegen-Lent. Gemeente Nijmegen: Bureau Archeologie en Monumenten. Collis, J., 1984: The European Iron Age. Londen: Batsford. Désenne, Sophie, 2010: Bucy-le-Long (Aisne, France): une necropole de la Tene ancienne (Ve-IVe s. avant notre ere), Vol. I. Senlis : Revue Archeologique de Picardie. Désenne, Sophie, 2010: Bucy-le-Long (Aisne, France): une necropole de la Tene ancienne (Ve-IVe s. avant notre ere), Vol. II. Senlis : Revue Archeologique de Picardie. Désenne, Sophie, 2010: Bucy-le-Long (Aisne, France): une necropole de la Tene ancienne (Ve-IVe s. avant notre ere), Vol. III. Senlis : Revue Archeologique de Picardie. Diepeveen-Jansen, Marian, 1998: Mensen, ideeen en goederen : een symbolische en sociale analyse van het grafbestel van Vroeg-La Tene-elitegroepen in de MarneMoezelregio. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Drenth, E., W.A.M. Hessing en E. Knol (eds), 1993: 'Het tweede leven van onze doden': voordrachten gehouden tijdens het symposium over het grafritueel in de pre- en protohistorie van Nederland op 16 mei 1992 te Amersfoort. Amersfoort: ROB, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Fokkens, H., 1997: The genesis of urnfields: economic crisis or ecological change? In: Antiquity, vol 71, pg. 360-373. Fontijn, D., 1996: Prehistorisch Nijmegen. In H. van Enckevort en Jan Thijssen (eds): Graven met beleid: Gemeentelijk archeologisch onderzoek in Nijmegen 1989-1995.
Abcoude: Uniepers, Sectie Archeologie Gemeente Nijmegen. Fontijn, D. en Quentin Bourgeois, 2008: Houses and barrows in the Low Countries. In: S. Arnoldussen en H. Fokkens (eds): Bronze Age Settlements in the Low Countries. Oxford: Oxbow Books. Havinga, A.J., 1969: A physiographic analysis of a part of the Betuwe, a Dutch river clay area. Wageningen: Department of Regional Soil Science, Agricultural University. Hessing, W. en P. Kooi, 2005: Urnenvelden en brandheuvels. Begraving en grafritueel in late bronstijd en ijzertijd. In: L.P. Louwe Kooijmans (ed).: Nederland in de prehistorie. Amsterdam: Bakker. Hulst, R.S., 1999: Geldermalsen: an early La Tene cemetery? In: Sarfatij, H., W.J.H. Verwers, P.J. Woltering (eds.): In discussion with the past: archaeological studies presented to W.A. van Es. Zwolle: SPA, Foundation for Promoting Archaeology en Amersfoort: ROB, National Service for the Archaeological Heritage. Kortlang, Fokko, 1999: The Iron Age urnfield and settlement of Someren-'Waterdael'. In: Frans Theuws, Land and ancestors: cultural dynamics in the urnfield period and the middle ages in the southern Netherlands. Amsterdam: Amsterdam University Press. Meijlink, B.H.F.M., 2001: The barrow of the Bogen. In: Metz, W.H., B.L. Van Beek, H. Steegstra (red.): Patina: essays presented to Jay Jordan Butler on the occasion of his 80th birthday. Groningen: Metz, van Beek & Steegstra. Meijlink, B.H.F.M. en P. Kranendonk, 2002 (eds): Boeren, erven, graven: de boerengemeenschap van De Bogen bij Meteren (2420-1250 v.Chr.). Amersfoort: ROB Rapportage Archeologische Monumentenzorg. Milcent, P.-Y., 2004: Le premier âge du fer en France centrale. Parijs: Société Préhistorique Française. Nakoinz, Oliver, 2005: Studien zur räumlichen Abgrenzung und Strukturierung der älteren Hunsrück-Eifel-Kultur. Bonn: Rudolf Habelt Verlag.
Roymans, Nico, 1987: Tribale samenlevingen in Noord-Gallie: een antropologisch perspectief. Amsterdam: Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Stead, I.M., J.-L. Flouest, Valery Rigby e.a., 2006: Iron Age and Roman burials in Champagne. Oxford: Oxbow Books. Vaart, Sasja van der en H. Fokkens, 2012: Hail to the Chieftain. A detailed examination of grave goods from Dutch chiefly burials and their role in funerary rituals during the Hallstatt period. Leiden: Leiden University Press. Veldman, H.A.P. en E. Blom, 2008: Geldermalsen, Meteren de Plantage: een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven. Amersfoort: ADC ArcheoProjecten. Sites:
http://www.archeologie.nl/kennisbank-kennis/nieuws-nieuwsarchief/rijke-dameuit-meteren-gereconstrueerd.html