Bedrijventerreinen
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
3 3 11
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22
Bestemmingsregels Agrarisch Bedrijf - Gasontvangststation Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen Bedrijventerrein Groen Kantoor Maatschappelijk Verkeer Verkeer - Railverkeer Water Wonen - 1 Wonen - 2 Leiding - Gas Leiding - Hoogspanningsverbinding Waarde - Archeologie 1 Waarde - Archeologie 3 Waarde - Archeologie 4 Waarde - Archeologie 5 Waterstaat - Waterlopen Waterstaat - Waterkering
12 12 13 15 17 29 31 35 39 40 42 43 50 57 59 61 64 67 70 73 74
Hoofdstuk 3 Artikel 23 Artikel 24
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Algemene aanduidingsregels
75 75 76
Hoofdstuk 4 Artikel 25 Artikel 26
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
79 79 81
Staat van bedrijfsactiviteiten
83 84
Bijlagen Bijlage 1
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
2
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerreinen van de gemeente Neder-Betuwe; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1 met de bijbehorende regels; 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5
agrarische doeleinden:
doeleinden die gericht zijn op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; 1.6
Algemene wet bestuursrecht:
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.7
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden; 1.8
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.9
bebouwingspercentage
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.10
bedrijfs-/dienstwoning:
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is; 1.11
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
3
1.12
Besluit externe veiligheid inrichtingen:
besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer; 1.13
Besluit geluidhinder:
Besluit van 20 oktober 2006 houdende uitvoering van de artikelen 1, 47, 64, 82, tweede lid, 85, eerste lid, 89, tweede lid, 90, derde en vierde lid, 100b, 104, 105, 107, 110a, derde en vierde lid, 110c, derde lid, 113, 114, 114a, tweede lid en 174 van de Wet geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan; 1.14
bestaand:
bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, danwel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende bouwvergunning; bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond;
1.15
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.16
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.17
bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. 1.18
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.19
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak; 1.20
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap); 1.21
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
4
1.22
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.23
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.24
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.25
bouwwijze:
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw , waarbij: a. onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd; b. onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd; 1.26
bruto-vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een gebouw conform NEN 2580; 1.27
carport:
een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal 3 wanden van gebouwen en/of ondersteuningen van het dak; 1.28
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen; 1.29
detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen:
het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf worden vervaardigd, bewerkt en/of hersteld; 1.30
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, automobielen, motorfietsen, scooters, fietsen, boten, caravans, e.d.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
5
1.31
dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven; 1.32
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.33
geluidsgevoelige gebouwen en terreinen:
gebouwen welke gebruikt worden voor bewoning of daartoe bestemd zijn danwel andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder; 1.34
geluidzoneringsplichtige inrichting:
bedrijven welke vallen onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht; 1.35
groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit; 1.36
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.37
horecabedrijf:
een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf; 1.38
horecacategorie:
horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden: 1. horecacategorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woonen leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions, bodega's;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
6
2. horecacategorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken wordt verstrekt en waarvan de exploitatie onder omstandigheden een aantasting van het woon- en leefklimaat met zich mee kan brengen: broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafé voor zover een horeca-activiteit wordt ontplooid, afhaalhoreca. Met betrekking tot de gerichtheid van de horeca-activiteiten kan het volgende onderscheid worden gemaakt: a. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken; b. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en druk op de omgeving kunnen veroorzaken; 3. horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie; 1.39
kantoor:
een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie; 1.40
kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein; 1.41
luifel:
afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund; 1.42
maatschappelijk:
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, naschoolseopvang, opvoeding, bibliotheek, lichamelijke en/of geestelijke gezondheid van mens en dier; 1.43
nevenfunctie:
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
7
1.44
niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse; 1.45
niet-zelfstandig kantoor:
een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft; 1.46
ondergeschikte bouwdelen:
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen; 1.47
ondergronds:
onder peil; 1.48
ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren; 1.49
overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand; 1.50
peil:
a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel; b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein; c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein; 1.51
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan; 1.52
risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
8
1.53
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.54
voorgevel:
de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied; 1.55
voorgevelrooilijn:
de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel); 1.56
Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan; 1.57
Wet milieubeheer:
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan; 1.58
Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan; 1.59
winkelvloeroppervlak:
de oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten; 1.60
woning/ wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 1.61
Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
9
1.62
zaalaccommodatie:
een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is; 1.63
zelfstandig kantoor:
een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
10
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens; 2.2
De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel; 2.3
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.4
De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5
De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
11
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. al dan niet hobbymatige grondgebonden agrarische doeleinden; b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen 3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
12
Artikel 4
4.1
Bedrijf - Gasontvangststation
Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen De voor Bedrijf - Gasontvangststation aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation; b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren; c. geluidwerende voorzieningen; d. waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen en erf- en terreinafscheidingen 4.2
Bouwregels
4.2.1 Algemeen Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming. 4.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 8 m. 4.2.4 Afwijkingenregeling In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum; b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
13
4.3
Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van seksinrichtingen.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
14
Artikel 5
5.1
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen De voor Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen; b. de verkoop van lpg; c. parkeren; d. geluidwerende voorzieningen; e. waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden. 5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1: a
lpg
De opslag en verkoop van lpg is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'. Hierbij geldt het bepaalde in 24.2.1. b
Detailhandel
Voor detailhandel geldt het volgende: 1. Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is aan de verkooppunt motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel toegestaan. c
Parkeergelegenheid
Op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn voor zowel personeel als bezoekers. 5.2
Bouwregels
5.2.1 Algemeen Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming. 5.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m; b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2 per bestemmingsvlak. 5.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
15
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen op de overige gronden mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6; c. de bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan 6 m; d. de oppervlakte van een luifel mag niet meer bedragen dan 100 m²; e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m. 5.2.4 Afwijkingenregeling In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum; b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan. 5.3
Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van seksinrichtingen.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
16
Artikel 6
6.1
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven; b. groothandel; c. detailhandel als bedoeld in 6.1.2 onder b; d. kantoren als bedoeld in 6.1.2 onder d; e. horeca; f. bedrijfswoningen; g. nutsvoorzieningen; h. (GSM-)antennemasten; i. geluidwerende voorzieningen; j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden. 6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1: a
Bedrijfsactiviteiten
Voor bedrijfsactiviteiten gelden de volgende bepalingen: 1. Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de categorieen 2 tot en met 3.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten; 2. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg toegestaan; 3. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is de verkoop van motorbrandstoffen inclusief de verkoop van lpg toegestaan; 4. In afwijking van het bepaalde onder 1. zijn de bestaande bedrijven in categorie 1 toegestaan; 5. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding: a. 'bedrijf tot en met categorie 2', bedrijven in de categorie 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; b. 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven in de categorie 2 en 3.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; c. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-banketbakkerij' de bestaande banketbakkerij in categorie 4.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; d. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-vervaardiging voedingsmiddelen' de bestaande voedingsmiddelenproductie bedrijven in categorie 4.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
17
e. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-vervaardiging van slaap-, isolatie- en schuimproducten' het bestaande bedrijf dat slaap-, isolatie- en schuimproducten produceert in categorie 4.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; f. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-veevoerfabriek' de bestaande veevoerfabriek in categorie 4.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; g. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-betonfabriek' de bestaande betonfabriek in categorie 5.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; h. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-raffinage' de bestaande raffinaderij in categorie 4.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; i. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-metaalbewerking en vervaardiging van auto's, aanhangers en opleggers' het bestaande metaalbewerkingsbedrijf dat eveneens auto's, aanhangers en opleggers vervaardigt in categorie 4.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten; j. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-kunststofverwerkend bedrijf' het bestaande kunststofverwerkend bedrijf in categorie 4.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten; k. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-betonwarenfabriek' de bestaande betonwarenfabriek in categorie 4.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten'; l. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-slachthuis' dienstverlening gericht op agrarische bedrijven waaronder een slachthuis toegestaan; m. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-4', uitsluitend detailhandel in volumineuze goederen toegestaan; n. 'specifieke vorm van bedrijventerrein-5', uitsluitend bedrijven ten behoeve van de opslag- en laad- en losplaatsen ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen toegestaan. b
Detailhandel
Voor detailhandel gelden de volgende bepalingen: 1. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, niet-zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen, waarbij geldt dat de detailhandelsactiviteit niet groter mag zijn dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 150 m²; 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. zijn de volgende vormen van detailhandel wel toegestaan: a. detailhandel in de volgende volumineuze goederen: automobielen, boten, caravans en grove bouwmaterialen; b. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen met dien verstande dat de opslag van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk niet is toegestaan; c. detailhandel in de vorm van een internetwinkel, met dien verstande dat: geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt; geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
18
3.
4.
5. 6.
c
wordt voorzien in de mogelijkheid van parkeren op eigen terrein; een ondergeschikte en beperkte mogelijkheid aan personen wordt geboden voor het afhalen van goederen, met een maximale oppervlakte van 10 m2 (onderdeel zijnde van de maximaal toegestane oppervlakte aan detailhandel van maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 150 m2). in afwijking van het bepaalde in 1 en 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-1' het volgende: a. detailhandel in volumineuze goederen is toegestaan, met dien verstande dat de bruto-vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 19.500 m2; b. detailhandel verwant aan de onder 1 genoemde detailhandel in volumineuze goederen is toegestaan, met dien verstande dat de bruto-vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 1950 m2. in afwijking van het bepaalde onder 1. en in aanvulling op het bepaalde onder 2. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-2' detailhandel in volumineuze goederen en aanverwante kantoorartikelen toegestaan; in afwijking van het bepaalde onder 1. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-3' de bestaande detailhandel toegestaan; in afwijking van het bepaalde onder 1. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-tankshop' bij het ter plaatse aanwezige tankstation een tankshop toegestaan. Geurgevoelige bedrijven
Bedrijven die in de Staat van bedrijfsactiviteiten als geurgevoelig worden aangemerkt, zijn niet toegestaan voor zover deze zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding “milieuzone-geurzone". Hiervan kan worden afgeweken door middel van de omgevingsvergunning zoals opgenomen in 6.5.4. d
(Niet-)zelfstandige kantoren
Voor kantoren gelden de volgende bepalingen: 1. Uitsluitend zijn niet-zelfstandige kantoren toegestaan. 2. In afwijking van het bepaalde onder 1, zijn ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', zelfstandige kantoren toegestaan. e
(Ondersteunende) horeca
Voor horeca geldt het volgende: 1. Uitsluitend is ondersteunende horeca toegestaan; 2. In afwijking van het bepaalde onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horecabedrijven in de categorieen 1 en 2 toegestaan, met dien verstande dat een zaalaccommodatie eveneens is toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is ondergrondse opslag ten behoeve van de naastgelegen horeca functie toegestaan. f
Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: 1. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - geen bedrijfswoningen toegestaan' is geen bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
19
a.
2.
3.
4.
5.
g
In afwijking van het bepaalde onder 1 ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; b. In afwijking van het bepaalde onder 1 ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - 1 bedrijfswoning toegestaan' is per bouwperceel een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat: c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - 2 bedrijfswoningen toegestaan' zijn per bouwperceel twee bedrijfswoningen toegestaan, met dien verstande dat: e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; f. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning eerste bedrijfswoning' is per bouwperceel een bedrijfswoning toegestaan uitsluitend na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1, met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tweede bedrijfswoning' is per bouwperceel een tweede bedrijfswoning toegestaan uitsluitend na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.2, met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; 2. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de bedrijfswoning te zijn; 3. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
20
4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt. h
Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning ex 6.5.2. i
Buitenopslag
Voor buitenopslag gelden de volgende bepalingen: 1. Buitenopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevel van dichtst bij de weg gesitueerde gebouw en het verlengde daarvan. 2. De hoogte van buitenopslag bedraagt niet meer dan 5 m; 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 is buitenopslag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein-buitenopslag" toegestaan conform de bestaande situering en hoogte. j
Parkeergelegenheid
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. k
Waterberging
Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' is uitsluitend waterberging toegestaan. l
(GSM-)antennemasten
(GSM-)antennemasten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zenden ontvangstinstallatie' of na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 6.3.4. 6.2
Bouwregels
6.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 6.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven; c. de bouwhoogte en de goothoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte' is aangegeven; d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is een windkorenmolen toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 25 m; e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan in ieder geval één zijde van het bouwperceel, bedraagt minimaal 3 m; f. de afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
21
g. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 80%; h. in aanvulling op het bepaalde onder g geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-beperkt omvang bedrijfsgebouwen' het bruto-vloeroppervlak aan bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 1500 m²; i. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt voor bedrijfswoningen en bijgebouwen het volgende: 1. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat in afwijking van deze bepaling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum bouwlagen bedrijfswoning 1' één bouwlaag is toegestaan en in afwijking van deze bepaling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum bouwlagen bedrijfswoning 2' twee bouwlagen zijn toegestaan; 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat in afwijking van deze bepaling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum bouwlagen bedrijfswoning 1' één bouwlaag is toegestaan en in afwijking van deze bepaling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum bouwlagen bedrijfswoning 2' twee bouwlagen zijn toegestaan; 4. per woning mag de totale oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m²; 5. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m; 6. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. 6.2.3 Ondergrondse gebouwen Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.7. In afwijking van het vorenstaande is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' ondergronds bouwen toegestaan. 6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 m; b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn tanks en of drukhouders ten behoeve van de opslag van stoffen toegestaan, met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 4 m; c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; e. de bouwhoogte van (GSM-)antennemasten bedraagt maximaal 40 m; f. de oppervlakte van een luifel ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' mag niet meer bedragen dan 50% van het aanduidingsvlak; g. de bouwhoogte van een luifel ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' mag niet meer bedragen dan 8 m; h. de bouwhoogte van (portaal)kranen mag niet meer bedragen dan 15 m;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
22
i. j.
k.
ter plaatse van de aanduiding 'silo' zijn silo's toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 16,5 m; voor zwembaden gelden de volgende bepalingen: 1. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan bij bedrijfswoningen; 2. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; 3. de hoogte bedraagt niet meer dan 1,20 m; 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 4 m.
6.2.5 Afwijkingenregeling In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet, een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet of een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning krachtens 2.1 lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum; b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan. 6.2.6 Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 0,5 m. 6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking eerste bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder f teneinde ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning eerste bedrijfswoning' een eerste bedrijfswoning toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. de noodzaak van de bedrijfswoning dient door de aanvrager vanuit bedrijfseconomisch oogpunt te worden aangetoond; b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats; c. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu; d. uit nader milieukundig onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; e. archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; f. de geluidbelasting vanwege het weg- en of spoorverkeer op de woning wordt niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
23
6.3.2 Afwijking tweede bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder f teneinde ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tweede bedrijfswoning' een tweede bedrijfswoning toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. de noodzaak van de bedrijfswoning dient door de aanvrager vanuit bedrijfseconomisch oogpunt te worden aangetoond; b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats; c. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu; d. uit nader milieukundig onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; e. archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; f. de geluidbelasting vanwege het weg- en of spoorverkeer op de woning wordt niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. 6.3.3 Afwijking bouw bedrijfsinstallatie Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.2.4 teneinde binnen het bouwvlak de bouw van een of meerdere bedrijfsinstallaties, waaronder begrepen silo's, mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. aangetoond is dat de bedrijfsinstallatie noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; b. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast; d. de bouwhoogte mag maximaal 20 m bedragen. 6.3.4 Afwijking bouw (GSM-)antennemast Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 6.1.2 onder l teneinde de bouw van een (GSM-)antennemast mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. Aangetoond is dat geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande masten (site-sharing) of bestaande gebouwen/bouwwerken; b. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 40 m; c. GSM-antennemasten, zowel stand-alone als op bestaande gebouwen, dienen ruimtelijk en bouwkundig zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de omgeving; d. de bouwhoogte van gebouwtjes ten behoeve van de telecommunicatiemast mag maximaal 3 m bedragen; 2 e. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m ; f. de telecommunicatiemast dient bereikbaar te zijn in verband met o.a. onderhoudswerkzaamheden; g. de plaatsing van de telecommunicatiemast mag geen onveilige verkeerssituatie tot gevolg hebben; h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
24
6.3.5 Afwijking hoogte terreinafscheidingen buiten bouwvlak Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.2.4 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak een maximale bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. uit beveiligingsoogpunt van het bedrijf is de verhoging noodzakelijk; b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m dient een open constructie te zijn; c. er zijn in het directe straatbeeld al hogere hekwerken buiten het bouwvlak aanwezig; d. de grotere hoogte leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; e. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht. 6.3.6 Afwijking afstand zijdelingse perceelsgrens Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder e teneinde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast; b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast; c. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd; d. op het perceel is voldoende parkeer-, laad- en losruimte aanwezig. 6.3.7 Ondergrondse gebouwen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.2.3 verlenen, teneinde het bouwen van ondergrondse gebouwen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak; b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds; c. voordat het bevoegd gezag de vergunning verleent, vragen zij het waterschap schriftelijk om advies. 6.4
Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van: a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen; b. risicovolle inrichtingen; c. seksinrichtingen; d. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
25
e. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. 6.4.2 Afwijkingen strijdig gebruik In afwijking van het bepaalde in 6.4.1 geldt het volgende: a. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting', zijn de bestaande risicovolle inrichtingen toegestaan, met dien verstande dat -6 1. de 10 contour de bouwperceelgrenzen van de risicovolle inrichting niet mag overschrijden; 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 is een overschrijding van de bouwperceelsgrenzen toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'veiligheidszone-lpg', 'veiligheidszone-propaantank', veiligheidszone-aardgas' en 'veiligheidszone-zuurstoftank'; b. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-geluidzoneringsplichtige inrichtingen', zijn de bestaande geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. 6.5
Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijking Staat van bedrijfsactiviteiten Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, danwel bedrijven in een hogere categorie dan maximaal is toegestaan met een maximum van categorie 4.2, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. het bedrijf qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen is met de toegestane bedrijfsactiviteiten. b. het betreft geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen; c. het betreft geen risicovolle inrichting; 6.5.2 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder e, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan: a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving; e. afwijking ten behoeve van detailhandel is toegestaan; f. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
26
6.5.3 Afwijking detailhandel in volumineuze goederen en brand- en explosiegevaarlijke goederen Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder b sub 2, teneinde andere vormen van detailhandel in volumineuze goederen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 2 a. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt ten minste 1500 m ; b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; c. de ruimtelijke uitstraling is passend binnen de omgeving; d. uit milieuoogpunt bestaan er geen bezwaren ten aanzien van vestiging van de genoemde detailhandelsfunctie, waaronder externe veiligheid en eventuele geurgevoeligheid; 6.5.4 Afwijking geurgevoelige bedrijven Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder c teneinde de in de Staat van bedrijfsactiviteiten als geurgevoelige bedrijven aangemerkte bedrijven toe te staan ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - geurzone", mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden: a. Er is aantoonbaar geen sprake meer van een geurzone. b. Het betreft geen geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij, en c. Het betreft geen geurgevoelige bedrijfsactiviteit. Hiertoe dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. Bedrijvigheid die niet arbeidsintensief is, er werken niet veel personen en niet gedurende langere tijd (geen productiehallen of kantoren), 2. Bedrijven met een lage bezoekersintensiteit, waarbij er op wordt gewezen dat de duur van het bezoek hierbij niet van belang is: ook kortdurend verblijf van vele bezoekers is stankgevoelig, 3. Bedrijven die naar hun aard niet stankgevoelig zijn (geen voedings- en genotmiddelenbranche), 4. Andere bedrijven die geen geurgevoelige producten produceren (geen producten waar de ongewenste geur in gaat zitten zoals kleding, cosmetische artikelen, farmaceutische artikelen), 5. Bedrijven die geen geurgevoelige producten gebruiken (geen kappersbedrijven, schoonheidsinstituten), 6. Bedrijven die geen geurgevoelige producten verhandelen (bepaalde type groothandels). d. Of er is aangetoond dat er geen sprake is van een onaanvaardbare hinder vanwege geur.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
27
6.5.5 Afwijking parkeren Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder j, teneinde af te wijken van de norm van 1 parkeerplaats per 100 m2, indien strikte toepassing van deze norm zou leiden tot reservering van gronden voor een zodanig aantal parkeerplaatsen, dat daardoor de werkelijke behoefte ver zal worden overschreden.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
28
Artikel 7
7.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. plantsoenen; b. groenvoorziening; c. beplanting; d. voet- en fietspaden; e. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein"; f. beeldende kunstwerken; g. nutsvoorzieningen; h. geluidwerende voorzieningen; i. in- en uitritten; j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden. 7.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1: a
In- en uitritten
In- en uitritten uitsluitend zijn toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen. 7.2
Bouwregels
7.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m. b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m. c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
29
7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van: a. parkeervoorzieningen. 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.4.1 Vergunning Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning' is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen, draineren en ophogen van gronden; b. het verwijderen van beplanting en het vellen en/of rooien van houtgewassen; c. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur. 7.4.2 Toetsingskader De vergunning bedoeld in 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het behoud en/of de bescherming van de beplanting en de houtgewassen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. 7.4.3 Uitzondering Geen vergunning is noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud en beheer betreffen; b. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
30
Artikel 8
8.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. bedrijfswoning; c. waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving. 8.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1: a
Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: 1. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - geen bedrijfswoningen toegestaan' is geen bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat: g. In afwijking van het bepaalde onder 1 ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; h. In afwijking van het bepaalde onder 1 ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - 1 bedrijfswoning toegestaan' is per bouwperceel een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. b
Parkeergelegenheid
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. c
Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; 2. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
31
3. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt. d
Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning ex 8.5.1. 8.2
Bouwregels
8.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 8.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven; c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven; d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor bedrijfswoningen en bijgebouwen het volgende: 1. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; 4. per woning mag de totale oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m²; 5. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m; 6. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. 8.2.3 Ondergrondse gebouwen Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.2. 8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 m; b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 4 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
32
8.2.5 Afwijkingenregeling In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet, een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet of een omgevingsvergunning voor het bouwen het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum; b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan. 8.2.6 Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 0,5 m. 8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking hoogte terreinafscheidingen buiten bouwvlak Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 8.2.4 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak een maximale bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. uit beveiligingsoogpunt van het bedrijf is de verhoging noodzakelijk; b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m dient een open constructie te zijn; c. er zijn in het directe straatbeeld al hogere hekwerken buiten het bouwvlak aanwezig; d. de grotere hoogte leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; e. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht. 8.3.2 Ondergrondse gebouwen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 8.2.3 verlenen, teneinde het bouwen van ondergrondse gebouwen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak; b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds; c. voordat het bevoegd gezag de vergunning verleent, vragen zij het waterschap schriftelijk om advies.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
33
8.4
Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van: a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen; b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; c. buitenpandige opslag. 8.5
Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan: a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; e. afwijking ten behoeve van detailhandel is toegestaan; f. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
34
Artikel 9
9.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke doeleinden; b. ondersteunende horeca; c. waterhuishoudkundige voorzieningen; d. nutsvoorzieningen; één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, e.d. en overeenkomstig de in 9.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving. 9.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:
a
Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: 1. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - 1 bedrijfswoning toegestaan' is per bouwperceel een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in ieder geval een bedrijfswoning is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in ieder geval het aangeduide aantal bedrijfswoningen is toegestaan. b
Parkeergelegenheid
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. 9.2
Bouwregels
9.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 9.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden gebouwd; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven; c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
35
d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor bedrijfswoningen en bijgebouwen het volgende: 1. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; 4. per woning mag de totale oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m²; 5. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m; 6. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. 9.2.3 Ondergrondse gebouwen Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.2. 9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 m; b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" niet meer bedragen dan 4 m. 9.2.5 Afwijkingenregeling In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum; b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan. 9.2.6 Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 0,5 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
36
9.3
Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking hoogte terreinafscheidingen buiten bouwvlak Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 9.2.4 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak een maximale bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. uit beveiligingsoogpunt van het bedrijf is de verhoging noodzakelijk; b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m dient een open constructie te zijn; c. er zijn in het directe straatbeeld al hogere hekwerken buiten het bouwvlak aanwezig; d. de grotere hoogte leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; e. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht. 9.3.2 Ondergrondse gebouwen Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 9.2.3 verlenen, teneinde het bouwen van ondergrondse gebouwen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak; b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds; c. voordat het bevoegd gezag de vergunning verleent, vragen zij het waterschap schriftelijk om advies. 9.4
Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van: a. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken; b. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen; c. buitenpandige opslag. 9.5
Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijking maatschappelijke functies Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 9.4.1 onder a, teneinde een asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting, militaire zaken of aanverwante functies toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
37
a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan ; b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
38
Artikel 10
10.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; b. voet- en rijwielpaden; c. groenvoorzieningen; d. beeldende kunstwerken; e. parkeervoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. geluidwerende voorzieningen; h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 12 m. b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m. c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
39
Artikel 11
11.1
Verkeer - Railverkeer
Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. spoorwegvoorzieningen; a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; b. een stationsgebied, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-station'; c. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; d. voet- en rijwielpaden; e. verblijfsvoorzieningen; f. geluidwerende voorzieningen; g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. groenvoorzieningen; i. beeldende kunstwerken; j. parkeervoorzieningen; k. nutsvoorzieningen; l. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - monument", het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 11.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven; c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; d. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt voor bedrijfswoningen en bijgebouwen het volgende: 1. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³; 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m; 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; 4. per woning mag de totale oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m²; 5. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
40
6. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. 11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: a. De hoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m; b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; c. De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 7 m; d. De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m; e. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
41
Artikel 12
Water
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterhuishoudkundige doeleinden; b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging; c. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken; d. beeldende kunstwerken; e. vijvers; één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d. 12.2
Bouwregels
12.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m. b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m. c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
42
Artikel 13
13.1
Wonen - 1
Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. nutsvoorzieningen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, toegangspaden en verhardingen en overeenkomstig de in 13.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving. 13.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 13.1.1: a
Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; 2. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; 3. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt. b
Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 13.5.1. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Algemeen Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
43
13.2.2 Situering gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan; b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als de aanduiding "bijgebouwen" toegestaan. 13.2.3 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak; b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd; c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is aangegeven; d. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende: 1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan; 2. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan; e. de breedte van de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m. 13.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels: a. voor de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel geldt het volgende: 2 1. indien de oppervlakte van het bouwperceel minder bedraagt dan 200 m , dan 2 bedraagt de bebouwde oppervlakte maximaal 60 m ; 2 2. indien de oppervlakte van het bouwperceel minimaal 200 m bedraagt, maar 2 2 minder dan 1000 m , dan bedraagt de bebouwde oppervlakte maximaal 90 m ; 2 3. indien de oppervlakte van het bouwperceel 1000 m bedraagt of meer, dan 2 bedraagt de bebouwde oppervlakte maximaal 120 m ; b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" dat maximaal 50% mag worden bebouwd; c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat, indien de aanduiding "bijgebouwen" vóór de voorgevel is gesitueerd, de bebouwde oppervlakte ter plaatse van deze aanduiding, niet meetelt bij de bebouwde oppervlakte zoals genoemd onder a; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. Indien het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met kap, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, maar nooit meer bedragen dan 5 m; e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m; f. voor de aan- en uitbouwen en overkappingen die worden gesitueerd op de gronden buiten de aanduiding "bouwvlak" en "bijgebouwen" gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
44
1. de diepte bedraagt niet meer dan 1,5 m; 2. de breedte bedraagt niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel, met dien verstande dat dit nooit meer bedraagt dan 4 m; 3. indien een aan- of uitbouw of een overkapping in de zijtuin wordt gesitueerd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m; 4. de afstand tot het openbare gebied bedraagt minimaal 3 m. 13.2.5 Ondergrondse gebouwen Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak en de aanduiding "bijgebouwen"; b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in niet meer dan één bouwlaag ondergronds. 13.2.6 Carports Voor carports gelden de volgende bepalingen, maar uitsluitend voor zover deze carports worden gesitueerd buiten het "bouwvlak" en buiten de aanduiding "bijgebouwen": a. de carport wordt op minimaal 1 m achter de voorgevel gesitueerd; b. de hoogte bedraagt niet meer dan 3 m; c. 2; de oppervlakte bedraagt per carport niet meer dan 20 m d. er is maximaal één carport toegestaan in het gebied buiten "bouwvlak" en buiten de aanduiding "bijgebouwen". 13.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen en carports, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het gebied, gelegen buiten de aanduiding "bouwvlak" en buiten de aanduiding "bijgebouwen" niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat pergola's zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m; b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen de overige gronden mag niet meer bedragen dan 2 m; c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - loopbrug" is een loopbrug toegestaan met een hoogte die niet minder mag bedragen dan 3,5 m en niet meer mag bedragen dan 7 m; f. voor zwembaden gelden de volgende bepalingen: 1. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen"; 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 1,20 m; 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
45
13.2.8 Afwijkingenregeling In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum; b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan. 13.2.9 Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 0,5 m. 13.3
Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijking situering carport Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.6 onder a, teneinde een carport op een kortere afstand achter de voorgevel of vóór de voorgevel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. indien al een carport in de directe omgeving aanwezig is, wordt bij voorkeur een gelijke situering aangehouden, tenzij één van onderstaande voorwaarden aanleiding vormt voor een andere situering; b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; d. er vindt geen aantasting plaats van de verkeersveiligheid. 13.4
Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van: a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen; b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
46
13.5
Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan: a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; e. afwijken ten behoeve van detailhandel is toegestaan; f. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt. 13.6
Wijzigingsbevoegdheid
13.6.1 Wijziging bouwwijze Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde een andere bouwwijze toe te staan dan de bestaande, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. het aantal woningen blijft gelijk, met dien verstande dat splitsing van een woning is toegestaan, waarbij maximaal 1 woning mag worden toegevoegd; b. de te realiseren woning(en) dient/dienen te passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma; c. daar waar verandering van bouwwijze bestaat uit splitsing van een woning, 3 bedraagt de inhoud van beide woningen minimaal 450 m ; d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; f. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast; g. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan ; h. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
47
13.6.2 Wijziging situering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd; b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk; c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast; f. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan; g. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is. 13.6.3 Wijziging nieuwe woning Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde één nieuwe woning extra toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de woning mag in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd of de bouwwijze van een aanwezige woning veranderen, zolang niet meer dan één extra woning wordt mogelijk gemaakt; b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt, bij een vrijstaande woning aan twee zijden en bij twee aaneengebouwde woningen aan één zijde, niet minder dan 3 m; c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving; d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning; f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving; g. ten behoeve van het bepaalde onder e en.f geldt in ieder geval het volgende: 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij; 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden; 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan; 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
48
h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen; j. op de kaart worden de aanduidingen “bouwvlak", “bijgebouwen” en de specifieke bouwaanduiding om de bouwwijze te typeren opgenomen; k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde openbare weg te oriënteren. l. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen. m. de bepalingen in Wonen - 1 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de breedte van het perceel ter hoogte van de voorgevel 30 m of meer bedraagt, dan zijn de bepalingen in Wonen - 2 van overeenkomstige toepassing. 13.6.4 Wijziging grotere goot- en bouwhoogte Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
49
Artikel 14
14.1
Wonen - 2
Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. nutsvoorzieningen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen; één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, toegangspaden en verhardingen en overeenkomstig de in 14.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving. 14.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 14.1.1: a
Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; 2. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; 3. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit; 5. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt. b
Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit
Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 14.5.1. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Algemeen Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
50
14.2.2 Situering gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan; b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als de aanduiding "bijgebouwen" toegestaan. 14.2.3 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak; b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd; c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is aangegeven; d. voor de bouwwijze van woningen geldt dat uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan; e. de breedte van de voorgevel mag niet meer bedragen dan 15 m. 14.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels: a. voor de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel geldt het volgende: 2 1. indien de oppervlakte van het bouwperceel minder bedraagt dan 200 m , dan 2 bedraagt de bebouwde oppervlakte maximaal 60 m ; 2 2. indien de oppervlakte van het bouwperceel minimaal 200 m bedraagt, maar 2 2 minder dan 1000 m , dan bedraagt de bebouwde oppervlakte maximaal 90 m ; 2 3. indien de oppervlakte van het bouwperceel 1000 m bedraagt of meer, dan 2 bedraagt de bebouwde oppervlakte maximaal 120 m ; b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" dat maximaal 50% mag worden bebouwd; c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat, indien de aanduiding "bijgebouwen" vóór de voorgevel is gesitueerd, de bebouwde oppervlakte ter plaatse van deze aanduiding, niet meetelt bij de bebouwde oppervlakte zoals genoemd onder a; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. Indien het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met kap, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, maar nooit meer bedragen dan 5 m; e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m; f. voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen geldt een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van minimaal 3 m; g. voor de aan- en uitbouwen en overkappingen die worden gesitueerd op de gronden buiten de aanduiding "bouwvlak" en "bijgebouwen" gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
51
1. de diepte bedraagt niet meer dan 1,5 m; 2. de breedte bedraagt niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel, met dien verstande dat dit nooit meer bedraagt dan 4 m; 3. indien een aan- of uitbouw of een overkapping in de zijtuin wordt gesitueerd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m; 4. de afstand tot het openbare gebied bedraagt minimaal 3 m. 14.2.5 Ondergrondse gebouwen Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak en de aanduiding "bijgebouwen"; b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in niet meer dan één bouwlaag ondergronds. 14.2.6 Carports Voor carports gelden de volgende bepalingen, maar uitsluitend voor zover deze carports worden gesitueerd buiten het "bouwvlak" en buiten de aanduiding "bijgebouwen": a. de carport wordt op minimaal 1 m achter de voorgevel gesitueerd; b. de hoogte bedraagt niet meer dan 3 m; c. 2; de oppervlakte bedraagt per carport niet meer dan 20 m d. er is maximaal één carport toegestaan in het gebied buiten "bouwvlak" en buiten de aanduiding "bijgebouwen". 14.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen en carports, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het gebied, gelegen buiten de aanduiding "bouwvlak" en buiten de aanduiding "bijgebouwen" niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat pergola's zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m; b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen de overige gronden mag niet meer bedragen dan 2 m; c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; e. voor zwembaden gelden de volgende bepalingen: 1. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen"; 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 1,20 m; 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
52
14.2.8 Afwijkingenregeling In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum; b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan. 14.2.9 Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 0,5 m. 14.3
Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijking situering carport Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.6 onder a, teneinde een carport op een kortere afstand achter de voorgevel of vóór de voorgevel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. indien al een carport in de directe omgeving aanwezig is, wordt bij voorkeur een gelijke situering aangehouden, tenzij één van onderstaande voorwaarden aanleiding vormt voor een andere situering; b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; d. er vindt geen aantasting plaats van de verkeersveiligheid. 14.4
Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van: a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen; b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
53
14.5
Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan: a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse; d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; e. afwijken ten behoeve van detailhandel is toegestaan; f. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt. 14.6
Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Wijziging bouwwijze Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde een andere bouwwijze toe te staan dan de bestaande, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. het aantal woningen blijft gelijk, met dien verstande dat splitsing van een woning is toegestaan, waarbij maximaal 1 woning mag worden toegevoegd; b. de te realiseren woning(en) dient/dienen te passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma; c. daar waar verandering van bouwwijze bestaat uit splitsing van een woning, 3 bedraagt de inhoud van beide woningen minimaal 450 m ; d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; f. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast; g. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan ; h. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is. 14.6.2 Wijziging situering bouwvlak Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
54
a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd; b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk; c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast; f. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan; g. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is. 14.6.3 Wijziging nieuwe woning Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde één nieuwe woning extra toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de woning mag in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd of de bouwwijze van een aanwezige woning veranderen, zolang niet meer dan één extra woning wordt mogelijk gemaakt; b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt, bij een vrijstaande woning aan twee zijden en bij twee aaneengebouwde woningen aan één zijde, niet minder dan 3 m; c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving; d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning; f. de woning vormt geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving; g. ten behoeve van het bepaalde onder e en.f geldt in ieder geval het volgende: 1. voldaan wordt aan de normen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij; 2. de situering vindt plaats op een afstand van minimaal 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden; 3. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan; 4. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is; h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; i. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden; conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
55
j.
op de kaart worden de aanduidingen “bouwvlak", “bijgebouwen” en de specifieke bouwaanduiding om de bouwwijze te typeren opgenomen; k. de woning dient direct vanaf de openbare weg ontsloten te worden en dient zich op diezelfde openbare weg te oriënteren; l. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen; m. de bepalingen in Wonen - 1 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de breedte van het perceel ter hoogte van de voorgevel 30 m of meer bedraagt, dan zijn de bepalingen in Wonen - 2 van overeenkomstige toepassing. n. indien op het perceel waarop een extra woning wordt mogelijk gemaakt, reeds een woning aanwezig is, en de breedte van dit perceel ter hoogte van de voorgevel minder dan 30 m bedraagt, wordt ook dit deel van het perceel gewijzigd, te weten naar Wonen - 1. 14.6.4 Wijziging grotere goot- en bouwhoogte Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad; c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
56
Artikel 15
Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een gastransportleiding; één en ander met de bijbehorende voorzieningen. 15.2 Bouwregels Ter plaatse van deze bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan. 15.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 15.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. 15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 15.4.1 Vergunningplichtige werken Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van (half-)verhardingen; b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem; c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; d. het verwijderen van beplanting; e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen; f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen. 15.4.2 Uitzonderingen Het onder 15.4.1 vervatte verbod geldt niet in één van de volgende gevallen: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend; b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen. d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 15.3.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
57
15.4.3 Verlening De in 15.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 15.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
58
Artikel 16
Leiding - Hoogspanningsverbinding
16.1 Bestemmingsomschrijving De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding en uitsluitend in het bestaande type met de bestaande hoeveelheid KV's; één en ander met de bijbehorende voorzieningen. 16.2 Bouwregels Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan. 16.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de hoogspanningsverbinding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken hoogspanningsverbindingsbeheerder. 16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 16.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen; b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m; c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren; d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte. 16.4.2 Uitzonderingen Het onder 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend; b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
59
c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen; d. vervanging van bestaande bouwwerken, geen gebouwen gebouwen zijnde ten dienste van de onderliggende bestemming. 16.4.3 Verlening De in 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 16.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
60
Artikel 17
Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. 17.2 Bouwregels Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 17.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits: a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; Met dien verstande dat het bepaalde in a en b niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld. 17.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden. 17.4
Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijking Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
61
c.
de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.4.2 Verplichting rapportage De omgevingsvergunning als bedoeld in 17.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 17.4.3 Advies archeologisch deskundige Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 17.4.1 wint het schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 17.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m; b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 17.5.2 Uitzonderingen Het onder 17.5.1 vervatte verbod geldt niet: a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
62
c.
indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning in dit kader is verleend; e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 17.4. 17.5.3 Verlening Een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 17.5.4 Advies deskundige Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 17.6
Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Vervallen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
63
Artikel 18
Waarde - Archeologie 3
18.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. 18.2 Bouwregels Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 18.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits: a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m². Met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c geldt niet voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld. 18.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden. 18.4
Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijking Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
64
c.
de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.4.2 Verplichting rapportage De omgevingsvergunning als bedoeld in 18.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 18.4.3 Advies archeologisch deskundige Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 18.4.1 wint het schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 18.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m; b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 18.5.2 Uitzonderingen Het onder 18.5.1 vervatte verbod geldt niet: a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte 2 van 100 m .
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
65
c.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; d. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning in dit kader is verleend; f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 18.4. 18.5.3 Verlening Een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 18.5.4 Advies deskundige Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 18.6
Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Vervallen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
66
Artikel 19
Waarde - Archeologie 4
19.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. 19.2 Bouwregels Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 19.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits: a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 500 m². Met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c geldt niet voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld. 19.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden. 19.4
Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijking Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
67
c.
de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.4.2 Verplichting rapportage De omgevingsvergunning als bedoeld in 19.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 19.4.3 Advies archeologisch deskundige Alvorens het bevoegd gezag beslis over een omgevingsvergunning als bedoeld 19.4.1 wint het schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m; b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 19.5.2 Uitzonderingen Het onder 19.5.1 vervatte verbod geldt niet: a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte 2 van 500 m .
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
68
c.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; d. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning in dit kader is verleend; f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 19.4. 19.5.3 Verlening Een omgevingsvergunning als bedoeld in 19.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 19.5.4 Advies deskundige Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 19.6
Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Vervallen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
69
Artikel 20
Waarde - Archeologie 5
20.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. 20.2 Bouwregels Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 20.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits: a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 2000 m². Met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c geldt niet voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld. 20.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden. 20.4
Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijking Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevinsgvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
70
c.
de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.4.2 Verplichting rapportage De omgevingsvergunning als bedoeld in 20.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 20.4.3 Advies archeologisch deskundige Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 20.4.1 wint het schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m; b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 20.5.2 Uitzonderingen Het onder 20.5.1 vervatte verbod geldt niet: a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte 2; van 2000 m
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
71
c.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; d. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning in dit kader is verleend; f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 20.4. 20.5.3 Verlening Een omgevingsgunning als bedoeld in 20.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 20.5.4 Advies deskundige Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 20.6
Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Vervallen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
72
Artikel 21
Waterstaat - Waterlopen
21.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waterstaat - Waterlopen aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang. 21.2
Bouwregels
21.2.1 Algemeen Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming. 21.3
Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijking Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de A-watergang geen bezwaar bestaat. 21.3.2 Advies beheerder watergang Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 21.3.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de beheerder van de watergang.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
73
Artikel 22
Waterstaat - Waterkering
22.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering alsmede voor de instandhouding en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de dijk. 22.2 Bouwregels Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan. 22.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
74
Hoofdstuk 3 Artikel 23
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
75
Artikel 24
24.1
Algemene aanduidingsregels
Geluidzone - industrie
24.1.1 Verbod Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" is de vestiging van geluidgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan. 24.1.2 Afwijking Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.1.1, nadat zij een of tegelijkertijd met het vaststellen van hogere grenswaarde in de zin van de Wet geluidhinder. 24.2
Veiligheidszone
24.2.1 Plaatsgebonden risico De plaatsgebonden risicocontour van het LPG vulpunt, de ondergrondse opslag van lpg en de lpg afleverzuilen (veiligheidszone-lpg), het gasontvangststation (veiligheidszone-aardgas) en de bovengrondse propaanopslag (veiligheidszone-propaantank) en zuurstofopslag (veiligheidszone-zuurstoftank' mag de grenzen van het bouwperceel niet overschrijden. In afwijking van het voorgaande mag de plaatsgebonden risicocontour de grens van het bouwperceel overschrijden zolang de contour de grenzen van de aanduidingen 'veiligheidszone-lpg', 'veiligheidzone-propaantank', 'veiligheidszone-aardgas' en 'veiligheidszone-zuurstoftank niet overschrijdt. 24.2.2 Verbod Ter plaatse van de aanduidingen 'veiligheidszone-lpg',. 'veiligheidszone-zuurstoftank', 'veiligheidszone-aardgas' en 'veiligheidszone-propaantank' is de nieuwbouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. 24.3 Vrijwaringszone - dijk 1 a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering. b. Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd. c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b, met inachtneming van de volgende regels: 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
76
24.4 Vrijwaringszone - dijk 2 Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering. 24.5 Wro-zone Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen: a. "wro-zone - geen bedrijfswoningen toegestaan"; b. "wro-zone - 1 bedrijfswoning toegestaan"; c. "wro-zone - 2 bedrijfswoningen toegestaan"; d. "wro-zone - omgevingsvergunning eerste bedrijfswoning"; e. "wro-zone - omgevingsvergunning tweede bedrijfswoning"; aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
77
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
78
Hoofdstuk 4 Artikel 25
25.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
25.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 25.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 25.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 25.1.1 met maximaal 10 %. 25.1.3 Uitzondering Het bepaalde in 25.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 25.2
Overgangsrecht gebruik
25.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 25.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 25.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 25.2.3 Onderbroken gebruik Indien het gebruik, bedoeld in 25.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
79
25.2.4 Uitzondering Het bepaalde in 25.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
80
Artikel 26
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
81
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
82
Bijlagen
Bedrijventerreinen
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld
83
Bijlage 1
Bedrijventerreinen
Staat van bedrijfsactiviteiten
NL.IMRO.1740.bpbedrijventerrein-vst1
vastgesteld1
84