INHOUD Boekdeel 1: Determinanten en Evolutie
Woord vooraf
xvi DEEL I : INLEIDING
HOOFDSTUK 1 : Voorstelling van de bio-antropologie
3
1.1 WAT IS BIO-ANTROPOLOGIE?
3
1.2 WAT IS BIO-ANTROPOLOGIE NIET?
8
1.3 OVERLAPPING EN GRENZEN MET ANDERE WETENSCHAPPEN
11
1.4 ONTWIKKELING VAN DE ANTROPOLOGIE
16
1.5 BETEKENIS VAN DE ANTROPOLOGIE
24
1.6 ONDELINGEN VAN DE ANTROPOLOGIE
26
1.6.1 Indeling naar subdiscipline
28
1.6.2 Indeling naar variabiliteitsbron
31
HOOFDSTUK 2 : Methoden en technieken in de antropologie
35
2.1 ALGEMENE WETENSCHAPPELIJKE METHODEN
35
2.2 ONDERZOEKSTECHNIEKEN IN DE ANTROPOLOGIE
37
2.2.1 De aard van het onderzoeksmateriaal
39
2.2.2 Meting en beschrijving van het materiaal
40
2.2.2.1 Morfologische technieken
41
2.2.2.2 Fysiologische technieken
43
2.2.2.3 Biochemische technieken
44
2.2.2.4 Psychologische variabelen
44
2.2.2.5 Demografische variabelen
45
2.2.2.6 Sociologische variabelen
46
2.2.2.7 Ecologische variabelen
46
2.2.2.8 Dateringstechnieken
47
2.2.3 Reproductietechnieken van materiaal 2.3 STATISTISCHE METHODEN
51 51
2.3.1 Variabiliteit
52
2.3.2 Waarschijnlijkheid
53
2.3.2.1 Waarschijnlijkheidswetten
55
2.3.2.2 Kansverdelingen
56
2.3.2.2.1 De binomiale kansverdeling
56
2.3.2.2.2 De normale kansverdeling
57
2.3.3 Steekproeven
58
2.3.4 Beschrijving van kwantitatieve variabelen in steekproeven
59
2.3.5 statistische betrouwbaarheid en significantie
61
2.3.6 Samenhangen tussen verscheidene variabelen
62
2.3.6.1 Bivariate analyse
62
2.3.6.1.1 Correlatiecoëfficiënt
63
2.3.6.1.2 Regressie
64
2.3.6.2 Multivariate analyse
66
2.3.6.2.1 Multipele regressie
67
2.3.6.2.2 Multipele classificatieanalyse (MCA)
67
2.3.6.2.3 Padanalyse
68
2.3.6.2.4 Factoranalyse
69
2.3.6.2.5 Loglineaire analyse
69
2.3.6.2.6 Logistische regressie
70
2.3.6.2.7 Multivariate analyse van duurvariabelen
71
DEEL II : DETERMINANTEN VAN MENSELIJKE VARIABILITEIT
HOOFDSTUK 3 : Genetische determinanten van variabiliteit
79
3.1 DE MOLECULAIRE GENETICA
82
3.1.1 De betekenis van de ontdekking van de moleculaire structuur van het genetische materiaal
82
3.1.2 De moleculaire structuur van het genetische materiaal
83
3.1.3 De moleculaire basis van de genreplicatie
88
3.1.4 De generische code
91
3.1.4.1 Van DNA naar proteïne
91
3.1.4.2 Proteïnesynthese
93
3.1.4.3 Gen, mutatie en variatie
97
3.1.4.4 Herstelling van mutaties
98
3.1.5 Toepassingen in de moleculaire genetica
101
3.1.5.1 Gesplitste genen
101
3.1.5.2 Regulatorgenen
103
3.1.5.3 Oncogenen en anti-oncogenen
104
3.1.5.4 Recombinant DNA
107
3.1.5.5 DNA-identificatie
109
3.1.5.6 De moleculaire klok
112
3.1.5.7 Verouderlijk DNA
113
3.1.5.8 Het menselijk-genoomproject
114
3.1.5.8.1 Opzet en doelstellingen van het Human Genome Project
114
3.1.5.8.2 Het menselijk genoom ontcijferd?
115
3.2 GENETISCHE VERSCHIJNSELEN OP CYTOLOGISCH NIVEAU
120
3.2.1 De lokalisatie van de genen in de cel
120
3.2.2 De overerving van chromosomen
125
3.2.2.1 Mitose
126
3.2.2.2 Meiose
128
3.2.3 De segregatie en recombinatie van genen
130
3.2.4 Maatschappelijke betekenis van meiosis en bevruchting
131
3.3 GENETISCHE VERSCHIJNSELEN OP FAMILIAAL NIVEAU
132
3.3.1 Pre- en post-mendelse erfelijkheidsleer
132
3.3.2 De Wetten van Mendel
135
3.3.2.1 De uniformiteitswet
135
3.3.2.2 De splitstingswet
135
3.3.2.3 De onafhankelijkheidswet
139
3.3.3 Geslachtsgebonden overerving
139
3.3.4 De Mendelse stamboompatronen
142
3.3.5 De genetische relatie tussen individu en populatie
144
3.4 GENETISCHE VERSCHIJNSELEN OP POPULATIENIVEAU
146
3.4.1 Inhoud, geschiedenis en betekenis van de populatiegenetica
146
3.4.2 De genetische voorplantingsgemeenschap
148
3.4.3 Genetische polymorfismen
149
3.4.4 Fenotypen-, genotypen- en allelenfrequenties
150
3.4.5 De Hardy-Weinberg wet
151
3.4.6 Enkele praktische toepassingen van de Hardy-Weinbergwet
156
3.4.7 Proximale factoren die de genetische samenstelling en structuur van populaties veranderen
157
3.4.7.1 Het verschil tussen samenstelling en structuur van populaties
157
3.4.7.2 Wijzigingen van de bevolkingssamenstelling
158
3.4.7.2.1 Mutatie
158
3.4.7.2.2 ‘Genetic drift’
161
3.4.7.2.3 Migratie
163
3.4.7.2.4 Selectie
163
3.4.7.2.4.1 De betekenis van reproductieve fitness
164
3.4.7.2.4.2 De demografische instrumenten van de selectie
165
3.4.7.2.4.3 Vormen van selectie
167
3.4.7.2.4.4 Selectie en adaptatie
171
3.4.7.3 Wijziging van de bevolkingsstructuur
171
3.4.7.3.1 ‘Mate selection’
172
3.4.7.3.2 Inteelt
172
3.4.7.3.3 Exogamie
173
3.4.7.3.4 Voorkeurspaarvorming
173
3.4.8 Moleculaire analyse van populatiegenetische processen
174
HOOFDSTUK 4 : Milieu terminanten van fenotypische variabiliteit
177
4.1 HET FYSISCH MILIEU
182
4.1.1 Fenotypische aanpassing aan de temperatuur
182
4.1.2 Invloed op straling
186
4.1.2.1 Fenotypische aanpassing aan licht
186
4.1.2.2 Effecten van ioniserende straling
187
4.1.3 Fenotypische aanpassing aan hoogte 4.2 HET BIOLOGISCHE MILIEU
189 192
4.2.1 Effecten van het eigen organische milieu
192
4.2.2 Invloeden van andere organismen
193
4.2.2.1 Invloeden van soortgenoten
193
4.2.2.1.1 Effecten van het prenatale milieu
193
4.2.2.1.2 Invloeden van het gezinsmilieu
194
4.2.2.1.3 Invloeden van de populatie
196
4.2.2.2 Invloeden van andere soortgenoten
198
4.2.2.2.1 Invloeden van de voeding
199
4.2.2.2.1.1 Enkele basisbegrippen uit de voedingsleer
199
4.2.2.2.1.2 De essentiële voedingsstoffen van de mens
200
4.2.2.2.1.3 Optimale voeding, ondervoeding en overvoeding
206
4.2.2.2.2 Invloeden van parasitisme
210
4.2.2.2.2.1 Enkele begrippen
210
4.2.2.2.2.2 Systematiek
211
4.2.2.2.2.3 De kans op parasitaire besmetting
212
4.2.2.2.2.4 De rol van parasitisme in maatschappelijke ontwikkelingen
216
HOOFDSTUK 5 : Wisselwerking erfelijkheid-milieu
219
5.1 POLYGENEN
220
5.1.1 Kwantitatieve versus kwalitatieve variabiliteit
221
5.1.2 Biometrische versus mendelse genetica?
222
5.1.3 Het polygenische overervingsmechanisme
224
5.1.4 Typologie van kwantitatieve variabiliteit
230
5.1.5 Verborgen variabiliteit
233
5.2 DE BEPALING VAN HET AANDEEL VAN ERFELIJKE EN MILIEUFACTOREN
236
5.2.1 Genotype en fenotype
236
5.2.2 Individu – versus populatiebenadering
237
5.2.3 De fractionering van de populatievariantie
237
5.2.3.1 Heritabiliteit en modificabiliteit
238
5.2.3.2 Additieve en dominantievariantie
239
5.2.3.3 Voorkeurpaarvormingvariantie
240
5.2.3.4 Milieuvariantie
240
5.2.3.5 Epistasis, interactie en covariantie
241
5.2.4 Misverstanden inzake heritabiliteit
243
5.2.5 Selectie en heritabiliteit
244
5.3 OVERERVING VAN GEDRAGSKENMERKEN
245
5.3.1 Evolutie en sociale betekenis
245
5.3.2 De ontwikkeling van de psychogenetica
246
5.3.3 Methoden in de psychogenetica
247
5.3.3.1 Stamboomanalyse
248
5.3.3.2 Biometrische methoden
249
5.3.3.3 Karyotypologische methoden
252
5.3.3.4 Biochemische methoden
253
5.3.4 Overerving van normale gedragskenmerken 5.3.4.1 Cognitieve persoonlijkheidskenmerken
253 253
5.3.4.1.1 Definitieve en meting
254
5.3.4.1.2 Intelligentie en persoonlijkheid
258
5.3.4.1.3 Overerving
261
5.3.4.1.4 De rol van omgevingsfactoren
266
5.3.4.2 Andere persoonlijkheidskenmerken
268
5.3.4.3 Groepsverschillen in erfelijk bepaalde gedragskenmerken
270
5.3.5 Overerving van abnormale gedragskenmerken
272
5.3.5.1 Grenzen van normaliteit–abnormaliteit
272
5.3.5.2 Geestesafwijkingen
273
5.3.5.2.1 Oligofrenieën
274
5.3.5.2.2 Psychopatologieën
274
5.3.5.3 Normatieve afwijkingen
276
5.3.5.3.1 Criminaliteit
276
5.3.5.3.2 Alcoholisme
284
DEEL II : SITUERING VAN DE MENS IN DE EVOLUTIE HOOFDSTUK 6 : Ontwikkeling van de evolutietheorie
289
6.1 PRE-WETENSCHAPPELIJKE OPVATTINGEN
290
6.2 PRE-DARWINISTISCHE EVOLUTIETHEORIEÊN
295
6.3 DE THEORIE VAN DARWIN EN WALLACE
300
6.4 IMPLICATIES VAN HET DARWINISME
303
6.5 DE ONTWIKKELING VAN DE SYNTHESE-EVOLUTIETHEORIE
309
6.5.1 Mendelisme versus darwinisme
310
6.5.2 De synthese-evolutietheorie
310
6.5.3 Neutralisme versus slectionisme
313
6.5.4 ‘Punctuated equilibria’ versus gradualisme 314 6.5.5 Lamarckisme versus darwinisme
316
6.5.6 Een eerste voorbeeld van culturele regressieve (r)evolutie: het lysenkoïsme
317
6.5.7 Adaptatie versus exaptatie
318
6.5.8 Verwantschapsselectie
318
6.5.9 De zelf -organisatorische dynamiek van complexe systemen
319
6.5.10 De hedendaagse synthese-evolutietheorie
320
6.5.11 Een tweede voorbeeld van culturele regressieve evolutie: het ‘wetenschappelijk’ creationisme
321
HOOFDSTUK 7 : Evolutie van de primaten
327
7.1 ALGMENE KARAKTERISERING VAN DE ORDO PRIMATA
329
7.2 TAXONOMIE EN VERSPREIDING VAN NU LEVENDE VORMEN
331
7.3 ONDERLINGE VERGELIJKING VAN DE HUIDIGE PRIMATEN
337
7.3.1 Moleculair – antropologische bevindingen
337
7.3.2 Cytogenetica
341
7.3.3 Ontogenie
343
7.3.4 Algemene lichaamsbouw
349
7.3.4.1 Voortbeweginsgswijze
349
7.3.4.2 De hand
353
7.3.4.3 Het gebit
355
7.3.4.4 De schedel
359
7.3.4.5 De hersenen
361
7.4 FOSSIELE PRIMATEN
370
7.4.1 De betekenis van fossielen
370
7.4.2 De oorsprong van primaten
372
7.4.3 De oorsprong en de ontwikkeling van de Prosimii
375
7.4.4 De oorsprong en ontwikkeling van de hogere primaten
376
7.4.4.1 De primaten van het Oligoceen
376
7.4.4.2 De Hominioidea van het Mioceen
379
7.4.4.3 De fossiele Cercopithecoidea
382
7.5 DE FYLOGENETISCHE PLAATS VAN DE MENS IN DE ORDO PRIMATA
382
HOOFDSTUK 8 : Evolutie van de hominiden
391
8.1 ENKELE HISTORISCHE HOOGTEPUNTEN IN DE PALEOANTROLOGIE
391
8.2 OVERZICHT VAN DE FOSSIELE HOMINIDEN
400
8.2.1 Australopithecus
403
8.2.2 Is de Australopithecus de eerst voorouder van de mens?
417
8.2.3 Homo habilis en Homo rudolfenis
424
8.2.4 Pithecanthropus
426
8.2.5 Homo sapiens
436
8.2.5.1 De archaïsche Homo sapiens
439
8.2.5.1.1 De vroeg-archaïsche Homo sapiens uit het Midden-Pleistoceen
440
8.2.5.1.2 De laat-archaïsche Homo sapiens uit het vroege Boven-Pleistoceen
445
8.2.5.2 De moderne Homo sapiens
455
8.3 FYLOGENIE VAN DE HOMINIDEN
457
8.3.1 De kwestie van de ‘missing link’
458
8.3.2 Het graduele karakter van de hominisatie
459
8.3.3 De kwestie van de transiteis
462
8.3.3.1 Multiregionale continuïteit of migratie
497
8.3.3.2 De bevindingen van moleculair-genetisch onderzoek
473
8.3.3.3 De effecten van demografische flessenhalzen
481
HOOFDSTUK 9 : Het menselijk evolutiemechanisme
489
9.1 ALGEMEEN-BIOLOGISCHE REFERENTIEKADERS TER VERKLARING VAN DE AANWEZEIGHEID/EVOLUTIE VAN EEN KENMERK OF GROEPE KENMERKEN
489
9.1.1 De algemene evolutietheorie
490
9.1.2 De functionele samenhang tussen variabelen
490
9.1.3 De betekenis van gedrag voor de studie van de evolutie en vice versa
493
9.1.4 Associatie versus causaliteit
494
9.2 ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE CONDITIONELE EN CAUSALE FACTOREN VAN DE HOMINISATIE 496 9.2.1 Fysische-milieufactoren 9.2.1.1 Ecologische veranderingen die ten grondslag liggen aan de primatenradiatie
497 498
9.2.1.2 Ecologische veranderingen die ten grondslag liggen aan de hominidenradiatie 500 9.2.1.3 De evolutie van de mens en de rol van het klimaat
506
9.2.2 Biologische factoren
509
9.2.2.1 Grijphand
509
9.2.2.2 Gezichtszin
510
9.2.2.3 Oprichten van de romp
511
9.2.2.4 Maturatieduur en levensduur
520
9.2.2.5 Reuzegroei
521
9.2.2.6 Seksualiteit
523
9.2.2.7 Hersengroei
525
9.2.3 Culturele factoren
528
HOOFDSTUK 10 : Ontstaan en evolutie van het sociale leven
533
10.1 DE BIOLOGISCHE STUDIE VAN HET SOCIALE LEVEN
533
10.1.1 Sociale biologie en sociobiologie
533
10.1.2 De vervollediging van het sociobiologische paradigma
534
10.1.2.1 De gedragsecologie
534
10.1.2.2 De evolutionaire psychologie
536
10.1.2.3 Synthese
541
10.1.3 De sociobiologische controverse
543
10.2 DE ADAPTIEVE WAARDE VAN SOCIAAL GEDRAG
547
10.3 GENETISCH EGOÏSME VERSUS SOCIAAL ALTRUÏSME
550
10.3.1 Individuele competitie versus sociale coöperatie
550
10.3.2 Altruïsme:een therminologische verduidelijking
550
10.3.3 Genen en altruïstisch gedrag
551
10.3.4 Altruïstisch gedrag: een paradox in de darwinistische evolutietheorie?
551
10.4 BIOLOGISCH-EVOLUTIEVE VERKLARINGEN VOOR DE OVERERVING VAN ALTRUÏSTISCHE GEDRAGSKENMERKEN
552
10.4.1 Groepsselectie
552
10.4.2 Verwantenselectie
555
10.4.3 Wederkerig altruïsme
559
10.4.3.1 Toevallig vs. Niet-toevallige toebedeling van altruïstisch gedrag
560
10.4.3.2 Grof versus subtiel bedrog
560
10.4.3.3 TIT-FOR-TAT”-strategie en evolutionair stabiele strategie (ESS)
562
10.4.4 Sociale dwang
567
10.5 ZELFZUCHTIGHEID EN ONBAATZUCHTIGHEID: EEN EVOLUTIEVE HERDEFINIËRING
568
10.6 EVOLUTIE VAN HET SOCIALE LEVEN BIJ HOMINIDEN
569
10.6.1 De hulpeloosheid van het mensenkind
570
10.6.2 De ontwikkeling van groepsgewijze verzameling van voedsel
571
10.6.3 De ontwikkeling van wapens
573
10.6.4 De wisselwerking tussen interpopulatiecompetitie en populatieomvang
573
HOOFDSTUK 11 : Cultuur en evolutie
577
11.1 CULTUUR VS. NATUUR
577
11.2 VORMEN VAN CULTUUR
578
11.3 PREHISTORISCHE CULTUURPERIODEN
579
11.3.1 Protocultuur
579
11.3.2 Het steentijdperk
581
11.3.2.1 Het paleolithicum
582
11.3.2.1.1 Het Oud-Paleolithicum
582
11.3.2.1.2 Het Midden- Paleolithicum
587
11.3.2.1.3 Het Jong- Paleolithicum
590
11.3.2.2 Het Mesolithicum
593
11.3.2.3 Het Neolithicum
594
11.3.3 Het Metaaltijdperk 11.4 DE EVOLUTIE VANDE ONDERSCHEIDEN CULTUURVORMEN
594 595
11.4.1 Technologie
595
11.4.2 Taal
595
11.4.2.1 De biologische grondslagen van de spraak
597
11.4.2.2 Evolutie van de spraak
599
11.4.3 Moraal/ religie/magie
603
11.4.4 Sociale organisatie
611
11.5 BIO-CULTURELE CO-EVOLUTIE
618
11.5.1 Biologische en culturele evolutie
620
11.5.2 De genese, verspreiding en overdracht van biologische en culturele kenmerken
625
11.5.2.1 Theorieën en modellen van bio-culturele coevolutie
625
11.5.2.2 Processen van culturele evolutie
627
11.5.3 De ontogenese van co-evoluerende biologische en culturele kenmerken
631