Cursus Schelde Estuarium – 2005
Monique Van de Vreken
Inhoudsopgave Inhoudsopgave …………………………………………………………………………….
Blz. 1
Woord vooraf ………………………………………………………………………………
2
Inleiding …………………………………………………………………………………….
3
Welkom aan boord en praktische afspraken …………………………………………...
4
Boom ………………………………………………………………………………………..
5
De Rupel, aanverwanten en klei …………………………………………………………
7
Kanaal, industrie, noordelijk en zuidelijk eiland ……………………………..…………
9
Van Rupelstreek naar Klein Brabant …………………………………………………….
12
Van Temse tot Sint Amands ……………………………………………………………..
18
Het land van Dendermonde ………………………………………………………………
22
Bijlage
23
………………………………………………………………………………………
Bibliografie …………………………………………………………………………………
1
25
Woord vooraf Vele factoren spelen een belangrijke rol voor het tot stand komen van dit werkje; o.a. kennis opdoen en deze overbrengen naar anderen en de maatschappij; nuttig bezig zijn in de vrije tijd in plaats van voor de beeldbuis te zitten zappen van de ene soap naar de andere terwijl die tot vervelens toe worden herhaald. Maar, het is vooral mijn persoonlijke belangstelling en leergierigheid naar het meer willen weten over het eigen heem, mijn eigen omgeving en het Schelde estuarium die mij ertoe aangezet hebben deel te nemen eerst aan de basiscursus te Antwerpen, nadien het specialisatiejaar Rivierenland en nu de cursus Schelde-estuariumgids. In een land dat slechts in geringe mate natuurlijke toeristische aantrekkingspolen heeft zoals de zon, bergen en zee is het belangrijk toeristen kennis te geven van ons groot bezit zoals het cultureel erfgoed, onze historiek en ook onze prachtige waterlopen zoals de Schelde. Vlaanderen heeft een rijk verleden en een grote geschiedenis. Het is eeuwenlang een doorgang geweest van verschillende culturen. Het verleden is onze identiteit en dit moet bewaard blijven voor onze volgende generaties. Wie het verleden kent in al zijn facetten zal het heden begrijpen en aan de toekomst kunnen werken. Van monumenten, gebouwen, kerken, verhalen, rivieren, waterlopen en sporen moet de waarde overgebracht worden aan hen die dit nog niet kennen. Niet enkel de grote steden, maar ook de kleine gemeenten, dorpen en natuurgebieden langs het water hebben potentiële aantrekkingspunten. Vanop het water is alles heel anders. Elk seizoen heeft zijn eigen kleuren en zijn eigen charme maar de winter, hoe eigenaardig dan ook, is voor mij het meest fascinerend seizoen. De blaadjes zijn van de bomen en zo krijgt men een vergezicht dat in geen enkel ander seizoen waar te nemen is. Daarom heb ik gekozen voor de boottocht: ‘Varen in het Scheldeland van Boom en Temse naar Dendermonde heen en weer, op en neer’. Vertrek: Kaai te Boom te 9.00 uur – aankomst 18.00 uur Vertrek Kaai te Temse te 10.00 uur. – aankomst – 17.00 uur. Bezoek aan Mariekerke of Sint Amands (dit afhankelijk van het tij) en de prachtige Ros Beiaard stad, Dendermonde. Bezoek met gids of individueel vrij naar keuze.
2
Inleiding Mijn bedoeling is de mensen te laten inzien over welke rijkdom wij beschikken en een gids heeft hierin een heel belangrijke rol te vervullen. Wij moeten ervoor zorgen dat de belevingswaarde, de erfgoedwaarde en de historische waarde op een ludieke manier worden doorgegeven zodanig dat de bezoeker of toerist positief wordt beïnvloed. Zo kunnen zij meer waarde gaan hechten aan ons erfgoed en aan onze natuur en zijn ze klaar voor een volgend bezoek, wandeling, fietstocht of boottocht. En wij, gidsen, krijgen een voldaan gevoel na elke gidsbeurt. Dit werkje beschouw ik als een gidsbeurt voor een boottocht van Boom – Temse – Dendermonde die de mogelijkheid biedt tot uitbreiden en / of combinaties met wandelen, fietsen en museumbezoek zoals: afvaren te Boom, vaart tot Hemiksem, aanmeren, wandeling tot aan de Sint-Bernardus abdij met eventueel bezoek aan de abdij en/of Roelantsmuseum. Wandeling terug naar de boot en afvaren naar Boom Tweede mogelijkheid is afvaren Boom, vaart naar Hemiksem met fietsen aan boord en vanaf Hemiksem een fietstocht door de Rupelstreek met aankomst te Boom. De boottocht Boom – Temse – Dendermonde kan ook nog gecombineerd worden met andere stopplaatsen zoals Rupelmonde – Mariekerke – Sint-Amands- Vlassenbroek waar fietsen, wandelen en museumbezoekjes steeds mogelijk zijn. De beschrijving: is enkel van de vaarroute en niet de wandelingen en bezoeken aan wal. Dit zou ons te ver leiden en bestaat uit verschillende hoofdstukken. De cursieve tekst kan informatie zijn voor eventueel een andere tocht, achtergrondinformatie, een gedicht of een ludiek verhaal. Duidelijk zal ik aangeven of het gaat over de rechter– of de linkeroever, over bak– of stuurboord, stroomopwaarts of -afwaarts. De informatie: Op de heenvaart vertel ik de belangrijkste en meeste informatie. Bij de terugvaart las ik veel momenten van stilte in, omdat teveel informatie gaat vervelen. Dit is dan de gelegenheid om met didactisch materiaal te werken: kaarten, foto’s, tekeningen, boeken, brochures en soms klein materiaal zoals een wereldbol . Deze laatste kan heel handig zijn voor de moeilijke materie van de getijden en de aantrekkingskrachten uit te leggen en duidelijk te laten zien. Leuke verhalen en/of korte gedichten zijn aangenaam voor de toerist als je die vertelt bij de terug vaart, maar het belangrijkste is toch nog altijd wat de toerist rond en op het water ziet. Rol van de gids: vriendelijkheid en goed voorkomen siert de mens, dus ook een gids. Bescheiden mag, maar niet te bescheiden. Laat je kaas niet van je brood nemen en wees assertief. Je eigen mening hebben mag, maar dring ze niet op aan anderen. Wees voorzichtig als je spreekt over andere culturen, oorlog en geloof. Dit kan soms leiden tot discussies die je beter kan vermijden. Pas je aan de groep aan en maak een onderscheid. Op boottochten is dit soms moeilijk. Bij grote boten heb je soms een groot individueel publiek dat je moet aanspreken dus veel verschil van interesse. Sommige toeristen komen voor informatie of iets bij te leren; anderen willen genieten van een dagje uit op de boot met een natje en een droogje. Iemand uitnodigen voor een individueel gesprek is soms een oplossing als de aandacht van de toeristen vervaagt. Maak de toeristen warm voor een volgend bezoek. Dit is goed voor de toeristische economie en ook voor jezelf. Hierdoor krijg je nog meer gidsbeurten. Toon aan dat veiligheid primeert. Gidsen is een boeiende en gevarieerde taak waarbij het flexibele karakter heel belangrijk is.
3
Welkom aan boord en praktische informatie Goede middag iedereen. Namens de kapitein, zijn bemanning en ikzelf heet ik jullie allemaal hartelijk welkom aan boord van ……. en wensen wij jullie een aangename tocht die ons zal leiden van Boom naar Dendermonde en terug. Ikzelf ben Monique en zal jullie gids zijn voor vandaag en ik ga jullie meeslepen op het water naar de verschillende verhalen van dorpen en steden, natuur en cultuur. Vooraleer ik verder ga nog even wat praktische en veiligheidsinformatie. Veiligheid speelt een zeer grote rol aan boord. Grote voorzichtigheid is geboden op het buitendek (zonnedek). Verlies vooral de kinderen niet uit het oog. Kijk er goed op toe dat zij niet over de dekleuningen gaan hangen of op de banken staan die zich hier een daar bevinden. Ik wil jullie ook attent maken op de bergplaatsen van de reddingsvesten en -boeien die op bepaalde plaatsen opgeborgen zitten. Het is ook verboden de stuurhut van de kapitein te betreden. Hij heeft alle aandacht nodig voor de besturing van het schip, het beluisteren van de berichten en ons een veilige vaart te bezorgen. In de sluizen vragen wij voorzichtigheid wanneer het schip gaat aanmeren. Let er vooral op dat jullie handen niet geklemd worden tussen de reling van het schip en de muur. Soms is het ook aangenaam wat meer informatie te geven aangaande het schip zelf . Vb: naam van het schip, afmetingen, dieptegang, Er is ook een bar aan boord waar dranken en snacks kunnen verkregen worden aan heel democratische prijzen. Best kan je het zelf afhalen en wij danken jullie alleszins voor jullie bereidwillige medewerking. Enkele termen zijn ook heel belangrijk bij het varen. De terminologie die we gebruiken aan boord zal ik even verduidelijken. Stroomopwaarts en stroomafwaarts: wanneer ik spreek over stroomafwaarts is dit steeds de richting van de monding van de stroom of de rivier, dus richting zee. ‘Dit is zo klaar als een klontje’ zal je zeggen. Dat wel, maar bij een getijdenrivier, zoals de Rupel, hier, stuwt het water soms opwaarts. We zien dan duidelijk de richting van het stromende water bij een boei, een eilandje of een zandbank. We zouden dan kunnen besluiten dat de monding in die richting ligt, wat niet klopt. Als het niet om een getijdenrivier gaat stelt zich dat probleem niet. Stroomopwaarts betekent in de richting van de bron, maar dat is voor iedereen waarschijnlijk nu wel duidelijk. Bakboord en stuurboord: wanneer we stroomafwaarts varen ligt de linkeroever links en de rechteroever rechts van ons. Bij stroomopwaarts is dat net het tegengestelde als we in de vaarrichting zitten. Dat kan verwarring teweeg brengen en daarom heeft men voor een praktische oplossing gezorgd met typische scheepvaarttermen zoals bak- en stuurboord. Bakboord betekent de linkerzijde van het schip als men naar de voorsteven of in de vaarrichting kijkt en stuurboord de rechterzijde. De verklaring van bakboord zou komen van het Middelnederlands ‘bac’ en dat betekende rug. De stuurman stond destijds met de rug naar de linkerboord van het schip en de besturing oefende hij rechts van hem uit.
4
Boom Boom behoort samen met de 4 gemeenten Schelle, Niel, Hemiksem, Rumst en de deelgemeenten Terhagen en Reet tot de Rupelstreek. De Rupelstreek behoort dan weer samen met het Vaartland en Klein Brabant tot het Rivierenland, wat sinds januari 2005 tot het Scheldeland behoort. Specifieke streekgerechten hebben we in de Rupelstreek niet, enkel ‘Schep’ (gestoofd paardenvlees), maar dit is meer een specialiteit van het Vaartland en wel in de omgeving van Willebroek. Wat we in de Rupelstreek wel hebben zijn ‘bakstenen’, in alle geuren en kleuren. Een ‘Rupelsteentje’ is een zanddeegkoekje gevuld met confituur. De zanddeeg stelt de handvorm van een baksteen voor en de confituur stelt de baksteen voor. Een ‘Klinkaert’ of klampsteen is een begeerde en duurzame gevelsteen die wordt gebakken in een klampoven. Deze steen wordt duurzaam door het heel langzaam bakproces van 6 à 8 weken. Het is tevens ook een novelle van Piet Van Aken, waarin hij de eerste werkdag van een kinderziel beschrijft in de harde tijden van de steenbakkerijnijverheid. De naam ‘Klinkaert ‘ werd ook gegeven aan het streekbiertje waarvan men in het Ecomuseum (EMABB) op Noeveren na een rondleiding kan genieten en waar we straks nog zullen voorbij varen. De kaai waar onze boot is afgemeerd is nieuw aangelegd sinds vorig jaar en wordt ook wel eens ‘Esplanade’ of wandelkaai genoemd. Oorspronkelijk werd deze kaai aangelegd in 1561. Het was de plaats waar de veerboten aanlegden die de overzetdienst tussen Klein-Willebroek en Boom verzekerden wat nu nog altijd is .Het veer ligt aan de vlottende ponton, is gratis en gaat om het halve uur. Wanneer je dit veer neemt kom je op de dijk van Klein Willebroek. Hier kan je richting Terhagen wandelen tot aan het Broek (een natuurgebied) en het BLOSO-Sportcentrum Hazewinkel met haar internationale watersportbaan. Achter de taverne ‘Kaai’ ligt de Heldenplaats of plein dat in 1923 werd opgericht ter nagedachtenis van de gesneuvelden van de eerste wereldoorlog. Links van de Heldenplaats was de Brouwerij Lamot zoals er velen waren in de streek. Louis Lamot was ook burgemeester van Boom van 1921 tot 1926. Deze brouwerij werd vervangen door hedendaagse gebouwen. Rechts van de Heldenplaats zien we de gerestaureerde gebouwen van de molens Rypens. In 1856 begonnen de gebroeders Rypens met de bouw van een olie- en maïsmolen. In 1881 werd de eerste bloemmolen gebouwd; later werd dit gebouw een winkel. Een afdeling van Belgacom had hier ook enkele jaren haar thuishaven, maar nu krijgen zij een functie als onbetaalbare prachtige lofts.
5
We kijken even achter ons en zien op de linkeroever nog een relict van de oude tolbrug ‘Weduwe Van Enschodt’. De eerste steenlegging voor deze brug had plaats op 21 juli 1851. Een ‘natte’ anekdote is hieraan verbonden. De Gouverneur en de provincieraad begaven zich naar Boom om tot de plechtigheid en de inhuldiging over te gaan. Nauwelijks stonden de Gouverneur en de provincieraadsleden op een daartoe getimmerde tribune of deze stortte in en al de genodigden tuimelden in het water en in het slijk. Gelukkig was het laag tij. De inwoners van Boom deden hun best om hen te redden. De provincieraad van 22 juli betuigde plechtig zijn dank aan de Bomenaars voor hun edelmoedig gedrag tijdens deze ‘rare’ omstandigheden. De brug, geopend in 1853 was privébezit van de “Weduwe Van Enschodt N.V., die een vergunning verwierf voor 90 jaar met het recht tolgelden te eisen (= tolbrug). De bouw van de brug verliep vlot in 23 maanden, was 235 meter lang en 4.56 meter breed.Via deze brug hebben de geallieerden van WO II, onder commando van Kolonel Silvertop, op 4 september 1944 de Rupelstreek bevrijd. In 1945 werd de brug afgebroken.
6
De Rupel, aanverwanten en klei Over Boom en haar omgeving valt natuurlijk nog meer te vertellen, maar we varen nu op de Rupel, onder de Rupelbrug en even verder onder de spoorwegbrug. Deze spoorweglijn is de verbinding tussen Antwerpen - Boom - Puurs. De brug die we open zien staan is de brug over het kanaal. Open in het weekeind omdat er geen spoorverkeer is tijdens het weekend. De Rupelbrug is, de naam zegt het zelf, de brug over de Rupel en even verderop splitst zij in twee bruggen, die men de ‘Boulevardbruggen’ noemde, over het kanaal. Eén richting Brussel en één richting Antwerpen. De richting Antwerpen was een hefbrug en werd afgebroken, meer dan twintig jaar geleden, maar men is gaan inzien dat de afbraak van deze brug toch geen goed idee was. Sinds begin van dit jaar is men gestart met de eerste fase van de aanleg van een nieuwe brug. De Rupelbrug is meestal gesloten, dit wil zeggen dat de kapitein rekening moet houden met de getijden. Bij hoog water kan de boot niet onder de brug. Wanneer men de brug wil laten openen moet dat ruim op voorhand gemeld worden aan de Dienst voor de Zeeschelde in Temse met de juiste datum en uur dat de boot zal passeren. Die sturen dan een bevoegde persoon met een dienstwagen vanuit Temse om de brug te komen openen en weer dicht te draaien. Zeker niet onbelangrijk te vertellen is dat wij nu boven de Rupeltunnel varen. Deze tunnel was er nodig om het drukke verkeer, dat oorspronkelijk over de ‘Boulevardbruggen’ ging, richting Brussel en Antwerpen te vergemakkelijken en het is de A12 die door deze Rupeltunnel loopt. Deze tunnel gaat niet enkel onder de Rupel, maar ook onder het Zeekanaal. Het is de enige tunnel in België die onder twee waterlopen gaat en dit zorgde voor de nodige problemen. Vooral de harde kleilagen en de septaria, in de volksmond ekkerstenen of zwerfstenen zorgden voor de nodige problemen. Ook bij het graven van de nieuwe Zeesluis is men tegen deze stenen gestoten. De Rupel zelf is de kleinste rivier van ons land ongeveer 11 à 12 kilometer lang en een rivier zonder bron. Eigenaardig maar waar! Zij wordt gevormd door de samenvloeiing van de Nete, die vanuit richting Lier komt, en de Dijle, die vanuit richting Mechelen komt. Ter hoogte van Rumst vloeien deze twee rivieren samen en vormen daar de Rupel. We zien heel duidelijk dat de Rupel een getijdenrivier is . Dit kunnen we zien aan de stromingsrichting en het waterpeil dat voortdurend verandert. Dit op en neer gaan van het water noemt men eb en vloed, maar hierover vertel ik straks meer wanneer we op de Schelde zijn. Recht tegenover Rupelmonde mondt de Rupel uit in de Schelde en wordt alles wel duidelijk.
7
Even verderop, aan stuurboord varen we voorbij het gehucht Noeveren met zijn industriële archeologie, industrieel erfgoed in het “Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen”. Klei werd in de Rupelstreek afgezet in de laatste regressie ten tijde van het plioceen. De laatste zee die het noorden en het midden van België overdekte, trok tamelijk snel terug met een krachtige stroming. Zo werden zachtere lagen weggegraven en bleven enkel hardere Rupeliaanse kleibanken over. Deze afgezette kleilagen met daarbovenop een dunne zandlaag zijn terug te vinden in de meeste gemeenten van de Rupelstreek en vormen een asymmetrische helling die ook wel eens de “Boomse Questa’ wordt genoemd. Questa is Spaans voor helling. Deze klei werd in heel de Rupelsteek ontgonnen om er bakstenen mee te vervaardigen. Belangrijkste plaatsen waar deze klei werd ontgonnen zijn Noeveren bij Boom en Hellegat bij Niel (waar we straks nog gaan voorbijvaren). Het Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen of afgekort EMABB is een bezoekerscentrum waar de evolutie van de baksteen wordt weergegeven, waar de sociale en politieke geschiedenis wordt verteld, maar ook de ontroerende verhalen rond de kinderarbeid, het misbruiken ervan en het alcoholisme in de 19de eeuw. Een ongelooflijk verhaal van noeste arbeid, van samenhorigheid (tot op de dag van heden), van een sociaal en cultureel leven, van schrille tegenstellingen tussen rijk en arm, van op –en neergang van de industrie, van vervuiling van het milieu en van het vechten voor het herstel ervan, vaak met succes. Het hele verhaal vertellen kan nu niet maar hiermee wil ik jullie alvast aanmoedigen om een bezoekje te brengen aan de site en /of aan heel de Rupelstreek. Het is alleszins een streek die toeristisch meer dan de moeite waard is en naar mijn opinie ondergewaardeerd is gebleven.
8
Kanaal, industrie, noordelijk en zuidelijk eiland Aan bakboordzijde zien we in de verte de industrie langs het kanaal, dat hier nu parallel loopt met de Rupel. Het is niet de bedoeling dat ik de volledige geschiedenis van het kanaal ga vertellen, hiervoor kan je beter een bezoek brengen aan het nieuwe onthaalcentrum aan de Zeesluis te Wintam. Toch wil ik het niet nalaten in het kort het belangrijkste te vertellen. Het Zeekanaal Brussel-Schelde is een bijzondere waterweg. Het kanaal is eerder ontstaan uit woelige lokale conflicten. Vandaag maakt het een wezenlijk onderdeel uit van het Europese waterwegennet. Na het Albertkanaal is het Zeekanaal de belangrijkste transportader van Vlaanderen en België. In Europa behoort het tot de top tien der waterwegen. 455 jaar geleden startte de burgemeester van Brussel, Jan van Locquenghien, in Willebroek de graafwerken, maar daar gaat echter een turbulente geschiedenis aan vooraf. Brussel was in de 14de eeuw voor import en export afhankelijk van de Zenne. Eerste probleem: de stad Mechelen heft taksen op alle zout, graan en vis die de stad passeren. Dat kost de Brusselaars natuurlijk een aardige som geld. Heel wat goederen komen vaak niet verder dan Mechelen. Tweede probleem: de Zenne heeft last van verzanding, soms van hevige overstromingen en van vervuiling en is een meanderende rivier. Dat maakt, in combinatie met de getijdenwerking, het varen op de Zenne erg moeilijk en soms onbetrouwbaar. Derde probleem: Vilvoorde wil geen kanaal op hun grondgebied. Philips de Goede, hertog van Bourgondië, geeft in 1434 de Brusselaars de toestemming de Zenne recht te trekken en spuien en sluizen aan te leggen, maar de problemen blijven de kop op steken. Brusselaars dromen van een kanaal en de Mechelaars zien hun centen vliegen. Het duurt nog tot 1477 vooraleer er toch weer schot in de zaak komt. Maria van Bourgondië geeft de toestemming tot het graven van het kanaal tussen Brussel en de Rupel. Maar, na de onverwachte dood van haar, ten gevolge van een val bij het paardrijden, neemt Maximiliaan van Oostenrijk de leiding over en krijgen de Mechelaars hun oude privileges terug. Pas in 1550 geeft Maria van Hongarije de toestemming tot het graven van het kanaal.
9
In de eerste fase wordt een smalle gracht gegraven. Vervolgens wordt het kanaal verbreed tot 8 a 10 meter op de bodem en tot 25 à 30 meter aan de oppervlakte en 2 meter diepte. Het grootste probleem zit in de overbrugging van een hoogteverschil van 14 meter over een afstand van 28 kilometer. Er dienen 4 sluizen gebouwd te worden om het verschil van 14 meter tussen Brussel en Rupel te overbruggen. Men gaat gebruik maken van een type sluizen naar een ontwerp van Leonardo da Vinci. Hij was een renaissancekunstenaar, ingenieur, architect en ontwerper, kortom een groot Italiaans genie uit die tijd. Van hem komt de toepassing ‘puntsluizen’. Oorspronkelijk worden er drie sluizen voorzien: één in Vilvoorde, Humbeek en in Tisselt en in 1557 bouwt men nog een vierde sluis in Willebroek. Een vijfde sluis komt er in Klein Willeboek in 1573. Deze sluis wordt omwille van een zandplaat te Boom enkele jaren nadien meer oostelijk gelegd. In het begin van de 19de eeuw rijst het idee van Willem I om het kanaal rechtstreeks te laten uitmonden in de Schelde, maar deze plannen worden terug in de kast gelegd. Wel wordt het kanaal verdiept tot meer dan 3 meter. Van 1896 tot 1922, omwille van de industriële revolutie en het maritieme verkeer, gebeuren moderniseringswerken welke door WO I enorme vertragingen oplopen. Baggeren, verdiepen tot 6.5m, verbreden van het kanaal, het verleggen van de sluis van Willeboek, het weghalen van de sluis van Tisselt en het graven van de nieuwe arm naar Wintam waar het kanaal verder in de Rupel uitmondt behoren tot de werkzaamheden. En ja, hoe kan het anders, in 1965 komen er nieuwe moderniseringsplannen. Men voorziet een verlenging van de kanaalarm tot aan de monding van de Schelde met een nieuwe zeesluis. Deze werken gaan van start in de jaren 70 en pas in 1997 wordt deze nieuwe zeesluis geopend in aanwezigheid van onze huidige koning Albert II. Momenteel zijn er nog 2 sluizen op het kanaal, één in Zemst en hier de nieuwe Zeesluis. Een derde sluis, die van Klein Willebroek werd in de jaren 60 onbruikbaar gemaakt, maar is sinds 2004 terug opengesteld voor de kleinere plezierboten. Toch nog even een ludiek verhaal: vroeger werden de schepen, die langs het huidige zeekanaal ‘Brussel – Schelde’ kwamen , getrokken door paarden. Daar het klimaat in die tijd veel strenger was dan het huidige en de vaart in de winter dikwijls dichtvroor was er ook geen scheepvaart mogelijk. Daarom werden elk jaar bij het begin van de winter de paarden, die hun laatste tocht hadden gemaakt, verkocht en geslacht. Deze dieren waren meestal zo versleten en taai dat men hun vlees alleen nog kon laten koken om het enigszins eetbaar te maken. De tijd en de toevoeging van allerlei exquise sausen zorgden op termijn voor een zeer specifieke Willebroekse lekkernij: de ‘Schep’. Ook wordt wel eens verteld dat men gedurende een korte periode gebruik maakte van ezeltjes, maar die liepen te dikwijls in het water, en is het wel mogelijk om van een koppige ezel nog iets eetbaar te maken? Boottochten op het kanaal zijn eveneens mogelijk. Zij vertrekken in Brussel en gaan tot Antwerpen of omgekeerd. Hiervoor kan je best onze brochure raadplegen of surfen naar www.rivertours.be Het kanaal en industrie gaan hand in hand. Hiermee wil ik zeggen dat langs het kanaal een ideale zone is voor industrie. Dit kan je merken aan de hoge torengebouwen aan bakboordzijde. Eén van de gebouwen is het bedrijf Prayon Rupel. Sommige bewoners uit de omgeving noemen dit bedrijf wel eens ‘de Zoete Dood’ . Bij het nabijgelegen Fort van Breendonk had men het vaak over de ‘Langzame Dood’. Van ironie gesproken! Het bedrijf produceert fosforzuren, fosfaat –en fluorzuren, meststoffen en zwavelderivaten Het bestaat al van in 1940 en werd hier in 1989 ingeplant. De gipsafval werd vroeger naar de kleiputten te Boom gebracht tegen betaling aan de eigenaar van de steenbakkerij. De vrachtwagens kwamen met de regelmaat van de klok in bepaalde straten voorbij. Men koos dagelijks voor een andere route. Op die manier viel het de burgers iets minder op. Het zand dat nu in het bedrijf verwerkt wordt, wordt vanuit de Sahara met schepen aangevoerd. Jaarlijks voert men 600.000 ton gipsafval af en nog eens 600.000 ton wordt herbewerkt. Geleerden nemen aan dat het gips licht radioactief is. Het werd in de Rupelstreek op 5 à 6 plaatsen gestort met de verplichting het met 30 cm zand te bedekken. Bij regenweer spoelde dit zand gewoon weg. Later kwam de bepaling dat de deklaag minstens één meter moest zijn.
10
Vervolgens zien we ook de silo’s van Heineken en dat is reeds op het grondgebied Klein Brabant. Dat is mouterij Albert. Jullie geloven het misschien niet, maar dit is een grote mouterij van Heineken. Hier produceren zo ongeveer 48 arbeiders mout voor de hele wereld. Er is nog een dergelijke mouterij in Kongo gevestigd. Wisten jullie trouwens dat Heineken ook in Opwijk en Brussel wordt gebrouwen? Zowel Mouterij Albert als Prayon Rupel kunnen prima gebruik maken van het spoor en het kanaal en natuurlijk ook van de omliggende wegeninfrastructuur. Nog steeds aan bakboordzijde varen we eerst voorbij het zuidelijk en nadien het noordelijk eiland. Dit gebied was oorspronkelijk bestemd als industriegebied, maar na jaren discussie kreeg de ecologische waarde van het gebied de overhand niettegenstaande dat het noordelijke eiland met specie werd opgespoten dat uit het kanaal kwam. Het noordelijk eiland is nu een ideale plaats voor watervogels, een ideale rustplaats voor de migrerende vogels die hier talrijk aanwezig zijn.
De inrichting is georiënteerd naar een open landschap met plassen, rivierduitjes, ruigje en spontaan evoluerend wilgenstruweel. Men vindt hier vooral visdiefjes, een broedkolonie van kluten (de op één na grootste in Vlaanderen). Verder overwinteren hier bergeenden, krakeenden, pijlstaarten en wilde eenden met vele honderden exemplaren. Vaste gasten zijn de knobbelzwaan en aalscholver, gehaat door de vissers omwille van zijn flinke eetlust (120 kilogram vis per jaar). Van deze aalscholvers wil ik ook nog vertellen dat zij geen vetklieren hebben, die normaal dienen als bescherming voor de veren bij het duiken in het water. Daarom zien we de aalscholvers dikwijls met hun vleugels wijd open staan na het duiken. Dit omdat hun veren snel zouden opdrogen .
11
Van Rupelstreek naar Klein Brabant Aan bakboordzijde zijn we ook voorbij de oude sluis van Wintam gevaren. Stuurboordzijde zagen we de wijk Hellegat en Niel. We bemerkten het witte gebouwtje, een ‘Gloriëtte’, een soort van veredeld tuinhuisje of prieel. Die Gloriëtte hoort bij een steenbakkerkasteeltje van de familie Moriau. Ze werd bij het verbreden van de dijk afgebroken en een eindje verder opgebouwd. Op deze plaats bevond zich het Hellegatveer, de belangrijke verbinding tussen oorspronkelijk het Graafschap Vlaanderen en het Hertogdom Brabant. In de wijk Hellegat waren tot voor 30 à 40 jaar werken en wonen nauw met elkaar verbonden, vooral omwille van de steenbakkerijen en de scheepswerven in de buurt. Het Hellegat speelt ook een belangrijke rol in het album van Suske en Wiske ‘De Hellegathonden’. Ook voor de opnamen van de film ‘Koko Flanel’ en de verfilming van de ‘Klinkaart ‘ van Piet van Aken diende Hellegat als decor. Heel wat locaties langsheen de Rupel hebben regisseurs, schrijvers, dichters en fotografen trouwens geïnspireerd. Vorig jaar nog bracht VTM de politieserie ‘Rupel’ op het scherm die zich vooral afspeelde op het grondgebied van Boom. Even verderop, eveneens aan stuurboordzijde ligt het Nielerbroek met zijn ‘wielen’. Wielen zijn relicten van oude dijkdoorbraken. Verscholen achter de bossen ligt het kasteel Nielerbroek, dat dateert uit de 16de eeuw en nu dienst doet als bejaardentehuis. Stilaan naderen we de monding van de Rupel die recht tegenover Rupelmonde uitmondt in de Schelde. Maar we varen aan stuurboordzijde nog eerst voorbij de gemeente Schelle die samen met Rumst de twee oudste gemeenten zijn van de Rupelstreek. Het pas gerestaureerde gebouw dat we nog juist kunnen zien achter de dijken was het vorige tolhuis met daarnaast de gewezen schipperskapel die nu een taverne is. In de zomer en onder de bomen is het een rustplaats voor fietsers en wandelaars. Als ik over Schelle spreek mag ik zeker niet vergeten te vertellen dat de Schellenaars een scheve kerktoren hebben. Sinds mensenheugenis staat de ranke toren van de eeuwenoude Sint-Petrus en Pauluskerk danig scheef. Het oogt niet zo spectaculair als de toren van Pisa, maar als je Schelle nadert vanuit Hemiksem spreekt de hellingsgraad toch tot de verbeelding. Dat is niet te verwonderen want de spits, waarvan de top 52,59 meter hoog reikt, hangt liefst 115 cm uit het lood. Volgens de Schellenaar Jozef Verlinden, die de geschiedenis van deze gemeente grondig heeft bestudeerd, is de scheefstand te wijten aan de kracht van de natuur. ‘De slanke torenspits werd kort na zijn oprichting scheef geblazen door een stormwind’. Het beëindigen van de restauratiewerken aan de Sint-Petrus en Pauluskerk was de aanleiding tot de eerste Schelse schevetorenfeesten in 2002. Dit jaar heeft in september het tweede schevetorenfeest plaats. Een waar volksfeest. Heel merkwaardig maar Schelle heeft slechts één steenbakkerij gehad in het verleden. Het was, en dat is het nog altijd, de meeste groene en landelijke gemeente van de Rupelstreek. Enkel had de gemeente sinds 1930 een elektriciteitscentrale. Het studiebureau Elektrabel ontwierp de centrale die in drie opeenvolgende stadia werd gerealiseerd.
12
In 1930 werd de eerste centrale in dienst gesteld met een vermogen van 150MW. In 1950 kwam er een tweede centrale met een vermogen van 50 MW en een laatste centrale in 1960 met een vermogen van 130 MW. Deze centrales waren uitgerust met stoomketels die zowel kolen, olie en gas konden verbranden. Sinds 1975 werkten zij nog alleen op steenkool. Drie van de vijf schoorstenen zijn reeds afgebroken want de centrale ligt volledig stil sinds 2001. Deze centrale werd vervangen door de drie windturbines. Maar om deze centrale volledig te vervangen zullen er nog veel van deze windmolens geplaatst moeten worden. Moet je weten dan 1 turbine slechtst 1,5 MW vermogen heeft. Deze centrale noemt men in de volksmond ‘den Escaut’. Onze boot maakt nu een bocht naar links en we zitten meteen op de Schelde. Even achteruit kijken en we zien de prachtige Sint-Bernardus abdij van Hemiksem. De prachtige westelijke vleugel is adembenemend van op de Schelde.
13
Deze vleugel werd als eerste gerestaureerd en biedt nu onderdak aan de administratieve diensten van Hemiksem. Als de bewoners van Hemiksem naar het gemeentehuis gaan, gaan ze bij manier van spreken naar de abdij. De oostelijke vleugel die we niet van op het water zien is pas gerestaureerd en sinds vorig jaar opengesteld voor bejaarden. Er zijn Service flats in ondergebracht. In de middenvleugel vinden we het Roelants museum . Roelants was een tekenaar, ontwerper en samensteller van decoratieve keramiektegels bij de firma Gilliot, Gilliot die op het einde van de 19de eeuw gestart was met het vervaardigen van keramiek en werkgelegenheid bood voor de plaatselijke bevolking. 1600 werknemers konden hier hun werk vinden. Op de eerste verdieping van dezelfde vleugel voorziet men volgens plan het samenbrengen van één gezamenlijke bibliotheek van de gemeenten Hemiksem en Schelle, maar hiervoor zijn eerst nog enkele renovatiewerken nodig en zal er nog wel een hartig woordje moeten geklapt worden. Deze abdij heeft een geschiedenis van meer dan 750 jaar. Het ganse verhaal zou ons te ver leiden, maar een bezoekje is het zeker waard. We varen nu stroomopwaarts en bemerken aan bakboordzijde de Caissondam. Om schepen een veilige toegang tot de nieuwe zeesluis te waarborgen werd een caissondam gebouwd op de splitsing hier tussen Rupel, Schelde en de toegang van de sluis. Het is een constructie van 12 individuele caissons die bestaat uit het door eigen gewicht afzinken van betonnen ringen van 20 meter doormeter in de bodem waarbij de grond in de ringen geleidelijk ontgraven wordt en het buitenvlak ‘gesmeerd’ wordt met bentonietmengsel. Een 2 meter dikke betonplaat werd op de afgezonken ringen aangebracht om een stevig geheel te verkrijgen. Het gebouwtje dat we hier zien is het bezoekerscentrum van de nieuwe zeesluis dat pas dit jaar werd geopend. Nog even een woordje over de sluis. Zij is 210 meter lang 25 meter breed en 16 meter diep. De bodem van de sluis bevindt zich op -7 meter TAW (het gemiddelde waterpeil van gewoon spring-eb te Oostende). De sluis is uitgerust met kruiwagendeuren, heeft twee hoofden, sasnoten, stortbedden, omloop en langsriool. We laten de Rupel, de steenbakkerijen en industrie achter ons liggen en varen op de Schelde stroomopwaarts richting Gent. De Schelde is één van de breedste en drukste waterwegen van ons land. Zij ontspringt in het noorden van Frankrijk op de hoogvlakte van Saint-Quentin en komt België binnen via Henegouwen. Zij heeft een verval van 16 meter (hoogteverschil) en verlaat ons land op 0 meter via de Westerschelde te Vlissingen en mondt daar uit in de Noordzee. Ze is355 km lang waarvan 193 km op Belgisch grondgebied en vormt op sommige plaatsen de grens tussen twee provincies, zoals hier de grens tussen de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Zij is ook een typische vlakterivier door haar klein verval en heeft als voornaamste zijrivieren de Leie (Gent), de Rupel (Boom) en de Dender (Aalst) die allemaal bevaarbaar zijn. De Schelde wordt in verschillende delen ingedeeld: 1. De Bovenschelde : stroomafwaarts van de bron tot aan de sluis van Gentbrugge, waar de Schelde geen getij meer heeft omdat ze verder van de zee gelegen is en de invloed steeds minder wordt, maar vooral omdat ze wordt afgesloten door de sluis. 2. Zeeschelde : het tijgevoelig deel van de Schelde op Vlaams grondgebied, vanaf de sluis van Gentbrugge tot aan de Nederlandse grens. Deze Zeeschelde wordt nog eens opgesplitst in 2 delen : 1. Boven-Zeeschelde: vanaf de sluis van Gentbrugge tot het begin van Antwerpen 2. Beneden-Zeeschelde: vanaf het begin van Antwerpen tot de Nederlandse grens. 3. Westerschelde : vanaf de Nederlandse grens tot de monding van de Noordzee. Het Schelde-estuarium omvat de Zeeschelde en de Westerschelde. De Schelde bestaat niet alleen uit drie verschillende delen, maar ook uit 3 verschillende soorten water: zoet, brak en zout. Het zoute water vinden we aan de monding (tussen Vlissingen en Hansweert). Meer landinwaarts wordt dit zoute water vermengd met het zoete en wordt het brak water genoemd (tussen Hansweert en
14
Rupelmonde). Gaat men nog verder stroomopwaarts dan heeft men nog enkel zoet water (tussen Rupelmonde en Gent). De variatie in zoutgehalte, in waterstand, in stromingssnelheid en in bodemstructuur zorgt voor een grote verscheidenheid in leefgebieden voor planten en dieren. De Schelde is een getijdenrivier. Wat wil dat nu zeggen. Het is een moeilijke materie maar ik probeer het eenvoudig uit te leggen. Het getij op de Schelde wordt veroorzaakt door waterbewegingen die ontstaan in open zeeën en oceanen. De waterdeeltjes op aarde worden aangetrokken door de maan en in mindere mate door de zon. Tegelijkertijd ontstaan er op de waterdeeltjes middelpuntvliedende krachten ten gevolge van de draaiing van de aarde en de maan rond een gemeenschappelijke draaias. Er ontstaat dus een opeenhoping enerzijds langs de kant van de aarde recht tegenover de maan en anderzijds langs de achterkant van de aarde. Doordat de aarde op 24 uur 1 maal rond zijn as draait, passeren alle meridianen 1 maal voorbij de maan en passeren ze allen 1 maal langs de achterkant. Zodoende wordt elke plaats binnen de 24 uur 2 maal aangetrokken en 2 maal niet aangetrokken. Nog gemakkelijker gezegd: getij ontstaat door de aantrekkingskracht van water ten opzichte van de stand van de maan. Door het 2 maal opkomende en 2 x afgaande water krijgen we vloed (hoogwater) en eb (laag water). Hierdoor ontstaan slikken en schorren waar ik jullie strak nog op attent zal maken. Even verder aan stuurboord varen we voorbij Rupelmonde. Oorspronkelijk was Rupelmonde een Romeinse oeverpost ter bewaking van Schelde en Rupel. De graven van Vlaanderen bouwden in de 12de eeuw een burcht met 17 torens welke dienst deed als centraal archief en staatsgevangenis. De Graventoren die we nu nog zien is een overblijfsel van één van die 17 torens. Sinds 1955, en door toedoen van Bert Pelemans, dichter, schrijver en promotor van het Schelde toerisme, doet deze toren dienst als Schelde- en Mercatormuseum. Mercatormuseum genoemd naar de welgekende Gerardus Mercator, geboren hier te Rupelmonde in 1512 onder de naam Geraard de Cremer. Hij was theoloog, cartograaf en aardrijkskundige en bekwaamde zich in het maken van aard- en hemelglobes en het graveren van kaarten. In 1543 werd hij beticht van ketterij en gevangen gezet in het Gravenkasteel. Na zijn vrijlating week hij uit naar Duisburg, waar hij in 1594 overleed. De verzameling kaarten die hij vervaardigde en die in een album werden uitgegeven noemde hij naar de Griekse god Atlas, welke naam we nu nog gebruiken. Ook leuk om te zeggen is dat de Rupelmondenaars tollenaars worden genoemd omdat hier op de Schelde tol werd geëist. Behalve tollenaar werden ze ook muggenblussers genoemd. Een Europees unicum is de 16de eeuwse getijdenmolen. Het molenrad is met zijn doorsnede van zes en een breedte van anderhalve meter het grootste binnenrad van België. Het mechanisme heeft een zeer groot rendement en kan vier molenstenen tegelijk aandrijven. Het werd ontworpen door Poncelet, een waterbouwkundige ingenieur uit het leger van Napoleon. De molen werkt met het water dat bij vloed wordt opgevangen in de vliet. Bij eb wordt het rad in beweging gebracht. Er kan slechts bij eb gemalen worden. Tijdens het toeristisch seizoen wordt op de maaldagen (dit volgens de maalkalender) getoond hoe het graan wordt gemalen. Deze gerestaureerde getijdenmolen is zonder twijfel één van de parels aan de Schelde. Aan de kaai van Rupelmonde ligt één van de drie Westhinder lichtschepen van België aangemeerd. Het is een historisch lichtschip op rust. Lichtschepen beveiligden tot voor kort de kust van op de zee. Ze waarschuwden voor verraderlijke ondiepten en loodsten de schepen veilig naar de havens. De Westhinder werd gebouw in 1950 in Oostende als eerste in een reeks van drie lichtschepen. De laatste lichtschepen langs de Vlaamse kust, waaronder de Westhinder, zijn verdwenen begin jaren ’90 van vorige eeuw. Dankzij de steun van de provincie Oost-Vlaanderen heeft het gemeentebestuur van Kruibeke deze Westhinder aangekocht, gered van de sloop en omgebouwd tot een multifunctioneel maritiem bezoekerscentrum. Nog even vertellen dat het verhaal van Reinaert de vos in Rupelmonde helemaal tot leven komt. Ik zou zeggen hou alvast een dagje vrij voor een bezoek aan Rupelmonde.
15
Aan stuurboordzijde zien we de merkwaardige kerktoren van Steendorp. De bewoners van Steendorp worden ook wel eens de mosterdpotten genoemd, omdat hun kerktoren het uitzicht heeft van een mosterdpot.
Nu gaan we naar bakboordzijde en bemerken het jachtpaviljoen van de gewezen hertogen d’Ursel dat ook de ‘Notelaer’ wordt genoemd. Half de 18de eeuw hebben de stijve bombastische Franse barok- tuinen zoals die van Versailles afgedaan. Men gaat meer aandacht geven aan het vrolijke en de spontane schoonheid van de natuur. In 1791 en in opdracht van de 3de hertog Wolfgang-Willem d’Ursel en naar ontwerp van de Franse architect Charles de Wailly wordt hier het jachtpaviljoen, lusthuisje of follie gebouwd. Het blijft in handen van de hertogen tot half de jaren 50. In 1953, het jaar van de overstroming, geraakt het in verval en wordt het gered door de familie Camu. De derde eigenaar is Vic Gentiels, een kunstenaar, beroemd om zijn geassembleerde portretten en beeldhouwwerken met piano onderdelen en meubelfragmenten. Een vierde eigenaar is de Vlaamse Gemeenschap. Onder haar toedoen wordt het gebouw gerestaureerd, beschermd en de VZW ‘De Notelaer’ wordt opgericht. Het krijgt een functie en wordt opengesteld voor het publiek als een toeristisch recreatief onthaalcentrum; ideale stop voor wandelaars en fietsers en laat ik jullie aanmoedigen voor een bezoekje met een gids. Zij vertellen over de prachtige ligging aan de dijk, het mooie interieur en waarom de ‘Notelaer’ de ‘Notelaer’ wordt genoemd. Sinds 1999 is het in erfpacht van Erfgoed Vlaanderen en in de TV serie ‘Stille Waters’ was het de villa van de familie Vorlat. Bakboordzijde is het gebied van Klein Brabant wat een zeer groot contrast is met de Rupelstreek. De natuur heeft hier de bovenhand. Oorspronkelijk maakte deze streek deel uit van het hertogdom Brabant. Toen het gebied door huwelijk bij het graafschap Vlaanderen werd gevoegd bleef het de naam Brabant behouden. Het land van de wissen, wijmen, schorren en slikken. Slikken en schorren ontstaan door de getijdenwerking. Slik is het gedeelte van de oevers dat telkens bij hoogwater (2 x per dag) overspoeld wordt en er is geen begroeiing mogelijk, maar het is wel een voedselrijk gebied voor de vogels. Bij elke vloed wordt een laagje slib afgezet, zodat de slikken langzaam ophogen tot ze bij vloed droog komen te staan. Dan zijn het schorren. Deze schorren worden 2 x per maand overspoeld bij springtij. Op de schorren is wel begroeiing mogelijk zoals riet en wilgenstruiken. De wilg komt alleen voor in de zoetwaterschorren, want hoe zouter het water, hoe minder kansen de wilg krijgt. De wilgen groeien dicht tegen elkaar aan en zorgen op sommige plaatsen voor een bos, wat ook wel eens een wilgenvloedbos wordt genoemd. Op de meer open plaatsen groeien allerlei kruiden. De spindotterbloem komt ook veel voor op zoetwaterschorren. De wilgen die in schorren groeiden werden hier in de streek van Klein Brabant, maar vooral in Weert en Buitenland, waar we zo dadelijk aan bakboordzijde voorbij varen, in de herfst gekapt. Na het kappen van de driejarige takken van de hoofdstam van de wilgen, ongeveer 20-30 cm boven de grond werden de takken tot bussels samengebonden en deze moesten uit het schor worden
16
weggedragen tot aan de dijk. Het werd opgekocht en diende grotendeels om er zinkstukken van te maken voor de basis van dijken of als vlechtwerk bij de bouw van de dijken als versteviging van de wal. In de polders werden veel wijmen of wissen geteeld, speciaal uitgezocht en gekweekt voor de mandenmakerij: het belangrijkste ambacht hier in de streek. Nu is dit ambacht verdwenen en alle attributen die gemaakt werden uit de wissen en de wijmen werden meestal vervangen door plastiek.
17
Van Temse tot Sint-Amands In de verte zien we aan stuurboordzijde Temse liggen. We varen nu onder de Scheldebrug, die de verbinding maakt tussen Temse in het Land van Waas en Bornem in Klein Brabant. Ze is met haar 365m. de langste brug van België. In het natuurgebied "Binnenpolder", gelegen enkele meters na de Scheldebrug aan bakboordzijde, bevindt zich de monding van de "Oude Schelde" die afgesloten wordt door het "Sas van Bornem". Dit sas werd in de l6de eeuw gebouwd door Pedro Coloma. Naast de oude sluis staat het "Tony Van Os" monument, gebeeldhouwd door Henri Lannoye.
Op de Scheldekaai van Temse wordt de aandacht getrokken door een paar oude trapgevels in Vlaamse Renaissance, waarvan één de vroegere watermolen was, thans toeristisch infokantoor. In de buurt de beeldengroep "Kaailopers" die verwijzen naar de legendarisch geworden lossers en laders van schepen van voor Wereldoorlog II, gebeeldhouwd door Valère Peirsman. Nog een aandachtspunt zijn de twee kranen van het havenbedrijf Belgomine. Het zijn de oudste kranen van dit kaaibedrijf. De firma houdt deze kranen in bedrijf omdat het goedkoper is dan ze af te breken of over te plaatsen naar het meer stoomafwaarts gelegen deel van de firma. De bewoners van de Kade zouden de kranen liefst zien verdwijnen= probleempje voor de gemeenteraad. Het bedrijf kreeg wel nog een exploitatievergunning voor beperkte tijd. Ook nog nabij de aanlegsteiger op de Wilfordkaai zien we het bijkantoor van Rivertours, waar jullie deze tocht hebben gereserveerd. Er zijn ook nog kantoren in Aalst, Brussel en Antwerpen. De toren die uitsteekt boven Temse is de kerktoren van O.L.Vrouwekerk, een voornamelijk gotische en neogotische kerk met barokke toren. Mag ik even jullie aandacht: wij gaan nu even aanmeren aan de kaai in Temse om onze volgende groep op te pikken. Dit zijn mensen die deze boottocht geboekt hebben van Temse tot Dendermonde en terug.
18
Het is dus niet de bedoeling dat jullie hier van boord gaan. De mensen die zopas aan boord gekomen zijn heet ik namens de kapitein, zijn bemanning en ikzelf hartelijk welkom. Ik herhaal het hoofdstuk ‘welkom aan boord en praktische afspraken’ omdat de tweede groep hiervan ook op de hoogte moet zijn. Nu we voltallig zijn en iedereen aan boord is kan onze vaart verder gaan richting Dendermonde. Onmiddellijk aan stuurboordzijde de gewezen Boelwerf . Ze was de grootste scheepswerf van het land. In november 1994 sloot de werf haar deuren, waardoor 1.100 arbeidsplaatsen verloren gingen. Eén van de kranen bleef behouden als symbool voor het glorieuze scheepsbouwverleden. De Boelwerf was voor Temse en zijn omgeving van zeer grote betekenis . Meer dan 100 jaar vormde zij een hefboom tot het welzijn en de welvaart van de streek in het algemeen en de gemeente in het bijzonder. De Oude Schelde, achter de dijken aan bakboordzijde, en het bijhorende Scheldelandschap hebben hun ontstaan te danken aan een verschuiving van de loop van de Schelde ten gevolge van een overstroming, gevolgd door een oeverdoorbraak. Het tijdstip van die afscheiding is niet met zekerheid gekend, maar de bronnen spreken van de 13de eeuw. In 1240 lag Weert nog op een eiland, dat aan alle kanten door de Schelde en de Durme omringd werd. De oorzaak van de doorbraak lag waarschijnlijk in de toenemende getijdenwerking op de Schelde die resulteerde in zware overstromingen. In de periode waarin de Oude Schelde van Weert werd afgesneden en de huidige loop ontstond waren in de riviervlakte grootscheepse indijkingswerken aan de gang. De Oude Schelde sneed zich af en verzandde aan de beide uiteinden. Twee nieuwe dijken werden aan beide kanten aangelegd: de Steendamdijk en de Beerdonkdijk. Het deel van de polder dat op die manier op de Oude Schelde gewonnen werd noemde men de “Nieuwe Landen”. Aan deze oude Schelde ligt het prachtige kasteel van Marnix van St. Aldegonde dat nog bewoond is door de graaf. Aan stuurboordzijde varen we voorbij het gecontroleerd overstromingsgebied van Tielrode of afgekort GOG. Even uitleggen wat GOG is, maar hiervoor is het nuttig eerst iets te vertellen over het Sigmaplan. Na de zware overstromingen van februari 1953 besliste de Nederlandse regering het Deltaplan uit te voeren. Dit plan omvatte dat alle zeegaten in de Delta werden afgesloten met uitzondering van de Westerschelde en langsheen deze Westerschelde werden 150 km dijken verhoogd. In Vlaanderen werd de schade hersteld. Er werd geen plan opgesteld zoals het Deltaplan in Nederland omdat de omvang van de ramp veel beperkter was. Maar lang moet Vlaanderen niet wachten want in 1976 wordt het Zeescheldebekken blank gezet door een zware noordwestenstorm. Het Sigmaplan wordt geboren en bestaat uit drie delen. 1. In het volledige Zeescheldebekken (513km) zullen dijken verhoogd (8.30 meter) en verstevigd worden; nu reeds voor ruim 400 km volbracht. 2. Om zeer hoge waterstanden op te vangen worden gecontroleerde overstromingsgebieden aangelegd. Twaalf gebieden werden reeds aangelegd en de inrichting van een dertiende te Kruibeke is volop aan te gang. 3. Een stormvloedkering ter hoogte van Oosterweel, maar die is er nooit gekomen door te hoge financiële kosten. Voor een gecontroleerd overstromingsgebied kiest men een gebied uit dat het minste schade zal aanrichten en het meeste bescherming biedt. Men noemt dit een kosten-baten plan. De oorspronkelijke dijk wordt een overloopdijk; deze gaat men aftoppen. Verder landinwaarts wordt een ringdijk aangelegd, die het gebied als het ware afsluit. Bij stormvloed kan het overtollige water over de overloopdijk en de hoge ringdijk zorgt ervoor dat het Scheldewater in het overstromingsgebied blijft. Bij laag water stroomt het gebied via uitlaatsluizen terug naar de Schelde of rivier. Momenteel zijn de inwoners van de Zeescheldebekken beschermd tegen stormvloeden met een gemiddelde kans op voorkomen van 1 keer in de 70 jaar. Wanneer het GOG te Kruibeke zal voltooid zijn neemt het veiligheidsniveau toe tot eens in 350 jaar.
19
Laat me ook nog zeggen dat Kruibeke niet enkel een GOG heeft, maar ook een GGG (gecontroleerd gereduceerd getijdengebied). Het gebied wordt ingericht in twee inrichtingsvormen. Het meest zuidelijke gebied zal enkel overstromen bij stormvloed. Het noordelijke gebied is riviergebonden of estuariagebied, waar door inrichting van een gecontroleerd gereduceerd getij, de dagelijkse eb en vloedwerking zich zal voordoen. In dit gebied krijgt men dus ook slikken en schorren. Voorbij Tielrode, nog steeds aan stuurboordzijde, de monding van de Durme die loopt tot Lokeren en daar aan het verzanden is. Even voorbij de monding zien we het monument van Filip de Pillecijn. Hij werd geboren in Hamme in 1891 en overleed te Gent in 1962 .Hij studeerde Germaanse filologie te Leuven, was vlaamsgezind en actief in de Vlaamse studentenbeweging. Hij werd schrijver en redacteur van verschillende dagbladen o.a. ‘De Standaard’ en was tijdens WO I aan het front. Na WO I werd hij hoofdredacteur van de nieuwe christelijke arbeiderskrant, ‘De Tijd’. Zijn eerste literaire succes boekte hij in 1931 met het boek ‘Blauwbaard’ dat zich in het kasteel Marnix van St. Aldegonde situeerde. Nadien gaf hij les Nederlands in Mechelen en één van zijn leerlingen was de bekende schrijver Piet Van Aken. Hij was lid van het Vlaams Nationaal Verbond en het Duits Vlaamse Arbeidsgemeenschap en hij heeft enkele jaren gevangen gezeten. We varen ook voorbij de ‘Drie Goten’ waarnaar het restaurant - taverne is genoemd. Deze drie goten waren drie bressen welke in de dijk werden geslagen, waarvan er nu nog maar 1 te zien is. Stilaan naderen we Mariekerke en nadien Sint-Amands aan bakboordzijde. Mariekerke is bekend als hét vissersdorp. De spotnaam van de inwoners is dan ook heel toepasselijk: de “palingvissers”. Het krijgt al in de 13e eeuw vrijheden, die het moeten toelaten een aanlegplaats aan de Schelde te bouwen. De Mariekerkse jol is de meest bekende vissersboot die jarenlang de Schelde heeft bevaren om meivis, spiering en paling te vissen. In de tuin van de pastorij ligt nog een Mariekerkse jol, al is het geen echte. Het is een replica, nagebouwd door experts aan de hand van plannen van het Scheepvaartmuseum van Antwerpen. Ze dateert van 1982 en is een kopie van de jol 124A Petrus, die op de Schelde verging en de schipper en zijn twee zoons mee naar de diepte nam. Er wordt niet meer gevist op de Schelde en Mariekerke leeft nu vooral van de visverwerking. Paling wordt nu ingevoerd vanuit de Scandinavische landen, maar ook uit andere werelddelen. Het transport gebeurt met speciale tankwagens, uitgerust met een zuurstofinstallatie. Paling is eigenlijk de verzamelnaam voor zo’n 13 verschillende vissoorten, met als gemeenschappelijke kenmerken de aanwezigheid van kleine kieuwen en het ontbreken van buikvinnen. Met zijn slijmerige huid en zijn onvoorstelbare kronkels slaagt een paling er vaak in te ontsnappen. Verhalen over palingkolonies die bij vochtig of mistig weer doodleuk op stap gaan door straten en velden zijn legio. Wie bijvoorbeeld paling uitzet op een vijver met stilstaand water hoeft niet verbaasd te zijn als op een dag de pompen van een tuinbouwer in de buurt uitpuilen van de paling, terwijl in zijn eigen vijver geen exemplaar meer te bespeuren valt. Wonderlijk beestje dus, dat zo’n 4.000 km aflegt op weg naar de Sargassozee om te paren. Bij het kerkje, dat een locatie is van de T.V. serie ‘Stille Waters’, staat het standbeeld van Jan Hammenecker van de hand van Herman de Cuyper. Drie elementen die zijn dichtkunst kenmerken, nl. Christus, Vlaanderen en de Schelde worden hier samengebracht. O.L.Vrouw, koningin van de Schelde,
20
staat naast de priester in een visserssloep. Op de achterzijde van het zeil staat het kruisvisioen van SintLutgardis, patrones van Vlaanderen, en het wapen van Mariekerke. Het stemmige kerkje is “geaaid door de Schelde” zoals priester-dichter Hammenecker schreef. Volgens de overlevering werd de kerk gebouwd op de plek waar ooit een Mariabeeldje aanspoelde. Om de vijf jaar worden de oevers van Mariekerke gebruikt als buitendecor voor het passiespel ‘Christus aan de Schelde’ van Bert Pelemans. In de maanden maart en april van dit jaar had deze opvoering hier plaats. Met open armen en nog altijd aan bakboordzijde worden we verwelkomd door Emile Verhaeren. Sint-Amands is de thuishaven van Verhaeren. Hij werd hier in 1855 geboren in een verfranste burgerfamilie. Hij liep college in Gent, studeerde af aan de Leuvense universiteit als dokter in de rechten, werd in die tijd echter al meer verleid door de muze en kwam in een kring van schrijvers terecht. Emile maakte een geloofscrisis door en een zware psychische depressie, wat merkbaar was in zijn poëzie. Toen hij 34 jaar was ontmoette hij zijn toekomstige vrouw, Marthe Massin (18601931), een Luikse schilderes. Zij was door de gravin Marnix van Sint-Aldegonde uit Bornem uitgenodigd om tekenles te geven aan haar kinderen. De rentmeester van het kasteel, Charles Cranleux, was gehuwd met Maria, de zus van Emile. Bij hen thuis werden de dichter en de kunstenares aan elkaar voorgesteld. Het zou liefde op het eerste gezicht geweest zijn. Ze trouwden in 1891. Na zijn huwelijk en zijn kennismaking met het socialisme verwierf Verhaeren wereldfaam met poëzie die getuigde van een geloof in de mens. In WO I werden zijn humanistische idealen van universele broederschap erg op de proef gesteld. In zijn werk uitte hij zijn haat tegen het oorlogsgeweld. Emile Verhaeren is zonder twijfel de grootste Klein-Brabantse auteur en één van onze meest bekende dichters. Hij schreef in het Frans maar was Vlaams in zijn ziel. Het is het land van Klein-Brabant en de Schelde die in zijn gedichten bezongen worden. Zijn poëzie wordt tot de wereldliteratuur gerekend en werd in meer dan twintig talen vertaald. Hij werd overal in de wereld gevraagd om lezingen te komen geven, tot in Rusland toe. Hij kwam in 1916 in Rouen ( Hij woonde toen in Parijs) onder een trein terecht, na een lezing ten voordele van de Belgische oorlogsslachtoffers. Zijn stoffelijk overschot werd overgebracht naar België, naar Adinkerke achter de IJzer, een nog niet door de Duitsers bezet gebied. Later kreeg hij een graf in Wulveringem. In 1927 werd hij overgebracht naar Sint-Amands. Dit was zijn wens begraven te worden aan een van de mooiste meanders van de Schelde.
21
Het land van Dendermonde Na de dichtkunst van Emile Verhaeren komen we stilaan in het land van Dendermonde en doen eerst aan bakboordzijde Baasrode aan. Het is een deelgemeente van Dendermonde en op toeristisch vlak heeft het zijn troeven door zijn industriële archeologie. (De scheepswerf en het Scheepvaartmuseum) Het heeft een gunstige ligging aan de Schelde en met de industriële revolutie had het al vroeg een spoorwegverbinding. Baasrode was tijdens de middeleeuwen zeer belangrijk. Even uitleggen waarom: In Dendermonde moest men tol betalen, in Baasrode niet. De ligging van Dendermonde aan de Schelde was minder gunstig vanwege het getij dat niet lang genoeg liep om Antwerpen te bereiken. Baasrode ligt dichter bij Antwerpen en dat kon van hieruit bereikt worden in één getij, met gezeilde en geroeide boten. Baasrode had dus alle troeven. Daarom heeft Baasrode ooit verscheidene scheepswerven gehad. We varen nu voorbij de oude scheepswerf Van Damme met daarachter de voormalige meesterwoning. Sinds 1980 werd hier de vzw Scheepvaartmuseum Baasrode opgericht met o.m. het oogmerk om dit patrimonium niet totaal verloren te laten gaan en sinds 2 juli 1993 wordt de werf Van Damme - Van Praet beschermd. Het gebouw is van de stad Dendermonde (beschermd). De werf is van de Provincie (beschermd) en het museum wordt beheerd door de VZW. Sinds dit jaar is men gestart met de restauratiewerken van het museum. De verschillende zalen zullen een beurt krijgen. Momenteel loopt er een project voor het bouwen van modelboten uit de 18de en 19 de eeuw. De bedoeling is deze tentoon te stellen aan het publiek bij de ‘Open Monumenten Dag’ dit jaar en als uitbreiding voor de collectie van het museum. Weldra komen we aan de meander de Kramp en achter de dijken aan bakboordzijde de Vlassenbroekse polders en het dorp Vlassenbroek. Deze polders zijn een ongeveer 300 ha groot natuurgebied waarvan 50 versnipperde ha beheerd worden door Natuurpunt. Het polderwater wordt verzameld en komt via uitwateringen in de Schelde terecht. Het Geulgat, een natuurreservaat, is zo’n verzamelput. Bij laag water zien we hier de Vlassenbroekse schorren en begin van dit jaar, en jullie gaan het niet geloven, zat hier een zeehondje op de slikken. In de verte zien we de Vlassenbroekbrug. We varen nu door de typische landschapvorm van slikken en schorren. Deze hebben een belangrijke natuurwaarde. Vogels vinden rust en broedgelegenheid in de schorren en vinden eten op de slikken. Stilaan naderen we Dendermonde en gaan aan de kaai aanmeren (aandacht trekken). Het is de bedoeling dat we de stad intrekken. Ik voorzie nog een wandeling van ongeveer 1 1/2 uur voor diegenen die geïnteresseerd zijn. Anderen kunnen als zij dat wensen individueel de stad in trekken, maar we spreken af dat iedereen terug aan boord is om 13.00 uur. Bij onze terugvaart maken we nog eventueel een stop in Mariekerke of SintAmands, afhankelijk van het tij. Ik herhaal iedereen terug aan boord om 13.00 uur. Zij die de boot missen kunnen het openbaar vervoer nemen van Dendermonde naar Temse. De mensen terug aan boord krijgen kan wel eens voor problemen zorgen. Met een kleine boot of een kleine groep is het gemakkelijk; dan weet je meestal hoeveel personen er aan boord zijn, maar met een grote boot is dit onhaalbaar. Dus vertrek zeker niet te vroeg. Vraag nog eens duidelijk voor de boot afvaart of iedereen iedereen terug heeft meegebracht. Een verdere beschrijving van de terugvaart heb ik niet gedaan omdat dit te ver gaat leiden, maar, zoals ik reeds heb aangehaald, herhaal ik hier en daar de belangrijkste zaken, vertel ik dingen waar ik op de heenvaart niet heb over gesproken, ga ik mijn didactisch materiaal gebruiken en citeer ik hier en daar waar het toepasselijk is gedichten en leuke verhalen. In bijlage staan enkele gedichten en leuke verhalen.
22
Bijlage Verhalen Boot of schip Een eigenaar van een zeilboot, ongeacht de grootte, spreekt over ‘mijn boot’. De reder van een zeeschip spreekt van ‘mijn schip’. Op een zeilboot is wel sprake van voorschip, achterschip, scheepsromp, enzovoort, terwijl je op een schip wel een bootsman tegenkomt, maar op een boot weer niet. Troost je, zelfs de experts zijn niet echt consequent in het ‘juiste’ gebruik van ‘boot’ en ‘schip’. Doorgaans spreekt men bij een vaartuig boven de 20 meter lengte van een schip en daaronder van een boot, maar bij ‘stoomboot’ gaat dat alweer niet op. En menige trotse eigenaars van een kajuitjachtje van negen meter of korter spreken van een ‘lief schip’ als zij het over hun boot hebben. Bijnaam van een Bomenaar De Bomenaars worden in de volksmond ‘hondenfretter’ genoemd. Vreemd misschien, maar ze zijn er fier op. Tijdens de oorlogsjaren 1914-1918 was voeding een groot probleem. Enkele stoere Bomenaars gingen geregeld naar Brussel om daar honden te kopen en zo het tekort aan rundvlees op te lossen. De gegoede Brusselse burger had, naargelang de oorlog vorderde, niet meer de middelen om zijn huisdier te voeden en deze werd dus opgekocht door de Bomenaars. Deze honden werden in Boom geslacht in de paardenslachterij van de heer Miller en aan de man gebracht in Mechelen en Antwerpen. De bomenaars hebben wel de naam van ‘hondenfretter’ maar hebben weliswaar geen honden gegeten. Hoe is de Schelde ontstaan Op zekere dag hadden twee heren een lange wandeling gemaakt. Bij het vallen van de avond kwamen ze in een klein dorp aan waar zij tevergeefs onderdak zochten. Aan de rand van het dorp klopten ze aan bij een oud vrouwtje, dat hen vriendelijk ontving.Ze mochten er de nacht doorbrengen, en kregen bovendien een lekker avondmaal en een stevig ontbijt. Bij het afscheid zei de ene: “Wel moedertje, omdat u ons zo vriendelijk ontvangen hebt, willen wij u belonen: wat u vandaag als eerste werk doet, zal u de hele dag doen!” En weg waren zij. Het vrouwtje dacht niet verder aan wat de heren gezegd hadden en wilde naar de winkel om koffie te kopen. Toen ze haar geld begon te tellen, bleef ze maar tellen en tellen tot de late avond. Het geld hoopte zich op en vulde de hele kamer. Het nieuws van haar plotse rijkdom verspreidde zich snel en overal werd ze vol afgunst bekeken. Toen de twee heren een paar maanden later opnieuw in het dorp om logies vroegen, was iedereen bereid hen te ontvangen. Ze kwamen terecht bij een gierige vrouw, die hen niet meteen de lekkerste kost voorschotelde. Maar niettemin kreeg ook zij ’s morgens te horen: “Wat u vandaag als eerste werk doet, zal u de hele dag doen!” “Wacht maar,” dacht het wijf, “eerst mijn voorzorgen nemen om zonder onderbreking de hele dag door mijn geld te kunnen tellen.” En ze ging plassen, maar ze bleef plassen, de godganse dag, tot de late avond. Zo ontstond de Schelde, en Onze-Lieve-Heer en Sint-Pieter hebben nooit meer in het dorp overnacht.
23
Gedichten. Café ‘de Zatens’ In het gehucht Branst is er het café de ‘Zatens’ of zoals ik wel eens durf te zeggen ‘het bruine cafeetje'. Nostalgie spreekt hier boekdelen . Bruine stoelen, bruine tafeltjes, bruine muren, bruin plafond (van het roken) en een bruin kadertje met de woorden. Het ware te wensen dat alle mensen met al hun gebreken zichzelf eens bekeken dan zouden ze het praten van andere laten. Café ‘Zatens’ was ook een locatie van de T.V serie ‘Stille waters’. Het was namelijk de verblijfplaats van de vader van Vorlat . Nand Buyl. Bij het graf van Emile Verharen Le jour que m’abattra le sort C’est dans ton sol, c’est sur tes bords qu’on cachera mon corps pour te sentir, même à travers la mort, encore ! O woeste Schelde van het Noorden Bij ’t komen van mijn laatste dag, Ontvang mijn as in uwe boorden, dat ik tot in mijn graf uw leven voelen mag.
24
Bibliografie BODDAERT, F., LAMPO, J., LOMBAERDE, P., MEEWIS, W., VAN REETH, I., 750 Jaar Sint-Bernardus abdij, 1996. VAN DE CRUYS, F., CHERON, M., Heraldiek van abdijen en kloosters 2: Sint-Bernardus aan de Schelde, 2003. VAN DEN AKKER, P.J., Het verhaal van den Reiger, 1946. WASTIJN, B., VAN GOETHEM, E., CHERON, M., Hemiksem kasteeldorp. Uitgave van ‘heemkring heymissen’, maart 2001. VAN DER AA, J., Joseph Roelants en het keramisch paneel van de firma Gilliot. Uitgave van de VZW ‘De Vrienden van de abdij’, 1988. Sint-Bernardus aan de Schelde. Heemkundig jaarboek Bornem, 30e jaargang 1995. De verzameling Van Herck. Terracotta’s uit de 17de en 18de eeuw. Koning Boudewijn Stichting, 2000. VAN REMOORTERE, J., Ippa’s natuurgids, 1985. GEMEENTE HEMIKSEM., Heymissen Wandelpad, maart 1994. DE SCHEPPER, L., Oud – en Nieuw Hemiksem met de Sint-Bernardus abdij, 1957. MOORKENS, G., FRANS, F., Steen als vertrekpunt. DE LATTIN, A., Aan Schelde en Rupel. KEGELS, H., BECKERS, P., De rupelstreek stroomopwaarts, 1987. VAN AKEN, P., Klinkaard, 1979. NV ZEEKANAAL EN WATERGEBONDEN GRONDBEHEER VLAANDEREN, 450 jaar Zeekanaal Brussel – Schelde. GEMEENTE BOOM Hondenfretterspad tweede druk 1999. GEMEENTE BOOM Klinkaertpad tweede druk 1999. DE NIEL,P., Gevormd, gedroogd en voor eeuwigheid gebakken 2000.
25
VANDEPOEL. D., Opleiding Toeristische Gids Basiscursus iconografie. Schooljaar 2002 – 2003. VAN LANGENDONCK, L., Opleiding Toeristische Gids Basiscursus geschiedenis van de Bouwkunst in België . Schooljaar 2002 – 2003. VAN DOOREN, J., Opleiding Toeristische Gids Basiscursus algemene geschiedenis België en Vlaanderen. Schooljaar 2002 – 2003. SIEBENS, I., Opleiding Toeristische Gids Rivierenland - Geografie Rivierenland. Schooljaar 2003-2004 BONNEUX, J., Opleiding Toeristische Gids Rivierenland - Schelde en waterwegen. Schooljaar 2003-2004 MEES. H., Opleiding Toeristische Gids Rivierenland - Het Rivierenland natuurlijk. Schooljaar 2003-2004 VAN LINTHOUT, M., Wie het kleine niet eert, vindt zijn weg niet in Weert. VZW ‘DE NOTELAER’., De Schelde, een onberekenbare stroom. MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Afdeling Zeeschelde Naar een nieuw sigmaplan. MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Afdeling Zeeschelde Zeescheldebekken, een blik op het verleden. MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP A.M.I.N.A.L De Schelde een stroom natuurtalent Naar een nieuw sigmaplan. MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Afdeling Zeeschelde Een blik op het gecontroleerd Overstromingsgebied Kruibeke – Bazel – Rupelmonde. DE NOTELAER V.Z.W. STICHTING MONUMENTEN EN LANDSCHAPZORG V.Z.W. De Notelaer.
Andere bronnen: - Toeristische folders en brochures. - Mondelinge informatie van medewerkers van heemkundige kringen en EMABB. - Toeristische informatiekantoren. - Locale geschiedschrijvers en plaatselijke bevolking - Web site Temse- Rupelmonde –Kruibeke Grenzeloze Schelde
26