Nota Dierenwelzijn in Leiden 4 oktober 2007
Inhoudsopgave I Inleiding: waarom deze nota.......................................................................................2 II Wettelijk en bestuurlijk kader......................................................................................3 III Probleemgebieden en gewenste maatregelen......................................................... 5 A Verwaarlozing en/of mishandeling van dieren.......................................................5 B Evenementen met dieren.......................................................................................6 C Honden..................................................................................................................7 D Vogels incl. ganzen en meeuwen..........................................................................7 E Kinderboerderijen / Dierenparkjes.........................................................................8 F Dieren in het verkeer..............................................................................................9 G Zwerfdierenopvang..............................................................................................10 H Dieren in nood......................................................................................................12 I Schadelijk genoemde dieren/plaagdierenbestrijding............................................ 12 J Botulisme..............................................................................................................12 K Scharrevlees- en biologische geteelde producten...............................................13 L Voorlichting...........................................................................................................14 M Proefdieren..........................................................................................................14 IV Voorwaardenscheppend beleid..............................................................................15 V Financien..................................................................................................................16
Dierenwelzijn
2
I Inleiding: waarom deze nota Dieren verrijken het leven van mensen, zeker ook van mensen in de stad of in een sterk verstedelijkte omgeving. Voor veel ouderen, kinderen, alleenstaanden, dus voor veel bewoners van de Leidse regio vormen kat of hond, kanarie, hamster of konijn een duidelijke bron van genoegen en sociaal contact. Maar dieren hebben ook een eigen waarde, een intrinsieke waarde die onafhankelijk is van hun nut (of schade) voor de mens. De Leidse regio kent (gelukkig) geen bioindustrie, geen fokkerijen en geen plezierjacht, maar er zijn wel andere problemen voor dieren en met dieren. Dierenwelzijn is dan ook belangrijk: naast een wettelijk verbod op het mishandelen van dieren, die in hoge mate van de mens afhankelijk zijn, is dierenbescherming een kwestie van beschaving. In samenspraak met de Dierenbescherming heeft de fractie van GroenLinks Leiden een dierenwelzijnsbeleid ontwikkeld. In deze nota geven wij aan hoe GroenLinks in Leiden het beleid ten aanzien van de verschillende soorten dieren in onze regio in wil vullen. Aan de orde komen: verwaarlozing en mishandeling van dieren, hengelsport, evenementen met dieren, honden in de stad, duiven, vogels in de stad en kinderboerderijen. Daarnaast zijn er een aantal onderwerpen waarover de gemeente formeel geen bevoegdheden heeft, maar die wij belangrijk genoeg vinden om kort te vermelden: zoals voorlichting, scharrelproducten en dergelijke.
Dierenwelzijn
3
II Wettelijk en bestuurlijk kader De laatste jaren staat het dierenwelzijn meer dan voorheen in de belangstelling van politiek en bestuur. Een aanzienlijk aantal gemeenten heeft inmiddels een plaatselijk dierenbeleid, meestal gebaseerd op een 'nota'. Zo ook in Leiden. Leiden heeft een nota “Zet Leiden dieren op de kaart?”. Deze nota is op 20 november 2001 besproken in de commissievergadering van de commissie voor Milieu, Sport en Cultuur maar deze is nooit vastgesteld. De nota is vooral een inventariserend stuk waarin nog geen beleid wordt uitgestippeld. Landelijk gezien bestaat het juridische kader voor het dierenwelzijn uit een aantal wetten. De belangrijkste daarvan is de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren die in 1992 in werking is getreden. De Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren heeft tot uitgangspunt dat het verboden is dieren onnodig pijn te doen of letsel te veroorzaken, de gezondheid of het welzijn te beschadigen en dieren de nodige zorg te onthouden, te doden of een dier als prijs, beloning of gift uit te reiken. Daarnaast er de Natuurbeschermingswet uit 1998 en de Flora- en Faunawet uit 2002. Maar ook de Brandweerwet is van belang; hierin staat namelijk in art. 1 dat de gemeente bij uitvoering door de brandweer de zorg heeft voor het redden van mens én dier bij brand en ongevalssituaties. Verder is er nog een aantal overkoepelende Europese wetten en regelgevingen van kracht die (indirect) ook bescherming bieden aan dieren in onze gemeente. Hieronder valt de Vogelrichtlijn (bescherming en beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unies in het wild levende broed- en trekvogels en hun habitat) en de Habitatrichtlijn (ten behoeve van het in stand houden van voor de EU van belang zijnde dieren- en plantensoorten en hun habitat). Het algemeen gemeentelijk bestuurlijk kader is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De APV is vooral gericht op het handhaven van de openbare orde, maar daarin zijn ook bepalingen ter bescherming van dieren opgenomen. Zo is het gebruik van vuurwerk in de omgeving van asielen, maneges, dierentuinen en kinderboerderijen verboden. Meer in het algemeen stelt hoofdstuk 9.8 van de APV : “Het is verboden ter bescherming van het natuur en landschaps- of stadsschoon aangewezen plaatsen te verontreinigen, of daarin planten, bloemen of takken uit te steken, te plukken of te snijden of te vervoeren, dieren te verontrusten, te vangen of te doden of in het algemeen daarin schade aan de natuur toe te brengen”. GroenLinks wil zich in de Leidse regio inzetten om een diervriendelijke samenleving te creëren. Diervriendelijk betekent dat de eigenwaarde van het dier centraal staat en als uitgangspunt dient voor de omgang met dieren. GroenLinks erkent dat besluiten en handelingen van de gemeente soms bedoeld maar heel vaak onbedoeld, invloed hebben op het welzijn van dieren. Daarom stellen wij voor om regiobreed een werkgroep in te stellen waarin de relevante sectoren en betrokken
Dierenwelzijn
4
instanties vertegenwoordigd zijn, zoals de Hondenbrigade, buurtregisseurs, Dierenbescherming, Dierenambulance en Meldpunt Extreme Overlast. Deze werkgroep zal ontwikkelingen op het gebied van dierenwelzijn nauwlettend volgen. Waar nodig of wenselijk zal hij de gemeenten adviseren over de handhaving van het beleid en eventuele nieuw te ontwikkelen beleidsmaatregelen. De werkgroep zal aan de portefeuillehouders rapporteren. Onderwerpen in deze nota besproken zullen regulier op deze agenda staan. Voor het succes van de uitvoering van het beleid is het wenselijk dat de leden van de werkgroep naast hun deskundigheid, affiniteit hebben met het dierenwelzijn.
Dierenwelzijn
5
III Probleemgebieden en gewenste maatregelen A Verwaarlozing en/of mishandeling van dieren Burgers kunne klachten over verwaarlozing of mishandeling van dieren melden bij de Dierenbescherming. Nadat die een klacht heeft ontvangen, wordt vervolgens door vrijwilligers een huisbezoek gebracht om zich persoonlijk van de situatie op de hoogte te stellen en de betrokkenen daarop aan te spreken. Zonodig worden de Hondenbrigade van de Politie Hollands Midden, de GG&GD of de Landelijke Inspectie Dienst (LID) van de Dierenbescherming ingeschakeld. Om het melden van dierenmishandeling en –verwaarlozing makkelijker te maken, heeft de Dierenbescherming één meldnummer voor heel Nederland gerealiseerd (09002021210, 10 ct/pm). In 2006 zijn er in de Leidse regio 82 klachten door de Dierenbescherming in behandeling genomen. Daarnaast komen er veel klachten direct binnen bij de Hondenbrigade en de LID binnen. Er zijn van dierenverwaarlozing en -mishandeling nare voorbeelden te geven. Dierenmishandeling en -verwaarlozing zijn strafbaar. Gemeenten moeten benadrukken hoe belangrijk het is dat hiertegen wordt opgetreden, politie en Justitie nemen in dezen hun verantwoordelijkheid door op te treden en te handhaven. Bewezen is bovendien dat dierenmishandeling een belangrijke signaalfunctie heeft voor mogelijk ander huiselijk geweld. Het project "Huiselijk geweld" van Politie Hollands Midden“ zou versterkt worden door voldoende aandacht te schenken en nader onderzoek te doen naar klachten over dierenmishandeling.
Voorgestelde maatregelen Bij (gedwongen) psychiatrische opname, huisontruiming e.d. waarbij dieren in het geding zijn neemt de woningbouwvereniging of de politie contact op met de Dierenambulance of de Dierenbescherming. De gemeente Leiden treedt in overleg met Justitie en Politie tot een hogere prioritering van het bestrijden van dierenmishandeling en -verwaarlozing te komen. Wijkagenten en de Hondenbrigade worden gewezen en aangesproken op hun verantwoordelijkheid. De wijkagenten zullen klachten van burgers en die van de Dierenbescherming in behandeling nemen. Politie en Dierenbescherming hebben een taak in het aanspreken van eigenaren van zichtbaar in slechte conditie verkerende dieren. Het meldpunt voor dierenmishandeling van de Dierenbescherming wordt opgenomen op de gemeentelijke websites en wordt regelmatig vermeld op de gemeentelijke informatiepagina’s.
Dierenwelzijn
6
B Evenementen met dieren In Leiden, en bij voorkeur in alle gemeenten in de Leidse regio, moet de gedragslijn zijn om geen vergunning af te geven voor evenementen met dieren in de openbare ruimte. Deze gedragslijn verdient een goede basis in de APV. Daarnaast vinden er regelmatig andere activiteiten plaats waarbij dieren worden ge- of misbruikt. Voorbeelden zijn circussen, kunstobjecten en theatervoorstellingen, waarbij dieren worden ingezet. Het mag langzamerhand bekend worden verondersteld op welke wijze (circus)dieren hun kunstjes leren en dat huisvesting en transport van deze dieren veel te wensen over laat. Het via dressuur vertonen van kunstjes door dieren is in strijd met de eigenwaarde van het dier. GroenLinks wil daarom dat er in de APV een verbod wordt opgenomen voor het gebruik van dieren voor activiteiten waarbij het dierenwelzijn in het geding is.
Voorgestelde maatregelen Het maken van een lijst van voorwaarden waaronder evenementen met dieren, zowel buitens- als binnenshuis, kunnen plaatsvinden. Deze lijst moet in samenspraak met de Dierenbescherming opgesteld worden en moet het dierenwelzijn waarborgen. Beperkende voorwaarden kunnen zowel uit de aard van de evenementen als in de soort of ras van het betrokken dier voortvloeien. Het doel is een uitbreiding van de APV. In de huidige APV staan vier weigeringsgronden opgenomen: 1. leidt het evenement tot verstoring van de openbare orde? 2. veroorzaakt het evenement (onaanvaardbare) vormen van overlast? 3. in hoeverre wordt de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen bedreigd? 4. wordt met het evenement de openbare zedelijkheid of gezondheid op een of andere wijze aangetast? Aan deze weigeringsgronden dient een vijfde te worden toegevoegd: 5. wordt het dierenwelzijn aangetast? Indien dierenwelzijn niet als aparte weigeringsgrond kan worden opgenomen is het wel aan te bevelen om expliciet op te nemen dat de vergunning in de volgende twee situaties kan worden geweigerd: 1. Als sprake is van dierenmishandeling,valt dat onder weigeringsgrond 1 (openbare orde); 2. Als er sprake is van een weinig respectvolle behandeling van dieren valt dat onder weigeringsgrond 4 (zedelijkheidsmotief). Markten met dieren (braderieën e.d.) dienen uitgebannen te worden door in de vergunningvoorwaarden op te nemen dat het tonen of verhandelen van dieren op de markt niet is toegestaan.
C Honden
Dierenwelzijn
7
Van de Leidse huishoudens heeft 11% een hond, dit betekent dat er in Leiden ongeveer 5000 honden zijn. In de APV (hoofdstuk 11) is opgenomen aan welke verplichtingen een hondenbezitter (op straat) dient te voldoen. Dit zijn met name voor de hond negatieve maatregelen. Voor de honden in de Leidse binnenstad is steeds minder ruimte gekomen. Uit het oogpunt van dierenwelzijn is het voortdurend aanlijnen van de hond niet te verdedigen. In Leiden zijn daarom in het verleden al uitren- en uitloopgebieden voor honden aangelegd. Het is het beste de kinderspeelplaatsen door middel van hekken voor honden af te schermen. Er dient een integraal hondenbeleid te komen dat ook wordt gehandhaafd. Verder zijn er in Leiden 4 kennels1. Voor bedrijfsmatige verkoop, aflevering en inbewaringneming van honden en katten gelden de regels die zijn vastgelegd in het Honden- en kattenbesluit 1999. Dit wordt waarschijnlijk in de loop van 2007 vervangen.
Voorgestelde maatregelen De gemeente Leiden stelt opnieuw een integraal hondenbeleid vast (o.a. over uitlaatlocaties, aanlijnen en muilkorven, toegangsverboden, opruimplicht en verplicht identificatiekenmerk). De gemeente zorgt voor voldoende en goed onderhouden voorzieningen (depo-dogs) bij de uitrengebieden en zorgt voor voldoende toezicht op het gebruik van de hondenuitlaatstroken en de hondenuitrengebieden. Verder wil GroenLinks dat de gemeente Leiden actieve voorlichting over de gevolgen van de aanschaf van een hond bevordert. Daarnaast moet het volgen van gedragscursussen worden gestimuleerd in verband met de veiligheid op straat.
D Vogels incl. ganzen en meeuwen In Leiden wordt de populatie van mussen, koolmezen en gierzwaluwen bevorderd. In overleg met bewoners en huiseigenaren worden hiertoe voorzieningen getroffen. Het is eenvoudig om voorzieningen aan te brengen die kunnen dienen als nestgelegenheid voor gierzwaluwen. Dit kan de gemeente toepassen in de eigen bouwwerken, ze kan het opnemen in de opdracht voor uitbestede werken en bevorderen bij particuliere bouwers. Er leven vele watervogels in de singels, grachten en andere waterpartijen in onze regio. Specifieke maatregelen moeten worden getroffen, zoals het inrichten van broedplaatsen die tevens bescherming bieden tegen het verkeer op het water. Deze broedplaatsen moeten dan echter wel ongeschikt zijn voor meeuwen. Op grond van de Flora en Faunawet, waarin het verbod tot kappen en baggeren tijdens het broedseizoen is geregeld, zou betere controle en handhaving op naleving hiervan moeten worden uitgeoefend. Dit broedseizoen is geen vast omschreven periode, maar een groot deel van de problemen tijdens het broedseizoen wordt voorkomen met een kapverbod zoals Leiden dat nu reeds kent. Bij grote projecten wordt het standaard beleid dat in het voorstadium in het programma van eisen opgenomen wordt dat er nestgelegenheid moet worden gerealiseerd.
1
Gebaseerd op doorlichtingsonderzoek hondenbelasting 2001
Dierenwelzijn
8
Leiden is rijk bedeeld met grote groepen ganzen. Zonder ingrijpen wordt de ganzenpopulatie te groot, met name die van de grauwe gans en van de brandgans. Zij zullen dan andere vogelsoorten verdringen en overlast gaan veroorzaken in de aan water grenzende wijken. Het is belangrijk om deze populaties te reguleren. Dit kan op verschillende manieren, bijv. door het schudden van eieren of het dompelen van eieren in maisolie. Voor de boerengans die geen beschermde status heeft, mag dit zonder meer. Zowel de brandgans als de grauwe gans hebben een beschermde status, waardoor de gemeente ontheffing nodig heeft om deze maatregelen toe te passen. In Leiden is er ook veel overlast van meeuwen, nog zo'n vogelsoort met beschermde status. Zonder ingrijpen wordt de overlast van meeuwen nog groter. Belangrijk is daarom dat de populatie op een diervriendelijke manier gereguleerd gaat worden. De gemeente heeft daarom ontheffing aangevraagd om een aantal jaren onderzoek te mogen doen op welke wijze dit het beste kan. GroenLinks steunt hierin de wethouder. Belangrijk is dat ook de inwoners van Leiden meewerken en zorgen dat de meeuwen niet op hun daken nestelen en dat ze meeuwen geen voedsel aanbieden. Ook de marktkooplui hebben hierin hun verantwoordelijkheid.
Voorgestelde maatregelen GroenLinks stelt voor om met actieve voorlichting om nestkasten, stenen en – dakpannen te plaatsen, nestelmogelijkheden voor de gierzwaluw, mus en de koolmees uit te breiden. Waar nieuwbouw plaatsvindt wordt aan de bouweisen toegevoegd dat er nestgelegenheid wordt gerealiseerd. Er worden specifieke maatregelen getroffen ter bescherming van watervogels, zoals het inrichten van broedplaatsen die tevens bescherming bieden tegen het verkeer op het water. Tijdens perioden van strenge vorst worden wakken opengehouden. De gemeente blijft geen kapvergunningen afgeven voor het broedseizoen. Jaarlijkse evaluatie m.b.t. de stand van zaken over de regulering van de meeuwen- en ganzenpopulaties is van groot belang. Niet alleen het nest- en gebiedsbeheer moet geëvalueerd, ook de voorlichting en handhaving van het niet-voederen.
E Kinderboerderijen / Dierenparkjes De gemeente dient het oprichten en beheren van een kinder – en stadsboerderij of een dierenparkje slechts onder bepaalde voorwaarden toe te staan, die vastgelegd worden in een overeenkomst. GroenLinks is voor de volgende voorwaarden: • Dieren in kinder- en stadsboerderijen en hertenkampen moeten worden gehouden in een omgeving waarbij zij zo goed mogelijk in hun natuurlijke leefmilieu kunnen vertoeven, en hun soorteigen gedrag kunnen uitoefenen. • Alleen diersoorten en individuele dieren die daarvoor geschikt zijn, mogen worden gehouden. • Er moet voldoende ruimte zijn, aangepast aan het aantal, de grootte en de behoefte van de aanwezige dieren.
Dierenwelzijn
9
• • • • • • • • •
Inrichting en aanplanting moeten verband houden met de te houden dieren en zodanig worden gekozen, dat het dier zich desgewenst kan onttrekken aan de aandacht van de bezoekers. Op contact tussen mens en dier wordt toezicht gehouden. Op tijden dat er niemand aanwezig is, dient er bewaking te zijn door middel van camera’s en een alarmsysteem. De verzorging moet plaatsvinden door een deskundige. De beheerder dient gediplomeerd en vakbekwaam te zijn (bijvoorbeeld opleiding HBO of MBO dierverzorging). De beheerder van een zorg- of kinderboerderij moet tijdens openingsuren aanwezig zijn. Afspraken over de verzorging van en omgang met de dieren dienen in een protocol schriftelijk vastgelegd te worden. Dieren moeten goed gezond zijn en regelmatig door een dierenarts gecontroleerd worden. Overpopulatie dient te worden voorkomen, er worden geen overschotten gefokt en er is geen bewuste fok voor de verkoop. De (levende) dieren worden niet verkocht aan de intensieve veehouderij. In de boerderij wordt aandacht geschonken aan educatie over (betere) omgang met dieren en (meer) respect voor dieren.
Voorgestelde maatregelen De gemeente zorgt ervoor dat iedere kinderboerderij of dierenpark een overeenkomst met voorwaarden tekent. De gemeente ziet erop toe dat elke kinderboerderij of dierenpark moet een veiligheidsplan hebben. In het veiligheidsplan worden maatregelen opgenomen met betrekking tot degelijke hokken met goede afsluiting, maatregelen rond brandveiligheid, ontruiming en bewaking.
F Dieren in het verkeer Ook in Leiden worden dieren aangereden. Het zal soms om egels gaan, maar het gebeurt helaas nog regelmatiger met loslopende honden, katten en eenden. Tot nu toe is de Dierenambulance in staat geweest om hierbij hulp te verlenen. De dieren worden in het algemeen bij de dienstdoende dierenartsen afgeleverd. Voor het oversteken van klein fauna en dan met name padden zijn in het verleden wel maatregelen genomen door vrijwilligers.
Voorgestelde maatregelen De gemeenten vraagt de Dierenambulance om een inventarisatie van de plekken die voor dieren gevaarlijk zijn en om suggesties voor mogelijke aanpassingen. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk doorgevoerd. Bij renovaties van wegen waar sprake is van paddentrek moet bekeken worden of het zinvol is om paddentunnels aan te leggen. De gemeente maakt (financiële) afspraken ook met de Dierenambulance over aangereden in het wild levende dieren.
G Zwerfdierenopvang
Dierenwelzijn
10
Gemeenten hebben een wettelijke plicht om dieren op te vangen die vermoedelijk een eigenaar hebben gehad, en in afwachting van de eigenaar twee weken te verzorgen. Deze taak is door de gemeenten uitbesteed aan de asielen, die daarvoor een vergoeding ontvangen. In het asiel worden meer katten dan honden opgevangen: voor elke drie honden komen er vijf katten in het asiel terecht. De opvang in een asiel is tijdelijk: het percentage honden dat vanuit het asiel teruggaat naar de eigenaar is groot, namelijk 74 procent. Bij de katten is dat slechts 13 procent. Het feit dat relatief veel meer honden dan katten voorzien zijn van een identificatie (chip of tatoeage) en geregistreerd staan bij een databank, is vermoedelijk de oorzaak van het grote verschil tussen deze percentages. Voor honden en katten die niet teruggaan naar de eigenaar zoeken de asielen een nieuwe baas. De gemeentelijke vergoedingen voor de opvang van zwerf, zieke en gewonde dieren zijn in een overeenkomst vastgelegd Gemeenten hebben hiervoor in het verleden overeenkomsten gesloten met opvangcentra die zijn aangesloten bij de voormalige Centrale Asielraad (CAR) van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren. De CAR heeft in het verleden richtlijnen opgesteld voor vergoedingen van gemeenten aan asielen op basis van landelijke gemiddelden, maar deze gaven geen deugdelijke onderbouwing van de kosten voor de opvang van zwerfdieren. De VNG heeft een door de Dierenbescherming ontwikkeld “Rekenmodel Kosten Zwerfdierenopvang” op haar website geplaatst dat gemeenten een goed handvat geeft voor de vergoeding aan het asiel. Het rekenprogramma geeft een volledig en gespecificeerd overzicht van de kosten met betrekking tot de zwerfdierenopvang, maar beperkt zich wel tot honden en katten. Vergoeding voor de opvang van andere zwerfdieren is met dit model nog niet te berekenen. In het model wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten kosten, namelijk: capaciteitskosten: kosten die altijd gemaakt moeten worden vanwege het beschikbaar hebben van opvangcapaciteit, en verzorgingskosten: kosten die rechtstreeks toe te rekenen zijn aan het opgevangen dier. Het model houdt alleen rekening met de kosten die de gemeente vanuit de wet (Burgerlijk Wetboek) verplicht is te vergoeden. Naast deze verplichte vergoeding betalen veel gemeenten extra bedragen. Voorbeelden daarvan zijn: 1. extra vergoedingen voor zwerfdieren, 2. vergoedingen voor afstandsdieren (= potentiële zwerfdieren), 3. vergoedingen voor neutralisatie (= castratie of sterilisatie) van katten, 4. vergoedingen bij bouw en/of verbouw. Het is voor de gemeente financieel gezien van belang dat gevonden dieren zo snel mogelijk teruggaan naar de eigenaar. De gemeente kan daarom voorlichting geven door aandacht te besteden aan dit onderwerp in de gemeentegids of op haar internetpagina. Belangrijke is dat zodra een dier vermist is, de eigenaar zowel aangifte moet doen bij de politie als melding moet maken bij een centraal meld- en registratiepunt. Denk aan de plaatselijke afdeling van de Dierenbescherming en/of Stichting Amivedi1. Zeker als een dier een identificatie heeft (chip, tatoeage, halsband met naam en adres etc.) is de kans groot dat de eigenaar zijn verloren dier terug krijgt. Als de eigenaar zich binnen twee Dierenwelzijn
11
weken meldt, zal hij zijn huisdier weer mee kunnen nemen. Hij moet dan wel de kosten vergoeden. Identificeren is het aanbrengen van een uniek kenmerk (chip, tatoeage) waardoor een hond of kat herkend kan worden. De volgende stap is registreren, dat wil zeggen het vastleggen van de identificatiegegevens in een landelijke of Europese databank. De meeste gemeenten hebben een artikel met betrekking tot identificatie en registratie opgenomen in hun APV omdat ze het van belang vinden voor de controle op de naleving van de aanlijn- en muilkorfgeboden en voor de opsporing van een overtreder. Via de tatoeage of chip kan nagegaan worden of een hond behoort tot een gevaarlijke categorie en wie de eigenaar of houder is. Een andere belangrijke reden om dieren te identificeren is dat een gevonden dier sneller weer bij zijn eigenaar terug kan zijn. In de eerste plaats is dit beter voor het welzijn van het dier. Bovendien worden de kosten voor opvang geminimaliseerd.
Voorgestelde maatregelen De gemeenten maken afspraken met de Derenambulance en de asiels over de opvang van zwerfdieren. De financiële vergoedingen worden berekend op basis van het Rekenmodel van de Dierenbescherming zoals de VNG dat op haar website heeft gezet, aangevuld met de nu reeds gebruikelijke vergoedingen. De gemeente Leiden maakt afspraken met het asiel over een tegemoetkoming bij de huur van een pand en/of een eventuele bijdrage aan renovatiekosten. De gemeente heeft een voorlichtingsrol bij het terugvinden van huisdieren. Zij moet in haar gemeentegids en op haar internetpagina aan te geven hoe te handelen bij weggelopen dieren en de relevante telefoonnummers te vermelden. Zij moet voorlichting geven over identificatie en registratie van huisdieren. Het is daarom van groot belang dat de gemeente in de APV een artikel opneemt over identificatie en registratie. In de model-APV van de VNG is een artikel opgenomen over de verplichting tot het dragen van een halsband of een ander identificatiekenmerk wanneer een hond op de openbare weg loopt. De gemeente neemt dit artikel over in haar eigen APV, waarbij de voorkeur uitgaat naar een onderhuids ingebrachte chip, omdat een halsband verloren kan raken en tatoeages verbleken. Chips zijn bovendien ook toepasbaar bij katten.
H Dieren in nood In de Leidse regio is de Dierenambulance actief. Haar belangrijkste functie is het vervoeren van gewonde dieren naar de dierenarts. De gemeente heeft de morele taak te zorgen voor het vangen en afvoeren van overlast veroorzakende, of kennelijk zieke en/of gewonde loslopende honden en katten en overige huisdieren. Gevonden honden en katten worden door de Dierenambulance naar het Dierenasiel gebracht en daar opgevangen.
Voorgestelde maatregelen De dierenambulance wordt financieel ondersteund door de gemeente. In het gemeentelijk rampenplan wordt aandacht besteedt aan dieren. Hierover wordt advies gevraagd aan de Dierenbescherming. In verband met het vervoer en de opvang van dieren bij een ramp is het gewens dat de Dierenambulance en de dierenopvangcentra bij het rampenplan worden betrokken.
Dierenwelzijn
12
I Schadelijk genoemde dieren/plaagdierenbestrijding Het bestrijden van zeer hinderlijke en/of schadelijke dieren (veelal insecten, maar denk ook aan muizen en ratten) is soms noodzakelijk. Indien wordt gekozen voor de bestrijding van ongedierte is het belangrijk dat men middelen gebruikt die effectief zijn en zo min mogelijk leed teweeg brengen. Chemische bestrijding van schadelijk geachte dieren brengt milieuvervuiling met zich mee. In de regel wordt ongediertebestrijding uitgevoerd door de GG&GD en particuliere bedrijven.
Voorgestelde maatregelen Vanuit de gemeente door middel van voorlichting zo veel mogelijk ongedierte voorkomen. Voorbeelden: etensresten opruimen, vuilniszakken en vuilnisbakken goed afsluiten en afvalresten zo verpakken dat er geen vliegen bij kunnen. De gemeente zal alleen ingrijpen in uiterste noodzaak en altijd voor alternatieven die het minste leed veroorzaken kiezen boven vergif. De GG&GD wordt in de gelegenheid gesteld meer aan preventie te doen en zo te voorkomen dat er overlast ontstaat door extreme vervuiling.
J Botulisme Tijdens warm weer, maar ook in de koudere periodes komt botulisme voor. Het is een vergiftiging die wordt veroorzaakt door opname van voedsel in water waarin de bacterie Clostridium Botulinum aanwezig is. Deze ziekte veroorzaakt ernstige verlammingsverschijnselen bij dieren, met name vissen en watervogels. Zonder ingrijpen leidt dit tot de dood voor de dieren. Botulismeslachtoffers zijn te herkennen aan verlammingsverschijnselen aan de vleugels en kop. Reeds gestorven dieren worden meestal aangetroffen met gestrekte poten en een slappe enigszins gedraaide nek en kop. Ook honden die in het water spelen kunnen besmet raken. Sommige soorten botulisme zijn ook gevaarlijk voor mensen De Dierenambulance en de gemeenten geven nu reeds aan waar inwoners meldingen over botulismeslachtoffers kunnen doorgeven. Zieke dieren worden door de Dierenambulance opgehaald en dode dieren door de gemeente. De gemeente geeft de Dierenambulance hiervoor een vergoeding. Zo nodig worden er waarschuwingsbordjes geplaatst op plaatsen waar de watervogels normaal veel worden gevoerd. Daarnaast zorgt het Hoogheemraadschap voor een goede doorstroming in sloten en andere watergangen en verhoogt zo nodig het waterpeil. Ondiep, stilstaand water wordt namelijk snel warm en bevordert de ontwikkeling van de botulismebacterie.
Te nemen maatregelen De huidige werkwijze zal worden voortgezet. Daarnaast zal de gemeente een voorlichtingsbrochure uitbrengen over botulisme en de hiermee samenhangende verschijnselen. In de brochure worden de relevante telefoonnummers opgenomen. Deze informatie zal ook worden opgenomen in de gemeentegids en vermeld worden op de internetpagina's. De gemeente neemt in overleg met het Hoogheemraadschap maatregelen om botulisme tegen te gaan, onder andere door via fonteintjes, bijvoorbeeld op zonne-
Dierenwelzijn
13
energie, zuurstof in het water te brengen op plaatsen waar er weinig doorstroming is. De gemeente zorgt voor gekwalificeerde medewerkers voor de botulismebestrijding. De navolgende maatregelen dienen bij uitbraak van botulisme te worden genomen: 1. er worden waarschuwingsborden geplaatst ter plaatse. 2. vogels met vergiftigingssymptomen worden door de Dierenambulance of gemeente opgehaald en naar een vogelopvangcentrum gebracht. De Dierenambulance krijgt daarvoor van de gemeente een financiële bijdrage. 3. vogel- en vissenkadavers worden zo snel mogelijk opgeruimd en afgevoerd naar door de gemeente aangewezen verzamelplaats voor dode dieren; 4. nadat ter plaatse alle zieke dieren en kadavers zijn verwijderd wordt de brandweer ingeschakeld om met krachtige pomp water toe te voegen, waardoor het zuurstofgehalte in het water toeneemt. 5.
K Scharrevlees- en biologische geteelde producten In de intensieve veehouderij of bio-industrie komt het dierenwelzijn op ethisch onaanvaardbare wijze in de knel. In deze bedrijfstak wordt getracht zoveel mogelijk dieren op een zo klein mogelijk oppervlak in een zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk vlees, eieren, bont of veren te laten produceren. Van runderen en varkens is dit reeds lang beken, maar ook eenden en konijnen worden al jaren op deze intensieve wijze gehouden. De meeste mensen zijn zich hiervan nauwelijks bewust, ook bij gebrek aan alternatieven. Een andere snel groeiende bio-industrietak is de commerciële kweek van vissen, met name zalm, paling en forel. De dieren worden zo intensief gehouden dat ze bij het opgroeien zich steeds minder kunnen bewegen. De gemeente Leiden heeft hierin een voorbeeldfunctie en zou in de bedrijfsrestaurants en bij recepties alleen scharrel- en of biologische producten moeten gebruiken.
Voorgestelde maatregelen In overleg met de bedrijfsleiding van de bedrijfsrestaurants wordt afgesproken alleen scharrelvlees, en biologische geteelde producten op de kaarten op te nemen. Ook bij recepties en vergaderingen worden alleen scharrel- en of biologische producten te gebruiken.
L Voorlichting Vele problemen kunnen worden voorkomen of tot oplossing gebracht door goede voorlichting. Hierbij gaat het zowel over informatie met betrekking tot dierenwelzijn als om de mogelijkheid om problemen te melden. De Dierenbescherming Rijnland heeft hierin een belangrijke functie.
Voorgestelde maatregelen De gemeente Leiden stelt een brochure op met hun uitgangspunten over het dierenwelzijn en met de informatie over instanties voor dierenopvang en hun telefoonnummers. In de gemeente zal een medewerker aanspreekbaar zijn om vragen en klachten over dierenwelzijn te beantwoorden, naast de bestaande functie die de Dierenbescherming hierin vervult.
Dierenwelzijn
14
De gemeente ondersteunt scholen bij het adopteren van dierenwelzijnsprojecten. Op de website van de gemeente worden links geplaatst naar de Dierenbescherming.
M Proefdieren Op proefdiergebruik kan de gemeente weinig invloed uitoefenen, omdat de regelgeving uitdrukkelijk aan de rijksoverheid is toebedeeld. Wel kan de gemeente in het kader van de Wet Milieubeheer controleren of men zich aan de rijksvergunning voor het proefdiergebruik houdt. Ook kan zij bij instellingen die proefdieren gebruiken aandringen op het zo min mogelijk en correct uitvoeren van dierproeven.
Voorgestelde maatregelen GroenLinks wil dat de gemeente, samen met de Dierenbescherming Rijnland, voorlichting geeft over dierproefvrije producten en in haar eigen huishouding het goede voorbeeld geeft.
Dierenwelzijn
15
IV Voorwaardenscheppend beleid In zijn algemeenheid geldt dat het beleid van de gemeenten erop gericht moet zijn het welzijn van de dieren binnen hun grenzen zo goed mogelijk te waarborgen. Voor ‘gehouden’ dieren vraagt dit soms om andere interventies dan voor dieren uit de vrije natuur. Het streven is om het dierenwelzijn mee te wegen bij alle beslissingen die van invloed kunnen zijn op een van beide diergroepen en zo een gezond leefklimaat voor de dieren te scheppen. Bij gehouden dieren is het welzijn in eerste instantie een zaak van de eigenaar, maar de gemeenten zien het als hun taak in samenwerking met de Dierenbescherming de mensen hierover goed voor te lichten, waar nodig voorzieningen aan te leggen en/of adequaat toezicht te houden (kinderboerderij, evenementen met dieren). Voor dieren in de vrije natuur is het zaak bij gemeentelijke buitenwerkzaamheden rekening te houden met de aanwezige fauna en met het jaargetijde. In samenwerking met natuurbeherende organisaties wil de gemeente streven naar een zo groot mogelijke diversiteit en kwaliteit van leefgebieden. Ook het zorgdragen voor veilige verbindingen tussen verschillende leefgebieden valt hier onder. Verder moeten woonwijken zodanig gebouwd, ingericht en onderhouden worden dat er voldoende gelegenheid blijft voor dieren om daar te kunnen leven. De gemeente wil in deze voorlichting geven aan mensen met (ver)bouwplannen en hierover afspraken maken met projectontwikkelaars (denk aan broedgelegenheid voor vogels). Veel dierenwelzijn is afhankelijk van de kennis die mensen hebben van de dieren die hen omringen. Voorlichting op het terrein van dierenwelzijn is daarom een preventieve maatregel die veel dierenleed kan voorkomen. De Dierenbescherming is de aangewezen instantie om deze voorlichting gevraagd en ongevraagd te geven. Te denken valt aan het afnemen van lespaketten voor scholen, informatiemateriaal bij dierenartsen en dierenwinkels, in de bibliotheekvestigingen en in de hal van de gemeentehuizen. Daarnaast kunnen de gemeentelijke organisaties een voorbeeldfunctie vervullen door het gebruik van biologische en scharrelproducten te stimuleren
Voorgestelde maatregelen Het is gewenst dat het dierenwelzijn een permanent aandachtspunt is in het overige beleid van de gemeente en de regio. Voorgesteld wordt daarom om een werkgroep dierenwelzijn op te richten. Zij krijgt dan de functie om als een soort Klankbordgroep te fungeren die de colleges gevraagd en ongevraagd kan adviseren over zaken die het dierenwelzijn aangaan.
Dierenwelzijn
16
V Financien Voor de uitvoering van de nota is van groot belang dat dit nader wordt ingevuld en dierenwelzijnsbeleid een vaste plek op de begroting krijgt. Een vaste medewerker is onontbeerlijk.
Dierenwelzijn
17