INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 Artikel 1 Artikel 2
INLEIDENDE REGELS Begrippen Wijze van meten
2 2 5
HOOFDSTUK 2 Artikel 3 Artikel 4
BESTEMMINGSREGELS Bedrijf - Ecopark Waterstaat - Waterkering
7 7 9
HOOFDSTUK 3 Artikel 5 Artikel 6
ALGEMENE REGELS Anti-dubbeltelregel Algemene ontheffingsregels
11 11 11
HOOFDSTUK 4 Artikel 7 Artikel 8
OVERGANGS- EN SLOTREGELS Overgangsrecht Slotregel
12 12 12
1
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: plan: het bestemmingsplan ‘Biomassacentrale Waalwijk’ van de gemeente Waalwijk. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0867.bpbiomassa-ont1 met de bijbehorende regels en bijlagen. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. algenkweekvijver: een gebouwde en/of aangelegde voorziening voor de kweek van algen; bebouwing: - één of meer gebouwen en/of; - bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen. bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf. bestaand bouwwerk: a bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend; b bouwwerk dat aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
2
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. bouwgrens: de grens van een bouwvlak. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond. dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw. duurzame energie energie die is opgewekt met behulp van bronnen die hernieuwbaar zijn of niet uitputbaar, energie uit bronnen die niet op kunnen raken én niet vervuilen. functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. ondergronds bouwen: bouwen onder peil. perceelsgrens: de grens van het bouwperceel. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. 3
sleufsilo: bouwwerk met opstaande wanden en een verharde bodem ten behoeve van de (tijdelijke) opslag van mest, andere organische restproducten en/of energiegewassen. tanks: reservoir voor vloeistof en/of gas, een bouwwerk, geen gebouw zijnde. vergistingsinstallatie: een installatie ten behoeve van de vergisting van mest, andere organische restproducten en/of energiegewassen om daarmee energie (in de vorm van warmte en/of elektriciteit) en/of CO2 op te wekken; werk: een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde. windbelemmering: het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind. windturbine: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere energievormen, waaronder begrepen elektriciteit en warmte. zonnepanelen: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het omzetten van de zonneenergie in andere energievormen, waaronder begrepen elektriciteit.
4
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de afstand tot de bestemmingsgrens: de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk. breedte/diepte/oppervlak van een bouwwerk: 1 behoudens de hierna genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd 1 m boven peil; 2 in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) 0,5 m onder peil; 3 in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil; 4 de totale oppervlakte van bouwwerken wordt bepaald door de som van 1, 2 en 3. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt de oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld. het bebouwingspercentage: het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. het peil: a voor een gebouw, gelegen op enig punt op een afstand van 4 meter uit de wegkant: – de hoogte van de kruin van de weg; b voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: – de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw; 5
c indien in, op of over het water wordt gebouwd: – het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. verticale diepte: vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.
Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.
6
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 3.1
Bedrijf - Ecopark
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Ecopark’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijven ten behoeve van de opwekking van duurzame energie met bijbehorende voorzieningen, waaronder een kantoorruimte; b algenkweekvijvers; c vergistingsinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – vergistingsinstallatie’; d zonnepanelen; e windturbine ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’; f voormalige vuilstortplaats, met bijbehorende voorzieningen; g sleufsilo’s; h nutsvoorzieningen; i voorzieningen ten behoeve van informatievoorziening en voorlichting ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – vergistingsinstallatie’; j tanks als reservoir voor vloeistof en/of gas ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf – tanks’; k (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen; l water en waterhuishoudkundige voorzieningen; m groenvoorzieningen.
3.2
Bouwregels
3.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a Gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht. b Op de gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf – vergistingsinstallatie gelden de volgende voorwaarden: 1 de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1300 m² 2 de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m. c Op de gronden buiten de aanduiding specifieke vorm van bedrijf – vergistingsinstallatie gelden de volgende voorwaarden: 1 de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m² 2 de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: b Op de gronden voor zover gelegen binnen het bouwvlak mag: 1 de oppervlakte aan algenkweekvijvers niet meer bedragen dan 40.000m²; 2 de bouwhoogte van zonnepanelen niet meer bedragen dan 3 m; 3 de ashoogte van windturbines niet meer bedragen dan 100 m; 4 de bouwhoogte van sleufsilo’s niet meer bedragen dan 4 m.
7
5 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - tanks’ mag de bouwhoogte van tanks ten behoeve van de vergistingsinstallatie niet meer bedragen dan 20 m. 6 de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten niet meer bedragen dan 6 m. 7 de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 8 m. c Op de gronden voor zover gelegen buiten het bouwvlak mag: 1 de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 2,2 m, met uitzondering van vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen. 3.2.3 Ondergronds bouwen Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen: a Ondergronds bouwen is alleen toegestaan binnen het bouwvlak. b Onverminderd het bepaalde in lid a mag op plaatsen waar bovengronds bouwen is toegestaan ondergronds gebouwd worden, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is. c De verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
3.3
Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van: a een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving; b het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy; c het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.5
Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen a De oppervlakte van een voorziening voor informatie- en voorlichting ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – vergistingsinstallatie’ mag niet meer bedragen dan 100 m². b De oppervlakte aan kantoorruimte, zoals bedoeld onder artikel 3.1 onder a mag niet meer bedragen dan 100 m². c De maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 200 m². 3.5.2 Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van: a gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie; b gebruik van gebouwen, bouwwerken en gronden ten behoeve van woondoeleinden.
8
Artikel 4
Waterstaat - Waterkering
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waterstaat – Waterkering’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor: a voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water; b aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering; c verhardingen; d groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering.
4.3 Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering. b Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.
4.4
Aanlegvoorschriften
4.4.1 Aanlegvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen; b het uitvoeren van graafwerkzaamheden; c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem; d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. 4.4.2 Uitzonderingen Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9
4.4.3 Toelaatbaarheid De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering. Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.
10
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 5
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels in Hoofdstuk 2 en toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlak en/of bestemmingsvlak wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
11
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 7 7.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%. c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2
Overgangsrecht gebruik
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Biomassacentrale Waalwijk’.
Rosmalen, februari 2010 Croonen Adviseurs b.v. 12