Inhoudsopgave Woord vooraf ..............................................................................................................5 Inhoudsopgave .......................................................................................................... 7 Deel 1: Voordelen van het werken met een vennootschap ........................... 13 1.1 Het tariefvoordeel................................................................................................ 13 Tarieven personenbelasting ...............................................................14 Tarieven sociale zekerheid .................................................................14 Tarieven vennootschapsbelasting ......................................................14 1.2 Fiscale planning ............................................................................................ 26 1.2.1 Werken zonder vennootschap........................................................... 26 1.2.2 Uitkering van een bezoldiging .......................................................... 26 A. De eigenlijke bezoldiging ........................................................... 26 B. De tantième ................................................................................. 27 1.2.3 Uitkering volgens de behoeften en rekening houdend met de gunstregimes in de personenbelasting ............................................ 28 1.2.4 Reservering ........................................................................................ 28 1.2.5 De keuze van de afsluitingsdatum van het boekjaar van de vennootschap ..................................................................................... 29 1.2.6 Aanwending van de opgebouwde reserves ....................................... 30 1.2.7 Instrumenten om opgebouwde reserves fiscaalvriendelijk uit de vennootschap te halen ........................................................................ 31 A. Goederen die toebehoren aan de natuurlijke persoon laten aankopen door de vennootschap ................................................. 31 B. Kapitaalvermindering met terugbetaling aan de natuurlijke persoon ......................................................................................... 33 1.2.8 De investeringsreserve ...................................................................... 34 1.2.9 Maaltijdcheques ................................................................................. 34 1.3 Het verkrijgen van roerende of onroerende inkomsten uit de vennootschap ..................................................................................................37 1.3.1 De verhuring van een onroerend goed aan de vennootschap ..........37 1.3.2 Gemeubelde verhuur ......................................................................... 49 1.3.3 Hoe financiert de vennootschap zich? .............................................. 49 a) de eenmanszaak wordt verkocht en de vennootschap leent bij een financiële instelling ......................................................... 51 b) de eenmanszaak wordt verkocht en de vennootschap leent bij de overdrager o.v.v. een rekening courant ............................ 51 c) en d) de inbreng in natura of de combinatie ervan...................... 52 1.3.4 De verhuring van roerende goederen aan de vennootschap ............57 1.4 Vermindering van sociale bijdragen als parafiscaal voordeel ......................57 1.5 Voordelige regeling van de voordelen van alle aard .................................... 58 1.5.1 Voordeel van alle aard voor het privégebruik van een personenwagen .................................................................................. 59 Maklu
7
PRAKTISCH OMGAAN MET UW VENNOOTSCHAP
1.6 1.7 1.8
1.5.2 Voordeel van alle aard voor het privégebruik van onroerende goederen ............................................................................................ 64 Forfaitaire kosten op bezoldigingen ............................................................ 66 De groepsverzekering en de individuele pensioentoezegging (IPT) ......... 67 De subtiele evenwichtsoefening met de 80%-regel..................................... 75
Deel 2: Nadelen van het werken met een vennootschap .............................. 77 2.1 Oprichtingskosten ......................................................................................... 77 2.2 Boekhoudkundige kosten ............................................................................. 77 2.3 Inkomen belast in het jaar van verwerving, niet in het jaar van de inning .............................................................................................................78 2.4 De aansluitingskost van de vennootschap bij een sociaal verzekeringsfonds..........................................................................................78 2.5 De parafiscale druk houdt drie jaar aan (maar wijzigt vanaf 2015) ............78 2.6 Belasting op geheime commissielonen....................................................... 79 2.7 Winstverdeling ............................................................................................... 83 2.8 Inkomsten uit onroerende goederen en de vennootschapsbelasting ......... 83 2.9 Het voeren van een dubbele boekhouding................................................... 85 2.10 Andere autokosten .........................................................................................87 2.11 Tweemaal voorafbetalen ................................................................................87 Deel 3: Welke vennootschapsvorm kiezen we het best? .............................. 89 3.1 De naamloze vennootschap (nv) .................................................................. 89 3.2 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bvba) ........... 90 3.3 De gewone commanditaire vennootschap (Comm. V.) .............................. 91 3.4 De commanditaire vennootschap op aandelen (Comm. VA) ..................... 91 3.5 De coöperatieve vennootschappen (cvba en cvoa) ...................................... 92 3.5.1 De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cvba) .................................................................................................. 92 3.5.2 De coöperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid (cvoa) .....................................................................93 3.6 Vennootschap onder firma (vof) .................................................................. 94 Noot: de S-bvba of de Starter-bvba ......................................................................... 94 3.7 De professionele vennootschap ................................................................... 99 3.7.1 Begripsomschrijving ......................................................................... 99 3.7.2 Toepassingsgebied .......................................................................... 100 Deel 4: De villa in of uit de vennootschap?.................................................. 101 4.1 Algemeen ..................................................................................................... 101 4.2 Inkomsten uit onroerende goederen en personenbelasting ..................... 102 4.3 Btw en verbouwingswerken ........................................................................ 104 4.4 De financiering van een onroerend goed gedeeltelijk met eigen middelen en gedeeltelijk met geleend geld ............................................... 106 4.5 Personenbelasting ....................................................................................... 108 4.6 De onbeslagbaarheid van de gezinswoning ................................................ 111
8
Maklu
INHOUDSOPGAVE
Deel 5: De auto in of uit de vennootschap?.................................................. 115 5.1 De auto in de vennootschap ........................................................................ 115 5.2 De auto uit de vennootschap ....................................................................... 116 5.3 Pas op met de btw ........................................................................................ 117 5.4 Woon-werkverkeer ....................................................................................... 121 Deel 6: 6.1 6.2 6.3
Is het verkopen van goodwill aan de vennootschap nog interessant? ...................................................................................... 123 Principe......................................................................................................... 123 De 4x4-regel ................................................................................................. 123 De winwinlening .......................................................................................... 127
Deel 7: 7.1 7.2
Het vruchtgebruik (en de blote eigendom) als optimaliseringstechniek? .................................................................131 Principe..........................................................................................................131 De vestiging of verkrijging van het vruchtgebruik ten voordele van een vennootschap en van de blote eigendom ten voordele van een natuurlijke persoon ...................................................................................... 132
Deel 8: 8.1 8.2
Wat zijn de voor- en nadelen van een patrimoniumvennootschap? ........................................................... 137 Voordelen, nadelen en aandachtspunten ................................................... 137 De btw-eenheid en verhuur. Een combinatie die werkt ........................... 144
Deel 9: Overzicht van de voornaamste soorten beroepskosten...................147 9.1 Kosten met betrekking tot onroerende goederen ...................................... 148 9.2 Intresten van leningen ................................................................................ 148 9.3 Bezoldigingen van werknemers ................................................................. 149 9.4 Bezoldigingen van bedrijfsleiders ...............................................................150 9.5 Kosten om voordelen van alle aard te verschaffen ..................................... 152 9.6 Kosten eigen aan de werkgever ................................................................... 153 9.7 Werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekeringen .............................156 9.8 Pensioenen toegekend aan gewezen personeelsleden...............................156 9.9 Commissies en erelonen betaald aan derden .............................................156 9.10 Afschrijvingen .............................................................................................. 157 9.11 Waardeverminderingen ...............................................................................159 9.12 Bijzondere sociale bijdrage voor vennootschappen .................................. 160 9.13 Dagforfaits voor seminaries in het buitenland .......................................... 160 9.14 Verzekeringspremies m.b.t. de economische activiteit ............................. 161 9.15 De investeringsaftrek ................................................................................... 161 9.16 Betaalde honoraria of erelonen .................................................................. 164 9.17 Dienstencheques ..........................................................................................165 9.18 Abonnementen en publicaties ................................................................... 166 9.19 Beroepsbijdragen ........................................................................................ 166 Deel 10: De verworpen uitgaven .................................................................... 167 10.1 Niet-aftrekbare belastingen ........................................................................ 167 Maklu
9
PRAKTISCH OMGAAN MET UW VENNOOTSCHAP
10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8 10.9 10.10 10.11 10.12 10.13
Geldboeten ...................................................................................................168 Niet-aftrekbare pensioenen en pensioenbijdragen ....................................168 Niet-aftrekbare autokosten ..........................................................................168 Niet-aftrekbare restaurantkosten ............................................................... 169 Niet-aftrekbare receptiekosten ..................................................................... 171 Niet-aftrekbare relatiegeschenken ............................................................... 171 Kosten van niet-specifieke beroepskledij ................................................... 172 Overdreven intresten ................................................................................... 172 Toegekende abnormale en goedgunstige voordelen ................................. 176 Sociale voordelen ......................................................................................... 178 Liberaliteiten ................................................................................................ 178 Kosten die op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen ........... 178
Deel 11: 11.1
11.2
11.3
De omvorming van een eenmanszaak naar een vennootschap: overzicht........................................................................................... 183 De verkoop van de eenmanszaak aan de vennootschap ............................ 183 A. De fiscale gevolgen als natuurlijke persoon ............................. 183 B. De fiscale gevolgen voor de vennootschap ............................... 183 C. Het btw-aspect ........................................................................... 183 D. De registratierechten .................................................................189 De inbreng van de eenmanszaak in de vennootschap ............................. 190 11.2.1 De belastingvrije inbreng ................................................................ 190 A. De fiscale gevolgen als natuurlijke persoon ............................ 190 B. De fiscale gevolgen voor de vennootschap .............................. 190 C. Het btw-aspect .......................................................................... 190 D. De registratierechten ................................................................. 191 11.2.2 De belastbare inbreng ...................................................................... 191 A. De fiscale gevolgen als natuurlijke persoon ............................. 191 B. De fiscale gevolgen voor de vennootschap ............................... 191 C. Het btw-aspect ........................................................................... 192 D. De registratierechten ................................................................. 192 Verkoop van de eenmanszaak aan de vennootschap? Belastingvrije inbreng in de vennootschap? Of belastbare inbreng in de vennootschap?.............................................................................................. 193
Deel 12: 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6 12.7 12.8 10
Hoe optimaal geld uit de vennootschap halen: gevolgen inzake vennootschapsbelasting, personenbelasting en btw ..................... 201 De toekenning van een bezoldiging ........................................................... 201 De toekenning van een tantième ............................................................... 202 Het verhuren van onroerende goederen aan de vennootschap ............... 202 De onderverhuring ......................................................................................203 Het recht van opstal .....................................................................................203 Het recht van erfpacht .................................................................................205 Het vruchtgebruik .......................................................................................205 Het verkopen van onroerende goederen of roerende goederen aan de vennootschap .............................................................................................. 207 Maklu
INHOUDSOPGAVE
12.9 Het verhuren van roerende goederen aan de vennootschap ....................208 12.10 Het lenen aan de vennootschap (verkregen intresten) ............................ 209 12.11 De toekenning van dividenden ................................................................. 209 12.12 Gratis woning .............................................................................................. 210 12.13 Gratis auto .................................................................................................... 211 12.14 Gratis huishulp ............................................................................................212 12.15 Gratis pc en/of internet ............................................................................... 213 12.16 Maaltijdcheques ........................................................................................... 213 12.17 Het zich toekennen van een kilometervergoeding ................................... 214 12.18 Forfaitaire dagvergoedingen binnenland ................................................... 215 12.19 Forfaitaire dagvergoeding buitenland ........................................................ 219 12.20 Forfaitaire kostenvergoeding ...................................................................... 219 12.21 De kapitaalvermindering ............................................................................ 220 12.22 De opbouw van een groepsverzekering/IPT ..............................................221 12.23 De opname van de rekening-courant ......................................................... 222 Deel 13: Bewijs van het beroepsgebruik inzake btw ..................................... 227 13.1 Situering ...................................................................................................... 227 13.2 Vervoermiddelen: de belastingplichtige stelt een goed ter beschikking van een zaakvoerder, bestuurder of een personeelslid of gebruikt zelf een goed voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit.........................................................................................................227 13.3 Vaststellen van het gebruik van andere roerende goederen dan vervoermiddelen.......................................................................................... 234 13.4 Vaststellen van het gebruik van onroerende goederen .............................. 235 Deel 14:
Aftrek voor roerende goederen, andere dan vervoermiddelen: hoe toepassen in de praktijk?..........................................................237
Deel 15:
Het vererven en schenken van een ‘familiale’ vennootschap .... 241
Deel 16:
Toepassing ....................................................................................259
Bijlagen .............................................................................................................. 263 Beknopte literatuurlijst ....................................................................................... 295 Trefwoordenregister........................................................................................... 27
Maklu
11