!
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................. 3 Samenvatting ......................................................................................................................... 4 Aanbevelingen ....................................................................................................................... 6 Over het onderzoek ................................................................................................................ 8
Vrijwilligers 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Respondenten ................................................................................................................ 12 Drijfveren ....................................................................................................................... 16 Knelpunten..................................................................................................................... 20 Ondersteuning ................................................................................................................ 24 Sectoren ........................................................................................................................ 28 ............................................................................................ 30 Verdere bevindingen ....................................................................................................... 32
Organisaties
8. Respondenten ................................................................................................................ 38 9. Ondersteuning ................................................................................................................ 40 10. Verdere bevindingen ....................................................................................................... 42
1
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Voorwoord Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 is het eerste resultaat van een vruchtbare samenwerking van University College Utrecht (UCU), het internationale Liberal Arts & Sciences honors college van de Universiteit Utrecht, en de gemeente Utrecht. Wij, de leden van de Onderzoeksgroep Vrijwillige Inzet Utrecht, en studenten aan UCU, zijn er dankbaar voor dat we mede aan het begin hebben mogen staan van een samenwerking die de stad en studenten van UCU hopelijk nog veel zal brengen. Voor u ligt het eindproduct van dit project. Het is een uitgebreid rapport geworden, gebaseerd op een nog uitgebreidere hoeveelheid interessante data die de overweldigende deelname aan het onderzoek heeft opgeleverd. We hebben ons best gedaan om onze wetenschappelijke achtergrond te combineren met de realiteit van openbaar bestuur, en tegelijkertijd de vergaarde inzichten zoveel mogelijk ten dienste te stellen van alle partijen. We denken dat de bij dit rapport horende appendices een waardevolle bron van informatie kunnen zijn voor menig vrijwilligersorganisatie. We hadden dit onderzoek niet op deze manier kunnen uitvoeren - en vooral: er niet zoveel van kunnen leren - zonder de begeleiding van dr. Christel Lutz en prof. dr. Rob van der Vaart. Ook zijn we veel dank verschuldigd aan onze medestudent Tashi Radder, die een grote bijdrage heeft geleverd aan het in kaart brengen van de onderzoeksresultaten. Mischa Jansma, UCU-alumnus, zijn we dankbaar voor zijn hulp met de statistische analyse. Ten slotte zijn de praktische tips van dr. Guus de Krom en prof. dr. Frans van Waarden erg nuttig geweest. De samenwerking met de gemeente Utrecht en de ondersteunende organisaties is bijzonder prettig verlopen. We danken Elhousine Alaoui (projectbegeleider, gemeente Utrecht), Abdilaziz Musa Yusuf en Isabel Lutz (gemeente Utrecht), Lotte Enting, Mieke Bijl en Imke Goedvree (Vrijwilligerscentrale Utrecht), Conrad Alleblas, Martijn Wellen en Yvonne Mureau (Vereniging Sport Utrecht) en Marjon van Laarhoven (ZIMIHC) van harte, net als alle andere betrokkenen die we hebben gesproken in het kader van dit onderzoek. Toen we met dit project begonnen, hadden we niet kunnen denken dat het ons zoveel zou brengen. We hebben het gevoel niet alleen voor, maar vooral ook mét de Utrechtse vrijwilligerssector te hebben gewerkt om zo goed mogelijke input te leveren voor het nieuwe vrijwilligersbeleid van de gemeente Utrecht. We hopen dat dit rapport op bescheiden wijze zijn dienst zal kunnen bewijzen aan de Utrechtse vrijwilligers. Utrecht, november 2013 Rens Bakker Madeleijn van den Nieuwenhuizen Thijs Olthof
3
Samenvatting Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 is uitgevoerd door de Onderzoeksgroep Vrijwillige Inzet Utrecht (Universiteit Utrecht / University College Utrecht), in opdracht van de gemeente Utrecht. Vrijwilligers en organisaties hebben enquêtes ingevuld en er zijn interviews afgenomen om de bevindingen te illustreren. Dit rapport geeft een overzicht van de resultaten, gebaseerd op statistische analyse en gefocust op verschillen tussen groepen vrijwilligers. Drijfveren Voor alle respondenten speelt een combinatie van verschillende drijfveren een rol binnen hun vrijwillige inzet. Zowel het maatschappelijk belang als het individuele belang vormen voor hen redenen om zich vrijwillig in te zetten. De werksfeer is bepalend, net als het contact met collega’s en mensen voor wie de respondent zich inzet. Met name uit het sociale contact met andere mensen halen vrijwilligers hun plezier. Ook zijn de verschillen tussen de verschillende groepen vrijwilligers groot. Er is een sterk verband tussen iemands leeftijd, baan, opleidingsniveau en bepaalde drijfveren. Ditzelfde geldt voor de sector waarin men actief is. Knelpunten Uit de analyse van de vragen over problemen komt een positief beeld naar voren. Respondenten ervaren weinig ernstige knelpunten en tonen daarmee aan dat ze bereid en in staat zijn om zelf om te gaan met problemen die ze in hun inzet tegenkomen. Het probleem ‘er zijn te weinig vrijwilligers’ wordt met afstand het vaakst genoemd en lijkt daarmee de grootste invloed te hebben op de vrijwillige inzet van respondenten. Problemen met onkostenvergoedingen en niet nagekomen afspraken volgen op enige afstand als tweede en derde belangrijkste knelpunt. Verschillende groepen vrijwilligers ervaren verschillende knelpunten. Grondige analyse hiervan verVoorzichtigheid is geboden in het stellen van meer eisen aan vrijwilligers. Een grote groep geeft aan niet bereid of in staat zijn aan meer eisen (diploma’s,…) te voldoen. Ondersteuning voor vrijwilligers De respondenten zijn positief over de geboden ondersteuning, en geven zowel de ondersteuningsorganisaties als de aangeboden diensten een hoge beoordeling. De bekendheid van vrijwilligers met de beschikbare ondersteuning valt tegen. Meer dan vier op de tien respondenten geven aan niet bekend te zijn met enige vorm van ondersteuning. Zelfs de meest bekende ondersteuningsvormen (trainingen (etc.) en bemiddeling/werving) zijn voor meer 60% van de respondenten onbekend. Bovendien zijn er onder de verschillende groepen vrijwilligers veel verschillen in de bekendheid van diensten. Onder laagopgeleiden is bijvoorbeeld een meerderheid helemaal niet bekend met enige vorm van ondersteuning. Voor de aangeboden voorzieningen geldt hetzelfde patroon. Weinig vrijwilligers maken er gebruik
4
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 van (slechts een kwart), maar zij die ze beoordelen, zijn er redelijk tevreden mee. Sectoren gemiddelde vrijwilliger per sector verschillen erg van elkaar. Ook hun drijfveren zijn erg verschillend. In de interviews werd dit beeld bevestigd: veel van de vrijwilligers of (betaalde) coördinators gaven organisaties - uit de verschillende sectoren zijn absoluut niet over één kam te scheren. Structurele en flexibele inzet
ligers zijn gemiddeld aanzienlijk jonger en iets hoger opgeleid dan structurele vrijwilligers, en hebben vaker een betaalde baan. Ook in drijfveren zijn er veel verschillen. De redenen van vrijwilligers Ondersteuning voor organisaties De ondersteuning voor organisaties wordt gemiddeld erg goed beoordeeld. De ondersteuningsdienworden erg gewaardeerd door de respondenten. Tegelijkertijd is er nog veel ruimte voor verbetering. Respondenten vragen om meer advies over Het overzicht van de wensen voor meer ondersteuning schetst een goed beeld van de knelpunten waar organisaties mee te maken hebben.
5
Aanbevelingen Aanbeveling 1 - Diversiteit in vrijwilligers vereist diversiteit in beleid Maak gerichter en concreter beleid op groepen in de samenleving, niet alleen omdat er in sommige groepen meer verbetering te behalen is, maar ook omdat verbetering in bepaalde groepen harder nodig is dan andere. Eén van de dingen die het meest naar voren komen in het onderzoek is de diversiteit van vrijwilligers in de stad, en de verschillen daartussen. Drijfveren verschillen sterk per doelgroep, net als knelpunten en bekendheid met de ondersteuningsstructuur. Deze verschillen bieden niet alleen uitdagingen, maar vooral ook veel kansen. Door gerichter beleid te maken op deze bevolkingsgroepen kunnen problemen effectiever aangepakt worden. Voor het verhogen van de bekendheid van de ondersteuningsstructuur is het bijvoorbeeld verstandiger om te beginnen bij hen die er het minst bekend mee zijn (laagopgeleiden, jongeren), niet alleen omdat het daar het hardst nodig is, maar ook omdat er de meeste verbetering te behalen valt.
Aanbeveling 2 - Verschillende sectoren zijn verschillende werelden De vier sectoren (zorg, welzijn, sport en cultuur) binnen het vrijwilligersveld blijken andere werelden: drijfveren en knelpunten variëren tussen deze sectoren. Gebetreft de ondersteuningsstructuur. In hoofdstuk 5 is weergegeven hoe de groepen vrijwilligers verschillen per sector. Deze verschillen zijn niet alleen levensgroot in de beschrijvende gegevens (geslacht, leeftijd, opleiding, baan) maar ook in motivaties. Hieruit volgt dat de behoeften van vrijwilligers ook in grote mate verschillen per sector. Bovendien geeft hoofdstuk 4 de verschillen weer in de bekendheid van de ondersteuningsstructuur. Deze verschillen geven weer dat in bepaalde sectoren veel meer verbetering behaald kan worden dan in andere. Door hier in het beleid rekening mee te houden, kan de meeste verbetering bereikt worden.
6
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 Aanbeveling 3 - Pak het vrijwilligerstekort aan en voorkom overbelasting Het vrijwilligerstekort is een belangrijk probleem voor meer dan tien procent van de vrijwilligers. Het aanpakken hiervan verdient prioriteit. Bovendien moet het stellen van aanvullende voorwaarden aan vrijwilligers tot een minimum beperkt worden. Hoewel de respondenten aangeven weinig problemen te ervaren, springt het vrijwilligerstekort eruit. In de sector sport geeft meer dan één op de vijf vrijwilligers aan dat het vrijwilligerstekort een (erg) groot probleem voor hen is. Het bestrijden van dit tekort moet een prioriteit zijn en blijven. Bovendien geeft een groot deel van de respondenten aan dat nieuwe voorwaarden (diploma’s, ...) voor hen een bezwaar zouden zijn: bijna de helft geeft aan misschien te gaan overwegen te stoppen met de vrijwillige inzet, en in totaal zou bijna twintig procent het serieus overwegen of zeker doen. Het is dan ook erg belangrijk dat organisaties oppassen dat de vrijwilligers niet te veel onder de druk komen te staan. Nieuwe aanvullende voorwaarden moeten zoveel mogelijk tot een minimum beperkt worden.
Aanbeveling 4 - Flexibele vrijwilligers: een groeiende groep Flexibele vrijwillige inzet is sterk in opkomst. Dit komt met kansen, maar ook met uitdagingen. Het nieuwe beleid zou dit moeten weerspiegelen. voor vaste organisaties. De kans is groot dat dit percentage onder alle Utrechtse vrijwilligers nog hoger ligt. zijn biedt kansen, maar komt ook met uitdagingen voor organisaties. Nieuw beleid dient deze ontwikkeling te weerspiegelen en te faciliteren, maar moet ook aandacht hebben voor de gevolgen ervan voor organisaties: traditionele organisaties met vaste vrijwilligers zullen moeten inspelen op deze veranderingen in het veld.
Aanbeveling 5 Vrijwilligers geven aan gemotiveerd te zijn, zich gewaardeerd te voelen en behoorlijk tevreden te zijn over de geboden ondersteuning. De gemeente mag hier trots op zijn en doet er goed aan dit zo goed mogelijk in stand te houden.
7
Over het onderzoek Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek, uitgevoerd door drie studenten van University College Utrecht (Universiteit Utrecht) in opdracht van de gemeente Utrecht, bestaat uit twee vragenlijsten en een serie interviews. Dit hoofdstuk zal uitlichten hoe de onderzoeksgroep te werk is gegaan in deze onderdelen, met welke partners is samengewerkt en hoe de resultaten geïnterpreteerd dienen te worden.
Onderzoeksopdracht 1. Vrijwilligersenquête “Hierbij gaat het om schriftelijke en/of digitale vragenlijsten, die door individuele vrijwilligers worden ingevuld. Het doel hiervan is om het van het reilen en zeilen van vrijwilligersorganisaties in kaart te brengen en informatie te verschaffen over de samenstelling van het vrijwilligersbestand, hun functioneren, hun motieven, hun knelpunten, hun behoeften, hun verwachtingen e.d.” 2. Interviews “Bezoek brengen bij vrijwilligersorganisaties om een beeld te krijgen van de dagelijkse praktijk van het vrijwilligerswerk en de ervaren knelpunten daarin.” Fase 1: Ontwikkelen van vragenlijsten (18 juli - 22 september 2013) In overleg met de gemeente en - via haar - de ondersteunende organisaties is besloten om twee vragenlijsten te ontwerpen: één voor vrijwilligers en één voor organisaties waarin zij actief zijn. Het ontwikkelen is gedaan in nauwe samenwerking met de gemeente en de ondersteunende organisaties Vrijwilligerscentrale Utrecht, Vereniging Sport Utrecht en ZIMIHC, met input van andere vrijwilFase 2: Verspreiding (23 september - 13 oktober) De digitale vragenlijsten voor vrijwilligers en organisaties zijn primair uitgezet via de Vrijwilligerscentrale Utrecht, Vereniging Sport Utrecht en ZIMIHC. Daarnaast heeft de onderzoeksgroep een aantal andere organisaties benaderd om de enquête direct via hen uit te zetten. Om de deelname te stimuleren heeft de gemeente 50 cadeaubonnen van 20 euro beschikbaar gesteld om te verloren onder mensen die de vrijwilligersenquête hebben ingevuld. Bovendien heeft de onderzoeksgroep 300 posters verspreid door de stad. De poster is verspreid in drie versies met elk een andere foto: één voor zorg en welzijn, één voor sport en één voor cultuur. Uiteindelijk hebben 1.031 respondenten de vrijwilligersenquête ingevuld. De enquête voor organisaties is ingevuld door 221 respondenten.
8
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Stratificeren Door de opzet van het onderzoek is niet vast te stellen of alle gevonden verbanden representatief zijn voor alle Utrechtse vrijwilligers (voor meer uitleg over representativiteit, zie het kader ‘Samenstelling van de groep respondenten’ in hoofdstuk 1). Het is daardoor niet altijd mogelijk om bredere conclusies te verbinden aan de onderzoeksresultaten. Om toch met zekerheid bepaalde verbanden te kunnen weergeven, zijn de resultaten op verschillende manieren we hebben per groep de antwoorden op vragen genomen en vervolgens de verschillen bekeken. Zo is bijvoorbeeld te zien dat het probleem ‘er zijn te weinig vrijwilligers’ veel meer leeft onder sportvrijwilligers dan onder de rest. Dit soort conclusies, gebaseerd op verschillen in plaats van absolute aantallen, zijn veel betrouwbaarder. Kortom: de belangrijkste conclusies volgen uit de verschillen tussen groepen, niet de algemene statistieken.
Fase 3: Statistische analyse Na het sluiten van de enquête zijn in samenspraak met de gemeente en de ondersteunende organisaties de belangrijkste focusgebieden vastgesteld en is besloten op basis van welke criteria verschillende sectoren zijn de verschillende organisatiesoorten geclusterd. Een verantwoording van deze clustering is opgenomen in de appendices van dit rapport. Antwoorden die bestonden uit een schaal van 1 tot 5 zijn meestal geclusterd als ‘(heel) belangrijk’ of een variant daarop (4-5) en ‘anders’ (1-3). Op basis hiervan heeft de onderzoeksgroep de verden zijn de meest interessante en beleidsrelevante geselecteerd en opgenomen in dit rapport. Alle Fase 4: Interviews gezocht zijn om geïnterviewd te worden. Uiteindelijk zijn 8 interviews afgenomen met vrijwilligers uit verschillende sectoren en met verschillende achtergronden. Fragmenten uit deze interviews zijn opgenomen in dit rapport. Een verdere verantwoording over het interviewproces en de uitgebreide interviewverslagen zijn bijgevoegd in de appendices van dit rapport. Fase 5: Rapporteren Op basis van al het voorgaande is een rapport samengesteld met de meest interessante en relecant bevonden. De onderzoeksgroep draagt alle verantwoordelijkheid voor de genoemde resultaten en de interpretaties daarvan.
9
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Deel 1
Vrijwilligers gebaseerd op de enquête voor vrijwilligers
Hoofdstuk 1
Respondenten Wie zijn de respondenten van het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013? Geslacht
percentage van respondenten (N=796)
Leeftijd
percentage van respondenten (N=796) 13%
18% 37%
13%
26%
63%
30%
man
vrouw
0-23
Opleidingsniveau
percentage van respondenten (N=796)
24-30
31-50
51-65
66+
Aantal uren betaald werk per week percentage van respondenten (N=796) 4%
7% 9% 29%
43%
15%
69% 24% basisschool, lbo, vmbo, mavo, mulo mbo havo, vwo hbo, wo
12
geen
part-time
full-time
wil ik niet zeggen
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Soort taken
percentage van respondenten dat dit soort taken uitvoert (N=892) uitvoerende taken
74%
coördinerende / leidinggevende taken
25%
bestuurlijke, beleids- en organisatorische taken
24%
communicatie, PR, voorlichting
20%
administratieve taken anders, namelijk ...
18% 9%
Wijken waarin vrijwilligers wonen (links) en zich vrijwillig inzetten (rechts) verdeling respondenten over wijken (N=618 resp. N=352)
Zuid
9.9% (61)
6.3% (22)
Binnenstad
8.3% (51)
20.2% (71)
Oost
13.1% (81)
10.5% (37)
Noordoost
17.5% (108)
8.2% (29)
Overvecht
7.3% (45)
10.8% (38)
Zuidwest
9.1% (56)
7.7% (27)
Vleuten - De Meern
10.1% (62)
15.1% (53)
Leidsche Rijn
5.2% (32)
5.1% (18)
West
8.9% (55)
10.2% (36)
Noordwest
10.8% (67)
6.0% (21)
13
Hoofdstuk 1 | Respondenten Verdeling tussen vrijwillige inzet op structurele en flexibele basis percentage van respondenten (N=796)
De meerderheid van de Utrechtse vrijwilligers zet zich voornamelijk structureel in via (een) vast(e) organisatie(s), hoewel één op de vijf liger te zijn. Deze respondenten zetten zich de organisaties, projecten en/of initiatieven.
22%
78%
Omdat deze enquête hoofdzakelijk via organisaties is verspreid, is het aannemelijk dat lijkheid groter is. Bovendien kunnen responinzetten; dit is toch als structureel gekenmerkt.
structureel
Verschillende vragenlijsten voor structurele en flexibele vrijwilligers De vragen die in het vervolg van de enquête werden gesteld, waren afhankelijk van het antwoord op bovenstaande vraag. Respondenten die aangaven zich structureel in te zetten vrijwilligers kregen vragen over hun vrijwillige inzet in het algemeen.
Structurele inzet in sectoren
percentage van structurele vrijwilligers (N=743) 1%
18%
Structurele inzet en organisatiegrootte percentage van structurele vrijwilligers (N=697)
15%
23%
6% 14%
12% 15%
18% 20%
15%
19%
22%
zorg
welzijn
sport
1-10
20-25
25-50
cultuur
overig
weet ik niet
50-100
100-250
250+
weet ik niet
14
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 Structurele inzet per week
percentage van structurele vrijwilligers (N=688)
Flexibele inzet per jaar
12%
15%
22% 29% 12%
26%
11% 17%
37% 18%
2 uur of minder
2 tot 5 uur
6 tot 10 uur
10 uur of meer
minder dan 5 weken
5 - 10 weken
10 - 20 weken
20 - 30 weken
30 - 40 weken
meer dan 40 weken
Samenstelling van de groep respondenten Een diverse groep ... Het valt op dat een breed scala aan vrijwilligers vertegenwoordigd is in het onderzoek. Alle leeftijdsgroepen zijn goed vertegenwoordigd, net als alle wijken en alle gegroepeerde soorten organisaties. Zowel niet-werkenden, parttime werkenden en fulltime werkenden zijn in mooie aantallen aanwezig, net als mannen en vrouwen. Al met al hebben veel vrijwilligers met ver... maar geen afspiegeling Helaas zijn Utrechters van niet-westerse afkomst minder goed vertegenwoordigd in de steekproef, net als lager opgeleide burgers. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn het bekende fenomeen dat deze groepen minder snel bereid zijn vragenlijsten in te vullen, en de lengte en het taalgebruik van de vragenlijst. Bovendien zou het kunnen dat andere groepen, zoals werklozen, juist oververtegenwoordigd zijn. Representatief? Het is niet vast te stellen hoe representatief onze steekproef is voor alle Utrechters die vrijwillig actief zijn, omdat de samenstelling van die groep niet precies bekend is. De kans is groot dat een aantal groepen over- en ondervertegenwoordigd zijn. Het is belangrijk dit in het achterhoofd te houden bij het lezen van dit hoofdstuk - deze statistieken beschrijven niet de Utrechtse vrijwilligers, maar de respondenten van het vrijwilligersonderzoek.
15
Hoofdstuk 2
Drijfveren Belangrijkste conclusies Voor alle respondenten speelt een combinatie van verschillende drijfveren een rol. Zowel het maatschappelijk belang als het individuele belang vormen voor hen redenen om zich vrijwillig in te zetten. Het scala van belangrijke drijfveren is breed. Uit nadere analyse blijkt dat de volgende vier redenen door vrijwel alle respondenten worden genoemd als het belangrijkst: ‘andere mensen helpen’, ‘betrokken zijn bij de maatschappij’, ‘sociaal contact met andere mensen’ en ‘eigen talenten benutten’. Vrijwilligers halen hun plezier uit hun vrijwillige inzet vooral uit hun contact met andere mensen. De werksfeer is bepalend, net als het contact met collega’s en mensen voor wie de respondent zich inzet. Naast deze belangrijkste drijfveren spelen ook veel andere drijfveren een grote rol. Bovendien zijn de verschillen tussen verschillende groepen vrijwilligers groot. Iemands leeftijd, baan en opleidingsniveau hebben een sterk verband met het belang van bepaalde drijfveren. Dit geldt ook voor de sector waarin iemand actief is; deze verschillen worden in hoofdstuk 5 belicht.
Redenen voor vrijwillige inzet
percentage van respondenten dat ‘(heel erg) belangrijk’ heeft geantwoord (N=873) andere mensen helpen
75%
betrokken zijn bij de maatschappij
74%
sociaal contact met andere mensen
71%
eigen talenten benutten
69%
iets voor eigen gemeenschap kunnen doen
66%
ervaringen overdragen
50% 43%
iets voor achtergestelde groepen doen
42%
kunnen werken aan maatschappelijke veranderingen
41%
ervaring opdoen die voor een beroep nuttig is aan cv werken structuur krijgen in het dagelijks leven
16
36% 23% 19%
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 Wat vrijwillige inzet leuk maakt
percentage van respondenten dat ‘(heel erg) belangrijk’ heeft geantwoord (N=845) een goede werksfeer
93%
prettig contact met de mensen voor wie ik het werk doe
92%
prettig contact met collega-vrijwilligers
88%
resultaat zien van mijn werkzaamheden
88% 79% 76%
het gevoel dat ik iets goeds doe
74%
me gewaardeerd voelen
55%
ontspanning
51%
inzicht hebben in organisatieprocessen een beloning krijgen
18%
Interview: Evert van Renswouw (66 jaar) Vrijwilliger bij het Rode Kruis “Inmiddels ben ik al 23 jaar vrijwilliger bij het Rode Kruis, en heb ik er nog even veel plezier in als in de eerste periode. Ik begon als EHBO’er, en ben op dit moment actief binnen de opvang en verzorging. Mijn meeste tijd gaat zitten in de rolstoeldansgroep. Iedere woensdagmiddag prepareer ik daarvoor de grote zaal en de dansvloer, pomp ik de banden op en meer van dat soort klusjes. Dan ga ik thuis een hapje eten, en begint ‘s avonds het rolstoeldansen. Die mensen leven daar zo van op, daar haal ik ontzettend veel voldoening uit.” “Verder heb ik met de rest van de vrijwilligers van de organisatie goed contact. Ik ben een oude rot in de sector, en zit altijd op maandag met de rest van de even na met elkaar, en ja, dat zou ik best een vriendengroep willen noemen!”
Drijfveren en betaald werk Respondenten zonder betaald werk tonen meer betrokkenheid bij de maatschappij dan de rest.
werkloos parttime fulltime
85% 63% 69%
betrokken zijn bij de maatschappij
17
Hoofdstuk 2 | Drijfveren
Drijfveren en leeftijd resultaat zien van mijn werkzaamheden
91% 89% 76%
0-30 31-65 66+ 0-30
aan cv werken
ervaring opdoen die voor een beroep nuttig is kunnen werken aan maatschappelijke veranderingen betrokken zijn bij de maatschappij
31-65 66+ 3%
48% 18%
0-30 31% 31-65 66+ 11% 0-30 31-65
60%
48% 42% 66+ 29%
0-30 31-65 66+
62% 77% 81%
De levensfase van een respondent blijkt invloed te hebben op de redenen voor vrijwillige inzet. Voor jongere vrijwilligers is de eigen toekomst erg belangrijk: ‘aan cv werken’ en ‘ervaring opdoen die voor een beroep nuttig is’ scoren hoog onder respondenten tot 30 jaar. Deze groep vindt het bovendien belangrijker om resultaat te zien van de eigen werkzaamheden. Voor oudere vrijwilligers is maatschappelijke betrokkenheid belangrijker. Jongere vrijwilligers hechten relatief meer waarde aan het veranderen van de huidige maatschappij.
Drijfveren en opleidingsniveau
toepassen
sociaal contact met andere mensen
laag mbo havo, vwo hoog laag mbo havo, vwo hoog
iets voor eigen gemeenschap kunnen doen
laag mbo havo, vwo hoog
andere mensen helpen
laag mbo havo, vwo hoog
18
52% 78% 82% 80% 91% 90% 79% 65%
Een aantal drijfveren is sterk afhankelijk van de hoogst voltooide opleiding van een respondent. De toepassen’ is relatief onbelangrijk voor laagopgeleiden in verhouding tot de rest.
83% 80%
Bij hoger opgeleiden valt een aantal motivaties lager uit dan voor de rest. Sociaal contact met andere mensen is voor hen veel minder belangrijk dan voor lager opgeleiden, net als ‘andere mensen helpen’.
87% 86% 80% 73%
Het belang van de eigen gemeenschap is een relatief belangrijke drijfveer voor laagopgeleiden en MBO’ers.
64% 62%
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Drijfveren en type inzet het gevoel dat ik iets goeds doe
aan cv werken
70% 78%
structureel 35% structureel
Structurele vrijwilligers blijken meer gemotiveerd te worden door het gele vrijwilligers is de eigen toekomst een belangrijkere motivatie.
20%
In hoofdstuk 6 komt naar voren naar ervaring opdoen die voor een beroep nuttig is
46% structureel
33%
jonger zijn. Dit kan deze verschillen deels verklaren.
“mijn vrijwillige inzet staat ook op mijn cv” - Eva Geurdes
Interview: Eva Geurdes (23 jaar) Organisatie Café Theater Festival (vrijwillig) “Toen ik als eerstejaars studente voor het eerst naar Utrecht kwam, vond ik dat behoorlijk spannend. Door mijn vrijwillige inzet voelde ik me snel thuis. Ik studeer Theaterwetenschappen, en zet een gemotiveerde groep mensen toe naar een einddoel, en iedereen heeft op een bepaalde manirondom zo’n festival echt een familiegevoel. Dat vind ik leuk.” “Het sluit vaak ook heel goed aan bij waar ik in mijn studie mee bezig ben, en sommige dingen zet ik op mijn cv. Ik denk dat het aan werkgevers toont dat je betrokken en geïnteresseerd bent. Natuurlijk kom je daarnaast veel mensen tegen die interessant kunnen zijn voor mijn netwerk. Ik vraag ze nooit direct om een baantje of zo, maar je raakt toch aan de praat als je nog even naborrelt. Daar kunnen leuke contacten uit voortkomen!”
19
Hoofdstuk 3
Knelpunten Belangrijkste conclusies Uit de analyse van de vragen over problemen komt een positief beeld naar voren. Respondenten ervaren weinig ernstige knelpunten en tonen daarmee dat ze bereid en in staat zijn om zelf om te gaan met problemen die ze in hun inzet tegenkomen. Het probleem ‘er zijn te weinig vrijwilligers’ wordt met afstand het vaakst genoemd en lijkt daarmee de grootste invloed te hebben op de vrijwillige inzet van respondenten. Problemen met onkostenvergoedingen en niet nagekomen afspraken volgen op enige afstand als tweede en derde belangrijkste knelpunt. Verschillende groepen vrijwilligers ervaren verschillende knelpunten. Grondige analyse hiervan vergroot de kansen op het verder oplossen van de problemen. Ten slotte moet voorzichtig worden omgegaan met het stellen van meer eisen aan vrijwilligers. Een grote groep geeft aan niet bereid of in staat zijn aan meer eisen te voldoen.
De 10 belangrijkste problemen bij vrijwillige inzet
percentage van respondenten dat ‘(heel erg) belangrijk’ heeft geantwoord (N=817) er zijn te weinig vrijwilligers
11.4%
er zijn te weinig mogelijkheden om mijn onkosten vergoed te krijgen
6.7%
afspraken worden vaak niet nagekomen
6.4%
de faciliteiten om het werk te doen zijn niet goed (bijvoorbeeld huisvesting, materiaal enzovoorts)
4.9%
het kost mij meer tijd dan ik wil
4.7%
ik heb het gevoel dat er te weinig met andere organisaties wordt samengewerkt ik mis opleidingsmogelijkheden/ontwikkelingsmogelijkheden ik mis een goede begeleiding ik mis binding met een (vaste) organisatie ik mis waardering in mijn werk
20
ik moet regelmatig dingen doen die niet zijn afgesproken er zijn regelmatig problemen met mijn collegavrijwilligers
3.4% 3.4% 2.9% 2.7% 2.3% 2.1% 1.7%
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Knelpunten en type inzet er zijn te weinig mogelijkheden om mijn onkosten vergoed te krijgen
11.4% structureel 5.4%
Problemen met onkostenvergoerelatief vaak belangrijk.
Knelpunten en leeftijd er zijn te weinig vrijwilligers
het kost mij meer tijd dan ik wil
0-30 31-65 66+
8.5% 14.7% 5.7%
0-30 5.6% 31-65 6.2% 66+ 0.0%
Het tekort aan vrijwilligers wordt het sterkst ervaren door vrijwilligers in de middelste leeftijdscategorie. Uit nadere analyse blijkt dat ouderen relatief weinig problemen hebben.
Interview: Amar Haddouch (42 jaar) “De ondersteuning en begeleiding van kwetsbare groepen is zwaarder geworden. We zijn nu gedwongen vaker te zeggen dat mensen het zelf zullen moeten doen. Het idee van de participatiesamenleving is gebaseerd op de aanname dat de mensen daadwerkelijk in staat zijn het zelf te doen. In de realiteit lopen vrijwilligers tegen de grenzen aan van hun eigen ‘kracht’ of capaciteit als er teveel van hen wordt gevraagd. Wij kunnen geen aanvragen meer voor ze indienen, geen plan van aanpak schrijven of mensen werven. Ze schrikken dan van de hoeveelheid werk die ze te doen staat, en haken af.” “Je probeert als organisatie de mensen gemotiveerd te houden, ze te helpen waar mogelijk. Het stimuleren van nieuwe initiatieven is belangrijk. Je kunt niet zomaar zeggen zeggen: hier is de sleutel, daar is het alarm, regel het maar. Als gemeente moet je kijken per wijk en per organisatie. We hebben maatwerk nodig, geen formuledenkers.”
“We hebben
maatwerk nodig, geen
formuledenkers.”
21
Hoofdstuk 3 | Knelpunten Knelpunten en sectoren De sector waarin een respondent actief is, heeft een sterk effect op de beleving van een aantal knelpunten. Zo geven respondenten in de sportsector relatief erg vaak aan dat het tekort aan vrijwilligers een belangrijk probleem is.
zorg welzijn
5.2% 10.9%
sport
22.8%
cultuur
zorg
Respondenten in de welzijnssector hebben het grootste tekort aan mogelijkheden om hun onkosten vergoed te krijgen.
welzijn sport
er zijn te weinig vrijwilligers
5.2%
1.9% 10.9% 4.1%
cultuur 3.5%
er zijn te weinig mogelijkheden om mijn onkosten vergoed te krijgen
Knelpunten en organisatiegrootte Eén op de vijf respondenten in kleine organisaties geeft aan dat het tekort aan vrijwilligers een (erg) belangrijk probleem voor hen is.
1-50 51-250 250+
19.2% 7.4% 11.1%
er zijn te weinig vrijwilligers
Veerkracht “Stel u voor dat u aan nieuwe voorwaarden (bijv. diploma’s, …) moet voldoen om actief te mogen blijven voor deze organisatie. Zou dit een probleem voor u zijn?” (N=628)
6% 11%
28%
56%
het zou geen bezwaar zijn ik zou misschien overwegen te stoppen ik zou overwegen te stoppen ik zou zeker stoppen
22
Meer dan vier op de tien respondenten geven aan dat nieuwe eisen voor hen een knelpunt zouden vormen. Belangrijker nog: bijna twee op de tien zouden serieus overwegen om te stoppen met hun vrijwillige inzet, of dat zelfs zeker doen. Het verder verhogen van eisen zou dus als effect kunnen hebben dat een substantieel deel van de vrijwilligers sterk ontmoedigd wordt om zich verder vrijwillig in te zetten. Het is belangrijk dat dit effect mee wordt genomen als het stellen van verdere eisen wordt overwogen.
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Interview: Max Schalekamp (57 jaar) Vrijwilliger bij sportvereniging Zwaluwen Utrecht 1911 “Binnen sportclubs is de grootste vraag: hoe verdeel je als vrijwilligers het werk goed met elkaar? Ik geniet er enorm van om op zaterdag alle wedstrijden voor te helpen bereiden, van het checken van het veld tot het openen van de kleedkamers. Het zijn echter wel lange dagen. Naast een sterke verbondenheid waarbij scheidsrechters, trainers, leiders en andere vrijwilligers er bijvoorbeeld niet over denken om een zaterdag over te slaan, zie je een relatief grote groep mensen (de overgrote meerderheid) die er niet bij stil staat dat de club draait op vrijwillige inzet. Ik denk dat er met die zogenaamde vanzelfsprekendheid iets gedaan moet worden door clubs.” “Daarnaast geldt natuurlijk: met alleen losse sterspelers kom je er niet: als team sta je het sterkst. Je moet als vereniging een manier vinden om de mensen actief te betrekken bij de club. Communicatie is alles. Vraag niet wat de sport kan doen voor jou, maar wat jij voor de sport kunt doen!”
“met alleen losse
sterspelers kom je er niet; als team sta je het sterkst” - Max Schalekamp
23
Hoofdstuk 4
Ondersteuning Belangrijkste conclusies De ondersteuningsstructuur is voor de gemeente de belangrijkste manier om zich betrokken te tonen bij vrijwillige inzet. De respondenten zijn positief over de geboden ondersteuning, en beoordelen zowel de ondersteuningsorganisaties als de aangeboden diensten met hoge cijfers. De bekendheid van vrijwilligers met de beschikbare ondersteuning valt tegen. Meer dan vier op de tien respondenten geven aan niet bekend te zijn met enige vorm van ondersteuning. Zelfs de meest bekende ondersteuningsvormen (trainingen (etc.) en bemiddeling/werving) zijn voor meer 60% van de respondenten onbekend. Bovendien zijn er tussen de verschillende groepen vrijwilligers veel verschillen in de bekendheid van diensten. Onder laagopgeleiden is bijvoorbeeld een meerderheid helemaal niet bekend met enige vorm van ondersteuning. Voor de aangeboden voorzieningen geldt hetzelfde patroon. Weinig vrijwilligers maken er gebruik van (slechts een kwart), maar zij die ze beooordelen, zijn er redelijk tevreden mee.
Bekendheid ondersteuning onder vrijwilligers
percentage respondenten dat bekend is met bepaalde vorm van ondersteuning (N=797) trainingen/workshops/ masterclasses/cursussen bemiddeling/werving (vacaturebank)
37% 35%
informatie en advies
28%
begeleiding
19%
praktische faciliteiten (vergaderruimte en… overige diensten ik ben met geen enkele vorm bekend
24
12% 5% 42%
Bijna de helft van de respondenten geeft dat aan ze met geen enkele vorm van ondersteuning voor vrijwilligers bekend zijn. Onder de andere respondenten zijn met name diensten omtrent trainingen, bemiddeling en informatieverstrekking bekend. Slechts 12% van de respondenten geeft aan bekend te zijn met ondersteuning in de vorm van praktische faciliteiten.
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
“er wordt steeds meer zelfstandigheid van vrijwilligers gevraagd”
- Marnix van der Waals, consulent U-Centraal
Ondersteuning en type inzet bemiddeling/werving (vacaturebank)
41% structureel
zijn, zijn meer bekend met bemiddelings- en/of wervingsdiensten.
33%
Ondersteuning en leeftijd Leeftijd blijkt een belangrijke factor te zijn voor de bekendheid van vrijwilligers met ondersteuningsdiensten. Jongere respondenten zijn relatief onbekend met de beschikbare ondersteuningsvormen. ‘Informatie en advies’ is slechts bij een vijfde van deze groep bekend. De vacaturebank is het best bekend onder vrijwilligers in de middelste leeftijdsgroep. Mogelijk is dit te verklaren door het feit dat deze groep het meest gebruik zou willen maken van deze dienst.
49%
0 tot 30 31-65 66+
0 tot 30 31-65 66+
0 tot 30 31-65 66+
39% 41%
ik ben met geen enkele vorm bekend
21% 30% 33%
26% 41% 28%
informatie en advies
bemiddeling/werving (vacaturebank)
Ondersteuning en opleidingsniveau
ik ben met geen enkele vorm bekend
hoog havo, vwo mbo laag
40% 50% 36% 57%
Laagopgeleide respondenten zij het minst bekend met de verschillende ondersteuningsvormen. Respondenten met een afgeronde MBO-, HBO- of WO-opleiding zijn hier relatief het meest bekend mee.
25
Hoofdstuk 4 | Ondersteuning
Ondersteuning en sectoren
ik ben met geen enkele vorm bekend
praktische faciliteiten (vergaderruimte en kantoorfaciliteiten)
informatie en advies
begeleiding
trainingen/workshops/ masterclasses/cursussen
bemiddeling/werving (vacaturebank)
zorg welzijn sport cultuur
34% 29% 57% 48%
zorg 10% welzijn 22% sport 6% cultuur 7%
zorg welzijn sport cultuur
36% 36% 21% 24%
zorg 24% welzijn 27% sport 11% cultuur 12%
zorg welzijn sport cultuur
Tussen de sectoren zijn duidelijke verschillen in bekendheid met de ondersteuningsvormen. Het valt op dat vrijwilligers binnen cultuur en (vooral) sport over het algemeen aanzienlijk minder bekend zijn met de diverse ondersteuningsvormen. Dit kan deels worden verklaard door de aard van de ondersteuningsorganisaties in deze sectoren, die zich doorgaans meer richten op ondersteuning van organisaties dan individuele vrijwilligers. Praktische faciliteiten zijn relatief het bekendst bij respondenten in de welzijnssector. Hetzelfde geldt voor ondersteuning in de vorm van trainingen (etc.) en bemiddelings- en wervingsdiensten. ____________________________
38% 48% 25% 34%
zorg 38% welzijn 51% sport 12% cultuur 29%
Respondenten zijn over het algemeen (erg) positief in hun beoordeling van de verschillende ondersteuningsorganisaties (rechterpagina). Gemiddeld beoordelen zij deze met een score van 3.94 op een schaal van één tot vijf. Ook over alle verschillende ondersteuningsdiensten zijn de respondenten positief. Deze ontvangen een gemiddelde score van 3.98.
“je leert in korte tijd
veel nieuwe
mensen kennen”
- Wilma Schaareman,
consulent Vrijwilligerscentrale 26
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 Beoordeling ondersteuningsorganisaties door vrijwilligers Vrijwilligerscentrale Utrecht
(N=128) 3.89
Vereniging Sport Utrecht
(N=22) 3.87
ZIMIHC
(N=9) 3.31
STEF/KEES
(N=55) 4.31
Sociaal makelorganisaties
(N=20) 3.74
overig
(N=109) 3.91
Beoordeling ondersteuningsdiensten door vrijwilligers bemiddeling/werving (vacaturebank)
(N=163) 3.88
trainingen/workshops/masterclasses/cursussen
(N=176) 4.14
begeleiding
(N=99)
informatie en advies
(N=124) 4.04
praktische faciliteiten (vergaderruimte en kantoorfaciliteiten) overige diensten
4.01
(N=76) 3.88 (N=41) 3.66
Gebruik van en tevredenheid over voorzieningen
met voorzieningen wordt bedoeld: activiteitenruimten, vergaderzalen, werkplekken, etc.
Het valt op dat maar liefst driekwart van de respondenten zegt nooit gebruik te maken van de verschillende voorzieningen. Een mogelijke verklaring voor dit hoge aantal is dat de voorzieninwel gebruik van maken, maar hier niet aan gedacht hebben bij het beantwoorden van de vraag. De respondenten die deze voorzieningen wel gebruiken, beoordelen deze als ruim voldoende. gebruik van voorzieningen
tevredenheid over voorzieningen
25%
(N=201)
3.71
27
Hoofdstuk 5
Sectoren Belangrijkste conclusies De verschillen tussen respondenten uit de verschillende sectoren zijn groot. Een snelle blik voor elke sector heel anders is. Ook de drijfveren van vrijwilligers verschillen sterk per sector. Kortom: de vrijwilligers - en dus ook organisaties - uit de verschillende sectoren zijn absoluut niet over één kam te scheren.
Sectoren en geslacht zorg
63%
37%
welzijn
66%
34%
sport
45%
55%
cultuur
74%
26% man
vrouw
Sectoren en leeftijd zorg 3% 7% welzijn
7%
15%
sport
8%
13%
cultuur
8%
27%
37%
26%
24-30
20%
22%
34% 0-23
31-50
51-65
66+
Sectoren en opleidingsniveau zorg
7%
welzijn
7%
sport
8%
cultuur
7%
5% 6%
69%
13%
11%
76%
11% 20%
28
62%
10% 77%
12% basisschool, lbo, vmbo, mavo, mulo
9%
22%
48%
16%
19%
32%
27%
mbo
havo, vwo
hbo, wo
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 Sectoren en betaald werk zorg welzijn sport
59%
22%
cultuur
26%
32%
42% werkloos
30%
20%
50% 19%
18%
14%
68%
part-time (0-30 uur per week)
full-time (meer dan 30 uur per week)
Sectoren en drijfveren
In onderstaand radardiagram staan alle motivaties die verschillen tussen de sectoren. Zo is in één oogopslag zichtbaar hoe gemotiveerd een groep is (hoe kleiner de oppervlakte van een vlak, hoe lager de motivatie). Tegelijkertijd kunnen de sectoren vergeleken worden per motivatie. Hoewel de patronen in hoofdlijnen overeenkomen, zijn er op beide gebieden ook grote verschillen. De maatschappijgerichte motivaties (bijv. ‘andere mensen helpen’) staan aan de rechterkant, terwijl de meer individueel gerichte motivaties (bijv. ‘aan cv werken’) aan de linkerkant staan. Hoewel alle groepen gemotiveerd worden door een combinatie van deze soorten motivaties, zijn er ook op dit gebied verschillen tussen de groepen. betrokken zijn bij de maatschappij 100%
structuur krijgen in het dagelijks leven
andere mensen helpen 80% 60%
aan cv werken
iets voor eigen gemeenschap kunnen doen
40% 20% 0%
ervaring opdoen die voor een beroep nuttig is
iets voor achtergestelde groepen doen
kunnen werken aan maatschappelijke veranderingen
omgaan met mensen met
sociaal contact met andere mensen
zorg
eigen talenten benutten
welzijn
sport
cultuur
29
Hoofdstuk 6
Structurele en flexibele inzet Belangrijkste conclusies bele vrijwilligers zijn gemiddeld aanzienlijk jonger en iets hoger opgeleid dan structurele vrijwilligers, en hebben vaker een betaalde baan. Ook in drijfveren zijn er veel verschillen.
Flexibele en structurele vrijwilligers vergeleken Leeftijd 29% structureel
8%
19%
11%
25%
32% 0-23
24-30
17% 29%
31-50
51-65
10% 21%
66+
Opleidingsniveau 7% structureel
7%
6%
20%
11%
67%
13%
70%
basisschool, lbo, vmbo, mavo, mulo
mbo
havo, vwo
hbo, wo
Aantal uren betaald werk per week 30% structureel geen
30
17% 47%
0 - 10 uur
10 - 20 uur
11% 6% 5%
20 - 30 uur
30 - 40 uur
11%
20%
9%
23%
meer dan 40 uur
5% 6% 8% 3%
wil ik niet zeggen
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Drijfveren een beloning krijgen het gevoel dat ik iets goeds doe ontspanning inzicht hebben in organisatieprocessen aan cv werken ervaring opdoen die voor een beroep nuttig is
25% structureel 16%
op een aantal drijfveren dan andere respondenten. 70% 78%
structureel
structureel
47% 58%
structureel
59% 49%
35% structureel 20% 46% structureel 33%
komstgericht: aan cv werken en beroepservaring op doen zijn relatief belangrijk. Ook vinden ze het prettig om inzicht te hebben in organisatieprocessen en hechten ze meer waarde aan het krijgen van een beloning. Structurele vrijwilligers vinden het daarentegen belangrijker om hun inzet als ontspannend te ervaren en hebben meer het gevoel dat ze iets goeds doen.
Specifieke redenen voor flexibele inzet
percentage van de respondenten dat ‘(heel erg) belangrijk’ heeft geantwoord (N=196) iets goeds doen voor zoveel mogelijk mensen
47%
geen tijd voor structurele inzet via een vaste organisatie
47%
netwerk verbreden
45%
veel verschillende soorten werk doen
44%
zoveel mogelijk verschillende mensen ontmoeten
43%
aan cv werken ik heb nooit overwogen me via een vaste organisatie in te zetten
30% 13%
geven. Hieruit blijkt dat deze redenen sterk uiteenlopen. Het valt op dat slechts 13% van de respondenten nooit heeft overwogen zich voor een vaste organisatie in te zetten.
31
Hoofdstuk 8
Verdere bevindingen Waardering door organisatie percentage van structurele vrijwilligers (N=617)
Waardering door mensen voor wie de vrijwilliger 1% zich inzet
percentage van structurele 0% vrijwilligers (N=586)
9%
11%
33% 43%
44%
56% 9% totaal niet gewaardeerd
Algemene waardering 1% niet zo gewaardeerd 1% 33% een beetje gewaardeerd gewaardeerd erg gewaardeerd 18% 28%
Respondenten voelen zich erg gewaardeerd om hun vrijwillige inzet. Organisaties slagen totaal niet gewaardeerd er goed in om hun waardering over te brenniet zo gewaardeerd gen aan hun structurele vrijwilligers. Ook de een beetje gewaardeerd waardering van mensen voor wie men zich gewaardeerd vrijwillig inzet, wordt gezien. erg gewaardeerd
algemeen erg gewaardeerd, al lijken zij deze waardering minder sterk te ervaren dan structurele vrijwilligers. 56%
53%
totaal niet gewaardeerd gewaardeerd totaal niet gewaardeerd
32
niet zo gewaardeerd een beetje gewaardeerd
Nadere analyse laat zien dat deze cijfers niet pen vrijwilligers. niet zo gewaardeerd erg gewaardeerd
een beetje gewaardeerd
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Interview: Wilma Schaareman (46 jaar) Consulente bij de vacaturebank, Vrijwilligerscentrale Utrecht (vrijwillig) “Toen ik een halfjaar werkloos was, ben ik me vrijwillig in gaan zetten. Daarvoor kende ik niemand die dat deed. Voor mij is het een manier om mezelf scherp te houden. Aan de ene kant is iedereen een beetje jaloers op mij, dat ik in de situatie ben dat ik thuiszit en we het heel eenzaam. Je kunt dan wel bij de pakken neerzitten dat ik verpieterde. Ik miste de intellectuele stimulans en het sociale contact.” “Voorheen had ik een leidinggevende functie, en ik wilde graag bezig blijven. Bovendien dacht ik: wat kan ik nou doen om weer iets bovenaan mijn cv te krijgen? Daarbij leer je in een korte tijd veel nieuwe mensen kennen, dat is bijzonder!”
Flexibiliteit in tijd
percentage van respondenten (N=619)
percentage van respondenten (N=619) 1%
5%
9%
38%
Tevredenheid over flexibiliteit in tijd
23%
29%
elke week evenveel tijd elke week ongeveer evenveel tijd
94%
ik vind het goed zoals het nu is
een beetje verschil in tijd per week sterk verschil in tijd per week
33
Hoofdstuk 8 | Verdere bevindingen Flexibiliteit in tijd, en leeftijd 0-23
48%
24-30
13%
27%
31-50
29%
33%
51-65
44% 30%
35%
66+
39%
37%
30%
25%
35%
31%
wekelijks precies/ongeveer evenveel tijd
44% beetje verschil per week
sterk verschil per week
Flexibiliteit in tijd, en sector zorg
40%
welzijn
36%
30%
sport
30%
28%
cultuur
24% 40%
40%
26%
32%
17%
wekelijks precies/ongeveer evenveel tijd
56% beetje verschil per week
sterk verschil per week
Flexibiliteit in tijd, en leeftijd laagopgeleid
45%
mbo
43%
havo,vwo
44%
hbo,wo
27%
wekelijks precies/ongeveer evenveel tijd
38%
18%
32% 20% 29% beetje verschil per week
25% 35% 44% sterk verschil per week
Binnen de groep van vrijwilligers die zich structureel inzetten voor één of meer organisaties, steed. Sommige mensen spenderen er wekelijks precies evenveel uren aan, terwijl het bij anderen sterk varieert. Deze cijfers zijn verschillend per groep vrijwilligers.
34
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Flexibiliteit in taken
Tevredenheid over flexibiliteit in taken
percentage van respondenten (N=619) 11%
percentage van respondenten (N=619) 0%
7%
9%
39% 41% 93%
altijd precies dezelfde taken
ik zou graag minder afwisseling willen
meestal dezelfde taken
ik vind het goed zoals het nu is
vaker verschillende taken
ik zou graag meer afwisseling willen
altijd heel veel verschillende taken
Interview: John Kappers (35 jaar) Vrijwilliger bij de Stadswerkplaats Utrecht “Van beroep ben ik meubelmaker, en elke vrijdag ben ik actief in de Stadswerkplaats. Daar begeleid ik mensen die komen klussen en gebruik maken van ons materiaal en de machines. Het is heel divers; de ene dag help ik huismoeders met klussen, de volgende dag technici met vakgerichte vragen. Het voelt voor mij echt als een hobby.” “We zijn afgelopen jaar naar een kleinere locatie overgegaan in verband met de stopzetting van de subsidie. We hebben toen een doorstart gemaakt. Hierdoor is het soms een beetje behelpen, maar dat hoort er in deze tijd nou eenmaal bij. De groep mensen blijft even gemotiveerd als vroeger, al zou ik er graag wat meer jongeren bij zien!”
35
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Deel 2
Organisaties gebaseerd op de enquête voor organisaties
Hoofdstuk 9
Respondenten Opmerking over de enquête voor organisaties Deze enquête is ingevuld door vertegenwoordigers van organisaties waarvoor vrijwilligers actief zijn. De aantallen en percentages verwijzen naar respondenten, niet naar individuele organisaties. Meerdere personen per organisatie kunnen de vragenlijst hebben ingevuld.
Sector
Leeftijd organisatie
percentage van respondenten (N=203)
percentage van respondenten (N=202)
0%
3% 5%
9% 20%
16% 21% 10%
49% 34%
15%
zorg
welzijn
sport
cultuur
overige
weet ik niet
16%
minder dan 2 jaar
2 tot 5 jaar
5 tot 10 jaar
10 tot 20 jaar
langer dan 20 jaar
weet ik niet
Wijken
aantal respondenten van organisaties die in deze wijk(en) actief zijn (N=54) 17
18
10
Noordwest
38
8
9
7
5
4
West
Leidsche Vleuten - Zuidwest Overvecht Noordoost Rijn De Meern
4
3 Oost
Binnenstad
Zuid
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 Aantal vrijwilligers in organisatie percentage van respondenten (N=175) 7%
Gemiddelde inzet per vrijwilliger per week
percentage van respondenten (N=170) 12%
15%
10%
21%
5%
13%
22% 29% 32%
15% 17%
1-10
10-25
25-50
0 - 2 uur
2 - 5 uur
50-100
100-250
250+
5 - 10 uur
meer dan 10 uur
weet ik niet
weet ik niet
Betaalde medewerkers in organisatie percentage van respondenten (N=193) 10%
Taken van vrijwilligers in organisatie percentage van respondenten (N=172)
uitvoerend
11%
33%
7%
16% 23%
geen
0 tot 1 fte
1 tot 5 fte
5 tot 20 fte
meer dan 20 fte
weet ik niet
90%
ondersteunend:
50%
leidinggevend: coördinatie/directie/bestuur
47%
marketing, communicatie en publiciteit
46%
werving en selectie, training, deskundigheidsbevordering weet ik niet anders, namelijk
27% 1% 20%
39
Hoofdstuk 10
Ondersteuning Belangrijkste conclusies De ondersteuning voor organisaties wordt gemiddeld erg goed beoordeeld. De ondersteuondersteuning worden erg gewaardeerd door de respondenten. Tegelijkertijd is er nog veel ruimte voor verbetering. Respondenten vragen om meer advies vrijwilligers. Het overzicht van de wensen voor meer ondersteuning schetst een goed beeld van de knelpunten waar organisaties mee te maken hebben.
Beoordeling ondersteuningsdiensten door organisaties gemiddelde beoordeling ondersteuningsvormen
4.06
Beoordeling ondersteuningsorganisaties door organisaties Vrijwilligerscentrale Utrecht Vereniging Sport Utrecht
(N=64)
4.02
(N=16) 4.03
ZIMIHC
(N=7) 4.71
STEF/KEES
(N=14)
Sociaal makelorganisaties
(N=15)
3.95
overig
(N=24)
3.97
40
4.93
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013
Wensen voor meer ondersteuning
percentage respondenten dat dit antwoord geselecteerd heeft (N=151) 34%
fondsenwerving werving en behouden van vrijwilligers
30%
praktische faciliteiten (huisvesting, accommodatie, kantoorfaciliteiten etc.)
27%
hulp omtrent regelgeving voor vrijwilligers
21%
matching van bedrijven en maatschappelijke organisaties (Beursvloer)
20%
deskundigheidsbevordering en scholing
20%
organiseren van samenwerkingsverbanden (platforms)
18%
stimulering deelname van bepaalde groepen (jongeren, allochtonen, etc.)
17%
informatie en advies (informatieloket)
14%
coaching en begeleiding (maken van een projectplan, advies bij vrijwilligersbeleid)
13%
organiseren van netwerkbijeenkomsten
10%
hulp bij opzetten van activiteiten kinderopvang voor vrijwilligers
7% 5%
anders, namelijk …
21%
Mogelijkheden voor stratificaties Helaas is het aantal respondenten op de enquête voor organisaties te laag om betrouwbare (4 clusters + overig) zorgt er bijvoorbeeld voor dat elke cluster gemiddeld maar ca. 40 respondenten bevat. Dat aantal is te laag om verantwoorde vergelijkingen te kunnen maken.
41
Hoofdstuk 11
Verdere bevindingen Tevredenheid over houding gemeente percentage van respondenten (N=167) 2%
Subsidierelatie met gemeente percentage van respondenten (N=167)
11% jaarlijkse subsidie
30%
eenmalige/incidentele subsidie 8%
48%
zeer ontevreden
ontevreden
tevreden
zeer tevreden
onze organisatie ontvangt geen subsidie van de gemeente
weet ik niet
46%
23%
19%
21%
weet ik niet
Interview: Marnix van der Waals (51 jaar) “Wij zijn van een wijkgerichte, naar een stadsbrede organisatie gegaan. Dat brengt basale veranderingen met zich mee die bepalend kunnen zijn voor vrijwilligers. Vraag je ze bijvoorbeeld hun eigen parkeergeld te betalen? Je moet natuurlijk eigenlijk geen kosten hoeven maken als vrijwilliger.” “Op dit moment schrijven we een nieuw vrijwilligersbeleid voor onze organisatie. Hierin provan vrijwilligers. Het is geen belangengroepering die zijn eisen op tafel legt. Het zijn juist de meest gemotiveerde mensen, die erg weinig klagen. Daarom is het jammer dat het persoonlijke contact tussen de vrijwilliger en de organisatie minder geworden is. Nu hun coördinatoren dat steeds vaker vrijwillig doen is het van belang meer oog te hebben voor de continuïteit. Vrijwilligers geven altijd aan dat ze ergens op terug moeten kunnen vallen als zij het even niet meer weten. Door de bezuinigingen wordt er meer zelfstandigheid van vrijwilligers gevraagd, en dat proces moeten we als organisatie goed evalueren.”
42
Het Utrechtse Vrijwilligersonderzoek 2013 Manieren van werving van vrijwilligers percentage van respondenten (N=150)
"via via", familie, vrienden- of kennissenkring
67%
vanuit de ledengroep
61%
via de digitale sociale media
53%
via de Vrijwilligerscentrale in Utrecht
45%
via posters en flyers
34%
via kranten, lokale omroep, wijkblaadjes et cetera
30%
via andere (vrijwilligers)organisaties
23%
via clubblad
14%
anders, namelijk
11%
weet ik niet
3%
onze organisatie doet niet aan werving
2%
Gebieden waarop werving van vrijwilligers de meeste moeite kost percentage van respondenten (N=150)
voor bijzondere functies en taken (bijv. bestuurstaken)
45%
voor incidentele activiteiten
14%
werving van bijzondere groepen
13%
voor activiteiten in een bepaalde tijd van het jaar
13%
in bepaalde sector
9%
niet van toepassing, de werving kost weinig moeite weet ik niet
19% 11%
43
Hoofdstuk 11 | Verdere bevindingen Belangrijkste inkomstenbron
Type inzet binnen organisatie
percentage van respondenten (N=199)
percentage van respondenten (N=150)
4% 3%
1% 11%
8%
19%
39%
11%
31% 16% 37% 20% subsidies (gemeente, provincie, rijk)
voornamelijk incidentele taken, korte klussen, eenmalige activiteiten
contributies en/of deelnemersbijdragen
voornamelijk structurele, langdurige taken, klussen voor langere tijd
andere inkomsten subsidies van fondsen
beide: een balans tussen eenmalige taken en structurele taken
weet ik niet
anders, namelijk ...
sponsorbijdragen van bedrijven weet ik niet
betaling van bedrijven voor diensten en/of produducten
Vrijwilligersbegeleiding vanuit de organisatie percentage van respondenten (N=150)
begeleiding
67%
vrijwilligerscontacten
53%
scholing / deskundigheidsbevordering
49%
onkostenvergoeding
42%
verzekeringen
38%
vrijwilligersplan / vrijwilligersbeleid weet ik niet
44
35% 12%
!