Inhoudsopgave: 1.0 Inleiding 1.1 Iedereen is welkom! 2.0 Het kinderdagverblijf 2.1 De Groepen 2.2 De babygroep, De kikkervisjes 2.3 De Dreumesgroep, De waterlelies 2.4 De peutergroep, De Vlinders 2.5 Open deuren beleid 2.6 Splitsen van de groep 2.7 Uitstapjes 2.8 Ruilen en het aanvragen van extra opvang 3.0 Het Kikkerteam 3.1 Het 4-ogen-principe 3.2 Achterwacht 3.3 De Groepsaantallen 4.0 Nieuw bij De Kikkertjes 4.1 Hechting 4.2 Wennen in de volgende groep 4.3 Wegbrengen 4.4 Ophalen 5.0 Dagindeling 5.1 Organisatie rondom de maaltijd 5.2 Organisatie rondom het slapen 5.3 Feesten en partijen 6.0 Spelen en activiteiten 6.1 De speelhoeken 6.2 Spelmateriaal 6.3 Meegebracht speelgoed 6.4 Het werken met thema’s 6.5 De Jaarplanning 6.6 Activiteitenaanbod 6.7 Reggio Emillia 7.0 Oudergesprekken 7.1 Observeren 7.2 Signaleren 8.0 Sociaal-emotionele ontwikkeling 8.1 Fase 1 8.2 Fase 2 8.3 Fase 3 8.4 Fase 4 8.5 Emotionele veiligheid waarborgen 9.0 Sociale competenties 1
10.0 Persoonlijke competenties 11.0 Waarden en normen 12.0 Lichamelijke ontwikkeling 12.1 Grove motoriek 12.2 Fijne motoriek 12.3 Zindelijkheidstraining 13.0 Zintuigelijke ontwikkeling 13.1 Horen 13.2 Zien 13.3 Ruiken 13.4 Proeven 13.5 Voelen 14.0 Taalontwikkeling 15.0 Creativiteit 16.0 De wet kinderopvang 16.1 Oudercommissie 16.2 Klachten regelement 16.3 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld 17.0. Artikelen ter ondersteuning van het pedagogisch beleid. 17.1. Kinderen en ouderen hebben baat bij een ontmoeting. 17.2. “Drie jongetjes verpesten de sfeer in de groep” 17.3.”Vies worden, hoe overtuig je ouders?’ 17.4. Kosteloos materiaal 17.5. Lekkere herfst 17.6. “Geen lesjes” 17.7. “Een meisje wil steeds hetzelfde op brood” 17.8. Naughty chair van "Supernanny" leidt tot discussie 17.9. Negen tips om baby’s meer te laten bewegen 17.10. “Wanneer moet een kindje kunnen lopen” 17.11. “Een dreumes op mijn groep bijt anderen steeds” 17.12. Creatieve ontwikkeling 17.13. Kindermishandeling: zo ga je gesprek met ouders aan. Bijlage 1: observatie formulier
2
1.0 Inleiding Dit is het pedagogisch beleid van kinderdagverblijf De Kikkertjes. In dit beleid omschrijven wij welke voorwaarden wij moeten creëren om elk kind een leuk, veilig en uitdagend plekje te bieden bij ons kinderdagverblijf. Meerdere malen per jaar evalueren wij dit beleid, passen wij dit aan of stellen ons pedagogisch handelen bij. Onze visie en missie is daarbij onze leidraad. Missie: “Eerste klas voor uw kroost” Kinderopvang biedt voor kinderen van 0 tot 4 jaar een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen. Stelt de ouders in staat arbeid en zorg te combineren. De Kikkertjes biedt een veilige speelomgeving waar kinderen met leeftijdsgenootjes kunnen spelen. Vanaf het moment dat een baby’tje bij ons komt totdat het “uitvliegt” naar de basisschool, wordt het aan allerlei uitdagingen en nieuwe vaardigheden blootgesteld. Onder begeleiding van onze pedagogische medewerksters leren de kinderen om samen te spelen en wordt de zelfstandigheid bevordert. Mooie vaardigheden ter voorbereiding op de basisschool. Er worden gevarieerde spelmaterialen en activiteiten aangeboden. Er wordt aandacht besteed aan groepsprocessen, maar het welbevinden van het individu heeft prioriteit. Het is voor ons erg belangrijk dat elk kind zich veilig en vertrouwd voelt bij de opvang. Daardoor kan een kind met een gerust hart aan ons toevertrouwd worden. Visie:
Respect tonen en vertrouwen uitstralen, samenwerken en doelgericht zijn. Kinderen de ruimte bieden om zich te ontwikkelen. Een belangrijke inspiratiebron hebben wij gevonden in de richtlijnen van Reggio Emillia.
Als een baby’tje naar de opvang komt zijn onze sleutelwoorden, warmte, aandacht, zorgzaamheid en geborgenheid. Naar mate het kindje groter wordt, komen er steeds meer belangrijke ontwikkelingsgebieden bij. Deze gebieden bestaan uit vier competenties: Emotionele veiligheid Sociale veiligheid Persoonlijke competentie Overdracht van normen en waarden In de loop der jaren, hebben wij een eigen programma ontwikkeld, waarbij elk kind zich in deze 4 competenties kan ontwikkelen. Dit programma bestaat uit een jaarplanning waarin staat omschreven welke activiteiten de groepen gaan uitvoeren. Met respect voor de ontwikkelingsfase, waarin een kind zich bevindt, worden activiteiten op een educatieve en speelse manier aangeboden. Het plezier in het “samen doen” staat hierbij centraal. De kinderen worden bij het hele proces betrokken: De voorbereiding: “Wie helpt de juf met het klaar zetten van de spulletjes, Kan jij de schaartjes neerleggen voor mij”, spanningsopbouw.
3
De activiteit zelf: kennisoverdracht, aandacht voor normen, waarden en persoonlijke groei. “Wat heb jij dat goed gedaan”. De afsluiting: “Wie helpt de juf met opruimen van de spulletjes, Waar zal ik jou werkje neerzetten”, spanning afbouw. Alle competenties komen aan bod, ook de zelfstandigheid wordt gestimuleerd door het geven van complimentjes en verantwoordelijke taken. Ons pedagogische doel is dat een kind hiervan ‘groeit’, zelfvertrouwen krijgt. Een mooi eindresultaat en/of kennisoverdracht is een mooie bijkomstigheid maar geen pedagogisch doel. 1.1 Iedereen is welkom! Wij zijn een klein kinderdagverblijf in Huizen. Wij willen graag een afspiegeling zijn van de mensen die in dit dorp wonen of werken. Dit betekent dat iedereen welkom is bij De Kikkertjes. Onze enige beperking is dat wij geen “1 op 1” zorg kunnen bieden. Oudere mensen wonen uiteraard ook in ons dorp. Wij vinden het als kinderdagverblijf waardevol om de ouderen te betrekken bij ons kinderdagverblijf. Zo gaan wij wekelijks met een klein clubje kinderen op bezoek bij het zorgcentrum. Ook komt er wekelijks een oma bij ons voorlezen en mogen de ‘echte’ opa’s en oma’s 2 keer per jaar op visite komen. Mensen met een (verstandelijke) handicap hebben ook een plekje binnen ons dorp en binnen ons bedrijf. Op dit moment bieden wij een verstandelijk gehandicapt meisje, wat heel graag met kinderen wilt werken, een ervaringsplekje aan. Voor iedereen een waardevolle verrijking. 2.0 Het kinderdagverblijf De Kikkertjes is het hele jaar geopend van maandag tot en met vrijdag. De enige uitzondering hierop zijn de landelijke feestdagen en twee studiedagen, dan is het kinderdagverblijf gesloten. De studiedagen worden altijd gepland in maart en oktober, de dag in de week wisselt elke keer. Om 07.00 gaat het kinderdagverblijf open. Alle kinderen worden opgevangen in 1 groep. Een babyleidster en een dreumesleidster zijn dan aanwezig. Om 07.30 arriveert de peuterleidster en gaan alle kinderen naar hun eigen groep. Tijdens rustige periodes kan dit wat later zijn omdat er dan om die tijd nog niet zo veel kinderen in huis zijn. We houden ze dan liever bij elkaar zodat ze samen kunnen spelen. De baby’s gaan, vanwege de rust, wel altijd naar hun eigen groep. Om 18.00 worden alle kinderen weer verzamelt in 1 groep. De peuterleidster gaat naar huis, een dreumes- en babyleidster blijven bij de overgebleven kinderen. De peuterleidster draagt haar kinderen goed over aan haar collega’s. Wij vinden het in verband met geborgenheid en gevoel van veiligheid belangrijk dat de kleinste kinderen hun vertrouwde leidster aan het begin en einde van de dag om zich heen hebben. Alle leidsters dragen een grote verantwoording om een goede overdracht van en naar ouders te doen. Om 18.30 gaat het kinderdagverblijf dicht. 2.1 De groepen Wij kiezen bewust voor leeftijdsgroepen omdat we elke groep zo kunnen inrichten dat het aansluit op de behoeftes van een levensfase. Elk kind is uniek, ontwikkeld zich op haar eigen tempo. Sommige kinderen zijn snel toe aan nieuwe uitdagingen andere hebben wat meer tijd nodig. De Kikkertjes vindt het belangrijk om naar de behoeftes van elk kind te kijken. Als de mogelijkheid er is bieden wij aan dat een kindje eerder of later naar een volgende groep gaat. Omdat wij met een doorstroming te maken hebben kan dit niet altijd gerealiseerd worden. Indien een kind toe is aan meer uitdagingen maar er is nog geen plek bij de volgende groep, zorgt de huidige groep voor meer uitdagingen, zoals verandering in het speelgoed aanbod en moeilijkere knutselwerkjes. Ook wordt zo’n kindje mee genomen is ons ‘open deuren’ beleid. Op deze manier kan elk kind zijn persoonlijke- en sociale competenties verder ontwikkelen. Persoonlijke en sociale 4
competenties van de kinderen worden besproken tijdens de kind besprekingen in de maandelijkse werkbespreking. Een ander groot voordeel van horizontale groepen is dat er meerdere kinderen van dezelfde leeftijd in een groep zitten. Een kindje heeft dus een keuze met wie hij wil spelen, zo kunnen er vriendschappen ontstaan. Het kinderdagverblijf heeft 3 horizontale groepen:
De Kikkervisjes, een babygroep van 0 tot minimaal 12 maanden, maximaal 18 maanden. De Waterlelies, een dreumesgroep van 12 tot minimaal 26 maanden, maximaal 34 maanden. De Vlinders een peutergroep van 26 tot maximaal 48 maanden. (Indien een kind in een vakantie periode 4 jaar wordt, biedt De Kikkertjes de mogelijkheid om nog wat langer hier te blijven) Er werken 3 vaste, parttime pedagogisch medewerksters en 1 flex medewerkster op een groep. De flex medewerkster werkt op de groep als de vaste pedagogisch medewerksters ziek of op vakantie zijn. En als het kindaantal hoger is dan 2 pedagogisch medewerksters mogen hebben. Door deze constructie is de flex medewerkster een zeer bekent persoon voor de kinderen en hoeven wij niet met een hele lijst invalsters te werken. Dit heeft tot gevolg dat alle medewerksters de kinderen goed kennen en individuele behoeftes kunnen onderscheppen. 2.2 De Babygroep, De Kikkervisjes:
In deze groep staat rust en regelmaat voorop. De baby’s kunnen zich hier geborgen voelen. Alle materialen zijn op hen afgestemd. Ook het hele dagschema is afgesteld op de behoefte van de baby’s. Vooral aan het slapen wordt veel aandacht besteedt. Het kan voorkomen dat ze op het kinderdagverblijf minder goed slapen dan thuis, of moeilijker in slaap komen. Slapen is op deze leeftijd erg belangrijk, de kleintjes hebben dan weer genoeg energie opgedaan om een paar uurtjes op te zijn. Er wordt dan ook echt geïnvesteerd om de kinderen zo goed mogelijk te laten slapen. De middelen hiervoor zijn: Wennen aan de slaapkamer o.a. door de kinderen in hun ‘eigen’ bedje te laten slapen Gebruik te maken van twee slaapkamers zodat het aantal slapers gesplitst wordt. Gebruik te maken van een speciaal ontwikkeld buitenbedje. Hier wordt alleen gebruik van gemaakt indien er toestemming is gegeven door de ouders. Kinderen slapen in een speciale slaapzak en slapen onder speciaal buitenbeddengoed. Een kindje kan een leidster nodig hebben om in slaap te vallen. Bijvoorbeeld door te wiegen, een wangetje te wrijven of een liedje te zingen. Sommige kinderen hebben er baat bij om gebakerd of strak ingepakt te worden. Dit wordt alleen gedaan indien er met de ouders is overlegd. Een baby kan ook in een wandelwagen of hangwiegje gelegd worden zodat het in slaap gewiegd kan worden.
Bij sommige kinderen gaat het slapen direct prima, anderen hebben wat meer hulp nodig. Uiteindelijk is het doel dat alle baby’tjes ‘geleerd’ hebben om in de slaapkamer te slapen. Op de 5
eerste plaats is het daar het rustigst. Ook bij een overgang naar een volgende groep is het prettig dat de kinderen gewend zijn aan de slaapkamers van het kinderdagverblijf.
Als kinderen maar 1 dag in de week komen kan dit de regelmaat erg beïnvloeden. Hierdoor moet het kindje elke week weer opnieuw wennen en duurt het erg lang voordat het kindje zich thuis voelt. Als dit het geval is dan zal de pedagogisch medewerkster hierover in gesprek gaan met de ouders en wordt er gekeken naar een oplossing. Dit kan zijn dat het kindje (tijdelijk) een dagje extra komt, of eventueel 2 dagdelen om zo meer structuur en regelmaat aan te brengen. Ook voor de hechting tussen pedagogisch medewerkster en kind en het laten ontstaan van vriendschappen bij de kinderen onderling, gaat onze voorkeur uit naar meerdere keren opvang in de week. 2.3 De Dreumesgroep, De Waterlelies:
In deze groep wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van de kinderen. Wij bieden de kinderen in deze groep een gevarieerd aanbod van materialen en activiteiten. Het verschil tussen de leeftijdsfases is bij deze groep erg groot. Er zijn kindjes die net uit de babygroep komen, er zijn “echte” dreumesen en er zijn “bijna” peuters. Omdat elke leeftijdsfase een andere behoefte heeft wordt deze groep regelmatig gesplitst. De allerkleinsten hebben vaak nog veel behoefte aan geborgenheid, de dreumesen zijn vaak druk bezig de grove motoriek verder te ontwikkelen en de bijna peuters zijn druk met de taal- en persoonsontwikkeling. Om elke fase voldoende persoonlijke ondersteuning en begeleiding te geven wordt er in deze groep dagelijks gesplitst. De groep wordt dan in kleinere groepjes verdeeld zodat er, gericht op de levensfase waar het kind zich in bevindt, activiteiten aan geboden kunnen worden. Een voorbeeld van het splitsen met de daarbij behorende activiteiten is: De allerkleinste gaan in de vertrouwde, rustige tuin van de babygroep spelen. De dreumesen gaan in de voortuin “schipper mag ik over varen” doen. De bijna peuters gaan een uurtje boven spelen om alvast kennis te maken met hun aanstaande groep met de daarbij behorende uitdagingen. 6
Er wordt op deze groep ook gewerkt met een activiteitenplanning waar de thema’s en activiteiten in benoemd staan. Bovendien staan ook de ontwikkelingsgebieden, die door de activiteiten aangesproken en gestimuleerd worden, benoemd.
2.4 De Peutergroep, De Vlinders:
Op deze groep wordt gericht gewerkt naar de basisschool toe. Kinderen worden gestimuleerd op allerlei vlakken; ze leren prikken en knippen, ook samenspelen en delen is aan de orde. Daarnaast is er veel aandacht voor expressie, dus verkleden, dansen en muziek maken. Samen praten in de kring en gesprekjes houden over de dag en wat we gaan doen, is iets wat dagelijks gebeurd. Ieder kind komt aan bod. Tijdens het kringgesprek wordt ook aandacht besteed aan het thema. Zindelijkheidstraining is iets waar op deze groep mee begonnen kan worden als een kind aangeeft dat hij/zij hieraan toe is. Voorwaarde is wel dat het in de thuissituatie ook gebeurd om zo de kans op succes te verhogen. Ook is makkelijk zittende kleding noodzakelijk, een kind in een romper kan dit niet zelf los- en vast maken bij toiletbezoek. Wij vinden het belangrijk dat kinderen alleen op een positieve manier worden gestimuleerd. Het geven van complimenten en stickers zijn daarbij een hulpmiddel. Boos worden als het kind een ongelukje heeft gehad doen wij niet, ook niet op verzoek van een ouder. Op deze groep wordt ook gewerkt volgens een jaarplanning. Regelmatig wordt de groep gesplitst om hierdoor met kleinere groepjes te werken en meer aandacht te hebben voor de kinderen. 2.5 Open deuren beleid De Kikkervisjes, De Waterlelies en de Vlinders zijn stamgroepen. Op de stamgroep wordt er gezamenlijk gegeten en gedronken. Elke stamgroep heeft ook zijn eigen slaapkamer. De groep is een vaste basis met vaste vertrouwde gezichten. Tijdens de speeluurtjes, van 10.00 tot 11.30 en van 13.00 tot 16.30, is er een opendeurenbeleid. Dit geldt in grote maten voor de dreumesen en peuters. De baby’s hebben de rust van hun eigen groep nodig. Uiteraard mag een grote broer of zus altijd even het babybroertje of zusje een kusje geven. Ook kan een pedagogisch medewerker er voor kiezen om samen met een “bijna dreumes” alvast een kijkje te nemen bij de dreumesgroep of tuin. Dit doen wij om een kindje samen met een vertrouwd persoon alvast kennis te laten maken met de aanstaande groep. Tijdens de opendeurentijd kunnen peuters en dreumesen meedoen met activiteiten van de beide groepen. De twee groepen die samen een opendeuren beleid toepassen hebben de beschikking over vijf ruimtes (2 groepen, de speelkelder en de tuinen), die ieder een leeftijdsgroep of type kind iets speciaals kan bieden. Tijdens dit open deuren beleid kan een kind zijn stamgroep verlaten maar wel in bijzijn van een vertrouwde pedagogisch medewerkster. De voordelen die het open deuren beleid biedt zijn: 7
Het bieden van meer uitdagingen specifiek gericht op de behoefte van het kind (bijvoorbeeld voorbereidend op het basisonderwijs) Het creëren van meer rust en veiligheid (door de kinderen te splitsen in kleinere groepjes en te verdelen over de verschillende ruimtes ontstaat er meer rust. Ook kan het veilig en vertrouwd zijn (bijvoorbeeld voor de kleine dreumesen om in de “babytuin” te gaan spelen). Samen met broer of zus kunnen spelen. Vriendschappen herenigen die door een groepsovergang uit elkaar gehaald is. Even de jongste kunnen zij i.p.v. de oudste (oudste dreumesen die gaan spelen met de jonge peuters) Even de oudste kunnen zijn i.p.v. de jongste (jonge peuters die gaan spelen met de oudste dreumesen) Kinderen leren zowel het pand als de personen (kinderen en pedagogisch medewerksters), heel goed kennen. Als er wegens efficiencyredenen of in geval van nood samengevoegd moet worden, is dat geen probleem. Zowel de ruimtes, de pedagogisch medewerksters en de kinderen zijn vertrouwd voor elk kind. Dit komt een makkelijke overgang naar een volgende groep ten goede. Pedagogisch medewerksters van de verschillende groepen inspireren elkaar door deze manier van samenwerken. Talenten van pedagogisch medewerksters kunnen optimaal benut worden (bijvoorbeeld: danstalenten kunnen mini workshops geven). Het geeft de pedagogisch medewerksters een goed beeld of een kindje toe is aan een nieuwe groep of dat het wat langer de tijd nodig heeft om over te gaan. Hier kan, indien het volgens de planning mogelijk is, rekening mee gehouden worden.
Om het open deuren beleid goed te kunnen uitvoeren is een goede communicatie tussen peutergroep en dreumesgroep onmisbaar. Er moet helder zijn wat het pedagogische doel is van een splitsing. Ook moet het met regelmaat terug komen zodat er de meest optimale resultaten gehaald worden. Tijdens de overleg momenten worden de afspraken vastgelegd omtrent welke dagen en welke kinderen hierin meegenomen worden. Dit wordt vastgelegd in de betreffende notulen. De activiteiten die gedaan worden tijdens het open deuren beleid zijn: Vrijspelen (dit met doel een nieuwe ruimte, nieuwe pedagogisch medewerksters en kinderen vast te leren kennen, voordat een kindje overgaat) Kringgesprek of knutselactiviteiten ter voorbereiding op de basisschool. Het doen van speciale activiteiten tijdens feestelijke gebeurtenissen, denk hierbij aan een pietengym, paas- kerstlunch, afsluiting van een thema. Als de kinderen gaan buiten spelen verlaten zij ook hun stamgroep. De dreumesen en peuters gaan bij voorkeur 2 keer per dag naar buiten tussen 09.00 en 18.30. Tot 09.00 worden de kinderen eerst ontvangen in hun eigen groep. Op zonnige dagen kunnen de pedagogisch medewerkster beslissen om buiten te picknicken. 2.6 Splitsten van de groep Tijdens de speeluurtjes, van 10.00 tot 11.30 en van 13.00 tot 16.30, kunnen de pedagogisch medewerksters ook een groep splitsen. Dit is dus zonder samenwerking met een andere groep maar de kinderen kunnen daarbij wel de stamgroep tijdelijk verlaten. We splitsten de groep in de volgende gevallen: Als de groep onrustig is bijvoorbeeld door chemie tussen bepaalde kinderen. Er kan besloten worden om deze kinderen tijdelijk uit elkaar te halen om de even rust te creëren. Als de groep onrustig is bijvoorbeeld door chemie tussen bepaalde kinderen. Er kan besloten worden om deze kinderen in een kleinere groep bij elkaar te zetten zodat er bewust gestuurd kan worden in goed omgangsgedrag. 8
Bij een volle groep, zodat er meer rust gecreëerd wordt. Bij onrust op de groep. De babygroep kan beslissen om met een aantal kinderen te gaan wandelen zodat het wat rustiger wordt op de groep. Om specifieke activiteiten aan te bieden bijvoorbeeld ter voorbereiding op de basisschool of ter bevordering van de taalontwikkeling. Als er gesplitst wordt maken we gebruik van de eigen groepsruimte, de speelkelder en de tuin. Indien er gesplitst wordt zorgen we ervoor dat het leidster-kindaantal juist is. Daar geldt de volgende normering voor: Drie maanden tot een jaar = 4 kinderen op 1 pedagogisch medewerkster. Een jaar tot twee jaar = 5 kinderen op 1 pedagogisch medewerkster. Twee jaar tot drie jaar = 6 kinderen op 1 pedagogisch medewerkster. Drie jaar tot vier jaar = 8 kinderen op 1 pedagogisch medewerkster. 2.7 Uitstapjes De Kikkertjes gaan ook graag op stap met de kinderen. Wij vinden het leuk om met de grotere naar iets uit te kijken,” een schoolreisje gevoel”. Het schept een band om met elkaar ergens naar toen te leven en naar toe te gaan. We doen dit ten minste twee keer per jaar. Vaak brengen we in het voorjaar, als afsluiting van de lente, een bezoekje aan de kinderboerderij of schaapskooi. In het najaar wandelen we naar het bos, ter afsluiting van de herfst. Als wij op stap gaan moet dat natuurlijk op een veilige manier gebeuren. Er moeten voldoende volwassenen mee om alle kinderen goed in de gaten houden. Daar vragen wij hulp voor aan de ouders. Ook dit vinden de kinderen heel erg leuk. Normaal mag papa of mama niet blijven, maar vandaag wel! Er wordt een verdeling gemaakt wie welk kindje onder zijn hoede neemt. Ook stagiaires kunnen mee ter ondersteuning. Met kleinere groepjes kinderen bezoeken wij de bibliotheek om boekjes te lenen of een voorstelling te bekijken. Ook gaan we regelmatig bij een zorgcentrum in de buurt op bezoek. Ten slotte gaan we ook graag aan de wandel. Vooral in de babygroep vinden wij dit erg belangrijk. Hele kleintjes laat je in de koude of natte dagen niet buiten op de grond spelen. Toch is het gezond dat zij ook regelmatig naar buiten gaan. We beschikken over een 4-ling wandelwagen zodat er 4 kindjes tegelijk naar buiten kunnen. De andere groepen gaan ook wandelen, meestal naar een speeltuintje, tuincentrum of zorgcentrum. In overleg met de oudercommissie is afgesproken dat alleen pedagogisch medewerksters, die langer dan een jaar in dienst zijn, mogen gaan wandelen met de kinderen. Elke gezin krijgt, bij aanvang, een formulier waarop ze toestemming kunnen geven of er met het kindje gewandeld mag worden. Indien er geen toestemming gegeven wordt om met een kindje te wandelen dan blijft het kindje bij het kinderdagverblijf. Prioriteit is dat het wandelen en de uitstapjes op een veilige manier gebeurt. Er gaat altijd een telefoon mee, kinderen moeten aan de hand gehouden worden of in een wagen zitten en een speeltuin moet goed afgezet zijn als ze “los gelaten” worden. Wandel met grotere kinderen kan ook met behulp van het evacuatietouw. Dit is een touw wat de kinderen vasthouden, zodat ze bij elkaar blijven. We oefenen dit met wandelen naar de bibliotheek of speeltuin zodat het tijdens een noodsituatie bekend is bij de kinderen. 2.8 Ruilen en het aanvragen van extra opvang De Kikkertjes biedt verschillende contractvormen aan. Bij het standaard contract biedt De Kikkertjes de mogelijkheid om extra dagdelen aan te vragen en/of dagdelen te ruilen. Dit kan aangevraagd worden via het registratiesysteem waar wij gebruik van maken. Elke ouder krijgt een eigen inlogcode zodat er via de computer of app een verzoek gedaan kan worden. Of het verzoek ingewilligd kan worden is afhankelijk van de hoeveelheid kinderen en pedagogisch medewerksters die op dat 9
moment aanwezig zijn. Indien het maximum aantal kinderen bereikt is, is er geen plek en wordt het verzoek afgewezen. 3.0 Het Kikkerteam: Pedagogisch medewerksters: Wij werken met een team van gediplomeerde pedagogisch medewerksters. Alle medewerkster zijn ten minste in het bezit van een MBO-3 diploma. Zij worden het hele jaar door gestimuleerd om hun pedagogisch handelen op niveau te houden en verder te ontwikkelen. Dit doen wij door: Individuele gesprekken, ten minste 1 formeel gesprek en meerdere malen per jaar informele gesprekken met de leidinggevende. werkbesprekingen te houden. Dit doen we maandelijks in het bijzijn van de leidinggevende. Op de agenda staat altijd de samenwerking en de kinderen/gedane observaties. Ook wordt er een zelfgekozen artikel besproken uit een vakblad. teamvergaderingen te houden Dit doen we 4 keer per jaar in het bijzijn van de leidinggevende. Op de agenda staat altijd het pedagogisch beleid, ontwikkelingen binnen de kinderopvang en de risicoinventarisatie. vakliteratuur aan te bieden en te bespreken van hetgeen wat erin staat. individuele cursussen Ook wordt er twee keer per jaar een studiedag georganiseerd waarbij onze pedagogische doelen centraal staan. Tijdens de studiedag wordt een professial ingehuurd die, op maat, een workshop aanbiedt. Wij investeren in een langdurige samenwerking zodat deze professional het bedrijf leert kennen en pedagogisch medewerksters en leidinggevende kan voorzien van feedback. Ook de leidinggevende blijft zich ontwikkelen door middel van scholing, het regelmatig bijwonen van informatie bijeenkomsten vanuit de branche organisatie, volgen van workshops georganiseerd door o.a. de FCB. Ook zij heeft ten minste 1 formeel en meerdere informele gesprekken met de directeur. Van alle bovenstaande gesprekken en besprekingen worden notulen / verslagen gemaakt die met de volgende bespreking weer besproken worden. Op elke groep werkt, ten minste één pedagogisch medewerkster met een kinder-EHBO diploma en ten minste één pedagogisch medewerker met een BHV-diploma. Deze worden jaarlijks herhaald. Wij dragen er zorg voor om een team samen te stellen van verschillende mensen. Dit zorgt ervoor dat we een mix aan verschillende kwaliteiten hebben, zo hebben we veel ervaring in huis en zijn we op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen. Het hele team wordt ondersteunt door externe professionals, zoals een kinderfysiotherapeut, logopediste, gedragstherapeut, personal coach ter ondersteuning van de medewerksters en een voedingsdeskundige. Stagiaires De Kikkertjes is een erkend leerbedrijf en heeft dus regelmatig stagiaires op de groepen staan. Zij leren het vak zodat wij in de toekomst ook goed opgeleide pedagogisch medewerksters hebben. De 10
meeste stagiaires lopen een schooljaar stage. Wij kiezen ervoor om deze periode te splitsen in 2 helften zodat ze op 2 groepen ervaring op kunnen doen. Stagiaires staan altijd boventallig op de groep en zijn een waardevolle ondersteuning voor de pedagogisch medewerksters. Het is een extra paar handen op de groep wat een lasten verlichting betekent. Huishoudelijk medewerkster Bij het kinderdagverblijf is het rond het middagmaal altijd spitsuur. Onze huishoudelijk medewerkster komt daarom dagelijks van 11.00 tot 14.00 zodat ze de pedagogisch medewerkster kan ondersteunen met het opruimen van de vaat, en aan kant maken van de groep. Ook verschoont zij de bedjes, maakt de keukens schoon en verzorgt zij de was. Overige, grote schoonmaakklussen worden door het schoonmaakbedrijf gedaan. Dit gebeurt na sluitingstijd. Themaondersteuning Wij werken geregeld met thema’s en daar horen mooie decoraties bij. In spullen aanschaffen, verdelen op de groepen, ophangen, neerzetten en weer opruimen gaat een hoop tijd zitten. Deze tijd halen wij niet bij de pedagogisch werksters vandaan omdat wij het belangrijk vinden dat ze hun aandacht zo veel mogelijk aan de kinderen besteden. Een ochtend in de week komt er een creatieve medewerkster extra bij De kikkertjes om deze werkzaamheden uit te voeren. Omdat zij een ruime ervaring heeft met kinderen voorbereiden op de basisschool, neemt zij geregeld de oudste peuters onder haar hoede met een kringgesprek. Dit gebeurd op lage stoeltjes zonder tafel ervoor. Op de basisschool zitten kinderen ook geregeld in een “open kring” en hier zitten de kinderen altijd aan tafel. Voor kinderen is dit echt iets wat ze moeten leren dus dat wordt geregeld geoefend met deze pedagogisch medewerkster in het bijzijn van hun “eigen pedagogisch medewerkster”. Voorleesoma Elke dinsdagmiddag komt er een vrijwilligster voorlezen bij de dreumesen en peuters. Zij is onze voorleesoma en waardevolle aanvulling in ons team. Stichting Philadelphia Mensen met een (verstandelijke) handicap hebben ook een plekje binnen ons binnen ons bedrijf. Op dit moment bieden wij een verstandelijk gehandicapt meisje, wat heel graag met kinderen wil werken, een ervaringsplekje aan. Voor iedereen een waardevolle verrijking. Zij ondersteunt de dreumesgroep met het huishouden en speelt met de kinderen mee. Alle beroepskrachten, stagiaires en vrijwilligers zijn in het bezit van een VOG (verklaring van goed gedrag). Ten slotte worden wij ook af en toe ondersteund door de ouders. Op de eerste plaats door de oudercommissie. Zij ondersteunen het team met advies en hulp. Ook organiseren zij een keer per jaar een ouderavond. Wij doen op alle ouders een beroep indien we extra hulp nodig hebben bijvoorbeeld met een uitje of tijdens een feest. Denk hierbij aan het bakken van pannenkoeken voor het kerstfeest of extra hulp tijdens het Sinterklaasfeest. 3.1 Het 4 ogen principe Het kinderdagverblijf houdt zich aan het 4 ogen principe. Dit houdt in dat een pedagogisch medewerkster niet alleen mag zijn met een kind. Er moeten altijd 4 ogen of 4 oren mee kijken/luisteren. Aan het begin en einde van de dag werkt een pedagogisch medewerkster alleen op de groep maar komen er regelmatig ouders de groep in. Tussen 09.00 uur en 16.30 wordt er altijd met tenminste 2 pedagogisch medewerksters gewerkt. Tussen 11.00 en 14.00, en incidenteel tussen 15.00 en 16.00, gaan de zij om en om, met pauze. 11
Tijdens de pauze periode werkt een pedagogisch medewerkster alleen, maar in overleg met de oudercommissie hebben wij de volgende maatregelingen getroffen om aan het 4 ogen principe te voldoen: Als een pedagogisch medewerkster alleen is op de groep met de kinderen dan werkt zij met een open deur. Er zijn speciale schotten gemaakt, die in de deur opening geplaatst kunnen worden. De kinderen kunnen er niet overheen klimmen en de deur kan veilig open blijven staan. De groepsdeur blijft open staan als er iemand op kantoor aan het werk is. Indien er niemand op kantoor aan het werk is wordt er bij een andere groep ook een schot tussen de deur gezet zodat beide deuren open staan. Omdat het goed slapen erg belangrijk is zit er vaak een pedagogisch medewerkster bij de kinderen in de slaapkamer. Bij de slaapkamers op de begane grond zijn ramen geplaatst zodat de leidster bekeken kan worden. Bij de slaapkamer in de Vijverhut zit geen raam, daar wordt door middel van een babyfoon meegeluisterd. Een pedagogisch medewerkster kan er ook voor kiezen om met een dichte deur te werken maar dan wordt er een babyfoon aangezet. Deze zijn volop aanwezig in het pand. Wij vinden het erg belangrijk dat we regelmatig met de kinderen naar buiten gaan. Ook voor de allerkleinste is dit erg goed maar op de babygroep is het niet haalbaar om met alle kinderen tegelijk te gaan wandelen. Ouders mogen er zelf voor kiezen of zij het toestaan dat een pedagogisch medewerkster alleen gaat wandelen met hun baby. Dit wordt ingevuld op een toestemmingsformulier en digitaal vastgelegd. Het alleen wandelen met de baby’s wordt alleen toegestaan met een beroepskracht die langer dan 1 jaar in dienst is. Alle pedagogisch medewerksters worden met regelmaat erop gewezen dat ze niet alleen mogen zijn met de kinderen. De verantwoording die zij hierin hebben staat omschreven in het personeelsbeleid die in hun introductie map zit. Tijdens rustige periodes, bijvoorbeeld in de zomer, kan het zijn dat de kind aantallen zover terug gelopen zijn dat een pedagogisch medewerkster een dag alleen werkt. Ook dan geldt het 4 ogen principe. Er wordt dan de hele dag met een open deur of babyfoon gewerkt. 3.2 Achterwacht Het kinderdagverblijf gaat ‘s ochtends om 07.00 uur open. Er zijn altijd 2 pedagogisch medewerksters aanwezig om de kinderen te ontvangen. Bij alle pedagogisch medewerksters is het bekend dat als zij ’s avonds ziek worden, terwijl zij de volgende dag om 07.00 uur moeten beginnen, zij hun collega moeten bellen om te zeggen dat ze ziek is. De collega zal dan haar vroege dienst overnemen zodat er gezamenlijk geopend kan worden. Mocht een pedagogisch medewerkster ’s morgens ziek wakker geworden zijn dan belt zij de collega die om 07.30 uur begint zodat zij er om 07.00 uur kan zijn. Mocht deze collega te ver weg wonen, dan wordt Marjan of Henriëtte gebeld. Op deze manier wordt ondervangen dat een pedagogisch medewerkster niet alleen is in het pand. Het laatste half uur op de dag wordt er wederom met twee pedagogisch medewerksters gewerkt. Mocht een medewerker met een late dienst overdag ziek worden, dan blijft de pedagogisch medewerkster die tot 18.00 ingeroosterd staat tot 18.30 door werken. Er is dus nooit 1 beroepskracht alleen in het pand. Alle pedagogisch medewerksters hebben mobiele telefoonnummers van elkaar, van Marjan en van Henriëtte. De pedagogisch medewerksters worden via het personeelsbeleid op de hoogte gebracht van deze handelswijze. Ook wordt dit jaarlijks mondeling toegelicht tijdens de teamvergaderingen. 3.3 De groepsaantallen.
12
Bij De kikkertjes wordt er met hele en anderhalve groepen gewerkt. Dat ziet er op de groepen als volgt uit: De Kikkervisjes: maximaal 9 baby’s met 2 pedagogisch medewerkers en maximaal 12 baby’s met 3 pedagogisch medewerkers. De Waterlelies: maximaal 11 dreumesen met 2 pedagogisch medewerkers en maximaal 15 dreumesen met 3 pedagogisch medewerkers. De Vlinders: maximaal 16 peuters met 2 pedagogisch medewerkers. Op elke groep werken 3 parttime medewerksters verdeeld over de vijf dagen van de week. Er werken dus 2 medewerksters per dag op een groep. Elke groep heeft ook een eigen “flex-medewerkster”. Zij werkt op de groep als er een derde pedagogisch medewerkster nodig is omdat er meer kinderen zijn. Ook tijdens ziekte en verlof vervangt zij de andere medewerkers. Deze flex-medewerkster is regelmatig aanwezig op de groep, ook neemt zij deel aan de werkbesprekingen, teamvergaderingen en studiedagen. Wij kiezen bewust voor deze constructie omdat het meer continuïteit genereert. Voor de kinderen is het een vertrouwd gezicht, wat even goed op de hoogte is als alle andere medewerksters. In geval van nood kan er een flexwerker van een andere groep ingezet moeten worden. Ook flexwerkers worden immers wel eens ziek, of gaan op vakantie. Omdat wij een klein bedrijf zijn, kennen alle pedagogisch medewerksters alle kinderen, en omgekeerd. Indien een flexmedewerkster op een andere groep staat, gebeurd dat alleen in combinatie met een vaste medewerkster van de betreffende groep. Alle gebruiksaanwijzingen, allergieën en diëten staan zowel schriftelijk als digitaal gedocumenteerd zodat er geen vergissingen kunnen gemaakt worden. 4.0 Nieuw bij De Kikkertjes Als een kindje ingeschreven wordt bij De Kikkertjes dan krijgen de nieuwe ouders een maand voor aanvang een kaartje met 2 wen datums. Tijdens 1 van de 2 wenmomenten is er een intakegesprek met een leidinggevende. De nieuwe ouders ontvangen dan een informatiemapje waarin verschillende documenten zitten. Er zit een o.a. een formulier in van de oudercommissie, de klachtenprocedure, een stukje voedingsbeleid, een toestemmingsformulier om buiten te slapen en een welkomstbrief. Ook worden er afspraken doorgesproken en het belang van een open communicatie. Wij zijn van mening dat het erg belangrijk is dat een ouder niet met vragen of een gevoel van onvrede blijft rondlopen omdat dit uiteindelijk een weerslag heeft op het kindje. Als een ouder een onprettig gevoel heeft over de opvang, draagt hij/zij dat vaak over op een kind. Dit staat een goede hechting tussen kind en pedagogisch medewerksters in de weg. De eerste keer van de wenperiode komen de ouders, bij voorkeur samen, het kind brengen. De wenafspraken worden altijd om 09.00 of 14.00 gepland. Normaal gesproken zijn de overige kinderen al gebracht en de tweede pedagogisch medewerkster is op de groep aanwezig. Zo is er voldoende rust en aandacht om een goede overdracht met alle relevante informatie over het kind te krijgen. De pedagogisch medewerksters nemen ruim de tijd om de ouders te laten wennen aan het nieuwe stapje in hun ouder zijn. Er wordt aangegeven dat ze de hele ochtend erbij mogen blijven en als ze er voor kiezen om het kindje achter te laten mogen ze altijd bellen als ze zich onprettig voelen. Als pedagogisch medewerkster ben je je altijd bewust dat een goede relatie met een ouder ten goede komt aan de band die je met een kind opbouwt. In principe wennen kinderen 2 keer maar indien een kind of ouder behoefte heeft aan een langere of kortere wenperiode dan kunnen daar afspraken over gemaakt worden. Tijdens de tweede wenochtend laten de ouders het kindje bij het kinderdagverblijf zodat kind en pedagogisch medewerkster elkaar goed kunnen leren kennen. Het doel van de wenperiode is:
13
Het vertrouwd raken van het kind met de nieuwe omgeving en het opbouwen van een vertrouwensrelatie tussen kind en pedagogisch medewerksters . Het kind een emotionele vertrouwensband laten opbouwen. Het vertrouwd raken van de ouders met de nieuwe situatie en het vertrouwen krijgen dat hun kind in goede handen is. Het goed op elkaar afstemmen van voedingsschema’s, slaapgewoontes en pedagogische aanpak thuis en op de opvang.
Voor een baby is de slaapomgeving het meest vertrouwd. Daarom vragen we ouders om een knuffel of kroeldoekje en eventueel de eigen speen van het kind mee te geven. Per kind wordt beschreven wat het meeneemt in bed aan eigen spulletjes. Ook voor een ouder kindje kan een eigen speen, doekje of knuffel een middel zijn waardoor een kindje zich sneller op zijn of haar gemak voelt. 4.1 Hechting Het streven is dat elke baby in de eerste 2 weken door de 3 vaste pedagogisch medewerksters verzorgd wordt. Stagiaires en flex-medewerksters van een andere groep mogen baby’s die nog in de wenperiode zitten niet verzorgen. Er moet eerst een veilig basisvertrouwen zijn en daarbij zijn vaste verzorgers voor het kind belangrijk. Dit geldt ook als een kindje voor het eerst komt, maar geen baby meer is. Ouders zijn uiteraard vrij om te kiezen hoeveel dagen opvang zij willen afnemen per week. Onze voorkeur gaat uit dat een kindje minimaal 2 keer per week naar de opvang komt. Dit komt ten goede voor de hechting met de pedagogisch medewerksters. Mocht een ouder toch voor 1 dag opvang per week kiezen dan kan dat onder voorbehoud. Mocht na enige tijd blijken dat de hechting moeizaam verloopt, gaan ouders en pedagogische medewerkster met elkaar in gesprek. Het welbevinden van het kind staat centraal in dit gesprek. Ouders krijgen in de wenperiode een dagschema van het kinderdagverblijf mee. Ons streven is om de baby’s langzaam te laten wennen aan dit schema, zodat het steeds meer kan deelnemen aan het groepsproces. Dit dagschema hebben wij gebaseerd op adviezen van consultatiebureau en voedingscentra zodat de meeste kinderen vanzelf hierin rollen. 4.2 Wennen in de volgende groep Het kinderdagverblijf heeft 3 verschillende leeftijdsgroepen, een babygroep, een dreumesgroep en een peutergroep. De leeftijd dat een kindje overgaat naar een volgende groep ligt voor een baby wat overgaat naar een dreumesgroep tussen de 12 en 20 maanden. Een dreumes gaat tussen de 26 en 34 maanden door naar de peutergroep. De reden dat er een marche is van meerdere maanden is dat wij voor elk kindje bekijken of het er aan toe is om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Sommige kinderen zijn daar snel aan toe, andere hebben wat meer tijd nodig. Kinderen wennen gemiddeld 4 keer, maar hier geldt ook voor dat wij naar het kind kijken. Sommige kinderen hebben wat langer nodig, willen na een paar uurtjes wennen weer terug naar hun “eigen” 14
groep. Voor deze kindjes wordt de wenperiode verlengt. Sommige kinderen vinden het verwarrend om te wennen of vinden het erg leuk op de nieuwe groep, voor hen wordt de wenperiode ingekort. De hechtingsperiode tussen pedagogisch medewerkster en kind wordt zorgvuldig opgebouwd. Gaat een kindje de eerste keer wennen in de nieuwe groep dan gaat een vertrouwd pedagogisch medewerkster mee. Na enige tijd, als het kindje zich op haar gemak voelt, neemt de oude pedagogisch medewerkster meer afstand en komt de nieuwe meer op de voorgrond. Als het kindje eenmaal over is dan wordt het kindje de eerste weken alleen verzorgd door de 3 vaste pedagogisch medewerksters van de nieuwe groep. 4.3 Wegbrengen Voor dreumesen en peuters is het moment van afscheid nemen van de ouders meestal het moeilijkst. Om die reden wordt de manier van afscheid nemen goed met de ouders doorgenomen. We adviseren ouders om bij het brengen van een wat ouder kind wat meer tijd te nemen voor het afscheid. Er liggen altijd boekjes, puzzeltjes of wat speelgoed klaar wat de mogelijkheid biedt om eerst nog even rustig samen te spelen. Daarnaast is het belangrijk dat ouders heel duidelijk zeggen dat ze weggaan en dan vervolgens ook direct gaan (voorspelbaarheid). Als het kind moet huilen, zal de pedagogisch medewerkster het kind van de ouders overnemen en met het kind, mama of papa uitzwaaien. De ouders kunnen altijd later even bellen of alles goed gegaan is. De pedagogisch medewerkster stuurt de ouder eventueel een appje dat het kind zijn/haar draai weer heeft gevonden. Ook na de wenperiode blijft deze werkwijze gehanteerd. Mocht een kindje al huilend binnen komen kan het verstandig zijn dat er vrij direct afscheid van elkaar genomen wordt. Deze kinderen hebben door wat er gaat gebeuren. Dan is het beter om dat zo snel mogelijk te doen. Langer rekken creëert vaak dat de kinderen het idee krijgen dat de komst naar De Kikkertjes wellicht nog te veranderen valt. In dat geval zal het langer en harder gaan huilen. Deze methode wordt bij de ouders goed uitgelegd omdat het vaak een moeilijke manier van afscheid nemen is. 4.4 Ophalen Aan het eind van het dagdeel of de dag is er weer een moment van verwelkomen en afscheid nemen. Dat kan vooral voor de dreumesen en peuters weer een verwarrend moment zijn. Naar wie moet ik nu luisteren? Naar mama/papa of naar de juf? Over het algemeen volgen we de volgende gedragslijn: Papa of mama doen de jassen en de schoenen aan en verzamelen de spulletjes, ze zijn vanaf het moment van naar binnen stappen gewoon weer de autoriteit. De verantwoording van de pedagogisch medewerksters schuift door naar de ouders. Dat is voor de kinderen het duidelijkst. Ouders en pedagogisch medewerksters houden daarbij rekening met elkaar zodat een en ander zo soepel mogelijk verloopt voor iedereen, ook i.v.m. de nog niet opgehaalde kinderen. Natuurlijk zijn pedagogisch medewerksters en stagiaires ondersteunend aanwezig als er meer kinderen uit een 15
gezin zijn om aan te kleden of zodra er iets even met een pedagogisch medewerkster besproken moet worden in de mondelinge overdracht. Tijdens de overdracht draagt de pedagogisch medewerkster er zorg voor dat er niet negatief gesproken wordt in het bijzijn van de kinderen. Mocht een ouder bijvoorbeeld gaan mopperen dat er een plasongelukje is geweest, geven we aan dat we op een ander moment daar over in gesprek kunnen gaan maar dat we nu, in het bijzijn van het kind, graag de dag positief afsluiten. Voor de baby’s is er ook nog een schriftelijke overdracht over het verloop van de dag. Voor de hele kleintjes in een echt schriftje en voor de grotere is er een digitaal “schriftje”. Tijdens de haalperiode worden kortdurende activiteiten aangeboden i.v.m. organisatie en om te zorgen dat het gemakkelijk is voor de kinderen zich los te rukken uit het spel om mee naar huis te gaan. Een kort spelletje/puzzeltje kan altijd even afgemaakt worden met de ouders. En een verhaaltje voorlezen op de bank aan het einde van de dag is een ontspannende activiteit. Ouders en kinderen voelen zich tot het laatste moment welkom. Zo lijkt het begin en het eind van de dag op elkaar, zij het in omgekeerde volgorde (structuur en voorspelbaarheid). 5.0 Dagindeling We werken met een vaste dagindeling om verschillende redenen. De belangrijkste reden is de voorspelbaarheid en tijdmarkering voor jonge kinderen. Dit biedt veiligheid en structuur. Jonge kinderen kunnen geen klokkijken maar wel de volgorde van dingen leren. Na het slapen naar buiten, dan een koekje, een verhaaltje en dan komt mama. Herhaling van ritmes en rituelen geven een gevoel van veiligheid en herkenning. Een lange dag wordt overzichtelijk. Er zijn markeermomenten, oriëntatiegebeurtenissen in de tijd, die een kind handvatten geeft om zich emotioneel veilig te voelen. Bij de peutergroep wordt dit letterlijk zichtbaar in de afbeeldingen die hangen op de groep. Grofweg is de dagindeling als volgt:
Kinderen worden gebracht en ontvangen. Kringgesprek, zingen, lezen, fruit eten en drinken. Luiers verschonen en plassen. Activiteit, toepassing van het open deurenbeleid. Lunch. Luiers verschonen en plassen. Halen ochtendkinderen, brengen middagkinderen. Rusttijd, de meeste kinderen gaan slapen, de allergrootste doen een rustige activiteit. Aankleden en luiers verschonen. Kringgesprek, zingen, lezen, koekje/cracker eten en drinken. Vrij spelen of activiteit Groente/rauwkost eten, drinken en een laatste verschoonronde Spelen of kleine activiteit Kinderen worden gehaald
16
5.1 Organisatie rondom de maaltijd
Ons kinderdagverblijf volgt de richtlijnen van het voedingscentrum. Het betekent dat wij verantwoorde maaltijden en tussendoortjes aanbieden. Tijdens de lunch wordt er Nutrilon aangeboden, tijdens de overige drinkmomenten drinken de kinderen water. Als traktatie gaat onze voorkeur uit naar een gezonde lekkernij. Mocht er toch een grote hoeveelheid snoep meegebracht worden dan wordt dat aan de kinderen mee naar huis gegeven. Ouders hebben dan zelf de keuze of ze dat aan hun kindje willen geven. De bruine en volkoren boterhammen worden besmeerd met halvarine. Verder kan er uit het volgende beleg gekozen worden: mager beleg zoals 30+ smeerkaas, (vegetarische) smeerworst, plakjes worst of kaas, honing, appelstroop of jam. Omdat het reuze leuk en lekker is bestrooien we een boterhammetje ook wel eens met een hageltje. Belangrijke sleutelwoorden rondom de maaltijd zijn:
Zorg, aandacht Plezier, gezelligheid Hygiëne, kwaliteit Rust Overdracht van waarden en normen.
Zorg, aandacht De baby’s en dreumesen worden gestimuleerd om met of van een vorkje te eten. De peuters mogen hun broodje zelf smeren en dubbel klappen. Het tafelmoment is een moment van overdracht van waarde en normen. Voorbeelden hiervan zijn: op je beurt wachten, korstjes op eten, niet proppen, vragen om een nieuw broodje enz. Pedagogisch medewerksters scheppen individuele voorwaarden om elk kind goed te laten eten. Plezier, gezelligheid Kinderen worden niet gedwongen om bepaalde dingen of hoeveelheden te eten, wel gestimuleerd. Kinderen krijgen keuzemogelijkheid in wat ze eten. Pedagogisch medewerksters zorgen dat ze de tijd hebben, voorkomen stress rondom eten. Positieve benadering van de kinderen met hun eigen eetgedrag. De maaltijd hoeft niet vlug, maar duurt ook niet te lang. Er wordt gekeken naar wat een kind naar zijn aard kan opbrengen m.b.t. aan tafel zitten. Een supervlug, hyperactief kind te laten wachten op de laatste treuzelaar kan te moeilijk zijn. Het begin en het eind van de maaltijd wordt gemarkeerd worden met een liedje, waarna de treuzelaar nog even door mag eten. Kinderen bepalen zelf en leren zelf de hoeveelheid inschatten van wat ze op kunnen. Of het nu twee stukjes of tien stukjes brood zijn, het maakt niet uit. Het kind leert zo luisteren naar zijn lichaam. 17
Hygiëne, kwaliteit Kinderen en pedagogisch medewerksters wassen hun handen voor en na het eten. Wat op de grond is gevallen wordt niet meer opgegeten. Ieder eet van zijn eigen bord, drinkt uit zijn eigen beker, niet van het mes likken. We houden rekening met individuele diëten. Ouders kunnen altijd eventueel noodzakelijke dieetvoeding meegeven. Wij stimuleren de kinderen om kruipend/lopend naar de tafel te komen, als beginritueel van de maaltijd. Bij de dreumesen en peuters stimuleren wij kinderen, die dat al kunnen, te helpen met tafeldekken en afruimen. De maaltijden voorbereiden, nuttigen en opruimen gebeurt uiteraard volgens de vastgestelde richtlijnen qua hygiëne (RIE). Dit is terug te vinden in de hygiënecode voor kleine instellingen, gemaakt door de branche kinderopvang. Dit is terug te lezen in de protocollen map die in de gangkast staat. Een aantal belangrijke afspraken zijn: Als er een verpakking geopend wordt, wordt er direct een sticker opgeplakt met de datum erop. Iedereen draagt zorg voor een goede persoonlijke hygiëne. Denk hierbij aan handen wassen, schone kleding, schone nagels etc. Elke pedagogisch medewerker heeft de meldingsplicht als er niet volgens de hygiëne voorschriften gewerkt wordt. Iedereen draagt zorg voor een schone werkomgeving. Bevroren maaltijden moeten langzaam in de koelkast ontdooien. In de praktijk betekent dit dat ouders een maaltijd ontdooit moeten mee nemen omdat het anders niet op tijd ontdooit is. Flessen, spenen en bekers worden van naam voorzien. Er wordt duidelijk aangegeven bij de ouders dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het uitkoken van spenen en flessen. Rust Het is voor ons vanzelfsprekend dat rust gewaarborgd wordt tijdens de maaltijd. Als er kinderen druk zijn en/of pedagogische medewerksters de hele tijd heen en weer lopen, dan leidt dat de kinderen af. Er zal dan minder goed gegeten worden. Baby’s voeden We verwarmen de flesvoeding in de magnetron, gekolfde borstvoeding au bain marie. Voor het voeden en voeding klaarmaken wassen we de handen. Tijdens het voeden van een baby hebben we lichamelijk contact, oogcontact en onverdeelde aandacht. Dit is een 1 op 1 moment. Er is een goede schriftelijke en mondelinge communicatie met de ouders over de wensen rondom voeding (tijden, hoeveelheden etc.). Aantekeningen over wat en wanneer een baby heeft gegeten worden op een daglijst geschreven en meestal ook in het schriftje. 5.2 Organisatie rondom slapen Wij vinden het erg belangrijk dat kinderen goed slapen bij De Kikkertjes. Om dat te realiseren moeten wij zoveel mogelijk rust creëren. Baby’s volgen hun eigen slaapritme. Daardoor slapen zij op verschillende momenten wat de mogelijkheid biedt om ze te verdelen over meerdere slaapruimtes. Zij maken gebruik van 2 slaapkamers, buitenbedjes, hangwiegjes op groep en eventueel een kinderwagen. 18
Voor de overige kinderen is het tussen 13.00-15.00 rusttijd. De dreumesen slapen in een slaapkamer op de begane grond, de slaapkamer van de peuters bevindt zich in de speelkelder. In beide slaapkamers blijft er een pedagogisch medewerkster bij zodat rust gerealiseerd kan worden. Ook de kinderen die niet slapen nemen wat gas terug tijdens deze uurtjes. Het bedritueel van thuis wordt zoveel mogelijk gevolgd door De Kikkertjes. Bijvoorbeeld: knuffel mee, slaapzakje aan, speen mee, liedje zingen, kiekeboe etc. Het kind slaapt zoveel mogelijk in een ‘eigen bedje’ zodat dat een vertrouwd plekje is. Ook dan zal een kindje beter kunnen slapen. De richtlijnen van de GGD rond beddengoed verschonen, gebruik dekentjes en sloopjes worden gevolgd. Kinderen worden bij ons niet vastgelegd. Er wordt bewust gekeken naar de volgorde van het naar bed brengen, de verdeling van de bedjes, de eigenschappen van een kind, om de omstandigheden voor tot rust komen zo gunstig mogelijk te maken. Ouders geven aan hoe vaak en hoe lang een kind slaapt. Het kan echter voorkomen dat het slaapgedrag verandert, of dat het op het kinderdagverblijf anders is als thuis. Ook hier is een goede communicatie met ouders essentieel. Op de daglijst wordt aangetekend wanneer en hoelang een kind heeft geslapen. Voor elk kindje op de babygroep staat dit ook in het schriftje. 5.3 Feesten en partijen Als een kindje jarig is vieren wij een feestje. Alle groepen hebben een vast verjaardag ritueel. Dit is belangrijk voor de kinderen, want het kan best spannend zijn om zomaar in het middelpunt te staan. Een vast ritueel geeft ze houvast en veiligheid, het is voorspelbaar. Ze weten wat er gaat komen, dat haalt de spanning eraf. Wij vinden het belangrijk om iets te vieren. Feestjes zijn leuk, daar kijken we naar uit, saamhorigheid, betrokkenheid, in het zonnetje staan, of juist leren een ander in het zonnetje te zetten. Allemaal belangrijke ervaringen die bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Om die redenen vieren we meerdere feesten. Natuurlijk komen alle jaarlijkse feesten voorbij zoals: carnaval, Pasen, Koningsdag, Sinterklaas, Kerst en Oud & Nieuw. Ook thema’s worden feestelijk afgesloten. Bijvoorbeeld met een uitje naar de kinderboerderij of spelletjescircuit.
6.0 Spelen en activiteiten Bij het kinderdagverblijf zijn drie groepsruimtes, 2 tuinen en een speelkelder. In alle ruimtes, zo ook de tuinen, wordt er gewerkt met hoeken. Wij doen dat zodat de kinderen zich kunnen terug trekken in een hoekje om daar ongestoord en veilig te kunnen spelen. Wij stimuleren hiermee de ontwikkeling van het concentratievermogen. Pedagogisch medewerksters spelen met regelmaat mee, want spelen moet je leren. De pedagogisch medewerkster heeft hierbij een voorbeeldrol. Spelmateriaal wordt regelmatig verwisseld zodat het de kinderen blijft prikkelen. Een teveel aan speelgoed of een groepsruimte zonder hoeken, veroorzaakt dat een kind het overzicht kwijt raakt. Dit belemmert goed speelgedrag en creëert ongewenst gedrag. Aanvullend artikel: 3 jongens verpesten de sfeer op de groep.
19
6.1 De speelhoeken Bouwhoek In de bouwhoek is er gelegenheid om op de grond te bouwen. De bouwhoek ligt op een rustige plek en uit de loop om de bouwwerken veilig te laten (ont)staan. Een selectie aan materialen ligt in de bouwhoek opgeborgen en zijn bereikbaar voor kinderen. Regelmatig kan materiaal worden verwisseld met constructiemateriaal dat in de berging ligt. Zo is er van tijd tot tijd iets nieuws te beleven in de bouwhoek. Een verkeerskleed, autootjes en poppetjes zijn een goede aanvulling in de bouwhoek, kinderen kunnen ook de bouwhoek aanvullen met materiaal uit een andere hoek of kosteloos materiaal. Poppenhoek De poppenhoek is de hoek voor het ‘doen alsof’ spelen, imitatiespel. De poppenhoek wordt zo opgesteld dat er in een handomdraai een winkeltje, ziekenhuis, restaurant, huiskamer etc. van gemaakt kan worden. Zo kan de pedagogisch medewerkster inspelen op de belevingswereld van een kind. Door het sociale aspect van dit spel, is er voldoende ruimte in en om de poppenhoek heen. Ook hier is privacy voor de kinderen belangrijk. Gebeurtenissen worden hier verwerkt en nagespeeld, sociaal-emotioneel spel kan kwetsbaar zijn. Rust/voorlees/hangplek Deze plek ademt rust uit en er staat een zachte bank, ligt een warm kleed of matras. De sfeer is knus en intiem. Even uit de drukte… Knutsel/teken/schilderhoek Er is een hoge tafel zodat in alle rust geknutseld kan worden, de jongsten kunnen er staand niet bij. Verf kan buiten bereik van de kleinsten worden neergezet. Er zijn schorten en er is een kraan in de buurt voor het schoonmaken achteraf. Er is een afgesloten knutselkast waar kinderen onder toezicht materialen uit kunnen krijgen die ze nodig hebben. Dit i.v.m. veiligheid (scharen, prikpennen etc.). Bij de peutergroep staan materialen die niet gevaarlijk zijn, in het zicht. Zo kan een peuter aangegeven dat hij de behoefte heeft om iets te gaan maken. Speelkelder “de Vijverhut” In de speelkelder kunnen de kinderen heerlijk rennen, bewegen en bezig zijn met hun grove motoriek. Hier is alle ruimte om bijvoorbeeld een parcours uit te zetten. Daarnaast kan daar ook geknutseld worden en kunnen er andere activiteiten gedaan worden. Deze ruimte kan gebruikt worden tijdens het open deuren beleid. Indien het echt noodweer is kan er ook uitgeweken worden naar deze ruimte zodat dreumesen en peuters niet de hele dag tussen 4 dezelfde muren zitten. Verstopplekjes Voor de kleinsten is de plek onder de box favoriet, voor de dreumesen en peuters zijn er verschillende verstopplekjes. De verstopplekjes worden gecreëerd achter de speelhoeken, onder tafels, in de tuin of het materiaal wordt er voor aangeleverd (kleden, kledingrek, stoelen...etc.) op een plek die de kinderen zelf kiezen. Dat kan bijna overal zijn, zolang het veilig is en geen anderen stoort.
Buitenspeelplaats
20
Hier bevinden zich zandbakken, een glijbaan, een speelhuisje en verschillende verstopmogelijkheden. Er is een aparte berging waarin het buitenspeelgoed, dat niet geschikt is voor binnen (hygiëne of robuustheid), wordt opgeborgen. De bestrating van de speelplaats leent zich voor het tekenen van allerlei soorten spel met stoepkrijt (verkeersparcours, hinkelen, kringspellen etc.). Schaduw is aanwezig door een natuurlijke parasol van het bladerdak van de dak platanen. Er is ook een aparte tuin voor de allerkleinsten, bereikbaar vanuit de Kikkervisgroep. Hier is een rustige zone gecreëerd waar rustig gespeeld kan worden, waar kinderwagens voor de kleinsten kunnen staan en waar het afdak voor schaduw zorgt. Voor de kleintjes is er een schommel, glijbaan en een zandbak. In de berging staat rijdend materiaal. Voor ons kinderdagverblijf is de natuurbeleving erg belangrijk. In de tuin hebben de kinderen de mogelijkheid om met verschillende natuurlijke materialen te spelen zoals zand, water, kiezelstenen, keien, dennenappels, kastanjes, bladeren, modder en takken. Regelmatig worden zulke materialen verwisseld zodat de kinderen uitgedaagd worden. Ook wordt er met regelmaat aandacht geschonken aan de diertjes in onze leefomgeving. Zo wordt er o.a. aan het einde van de winter een vogelhuisje opgehangen, in het voorjaar wordt er een insectenhotel gemaakt en in de herfst en winter worden de vogeltjes gevoederd. Ook is er qua planteninrichting rekening gehouden met het aantrekken van dieren. Denk hierbij aan de vlinderstruik en lavendel. In de tuin is een verhoogde bak aanwezig waar gezaaid en geoogst kan worden. In het voorjaar worden plantjes in kweekbakken gezaaid, vervolgens worden kleine plantjes buiten in de grote bak gezet, de plantjes worden verzorgd en vervolgens geoogst. In dit proces staat kwaliteit boven kwantiteit. Oftewel: het samen er mee bezig zijn, kijken naar wat er gebeurd, bewonderen en genieten van een resultaat is veel belangrijker dan kennis overdracht. Het is van groot belang dat iedereen zich realiseert dat dit een kwetsbaar proces is. Als alle bloemetjes geplukt worden van een aardbeienplantje, krijg je ook geen aardbeien. Pedagogisch medewerkers dragen zorg om dit te voorkomen. Sleutelwoorden van onze tuinen zijn ontdekken, bewegen, genieten, zonlicht, frisse lucht, gezond vies worden en RUIMTE… Aanvullend artikel: Vies worden, hoe overtuig je ouders? 6.2 Spelmateriaal Het spelmateriaal is afgestemd op de lichamelijke, verstandelijke, creatieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en wordt geselecteerd op kwaliteit en veiligheidsnormen. Speelgoed wat voor meerdere doeleinden geschikt is heeft onze voorkeur, speelgoed wat ruimte laat voor eigen verbeelding/fantasie, een grote speelwaarde heeft en niet teveel vooraf ingevuld is met kleur en details. Zo kan je bouwen met duplo blokjes maar je kan ze ook sorteren op kleur of vorm. Bij de aanschaf of vervanging van speelgoed wordt gekeken naar welk type spel/speelgoed er ondervertegenwoordigd is, zodat er spelmateriaal kan worden aangeboden op alle ontwikkelingsgebieden. We leren kinderen met zorg om te gaan met de verschillende soorten spelmateriaal. Samen 21
met de kinderen spelmateriaal opruimen, op een vaste plek en compleet maken van puzzeltjes e.d. hoort ook bij het zorg dragen voor het materiaal. Wij bieden als pedagogisch medewerkster de kinderen hier structuur mee aan, leren respect hebben voor onze gezamenlijke bezittingen. Kinderen mogen vrij kiezen waar ze mee willen spelen. Daarom staat het meeste materiaal in open kasten, zodat kinderen het speelgoed zelf kunnen pakken en opruimen. Spelmateriaal kan ook uit de natuur komen. Met blaadjes, kastanjes, stokjes of steentjes kunnen kinderen heerlijk spelen. Dit wordt zowel buiten als binnen aangeboden. Zoals eerder beschreven is de natuurbeleving erg belangrijk voor het kinderdagverblijf. Wij gaan in ieder geval een keer per dag naar buiten, liefst zelfs twee keer. Dit geldt voor alle kinderen, zelfs de allerkleinste. Een frisse neus is altijd goed, ook al is het maar heel even. Als het in koude of natte periodes echt niet haalbaar is, halen we de natuur meer naar binnen. We gebruiken hier o.a. de zand-watertafel voor, of kinderen krijgen de mogelijkheid om met zand of water in kleinere bakken spelen. Ook de kelder biedt legio mogelijkheden om de natuur binnen te beleven. Kosteloos materiaal wordt voor knutseldoeleinden verzameld. Ook worden materialen verwelkomd op het KDV die in eerste instantie niet voor speeldoeleinden gemaakt zijn, maar wel een grote speelwaarde kunnen hebben. Voorbeelden hiervan zijn grote dozen en gekleurde rijst. Een voorwaarde is wel dat het materiaal voldoet aan de vastgestelde veiligheidseisen. Kinderen zijn vaak heel vindingrijk en dat willen we zeker stimuleren. Van stoeltjes maken we een trein of met kleden een hutje onder de tafel. Helpen is ook spelen, spelenderwijs leren. Wanneer de pedagogisch medewerkster de tafel dekt/afruimt, of was opvouwt, mag een kind haar meehelpen. Aanvullend artikel: Kosteloos materiaal Aanvullend artikel: Lekkere herfst 6.3 Meegebracht speelgoed Wanneer kinderen speelgoed van huis meenemen, mogen ze daar natuurlijk mee spelen. Aan de ouders wordt dan echter gevraagd geen speelgoed mee te geven waarvan kleine onderdelen zoek kunnen raken of wat heel kwetsbaar is. Hierbij moeten ouders zich realiseren dat meegebracht speelgoed ook aantrekkelijk is voor andere kinderen. De kinderen op de groep zijn gewend dat al het speelgoed op de groep voor iedereen is en iedereen aan de beurt komt om een poosje met een bepaald speelgoedje te spelen. Als ouders niet willen dat andere kinderen met het stuk speelgoed spelen, geven wij uitleg dat het hier de regel is dat we samen delen. Het kinderdagverblijf stelt zich niet verantwoordelijk voor schade of zoekraken van meegebracht speelgoed. Voor persoonlijke knuffels en spenen geldt natuurlijk dat ze niet voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn, dat leren we de kinderen. Een meegebracht verjaardagscadeau wordt natuurlijk tentoongesteld en is alleen voor de jarige beschikbaar, tenzij anders afgesproken met bijv. een gezelschapsspel.
22
6.4 Het werken met thema’s De Kikkertjes besteed veel aandacht aan de natuur en de seizoenen. Dit is een thema waar we het hele jaar mee werken, nooit ophoud en altijd zichtbaar is in het bedrijf. Dit is al te zien bij binnenkomst. In de hal staat een boom. Deze boom is natuurgetrouw, tijdens de kerst worden er dus geen ballen ingehangen want die groeien buiten ook niet aan de boom. In de winter is hij kaal of ligt er sneeuw op de takken. In het voorjaar krijgt hij blaadjes en bloesem. In de zomer is hij vol met blad en in het najaar kleuren en vallen de blaadjes. Ook de groepen worden elk seizoen leuk en natuurgetrouw aangekleed. Het seizoen is een belangrijk onderwerp bij de kringgesprekken.
6.5 De jaarplanning Vlak voor het nieuwe jaar wordt er op elke groep een jaarplanning gemaakt. In de jaarplanning wordt het jaar in 52 weken verdeeld. Vervolgens worden vaste gebeurtenissen erin gezet, zoals: voorleesweek, opa & oma week, Vaderdag, Moederdag, Juffenweek enz. Ook de jaarlijks terugkerende feesten zoals Pasen, Sinterklaas en Kerst worden gevierd. Deze feesten worden de hele week gevierd zodat het door alle kinderen beleefd kan worden. Vervolgens worden alle seizoenen erin gezet. Deze seizoenen lopen even lang als in het echt, oftewel onze lente duurt 3 maanden. Als laatste worden er nog extra thema’s ingevuld om de openstaande gaatjes op te vullen. Voorbeelden hiervan zijn: Indianen, carnaval, dierendag, Sint Maarten, zintuigen, vormen etc. Het seizoen blijft echter wel in de groep aanwezig. Als deze jaarplanning rond is worden er, per week, “sub thema’s” ingevuld. Bijvoorbeeld: Week 13; schaap Week 14; paard Week 15; varken Week 16; kip, ei Week 17: kuiken Week 18; boerderij Week 19; boer Week 20; afsluiting van het boerderijthema, bijv. met een kruiwagenrace of bezoekje aan de kinderboerderij. Tijdens de weekplanning staat het ‘sub thema’ centraal. In week 13 hebben we het dus over een schaap. Dit komt dagelijks terug in het kringgesprek, liedjes, boekjes, knutselactiviteit en expressie activiteiten. Alles op het niveau van het kind. Baby’s oefenen beeeeh te zeggen, dreumesen leren het verschil tussen een lam en schaap en peuters leren over de wol van een schaap. Ook hier staat het plezier van samen kletsen en samen doen centraal. In week 14 gaan we door naar het paard, ook wordt er dan regelmatig terug gekeken naar het schaap (herhaling, herkenning). Zo worden alle losse weken uiteindelijk 1 geheel. Kennisoverdracht is een bijkomend voordeel, de nadruk ligt echter meer in de sociale hoek: Luisteren naar elkaar/op je beurt wachten. Spreken in de kring. Complimenten ontvangen over hetgeen wat het kind al weet. 23
Het hele kinderdagverblijf werkt tegelijkertijd aan hetzelfde thema. Dit weer ter herkenning voor de kinderen. 6.6 Activiteiten aanbod Elke dag worden er meerdere activiteitjes gedaan met de kinderen. Liedjes zingen, knutselen, wandelen, buiten spelen, tenten maken, rollenspel, muziek maken, bewegen, tuinieren… etc. Sommige activiteiten vragen voorbereiding, andere ontstaan gewoon spontaan. We houden wel in de gaten of het activiteitenaanbod gevarieerd is en dat de verschillende ontwikkelingsgebieden aan bod komen. Hiervoor maken we gebruik van een activiteitenplanning. Deze is gekoppeld aan de jaarplanning zodat er in 1 oogopslag te zien is dat verschillende ontwikkelgebieden met regelmaat aan bod komen. We proberen ook van gewone huishoudelijke dingen een spel te maken zodat kinderen spelenderwijs leren. Voorbeelden hiervan zijn: afruimen, opruimen en schoonmaken. Kinderen zijn vrij om wel of niet mee te doen met een activiteit. We vragen niet van de kinderen om zich aan te passen, om ons als pedagogisch medewerkster voldoening te geven t.a.v. het bedenken en voorbereiden van een activiteit. Het is zoals het is. We stimuleren door zelf plezier te hebben. Aanvullend artikel: Geen lesjes 6.7 Reggio Emillia LORIS MALAGUZZI Vlak na de Tweede Wereldoorlog begon in het Noord-Italiaanse stadje Reggio Emilia een pedagogische revolutie. Pedagoog en filosoof Loris Malaguzzi doorbrak de tradities door heel goed naar kinderen te luisteren. Hij ontwikkelde leerplannen rond thema's die kinderen bezighielden. Voor ieder thema werden speciale materialen aangevoerd en hij paste ook de inrichting van de ruimte aan. Bovendien waren de plannen dynamisch: gaandeweg stelde hij ze bij om in te spelen op de behoeften van het individuele kind of de groep. Deze aanpak wordt in Reggio nog steeds toegepast en blijft zich ontwikkelen in de geest van Malaguzzi. Alles start met geloof in kinderen. Bij de ontwikkeling van onze pedagogische visie is een belangrijke inspiratiebron gevonden in de richtlijnen van Reggio Emilia. Invloeden zijn overal terug te vinden in dit pedagogisch beleid. Reggio Emilia spreekt over de honderd talen van een kind. Een kind communiceert op wel honderd manieren. De taak van een pedagogisch medewerker is volgen, luisteren, waarnemen en vastleggen. Het vraagt van de pedagogisch medewerkster een brede ontvankelijkheid zonder voorbarige conclusies en waardeoordelen. Een voorbeeld hiervan is een kind wat aan tafel zit met een beker vla. Het kind draait de beker om en kijkt aandachtig hoe de vla eruit drupt. Hij proeft van de vla op tafel, proeft van de vla in de beker, handjes in de vla en smeren maar. Iedereen kan zich hier een voorstelling van maken, de kunst van een goede pedagogisch medewerkster is het niet handelen. Laat het kind ontdekken……geef hem deze ruimte. Het kind is in beginsel creatief. Dat laat zich op honderd manieren zien. Soms heel subtiel, soms heel direct. Het vraagt heel veel inlevingsvermogen van een pedagogisch medewerker om alles waar te nemen. Er is een spanningsveld tussen de mate waarin een pedagogisch medewerkster kan ontvangen en de mate waarin het creatieve kind zendt. Denk aan de vla, in een impulsreactie zal een pedagogisch medewerkster de beker willen pakken om knoeien te voorkomen. Het is groepsopvang en geen een-op-een situatie, dus ook praktisch gezien is het moeilijk om alles te verstaan. Het is ons doel om, ondanks onze beperkingen, met het kind op een zo breed mogelijke communicatiegolflengte te komen. Breedband dus. Nogmaals terug naar de vla, dit soort momenten 24
kan je plannen, creëren. Zodat de mogelijkheid tot ontdekken geboden wordt maar dan wel met slabbetjes en schorten aan en een emmer met sop in de buurt. Ontdekkingen rond kleur en licht spelen ook een grote rol bij deze filosoof. Regelmatig zal het kinderdagverblijf daar ook iets mee doen. Denk hierbij aan schaduwspelletjes, zaklampen die door verschillende kleuren schijnen en flesjes gevuld met verschillend gekleurde materialen. Trots zijn op jezelf is ook een belangrijk aspect. Alle werkjes van de kinderen zijn prachtig, worden met veel bewondering en waardering ten toon gesteld. Als laatste speelt verzamelen een grote rol binnen deze pedagogische stroming. Door middel van verzamelen leren kinderen verbanden te leggen. Ga eens kijken in de tuin, wat vind je daar allemaal? Alle steentjes op een hoop, allemaal anders maar toch horen zij bij elkaar. Of zoek op de groep alle rode spullen bij elkaar, allemaal anders maar toch een verband. Vanaf de dreumesleeftijd kan je hieraan deelnemen, ‘mee praten’ zonder woorden….de honderd talen van een kind. 7.0 Oudergesprekken Elke nieuwe ouder krijgt, 6 weken na aanvang, een gesprek aangeboden met een pedagogisch medewerkster van de betreffende groep. Oftewel het 6-weken-gesprek. Dit gesprek heeft als doel om te kijken of er vragen, zorgen of onduidelijkheden zijn. Wij vinden dit een erg belangrijk gesprek, want als een ouder met zorgen rondloopt zal hij dat onbewust over dragen aan zijn kind. Dit staat een goede hechting tussen kind en pedagogisch medewerkster in de weg. Mocht een ouder geen behoefte hebben aan dit gesprek, wordt er bewust gevraagd of alles naar wens is. Ook wordt er benadrukt dat een gesprek altijd alsnog aangevraagd kan worden. Verder krijgt elke ouder, rond de verjaardag van het kind, een gesprek aangeboden. In dit gesprek wordt besproken hoe het met het kind gaat, of er ontwikkelingsachterstanden zijn en of de ouders tevreden zijn over de opvang. Indien er behoeftes is om vaker met elkaar in gesprek te gaan, dan wordt dan gerealiseerd. 7.1 Observeren Een kind dat zich prettig en op zijn gemak voelt is open, nieuwsgierig, levenslustig, tevreden, ontspannen, heeft zelfvertrouwen en is evenwichtig. Soms, door verschillende redenen, gaat de ontwikkeling niet goed. De ontwikkeling kan door omgevingsfactoren, karakter of (medische) afwijking een achterstand oplopen. Kinderen kunnen dit op verschillende manieren laten zien. Kenmerken kunnen zijn: gesloten, afwerend, lusteloos, ontevreden, gespannen, onzeker of onevenwichtig gedrag. Door training en ervaring kan de pedagogisch medewerkster ontwikkelingsachterstand en afwijkend gedrag signaleren. Op elke groep zijn de kinderen verdeelt onder de pedagogisch medewerksters. Elke medewerkster heeft dus haar eigen mentorkindjes die zij met regelmaat observeert. Dit gebeurd als alles “normaal” ontwikkelt, twee keer per jaar. (Rond de verjaardag en halverwege het jaar) Rond de verjaardag van het kind, wordt het kind geobserveerd door de mentor. Vervolgens vindt er een evaluatiegesprek plaats met de betreffende ouders. Tijdens dit gesprek worden de observaties besproken aan de hand van een observatieformulier. Mocht een ouder geen behoefte hebben aan een gesprek dan wordt het observatieformulier aan de ouders mee gegeven. Ook dan wordt benadrukt dat er altijd de mogelijkheid is om alsnog een gesprek aan te vragen. Een kopie van het formulier wordt bewaard in een map van het kind zodat het bij een volgende observatie nagelezen kan worden. De “half jaar observaties” vinden plaats voordat een kindje overgaat naar een volgende groep, 25
zodat er een goede overdracht gedaan kan worden aan de pedagogisch medewerksters van de nieuwe groep. Ook als een kindje drie-en-een-half jaar is wordt het geobserveerd. Deze observatie heeft als doel om te kijken of het kind nog bepaalde vaardigheden mist die noodzakelijk zijn voor de basisschool. Ook deze “half jaar evaluaties” worden op het observatie formulier ingevuld en bewaard in de kindmap. Maandelijks worden er werkbesprekingen gehouden op de groep. Daar worden de kinderen en bijzonderheden besproken. Indien er tijdens de werkbespreking zorgen uitgesproken worden over een bepaald kindje gaan we het volgende doen: We verzamelen alle gegevens, deelt iedereen dezelfde mening /zorg. Vervolgens bekijken we wat er, volgens ons, zou moeten gebeuren. Wat kunnen wij doen als kinderdagverblijf en welke stappen adviseren wij naar de ouders toe. Indien we zorgen hebben omtrent een ontwikkelingsachterstand of opvallend gedrag dan kunnen we besluiten om observaties te gaan doen. Dit gebeurt in overleg met de ouders. We gaan dus eerst onze zorgen delen met ouders, delen zij die zorgen ook. Vervolgens stellen wij voor om te gaan observeren. We gebruiken daar het observatieformulier m.b.t. ontwikkelingsachterstanden voor. Indien onze zorgen te maken hebben met het vermoeden van (seksuele) mishandeling of verwaarlozing dan zal het kinderdagverblijf in gesprek gaan met de betreffende ouders. Zowel de pedagogisch medewerksters als de leidinggevende zullen dit gesprek aangaan. Indien er na dit gesprek nog steeds vermoedens zijn volgen wij de route die in de meldcode kindermishandeling staat omschreven. In dit geval zal er een melding gedaan worden bij de betreffende instanties. Vervolgens spreken af wie wat gaat doen: Wie gaat er observeren. Wat kunnen we doen (bijvoorbeeld in kleinere groepjes specifiek ontwikkelings gerichte activiteiten aanbieden zoals extra voorlezen, behendigheid parcours uitzetten, splitsten van de groep zodat er beter op gedrag gecorrigeerd kan worden). Wie nodigt de ouders uit voor een gesprek. Evalueren dit met de volgende werkbespreking, indien nodig eerder. De Kikkertjes biedt de medewerksters vakbladen, individuele cursussen en gezamenlijk studiedagen aan zodat vakkennis blijft groeien. Het kinderdagverblijf verwacht dat elke medewerkster actief haar vakkennis op peil houdt en verder ontwikkelt waardoor er tijdig een ontwikkelingsachterstand of bijzonderheden in de ontwikkeling gesignaleerd kunnen worden. Als er door een pedagogisch medewerkster bijzonderheden in de ontwikkeling worden gesignaleerd heeft zij de plicht om dit te bespreken met haar collega’s en leidinggevende. Indien collega’s en leidinggevende hetzelfde signaleren worden de ouders hiervan op de hoogte gebracht. Ouders worden uitgenodigd voor een gesprek, wij geven dit niet telefonisch door of even snel aan het einde van de dag. Wij maken onderscheid in wel en niet zorgwekkende ontwikkelingsbijzonderheden. Niet zorgwekkende ontwikkelingsbijzonderheden: Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen wijze. Sommige zijn wat sneller met het een, anderen weer met het ander. Als kinderdagverblijf kunnen wij inspelen op de behoefte en interesse van het kind. Ook kunnen wij kinderen stimuleren en prikkelen nieuwe dingen uit te proberen. Vaak gaat een kind helemaal op in een ontwikkeling, bijvoorbeeld de grove motoriek. Hij heeft alleen nog maar oog om te klimmen, rennen, springen, rollen etc. Als kinderdagverblijf kunnen we goed voorzien in deze behoefte, als hij uitgerend is kunnen we een boekje gaan lezen om de taalontwikkeling te bevorderen. Een kind kan tijdelijk even stil staan met zijn ontwikkeling door factoren van buitenaf. Bijvoorbeeld als er een broertje of zusje is geboren of het kind is verhuist naar een ander huis. Indien zo’n situatie zich voordoet is het belangrijk dat er bij het kinderdagverblijf alles vertrouwd blijft. We kunnen beslissen dat een kindje dan niet overgaat naar een volgende groep, zodat het bij zijn vertrouwde verzorgers, leeftijdsgenootjes en groepsruimte kan blijven. Als wij hier voor kiezen dan informeren wij daar de ouders over en leggen we uit dat we bewust kiezen om 26
een kindje op zijn vertrouwde plek te laten en als het wat meer aan de nieuwe situatie gewend is, alsnog over te laten gaan naar de volgende groep. Wel zorgwekkende ontwikkelingsbijzonderheden: Als een kind op meerdere gebieden achterblijft in zijn ontwikkeling kan dit zorgwekkend zijn. Wij zijn geen arts dus wij stellen geen diagnose, wij adviseren ouders om de zorgen van het kinderdagverblijf te delen met het consultatiebureau. Indien wij van mening zijn dat er snel gehandeld moet worden adviseren wij de ouders om naar de huisarts te gaan. Bij het advies aan de ouders zullen wij duidelijk aangeven wat onze zorgen zijn en bij wie ze moeten zijn voor verdere ondersteuning. We geven dus een gericht advies bijvoorbeeld, fysiotherapie, logopedie, counselor op het gebied van gedragsproblemen enz.
7.2 Signaleren Als er een kindje in ons midden is met een zorgwekkende ontwikkelingsachterstand kijken we eerst in het team welke pedagogisch medewerkster hier ervaring in heeft of meer kennis van heeft. Deze pedagogisch medewerkster zal dan de mentor van dit kindje worden. Voorbeelden hiervan zijn: Op dit moment is er een pedagogisch medewerkster in dienst met een PABO diploma, zij zal oudere peuters onder haar hoede nemen waar van verwacht wordt dat ze naar speciaal onderwijs gaan. Op dit moment is er een pedagogisch medewerkster in dienst die workshops heeft gevolgd m.b.t. kindermishandeling. Zij zal de mentor worden van een kindje waarbij het vermoeden van mishandeling /verwaarlozing is. Op dit moment is er een pedagogisch medewerkster in dienst die door eigen kinderen een logopedie ervaring heeft opgebouwd. Zij zal kinderen onder haar hoede nemen met een taalachterstand. Indien het kindje op een andere groep zit dan de betreffende mentor, zal de betreffende deskundige meegenomen worden in het overleg zodat we gebruikmaken van aanwezige kennis. Indien er geen of niet voldoende kennis in huis is, zal dit in huis gehaald worden. Bijvoorbeeld door scholing, of het langs laten komen van een kinderfysiotherapeut. Ook hebben werken wij nauw samen met een gedrag counselor. Zij verzorgt regelmatig onze studiedagen, en daaruit voortvloeiende coachende individuele gesprekken met de medewerksters. Zij is op de hoogte van ons pedagogisch beleid en kent alle mensen in het team. Indien er opvallend of afwijkend gedrag gezien wordt door de pedagogisch medewerksters dan kunnen we contact opnemen met de ze gedrag counselor. Indien de ouders ermee instemmen, kan zij het kind observeren tijdens de opvanguren. Ook kunnen we de ouders naar haar door verwijzen. Het kinderdagverblijf neemt dit ook mee in de studiedagen zodat het hele team geschoold wordt. Denk hierbij aan taalontwikkeling, lichamelijke ontwikkeling en sociaal emotionele ontwikkeling. Als we tijdens de werkbespreking de zorgen delen omtrent een ontwikkelingsachterstand of gedragsprobleem dan nodigen we de ouders uit om dit te bespreken. Afhankelijk van de zorg kunnen we het volgende vragen: Herkennen de ouders onze zorg Delen de ouders onze zorg Hebben de ouders zelf al actie ondernomen Zo ja: Willen de ouders ons hierbij betrekken, mogen wij contact opnemen met de betreffende specialist om meer informatie te krijgen of hebben zij zelf informatie wat ze met ons kunnen delen. Zo nee: Dan geven wij de ouders een gericht advies om naar een hulpverlenende instantie of specialist te gaan. Ook bieden wij aan om het kind te gaan observeren door middel van een observatieformulier.
27
De mentor van het kind gaat deze observaties doen. Dit gebeurt wekelijks zodat er over een aantal weken een duidelijk beeld ontstaat. Deze observaties kunnen ook meegegeven worden aan de ouders voor de desbetreffende specialist, hulpverlenende instantie of basisschool. Bij het observatieformulier vullen we 5 dingen in: 1. De reden van het observeren, wat is de zorg. 2. De observatie, wat zien we daadwerkelijk? 3. Het plan van aanpak, wat gaan we doen? 4. Evaluatie, heeft het effect, moeten we iets ander gaan proberen, hebben we hulp van buitenaf nodig ed. 5. Terugkoppeling naar de ouders, dit gebeurt wekelijks. Wat hebben we gezien, wat hebben we gedaan. Ouders beslissen zelf of zij naar een specialist of hulpverlenende instantie gaan. Als kinderdagverblijf geven wij alleen advies. Als wij vermoeden dat er sprake is van (seksuele) mishandeling of verwaarlozing dan zullen wij wel, zonder de toestemming van ouders, een melding doen bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Bijlage 1: het observatieformulier 8.0 sociaal-emotionele ontwikkeling De sociaal-emotionele ontwikkeling is makkelijk gezegd: Het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het uiten en omgaan van verschillende emoties. Makkelijk gezegd, want het is een lopend proces wat levenslang duurt. Er spelen allerlei factoren mee die deze ontwikkeling beïnvloeden. Factoren van buitenaf zoals stress, de thuissituatie, trauma of een scheiding. Maar ook de aard van een persoon spelen bij deze ontwikkeling een rol zoals interesse, doorzettingsvermogen, verlegenheid of juist extrovert zijn. In de leeftijdscategorie van kinderen tussen de nul en vier jaar zijn er vier fases te onderscheiden. Als kinderdagverblijf koppelen wij hier geen exacte leeftijd aan maar we kijken naar het kind, in welke fase het zich bevindt. Voor de een begint de ene fase wat eerder, voor een ander wat later. Wij respecteren elk individu en de wijze waarop het zich ontwikkelt. Aanvullend artikel: Een meisje wil steeds hetzelfde op brood' 8.1 Fase 1 In eerste instantie is een baby volledig op zichzelf gericht. Allerlei nieuwe ervaringen komen op hem af: kou, warmte, honger, vermoeidheid, geluid, licht, aanraking, beweging ect. In deze fase is het belangrijk dat behoeftes vervult worden (met een gevuld buikje naar een warm bedje) en dat prikkels geminimaliseerd worden. Door goede zorg en het bevredigen van de eerste levensbehoeftes wordt vertrouwen opgebouwd. Door vaste rituelen en regelmaat te handteren leert een baby dat zijn behoeftes vervult worden. In eerste instantie huilt een baby als het honger heeft. Hij huilt net zo lang totdat hij zijn flesje krijgt. Vervolgens huilt de baby als hij honger heeft, maar stopt als de slaapkamerdeur open gaat. Hij weet inmiddels dat zijn behoefte vervult gaat worden. De volgende stap is dat de baby wakker wordt en brabbelend wacht tot er iemand komt om hem te halen voor zijn flesje. Als het eerste vertrouwen is opgebouwd, goed in de levensbehoeftes is voldaan, gaat een baby de wereld ontdekken vanuit zijn box en bed. Al snel zal hij ontdekken dat hij invloed heeft op de wereld om hem heen. 8.2 Fase 2 De eerste fase is egocentrisch, “ik wil eten, maakt niet uit door wie”. In fase 2 maakt het wel degelijk uit wie hem dat flesje geeft. De baby gaat de mensen herkennen, zien dat ze weggaan. De 28
vertrouwensband zal verder opgebouwd moeten worden. Structuur, herhaling en rust helpen hierbij. Ook ‘kiekeboe spelletjes’ zijn goed om te doen, oefenen van komen en gaan. 8.3 Fase 3 De baby fase is voorbij. Het kind krijgt steeds meer het besef een individu te zijn. De eigen wil is geboren samen met de drang om te ontdekken. “Ik, nee, zelf doen” zijn de sleutelwoorden van deze fase. Vaak gepaard met een driftbui. De wereld draait om het kind heen, hij staat centraal. Inbeelden hoe het voor een ander is, is nog lang niet ter sprake. Langzaam aan, met hele kleine stapjes leert een kind welk sociaal wenselijk gedrag van hem verwacht wordt. Het ontdekken, zoeken naar grenzen, het hebben van een eigen mening, doen wat je graag wilt doen en het aanpassen en rekening houden met je omgeving zal uiteindelijk in evenwicht komen. Consequent zijn, duidelijke grenzen, houvast biedende benadering, kort en duidelijk zijn en beloningen van goed gedrag zijn hierbij de leidraad. 8.4 Fase 4 De peuter gaat steeds meer een zelfstandig persoontje worden. Het gaat zich langzaam open stellen voor anderen, initiatieven nemen en zich spiegelen aan anderen. Zelf het goede voorbeeld zijn, laten zien hoe iets moet, is essentieel in deze periode. Aan de ene kant voelen peuters zich groot, kunnen de hele wereld aan, dinosaurussen verslaan ect. Aan de andere kant zitten ze vol met vragen. “Waarom” is het populairste woord in hun woordenschat. Die vragen brengen angsten met zich mee: “zit er iets onder mijn bed, als ik in de w.c. val, spoel ik dan weg?” Omdat peuters steeds meer om zich heen gaan kijken kan er goed groepsgewijs gewerkt worden. De kinderen leren even te wachten op een ander. Op de basisschool zal het kind hier profijt van hebben. Toch is het net zo belangrijk om het individu goed in de gaten te houden, zodat angsten, vragen en interesses opgemerkt kunnen worden. 8.5 Emotionele veiligheid waarborgen De pedagogisch medewerksters zijn zich bewust in welke fase een kindje zich bevindt. Zo kan elk individu bevredigd worden in zijn sociaal-emotionele behoeftes. Ook kan een kind begeleid worden naar een volgende fase. Voor elk kind, in elke fase bieden structuur en herkenning handvatten in de begeleiding. Het leert een kind wat er komt, leert zijn verwachtingen daarop in te stellen. Dat biedt een kind de veiligheid wat het nodig heeft om te ontwikkelen tot een mooi persoon met eigenwaarde, weerbaarheid en zelfvertrouwen. Waarborgen van de emotionele veiligheid doen wij door middel van:
Wij zijn als pedagogisch medewerksters eerlijk en oprecht. Wij spreken in de ik-vorm. Onze taal- en lichaamstaal komen overeen, duidelijkheid. Als een kind iets goed doet, zien en horen we dat. Als een kind iets doet wat niet mag zijn we kort en krachtig, vervolgens wenden wij onze blik af. Wij passen ons verbaal aan bij de ontwikkeling van het kind. Kinderen benaderen wij rustig. Spreken op liefdevolle, troostende wijze. 1 op 1 momenten tijdens verschonen en flesjes geven, worden optimaal benut. Dreumesen benaderen we kort: goed zo, nee, stop. Valkuil is om het toch langer te maken, ‘nee, niet doen!’ Een dreumes zal het “doen” horen, en het opvatten als een goedkeuring. Juist voor een peuter zijn wij een rolmodel, spreken positief, opbouwend en liefdevol. Wij maken contact op ooghoogte en houden eventueel de handjes even in onze handen om goed contact te maken. Wij noemen een kind bij de naam. Wij geven en vragen hiermee onverdeelde aandacht. 29
Wij geven met grenzen nooit angst of schuldgevoelens mee aan het kind. Kijk naar een kind en vraag jezelf af waarom vertoont hij dit gedrag. Kinderen bijten of slaan niet om een ander pijn te doen. Wellicht komt een ander te dichtbij, is het verbaal nog niet sterk, verveelt het zich, er zijn talloze redenen. Wij benoemen altijd eerst het gevoel (erkenning) van waaruit gedrag ontstond (valideren). “Ik zie dat jij boos bent , en daarom ga jij slaan”. Soms moeten wij een kind even weghalen uit een situatie die teveel prikkelt/verleidt om over grenzen te gaan. Dit vertellen wij neutraal aan het kind, vooraf, tegelijkertijd of nadien. Wij zijn consequent. Dat vermindert de prikkel om grenzen steeds op te zoeken, geeft rust en veiligheid. Kinderen kunnen zich veilig concentreren op hun spel. Onderhandelen doen wij niet, dan zijn wij bezig met ‘macht’ i.p.v. ‘kracht’. (“als jij nu niet luistert dan…..) De kinderen krijgen onvoorwaardelijk onze steun, ook al is dat soms niet leuk. Kinderen krijgen altijd van ons wat ze nodig hebben, niet altijd wat ze willen. Ook bij conflicten heeft een positieve benadering de overhand. Kort en duidelijk wat niet mag, goed gedrag belonen wij honderduit. Wij leren de kinderen wat op je beurt wachten is. Als dit tegen een kind gezegd wordt waken wij ervoor dat het ook gebeurd. Een kind bouwt het vertrouwen op dat je inderdaad vanzelf aan de beurt komt. Samen spelen, samen delen gaat niet vanzelf. Ook dit moet bewust aangeleerd worden. Als pedagogisch medewerksters hebben wij daar een voorbeeld rol in. Wij spelen dan ook regelmatig met de kinderen mee, zodat dit op een speelse manier wordt voorgedaan. Wij benoemen emoties, ook die van ons zelf. Zo leren wij de kinderen dat het hebben en uiten van emoties een onderdeel is van ons dagelijkse leven. Aanvullend artikel: Naughty chair van "Supernanny" leidt tot discussie De emotionele veiligheid van elk kind is voor De Kikkertjes essentieel, het belangrijkste pedagogische doel. Wij waarborgen dit door kritisch naar elkaar te kijken en bespreekbaar te maken. Dit doen wij via de gebruikelijke, eerder genoemde, middelen als werkbesprekingen, individuele gesprekken ed. Daarbij vullen wij 2 keer per jaar een evaluatie in waarbij het handelen van de werknemers van De Kikkertjes omschreven wordt. De persoon die dit invult wisselt elk jaar, leidinggevende en directeur worden hier ook in mee genomen. Dit is een observatie waar o.a. stemgebruik en sensitief handelen bekritiseerd wordt. Dit is tevens een zwaarwegend onderdeel in het beoordelingsformulier. Beoordelingsformulier en observatieformulier zijn beide in te zien bij de leidinggevende. 9.0 Sociale competenties Elk kindje heeft een eigen groep met vaste pedagogisch medewerksters. In elke groep zitten voldoende leeftijdsgenootjes waar ze mee kunnen spelen. Binnen onze dagplanning wordt er naast alle activiteiten ook ruim, de tijd genomen om de kinderen met elkaar te laten spelen. Door het vrij spelen goed te begeleiden leren kinderen verschillende sociale vaardigheden. Denk hierbij aan: Keuzes maken, waar ga ik mee spelen, wat ga ik doen. Jezelf presenteren, met wie ga ik spelen, hoe stel ik me op. Aardig doen, hoe kom je over op een ander. Weerbaarheid, opkomen voor jezelf, vragen om hulp. Omgaan met conflicten, luisteren naar een ander, een ander naar jou laten luisteren, compromissen sluiten of iets weer goed maken. Opdrachten uitvoeren, bijvoorbeeld met het opruimen, of meehelpen met de maaltijd voorbereiden. Delen, van spullen en aandacht, op je beurt wachten. Al deze vaardigheden heb je nodig om in een groep of maatschappij te kunnen functioneren. De pedagogisch medewerkster heeft hier een belangrijke voorbeeldfunctie in. Bij De Kikkertjes spelen de pedagogisch medewerksters geregeld mee met de kinderen om te laten zien hoe je met elkaar 30
speelt. Daarbij moet er ook de ruimte gegeven worden om van je fouten te leren. Soms moet er even een conflict ontstaan zodat er gelegenheid komt om te leren dit weer om te lossen. Een pedagogisch medewerkster heeft hier een begeleidende taak in. Wij vinden het belangrijk dat er, op niveau van het kind, uitgelegd wordt wat er goed gaat, het positieve stimuleren. (“wat spelen jullie goed samen” of “hè, jullie delen de blokjes, wat goed!”) Dingen die niet goed gaan zijn we kort en duidelijk in. Indien het op niveau uitgelegd kan worden waarom iets niet mag, doen we dat.(“je hebt de pop afgepakt en nu is zij verdrietig” of “je hebt haar pijn gedaan”). Verder stimuleren wij de kinderen om te gaan spelen, contact te maken met anderen. Als een kind daar moeite mee heeft, dan doen we het samen. Bijvoorbeeld: een verlegen kind aan de hand nemen en naar een groepje spelende kinderen gaan. Vervolgens vraagt de pedagogisch medewerkster: “mogen wij mee spelen?”. Ze geeft het verlegen kind een voorbeeld hoe zij dat zou kunnen aanpakken. 10.0 Persoonlijke competenties Wij willen dat elk kind goed in zijn vel zit en de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen naar een zelfstandig persoon met een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen. Om een kind daarbij te ondersteunen hebben wij aandacht voor elk individu. Elke groepsruimte is ingericht voor de betreffende leeftijdsfase maar binnen deze groep zijn er kinderen op verschillende ontwikkelingsniveaus. (Je kan een baby van 3 maanden oud niet vergelijken met een baby van 15 maanden oud.) Het is aan de pedagogisch medewerksters om goed “in kaart” te hebben waar de ontwikkeling van een kindje op dat moment is. Om die reden hebben we de kinderen verdeeld onder de pedagogisch medewerksters (mentor-mentorkindjes). Als mentor kijk je waar een kindje mee bezig is, wat hij leuk/niet leuk vindt, waar hij uitdaging aangeboden moet krijgen, waar hij extra hulp bij moet hebben. Door goed naar het kind te kijken zien we zijn persoonlijke behoeftes. Door daar vervolgens iets mee te doen draag je bij aan een positief zelfbeeld, zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Middelen hiervoor zijn: Stimuleren om iets zelf te doen (jas aan, billen omhoog met het verschonen, zelf je broodje smeren enz.) Stimuleren om vragen te stellen aan de pedagogisch medewerkster of aan een ander kind. (“mag ik met de rode auto spelen” , “mag ik nog een broodje” of “wil jij me even helpen om mijn schoenen aan te doen”). Uitdagen om iets nieuws te proberen (moeilijke puzzel, spelletje doen, potlood op de juiste manier vasthouden ed.) Het op ooghoogte plaatsen van speelgoed zodat kinderen het zelf kunnen pakken. Het open deuren beleid, kinderen kunnen gebruik maken van en andere ruimte waar weer nieuwe uitdagingen zijn. Het regelmatig omwisselen van speelgoed. Het splitsen van de groep en in kleinere groepjes zodat de aandacht van de pedagogisch medewerkster beter verdeeld is en er specifieker vaardigheden aangeleerd kunnen worden. (bijvoorbeeld een boekje lezen, woordjes oefenen met kinderen die net beginnen met praten. Zij willen graag veel en steeds hetzelfde herhalen of een parcours uitzetten voor kinderen die met de grove motoriek bezig zijn ). Persoonlijke, oprechte complimenten. 11.0 Waarden en normen Wij vinden het, zoals al eerder is omschreven, belangrijk dat kinderen opgroeien tot zelfstandige mensen die rekening houden met anderen. Doordat kinderen en pedagogisch medewerksters deelnemen aan een groep worden waarden en normen doorgegeven en wordt er een belangrijke
31
basis gelegd voor hun verdere leven. De waarden en normen die bij De Kikkertjes o.a. worden doorgegeven zijn: Elkaar geen pijn doen, en als dat per ongeluk toch is gebeurt dan zeg je sorry. We pakken niets af en als er toch iets afgepakt wordt, geef je dat terug. We schreeuwen niet en zeggen geen lelijke dingen. We sluiten geen kinderen buiten. Pedagogisch medewerkster betrekken kinderen actief bij de groep maar respecteren het als een kind alleen wil spelen. We gaan zorgvuldig om met de spullen van een ander, maken niks kapot. We wachten op onze beurt en laten een ander uitspreken. We vragen om hulp als iets niet lukt, “wil je mij helpen met mijn jas?” Fatsoensnormen zoals met je mond dicht eten, niet proppen, niet praten met eten in je mond, we wachten totdat iedereen iets heeft en we zeggen “hallo” als iemand komt en gedag als iemand weer gaat. Ook leren we de kinderen hygiëne normen zoals je handen wassen voor het eten, je handen wassen na een toiletbezoek en een hand voor je mond als je hoest. Als pedagogisch medewerkster heb je een voorbeeldrol hoe je een ander behandeld. Om dit te ondersteunen hebben we groepsregels over hoe we elkaar en onze spullen behandelen. Elke ouder ontvangt de groepsregels voordat het kindje naar een bepaalde groep gaat. Elke medewerkster handelt naar deze groepsregels. We leggen de kinderen ook het belang van de regels uit zodat een kind zich leert inleven in een ander. We leren kinderen de beginselen van vriendschap, hoe behandel je een ander, hou rekening met een ander ed. Als pedagogisch medewerkster heb je de taak kinderen te ondersteunen bij conflicten en de kinderen leert om hier mee om te gaan. Zowel verbaal als non verbaal. Het hebben van plezier met elkaar, lachen, vrolijk zijn, grapjes maken het vieren van feesten, of het delen van minder leuke dingen met elkaar. De gezamenlijke tafelmomenten is een belangrijk moment om waarden en normen over te dragen. Bij de dreumes en peutergroep doen wij dat in de ochtend door 1 pedagogisch medewerkster voor de groep te zetten en zij leidt het kringgesprek, leest het verhaal of zingt de liedjes. De 2de pedagogisch medewerkster zit tussen de kinderen en zorgt dat haar collega haar werk kan doen. Zegt bijvoorbeeld zachtjes tegen een kindje dat het even moeten luisteren als een ander aan het woord is, of op de billen moet gaan zitten. Ook tijdens de lunch worden er veel waarden en normen doorgegeven. Ook vinden we het belangrijk dat het een gezellige maaltijd is (waarden). Natuurlijk is het belangrijk dat de kinderen goed eten en sommige kinderen moeten daarbij gestimuleerd worden maar niet ten kostte van de sfeer. Tijdens de gezamenlijke maaltijd gaan we dus geen strijd aan maar belonen we goed gedrag. Bijvoorbeeld: “wat goed, ik zie dat jij alle korstjes hebt opgegeten” i.p.v. “je moet eerst je korstjes opeten anders krijg je niks meer”. Je beloont het kindje naast degene die zijn korstjes niet opeet, waardoor je het positief houdt. Andere culturen Bij De kikkertjes zij kinderen, ouders, werknemers en vrijwilligsters welkom uit alle culturen. Wij houden rekening met, en respecteren eventuele verschillen. Als er bijvoorbeeld op knakworstjes getrakteerd wordt, zorgen wij voor een alternatief zonder varkensvlees. Ook proberen wij, op niveau, de kinderen mee te geven dat we in een wereld wonen met meerdere culturen. Dat kunnen we doen door bewust te kijken naar wat voor speelgoed we aanschaffen, bijvoorbeeld gezichten in boekjes of puzzels uit te kiezen met verschillende kleuren, een donkere pop ed. Of dit in een thema te verwerken, bijvoorbeeld indianen .Ook kunnen we muziek uit andere culturen laten horen. 12.0 Lichamelijke ontwikkeling 32
De lichamelijke ontwikkeling is een proces. Hoe dit proces zich ontwikkelt en in welke tijdsduur, kan sterk per kind verschillen. Het is voor ons wél een proces waar je goed zicht op hebt. Elke stap laat zich zien. Dat ieder kind ‘groeit’ van een compliment is iets wat staat als een huis. Dit is onze belangrijkste leidraad. Aanvullend artikel: Wanneer moet een baby lopen. In het eerste jaar groeit een kind enorm. Hij wordt 3 keer zo zwaar en de helft van zijn geboortelengte groeit er bij. Ook qua kunnen ‘groeit’ een baby enorm. Hij wordt geboren met een aantal reflexen, deze worden omgezet in bewegingen. Deze bewegingen worden vervolgens steeds meer verfijnd. Een heel proces in een korte tijd. Als kinderdagverblijf bieden wij een uitdagende omgeving waar we kinderen stimuleren en prikkelen. Aanvullend artikel: Bewegen met je baby 12.1 Grove motoriek De grove motoriek wordt als eerste ontwikkeld. Dit zijn de bewegingen met armen, benen en hoofd. Deze ontwikkeling loopt van boven naar beneden. Het begint bij het hoofd, dan de romp en ten slotte naar de armen en benen. Ook in deze ontwikkeling is ieder kind uniek, de een kruipt met zijn buik op de grond, de ander op zijn knietjes, en de volgende schuift op zijn billen voorbij. Als kinderdagverblijf zijn wij gericht op het plezier hebben van bewegen, niet op het corrigeren en aanleren van de ‘juiste’ beweging of techniek. De materialen die aanwezig zijn om met de ontwikkeling van de grove motoriek te prikkelen zijn o.a. een glijbaantje met trapje, tunnel, klauterbaankussens, evenwicht speelwerktuigen, fietsen, steppen, ballen, zandspeelgoed. Ook worden er met regelmaat behendigheidsspelletjes gedaan en evenwicht parcours uitgezet. 12.2 Fijne motoriek Fijne motoriek zijn de vaardigheden die we met onze handen uitvoeren om voorwerpen of objecten vast te nemen en deze te manipuleren. Naar gelang een kind meer met zijn handen ‘werkt’ worden deze vaardigheden steeds verder ontwikkeld. Hier heb je aandacht, concentratie en hand-oogcoördinatie voor nodig. Als een kind in zijn ontwikkeling vooral met de grove motoriek bezig is zal hij niet lang aan tafel willen zitten. Hij wil klimmen, springen, rennen etc. Hij heeft niet voldoende aandacht, concentratie vermogen, om aan tafel een puzzel te maken. Andersom is dat ook het geval, als een kind in een ‘fijne motoriek fase’ zit, kan hij tijden lang hetzelfde blijven herhalen. Steeds dezelfde puzzel maken, alle kralen in een potje stoppen, omkiepen en opnieuw beginnen. De middelen die aanwezig zijn om de ontwikkeling van de fijne motoriek te prikkelen zijn eindeloos. Natuurlijk zijn er puzzels, spelletjes, mozaïek, bouw en constructiematerialen volop aanwezig. Maar er wordt ook volop geknutseld zoals verven, plakken, knippen, tekenen, scheuren, kleien en prikken. De natuur speelt een grote rol binnen ons kinderdagverblijf, ook daar zijn legio mogelijkheden te verzinnen om de fijne motoriek te prikkelen. Voorbeelden hiervan zijn het verzamelen van eikels, kastanjes, stenen en schelpen en het maken van mozaïeken van de gevonden materialen. Ook aan tafel bij het brood smeren, op de wc bij de knoop losmaken, schoenen aandoen en zelf aanen uitkleden wordt geoefend en gestimuleerd. Als kinderdagverblijf zijn wij van mening dat zelfredzaamheid bijdraagt aan het zelfvertrouwen van een kind. Wij stimuleren dat door te belonen en te complimenteren. 33
12.3 Zindelijkheidstraining Kinderen zijn thuis vaak gewend om op vaste tijden te plassen (bijvoorbeeld voor het boodschappen doen). Organisatorisch is dat ook gemakkelijk. Toch hebben we liever dat kinderen gaan plassen omdat ze aandrang voelen, dan omdat de klok het zegt, of onze geplande bezigheid. Dit is ook een dringend advies vanuit de fysiotherapie. Een kind leert dan beter naar zijn lichaam te luisteren. Daarom zullen wij een kind dat naar zijn/lichaam luistert, naar het toilet laten gaan zodra het aandrang voelt, ook op een voor ons minder comfortabel tijdstip. Ook zullen wij een kind niet aansporen om op de wc of op het potje te gaan zitten, zonder dat het zelf aangeeft ‘te moeten’. Tijdens de training zelf volgen we natuurlijk zoveel mogelijk de richtlijnen van de ouders vanwege de duidelijkheid. Lijkt ons een kind nog niet klaar voor zindelijkheidstraining, dan schromen we niet om dit diplomatiek met de ouders te bespreken. Ook in het omgekeerde geval. 13.0 Zintuigelijke ontwikkeling Vanaf de geboorte en zelfs al daarvoor, is een baby zijn zintuigen aan het ontwikkelen. Door te horen, zien, ruiken, proeven en voelen ontdekt hij de wereld om zich heen. De zintuigen nemen waar en sturen seintjes naar de hersenen. Deze seintjes gaat een kind leren herkennen zodat hij dit kan gebruiken in zijn verdere ontwikkeling. (Denk aan horen-woordjes herkennen-taalontwikkeling). Hoewel er cognitieve mogelijkheden bijkomen, blijven zintuigen een onmisbaar onderdeel in het ervaren en de communicatie. De zintuigen staan heel dicht bij het gevoel en vormen een tegenwicht voor het mentale/cognitieve. De zintuigen gaan er, als het goed is, intensief mee samenwerken. Een pedagogisch medewerker creëert de mogelijkheid om ieder kind zijn eigen ervaringen op te laten doen. Vult dus niet in dat iets vies is, eng is of dat het stinkt etc. 13.1 Horen Een baby hoort al in de baarmoeder, dus als hij wordt geboren is zijn gehoor al goed ontwikkeld. Hij zal zijn moeder herkennen aan haar stem en vervolgens de mensen die dicht om hem een staan. Iedere communicatie werkt stimulerend voor het gehoor. Praten, voorlezen en zingen, iedereen vindt het heerlijk om te luisteren. Op alle groepen wordt er dagelijks gezongen, muziek geluisterd/gemaakt en voorgelezen.
34
13.2 Zien Bij de geboorte ziet een baby nog wazig, de aankomende 8 maanden zal het zicht zich volledig gaan ontwikkelen. De oogspieren hebben zelfs een paar jaar nodig om zich volledig te ontwikkelen. Als kinderdagverblijf volgen wij de stroming van Reggio Emilia. Daar is spelen met licht een belangrijk onderdeel. Verschillende flesjes met gekleurd water of verschillende inhoud, spiegelingen en spelletjes met schaduwen en licht passeren met regelmaat de revue.
13.3 Ruiken Een baby zal in zeer korte tijd zijn moeder herkennen aan haar geur. Dit heeft de natuur zo geregeld omdat dit de hechting van moeder en kind bevordert. Er zit aan geur vaak een emotionele lading. Iedereen heeft herinneringen aan een bepaalde geur, denk aan het huis van oma vroeger of als moeder denk je met weemoed terug aan de geur van je pasgeboren baby. Dat er verschillen zijn in geur ruikt een baby, maar “iets vies vinden ruiken” kan hij niet. Dit wordt hem later geleerd door zijn omgeving. Qua geur benoemt een pedagogisch medewerker wat zij ruikt. (“Mmmm, ik ruik aardbeien. Vind jij dat lekker ruiken?”) Herhalingen zullen uiteindelijk tot herkenning leiden. 13.4 Proeven Met de tong kan je 4 smaken onderscheiden: zoet, zuur, bitter en zout. Een aantal maanden na de geboorte mag een baby zijn dagelijkse menu gaan uitbreiden met een groente en/of fruithapje. Hier geldt: “Wat de boer niet kent, eet die niet”. Bijna alle kinderen moeten wennen aan nieuwe smaken. Ook zal hij vanuit een reflex een hapje met zijn tong naar buiten duwen. Vaak zal dit opgevat worden dat een kind iets niet lekker vindt. De eetmomenten nemen een belangrijke plaats in bij het kinderdagverblijf. Niet alleen vanwege het sociale aspect maar ook vanwege de legio aan mogelijkheden bij de zintuigelijke ontwikkeling. Wij laten de kinderen experimenteren met smaken door een gevarieerd voedselaanbod. 13.5 Voelen Voelen doe je met je hele lijf. Een belangrijk zintuig, vooral voor een baby. Hij heeft maandenlang veilig in een buik ‘vast’ gezeten. Voor een baby is het erg belangrijk dat hij vast gehouden wordt. Het zal hem een gevoel van veiligheid geven, net als in de buik. Bakeren of in een strak opgemaakt bed, creëert hetzelfde veilige gevoel. Jonge kinderen voelen ook met de mond dus als kinderdagverblijf dragen wij de verantwoording om de omgeving en speelmateriaal zorgvuldig schoon te houden. Wij volgen hiervoor de richtlijnen van de RIE, door middel van een schoonmaakrooster. Ook bieden wij op alle groepen materialen aan van verschillende structuren, dit is heel goed zichtbaar in de tuin. Er is bewust gekozen om te werken met verschillende ondergronden zoals steen, aarde, houtsnippers, balkjes en schelpen. Vanaf de babyleeftijd wordt er geëxperimenteerd met 35
verschillende ondergronden. Denk aan een zacht boxkleed, liggen in een zandbak of met erg warm weer liggen op een waterbed (dit is een plastic zak gevuld met water waar een baby lekker op kan wiegen) etc. 14.0. Taalontwikkeling Baby: De taalontwikkeling begint al bij de geboorte, sommige zeggen zelfs al daarvoor. In eerste instantie communiceert een baby door middel van reflexen. De reflexen worden vervolgens ontwikkelt naar lichaamstaal. De baby gaat oefenen met het maken van geluidjes en herhaalt dat vaak. Bijvoorbeeld: “mamamamamamamama”. Hij gaat ook begrijpen dat er op zijn actie een reactie komt. Op de babygroep is het erg belangrijk dat de pedagogisch medewerkster ‘ziet’ wat een kindje zegt. Wij kijken/luisteren naar zijn lichaamstaal. Wat een pedagogisch medewerkster zegt tegen een baby heeft nog geen cognitieve betekenis, wel een gevoelsbetekenis. Wij praten met de baby’s en vertellen alles wat we doen. Dat voegt iets wezenlijks toe in het ervaren van liefde, veiligheid en voorspelbaarheid. Stel je eens voor: je zit in een stoel en ineens staat er iemand achter je, die je uit de stoel trekt. Je schikt je rot! Dat geldt ook voor een baby, wij roepen het kindje bij naam, raken het zachtjes aan en vertellen dat hij uit het stoeltje gehaald wordt. Ook baby’s willen al graag met ons communiceren maar ze kunnen nog geen woorden gebruiken. Daarom benadrukken wij woorden met gebaren want dat kunnen zij na gaan doen. Het geeft ze een handvat om te praten zonder woorden. De pedagogische medewerksters moedigen alle vormen van wederzijdse communicatie aan zoals zwaaien, wijzen, gekkenbekken trekken, lachen, geluidjes maken, kiekeboe spelletjes etc. Dreumes: Bij de taalontwikkeling van een dreumes gaat het brabbelen over in klanken, soms al een herkenbaar woordje zoals: papa, bal, nee. In eerste instantie komt er af en toe een woordje bij, soms een kort zinnetje. Ze begrijpen al meer woorden dan ze kunnen zeggen, dus het praten met gebaren blijft belangrijk. De dreumes kan niet zeggen dat hij trek heeft maar wel over zijn buik wrijven. Als een pedagogisch medewerkster elke keer over haar buik wrijft als ze zegt dat we gaan eten, zal een dreumes dat gebaar gebruiken om aan te geven dat hij trek heeft. Bij de meeste kinderen volgt er vervolgens een taalontwikkeling spurt. Ouders weten vaak niet wat er ineens gebeurt, wat gaat dat ineens snel! Gemiddeld leren kinderen in deze fase 6 nieuwe woorden per dag. Aanvullend artikel: “Een dreumes op mijn groep bijt anderen steeds” Peuter: Een peuter leert steeds beter praten. De zinnen worden langer en ingewikkelder en begrijpt steeds beter wat er tegen hem gezegd wordt. De peuter leert tellen, leert de kleuren, leert begrippen te gebruiken (groot, klein, warm, koud etc.) en gaat vragen stellen. Het staat al eerder vermeld in dit beleid: ‘waarom’ is het favoriete woord.
36
Dagelijks worden er op alle groepen boekjes gelezen, rijmpjes op gezegd en liedjes gezongen ter bevordering van de taalontwikkeling. Wij wijzen ouders erop dat het langdurig gebruik van een speen of fles de taalontwikkeling belemmert. Bij De Kikkertjes zijn er volop tuit- en speciale drinkbekers aanwezig zodat het drinken uit een gewone beker zo vroeg mogelijk gestimuleerd kan worden. Ook bij de taalontwikkeling gaan wij op een positieve, complimenterende wijze met de kinderen om. Kinderen maken geen fouten. Als een kindje “tauto” zegt is de reactie van de pedagogisch medewerkster: “Een auto, goed zo!”. (Op een goede wijze het woord herhalen zodat het op den duur goed aangeleerd wordt en stimuleren om verder te ontwikkelen) 15.0 Creativiteit Wij geven als pedagogisch medewerkster elk kind de ruimte om zijn creativiteit te ontwikkelen. Vaak wordt creativiteit gekoppeld aan knutselen maar het is veel meer dan dat. Het is belangrijk dat we ons realiseren wat creativiteit is: De behoefte naar vernieuwing. Probleemoplossend denken. Iets kunnen creëren/maken. Als kinderdagverblijf bieden wij alle mogelijkheden om te experimenteren met knutselmaterialen. Knippen, plakken, verven, tekenen, kleien, alles komt met regelmaat voorbij. Bij de peutergroep staan deze materialen duidelijk in het zicht zodat elk kind aan de slag kan zodra de behoefte er is. Dit zijn echter geen creatieve bezigheden. Op zo’n moment wordt er een vaardigheid aangeleerd, ben je bezig met de fijne motoriek. Het wordt pas een creatieve activiteit als het kind zelf bedenkt wat hij maakt, wat je ermee kan doen. De behoefte naar vernieuwing en probleemoplossend denken is minder concreet in te vullen. Toch zijn we er dagelijks mee bezig. In o.a. de kringgesprekken bij de dreumesen en peuters worden open vragen gesteld. We prikkelen de kinderen om zelf iets te vertellen, na te denken over oplossingen, laten ze plannen maken over de invulling van de dag. Wij stimuleren eigen gedachtes en fantasierijke oplossingen. Alles om ons heen wordt gebruikt om de creativiteit te ontwikkelen, overal kunnen vragen gesteld worden: “Wat kan je ermee doen?”, “Hoe kunnen we dat maken?”, etc. Middelen waarmee de creativiteit extra wordt geprikkeld zijn: Zand, materialen uit de natuur Kosteloos materiaal Verkleedkleren Muziekinstrumenten Speelgoed waarbij het kind zelf invult wat hij er mee wilt doen. (Denk aan blokken, je kan ermee bouwen maar je kan ze ook sorteren of gooien.) Expressie spelletjes (iedereen kan zijn wie hij wil zijn) Doeken en dekens en andere materialen waar iets mee gebouwd kan worden. Wij laten bij elk kind de fantasie de vrije loop gaan. Alles is goed, alles is mooi. Als in zijn wereld het gras rood is en de benen uit je oren groeien is dat prachtig. Wij stimuleren ze om verder te denken 37
(behoefte naar vernieuwing), stellen vragen (probleemoplossend) en geven ze de handvatten om aan de slag te gaan (creëren/maken) Natuurlijk worden er bij De Kikkertjes ook kleurplaten gekleurd en voor geknipte werkjes gemaakt. Dit heeft alleen een ander pedagogisch doel dan het prikkelen van creativiteit. Bij dit soort activiteiten ligt de nadruk in het sociale vlak (Gezellig met elkaar ergens aan werken, wat daarna bewondert kan worden). Ook zijn we vaardigheden aan het aanleren en er is sprake van normen en waarden overdracht. Aanvullend artikel: Creatieve ontwikkeling 16.0 De wet kinderopvang. Kinderdagverblijf De kikkertjes zal altijd werken volgens de wet kinderopvang en de daaruit volgende bepalingen handhaven. 16.1 Oudercommissie De Wet Kinderopvang verplicht de kinderopvangondernemer om voor het kinderdagverblijf een oudercommissie in te stellen. De oudercommissie bestaat op dit moment uit de volgende ouders: Petra Lange (voorzitter) Marloes Racké, Audrey Soeterbeek, Willem van de Rijt en José Nijhof. Deze wet geeft oudercommissies adviesrechten over: De uitvoering van het kwaliteitsbeleid door de houder met betrekking tot: Aantal kinderen per leidster Groepsgrootte Opleidingseisen beroepskrachten Inzetbaarheid beroepskrachten in opleiding Pedagogisch beleidsplan Voedingsaangelegenheden Risico inventarisatie veiligheid en gezondheid Openingstijden Vaststelling of wijziging van een klachtenregeling en het aanwijzen van de leden van de klachtencommissie Wijziging van de prijs van de kinderopvang. Adviesrecht van spel en speel mogelijkheden De oudercommissie is bevoegd De Kikkertjes ook ongevraagd te adviseren over de onderwerpen waarop de oudercommissie adviesrecht heeft. De oudercommissie is te bereiken via:
[email protected]. Elke nieuwe ouder ontvangt een informatiemap waar een kennismakingsbrief inzit van de oudercommissie. 16.2 Klachten regelement Als kinderdagverblijf vinden wij het erg belangrijk dat de band met ouders optimaal is. Toch kan het voorkomen dat een ouder niet tevreden is, of een klacht heeft. Wij nemen dit altijd serieus en gaan direct een gesprek aan met de betreffende ouder. De gewenste volgorde in stappen ziet er wat ons betreft als volgt uit: Een ouder deelt zijn klacht met de persoon waar het omgaat. Desbetreffend medewerker gaat met de ouder in gesprek. Als dit naar tevredenheid van de ouder verloopt is het hiermee opgelost. De medewerker bespreekt dit met haar leidinggevende.
38
Indien de klacht niet naar tevredenheid is behandeld, neemt de ouder contact op met het management van De Kikkertjes. De directeur en/of leidinggevende zullen dan in gesprek gaan met de ouder en de medewerker. Mocht de ouder na deze gesprekken nog steeds een klacht hebben dan kan de klacht gemeld worden bij de stichting klachtencommissie kinderopvang. Deze commissie zal geheel onafhankelijk de klacht in behandeling nemen. Telefoonnummer: 0900-0400034 E-mail:
[email protected] Meer info: www.klachtenkinderopvang.nl
Per 01-01-2016 verandert worden klachten in behandeling genomen bij de geschillencommissie.
Telefoonnummer: E-mail:
070 310 53 10 (tussen 09.00-17.00) www.degeschillencommissie.nl
16.3 Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld Kindermishandeling en huiselijk geweld komt helaas overal voor. Het kan dus ook in Huizen voorkomen of zelfs in ons kinderdagverblijf. Het zou zeer naïef zijn om te denken dat zulke dingen bij ons niet voorkomen. Dit betekent dat wij elkaar en onze kinderen extra goed in de gaten houden. Op kantoor staat een map met de meldcode kindermishandeling. Daar staat een heel stappenplan in omschreven wat wij zullen volgen indien er een vermoeden van mishandeling is. Een verkorte route en de desbetreffende telefoonnummers zit in elke groepsmap. Verder zijn alle medewerkers, stagiaires en vrijwilligers in het bezit van een geldig VOG. Dit zijn bepalingen die in de wet kinderopvang omschreven zijn maar wij willen graag een extra steentje bijdragen. Daarom staan wij bewust, 2 keer per jaar, stil bij alle kinderen en alle werknemers. Dit doen wij aan de hand van twee observatieformulieren. Observatieformulier voor de kinderen: Via deze observatie wordt er naar elk kind en gezin gekeken. Uit mediaberichten blijkt vaak dat als er ergens iets mis ging, er altijd meerdere mensen waren die een ‘niet pluis gevoel’ hadden. Door 2 keer per jaar bewust stil te staan bij alle kinderen, en dit met elkaar te bespreken, hopen wij dit te ondervangen zodat er actie ondernomen kan worden. Observatieformulier voor de medewerkers: Ook in kinderopvangland blijken er foute mensen te werken. Ook als er een zedenzaak aan het licht komt blijken er meerdere mensen een ‘niet pluis gevoel’ te hebben gehad. Om die reden vullen we deze formulieren in. Verder dragen wij, zowel naar ouders als naar personeel, op alle mogelijke manieren uit dat wij een open aanspreekcultuur hebben binnen ons bedrijf. Wij verwachtten dat men elkaar aanspreekt op onjuist handelen. Wij verwachten dat elke medewerkster hier haar steentje aan bijdraagt. Aanvullend artikel: Kindermishandeling: zo ga je gesprek met ouders aan. 17.0 Artikelen ter ondersteuning van het pedagogisch beleid Met regelmaat verschijnen er artikelen die naadloos aansluiting op ons beleid. Wij verzamelen deze artikelen en koppelen aan ons beleid om het extra te ondersteunen.
39
17.1. Kinderen en ouderen hebben baat bij ontmoeting Sommige kinderdagverblijven en peuterspeelzalen brengen kinderen in contact met demente ouderen in het verzorgingshuis. Frans Hoogeveen, ouderenpsycholoog en lector Psychogeriatrie aan De Haagse Hogeschool, ziet alleen maar voordelen. Als het aan Hoogeveen ligt, werken kinderdagverblijven vaker samen met verzorgingshuizen of andere instellingen waar ouderen verblijven. Vooral demente ouderen leven op van contact met jonge kinderen. 'Mensen met dementie zijn vaak angstig en onzeker, bang om de grip te verliezen. Maar als ze goede herinneringen aan kinderen hebben, zie je ze opleven bij dat contact. Ze ontspannen, lachen en praten meer. En als ze de kinderliedjes nog kennen, zingen ze vrolijk mee', aldus Hoogeveen in Trouw. Voorlichting ouders Ook voor de kinderen is het goed om ouderen te ontmoeten die anders dan anders zijn. 'Je hoeft kinderen daar niet voor af te schermen, vindt juf Yvonne Verspaandonk. Zij bezoekt met haar kleuters van basisschool De Driehoek in Hilvarenbeek regelmatig ouderen. In Trouw zegt zij: 'Ik leg altijd wel eerst aan de kinderen uit wie we gaan bezoeken, dat deze opa's en oma's soms in een rolstoel zitten of zomaar in slaap kunnen vallen. Dat hoort allemaal bij het leven.' Hoogeveen adviseert kinderopvanginstellingen en scholen om ouders op voorhand altijd goed over een bezoekje aan ouderen te informeren. 'Een goede voorlichting is van groot belang. Maar als je ouders uitleg geeft op ouderavonden en filmpjes van de bezoeken laat zien, willen ze meestal graag meewerken. ' Blokken bouwen Als je een groep ouderen bezoekt, is een programma vaak niet eens nodig, weet Hoogeveen. 'Alleen al de aanblik van een spelend kind kan positief werken. Het is voldoende om peuters van een kinderdagverblijf hun gewone dagelijkse dingen te laten doen, zoals tekenen, blokken bouwen en liedjes zingen. De groep ouderen zitten eromheen en kijken genietend toe.' Alzheimer Kinderen kunnen de ouderen aan herinneren aan de tijd dat zij zelf nog jonge kinderen hadden. De periode van hun late jeugd en vroege volwassenheid is vaak een tijd waar (demente) mensen veel aan terug denken en prettige associaties bij hebben. 'Alzheimer is niet te genezen, en daar is voorlopig ook geen zicht op, maar met passende activiteiten kun je er wel voor zorgen dat ouderen zich zo happy mogelijk voelen.'
40
13.2 'Drie jongetjes verpesten de sfeer in de groep' Vraag: 'Op mijn peutergroep zitten drie jongetjes van ongeveer 3,5 jaar. Ze zijn niet geconcentreerd en, het klinkt niet aardig, ze verpesten de sfeer met veel ongewenst gedrag zoals speelgoed kapot maken, spullen gooien en rennen in de groep. Wat nu?'
- Foto: Free Images Meestal maken kinderen speelgoed niet met gemene opzet kapot. Antwoord van pedagoog Marieke Grijpink: 'Ik moet nu echt een lans breken voor jongens in de kinderopvang, en al helemaal voor 3-jarige peuterjongens. Ik denk dat deze drie zich vervelen. Je ziet vaak dat jongens meer grof-motorisch zijn ingesteld. Tegelijkertijd krijgen ze vaak te horen dat ze stil moeten zitten en leuk moeten meedoen met knutselen. Kijk eens kritisch naar de materialen die je op de groep hebt en die je deze jongens meestal aanbiedt. Zijn het puzzels die aan tafel moeten worden gemaakt, of zijn het bananendozen waar ze mee moeten bouwen? Meestal maken de kinderen speelgoed niet met gemene opzet kapot. Vaak heeft het met ontdekken te maken en ja, dan gaat het wel eens fout. Geef de jongens, en wat mij betreft ook de meisjes, allerlei materiaal waar ook veel aan te ontdekken valt. En: vergeet bij tafelactiviteiten bewust iets op tafel te zetten. Dan kun je na verloop van tijd aan zo'n wiebeljongen vragen of hij het even wil pakken. Dat geeft hem de mogelijkheid om even te bewegen en dan kun jij hem ook nog een compliment geven. En die complimenten zijn heel belangrijk.
41
17.3 Vies worden, hoe overtuig je ouders? Grasvlekken, moddersmoeltjes en gescheurde broekjes; vier op de tien ouders heeft er moeite mee wanneer hun kind vies wordt. Hoe overtuig je deze ouders om hun kinderen toch lekker in de modder te laten spelen? Marja van Delden gaf 21 mei op het Groene Kinderopvangfestival hierover een workshop.
Foto: ANP XTRA 'Hoe vaak speelde jij vroeger buiten als kind? Wat deed je toen?' vraagt Marja, coach bij adviesbureau Kommee aan de bezoekers van de workshop. Bijna iedereen speelde veel buiten. De activiteiten verschillen flink, van boomklimmen en slootje springen tot het onschuldigere "stoepranden". 'Mocht je toen vies worden?' De meeste pedagogisch medewerksters knikken enthousiast, al mochten natuurlijk niet de netste jurkjes tijdens het buitenspelen aan. 'De antwoorden verschillen behoorlijk met hoe de kinderen van nu over twintig jaar zullen antwoorden', voorspelt Marja. 'Vijftig procent van de kinderen speelt minder buiten dan twintig jaar geleden. Veertig procent van de ouders heeft er moeite mee wanneer hun kind vies wordt.' Tien tips Deze groep ouders is niet blij wanneer hun kind na een middag in de opvang onder de modder komt aanlopen. Als pedagogisch medewerker kun je deze ouders overtuigen van het belang van buitenspelen. Een aantal tips van de coach: 1. Straal uit dat vies worden belangrijk is. Als je zelf buiten speelt wanneer het regent, dan laat je zien dat vies of nat worden niet erg is. 2. Ouders willen het allerbeste voor hun kind. Wanneer hun zoon of dochter glunderend naast jou loopt in de regen, dan helpt dat om ouders te overtuigen. 3. Informeer ouders. Een 'prutjessoep' kan afschrikken omdat ouders bang zijn dat hun kind er ziek van kan worden. Leg uit dat een prutjessoep juist goed is voor de weerstand. 4. Durf je als kinderdagverblijf te profileren en vertel nieuwe ouders over jullie missie. Laat ouders letterlijk zien hoe leuk kinderen het in jullie buitenruimte hebben. 5. Leg ouders van te voren uit dat het handig is wanneer de kinderen niet in hun mooiste kleren komen. Je wordt juist groot door te vallen, struikelen en vies te worden. 6. Zijn ouders het er dan nog niet mee eens? Blijf respectvol en blijf met hen in gesprek. 7. Sommige ouders vinden het prettig dat er niet alleen maar vieze activiteiten op de planning staan. Zorg voor alternatieven. Kondig de wat extremere, vieze activiteiten aan, dan staan ouders niet voor verrassingen. 8. Ouders zijn soms bang dat hun kind de hele dag in natte kleding loopt. Sta activiteiten als in plassen springen alleen toe aan het eind van de dag. Communiceer dit. 42
9. Worden kinderen toch al in de ochtend vies? Het helpt om zelf een voorraadje reservekleding op te bouwen. Vraag ouders om oude kleding af te staan aan het kinderdagverblijf of ga langs de kringloop. 10. Draag zelf ook makkelijke kleding. Ouders kun je niet overtuigen van buitenspelen en vies worden, wanneer je zelf op flinke hakken staat. Marja van Delden van coaching- en adviesbureau Kommee is in te huren om presentaties en workshops over buitenspelen te geven.
43
17.4 Kosteloos materiaal Blog Corina Hülsman Functie: Kwaliteitsmedewerker KinderRijk Corina Hülsman werkt als kwaliteitsmedewerker bij KinderRijk, een kinderopvangorganisatie met 37 vestigingen kinderdagopvang, halve dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang in Amsterdam en Amstelveen. BLOGGER Dit jaar zijn er weer wat meer thuisblijvers in Nederland. Mensen die hun vakantie vanuit huis vieren in plaats van in het buitenland. Crisis is het namelijk nog steeds. Iedereen is wat voorzichtiger met grote uitgaven. In plaats van over verre oorden wordt er nu nagedacht over leuke dingen om in de buurt te doen.
Corina Hülsman 'Necessity is the mother of invention' is een Engels spreekwoord dat mooi past in de huidige tijd: Wanneer de behoefte aan iets zo groot is, vind je wel een manier om erin te voorzien. En dat is precies zo met het verzinnen van leuke activiteiten die weinig geld kosten. Of, het maken van mooie spullen in plaats van alles nieuw kopen. Een hele leuke uitdaging! Bij KinderRijk gebruiken we veel 'kosteloos materiaal'. We hebben zelfs opgenomen in onze verstigingschecklists welk materiaal aanwezig hoort te zijn. Kosteloos materiaal zijn huishoudelijke voorwerpen en materiaal dat anders weggegooid zou worden. Denk aan toiletrolletjes, een vergiet, lepels, eierdozen etc. Omdat het geen voorbestemd speelgoed is, zoals veel van het standaard plastic speelgoed uit de winkel, nodigt dit materiaal uit om op ontdekkingsreis te gaan. Daar hebben we twee vliegen in één klap: gratis én creatief. 'Een oude broodrooster is hartstikke leuk om uit elkaar te halen of om een robot mee te bouwen' Voor iedere leeftijd is er wel wat te bedenken. Voor de allerkleinsten zijn bijvoorbeeld doekjes en kommetjes leuk om mee te ontdekken. Peuters kun je met dit warme weer blij maken met een pannetje water en een kwast, hartstikke leuk om buiten op de tegels tijdelijke schilderijen mee te maken. Met een beetje gras en blaadjes erbij kun je ook nog 'heksensoep' brouwen. Oudere kinderen kunnen aan de slag met oude lakens, grote kartonnen dozen en takken. Of, knutselen met lege flessen, wc-rolletjes, rietjes en touw. En een oude broodrooster is hartstikke leuk om uit elkaar te halen of om een robot mee te bouwen.
44
Alle bovengenoemde voorbeelden van kosteloos materiaal prikkelen de kinderen tot ontdekken, veel meer dan (duur) speelgoed uit de winkel, dat vaak maar één of twee speelfuncties heeft. Inspiratie nodig? Op Pinterest is veel te vinden, zoals vlinders gemaakt van wc-rollen en insecten van flessendopjes.
45
17.5 Lekkere herfst: oogstfeest!
Laura Minderhoud PLOP!! aaauuwwaauuw! Tijdens ons herfstige fietstochtje werden we plotseling opgeschrikt door een uitroep van de jongste in de bakfiets. Sam greep geschrokken en verbaasd naar zijn hoofd. Er was een eikel op zijn hoofd gevallen. Ontwikkelingsdoelen als taal, rekenen, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling worden allemaal tegelijk bereikt met een dagje natuurschatten zoeken. We stopten, gaven Sam een kus op het hoofd en keken eens rond hoe dit nu kon gebeuren. We ontdekten dat we langs en onder een hele rij eikenbomen fietsten. Doordat ze rijp waren vielen de eikels als rijpe appeltjes naar beneden. De kinderen werden helemaal enthousiast en grabbelden grote en kleine eikels-met-of-zonder hoedjes tot de broekzakken en fietstassen vol zaten. Thuis werd er gelijk met de eikels gespeeld en geknutseld. Heerlijk die herfstschatten! Schatten van de natuur Met materialen uit de natuur is het fijn om in de herfst op een spontane manier tot spel en activiteiten te komen. Kijk maar eens rond wat er aan materiaal in de herfst te vinden is. Bladeren, takken, allerlei soorten noten zoals eikels en dennenappels, fruit zoals appels zijn eenvoudig op te rapen en te verzamelen. Uitgebloeide grassen en bloemstengels zijn ook dankbare materialen om mee te vlechten of droogboeketten te maken. Met wat geluk zien jullie ook nog een eekhoorn of ekster met een nootje langs komen. Voor het vervoer van alle gevonden materialen zijn karren of mandjes goed te gebruiken. Als het ondertussen ook nog lekker waait of regent is de herfstwandeling helemaal compleet. Ontwikkelingsdoelen Er wordt spelenderwijs heel veel geleerd als je met kinderen buiten op zoektocht gaat naar natuurschatten. Door met elkaar op onderzoek te gaan waar de vondst vandaan komt, alle vondsten te benoemen en mee gaan spelen, komen er vanzelf zeer gevarieerde leermomenten aan bod. Ontwikkelingsdoelen als taal, rekenen, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling worden allemaal tegelijk bereikt met een dagje natuurschatten zoeken. Denk hierbij aan begripsvorming over kleuren, vormen en tegenstellingen zoals groot/klein, hard/zacht, warm/koud, leuk of niet leuk. Daarnaast kan je met heel veel materialen volop knutselen en spelen. Denk hierbij aan winkeltje spelen, groot bij groot/klein bij klein, tellen, " knikkeren" en rolspelletjes. Zijn de kinderen eenmaal moe, dan is een heerlijk verhaal voorlezen over de herfst een fijne afsluiting van een herfstige dag. 65 kilometer per uur Hoe ging het eigenlijk verder met Sam nadat hij een eikel op zijn hoofd had gehad? Er was wel een echte bultje op zijn hoofd gekomen maar hij had er verder geen last van. Hij heeft er eerder een mooi verhaal aan over gehouden. Voor de lol hebben we opgezocht hoe hard zo'n eikel eigenlijk valt: Een eikel (4 gr. en 2 centimeter) die van 30 meter hoogte naar beneden komt, valt met een snelheid van 65 kilometer per uur op de grond. Bij de volgende fietstocht ging Sam trouwens gewoon weer mee op eikeltjesjacht, ook al had hij er een hard hoofd in ;-) 46
17.6 ’Geen lesjes’ 'In veel peuter- en kleutergroepen met VVE wordt ten onrechte een onderscheid gemaakt tussen spelen en leren', vindt Annerieke Boland, lector Jonge Kind aan de hogeschool iPabo. Zij is geen voorstander van 'lesjes aan tafel' voor peuters en kleuters. Dit zegt Boland in haar lectorale rede.
Foto: ANP Xtra De verkeerde interpretatie van leren en spelen leidt volgens Boland tot werkvormen die niet passen bij jonge kinderen, zoals werkbladen, klassikale lesjes in de grote kring en toetsen. 'Kinderen leren dan vooral na te doen wat de juf of meester voordoet.' In plaats van het voor te doen, zijn er bewegingen die vanuit het kind zelf komen, waar pedagogisch medewerkers en leerkrachten op kunnen inspelen. Lezen, schrijven, rekenen 'Peuters en kleuters verdienen een benadering die hen recht doet en hun ontwikkeling op de beste manier ondersteunt, vindt de nieuwe lector. Zij is geen voorstander van lezen, schrijven en rekenen als geïsoleerde vaardigheid, als een lesje aan tafel. Kinderen leren beter wanneer deze vaardigheden onderdeel uitmaken van het verhaal dat kinderen spelen. Ouders en andere opvoeders moeten hun kinderen veel meer zelf laten aanmodderen, vindt de Amerikaanse psycholoog Peter Gray. De Nederlandse pedagoog Sieneke Goorhuis en psycholoog Louise Berkhout zijn het roerend met Gray eens. Ontdekken: Boland onderscheidt twee bewegingen die uit het kind zelf komen. Ten eerste de wil van kinderen om de wereld om hen heen te ontdekken, zich eigen te maken en er deel aan te nemen. Dat betekent dat kinderen nieuwe materialen moeten kunnen ontdekken, maar ook plekken buiten de groepsruimte: de supermarkt, de fietsenmaker. Ten tweede ontdekken kinderen door interactie met andere kinderen dat er verschillen zijn en hoe zij zich tot die andere kinderen verhouden. Daarvoor is volgens de lector veiligheid nodig en ruimte om zichzelf als een uniek persoon te ervaren. Professionals: Spel is bij uitstek een geschikte vorm om deze eigen bewegingen te stimuleren, vindt Boland. Zij zoekt in het lectoraat Jonge Kind naar manieren om leerprocessen in het spel op gang te brengen waarbij de eigen inbreng van kinderen in stand blijven. Spel kan verrijkt worden met lezen, schrijven en rekenen, maar dat vraagt om professionals die zich kunnen inleven in de ervaringen en gedachten van kinderen.
47
17.7 Een meisje wil steeds hetzelfde op brood' Pedagogisch medewerkster: 'Merel, een meisje van bijna twee, kiest nooit zelf wat ze op brood wil. En als ze dan eindelijk kiest, is het altijd hetzelfde. Maar ze moet toch leren kiezen, en variatie is toch belangrijk?'
Foto: Ed Oudenaarden (ANP)
'Hoe meer keuze er is qua broodbeleg, hoe ingewikkelder het wordt.' Antwoord pedagoog Annemiek Waage: Mijn eerste vraag in dit soort kwesties is eigenlijk altijd: "Voor wie is dit een probleem, voor jou of voor Merel?" Dit lijkt een lastig iets, maar is volgens mij makkelijk op te lossen. Het vraagt echter wel een kritische blik naar jouw eigen handelen. Hoeveel verschillende soorten beleg staan er op tafel? En is dat reëel voor een tweejarige? Staan er twee (hooguit drie) verschillende soorten beleg of staan er wel zeven? Hoe meer keuze, hoe ingewikkelder het wordt. Je verwacht dan van een tweejarige dat ze het hele smakenpalet in haar hoofd heeft. Je snapt het al, een tweejarige heeft aan een keuze van twee al meer dan genoeg. Het zou ook kunnen dat Merel tegen de tijd dat jullie gaan eten te moe is. Dan zit de oplossing in eerder met Merel gaan eten, niet in de grote groep, maar gewoon even bij jou op schoot. Of vindt Merel het moeilijk om in de grote groep te praten? Dan helpt het als je met haar van tevoren al een duidelijke keuze maakt, het boterhammetje al smeert en aan haar geeft. Leren kiezen doen kinderen alleen als het binnen een duidelijk kader is. En variatie zit meer in het totale aanbod van de dag, dan in de diversiteit van beleg. Nog even zo'n kritische reflectievraag: hoe vaak eten volwassenen iedere ochtend hetzelfde? En jij? En is dat erg?
48
17.8 Naughty chair van "Supernanny" leidt tot discussie De komst van de Britse supernanny Jo Frost naar Nederland is niet onopgemerkt gebleven. Haar programma, waarin ze ouders met opvoedproblemen helpt, trok ruim een miljoen kijkers. Maar al tijdens de uitzending ontstond er op Twitter een actiegroep #StopJoFrost. Ook bekende pedagogen sloten zich bij dit initiatief aan. Zij trekken de methoden van Frost ernstig in twijfel.
- Foto: AFP We weten uit onderzoek dat straffen en time-outs inzetten op de langere termijn schadelijke gevolgen heeft. Ook voor de band tussen ouder en kind', zeggen tegenstanders van supernanny Jo Frost. Frost is al langere tijd te zien op de Nederlandse televisie. Een bekende methode van haar is de naughty chair. Kinderen die zich niet gedragen moeten in hun eentje tot bezinning komen. Dat gebeurt al met kinderen van 2 jaar. Als kinderen zich gedragen, worden zij juist beloond. Straffen Kinderpsyholoog Tischa Neve is één van de tegenstanders van de methode van Frost. In het Algemeen Dagblad legt ze uit waarom. 'We weten uit onderzoek dat straffen en het inzetten van time outs op de langere termijn schadelijke gevolgen hebben. Ook voor de band tussen ouder en kind.' Orthopedagoog Mariëlle Beckers sluit zich bij de kritiek aan. 'Als het kind huilt, moet je het volgens Jo Frost negeren. Terwijl het zijn ouders dan juist hard nodig heeft. Liefde en begrip moeten de basis vormen van de opvoeding. Binnen duidelijke kaders.' False self Ook ontwikkelingspsycholoog Steven Pont besteedde in zijn column voor het Parool aandacht aan de methode van Jo Frost. Hij noemt de naughty chair-methode een tijdelijke terugtrekking van de liefde van ouders. Pont vreest dat deze methode kan leiden tot een zogeheten false self door het kind. Dat betekent dat kinderen gedrag gaan vertonen dat niet bij hun emotie past. 'Als je als kind boos bent, maar je mag het niet laten zien, creëer je langzaamaan zo'n false self. Je wordt een vriendelijk jongetje dat van binnen eigenlijk boos is, om zo de liefde van je ouders niet te verspelen.'
49
17.9 Negen tips om baby’s meer te laten bewegen. ‘We moeten af van maxi-cosi's,’ pleit de vereniging Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN). Baby’s krijgen te weinig lichaamsbeweging in de stoeltjes. Gevolg: dikke baby’s. Negen tips afkomstig uit het vaktijdschrift Kinderopvang om beweging bij de allerjongsten te stimuleren.
Foto: ANP XTRA Baby's krijgen al last van overgewicht. Een van de oorzaken is dat ze te weinig bewegen. De vereniging AJN uit haar zorgen over dit probleem. Driekwart van de dikke kinderen worden ook dikke volwassenen. Daarnaast is bewegingsvrijheid belangrijk voor de motorische ontwikkeling van kinderen. Deze vindt voornamelijk plaats in de eerste zes maanden. Wat kan de kinderopvang doen om bewegen bij baby's te stimuleren? Lees het artikel 'Maxi-cosi's en pyjamapapjes maken baby's dik' waarin AJN haar zorgen uit. 1. Zet kinderen die nog niet zelf kunnen zitten zo min mogelijk in een kinderstoel. Dit is slecht voor hun ruggetje en ze krijgen nauwelijks ruimte om met hun armpjes en beentjes te bewegen. In plaats van in een stoeltje, kan een pedagogisch medewerkster een kind op schoot voeren. 2. Zodra een baby wakker is, leg je hem - onder toezicht - op zijn zij of buik, zodat hij de nek- en rugspieren kan trainen. Baby's gaan zelf op ontdekkingstocht. Eerst rollen en draaien ze op hun zij en terug, later rollen ze door op de buik. Daarna is het tijd om te leren tijgeren en kruipen. 3. Creëer een afgeschermde babyplek waar de baby's veilig kunnen spelen. Is dit niet mogelijk, laat dan de baby's op de grond spelen wanneer de oudere kinderen buitenspelen. 4. Zorg dat de ondergrond waarop de baby's spelen warm, stevig en ruw is. Baby's kunnen de ondergrond dan gebruiken om zich beter af te zetten. 5. Draag een baby afwisselend rechts, links en middenvoor. Baby's krijgen op die manier meer verschillende bewegingsprikkels aangeboden. 6. Voor baby's zijn lege frisdrankflessen gevuld met rijst, macaroni of kralen interessant. Dat rammelt lekker. Leg de fles net buiten bereik van de baby. Dat stimuleert om erheen te kruipen of rollen. 7. Baby's die tijgeren, kunnen ook al klimmen. Stevige kussens van zo'n tien centimeter hoog kunnen stimuleren om erop te klauteren. Een kruipkist kan ook erg interessant zijn voor baby's om te klauteren. Daardoor leren ze zichzelf opvangen als ze vallen en oefenen ze hun evenwicht. 8. Richt een toegankelijke buitenruimte in, waarin baby's zelf op ontdekkingstocht kunnen gaan. De ideale buitenruimte bevat een begrensd deel voor baby's: spelende peuters lopen 50
ze dan niet onder de voet. Zorg voor zo veel mogelijk spel-, ontdekkings- en ervaringsactiviteiten. Denk aan struikjes, bomen, gras, een paadje met houtsnippers en zand. Zorg daarnaast voor beschutting tegen zon en wind. 9. Weinig ruimte op de buitenplaats? Ga de hoogte in. Creëer een soort box op stahoogte van de pedagogisch medewerker. Onder de box kan een speelhuisje voor oudere kinderen zitten. Zo kunnen de baby's ook buiten vrij bewegen.
51
17.10 wanneer moet een kindje kunnen lopen?' Vraag pm'er Saskia: 'Sommige kinderen leren bij mij op de groep al bij negen maanden lopen, anderen nog niet bij vijftien maanden. Wanneer moeten we ons zorgen gaan maken?' 'Geen kind is hetzelfde en daarom zien we verschillen op veel gebieden in hun ontwikkeling.' Images Antwoord expert ontwikkelingspsycholoog Steven Pont: 'Geen kind is hetzelfde en daarom zien we verschillen op veel gebieden in hun ontwikkeling. Ouders maken zich soms zorgen als hun kind het gemiddelde niet haalt, maar die kun je geruststellen, want precies de helft van de kinderen zit altijd boven het gemiddelde en de andere helft eronder (anders was het geen gemiddelde). Maar met kinderen die met achttien maanden nog niet lopen (als er geen vreemde omstandigheden zijn geweest, zoals een lange ziekenhuisopname), moeten wel even bij een arts langs.'
52
17.11 “Een dreumes op mijn groep bijt anderen steeds” Saskia: 'Sinds een paar weken bijt Sander, een jongen van anderhalf jaar oud, een paar keer per week een andere dreumes. Hij bijt zo hard, dat er vaak een afdruk achterblijft.'
- Foto: Free Images ‘Frustratie kan een aanleiding zijn voor een kind om te bijten.' Antwoord van pedagoog Marieke Grijpink: 'Het is goed te kijken naar de aanleiding van het bijten: wanneer doet het zich voor en in welk soort situaties? Soms wordt een kind snel geïrriteerd als het honger heeft of moe is. Een kind voelt ongenoegen, maar kan het zelf nog niet plaatsen. Irritatie uit zich dan in bijten, omdat de dreumes simpelweg nog geen andere taal heeft. Als je dit patroon herkent en er tijdig bij bent, kun je het bijten dus vóór zijn door het kind te laten rusten of slapen, of wat eerder te laten eten. Frustratie kan ook een aanleiding zijn voor een kind om te bijten. Je wilt Sander graag laten weten dat dit gedrag niet door de beugel kan. Houd er rekening mee dat aandacht, ook al is het negatief, ook een stimulans kan worden om aandacht te krijgen. En dat is nu net wat je niet wilt! Maar wat kun je dan doen? Steek veel energie in de taalontwikkeling van Sander. Als hij zich door gesproken taal kan uiten, zal hij niet meer bijten. En wanneer hij toch gebeten heeft, geef dan al je aandacht aan het kind dat gebeten is. Een standje geven of apart zetten, het helpt niet. Het werkt zelfs averechts. Door het bijten te negeren, dooft het vanzelf uit en het scheelt je ook nog veel negatieve energie!'
53
17.12 Creatieve ontwikkeling. Blog Paulien Muller - Werkjes maken Functie: Paulien Muller werkt bij Sardes, waar ze onderzoek doet op het terrein van kinderopvang en vve. Zo werkt ze momenteel mee aan onderzoek naar de validiteit van het veldinstrument pedagogische praktijk van de GGD'en.
Paulien Muller Zenuwachtig fladdert peuterspeelzaalleidster Conny rond de vier jonge peuters die vol verwachting in de aanslag zitten met hun kwasten, de mouwen ver opgestroopt. Er moet een kerstboom worden geverfd op een voor geprinte A4, die daarna mag worden versierd met glitters. Zodra de bakjes met groene verf op tafel belanden, gaan de kinderen enthousiast los. Kwasten worden diep in de groene smurrie gedoopt en daarna richting papier gedirigeerd, een spoor van druppels achterlatend. Conny heeft het er druk mee: de ene peuter heeft veel te dikke klodders op het papier, de ander verft helemaal buiten de lijntjes, de derde gebruikt de tafel als papier en de vierde roept na één minuut al dat hij klaar is. Geagiteerd pakt ze van de eerste peuter de kwast over en smeert de klodders uit, wijst de tweede op de lijntjes en wat daarvan de bedoeling is, roept de derde peuter tot de orde, maakt de tafel schoon en stuurt de vierde peuter door naar haar collega om de handjes te wassen. Ondertussen probeert ze ook nog wat themawoorden te oefenen met de peuters: kerstboom, kerstbal, piek. De glitters plakt ze vervolgens maar zelf op de werkjes, onder protest van de peuters die ook heel graag dat bakje met glimmertjes willen omkiepen op hun schilderij en liefst álle glitters tegelijk. Opgelucht dirigeert ze de peuters vervolgens van de groen besmeurde tafel richting wasbak: de activiteit is weer zonder kleerscheuren - en vooral zonder vlekken in de kleren! - volbracht. En de werkjes krijgen als ze droog zijn een plekje aan de muur; dan kunnen de ouders straks ook zien dat er weer hard gewerkt is vandaag. 'Als er bij de tweede peuter een geel monster met blauwe stippen ontstaat in plaats van een kerstboom, dan is dat een prachtige ontdekking' Het is niet de eerste keer dat we tijdens onze vve-kwaliteitsmetingen her en der in den lande leidsters zien worstelen om met peuters een 'werkje' te maken. Vaak willen zulke leidsters een heleboel tegelijk: peuters leren om een opdracht uit te voeren, peuters leren hoe ze het materiaal moeten gebruiken, peuters woorden en begrippen aanleren, de kinderen en omgeving zo schoon 54
mogelijk houden, en dan ook nog komen tot een toonbaar en herkenbaar eindproduct. Geen wonder dat het ondernemen van creatieve activiteiten met twee- en driejarigen dan een opgave wordt in plaats van een bron van gezamenlijk plezier. En toch is dat jammer, want aandacht voor de creatieve ontwikkeling is juist voor kinderen waar thuis deze mogelijkheden en middelen ontbreken hartstikke belangrijk. Ik zou daarom willen pleiten voor een ommezwaai van 'werkjes doen' naar werken aan de creatieve ontwikkeling. Maar dan moet de aanpak wel peuter-proof zijn. Voor Conny zou dit betekenen: leid je opdracht in met leuk prentenboek over een kerstboom, gebruik schorten, geef elke peuter een lekker groot vel papier, een klodder blauwe en een klodder gele verf, ieder zijn eigen bakje glitters, doe voor hoe je de kwast moet gebruiken - en ga daarna even op je eigen handen zitten en bijt op je tong. En als een peuter dan in stille concentratie ontdekt dat ze gele en blauwe verf kan mengen tot groen en vervolgens alleen nog maar uitgebreid in de verf zit te roeren, dan is dat een geweldig resultaat. En als er bij de tweede peuter een geel monster met blauwe stippen ontstaat in plaats van een kerstboom, dan is dat een prachtige ontdekking. En als de derde merkt dat je de glitters aan de klodders op de tafel kunt plakken, dan is dat ook een belangrijke ervaring. En als de vierde na één minuut roept dat hij klaar is, dan kun je als leidster je handen weer tevoorschijn halen en proberen om samen een schilderij te maken. Met glitters. Wat een feest! Door: Paulien Muller, 30 jan 2015.
55
17.13 Kindermishandeling: zo ga je gesprek met ouders aan. Voor het gesprek met de ouders over vermeende kindermishandeling kunnen de volgende stappen worden gevolgd. Ouders moeten vaak eerst gemotiveerd worden zodat de zorgen over hun kind gedeeld kunnen worden. 1. Leg de ouders het doel uit van het gesprek. 2. Beschrijf de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan, geef daarbij geen waardeoordeel of eigen interpretatie. 3. Nodig de ouders uit om een reactie hierop te geven. 4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen er is gezien, gehoord en/of waargenomen. 5. Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen.
- Foto: Free Images De pedagogisch medewerkster speelt een grote rol bij het aanpakken van kindermishandeling. Nodig de ouders expliciet uit tot het geven van hun mening en vraag door over kind gerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt het kind zich thuis? Hoe reageren de ouders daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert het kind hierop? Hoe is de ontwikkeling van het kind tot nu toe verlopen? Wat vinden de ouders daarvan? Hoe ervaren de ouders de opvoeding en hun rol als ouders? Indien de ouders de zorgen herkennen, kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Ouders moeten vaak eerst gemotiveerd worden zodat de zorgen over hun kind gedeeld kunnen worden. Het helpt dan om ouders meer informatie te geven over de ontwikkeling van het kind en de effecten voor het kind in de huidige situatie. Pas als ouders niet te motiveren zijn en de zorgen blijven ontkennen is het raadzaam het AMK om advies te vragen en een melding te overwegen. Bron: Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Brancheorganisatie Kinderopvang)
56
Bijlage 1; observatieformulier Observatie van: Door: Reden:
Observeren, wat zien we:
Wat gaan we doen:
Evaluatie, wat heeft het voor effect:
Terugkoppeling naar de ouders:
Week 1: Week 2: Week 3: Week 4: Week 5: Week 6:
Week 1: Week 2: Week 3: Week 4: Week 5: Week 6:
57