Bank- en beurswezen 09
21-04-2009
08:00
Pagina V
Inhoudsopgave
TEN GELEIDE BOEKDEEL I: HET BANKWEZEN
1
DEEL I: DE KREDIETINSTELLINGEN Hoofdstuk 1: Situering van het begrip kredietinstelling 1.1. Wat is een ‘bank’? 1.2. De activiteiten van een kredietinstelling
5 5 6
Hoofdstuk 2: Hoofdkenmerken van het actuele bankwezen (in België) 2.1. Het belang van de ‘Belgische’ kredietinstellingen op internationaal vlak 2.2. De structuur van het Belgisch bankwezen 2.3. Van bank tot financiële dienstengroep 2.4. Het toenemende belang van de buitenbalansactiviteiten 2.5. Het stijgende belang van de informatisering
9 9 12 13 14 15
Hoofdstuk 3: Indeling van de financiële instellingen volgens hun voornaamste bedrijvigheid 3.1. De depositoverwervende en kredietverstrekkende instellingen 3.1.1. De (deposito)banken 3.1.2. De spaarbanken 3.1.3. De openbare kredietinstellingen 3.1.4. De effectenbanken 3.2. Instellingen voor elektronisch geld 3.3. Instellingen die via risicodragend kapitaal participeren in ondernemingen 3.3.1. Zakenbanken 3.3.2. Holdings 3.4. De institutionele beleggers 3.4.1. Verzekeringsmaatschappijen 3.4.2. Pensioenfondsen 3.4.3. Instellingen voor Collectieve Beleggingen (ICB’s)
17 17 17 17 18 19 19 20 21 21 23 23 23 24
V
Bank- en beurswezen 09
21-04-2009
08:00
Pagina VI
Hoofdstuk 4: De wettelijke regeling van en het toezicht op het Belgische bankwezen 4.1. Overzicht van de voornaamste wettelijke bepalingen 4.2. De Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen (CBFA) 4.3. Controle op de bankactiviteiten 4.3.1. Het starten van de bedrijfsactiviteit 4.3.2. Toezicht bij de bedrijfsuitoefening 4.3.3. Intrekking van de vergunning 4.3.4. De vaststelling van coëfficiënten 4.3.5. De beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten 4.3.6. De monetaire reserve
27 27 28 30 30 31 34 36 44 45
DEEL II: DE ACTIVITEITEN VAN DE KREDIETINSTELLINGEN Hoofdstuk 1: De kredietbronnen 1.1. Het eigen vermogen 1.2. Het vreemd vermogen 1.2.1. In schuldbewijzen belichaamde schulden 1.2.2. De deposito’s 1.2.3. Bijzondere kredietbronnen
51 52 52 53 56 68
Hoofdstuk 2: Giraal geld 2.1. Chartaal geld - giraal geld 2.2. Giraal geld: begrip en oorsprong 2.3. De gebruiksmogelijkheden van giraal geld 2.3.1. De overschrijving 2.3.2. Het bericht van domiciliëring 2.3.3. De doorlopende of permanente opdracht 2.3.4. De cheque 2.3.5. De reischeque of traveller’s cheque 2.3.6. De betaalkaarten
75 75 76 76 77 88 91 93 100 102
Hoofdstuk 3: De kredietverlening 3.1. Kredieten aan particulieren 3.1.1. Het consumentenkrediet 3.1.2. Het automatisch krediet 3.1.3. Kredieten verbonden aan kredietkaarten 3.1.4. Woonkredieten 3.2. Kredieten aan het bedrijfsleven 3.2.1. Kaskrediet 3.2.2. Discontokredieten 3.2.3. Borgstellingskredieten 3.2.4. Documentaire kredieten 3.2.5. Het investeringskrediet
115 117 117 125 127 127 140 140 142 144 145 148
VI
Bank- en beurswezen 09
3.3.
3.4.
21-04-2009
08:00
Pagina VII
3.2.6. Het acceptkrediet 3.2.7. Straight loan 3.2.8. Leasing De kredietwaarborgen 3.3.1. De zakelijke waarborgen 3.3.2. De persoonlijke of morele waarborgen De centrale voor kredieten 3.4.1. De Centrale voor kredieten aan ondernemingen 3.4.2. De Centrale voor kredieten aan particulieren
149 151 151 155 155 158 159 159 159
BOEKDEEL II: HET BEURSWEZEN
165
DEEL I: DE BELEGGINGSVORMEN Hoofdstuk 1: Aandelen 1.1. Omschrijving 1.2. Rechten van de aandeelhouders 1.3. Het rendement van een aandeel 1.3.1. Het dividend 1.3.2. De koersschommelingen 1.4. Het risico verbonden aan aandelen 1.4.1. De koersschommelingen 1.4.2. Het dividend 1.4.3. De aansprakelijkheid 1.5. De soorten aandelen 1.5.1. Aandelen naar de vorm 1.5.2. Aandelen naar de inhoud 1.6. De waardering van aandelen 1.6.1. De boekwaarde 1.6.2. De koers-winstverhouding (k/w) 1.6.3. De nettowinst per aandeel 1.6.4. De koers/cashflow 1.6.5. Het dividendenrendement 1.6.6. De pay-outratio 1.6.7. Het rendement op het eigen vermogen 1.7. Aan het aandeel verbonden voordelen 1.7.1. Inschrijvingsrechten, claims of scrips 1.7.2. Stockdividenden 1.7.3. Keuzedividenden
169 169 172 173 173 174 176 176 177 177 177 177 179 180 180 181 181 181 182 182 182 183 183 184 185
Hoofdstuk 2: Obligatieleningen 2.1. Omschrijving 2.2. Rechten van de obligatiehouders 2.3. Het rendement van een obligatie 2.3.1. De rentevoet 2.3.2. De looptijd
187 187 188 191 191 192
VII
Bank- en beurswezen 09
2.4.
2.5.
2.6.
2.7.
21-04-2009
08:00
Pagina VIII
2.3.3. De uitgifteprijs 2.3.4. De terugbetalingsprijs 2.3.5. De koersschommelingen Het risico 2.4.1. De schuldenaar 2.4.2. De munt Soorten obligaties 2.5.1. Aflosbare obligaties 2.5.2. Obligaties van de perpetuele schuld 2.5.3. Premieobligaties 2.5.4. Lotenleningen 2.5.5. Gedwongen obligaties 2.5.6. Noodlijdende of ‘funding’ obligatieleningen 2.5.7. Geünificeerde obligaties 2.5.8. Obligaties met gestaffelde rente 2.5.9. Hypothecaire obligaties 2.5.10. Bevoorrechte obligaties 2.5.11. Winstdelende obligaties 2.5.12. Geïndexeerde obligaties 2.5.13. Leningen in internationale rekeneenheden 2.5.14. Euro-obligaties 2.5.15. Converteerbare obligaties 2.5.16. Omgekeerd converteerbare obligaties of ‘reverse convertibles’ 2.5.17. Obligaties met warrant 2.5.18. Achtergestelde obligaties 2.5.19. Nulcouponobligaties of ‘zerobonds’ 2.5.20. Lineaire obligaties (OLO’s) 2.5.21. Kapitalisatieleningen 2.5.22. Junk bonds of rommelobligaties 2.5.23. Bevoorrecht schuldpapier De vervroegde terugbetaling van obligaties 2.6.1. De uitloting 2.6.2. De terugkoop 2.6.3. De call 2.6.4. De put De waardering van een obligatie
Hoofdstuk 3: Schatkistcertificaten 3.1. Omschrijving 3.2. De primaire markt 3.2.1. Gedematerialiseerde certificaten 3.2.2. De marktparticipanten 3.2.3. De uitgiftemodaliteiten 3.3. De secundaire markt 3.3.1. De primary dealers 3.3.2. De buitenbeursmarkt
VIII
192 194 194 195 195 197 198 198 198 199 200 202 202 202 202 204 204 204 204 205 205 205 207 208 209 210 210 213 214 214 214 214 215 216 216 217 219 219 219 219 219 220 220 220 222
Bank- en beurswezen 09
21-04-2009
08:00
Pagina IX
Hoofdstuk 4: Kasbons/spaarbons 4.1. Omschrijving 4.2. De verhandelbaarheid van kasbons 4.2.1. Zelf een koper zoeken 4.2.2. Terugkoop door de kredietinstelling 4.2.3. Verkoop via de openbare veilingen 4.3. Varianten op de klassieke kasbon 4.3.1. Kapitalisatiebon 4.3.2. Kasbon met progressieve rente
223 223 225 225 225 225 226 226 227
Hoofdstuk 5: De staatsbon 5.1. Omschrijving 5.2. Soorten 5.3 Liquiditeit 5.4 Veiligheid 5.5 Kosten
229 229 229 230 231 231
Hoofdstuk 6: De verzekeringsbon 6.1. Omschrijving 6.2. Het rendement van een verzekeringsbon 6.3. Gevolgen van de verplichte overlijdensdekking 6.4. Het belegde bedrag
233 233 233 234 235
Hoofdstuk 7: Instellingen voor collectieve belegging 7.1. Omschrijving 7.2. Voordelen van een instelling voor collectieve belegging 7.3. Soorten vanuit juridisch-fiscaal standpunt 7.3.1. Beleggingsfondsen 7.3.2. Beveks/sicav’s 7.3.3. Bevaks/sicafs 7.3.4. VBS 7.3.5. Tak 23-fondsen 7.4. Soorten volgens de aard van de beleggingen 7.4.1. Thesauriefondsen op korte of halflange termijn 7.4.2. Obligatiefondsen 7.4.3. Aandelenfondsen 7.4.4. Gemengde fondsen 7.4.5. Immobiliënfondsen 7.4.6. Index-ICB’s met kapitaalbescherming 7.4.7. Paraplufondsen 7.4.8. Privaks 7.4.9. Trackers 7.5. Prijzen van deelnemingsbewijzen 7.6. Kosten verbonden aan instellingen voor collectieve belegging
237 237 237 238 239 239 241 242 242 242 242 242 243 243 243 244 244 245 245 245 246
IX
Bank- en beurswezen 09
21-04-2009
08:00
Pagina X
Hoofdstuk 8: Pensioensparen (Wet van 22.12.1986) 8.1. Omschrijving 8.2. Methoden om aan pensioensparen te doen 8.2.1. De collectieve spaarrekening 8.2.2. De individuele spaarrekening 8.2.3. De spaarverzekering 8.3. Voorwaarden verbonden aan het pensioensparen 8.4. Uit te voeren beleggingen 8.5. Fiscale kenmerken van het pensioensparen 8.6. Rendement van het pensioensparen
249 249 249 249 250 250 250 251 252 252
Hoofdstuk 9: Vastgoedcertificaten 9.1. Omschrijving 9.2. Kenmerken 9.3. Soorten vastgoedcertificaten 9.3.1. Leasingcertificaten 9.3.2. Huurcertificaten
255 255 255 256 256 257
Hoofdstuk 10: Afgeleide of derivatieve producten 10.1. Futures 10.1.1. Omschrijving 10.1.2. Werking van futures 10.1.3. Voorbeeld: een rentefuture op korte termijn 10.1.4. Futures op Euronext Brussels Derivaten 10.2. Opties 10.2.1. Omschrijving 10.2.2. De vier basisstrategieën met opties 10.2.3. Opties op Euronext Brussels Derivaten 10.3. Swaps 10.3.1. Omschrijving 10.3.2. De deviezenswap 10.3.3. De renteswap
261 261 261 261 263 264 264 264 266 267 268 268 268 269
DEEL II: DE BEURS Hoofdstuk 1: De MiFID-richtlijn 1.1. Algemene situering 1.2. De bescherming van de belegger 1.2.1. Cliëntenclassificatie 1.2.2. Bepaling beleggingsprofiel 1.2.3. Afstemming op het risicoprofiel 1.2.4. Optimale uitvoering van orders 1.2.5. Rapportering en informatie aan cliënten
X
273 273 274 274 275 275 275 276
Bank- en beurswezen 09
21-04-2009
08:00
Pagina XI
Hoofdstuk 2: Structuur en organisatie van de Belgische secundaire markten voor financiële instrumenten 277 2.1. Secundaire markten 277 2.2. De organisatie van de secundaire markten in België 278 2.2.1. De marktonderneming 279 2.2.2. De Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen (CBFA) 280 2.3. Tussenpersonen bij het afsluiten van beurstransacties 281 2.3.1. Beursvennootschappen 281 2.3.2. Vennootschappen voor vermogensbeheer 282 2.3.3. Vennootschappen voor makelarij in financiële 282 instrumenten 2.3.4. Vennootschappen voor plaatsing van orders in 283 financiële instrumenten Hoofdstuk 3: De markten van de effectenbeurs van Brussel (Euronext Brussels) 3.1. Indeling van Euronext Brussels 3.2. Eurolist 3.2.1. De continumarkt 3.2.2. De fixingmarkt 3.2.3. De toelatingsvoorwaarden tot Eurolist 3.3. De interprofessionele markt (M.I.M.) 3.4. De openbare veilingen 3.5. Euronext Brussels Derivaten 3.6. De vrije markt 3.7. Alternext
287 287 288 288 289 291 292 292 293 293 294
Hoofdstuk 4: Beursindexen op Euronext Brussels 4.1. Belgische indexen 4.1.1. Bel-20-index 4.1.2. Bel Mid-index 4.1.3. Bel Small-index 4.2. Euronext-indexen 4.2.1. Euronext 100 4.2.2. Next 150
297 297 297 298 299 301 301 302
Trefwoordenregister
307
XI