algemeen INHOUDSOPGAVE Algemeen Verklaring van overeenstemming......................2 Veiligheidsnormen................................................45 Waarschuwingen Waarschuwingen vóór de installatie..............46 Na te leven reglementering veiligheidsvoorschriften.....................................47 Reiniging van het verwarmingssysteem......48 Installaties met vloerverwarming...................48 CE Markering...........................................................48 Typeplaatje..............................................................48 Aansluiting van de luchttoevoerleidingen en afvoerleidingen van rookgassen................49 Type aansluiting van de ketel op de rookgasafvoerleiding.....................................49 Elektrische aansluitingen...................................49 Beschrijving van het product Bedieningspaneel.................................................50 Principeschema......................................................50 Afmetingen..............................................................51 Minimum afstanden de installatie..................51 Installatie-afmetingen ........................................52 Installatie Installatie van het kraanaansluitblok.............53 Prefabricage............................................................53 Aansluiting van de leidingen............................53 Reiniging de installatie........................................53 Beschrijving van het kraanaansluitblok 11..53 Instructies voor demonteren van de omkasting en inspectie van het toestel.............................54 Installatie van de ketel.........................................55 Afvoer van condenswater..................................56 Aansluiting rookgasafvoerleidingen..............57 Coaxiale aansluiting.............................................58 Biflux aansluiting...................................................59 Elektrische aansluitingen...................................61 Aansluiting randapparatuur..............................61 Aansluiting kamerthermostaat........................61 Elektrische schema...............................................62
Opstarten Tapwaterkring........................................................63 Verwarmingskring................................................63 Gaskring ................................................................63 Elektrische kring....................................................63 Functie roetverwijdering....................................63 Regeling en opstarten.........................................64 Bedieningspaneel.................................................64 Inbedrijfstelling Display . ..................................................................65 Functie roetverwijdering en analyse van de verbrandingsgassen.............................................66 Controle van de gasregelingen........................66 Analyse van de verbranding bij maximum gasdebiet............................................66 Functie roetverwijdering....................................66 Analyse van de verbranding bij minimum gasdebiet.............................................67 Instelling van het maximaal vermogen in verwarming........................................................68 Langzame ontstekings........................................68 Instelling van de ontstekingsvertraging van de verwarming...............................................68 Tabel gasregeling..................................................68 Weergave - regeling - diagnose.......................69 Info ...........................................................................78 SRA-functie..............................................................79 Beschermingssystemen ketel Veiligheidsstop.......................................................80 Noodblokkering.....................................................80 Antivriesfunctie......................................................80 Tabel met foutcodes.............................................81 Onderhoud Algemene opmerkingen....................................82 Reiniging van de primaire warmtewisselaar 82 Reiniging sifon........................................................82 Bedrijfstest...............................................................82 Legen van het verwarmingscircuit.................83 Informatie voor de gebruiker............................83 Technische kenmerken Tabel technische kenmerken............................84
44
algemeen Veiligheidsnormen Legenda van de symbolen: Het niet opvolgen van deze aanwijzingen leidt tot risico van verwondingen van personen, die in bepaalde omstandigheden zelfs dodelijk kunnen zijn. Wanneer u deze waarschuwingen niet naleeft riskeert u dat voorwerpen, planten of dieren in bepaalde omstandigheden zelfs zwaar geschaad kunnen worden. Installeer het apparaat tegen een stevige wand die niet aan trillingen is blootgesteld. Lawaai tijdens de werking. Tijdens het boren in de muur moet u zorgen dat bestaande elektrische kabels of leidingen niet beschadigd worden. Elektrische schokken door het aanraken van geleiders die onder spanning staan. Explosies, brand of vergiftiging door gaslekken vanuit beschadigde leidingen. Beschadiging van voorgaande installaties. Overstroming door waterlek uit beschadigde leidingen. Voer de elektrische aansluitingen uit met behulp van geleiders die een juiste diameter hebben. Brand door oververhitting als gevolg van doorgang elektrische stroom in te kleine kabels. Bescherm leidingen en verbindingskabels om ze voor beschadiging te behoeden. Elektrische schokken door het aanraken van geleiders die onder spanning staan. Explosies, brand of vergiftiging door gaslekken vanuit beschadigde leidingen. Overstroming door waterlek uit beschadigde leidingen. Controleer of het vertrek waar u de installatie uitvoert en het net waar u het apparaat op aansluit aan alle voorschriften voldoen. Elektrische schokken door het aanraken van niet goed geïnstalleerde geleiders die onder spanning staan. Beschadiging van het apparaat door verkeerde bedrijfsomstandigheden. Gebruik geschikt gereedschap en werktuig, in het bijzonder moet u controleren dat het gereedschap niet beschadigd of versleten is en dat het handvat in orde is en er stevig opzit; verder moet u het op de juiste manier gebruiken, voorkomen dat het valt en het na gebruik weer opbergen. Persoonlijk letsel door rondvliegende splinters of stukken, inademen van stof, wonden door stoten, snijden, prikken of schaven. Beschadiging van het apparaat zelf of omliggende voorwerpen door rondvliegende splinters, stoten en sneden. Gebruik alleen speciale elektrische apparatuur (zorg er vooral voor dat de voedingskabel en de stekker heel zijn en dat ronddraaiende of bewegende delen goed vast zitten). Gebruik alles op de correcte manier, zorg dat de voedingskabel niet in de weg zit, zorg dat de apparatuur niet naar beneden valt, haal de stekkers uit het stopcontact en leg alles na ieder gebruik op een veilige plaats neer. Persoonlijk letsel door rondvliegende splinters of stukken, inademen van stof, stoten, sneden, prikken, schaafwonden, geluid, trillingen. Beschadiging van het apparaat zelf of omliggende voorwerpen door rondvliegende splinters, stoten en sneden. Controleer dat verplaatsbare trappen op de juiste manier neer worden gezet, dat ze van een degelijke kwaliteit zijn, dat de treden heel zijn en niet glad, dat er niet iemand tegenaan kan lopen of rijden terwijl er iemand op staat, laat eventueel iemand hierop letten. Persoonlijk letsel door het naar beneden vallen of door beklemming (bij een vouwtrap).
Controleer dat werkbruggen op de juiste manier worden geplaatst en dat ze van een degelijke kwaliteit zijn, dat de treden ongeschonden zijn en niet glad, dat ze handrails hebben voor het klimmen, en relingen op het horizontale deel. Persoonlijk letsel door het naar beneden vallen. Controleer bij het werken op hoge plaatsen (in het algemeen meer dan twee meter) dat er relingen zijn langs de loopruimte op de werkplek of individuele veiligheidsriemen tegen het vallen, controleer dat men tijdens een val niet tegen gevaarlijke objecten kan stoten en dat een eventuele val gebroken wordt door zacht materiaal. Persoonlijk letsel door het naar beneden vallen. Zorg ervoor dat de werkplaats goede condities biedt voor wat betreft verlichting, ventilatie en soliditeit. Persoonlijk letsel door stoten, struikelen, enz. Gebruik geschikt materiaal voor de bescherming van het apparaat en van de plek rond het werkgebied. Beschadiging van het apparaat zelf of andere voorwerpen door rondvliegende splinters, stoten of sneden. Verplaats het apparaat met de juiste beschermingsmaatregelen en met de nodige voorzichtigheid. Beschadiging van het apparaat zelf of nabije voorwerpen door stoten, snijden of klemmen. Trek, voordat u aan het werk gaat, veiligheidskleding aan en gebruik de speciale individuele veiligheidsvoorzieningen. Persoonlijk letsel door schokken, rondvliegende splinters of stukken, inademen van stof, wonden door stoten, snijden, prikken, schaven, lawaai of vibraties. Organiseer de verplaatsingen van materiaal en gereedschap op zo’n manier, dat dit op een veilige manier kan gebeuren, voorkom dat materiaal wordt opgestapeld en kan vallen of schuiven. Beschadiging van het apparaat zelf of nabije voorwerpen door stoten, snijden of klemmen. De werkzaamheden aan het apparaat zelf moeten zeer voorzichtig worden uitgevoerd om niet plotseling tegen scherpe delen aan te stoten. Persoonlijk letsel door snijden, prikken of schaven. Heractiveer alle veiligheidsvoorzieningen en controles, die u gedurende een ingreep op het apparaat heeft moeten uitschakelen en controleer, voordat u het apparaat weer inschakelt, dat alle voorzieningen weer werken. Explosies, brand of vergiftiging door gaslekken of gebrekkige rookgasafvoer. Beschadiging of blokkering van het apparaat door ongecontroleerde werking. Voordat u ze aanraakt dient u de onderdelen die warm tapwater kunnen bevatten te legen, door eventuele ontluchtingsgaten te activeren. Persoonlijk letsel door brandwonden. Ontkalk onderdelen waar kalk op is afgezet, volgens de aanwijzingen die u kunt terugvinden op het veiligheidsinformatieblad van het gebruikte apparaat; het vertrek moet geventileerd zijn, u moet beschermende kleding dragen, geen verschillende producten mengen en het apparaat en de voorwerpen in de buurt ervan beschermen. Persoonlijk letsel door contact van huid of ogen met zuurhoudende substanties, inademen of slikken van schadelijke chemische stoffen. Beschadiging van het apparaat zelf of omliggende voorwerpen vanwege corrosie door zuurhoudende stoffen. In het geval u een brandlucht ruikt of rook uit het apparaat ziet komen, moet u de elektrische voeding uitschakelen, de ramen openen en een installateur inschakelen. Persoonlijk letsel door brandwonden, inademen van rook, vergiftiging.
45
Waarschuwingen Waarschuwingen voor de installateur Dit apparaat dient voor de productie van warm tapwater voor huishoudelijk gebruik. Het moet worden aangesloten op een verwarmingsinstallatie en op een leidingsnet voor warm tapwater die qua prestaties en vermogen geschikt zijn. Het is verboden het toestel voor andere doeleinden te gebruiken dan voor hetgeen hier wordt beschreven. De fabrikant kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele schade die voortkomt uit oneigenlijk, fout of onredelijk gebruik, of voor het niet opvolgen van de aanwijzingen in deze handleiding. De installatie, het onderhoud en iedere andere ingreep moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende normen en de door de fabrikant gegeven aanwijzingen. Een verkeerde installatie kan schade veroorzaken aan personen, dieren of dingen, waarvoor de fabrikant niet verantwoordelijk kan worden gesteld. In het geval van een storing en/of een verkeerde werking moet u het toestel uitzetten, de gaskraan afsluiten en niet zelf aan het apparaat sleutelen, maar u tot een erkende installateur wenden. Voor elke ingreep van onderhoud of reparatie aan de ketel moet u eerst de elektrische voeding uitschakelen door de externe dubbelpolige schakelaar in de stand “OFF” te zetten. Eventuele reparaties moeten altijd met originele onderdelen en door gekwalificeerde installateurs worden uitgevoerd. Het veronachtzamen van het bovenstaande kan de veiligheid van het apparaat in gevaar brengen en sluit iedere aansprakelijkheid van de fabrikant uit. In het geval van werkzaamheden of onderhoud van structuren in de buurt van de leidingen of de luchtafvoersystemen en toebehoren moet u het toestel uitschakelen door de externe tweepolige schakelaar op de stand OFF te zetten en de gaskraan dicht te draaien. Na afloop van de werkzaamheden dient u de efficiëntie van de kanalen en andere voorzieningen door een gekwalificeerde installateur laten controleren. Om de buitenkant van de ketel te reinigen moet u hem eerst uitzetten door de externe schakelaar op de stand “OFF” te zetten. Reinig hem met een vochtig doekje en zeep. Gebruik geen bijtende middelen, insectenverdelgers of andere giftige producten. Het navolgen van de geldende voorschriften maakt het 46
mogeljk een veilige, milieubewuste en energiebesparende werking te garanderen. Als u een kit of accessoires gebruiktdient u uitsluitend originele onderdelen te gebruiken. Let op de volgende punten alvorens de ketel aan te sluiten: • installeer de ketel niet in een ruimte waar de lucht voor de verbranding rijk aan chloor is (type zwembadomgeving) en/of andere schadelijke producten zoals ammoniak (kapsalon), alkalische producten (wassalon)... • controleer of de ketel geschikt is voor het beschikbare type gas (lees de informatie op het etiket op de verpakking en op het typeplaatje van de ketel) • controleer op de etiketten op de verpakking en op het typeplaatje op het apparaat of de ketel bestemd is voor het land waarin hij zal worden geïnstalleerd en of het type gas waarvoor de ketel is ontworpen overeenstemt met één van de toegelaten types in het land van bestemming. Het zwavelgehalte van het gebruikte gas moet onder de van toepassing zijnde Europese normen liggen: piekwaarde in het jaar gedurende een korte tijd: 150 mg/m3 gas en gemiddelde door het jaar van 30 mg/m3 gas De gastoevoerkring moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de specifieke normen en met conforme afmetingen. Let tevens op het maximale vermogen van de ketel en zorg ervoor dat de afmetingen en de aansluiting van de afsluiter conform zijn. Maak vóór de installatie de gastoevoeraansluiting op de ketel zorgvuldig schoon om eventuele resten te verwijderen die de werking van de ketel zouden kunnen belemmeren. Vergeet ook niet te controleren of de druk van het gas naar de ketel conform is. Controleer of de maximum druk van de watertoevoer 5 bar of minder is. Anders moet u een drukregelaar installeren. Bij een waterhardheid van meer dan 20°f moet het water behandeld worden.
Waarschuwingen Reglementering Alleen een erkende vakman mag dit toestel plaatsen en indienststellen, conform aan de regels van de kunst. Onze waarborg is hieraan onderhevig. De ketel moet geïnstalleerd worden volgende de geldende normen : NBN D51-003, NBN B 61-002, A.R.E.I en volgens de voorschriften van BELGAQUA. Bij de installatie moet men een gekeurde gaskraan (niet bijgeleverd) voorzien voor het toestel. Bij plaatsing van de ketel in een badkamer moet deze geïnstalleerd worden buiten de veiligheidszone van het bad of de douche. Aanbeveling : Indien de streek blootgesteld is aan onweer en blikseminslag (risico-streken of op het einde van een lijn) een specifieke bescherming van de installatie plaatsen want onze waarborg kan niet worden toegepast op de elektronische componenten indien deze niet uitgerust is met een bliksemafleider of een spanningsregelaar. Belangrijke opmerking voor de toestellen bestemd om in België geinstalleerd te worden De ervaring leert ons dat overdrukken regelmatig voorkomen in de hydraulische kringen in Begië, meer bepaald, gevolggevend aan een drukstoot. Het is dus verplicht om bij de installatie van ons materiaal, voor onze wandketels een drukverminderaar te plaatsen die deze druk beperkt tot het maximum vermeld in het installatie-boekje, evenwel laten wij een afwijking van 1 bar toe. Het is tevens verplicht een anti-terugslagklep te plaatsen. Men moet noteren dat in geval de hierboven vermelde aanbevelingen niet werden opgevolgd, men geen beroep zal kunnen doen op de waarborg of de verantwoordelijkheid van onze firma als constructeur of importeur, in geval van problemen, en deze zullen systematisch afgewezen worden. De weergegeven maatregelen maken aldus deel uit van de “regels van de kunst” die te volgen zijn bij de installatie van de ketel.
Bescherming van de drinkwaterkring Een bescherming conform aan artikel 27 van het reglement BELGAQUA moet voorzien worden. Deze wandketel is uitgerust met een onderbreker met verschillende drukzones, en beantwoordt aan de norm om de terugslag van het verwarmingswater naar de drinkwaterkring te vermijden. Deze onderbreker moet jaarlijks nagekeken worden bij het onderhoud. Het is aangeraden de vulkraan van de wandketel éénmaal per maand te laten werken teneinde een eventuele verharding van het binnenwerk tegen te gaan.
47
Waarschuwingen Reiniging van het verwarmingssysteem Bij installatie op oude verwarmingssystemen is er vaak sprake van stoffen en toevoegingen in het water die een negatieve invloed kunnen hebben op de werking en de levensduur van de nieuwe ketel. Voordat u de installatie uitvoert moet u het systeem grondig doorspoelen om eventuele resten of vuil te verwijderen die de goede werking ervan kunnen verhinderen. Controleer dat het expansievat de correcte inhoud heeft voor de hoeveelheid water dat in het systeem zit. Installaties met vloerverwarming Bij installaties met vloerverwarming moet een veiligheidselement worden gemonteerd op de vertrekaansluiting voor de vloerverwarming. Zie het hoofdstuk "Elektrische aansluitingen" voor de elektrische aansluiting van de thermostaat. Bij een te hoge toevoertemperatuur valt de ketel stil zowel voor sanitair water als voor verwarming en verschijnt foutcode 1 16 “thermostaat vloerverwarming open” op het display. De ketel wordt weer opgestart zodra de thermostaat met automatische reset wordt gesloten. De installatie en de eerste ontsteking van de ketel moeten door erkende installateurs worden uitgevoerd, volgens de geldige nationale installatienormen en volgens eventuele voorschriften van de locale overheid en instellingen voor de volksgezondheid. Na de installatie van de ketel moet de installateur het conformiteitscertificaat en de gebruiksaanwijzing overhandigen aan de gebruiker en de werking van de ketel en de veiligheidssystemen uitleggen OPGELET Er mogen geen ontvlambare voorwerpen in de nabijheid van de ketel geplaatst worden. Controleer of het vertrek waar men de installatie uitvoert en het net waar men het apparaat op aansluit aan alle voorschriften voldoen. Als inhet vertrek waar de ketel wordt geplaatst agressieve stoffen en/of dampen zijn, moet het apparaat onafhankelijk van de lucht van het vertrek kunnen functioneren. 48
CE Markering De CE markering garandeert dat het apparaat aan de essentiële rekwisieten voldoet van de norm betreffende gasapparaten 90/396/EEG, aan de essentiële rekwisieten voldoet van de richtlijn betreffende de Elektromagnetische Compatibiliteit 2004/108/EEG, aan de elektrische veiligheid 2006/95/EEG en bovendien voldoet aan de richtlijn 92/42/EEG betreffende het rendement.
Typeplaatje 2
1 4
3
5
6 7 MAX
8 12
9 10 Gas mbar Gas mbar
11
13
16 19
14 15
MIN
17
18 20 21 22
Legenda : 1. Merk 2. Fabrikant 3. Model - Serienummer 4. Commerciële referentie 5. Homologatie nummer 6. Land van bestemming - categorie gas 7. Gasregeling 8. Type Installatie 9. Elektrische gegevens 10. Maximale druk bij sanitair 11. Maximumdruk verwarming 12. Type ketel 13. NOx klasse / Rendement 14. Nominaal calorisch debiet op verwarming 15. Nuttig vermogen Verwarming 16. Specifiek debiet 17. Rendement ketelvermogen 18. Nominaal calorisch debiet op sanitair 19. Bruikbaar gas 20. Ruimtetemperatuur werking max/min 21. Maximaal verwarmingstemperatuur 22. Maximaal sanitairtemperatuur
Waarschuwingen Aansluiting luchttoevoer en rookgasafvoer De ketel is geschikt voor bedrijf in modaliteit B waarbij lucht uit de kamer wordt gebruikt en in modaliteit C waarbij lucht van buiten wordt aangezogen. Bij het installeren van de rookgasafvoer moet u goed letten op de luchtdichtheid hiervan om te voorkomen dat de rookgassen in het circuit voor de luchtaanvoer terechtkomen. De horizontaal geïnstalleerde buizen moeten een helling van 3% naar de ketel om condens te kunnen afvoeren. Bij een installatie van het type B moet het vertrek waarin de ketel wordt geïnstalleerd voorzien zijn van een geschikte ventilatieopening, conform de geldende de voorschriften. In lokalen met risico van bijtende dampen (bijvoorbeeld wasserettes, kapsalons, ruimten waar men galvaniseert enz.) is het uiterst belangrijk om installaties van het type C te gebruiken, waarbij verbrandingslucht van buiten aan wordt gezogen. Op die manier beschermt men de ketel tegen de gevolgen van corrosie. Toestellen van het type C, met een gasdichte verbrandingskamer en luchttoevoercircuit, stellen geen beperkingen aan verluchting of afmetingen van het vertrek. Om de werking van de ketel niet in gevaar te brengen moet de temperatuur in de installatieplaats binnen de bedrijfslimieten vallen en mag de ketel niet rechtstreeks in contact komen met stoffen in de omgevingslucht. Een opening met de minimumafstanden is voorzien voor toegang tot de onderdelen van de ketel. Voor het uitvoeren van coaxiale aanzuig-/afvoersystemen dient u originele onderdelen te gebruiken. Bij werking met het nominale thermische vermogen bereikt men bij de afvoer geen temperaturen boven de 80°C, desondanks moet men de van kracht zijnde voorschriften ten aanzien van de veiligheidsafstanden tot materialen en het passeren door brandbare structuren respecteren. De aansluiting tussen de afvoerkanaalstukken moet met mannelijke/vrouwelijke uiteinden en gasdichte afdichtingen worden uitgevoerd. De insteekaansluitingen moeten in tegenovergestelde richting lopen ten opzichte van de richting waarin de condens loopt. Soorten aansluitingen van de ketel op het rookgaskanaal - coaxiale aansluiting van de ketel op het rookgaskanaal van de luchttoevoer/-afvoer, - dubbele aansluiting van de ketel op het rookgasafvoerkanaal en luchttoevoer van buitenaf, - dubbele aansluiting van de ketel op het rookgasafvoerkanaal en luchttoevoer vanuit het vertrek. Bij het aansluiten van de ketel op het rookgaskanaal moeten condensbestendige producten worden gebruikt. Voor de lengten en richtingsveranderingen van de aansluitingen moet u de tabel voor de verschillende soorten afvoer raadplegen. De aansluitkits voor luchttoevoer/rookgasafvoer worden afzonderlijk geleverd naar gelang de installatievereisten. De ketel is voorzien voor aansluiting op
een coaxiaal systeem voor luchttoevoer en rookgasafvoer. Bij een drukval in de leidingen moet u de catalogus van het toebehoren raadplegen. Voor de berekeningsmethode, de waarden van de effectieve lengten en de voorbeelden, raadpleeg de catalogus van het toebehoren. OPGELET Controleer of de afvoer en ventilatiedoorgangen niet geblokkeerd zijn. Controleer of er geen verlies is op de afvoerleidingen. Elektrische aansluitingen Voor een grotere veiligheid moet u de elektrische installatie zorgvuldig laten controleren door een vakkundige monteur. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die veroorzaakt wordt door het niet op aarde aansluiten van de installatie of door storingen in de netvoeding. Controleer dat de installatie geschikt is voor het maximale vermogen dat door de ketel wordt opgenomen en dat op het typeplaatje aangegeven wordt. De elektrische aansluiting moet worden uitgevoerd met een vaste aansluiting (gebruik geen los stopcontact) en moet worden voorzien van een tweepolige schakelaar met een minimum contactafstand van 3 mm. De kabels moeten minstens 0,75 mm2 dik zijn De correcte aansluiting op een deugdelijk aardsysteem is essentieel om de veiligheid van het toestel te kunnen garanderen. De netvoedingskabel moet worden aangesloten op een net van 230V-50Hz en de polen L-N moeten niet worden verwisseld; ook de aardleiding moet op de goede klem worden aangesloten. 120
H05V2V2-F 140
Opgelet : Als de voedingskabel beschadigd is, moet deze worden vervangen door de fabrikant, de serviceafdeling of iemand met dezelfde bevoegdheid om gevaren te voorkomen. Meervoudige stekkers, verlengsnoeren of adapters zijn verboden. Het is verboden om de leidingen van het hydraulische systeem, het verwarmingssysteem en het gas te gebruiken voor de aardaansluiting van het toestel. De ketel is niet beschermd tegen de gevolgen van blikseminslag. Indien u de netzekeringen moet vervangen, dient u snelzekeringen van 2A te nemen.
49
beschrijving van het product Principeschema
Overzichtstekening 28 1
27 26
2 25 3 24 4
23
22 6
5 7
21
8 20 19 9 10 11 12
18 17 16 15
13
1. rookgaskrans 2. h a n d b e d i e n d e luchtaflaatklep 3. brander 4. ioniseringselektrode 5. oververhittingsbeveiliging 6. temperatuursensor ingang warmtewisselaar 7. temperatuursensor uitgang warmtewisselaar 8. gasklep 9. sanitaire warmtewisselaar 10. voeler sanitair 11. sifon 12. veiligheidsklep verwarming 13. e l e k t r o n i s c h e schakeldoos 15. verwarmingsfilter 16. sanitaire debietschakelaar 17. circulator 50
A
18. warmwaterklep 19. verdeelventiel 20. pressostaat verwarmingswater 21. geluidsarm (volgens model) 22. ventilator 23. ontstekingselektroden 24. ontsteker 25. warmtezekering 26. r o o k g a s a n a l y seaansluitingen 27. expansievat 28. warmwaterreserve
B
C
D
E
A. Toevoer verwarming B. Uitgang warm tapwater C. Gastoevoer D. Uitgang koud water E. Retour verwarming
mCE
beschikbare druk Pression disponible
5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0
18-24 kW
1,5
30 kW
1,0
35 kW
0,5 0,0
l/h 0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
1100
1200 1300
beschrijving van het product Afmetingen ketel 440
ø 100 ø 60
24
246
120
120
600
520
745
370
4,5
28
60
320
232
54 54 54 54 A. B. C. D. E.
388 (25 kW) 458 (30-35 kW)
Vertrek verwarming Vertrek sanitair warm water Gastoevoer Toever sanitair koud water Retour verwarming
Minimale afstanden voor de installatie Om het onderhoud van de ketel mogelijk te maken, moeten de minimumafstanden aangegeven op de afbeelding worden nageleefd. Gebruik een waterpas om de ketel juist te installeren.
300
450
300
51
beschrijving van het product Installatie-afmetingen
PIGMA / PIGMA GREEN 25 kW PIGMA GREEN 30 kW MIRA C/MIRA C GREEN 25 kW MIRA C GREEN 30 kW ALIXIA 25 kW INOA 25/30 kW TALIA SYSTEM/ TALIA GREEN SYSTEM 12/15/18/25 kW TALIA SYSTEM 30/35 kW TALIA GREEN SYSTEM 30/35 kW TALIA/ TALIA GREEN 25 kW TALIA 30/35 kW TALIA GREEN 30/35 kW URBIA / URBIA GREEN 25 kW URBIA 30/35 kW URBIA GREEN 30/35 kW SERELIA / SERELIA GREEN 25 kW SERELIA 30/35 kW
52
A 180 180 180 180 180 246 246 246 246 246 246 246 246 246 246 339 339
B 166 166 166 166 166 232 232 232 232 232 232 232 232 232 232 325 325
C 319 388 319 388 319 385 388 388 458 388 388 458 388 388 458 481 481
installatie Installatie van het kraanaansluitblok en de bevestigingsclip Gebruik de wandafstandhouderset (leverbaar via de groothandel) wanneer de leidingen achter de ketel lopen. Prefabricage Voor installatie van het kraanaansluitblok en de bevestigingsclip: - houd het meegeleverde maatpapier voor de prefabricage op de voorziene plaats en volg de aanbevelingen op het papier op (afmetingen hiernaast zijn slechts indicatief). Aansluiting van de leidingen De verbindingsnippels worden niet bij de prefabricagekit geleverd. In de groothandel zijn verschillende sets met nippels beschikbaar. - 1ste installatie - vervanging van een Chaffoteaux-ketel - vervanging van een ketel van een ander merk Nadat het aansluitblok op de muur is bevestigd, kunt u de afstand van de kranen op het aansluitblok regelen door de 2 schroeven aan de zijkant los te draaien, waarna u de verbindingsnippels kunt aansluiten, de installatie vullen en de afdichting van de water- en de gaskring kunt controleren zonder eerst de ketel aan te sluiten. Installatie schoonmaken Wanneer de hydraulische aansluitingen klaar zijn, moet u de installatie schoonmaken met een gepast product (dispergeermiddel) om vijlsel, lasresten, oliën en allerlei smeermiddelen te verwijderen. Gebruik nooit oplosmiddelen of aromatische koolwaterstoffen (benzine, petroleum...). Behandel de verwarmingsinstallatie volledig zodra ze in dienst wordt gesteld om de pH op 9 - 9,5 te houden. Beschrijving van het kraanaansluitblok Kranen in de OPEN stand
30
31
32
33
34
35 36
36
30. Kraan vertrek verwarming 31. Vertrek s.w.w. 32. Gas aansluitingen 33. Kraan koudwatertoevoer 34. Kraan retourwater verwarming 35. Onderbreker 36. Vul- en isolatiekranen van de verwarmingskring (grijze knoppen) 53
installatie Instructies voor demonteren van de omkasting en inspectie van het toestel. Schakel altijd de voeding van het toestel uit met de externe tweepolige schakelaar en draai de gaskraan dicht alvorens werkzaamheden aan de ketel uit te voeren. Toegang tot de binnenkant van de ketel: - draai de twee schroeven van het frontpaneel (a) los, trek het paneel naar voor en haak het van de pennen bovenaan (b), - draai de elektronische schakeldoos door ze naar voor te trekken (c), - maak de twee clips los aan de onderkant van het deksel van de mengkamer van de verbrandingskamer, trek het naar voor en haak het van de pennen bovenaan (d)..
c
a d
b
54
installatie Installatie van de ketel - verwijder het frontpaneel van het apparaat - schroef de schroeven B los, verwijder getand onderdeel 37 van het aansluitblok zodat de aansluitingen vrijkomen en gooi het getand onderdeel weg - breng de ketel tot boven het aansluitblok en laat hem zakken tot hij er op rust. - breng de verschillende dichtingen aan - draai de kranen en aansluitingen van het aansluitblok vast op de aansluitingen van de plaat van de ketel De aftapopening van de onderbreker 35, de veiligheidsklep van de verwarming 12 en de klep s.w.w. 18 moeten 18 altijd op een waterafvoerleiding worden aangesloten.
12
B
B 37
55
installatie Afvoer van condenswater Sluit een plastic slang aan op de afvoersifon van het apparaat om condenswater afkomstig van de verbranding van de ketel af te voeren. Leef de installatienormen van het land van installatie na en ook de eventuele voorschriften van de plaatselijke overheden en organismen in verband met de volksgezondheid.
Voordat het apparaat voor de eerste maal wordt opgestart, dient u de sifon te vullen met water, giet ongeveer 1/4 liter water door de evacuatie-opening voor de verbrande gassen alvoresn de evacuatievoorziening te monteren of schroef de sifon onder de ketel los, vul hem met water en monteer hem weer Aandacht! Wanneer er geen of te weinig water in de sifon staat, komen er rookgassen van de afvoer terecht in de omgevingslucht
11
I
56
installatie Aansluiting rookgasafvoer De verwarmingsketel mag uitsluitend geïnstalleerd worden met een voorziening voor luchttoevoer en rookgasafvoer geleverd door de fabrikant van de verwarmingsketel. Deze voorzieningen worden afzonderlijk van het apparaat geleverd om te kunnen voldoen aan de verschillende installatiemogelijkheden. Raadpleeg voor meer informatie betreffende de toevoer/afvoervoorzieningen de bijbehorende catalogus en de installatievoorschriften die bij de voorzieningen zitten. De verwarmingsketel is gemaakt voor een aansluiting met een coaxiaal en biflux aanzuig- en rookgasafvoersysteem. Installeer condensatieketels met een helling van 3% zodat condenswater naar de ketel kan aflopen. Gebruik uitsluitend een specifieke condensatiekit. Aansluiting rookgasafvoerleidingen Installatievoorwaarden Het luchtgat zuigt lucht aan en voert eveneens de verbrandingsstoffen af naar buiten, waarbij de volgende installatievoorschriften in acht moeten worden genomen. De illustratie hieronder dient als voorbeeld ; voor alle andere configuraties, dient u onze technische dienst te raadplegen. A = 0,40 m - Minimumafstand van de as van het evacuatiegat van de verbrande gassen tot alle andere openingen. B = 0,60 m - Minimumafstand van de as van het evacuatiegat van de verbrande gassen tot alle andere luchttoevoeropeningen (ventilatie en uitgang luchtgat). C = 1,80 m - De gaten voor afvoer en luchttoevoer van de apparaten met een waterdicht circuit die uitkomen op minder dan 1,80 meter boven de vloer moeten doeltreffend beschermd worden tegen alle mogelijke invloeden van buitenaf die hun normale werking zouden kunnen belemmeren. De gaten voor de afvoer die direct uitkomen op een circulatie aan de buitenkant (met name de openbare of een eigen weg) op minder dan 1,80 meter boven de vloer, afgezien voor de toestellen met condensatie, moeten een vaste windkap hebben die de afvoergassen een richting geeft die ongeveer evenwijdig aan de muur is. D = 0,30 m - Tussen de as van het evacuatiegat van de verbrande gassen en de vloer, de dakrand of de onderkant van het balkon. E = 0,10 m - Tussen de as van het evacuatiegat voor de verbrande gassen en een dakgoot of een verticaal buizenstelsel. F = 2 m - Afstand van het evacuatiegat voor de verbrande gassen tot alle beplantingen. G en H = Nabijheid van een muurhoek van 90° zonder opening : - als H ≤ 0,50 m dan G ≥ 0,15 m - als H ≥ 0,50 m dan G ≥ 0,80 m G en H = Nabijheid van een muurhoek van 90° met opening : - G ≥ 1,0 m (ongeacht de lengte van H) - Met ventilatieraam G ≥ 0,15 m (ongeacht de lengte van H) A
B
F D D
A
E
C
B
G
B
A
H
D
57
installatie Coaxiale systemen LENGTE DIAMETER MAXIMALE KANALEN 25
12 m 36 m
60/100 80/125
30
10 m 30 m
60/100 80/125
35
8m 24 m
60/100 80/125
25
12 m 42 m
60/100 80/125
30
10 m 35 m
60/100 80/125
35
8m 28 m
60/100 80/125
25
12 m
60/100
30
TYPE
10 m
60/100
35
COAXIALE SYSTEMEN
8m
60/100
C13 Rookgasafvoer en luchttoevoer door externe muur in hetzelfde drukveld
C 33 A voer rookgassen en toevoer van lucht uit vertrekmet dakterminalin hetzelfde drukveld
C43 Afvoer rookgas en luchttoevoer door het afvoerkanaal - enkel of meervoudig rookkanaal geïntegreerd in gebouw
58
installatie Bi-flux systemen De ketel is voorzien voor aansluiting op een coaxiaal systeem voor luchttoevoer en rookgasafvoer 60/100. Voor biflux luchttoevoer en rookgasafvoer moet één van de twee luchttoevoeraansluitingen worden gebruikt. Schroef het deksel los, verwijder het en steek de aansluiting voor luchttoevoer in de aansluiting en maak ze vast met de bijgeleverde schroeven.
1, 18, , 0 & FF
mètres meters 80
Lengte rookgassen meters Longueur max. fumées
70 60 50 40 30
35 kW
20
30 kW
25 kW
18 kW
12 kW
Zone de Werkingsgebied fonctionnement
10 0
0
10
20
30
40
50
60
70
Lengte LUCHT meters Longueur max. air
80
90
100
110 mètres meters
59
installatie LENGTE DIAMETER MAXIMALE KANALEN 25
36 m (S1=S2)
30
30 m (S1=S2)
35
24 m (S1=S2)
25
60 m (S1=S2)
30
50 m (S1=S2)
35
40 m (S1=S2)
25
84 m (S1+S2)
30
70 m (S1+S2)
35
56 m (S1+S2)
25
S1=1 m (S2=83 m)
30
S1=1 m (S2=69 m)
35
S1=1 m (S2=55 m)
25
137 Pa* 84 m
30
TYPE
141 Pa* 70 m
35
BI-FLUX SYSTEMEN
128 Pa* 56 m
C13 Rookgasafvoer en luchttoevoer door externe muur in hetzelfde drukveld
80/80
C 33 A voer rookgassen en toevoer van lucht uit vertrekmet dakterminalin hetzelfde drukveld
80/80
C53 Rookgasafvoer naar buiten toe en luchttoevoer door externe muur niet in hetzelfde drukveld
C83 Rookgasafvoer in enkel rookkanaal of meervoudig rookkanaal geïntegreerd in gebouw Toevoer van lucht door externe wand
80/80
80/80
B23/B23p Rookgas afvoer naar buiten lucht name in de kamer
60
S1 = Toevoer S2 = Rookgasafvoer P = Beschikbare luchtdruk
80/80
installatie Elektrische aansluiting Aansluiting kamerthermostaat Schakel alvorens te werken aan de ketel - de kamerthermostaat wordt aangesloten binde voeding uit door de externe tweeponenin de klemmenstrook onder de elektrolige schakelaar op “OFF” te zetten. nische schakeldoos - kantel de elektronische schakeldoos naar Let op de aansluitingen nulleider-fase. voor Voeding 230 V + aarding - open de klemmenstrook met een schroevenDe aansluiting gebeurt met een bij het appadraaier raat geleverde tweepolige kabel met een aarding op de hoofdkaart van de elektronische schakeldoos. Aansluiting van randapparatuur Ga als volgt te werk voor toegang tot de aansluitingsklem van de randapparatuur: - kantel de elektronische schakeldoos naar voor - draai de drie schroeven los van het deksel op de achterkant van de elektronische schakeldoos
- sluit de kamerthermostaat aan op de plaats van de S op de domino
S
U vindt hier aansluitingen voor: de veiligheidsthermostaat voor vloerverwarming of kamerthermostaat Buitenvoeler Andere kaarten voor ander toebehoren kunnen ook worden geïnstalleerd: - Bus-fiche voor verbinding remote schakeldoos "afstandsbediening" (kaart A) - ruimtevoeler - optionele kaart (kaart B) Raadpleeg onze specifieke handleidingen voor meer informatie over de verkrijgbare accessoires
- sluit de klemmenstrook, kantel de elektronische schakeldoos terug en breng het frontpaneel weer aan.
61
CN22
Ventilateur ventilator
BB-- Kaart Platineandere autres optie options
Thermofusible warmtezekering échangeur
temperatuursensor ingang Sonde retour circuit primaire warmtewisselaar
temperatuursensor uitgang Sonde départ warmtewisselaar circuit primaire
pressostaat verwarSonde pression circuit primaire mingswateer
Sonde voelersanitaire sanitair
13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
P
oververhittingsbeSécurité surchauffe veiliging Sonde ballon boiler warmwatewisselaar
A
Platine e-bus(optie) (option) A A- e-bus-kaart
sanitaire Débistat debietschasanitaire kelaar
B
vloerThermostat verwarplancher Sonde mingtherBuitenvoeler mostaat chauffant extérieure
1
ZONE + FILLING
11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
2
8 7 6 5 4 3 2 1
13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
PUMP + SPEED
CN4
FAN
11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
CN14 CN25
Sonde solaire Zonne-installatie voeler
6
1
1
2
DIVERTR VALVE CN7
Commande
CN4
Afstandsbeà distance diening
8
CN22 FLOW
CN24
CN9
DIVERTER VALVE
(option)
CN6
4
distributrice
1
CN12
2 3
CN15 TIMER
circulator Circulateur
REMOTE CONTROL
FET5
1
FILLING EXT. P.
Electrovanne remplissage
4 3 2 1
5
6
FET3
1
DISPLAY
FET2
ionisation
lektrode
Electrode ioniseringse-
gasklep Vanne Gaz
Affichage display
CN18
FET4
5
verdeelventiel Vanne
6 5 4 3 2 1
4 CN10 CN11
EPROM KEY CN2
CN3
2 3
PUMP FAN PUMP SPEED
1
CN17
CN5
EARTH
FET1
230 V - 2A
Fusible de protection Veiligheidszekering
ontsteker Allumeur
FLAME
CN19
L
CN17 FAST FUSE 2A
N
62 CN20
K a mThermostat ertherd’ambiance mostaat
installatie
ROOM FLOOR OTS CN16 CN1 CN21
in bedrijf nemen Voorbereiding voor het opstarten Tapwaterkring - open de koudwaterkraan 33 - laat warm water uit de verschillende kranen lopen om de boiler en de installatie te ontluchten en controleer de afdichtingen Verwarmingskring - open de kraan vertrek verwarming 30 en retour verwarming 34 - open de vulkranen 36 - draai deze kranen weer dicht zodra de gewenste druk op de manometer staat - ontlucht de installatie, breng de installatie weer onder druk en controleer de afdichtingen Gaskring - open de gaskraan van de installatie - ontlucht de gaskring - controleer de afdichtingen over de volledige gasstraat
30 32 36
33 34 36
Elektrische kring - controleer of de voedingsspanning en -frequentie overeenstemmen met de gegevens op het typeplaatje van de ketel. - Zet de externe tweepolige schakelaar op ON. Ontluchtingsfunctie Controleer of de ketel standby staat, zonder warmtevraag verwarming of sanitair water. Druk de toets Esc ongeveer 5 seconden in, en de ketel begint een ontluchtingscyclus van ongeveer 7 minuten. U kunt deze functie onderbreken door op de toets Esc te drukken. Indien nodig kunt u een nieuwe cyclus herbeginnen.
63
in bedrijf nemen Regelingen en opstarten Bedieningspaneel 1 Chauffage
2
13
3 4
12
5
11
6
10
7 9 8
1. Display 2. Toets AAN/STANDBY 3. Regel knop voor de temperatuur van de verwarming 4. Toets selectie werkingsstand 5. Programmeertoets op temperatuur houden van de warmwaterreserve 6. Programmeertoets verwarmingstimer 7. SRA Toets (om de automatische regeling
te activeren) 8. Regel knop voor de temperatuur van het sanitaire tap water 9. Manometer 10. INFO Toets 11. Toets ECHAPPE 12. Toets Menu/Ok Ingang tot de menu’s en bevestiging van de vyrigingen 13. Toets RESET
Druk op de toets AAN / STANDBY 2, waarna het display oplicht.
h XX - Nacirculatie sanitair F XX - Vorstvrij pomp actief - Vorstvrij brander actief * de twee letters knipperen afwisselend Het tweede en derde cijfer staan voor: - wanneer er geen vraag is, de temperatuur aan de uitlaat van de hoofdwarmtewisselaar. - in de verwarmingsstand, de temperatuur aan de uitlaat van de hoofdwarmtewisselaar. - bij warmtevraag sanitair water (onmiddellijk, met boiler of zonnepaneel), de ingestelde temperatuur van het sanitair warm water. - in de stand vorstvrij, de temperatuur aan de uitlaat van de hoofdwarmtewisselaar.
Eté
Deze 3 cijfers geven de bedrijfsmodaliteiten aan. Het eerste cijfer geeft de stand van het toestel aan: 0 XX - Wachten op bedrijf. De tekst op het display geeft de geselecteerde bedrijfsstand aan, "Zomer" of "Winter". C XX - Warmtevraag verwarming c XX - Nacirculatie verwarming d XX - Warmtevraag sanitair warm water b XX - Opwarmen boiler 64
Start de ketel op door de knop MODE 4 op Zomer, Winter of Vorstvrij te zetten
inbedrijfstelling Display
ABCDEFGHIL123456 Timerprogrammering Dag van de week (maandag, dinsdag...zondag) Aanduiding zone voor weergave instelling timerprogrammering (zone 1 of zone 2) voor de verwarming Indicatie van de uurprogrammatie voor het opwarmen van het warmwater Datum en uur Uurprogrammatie geactiveerd en/of opwarmen van het warmwater Cijfer voor aanduiding: - status ketel en indicatie temperatuur - instelling menu - signalisering foutcode - omgevingstemperatuur (indien aangesloten op BUS-randapparatuur) - buitentemperatuur (indien aangesloten op een externe voeler) Manometer digitaal Vraag drukken op Reset-knop (ketel geblokkeerd) Vraag tussenkomst technische assistentie Signalisering aanwezigheid vlam met aanduiding gebruilt vermogen en blokkering werking Werking in verwarming met aanduiding van niveau ingestelde temperatuur Werking in sanitair met aanduiding van niveau ingestelde tempertuur
ABCDE...
Rolmenu Weergave van de activering van de warmwaterfunctie Comfort of Eco Menu Info SRA-functie geactiveerd (warmteregeling geactiveerd) met eventuele aanduiding interne voeler (bus) of externe voeler Geactiveerd met aangesloten zonneset (optioneel) Continu = zonneclip-in aangesloten Knipperend = gebruik van zonneenergie actief
65
inbedrijfstelling Functie roetverwijdering en analyse van de verbrandingsgassen Op de buitenkant van de rookgasverzamelaar van de ketel zitten twee drukmeetpunten om de temperatuur van de verbrandingsgassen en de verbrandingslucht en de O2- en CO2concentratie te meten. Draai de schroef los waarmee het deksel met de dichting is bevestigd voor toegang tot deze meetpunten.
Functie roetverwijdering Het toestel kan door middel van de elektronische printplaat op minimaal of maximaal vermogen worden gedwongen. Druk 5 seconden op de toets Reset om de functie roetverwijdering te activeren, waarna de ketel op maximaal verwarmingsvermogen schakelt en op het display verschijnt:
Maximaal Verwarmingsvermoge Maximum Chauffage
Om de functie voor sanitair water met maximaal vermogen te selecteren, draai de knop. Op het display verschijnt :
Max.WW vermogen Maximum Sanitaire
Om de functie voor sanitair water met minimaal vermogen te selecteren, draai de knop. Op het display verschijnt :
Controle van de gasregeling Activeer de functie roetverwijdering om de verbrandingsgassen te analyseren. Analyse van de verbrandingsgassen bij maximaal gasdebiet (verboden in België) Activeer de functie roetverwijdering op maximaal verwarmingsvermogen of maximaal vermogen voor sanitair warm water met een overeenkomstige warmtevraag verwarming (Bijv.: winter / vraag kamerthermostaat, zomer / afname) Wacht totdat de ketel stabiel functioneert en voer de verbrandingsgasanalyse uit, controleer de waarde van de CO2 volgens de volgende tabel. Opgelet : verwijder de geluidsdemper 22 niet CO2 maximale of minimaal
25
30
35
G20 G31 G25
9,0 ± 0,2 10,7 ± 0,2 8,6 ± 0,2
CO2 (%) 9,0 ± 0,2 10,0 ± 0,2 8,6 ± 0,2
9,0 ± 0,2 10,0 ± 0,2 8,6 ± 0,2
66
Minimaal Vermogen Puissance Minimum
De functie wordt na 10 minuten automatisch uitgeschakeld of door op de toets Reset te drukken. N.B.: Het toestel kan op minimaal of maximaal vermogen worden gedwongen in menu 7 (zie hoofdstuk menu weergave - regeling diagnose). Aandacht! Als de schoorsteenveegfunctie actief is, is de temperatuur van het water in de installatie begrensd tot 88 °C, en is daarom aandacht vereist bij lagettemperatuurinstallaties. N.B. : Wanneer de mengkamer open is, zakt de CO2-waarde met 0,3%. Als de gemeten waarden afwijken van die in de tabel, regelt u de gasklep zoals hieronder beschreven. Stel het CO2-gehalte in op ± 0,2 door de stelschroef 50 te draaien (inbussleutel 2.5) - vastdraaien om het CO2-gehalte te verlagen - losdraaien om het CO2-gehalte te verhogen Draai telkens ongeveer een kwartslag en wacht dan ongeveer 1 minuut tot het CO2-gehalte is gestabiliseerd alvorens verder te draaien.
inbedrijfstelling
21 8
2
50
Gebruik alleen een sleutel 2,5
Analyse van de verbrandingsgassen bij minimaal gasdebiet (verboden in België) Activeer de functie roetverwijdering bij minimaal vermogen in de stand verwarming of sanitair warm water. Wacht tot de ketel is gestabiliseerd alvorens de verbrandingsgassen te analyseren. Controleer het CO2-gehalte met behulp van de onderstaande tabel. Controleer de CO2-waarde met de tabel voor CO2-regeling. Belangrijk: Verwijder de geluidsdemper 21 niet N.B. : Wanneer de mengkamer open is, zakt de CO2-waarde met 0,3%. Als de gemeten waarden afwijken van die in de tabel, regelt u de gasklep zoals hieronder beschreven. Om het CO2-gehalte te regelen, verwijdert u deksel 2, en regelt u het CO2-gehalte op ± 0,2 met de stelschroef 51 (inbussleutel 4) - losdraaien om het CO2-gehalte te verlagen - vastdraaien om het CO2-gehalte te verhogen Draai telkens ongeveer een kwartslag en wacht dan ongeveer 1 minuut tot het CO2-gehalte is gestabiliseerd alvorens verder te draaien. Na het einde van de regelingen en de analyses sluit u de functie roetverwijdering af, en plaatst u het deksel weer goed op de dichting.
51
Gebruik alleen een sleutel 4
Controleer na de CO2-regeling of de COwaarde (koolstofmonoxide) onder 150 ppm blijft 67
inbedrijfstelling menu 2 - Parameter ketel submenu 3 - parameter 1 Instelling maximaal vermogen verwarming submenu 2 - parameter 0 Instelling langzame ontsteking submenu 3 - parameter 5 Instelling ontsteking verwarming
30
Langzame ontsteking Deze parameter beperkt het nuttig vermogen van de ketel in de ontstekingsfase. Het percentage komt overeen met een nuttig vermogen tussen het minimale (0) en het maximale vermogen (99) Om de langzame ontsteking van de ketel te controleren, ga naar menu 2/submenu 2/parameter 0. Instelling van de ontstekingsvertraging van de verwarming Deze parameter - menu 2/submenu 3/parameter 5 stelt de vertraging voordat de brander weer kan worden ingeschakeld na het uitdoven om de referentietemperatuur te bereiken in op handbediend (0) of automatisch (1). Door deze parameter op handbediend in te stellen kan de antipendelvertraging in parameter 2/submenu 3/parameter 6 op 0 tot 7 minuten worden ingesteld Door deze parameter op automatisch in te stellen, berekent de ketel automatisch de antipendelvertraging op basis van de referentietemperatuur.
25
Gasombouw
Afstelling van het maximale verwarmingsvermogen Deze parameter beperkt het nuttig vermogen van de ketel. Het percentage komt overeen met een vermogenswaarde tussen het minimale (0) en het nominale vermogen (99) in de onderstaande grafiek. Om het maximale vermogen voor verwarming van de ketel te controleren, ga naar menu 2/ submenu 3/parameter 1.
35
18
Het veranderen van gas is verboden. Alleen de fabrikant mag het toestel ombouwen.
12
Tabel gasregeling Parameter Onderste Wobbe-index (15°C, 1013 mbar) ( MJ/m3)
25
30
35
G20
G31
G20
G25
G31
G20
G25
G31
45,67
70,69
45,67
37,38
70,69
45,67
37,38
70,69
Langzame ontsteking
220
50
60
50
50
60
50
50
60
Minimumsnelheid ventilator (%)
233
05
05
01
01
01
01
01
01
Maximumsnelheid ventilator verwarming (%)
234
85
85
80
80
80
80
80
80
Maximumsnelheid ventilator sanitair (%)
232
98
98
89
89
89
89
89
89
NO
3,80
NO
NO
4,50
NO
NO
5,20
Diafragma gasklep (ø) Gasdebiet max/min (15°C, 1013 mbar) (nat - m3/h) (GPL - kg/h)
68
max sanitair
2,65
1,94
3,17
3,08
2,33
3,65
3,57
2,68
max verwarming
2,33
1,71
2,96
2,86
2,17
3,28
3,21
2,41
min
0,58
0,43
0,69
0,66
0,50
0,74
0,73
0,54
inbedrijfstelling Toegang tot het menu: Weergave - regeling - diagnose De ketel biedt volledige controle over het systeem voor verwarming en sanitair warm water. Het systeem van de ketel + de aangesloten randapparatuur kan worden gepersonaliseerd door middel van navigatie in de menu's door de werking te optimaliseren voor een maximum aan comfort en besparingen. Bovendien biedt het informatie die belangrijk is voor de werking van de ketel. Lijst van de menu's: 0 0 0 0 1 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 5 7 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8
De parameters voor elk menu vindt u op de volgende pagina's. De toegang tot en wijziging van de verschillende parameters gebeurt met de toets MENU en de draaiknop 3. Op het display verschijnt de beschrijving van de menu's en de verschillende parameters. Het nummer van de menu's en de overeenkomstige parameters verschijnt op het merkteken A van het display. In de zone B verschijnt er gewoonlijk een commentaar bij. (zie afb. hieronder).
Taal-Datum-Uur Zie gebruiksaanwijzing 0 Selectie Taal Display 1 Instelling Datum en uur 2 Automatische update van het juiste uur Repère A A Timerprogrammering Zie gebruiksaanwijzing Merkteken Toets Touche Merkteken Repère BB Parameter ketel Menu/OK MENU/OK 1 Toegangscode (voorbehouden aan een gekwalificeerde technicus) 2 Algemene regeling 3 Parameter ketel deel 1 4 Parameter ketel deel 2 5 Parameter tapwater 9 Reset Menu 2 Zonne-installatie & boiler 0 Algemene regeling 1 Toegangscode (voorbehouden aan een gekwalificeerde technicus) 2 Speciale regeling Parameter zone 1 Draaiknop Encodeur 0 Regeling temperatuur zone 1 1 Toegangscode (voorbehouden aan een gekwa(Draaiknop: Instelknop waarmee de instelwaarde kan lificeerde technicus) worden verhoogd of verlaagd) 2 Regeling zone 1 3 Diagnostiek 4 Beheer apparaat zone 1 Parameter zone 2 0 Regeling temperatuur zone 2 1 Toegangscode (voorbehouden aan een gekwalificeerde technicus) 2 Regeling zone 2 ABCDEFGHIL123456 3 Diagnostiek 4 Beheer apparaat zone 2 5 Meerdere zones TEST & HULPPROGRAMMA'S Parameter hulp 1 Toegangscode (voorbehouden aan een gekwalificeerde technicus) 2 Ketel 3 Keteltemperatuur 4 Zonne-installatie en boiler (indien aanwezig) 5 Service - Technische hulp 6 Statistieken 7 E@sy teleservice (indien aanwezig) 8 Foutenlijst 9 Gegevens hulpcentrum Chauffage
69
inbedrijfstelling Open de minideuren van de schakeldoos en ga als volgt te werk om naar het menu te gaan: Legende van de cijfers op het display 0, voorstelling van een cijfer dat vast brandt 0, voorstelling van een cijfer dat knippert 1. druk op de toets MENU, en op het display knippert het eerste cijfer 000 2. draai de draaiknop om een menu selecteren, en op het display verschijnt de naam van het gekozen menu "bijv.: 200 - Parameters ketel " 3. druk op de toets MENU, en op het display knippert het tweede cijfer en wordt de toegangscode gevraagd "bijv.: 210 - Toegangscode" Aandacht! De voor de bevoegde technicus voorbehouden menu's zijn alleen toegankelijk met de toegangscode. 4. druk op de toets MENU, en op het display verschijnt 222 5. draai de draaiknop rechtsom om de code 234 te selecteren en druk dan op de toets MENU, - Juiste code 6. druk op de toets MENU om naar het submenu te gaan, en het tweede cijfer knippert "bijv.: 220" 7. draai de draaiknop om een submenu te selecteren, en op het display verschijnt de naam van het gekozen submenu "bijv.: 230 - Verwarming Deel 1" 8. druk op de toets MENU om naar de parameter van het submenu te gaan, en de drie cijfers knipperen "bijv.: 230" 9. draai de draaiknop om een parameter te selecteren, en op het display verschijnt de gekozen parameter "bijv.: 231 - Max. instelbaar verwarmingsvermogen" 10. druk op de toets MENU om naar de parameter te gaan, en de waarde verschijnt op het display "bijv.: 60" N.B. : De waarde van de parameter staat gedurende 20 seconden op het display, waarna zij wordt afgewisseld met de aanduidingen van de parameter "bijv.: 60 > 220" 11. draai de draaiknop om de nieuwe waarde te selecteren "bijv.: 75" 12. druk op de toets MENU om de verandering op te slaan of op de toets ESC om het menu te verlaten zonder de waarde op te slaan. Om af te sluiten, druk op de toets ESC tot u weer in de normale weergave bent. Voor menu's waarvoor geen toegangscode vereist is, kunt u rechtstreeks van een menu naar een submenu gaan.
70
0 1 2 2 2 2 2 2 2 2
beschrijving INSTELLING TAAL-DATUM-UUR TIMERPROGRAMMERING INSTELLEN KETEL parameters 1 Toegangscode invoeren 2 Algemene KETELREGELING 2 0 Langzame ontsteking 2 1 Minimale ruimtetemperatuur voor activering antivriesfunctie 2 2 NIET AANWEZIG 2 3 Selectie vloerthermostaat of kamerthermostaat zone 2 2 4 Bevoegdheid mechanische klok
waarde
van 0 tot 99 van 2 tot 10
0
0 = Gedeactiveerd 1 = Geactiveerd
0
van 0 tot 5
3
2 2
2 6 NIET AANWEZIG 2 7 Bevoegdheid rookgassenvoeler NIET WIJZIGBAAR
2
2 8 Ketelversie NIET WIJZIGBAAR
2 2 2
3 VERWARMINGsparameter - Deel 1 3 0 NIET AANWEZIG 3 1 Max. regeling verwarmingsvermogen van 0 tot 99
2
3 2 Max. percentage RPM voor tapwater NIET WIJZIGBAAR
van 0 tot 99
2
3 3 Min. percentage RPM NIET WIJZIGBAAR 3 4 Max. percentage RPM voor verwarming NIET WIJZIGBAAR 3 5 Selectie van het type vertraging van het onsteken van de verwarming 3 6 Regeling van de vertraging van het onsteken van de verwarming 3 7 Nacirculatie verwarming
van 0 tot 99
2 2 2 2
5
0 = Veiligheidsvloerth. 1 = Kamerth. zone 2 0 = Afwezig 1 = Aanwezig 0 = Gedeactiveerd 1 = 10 seconden 2 = 90 seconden 3 = 210 seconden
2 5 Vertraging ontsteking van verwarming
2
Zie gebruiksaanwijzing Zie gebruiksaanwijzing 222 draai de codeerder rechtsom om 234 te selecteren en druk op de toets Menu/Ok
2
2
fabrieksregeling
menu submenu parameter
inbedrijfstelling
0 0
zie de gasregeltabel Wordt alleen geactiveerd met modulerend randapparaat (optioneel)
te wijzigen indien mechanische klok aanwezig is (optioneel) Wordt alleen geactiveerd met interface voor zone 2 (optioneel)
GERESERVEERD VOOR SAT Alleen bij het verwisselen van de elektronische printplaat GERESERVEERD VOOR SAT Alleen bij het verwisselen van de elektronische printplaat
zie de paragraaf In gebruik nemen in de gasregeltabel GERESERVEERD VOOR SAT Alleen bij het verwisselen van gas of de elektronische printplaat zie de gasregeltabel
van 0 tot 99 0 = Handmatig 1 = Automatisch van 0 tot 7 minuten
van 0 tot 15 minuten of CO (continu) 3 8 Werkingstype van de circulatiepomp 0 = Lage snelheid 1 = Hoge snelheid 2 = Modulerend 3 9 Regeling Delta T van 10 tot 30 °C Modulatie circulatiepomp
1 3 3 2 20
Regelbaar met de circulatiepomp in de modulerende modus
Met deze parameters kan het verschil worden geregeld tussen de vertrek- en de retourtemperatuur die de overschakeling bepalen van de lage naar de hoge snelheid van de circulatiepomp. Bijv: param. 239 = 20 en ∆T > 20 °C: de circulatiepomp draait op hoge snelheid. Als ∆T < di 20 - 2°C draait de circulatiepomp op lage snelheid. De minimale wachttijd tussen snelheidswijzigingen is 5 minuten.
71
beschrijving waarde 2 4 VERWARMINGsparameter - Deel 2 2 4 0 NIET AANWEZIG 2 4 1 Regeling druk verwarmingskring van 4 tot 8 (bar/10) voor signalering vulverzoek 2 4 2 NIET AANWEZIG 2 4 3 Naventilatie na verwarmingsverzoek 0 = OFF 1 = ON 2 4 4 Vertraging na verhoging van 0 tot 60 minuten verwarmingstemperatuur
2 4 2 4 2 4 2 4 2 5 2 5
fabrieksregeling
menu submenu Parameter
inbedrijfstelling
0
16 alleen geactiveerd met TA On/Off en geactiveerde warmteregeling (parameter 421 of 521 = 01 Met deze parameter kan de vertraging worden ingesteld voordat de vertrektemperatuur automatisch wordt verhoogd in stappen van 4°C van de berekende vertrektemperatuur (max. 12°C). Wanneer deze parameter 00 blijft, is deze functie niet actief. 5 NIET AANWEZIG 6 NIET AANWEZIG 7 Drukindicator verwarmingskring 0 = alleen temperatuurvoeler 2 GERESERVEERD VOOR SAT Alleen bij 1 = pressostaat op minimum het verwisselen van de elektronische 2 = drukvoeler printplaat 8 NIET AANWEZIG Parameter TAPWATER 0 COMFORT-functie 0 = uitgeschakeld 2 Programmatie: Maakt een uur/ dagregeling mogelijk voor het 1 = vertraagd op temperatuur houden van de 2 = altijd ingeschakeld warmwaterreserve. Alleen de functie voor 3 = vertraagd direct warmwater blijft actief. Het apparaat garandeert warmwatercomfort door warm water op te slaan in de warmwaterreserve. 0 = uitgeschakeld / De waterreserve wordt niet op temperatuur gehouden. 1 = vertraagd / COMFORT geprogrammeerd: de waterreserve wordt gedurende geprogrammeerde perioden op temperatuur gehouden (zie menu 1). 2 = altijd ingeschakeld / COMFORT : de waterreserve wordt 24 uur per dag, 7 dagen per week op temperatuur gehouden 3 = vertraagd / ECO geprogrammeerd: de waterreserve wordt gedurende geprogrammeerde perioden op temperatuur gehouden (zie menu 1) door strategieën te gebruiken waardoor het gasverbruik vermindert.
2 5 1 Anticyclering Comfort 2 5 2 Vertraging vertrektapwater
2 5 3 Doven van de tapwaterbrander 2 5 4 Nacirculatie en - ventilatie na het aftappen van tapwater
2 5 5 Tapwatervertraging 2 5 6 Celectic 2 9 AUTOMATISCH HERSTELLEN VAN DE FABRIEKSREGELINGEN VAN HET MENU 2
72
van 0 tot 120 minuten 0 van 5 tot 200 (van 0,5 tot 20 5 Antivloeistofstoot seconden) 0 = antikalk (uitschakeling bij 1 > 67°C) 1 = + 4°C /regeling 0 = OFF 0 1 = ON OFF = 3 minuten nacirculatie en -ventilatie na het aftappen van tapwater als de gemeten temperatuur van de ketel dit vereist. ON = altijd geactiveerd gedurende 3 minuten nacirculatie en -ventilatie na het aftappen van tapwater. van 0 tot 60 minuten 0 0 = OFF 0 1 = ON Resetten U reset alle parameters van de OK = ja fabriekregeling door op de toets ESC = nee MENU te drukken
fabrieksregeling
menu submenu parameter
inbedrijfstelling
beschrijving waarde 3 KETEL MET BOILER (INTERN OF EXTERN) EN AANSLUITING VOOR ZONNE-INSTALLATIE 3 1 Toegangscode invoeren 222 draai de codeerder rechtsom om 234 te selecteren en druk op de toets Menu/Ok 3 2 SPECIALE REGELING 3 2 0 Anti-legionellafunctie ON ou OFF OFF Deze functie voorkomt dat de legionellabacterie zich kan ontwikkelen. Deze bacterie ontwikkelt zich soms in waterleidingen en -reservoirs waar het water een temperatuur heeft van 20 tot 40 °C. Als de temperatuur van het water in het reservoir voor sanitair warm water meer dan 100 uur < 59 °C blijft en als de functie ingeschakeld is, wordt de ketel ingeschakeld en wordt het water in het reservoir voor sanitair warm water 30 minuten lang verwarmd tot 65 °C. 3 2 1 NIET AANWEZIG 3 2 2 NIET AANWEZIG 3 2 3 Delta T collector voor het starten De 0 à 30 °C 8
van de pomp
3 2 4 Delta T collector voor het
De 0 à 30 °C
2
3 2 5 Minimumtemperatuur collector voor het starten van de pomp 2 2 6 Stoot tegen de flens 3 2 7 "Recooling"-functie 3 2 8 Delta T werking minimaal 3 2 9 Anti-vriestemperatuur collector
De 10 à 90 °C
30
ON ou OFF ON ou OFF De 0 à 20 °C De -20 à +5 °C
OFF OFF 10 -20
stilzetten van de pomp
geactiveerd met aangesloten zonneset (optioneel) Op het display verchijnt het symbool
73
4 2 1 Selectie van het type basiswarmteregeling afhankelijk van de aangesloten randapparatuur 4 2 2 Helling Als de buitenvoeler wordt gebruikt, berekent de ketel de meest aangepaste vertrektemperatuur door rekening te houden met de buitentemperatuur en het type installatie. Het type kromme moet worden gekozen op basis van het type zender van de installatie en de isolatie van de woning.
waarde
222 draai de codeerder rechtsom om 234 te selecteren en druk op de toets Menu/Ok 0 = van 20 tot 45°C (lage 1 temperatuur) 1 = van 35 tot 82°C (hoge temperatuur) 0 = vaste vertrektemperatuur 1 1 = apparaat On/Off 2 = alleen ruimtevoeler 3 = alleen buitenvoeler 4 = ruimtevoeler + buitenvoeler van 0_2 tot 3_5 1_5
selecteren op basis van het type installatie U activeert de warmteregeling door op de toets SRA te drukken. Op het display verchijnt het symbool
3.5 3.0
°C 100
2.5
2.0
90
1.5
80
1.2
70
1.0
60 50
haute température Hoge temperatuur
4 2 REGELING ZONE 1 4 2 0 Regeling temperatuurwaarde verwarmingsinstallatie
fabrieksregeling
beschrijving 4 PARAMETER ZONE 1 4 0 REGELING TEMPERATUUR ZONE 1 4 1 Toegangscode invoeren
Vertrektemperatuur van température de départ l’installation dede installatie
menu submenu Parameter
inbedrijfstelling
40 30 10
5
0
-5
-10
-15
Buitentemperatuur température externe
-20 °C
4 2 3 Parallelle verschuiving van - 20 tot + 20 0 Voor het aanpassen van de warmtekromme aan de eisen van de installatie kan de kromme parallel worden verschoven om de berekende vertrektemperatuur te wijzigen, waardoor ook de ruimtetemperatuur wordt gewijzigd. De waarde van de verschuiving wordt op het display weergegeven van - 20 tot + 20. Elke trap komt overeen met een verhoging van 1°C van de vertrektemperatuur ten opzichte van de beginregeling. 4 2 4 compensatie van 0 tot + 20 20 Als de regeling = 0, heeft de temperatuur gemeten door de ruimtevoeler geen invloed op de berekening voor de regeling. Als de regeling = 20, heeft de gemeten temperatuur een maximale invloed op de regeling. 4 2 5 Regeling maximale van 35 tot 82 °C 82 als parameter 420 = 1 verwarmingstemperatuur zone 1 van 20 tot 45 °C 45 als parameter 420 = 0 4 2 6 Regeling minimale van 35 tot 82 °C 35 als parameter 420 = 1 verwarmingstemperatuur zone 1 van 20 tot 45 °C 20 als parameter 420 = 0 4 3 DIAGNOSTIEK alleen weergave 4 3 0 Ruimtetemperatuur zone 1 Enkel geactiveerd met aangesloten modulerend apparaat (optie) 4 3 1 Temperatuur geregelde verwarming zone 1 4 3 2 Staat warmtevraag verwarming ON of OFF zone 1 4 3 3 Staat bijkomende pomp Alleen geactiveerd met MCD 4 4 BEHEER APPARAAT ZONE 4 4 0 Controle bijkomende pomp ON of OFF Alleen geactiveerd met MCD
74
beschrijving 5 PARAMETER ZONE 2 5 1 Toegangscode invoeren 5 2 REGELING ZONE 2 5 2 0 Regeling temperatuurwaarde verwarmingsinstallatie 5 2
5 2
5 2
5 2
5 2 5 2 5 3 5 3 5 3 5 3 5 3 5 3 5 5 5 5 5 5 5
3 4 4 4 4 5 5
5 5
waarde
fabrieksregeling
menu submenu Parameter
inbedrijfstelling
222 draai de codeerder rechtsom om 234 te selecteren en druk op de toets Menu/Ok
0 = van 20 tot 45°C (lage 1 selecteren op basis van het type temperatuur) installatie 1 = van 35 tot 82°C (hoge temperatuur) 1 Selectie van het type 0 = vaste vertrektemperatuur 0 U activeert de warmteregeling door basiswarmteregeling afhankelijk 1 = apparaat On/Off op de toets SRA te drukken. Op het van de aangesloten randapparatuur 2 = alleen ruimtevoeler display verchijnt het symbool 3 = alleen buitenvoeler 4 = ruimtevoeler + buitenvoeler 2 Helling van 0_2 tot 3_5 1_5 Als de buitenvoeler wordt gebruikt, berekent de ketel de meest zie de kromme op de vorige pagina aangepaste vertrektemperatuur door rekening te houden met de buitentemperatuur en het type installatie. Het type kromme moet worden gekozen op basis van het type zender van de installatie en de isolatie van de woning. 3 Parallelle verschuiving van - 20 tot + 20 0 Voor het aanpassen van de warmtekromme aan de eisen van de installatie kan de kromme parallel worden verschoven om de berekende vertrektemperatuur te wijzigen, waardoor ook de ruimtetemperatuur wordt gewijzigd. De waarde van de verschuiving wordt op het display weergegeven van - 20 tot + 20. Elke trap komt overeen met een verhoging van 1°C van de vertrektemperatuur ten opzichte van de beginregeling. 4 compensatie van 0 tot + 20 20 Als de regeling = 0, heeft de temperatuur gemeten door de ruimtevoeler geen invloed op de berekening voor de regeling. Als de regeling = 20, heeft de gemeten temperatuur een maximale invloed op de regeling. 5 Regeling maximale van 35 tot 82 °C 82 als parameter 520 = 1 verwarmingstemperatuur zone 2 van 20 tot 45 °C 45 als parameter 520 = 0 6 Regeling minimale van 35 tot 82 °C 35 als parameter 520 = 1 verwarmingstemperatuur zone 2 van 20 tot 45 °C 20 als parameter 520 = 0 DIAGNOSTIEK 0 Ruimtetemperatuur zone 2 Staat warmtevraag verwarming zone 1 1 Temperatuur vertrek verwarming Alleen geactiveerd met MCD 2 Temperatuur retour verwarming 3 Temperatuur geregelde Staat warmtevraag verwarming verwarming zone 2 zone 1 4 Staat warmtevraag verwarming ON of OFF zone 2 5 Staat bijkomende pomp Alleen geactiveerd met MCD BEHEER APPARAAT ZONE 0 Werking teststand 1 Controle schuifkraan Alleen geactiveerd met MCD 2 Controle pomp MEERDERE ZONES 0 Temperatuur verdeelstuk verwarming Alleen geactiveerd met MCD 1 Correctie vertrektemperatuur van 0 tot 40 °C 5
75
menu submenu Parameter
fabrieksregeling
inbedrijfstelling
beschrijving waarde 7 TEST & HULPPROGRAMMA'S 7 0 0 Testfunctie - Schoorsteenvegen t-- = werking bij max. P Ch t-draai aan de codeerder om de t-- = werking bij max. P San werkingsmodus te selecteren t-- werking bij min. P 7 0 1 Ontluchtingscyclus drukken op Menu 8 PARAMETER VOOR TECHNISCHE HULP 8 1 Toegangscode invoeren 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8
222 draai de codeerder rechtsom om 234 te selecteren en druk op de toets Menu/Ok
KETEL 0 NIET AANWEZIG 1 Ventilatorstatus ON of OFF 2 Ventilatortoerental (x100)rpm 0-28 3 Toerental circulatiepomp OFF - PV - GV 4 Stand verdeelklep Tapwater - Verwarming 5 Tapwaterdebiet (l/min) 6 NIET AANWEZIG KETELTEMPERATUUR 0 Geregelde temperatuur verwarming (°C) 1 Vertrektemperatuur verwarming (°C) 2 Retourtemperatuur verwarming (°C) 3 Temperatuur warm tapwater (°C) ZONNE-INSTALLATIE EN BOILER 0 Geaccumuleerde gemeten temperatuur 1 Temperatuur zonnecollector 2 Ingangstemperatuur tapwater vanaf zonne-installatie 3 Temperatuur voeler lage boiler zonne-installatie 4 Geregelde temperatuur gelaagde boiler 5 Totale vertraging van de werking van de circulatiepomp voor zonne-installatie 8 4 6 Totale vertraging van de oververhitting van de zonnecollector 8 5 SERVICE - TECHNISCHE HULP 8 5 0 Instelling resterende tijd tot van 0 tot 60 (maanden) volgend onderhoud
2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4
8 5 1 Bevoegdheid onderhoudswaarschuwing
ON of OFF
8 5 2 Wissen van de onderhoudswaarschuwing
Resetten OK = ja ESC = nee
8 8 8 8
76
5 5 5 5
3 4 5 6
kan ook worden verkregen door de toets Reset 5 seconden ingedrukt te houden. De functie wordt gedeactiveerd na 10 seconden of na een druk op Reset.
NIET AANWEZIG Hardwareversie elektronische printplaat Softwareversie elektronische printplaat Softwareversie BUS-randapparaatinterface
geactiveerd met aangesloten zonneset
24 wanneer de parameter is ingesteld, signaleert de ketel aan de gebruiker wanneer het tijd is voor het volgende onderhoud OFF stel na het onderhoud de parameter voor het wissen van de waarschuwing in
menu submenu Parameter
fabrieksregeling
inbedrijfstelling
8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8
6 6 6 6 6 6 6 7 7 7 8 8
beschrijving waarde STATISTIEKEN 0 Aantal werkingsuren brander voor verwarming (xxh) 1 Aantal werkingsuren brander voor tapwater (xxh) 2 Aantal keren dat de vlam is losgekomen 3 Aantal onstekingscycli 4 Aantal uitgevoerde vulcycli 5 Gemiddelde duur van verwarmingsverzoeken E@SY TELESERVICE NIET ACTIEF 0 1 FOUTENLIJST 0 10 laatste fouten van E00 tot E99 Met deze parameter kunnen de laatste 10 door de ketel gesignaleerde fouten worden weergegeven met indicatie van dag, maand en jaar. Na het openen van de parameter worden de fouten weergegeven in de volgorde van E00 tot E99. Bij elke fout wordt achtereenvolgens weergegeven: E00 - foutnummer 108 - foutcode A15 - A = dag waarop de fout E00 optrad B09 - B = maand waarin de fout E00 optrad C06 - C = jaar waarin de fout E00 optrad
8 8 1 Foutenlijst resetten
Resetten OK = ja ESC = nee
8 9 GEGEVENS HULPCENTRUM 8 9 0 Voer de naam van het assistentiecentrum in - deze verschijnt op het display in geval van een panne die niet kan worden opgelost met de toets Reset. Op het display verschijnt "Naam Assistentiecentrum"; druk op de toets MENU en begin met het invoeren van de letters door aan de codeerder te draaien. Druk na elke ingevoerde letter op de toets MODE om de invoer te bevestigen en de volgende letter in te voeren. Druk op de knop MENU en draai de codeerder; op het display verschijnt "Telefoon Assistentiecentrum"; druk op de knop MENU en draai aan de codeerder om cijfers in te voeren. Druk na elk ingevoerd cijfer op de toets MODE om de invoer te bevestigen en het volgende cijfer in te voeren. Druk op de knop MENU om in het geheugen op te slaan
77
inbedrijfstelling INFO Weergave van alleen de gegevens - toegankelijk met de toets
Chauffage
Lijst met weergegeven informatie
Uur van de dag Druk verwarmingscircuit (bar) Buitentemperatuur (°C) - alleen met aangesloten buitenvoeler (optie) Binnentemperatuur (°C) - alleen met aangesloten omgevingsvoeler (optie) Debiet sanitair water (l/mn) Temperatuur instelling verwarming (°C) Temperatuur instelling sanitair (°C) Aantal maanden tot volgend onderhoud Telefoon en naam SAT (verschijnt wanneer gegevens ingevoerd voor parameter 8 9 0) Temperatuur comfort sanitair (°C) SRA-functie In-of uitgeschakeld als symbool brandt op display Accumulatietemperatuur °C alleen voor ketel met boiler
78
inbedrijfstelling SRA-functie Met deze functie kan de ketel zelf zijn bedrijfsstand (temperatuur van de verwarmingselementen) aanpassen aan de externe omstandigheden om de gevraagde ruimtetemperatuur te bereiken en te behouden. Naar gelang de aangesloten randapparatuur en het aantal beheerde zones, regelt de ketel automatisch de vertrektemperatuur. Dit betekent dat u de instellingen moet veranderen van de verschillende parameters die hier invloed op hebben (zie menu regelingen). Druk op de toets SRA om de functie in of uit te schakelen.
Chauffage
Voor meer informatie, zie het handboek warmteregeling CHAFFOTEAUX. Voorbeeld 1: Installatie met één zone (hoge temperatuur) met kamerthermostaat ON/OFF. In dit geval moeten de volgende parameters worden ingesteld 4 2 1 - Activering warmteregeling door middel van de voelers - selecteer 1 = basis warmteregeling. 2 4 4 - Boost Time (optie) Hiermee kan de vertraging worden ingesteld voordat de vertrektemperatuur automatisch wordt verhoogd in stappen van 4°C van de vertrektemperatuur
(max. 12°C). De waarde verschilt naar gelang het type voelerhuls en de installatie. Wanneer deze parameter = 00, is deze functie niet actief.
Voorbeeld 2: Installatie met één zone (hoge temperatuur) met kamerthermostaat ON/OFF + externe voeler. In dit geval moeten de volgende parameters worden ingesteld 4 2 1 - Activering warmteregeling door middel van voelers - selecteer 3 = alleen buitenvoeler 4 2 2 - selectie curve warmteregeling - selecteer de curve op basis van het type voelerhuls, de installatie, de thermische isolatie van de voelerhuls, enz. 4 2 3 - Parallelle verschuiving van de curve indien nodig, waardoor de curve parallel kan worden verschoven door de referentietemperatuur te verhogen of te verlagen. Voorbeeld 3: Installatie met één zone (hoge temperatuur) met ruimtevoeler + buitenvoeler. In dit geval moeten de volgende parameters worden ingesteld 4 2 1 - Activering warmteregeling door middel van voelers - selecteer 4 = buitenvoeler + ruimtevoeler 4 2 2 - selectie curve warmteregeling - selecteer de curve op basis van het type voelerhuls, de installatie, de thermische isolatie van de voelerhuls, enz. 4 2 3 - Parallelle verschuiving van de curve indien nodig, waardoor de curve parallel kan worden verschoven door de referentietemperatuur te verhogen of te verlagen. 4 2 4 - Invloed van de ruimtevoeler - hiermee kan de invloed van de ruimtevoeler op de berekening van de vertrekreferentietemperatuur worden ingesteld (20 = maximum 0 = minimum) 79
beschermingssystemen ketel Veiligheidsstop van het toestel De ketel is beveiligd met door de elektronische printplaat uitgevoerde interne controles, die de ketel stilleggen zodra een storing wordt gedetecteerd. Op het lokale display knippert dan een code die de oorzaak van de noodstop aangeeft. Er bestaan verschillende soorten codes: Veiligheidsstop Op het display staat naast de knipperende code het symbool . Dit is een "NIET-PERMANENTE" noodstop, d.w.z. hij wordt automatisch gewist wanneer de elektrische voeding wordt onderbroken. In de meeste gevallen zal het toestel opnieuw opstarten en weer normaal werken zodra de oorzaak van de veiligheidsstop is verholpen. Zet anders de externe tweepolige schakelaar op OFF, draai de gaskraan dicht en neem contact op met een bevoegde technicus. N.B.: Bij een foutcode 1 08 - Noodstop wegens onvoldoende waterdruk, volstaat het om de druk in de ketel te verhogen. Noodblokkering Op het display staat naast de knipperende code het symbool . Dit is een "PERMANENTE" noodstop. Het volstaat niet om de elektrische voeding te onderbreken om opnieuw proberen te ontsteken. Druk op de toets om te deblokkeren na verschillende deblokkeringspogingen en als de ketel dan opnieuw wordt geblokkeerd, is een tussenkomst van een bevoegde technicus vereist. Let op Om veiligheidsredenen kan de ketel maximaal 5 keer op 15 minuten tijd worden gereset (door te drukken op de toets Reset). Vervolgens wordt hij volledig geblokkeerd. Om de ketel te deblokkeren, schakel de elektrische voeding uit en weer in met de externe tweepolige schakelaar. Het eerste cijfer van de foutcode (bijv.: 1 01) geeft aan in welk deel van de ketel het probleem ligt 1 - Primair circuit 2 - Sanitair circuit 3 - Elektronische plaat 4 - Elektronische plaat 5 - Ontsteking 6 - Luchtinlaat - gasafvoer 7 - Meerdere zones verwarming. 80
Vorstbeveiliging De ketel is uitgerust met een systeem dat de temperatuur aan de uitlaat van de warmtewisselaar controleert zodat wanneer de temperatuur tot onder 8°C zakt, de pomp 2 minuten wordt gestart (circulatie in verwarmingsinstallatie). Na deze 2 minuten circulatie: a) als de temperatuur uitgaande leiding hoger is dan 8°C zal de circulatie worden onderbroken, b) als de temperatuur uitgaande leiding zich bevindt tussen de 4°C en de 8°C zal de circulatie nog twee minuten voortduren, c) als de temperatuur van de uitgaande leiding lager is dan 4°C gaat de brander op het minimum vermogen aantotdat de temperatuur de 33°C bereikt. De brander gaat uit en de pomp blijft nog eens twee minuten draaien. Bij een ketel met een boiler controleert een tweede systeem de temperatuur van het sanitair warm water. Als deze tot onder 8°C zakt, schakelt de verdeelklep over op de stand voor sanitair warm water en de brander brandt tot de temperatuur 12°C heeft bereikt. Dit wordt gevolgd door 2 minuten nacirculatie. De vorstbeveiliging werkt alleen goed als: - de druk van de installatie juist is, - de voeding van de ketel is ingeschakeld, - de ketel gas krijgt, - er geen veiligheidsstop of noodblokkering actief is.
beschermingssystemen ketel Tabel met foutcodes Display 1 01 1 02 1 03 1 04 1 05 1 06 1 07 1 08 1 09 1 10 1 12 1 14 1 16 1 18 1 P1 1 P2 1 P3 1 P4 2 2 2 2 2 2 2 2
01 02 03 04 05 07 08 09
3 3 3 3 3 3 3
01 02 03 05 06 07 P9
4 07 5 5 5 5 5
01 02 P1 P2 P3
6 6 6 6
05 09 10 P9
7 7 7 7 7 7 7
01 02 03 04 05 06 07
Primaire kring Beschrijving Oververhitting Drukvoeler kortgesloten of niet aangesloten Onvoldoende circulatie Te weinig water (vulverzoek) Installatiedruk > 3 bar Voeler uitgang hoofdwarmtewisselaar open of kortgesloten Voeler ingang hoofdwarmtewisselaar open of kortgesloten Buitenvoeler verwarming open of kortgesloten Thermostaat vloerverwarming open Probleem bij voeler primaire kring Onvoldoende circulatie Te weinig water (vulverzoek) Tapwaterkring Voeler tapwater open of kortgesloten Voeler zonneboiler open of kortgesloten (zonne-installatie) Voeler boiler open of kortgesloten Voeler zonnecollector open of kortgesloten (zonne-installatie) Voeler ingang tapwater open of kortgesloten (zonne-installatie) Oververhitting zonnecollector Lage temperatuur in zonnecollector Oververhitting boiler Elektronische printplaat (intern) EEPROM-fout Communicatiefout Fout in hoofdkaart Fout in hoofdkaart Fout in hoofdkaart Fout in hoofdkaart Onderhoud uitvoeren Elektronische printplaat (extern) Ruimtevoeler open of kortgesloten Ontsteking Geen vlam Vlam gedetecteerd bij gesloten gasklep Eerste ontstekingspoging mislukt Tweede ontstekingspoging mislukt Vlam losgekomen Luchtingang / rookgasuitgang Rookgassen voeler open kortsluiting Oververhitting rookgassen Warmtezekering open Oververhitting rookgassen Randapparatuur (MCD) Voeler vertrek verwarming zone 2 open kortsluiting Voeler retour verwarming zone 2 open kortsluiting Voeler vertrek verwarming zone 3 open kortsluiting Voeler retour verwarming zone 3 open kortsluiting Voeler evenwichtsfles open kortsluiting Oververhitting zone 2 Oververhitting zone 3
81
onderhoud Het onderhoud is fundamenteel voor de veiligheid, de normale werking en de levensduur van de ketel. Het moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de van kracht zijnde voorschriften. Het is raadzaam om regelmatig de verbrandingsgasanalyse uit te voeren om het rendement en de vervuilende emissies van de ketel te controleren, in overeenstemming met de geldende voorschriften. Voordat u overgaat tot de onderhoudshandelingen moet u: - de elektrische voeding uitschakelen door de externe dubbelpolige schakelaar in de stand OFF te zetten; - draai het gas en de kranen van de verwarmings- en de tapwaterinstallatie dicht. Algemene opmerkingen Voer minstens één keer per jaar de volgende controles uit: 1. Controle van de afdichting van het watercircuit met eventueel vervangen van de dichtingen en controle van de afdichting. 2. Controle van de afdichting van het gascircuit met eventueel vervangen van de dichtingen en controle van de afdichting. 3. Visuele controle van de algemene staat van het toestel. 4. Visuele controle van de verbranding en, indien nodig, demontage en reiniging van de brander en de injectoren. 5. Verwijderen van de oxidatie op de voeler van de vlamdetectie met een schuurdoek. 6. Demontage en reiniging, indien nodig, van de verbrandingskamer. 7. Reiniging van de primaire warmtewisselaar. 8. Controle van de werking van de veiligheidssystemen van de verwarming: - veiligheidsvoorziening grenstemperatuur. 9. Controle van de werking van de veiligheidssystemen van het gas: - veiligheidsvoorziening afwezigheid gas of vlam (ionisatie). 10. Controle van het rendement van de tapwaterproductie (controle van de doorstroomsnelheid en van de temperatuur). 11. Algemene controle van de werking van het apparaat. 82
Reiniging van de primaire warmtewisselaar Men kan bij de binnenkant van de warmtewisselaar komen door de brander uit elkaar te halen. Men kan deze reiniging uitvoeren met water en zeep, werk met een niet metalen kwast en spoel met water. Reiniging sifon Men kan bij de zwanehals komen door de condensverzamelbeker rechtsom te draaien, men vindt deze beker linksonder. Men kan deze reinigen met water en zeep. Monteer de beker na afloop weer op zijn plaats. NB: in het geval men het apparaat lang niet gebruikt moet de zwanehals worden gevuld voordat men hem opnieuw aansteekt. Als u de sifon niet met water vult bestaat het risico dat er rookgassen in het vertrek komen. Bedrijfstest Na het onderhoud te hebben uitgevoerd vult u het verwarmingscircuit op een druk van ongeveer 1,0 bar en ontlucht u de installatie. Vul ook het tapwatercircuit.
onderhoud Legen van het verwarmingscircuit of gebruik van een antivriesproduct - sluit de gaskraan af, - draai de automatische ontluchtingsklep los, - open de leegloopkraan van de installatie, - open de ontluchtingskraan van de ketel met een inbussleutel 8
- open de verschillende ontluchtingskranen op de laagste punten van de installatie (hiervoor voorzien). Indien men de installatie uitgeschakeld wil houden in de zones waar de kamertemperatuur in de winterperiode kan dalen tot onder de 0°C wordt aangeraden antivorstvloeistof aan het water van de verwarmingsinstallatie toe te voegen om te voorkomen dat men het systeem telkens weer moet legen; in het geval men een dergelijke vloeistof gebruikt moet men zorgvuldig controleren dat het geen schade kan veroorzaken aan de ketelonderdelen van roestvrij staal. Men beveelt het gebruik aan van antivorstvloeistoffen bevattende corrosievrij PROPYLEENGLYCOL (zoals bijvoorbeeld CILLICHEMIE CILLIT CC 45, wat niet giftig is en tegelijkertijd een antivorst-, antiafzettings-en anticorrosiefunctie heeft), gebruik het in de door de fabrikant voorgeschreven dosis, afhankelijk van de voorziene minimale temperatuur. Controleer regelmatig de pH waarden van het mengsel antivries/water in het ketelcircuit en vervang dit als de waarde lager is dan de grenswaarde die door de antivries-fabrikant wordt voorgeschreven. MENG NOOIT VERSCHILLENDE SOORTEN ANTIVRIES DOOR ELKAAR. De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die wordt veroorzaakt aan het toestel of aan de installatie doordat ongeschikte antivriesmiddelen of toevoegingen worden gebruikt. België In geval dat u een antivorst additief gebruikt,
raden we aan om producten conform aan catégorie 3 te gebruiken, volgens de voorschriften van Belgaqua (NBN EN 1717). Legen tapwaterinstallatie Elke keer dat er gevaar bestaat voor vorst, moet de tapwaterinstallatie op de volgende manier worden geleegd: - sluit de kraan van de waterleiding; - open alle kranen van het warme en koude water; - leeg vanuit de laagste punten (waar mogelijk). OPGELET Leeg de onderdelen die warm tapwater kunnen bevatten door eventuele ontluchtingsgaten te activeren voordat u ze aanraakt. Ontkalk onderdelen waar kalk op is afgezet volgens de specificaties in de veiligheidskaart van het gebruikte product. Het vertrek moet geventileerd zijn, u moet beschermende kleding dragen, geen verschillende producten mengen, het apparaat en omliggende voorwerpen beschermen. Sluit de ruimten die worden gebruikt voor het aflezen of regelen van de gasdruk hermetisch af. Controleer dat het spuitkopje bij het geleverde gas past. In het geval u brandlucht ruikt, een sterke gaslucht waarneemt of rook uit het apparaat ziet komen, moet u de stroom afzetten, het gas afsluiten, de ramen openen en een monteur inschakelen. Informatie voor de gebruiker Informeer de gebruiker over de werking van de installatie. Geef hem specifiek de gebruiksaanwijzing, en vraag hem ze te bewaren in de buurt van het toestel. Informeer de gebruiker over zijn taken: - Periodiek de waterdruk van de installatie controleren, - Indien nodig, de druk herstellen en de installatie ontluchten, - De instelwaarden en de regelsystemen instellen voor een correct en zuinig gebruik van de installatie, - De installatie periodiek laten onderhouden zoals voorgeschreven, - Nooit de instellingen van de luchttoevoer voor de verbranding en de rookgasafvoer veranderen. 83
Model URBIA Green CE-certificering (pin) Type ketel Max./min. nominaal calorisch debiet (Pci) G20-G25 Qn Max./min. nominaal calorisch debiet (Pcs) G20-G25 Qn Max./min. nominaal calorisch debiet tapwater (Pci) G20-G25 Qn Max./min. nominaal calorisch debiet tapwater (Pcs) G20-G25 Qn Max./min. nominaal vermogen (80°C-60°C) G20-G25 Pn Max./min. nominaal vermogen (50°C-30°C) G20-G25 Pn Max./min. nominaal vermogen tapwater G20-G25 Pn Verbrandingsrendement (rookgassen) Rendement bij nominaal calorisch debiet (60/80°C) Hi/Hs Rendement bij nominaal calorisch debiet (30/50°C) (condensatie) Hi/Hs Rendement van 30 % bij 30°C (condensatie) Hi/Hs Rendement van 30 % bij 47°C Hi/Hs Rendement bij minimaal calorisch debiet (60/80°C) Hi/Hs Rendementsterren (richtlijn 92/42/EEC) Sedbuk-klasse Verlies bij uitschakeling (∆T = 50°C) Verlies op het niveau van de verbrandingsrookgassen bij werking Beschikbare luchtdruk Nox-klasse Rookgassentemperatuur (G20-G25) (80°C-60°C) CO2-gehalte (G20-G25) (80°C-60°C) CO-gehalte (0%O2) (80°C-60°C) O2-gehalte (G20) (80°C-60°C) Maximaal debiet rookgassen (G20-G25) (80°C-60°C) Luchtoverschot (80°C-60°C) Opblaasdruk expansievast Maximale verwarmingsdruk Capaciteit expansievast Maximale hoeveelheid water in de installatie (75°C-35°C) Min./max. verwarmingstemperatuur (hoge-temperatuurbereik) Min./max. verwarmingstemperatuur (lage-temperatuurbereik) Min./max. temperatuur tapwater Specifiek debiet tapwater (∆T=30°C) Hoeveelheid warmwater ∆T=25°C Hoeveelheid warmwater ∆T=35°C Aantal sterren tapwatercomfort (EN13203) Minimumdebiet warmwater Max./min. druk tapwater Voedingsspanning/-frequentie Totaal opgenomen elektrisch vermogen Minimale gebruiksruimtetemperatuur Beschermingsniveau van de elektrische installatie Gewicht
Avenue W.A. Mozart 1A 1620 DROGENBOS Tel. 02/331 22 66 Fax 02/331 03 30
[email protected] web :www.mtsgroup.com www. chaffoteaux.be
30
kW kW kW kW kW kW kW % % % % % % ster klasse % % Pa klasse °C % ppm % Kg/h % bar bar l l °C °C °C l/mn l/mn l/mn ster l/mn bar V/Hz W °C IP kg
35 0085BR0347 I2E(S)B / G20,G25 ### I3P / G31 B23 B23p B33 C13 C33 C43 C53 C83 28/6,5 - 23,3/5,4 31/7 - 26,1/5,9 31,1/7,2 - 25,8/6 34,4/7,8 - 29/6,6 30/6,5 - 25/5,4 34,5/7 - 29/5,9 33,3/7,2 - 27,8/6 38,3/7,8 - 32,2/6,6 27,4/6,2 - 22,8/5,2 30,3/6,7 25,5/5,6 29,5/6,9 - 24,5/5,7 33,1/7,4 - 27,9/6,3 30/6 - 25,8/5 35/6 - 29,9/5,5 97,9 97,8 98/88,2 97,6/87,9 105,3/94,8 106,9/96,3 110,3/99,3 107,2/96,5 98,2/88,4 98,9/89,1 95,6/86,1 95/85,5
****
****
A 0,1 2,1 141 5 63 - 70 9-7 < 100 4,5 49,4 - 51,6 27 1 3 6 100/300 35/82 20/45 40/65 15,3 18,4 13,1
A 0,1 2,2 128 5 65 - 70 9-7 < 100 4,5 54,7 - 59,8 27 1 3 6 100/300 35/82 20/45 40/65 18,0 21,6 15,4
***
***
<2 7/0,3 230/50 115 5 X5D 46
<2 7/0,3 230/50 115 5 X5D 46 420010102701 - 02/2008
ELEKTRA
TAPWATERKRING
VERWARMINGSKRING
EMISSIES
ENERGETISCHE KENMERKEN
ALGEMEEN
Tabel technische kenmerken