Inhoudelijke evaluatie maatwerkvoorziening ondersteuning gemeente Den Haag Definitieve rapportage
Paul Schenderling Carlijn Koopal 18 januari 2015
53130
Inhoudelijke evaluatie maatwerkvoorziening ondersteuning gemeente Den Haag Definitieve rapportage Inhoud
Pagina
1. Managementsamenvatting 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Centrale beleidsdoelstelling Doorontwikkelmogelijkheden Ervaringen klantproces
2. Inleiding 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Aanleiding Context Onderzoeksvragen Aanpak Verantwoording Leeswijzer
3. Dienstverlening, innovatie en substitutie 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Algemene ervaringen Maatwerk Samenwerkingsverbanden Innovaties Inzet van vrijwilligers Betrekken netwerk cliënt Delen van infrastructuur en poolen van personeel Mate van substitutie
4. Voorfase 4.1 Algemene ervaringen 4.2 Instroom 4.3 Signaleren
5. Melding en beoordeling 5.1 5.2 5.3 5.4
53130
Algemene ervaringen Duur van melding en beoordeling Vragenlijst Rol wijkteam
1 1 1 1 2
3 3 3 3 4 4 6
7 7 8 9 10 11 12 12 12
15 15 15 16
17 17 18 18 18
Inhoud (vervolg) 6. Aanvraag en start zorgtraject 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Algemene ervaringen Ondertekening van het aanvraagformulier Ingangsdatum van het zorgtraject Snelheid en juistheid van de beschikking Informatieoverdracht
7. Administratie, declaratie en afronding 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Algemene ervaringen Administratie en declaratie Overgangsrecht en onderaannemerschap Privacy Informatievoorziening Verantwoording
8. Bevindingen ten aanzien van werking van de MVO-systematiek 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Algemene ervaringen Ervaringen met het werken met arrangementen Ervaringen met het klantproces Samenwerking, innovatie en substitutie Compensatieregeling
9. Raakvlak arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7
Inleiding Probleemanalyse Huidige situatie Voorbeelden uit andere regio’s Gemeenschappelijk factoren Toepassingsmogelijkheden in Den Haag Randvoorwaarden voor uitwerking
10. Raakvlak begeleiding en schulddienstverlening 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6
53130
Probleemanalyse Huidige situatie Voorbeelden uit andere regio’s Gemeenschappelijke factoren Toepassingsmogelijkheden in Den Haag Randvoorwaarden voor uitwerking
Pagina 20 20 20 20 21 21
22 22 22 23 23 24 24
25 25 25 27 28 28
30 30 30 31 31 32 32 34
35 35 35 36 37 37 39
Inhoud (vervolg) 11. Raakvlak (ouderen)zorg en welzijn 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6
Inleiding Huidige situatie Voorbeelden uit andere regio’s Gemeenschappelijk factoren Toepassingsmogelijkheden in Den Haag Randvoorwaarden voor uitwerking
12. Bevindingen ten aanzien van doorontwikkeling MVO 12.1 Kansrijke richtingen op het raakvlak begeleiding – beschut werk 12.2 Kansrijke richtingen op het raakvlak begeleiding – schulddienstverlening 12.3 Kansrijke richtingen op het raakvlak begeleiding – welzijn
Pagina 40 40 40 41 42 42 43
44 44 44 45
Bijlage 1: deelnemers rondetafelgesprekken
46
Bijlage 2: vragenlijst
49
Bijlage 3: begeleiding in andere gemeenten
55
53130
Overzicht figuren
Figuur 1. Illustratie van beoogde substitutie van zorg (bron: gemeente Den Haag). .......................... 5 Figuur 2. Schematische weergave klantproces MVO. ......................................................................... 6 Figuur 3. Zorgvormen die Haagse aanbieders bieden (bron: vragenlijst). ........................................... 7 Figuur 4. Inzet type begeleiding per cliëntgroep (bron: vragenlijst). .................................................... 8 Figuur 5. Ervaringen van aanbieders met het bieden van maatwerk per cliëntgroep (bron: vragenlijst). ........................................................................................................................................... 8 Figuur 6. Mate van samenwerking per type samenwerkingsverband (bron: vragenlijst). .................... 9 Figuur 7. Mogelijkheden tot uitbreiding samenwerking per samenwerkingspartner (bron: vragenlijst). ............................................................................................................................................................ 10 Figuur 8. Ontwikkeling van de inzet van vrijwilligers, netwerk cliënt en e-health (bron: vragenlijst).. 11 Figuur 9. Inschatting van de mate van uit- en doorstroom per cliëntgroep (bron: vragenlijst). .......... 13 Figuur 10. Ontwikkeling van het totale aantal MVO-cliënten in 2015 (bron: gemeente Den Haag). . 15 Figuur 11. Beoordeling procedure melding en beoordeling (bron: resultaten vragenlijst). ................ 17 Figuur 12. Ervaringen van aanbieders met de declaratieprocedure (bron: vragenlijst). .................... 22 Figuur 13. Beoordelingen toepasbaarheid, informatievoorziening en facilitatie (bron: vragenlijst). .. 24 Figuur 14. Algemene tevredenheid (bron: vragenlijst). ...................................................................... 25 Figuur 15. Ervaring van de vrijheid van de systematiek (bron: vragenlijst). ...................................... 26 Figuur 16. Beoordeling proces en uitkomst compensatieregeling (bron: vragenlijst). ....................... 29 Figuur 17. Klantproces schulddienstverlening en het raakvlak met begeleiding. .............................. 36 Figuur 18. Mate waarin aanbieders in andere gemeenten zorg bieden (bron: vragenlijst). .............. 55
53130
1. Managementsamenvatting
1.1 Inleiding De Maatwerkvoorziening Ondersteuning (MVO) van de gemeente Den Haag helpt mensen om beter te functioneren op de gebieden zelfzorg, wonen, werken, financiën, vrije tijd, sociaal netwerk en contacten met instanties. Hierbij ondersteunt de gemeente mensen op het terrein van structuur en dagritme, en geeft zij praktische hulp bij het overnemen van taken op het gebied van zelfzorg, huishouden en administratie. In opdracht van de gemeente Den Haag heeft Berenschot onderzoek gedaan naar de MVO-systematiek, zowel terugblikkend – hoe werkt de MVO-systematiek op dit moment? – als vooruitblikkend – welke doorontwikkelmogelijkheden zijn er voor de MVO? Voor dit onderzoek heeft Berenschot zowel gesproken met vertegenwoordigers van zowel de gemeente als van zorgaanbieders en cliënten (voor de verantwoording van de aanpak: zie hoofdstuk 2). 1.2 Centrale beleidsdoelstelling Het streven van de gemeente en aanbieders is om maatwerk te bieden aan cliënten. Daarnaast heeft de gemeente aanbieders in de aanbestedingsleidraad de beleidsdoelstelling meegegeven om te komen tot substitutie van zorg. Zowel het bieden van maatwerk als het realiseren van substitutie van zorg vragen om innovatie en samenwerking. Uit deze evaluatie blijkt dat een grote meerderheid van aanbieders de samenwerking met andere organisaties heeft geïntensiveerd naar aanleiding van de invoering van de MVO. Ook geeft een meerderheid van de aanbieders aan dat ze sinds de invoering van de MVO meer met vrijwilligers werken en meer moeite doen om het eigen netwerk van de cliënt te betrekken. Het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt over innovaties die aanbieders toepassen is wisselend. Een grote meerderheid van de aanbieders heeft voorbeelden genoemd van innovaties op het terrein van zorginhoud. Op het terrein van technologische innovaties noemt een beperkter maar nog steeds substantieel aantal aanbieders voorbeelden van initiatieven. Op het gebied van het poolen van personeel en het delen van infrastructuur is het merendeel van de reacties van aanbieders terughoudend. 1.3 Doorontwikkelmogelijkheden Uit de inventarisatie die in het kader van dit onderzoek is gedaan, komen diverse doorontwikkelmogelijkheden van MVO naar voren, specifiek op het snijvlak van begeleiding en andere ondersteuningsvormen. Een kansrijke richting betreft het verbinden van het klantproces van de MVO en het klantproces van schulddienstverlening, omdat er niet alleen sprake is van overlap van cliëntgroepen, maar ook van inhoudelijke overlap van de ondersteuning die nodig is. Concreet is de aanbeveling om de expertise op het gebied van financieel beheer te bundelen bij een beperkt aantal zorgaanbieders, waarbij de overige aanbieders een specialist op het gebied van financieel beheer moeten kunnen inroepen.
53130
1
Een andere kansrijke richting betreft het verbinden van het klantproces van de MVO en het klantproces van nieuw beschut werk, omdat de doelgroep van de voorziening beschut werk sterk lijkt op de doelgroep van arbeidsmatige dagbesteding. Concreet is de aanbeveling om bij de toegang tot arbeidsmatige dagbesteding en nieuw beschut werk consulenten onderling te laten afstemmen welke voorziening voor een persoon het meest geschikt is. Dit maakt het mogelijk om het ontwikkelpotentieel van mensen beter te benutten. 1.4 Ervaringen klantproces In het kader van dit onderzoek is aan aanbieders gevraagd hoe ze het werken met de MVOsystematiek en het bijbehorende klantproces ervaren. De algemene conclusie ten aanzien van de ervaringen van aanbieders met het klantproces is dat de ervaringen van aanbieders verschillend zijn per stap van het klantproces, met aspecten die aanbieders overwegend als positief ervaren en aspecten die aanbieders overwegend als negatief ervaren. Wat betreft het proces van melding en beoordeling ervaren de rol van het sociale wijkzorgteam bij de melding en beoordeling overwegend als positief. De gemeente geeft aan dat vanaf mei 2015 het gehele proces verbeterd is, zowel bij het beoordelingsteam als bij de sociale wijkzorgteams. Positieve ervaringen zijn daarom waarschijnlijk van toepassing op zowel de sociale wijkzorgteams als het beoordelingsteam. Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat het proces van beschikking tot de start van het zorgtraject wordt vertraagd doordat de cliënt verplicht het aanvraagformulier moet ondertekenen en tijdig moet retourneren aan de gemeente. Verder heeft een substantieel aantal aanbieders aandacht gevraagd voor verbetering van de snelheid en juistheid van de beschikkingen en van de informatieoverdracht bij de start van het zorgtraject. In reactie op deze punten geeft de gemeente aan dat het ondertekenen van de aanvraag wettelijk verplicht is en dat gemeente bezig is met het verbeteren van de snelheid en juistheid van beschikkingen. Ook onderzoekt de gemeente de mogelijkheid om met toestemming van de cliënt de informatieoverdracht bij het begin van het zorgtraject te verbeteren. Een substantieel aantal aanbieders geeft aan dat ze de duur van de indicaties als te kort ervaren. In reactie geeft de gemeente aan dat zij dit onderzocht heeft en dat de duur van indicaties verlengd wordt. Wat betreft de administratie en declaratie geeft een substantieel deel van de aanbieders aan dat ze de administratieve lasten als hoog ervaren. Bovendien heeft een substantieel deel van de aanbieders kritiek op de wijze waarop declaraties moeten worden ingediend (dit kan namelijk nog niet via het digitale portaal). De gemeente geeft aan bezig te zijn om de declaraties via het digitale portaal te laten verlopen. Ten slotte noemen aanbieders als positief punt de mogelijkheid om persoonlijk contact te hebben met de gemeente. Aanbieders doen hierbij de suggestie om vaste contactpersonen in te stellen bij de gemeente.
53130
2
2. Inleiding
2.1 Aanleiding De gemeente Den Haag heeft in het kader van de decentralisatie van de voormalige functie begeleiding (begeleiding individueel en begeleiding groep) uit de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) per 1 januari 2015 de Maatwerkvoorziening Ondersteuning (hierna: MVO) in het leven geroepen. De MVO is gericht op het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid van burgers. De ondersteuning van de gemeente helpt mensen om beter te functioneren op de gebieden zelfzorg, wonen, werken, financiën, vrije tijd, sociaal netwerk en contacten met instanties. Hierbij ondersteunt de gemeente mensen op het terrein van structuur en dagritme, en geeft zij praktische hulp bij het overnemen van taken op het gebied van zelfzorg, huishouden en administratie. Naar aanleiding van de invoering van de MVO-systematiek heeft de gemeente Den Haag het verzoek gedaan om een inhoudelijke evaluatie uit te voeren, met als doel om te weten te komen in hoeverre de gekozen systematiek bijdraagt aan de bovengenoemde doelen. 2.2 Context Voor het leveren van de maatwerkvoorziening ondersteuning heeft de gemeente Den Haag de complexe indeling van de voormalige functie begeleiding uit de AWBZ losgelaten en gekozen voor een nieuwe, eenvoudige systematiek met drie doelgroepen: 1.
Volwassenen met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek.
2.
Volwassenen met een beperking (lichamelijk en/of verstandelijk).
3.
Volwassenen met en psychogeriatrisch en somatische aandoeningen (m.n. ouderen).
Voor elk van de doelgroepen heeft de gemeente één tarief vastgesteld. Vervolgens heeft de gemeente raamcontracten gesloten met veertig zorgaanbieders voor de uitvoering van de MVO. Omdat de zorgaanbieder voor iedere cliënt een gemiddeld tarief voor de doelgroep ontvangt, beoogt de gemeente dat de systematiek zorgaanbieders stimuleert om alleen zorg te leveren die echt nodig is en waar mogelijk te substitueren, dat wil zeggen: over te gaan op een lichtere zorgvorm of – in lijn met de geest van de Wmo – terug te vallen op de zelfredzaamheid of het sociale netwerk van de cliënt. 2.3 Onderzoeksvragen Het onderzoek bestaat uit twee onderzoeksvragen. De eerste onderzoeksvraag betreft inhoudelijke evaluatie van de MVO-systematiek nu toe (januari – heden). Het doel van dit onderdeel is om te onderzoeken of de gekozen systematiek naar behoren werkt en wat de ervaringen van zorgaanbieders en cliënten met de systematiek zijn. Deelvragen zijn: op welke wijze wordt MVO onder de huidige systematiek geleverd? Ontvangt de cliënt de zorg die hij/zij nodig heeft?
53130
3
Vindt de beoogde substitutie plaats? Welke kansen en knelpunten zien zorgaanbieders en cliënten bij de doorontwikkeling van de gekozen systematiek? De tweede onderzoeksvraag betreft het schetsen van mogelijke richtingen van de toekomstige inrichting van de MVO-systematiek. Het doel van dit onderdeel is het bieden van een frisse blik op invulling van arrangementen. De gemeente heeft hierbij gevraagd om specifiek in te gaan op drie raakvlakken van de maatwerkvoorziening en andere ondersteuningsvormen, namelijk het raakvlak tussen begeleiding en welzijn, het raakvlak tussen begeleiding (specifiek: arbeidsmatige dagbesteding) en nieuw beschut werk en het raakvlak tussen begeleiding en schulddienstverlening. De scope van dit onderzoek betreft de ervaringen van aanbieders en cliënten. Verder is de scope van het onderzoek beperkt tot zorg in natura. 2.4 Aanpak Voor de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag hebben we een vragenlijst naar de 40 aanbieders van MVO gestuurd, waarin we hebben gevraagd naar de ervaringen met de systematiek, de manier waarop aanbieders de systematiek invullen en mogelijke innovaties voor de toekomstige inrichting van MVO. We hebben de vragenlijst als bijlage bij het rapport gevoegd (zie bijlage 2). In totaal hebben 27 aanbieders de vragenlijst ingevuld en geretourneerd. Als duiding van de resultaten van de vragenlijst, hebben we rondetafelgesprekken met bestuurders/directieleden en met zorgprofessionals georganiseerd. In totaal hebben 42 vertegenwoordigers van aanbieders deelgenomen aan deze gesprekken (zie bijlage 1). Ook hebben we de managementrapportages die aanbieders aan de gemeente hebben gestuurd, geanalyseerd. Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag hebben we desk research gedaan naar de uitvoeringspraktijk bij andere gemeenten. Vervolgens hebben we voor elk van de drie bovengenoemde inhoudelijke raakvlakken een expertbijeenkomst georganiseerd, waarin we naast vertegenwoordigers van de gemeente Den Haag externe partijen (zowel gemeenten als aanbieders) hebben uitgenodigd om te vertellen over innovaties en manieren waarop deze toegepast kunnen worden. In totaal hebben 40 vertegenwoordigers van gemeenten en zorgaanbieders deelgenomen aan deze bijeenkomsten (zie bijlage 1). 2.5 Verantwoording Verantwoording van de bevindingen Dit onderzoek heeft het karakter van een nulmeting. De nieuwe Wmo is relatief recent ingevoerd en het is derhalve nog niet mogelijk om een definitief oordeel te vormen over de MVO-systematiek. Het is echter wel mogelijk om de eerste ervaringen van aanbieders en cliënten te beschrijven en op basis hiervan aandachtspunten te formuleren. Gezien het hoge aantal aanbieders dat bereid is geweest om de vragenlijst in te vullen en/of deel te nemen aan de bijeenkomsten, achten we de scope en diepte van de ervaringen die we hebben opgehaald voldoende om als bruikbare signalen te dienen voor de doorontwikkeling van de maatwerkvoorziening. Sommige van deze signalen zijn al gedurende het onderzoek (en voor het verschijnen van deze rapportage) door de gemeente opgepakt.
53130
4
Verder hechten we eraan om te vermelden dat bij elk van de bijeenkomsten zowel vertegenwoordigers van aanbieders als van de gemeente aanwezig zijn geweest, zodat we bij de signalen die afgegeven werden het principe van hoor en wederhoor hebben kunnen toepassen. Bovendien is bij elk van de bijeenkomsten over de raakvlakken eveneens een vertegenwoordiger van de cliëntenraden aanwezig geweest om vanuit cliëntperspectief commentaar te geven. Omwille van de zorgvuldigheid melden we dat we de uitspraken die er zijn gedaan, zowel uit de vragenlijsten als uit de verschillende bijeenkomsten, verzameld en geordend hebben in een groslijst, zodat we een inschatting hebben kunnen maken van het relatieve gewicht van de uitspraken. Daar waar meer dan vijf aanbieders een uitspraak met gelijke strekking hebben gedaan, spreken we van een substantieel aantal aanbieders dat een signaal afgeeft. Daar waar tussen de een en de vijf aanbieders een uitspraak met gelijke strekking hebben gedaan, spreken we van sommige aanbieders die een signaal afgeven. Wanneer slechts een enkele aanbieder een uitspraak doet, maar deze wel relevant is voor de doorontwikkeling van de MVO-systematiek, of indien we het onderwerp hebben besproken in de verdiepende gesprekken (rondetafelbijeenkomsten), zijn deze uitspraken niet in de hoofdtekst gezet, maar verzameld in geel gearceerde tekstblokken. Verantwoording van de onderwerpkeuze In zowel de vragenlijst en de gesprekken die we gevoerd hebben, hebben we een aantal onderwerpen voorgelegd waarover we de ervaringen hebben opgehaald. We hebben bij de onderwerpkeuze drie uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is het beleidskader van de gemeente, waarin benoemd wordt wat de gemeente met de systematiek beoogt. Zo heeft de gemeente Den Haag in het inkoopbeleid als belangrijk beleidsuitgangspunt geformuleerd dat zorgaanbieders streven naar substitutie van zorg. Dit wil zeggen dat er een beweging van cliënten plaats zou moeten vinden van individuele begeleiding, naar groepsactiviteiten naar algemene voorzieningen, een beweging van het arrangement chronisch naar het arrangement herstel en een positieve uitstroom uit het arrangement. Zie voor een grafische toelichting de figuur hieronder.
Figuur 1. Illustratie van beoogde substitutie van zorg (bron: gemeente Den Haag).
Daarnaast hebben we bij de onderwerpkeuze gekeken naar de verschillende stappen uit het klantproces (zie onderstaande figuur). Ten slotte hebben we de conceptvragenlijst met onderwerpkeuze voorgelegd aan aanbieders (tijdens een informatiebijeenkomst waar alle aanbieders voor zijn uitgenodigd) en aan de gemeente.
53130
5
Voorfase: komt de potentiële cliënt met ondersteuningsbehoefte in beeld bij gemeente of hulpverlening?
Ontvangst beschikking: de gemeente geeft de beschikking door en de aanbieder start het zorgtraject indien het om een toekenning gaat
Substitutie: er is één tarief per cliëntgroep, waarmee de gemeente innovatie en substitutie van zorg wil stimuleren.
Meldingsfase: de cliënt vult vragenlijst, al dan niet met hulp van hulpverlener, en doet al dan niet een melding bij de gemeente.
Aanvraag: als de cliënt de aanvraag ondertekend geretourneerd heeft, start de registratie en afhandeling.
Declaratie: de aanbieder declareert trajecten per vier weken bij de gemeente.
Onderzoeksfase: de gemeente beoordeelt – in samenhang met andere decentralisaties – welke ondersteuning de cliënt kan krijgen.
Advies: de cliënt ontvangt een advies plus aanvraagformulier MVO, inclusief keuzemogelijkheid aanbieder.
Afronding: de gemeente verzorgt de betaling; aanbieders en cliënten evalueren.
Figuur 2. Schematische weergave klantproces MVO.
2.6 Leeswijzer De opbouw van dit rapport is als volgt. In de hoofdstukken 3 tot en met 7 beschrijven we de bevindingen ten aanzien van de eerste onderzoeksvraag. We behandelen hierbij eerst de uitkomsten ten aanzien van het bieden van maatwerk (een belangrijke beleidsdoelstelling van de gemeente) en behandelen de overige onderwerpen zoveel mogelijk in volgorde van het klantproces. In hoofdstuk 8 formuleren we een aantal algemene conclusies ten aanzien van de eerste onderzoeksvraag. In de hoofdstukken 9 tot en met 11 beschrijven we de bevindingen ten aanzien van de tweede onderzoeksvraag. In hoofdstuk 12 formuleren we een aantal algemene conclusies ten aanzien van de tweede onderzoeksvraag.
53130
6
3. Dienstverlening, innovatie en substitutie
3.1 Algemene ervaringen In de gemeente Den Haag zijn in totaal veertig zorgaanbieders betrokken bij de uitvoering van de maatwerkvoorziening. De meeste van deze aanbieders waren ook al voordat de maatwerkvoorziening geïntroduceerd werd actief in de stad. De diversiteit onder aanbieders is groot, zowel qua omvang als qua takenpakket en specialismen. Bovendien zijn veel aanbieders ook actief in andere gemeenten. De onderstaande figuur laat zien welke verdeling van zorgvormen er vermeld worden door Haagse aanbieders. In bijlage 3 vermelden we tevens hoeveel aanbieders begeleiding bieden in andere gemeenten.
Figuur 3. Zorgvormen die Haagse aanbieders bieden (bron: vragenlijst).
Het streven van de gemeente en aanbieders is om maatwerk te bieden aan cliënten. Daarnaast heeft de gemeente in de aanbestedingsleidraad de beleidsdoelstelling meegegeven om te komen tot substitutie van zorg1. Zowel het bieden van maatwerk als het realiseren van substitutie van zorg vragen om innovatie en samenwerking. Over elk van deze onderwerpen hebben we gesproken met aanbieders. In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven we de ervaringen van aanbieders en geven we voorbeelden van manieren waarop aanbieders de doelstellingen realiseren. In de onderstaande figuur staat de begeleidingsmix van de cliëntgroepen weergegeven: (1) psychiatrie, (2) lichamelijke/verstandelijke handicap, (3) volwassenen met psychogeriatrisch en somatische aandoeningen.
1
Dit wil zeggen dat er een beweging van cliënten plaats zou moeten vinden van individuele begeleiding, naar
groepsactiviteiten naar algemene voorzieningen, een beweging van het arrangement chronisch naar het arrangement herstel en een positieve uitstroom. Zie voor een uitgebreidere toelichting hoofdstuk 1.
53130
7
Figuur 4. Inzet type begeleiding per cliëntgroep (bron: vragenlijst).
3.2 Maatwerk We hebben aan aanbieders gevraagd hoe goed dan wel slecht ze het mogelijk achten om maatwerk te bieden aan elk van de drie cliëntgroepen. Zoals blijkt uit de samenvatting in Figuur 5, verschilt het antwoord per cliëntgroep. Bij de cliëntgroep Psy acht zo’n 40 procent het bieden van maatwerk goed of zeer goed mogelijk en vindt ruim 30 procent het bieden van maatwerk slecht of zeer slecht mogelijk. Bij de cliëntgroep LG/VG acht ruim 30 procent het bieden van maatwerk goed of zeer goed mogelijk en vindt ruim 12 procent het bieden van maatwerk slecht of zeer slecht mogelijk. Bij de cliëntgroep SOM/Pg acht bijna 30 procent het bieden van maatwerk goed of zeer goed mogelijk en vindt bijna 20 procent het bieden van maatwerk slecht of zeer slecht mogelijk.
Figuur 5. Ervaringen van aanbieders met het bieden van maatwerk per cliëntgroep (bron: vragenlijst).
53130
8
In de verdiepende gesprekken geven aanbieders aan dat ze het bieden van maatwerk bij groepsbegeleiding als moeilijker ervaren dan het bieden van maatwerk bij individuele begeleiding. Een aanbieder noemt als voorbeeld dat ze naar aanleiding van de invoering van de maatwerkvoorziening hebben besloten om de opzet van de groepsbegeleiding aan te passen en voortaan verschillende modules aan cliënten aan te bieden. Een andere aanbieder geeft aan de begeleiding bij mensen thuis te organiseren vanuit specialistische teams. Verder geven aanbieders aan dat bij de doelgroep Psy het bieden van maatwerk het meest noodzakelijk is (zie ook Figuur 4), maar dat dit gezien de tarieven tevens het meest ingewikkeld is (het tarief voor de doelgroep Psy is lager dan voor de doelgroep LG/VG).
Duur indicaties Een substantieel aantal aanbieders geeft aan dat ze de duur van de indicaties als te kort ervaren. Momenteel geeft de gemeente maximaal een beschikking voor een jaar af en kan de gemeente ook kortere beschikkingen afgeven. Als voorbeeld noemt een aanbieder woningcorporaties die als voorwaarde voor een huurcontract eisen dat een cliënt twee jaar begeleiding krijgt. Daarnaast geeft een substantieel aantal aanbieders aan dat het voor cliënten met schulden van groot belang is om langdurige begeleiding te hebben en daar zeker over te kunnen zijn. In reactie geeft de gemeente aan dat zij dit onderzocht heeft en dat de duur van indicaties verlengd wordt. 3.3 Samenwerkingsverbanden Aanbieders werken met diverse partijen samen om maatwerk te kunnen bieden en substitutie van zorg mogelijk te maken. In de Figuur 6 geven we een overzicht van de mate van samenwerking in diverse samenwerkingsverbanden. Zoals blijkt uit de figuur werkt een ruime meerderheid van de aanbieders samen met welzijnsorganisaties, waarvan bijna 40 procent op regelmatige basis. Bij samenwerking met schulddienstverlening en uitkeringsinstanties ligt het totale percentage iets lager, en geeft tegelijkertijd een deel van de aanbieders aan intensief samen te werken. Het percentage aanbieders dat aangeeft samen te werken met Wsw-bedrijven ligt relatief lager.
Figuur 6. Mate van samenwerking per type samenwerkingsverband (bron: vragenlijst).
We hebben aanbieders eveneens gevraagd welke mogelijkheden ze zien voor uitbreiding van de samenwerking met bovengenoemde partijen. Uit de onderstaande figuur blijkt dat het samenwerkingsverband waar het hoogste percentage aanbieders veel of zeer veel mogelijkheden ziet, de samenwerking met welzijnsorganisaties betreft.
53130
9
Bij de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag gaan we uitgebreid in op voorbeelden van samenwerking tussen zorgaanbieders en welzijnsorganisaties, schulddienstverlening en Wswbedrijven (beschut werk).
Figuur 7. Mogelijkheden tot uitbreiding samenwerking per samenwerkingspartner (bron: vragenlijst).
3.4 Innovaties We hebben aanbieders gevraagd naar innovaties die ze toepassen bij de uitvoering van de maatwerkvoorziening. Een grote meerderheid van de aanbieders heeft vervolgens voorbeelden genoemd van innovaties op tal van terreinen. In het onderstaande kader presenteren we een selectie van voorbeelden van zorginhoudelijke innovaties die op dit moment plaatsvinden.
Begeleiding bieden voor soortgelijke problematiek als van doelgroep 18+ voor 16-17 jarigen (die in jeugdzorgtraject zitten) om de overgang naar begeleiding volwassenen te verbeteren.
Maatschappelijke onderneming opzetten in de vorm van een wasserette gerund door cliënten met begeleiding, voor cliënten met huishoudelijke hulp.
Inloopvoorzieningen organiseren voor sociale contacten, netwerkversterking, hulp bij praktische problemen en diverse laagdrempelige activiteiten.
Wekelijkse thematische bijeenkomsten organiseren voor cliënten over gezond leven en eten.
Actief cliënten motiveren om aan te sluiten bij normale sportclubs door middel van intensief contact met sportlocaties, informatiemarkten en het organiseren van workshops.
Cursussen maken gericht op het ontwikkelen en activeren van het sociale netwerk (sociale weerbaarheid, persoonlijke hygiëne, beweging & voeding, seksuele ontwikkeling en sociale vaardigheden).
In aanvulling op de bovenstaande voorbeelden noemen we ook een aantal voorbeelden van technologische innovaties die aanbieders toepassen bij het uitvoeren van de maatwerkvoorziening. Een substantieel aantal aanbieders geeft aan dat ze bezig zijn met het inrichten op het gebruiken van begeleiding op afstand door middel van e-health-toepassingen of beeldbellen. Deze ondersteuning betreft zowel geplande als ongeplande ondersteuning (24-uurszorg). Aanbieders geven aan dat begeleiding op afstand ook geschikt kan zijn voor het onderhouden van waakvlamcontacten.
53130
10
Ook andere communicatietechnieken worden ingezet om het contact met cliënten te bevorderen en vergemakkelijken, zoals WhatsApp, Skype of zelf ontworpen apps. In het onderstaande kader staan een aantal aanvullende voorbeelden van innovaties weergegeven.
Onderzoek naar het gebruik van telefarmacie.
Gebruik van e-learning toepassingen om cursussen voor cliënten te verzorgen.
Ontwikkeling van een digitaal aanmeld- en uitwisselingspunt voor verwijzers, medewerkers en vrijwilligersorganisaties ter bevordering van maatschappelijke participatie en ter voorkoming van zorgmijding of het buiten beeld raken van cliënten.
Inzet van domotica en voorlichting daarover.
Digitale ontwikkelbibliotheek met informatie over (het aanleren van) vaardigheden.
3.5 Inzet van vrijwilligers Een grote meerderheid van de aanbieders zet vrijwilligers in bij het begeleiden van cliënten. Bovendien geeft ruim 50 procent van de aanbieders aan dat ze sinds de invoering van de maatwerkvoorziening meer vrijwilligers inzetten van voorheen (zie Figuur 8). Ook geeft een substantieel aantal aanbieders aan het keurmerk ‘goed geregeld’ voor vrijwilligers te hebben. Een substantieel deel van de aanbieders benadrukt dat het van belang is om vrijwilligers goed te trainen voordat ze helpen bij de begeleiding van cliënten. Aanbieders werken hierbij samen met welzijnsorganisaties die over het algemeen al langer ervaring hebben met het werken met vrijwilligers. Verder noemen aanbieders het inzetten van ervaringsdeskundigen als vrijwilliger als succesfactor bij het slagen van een begeleidingstraject.
Figuur 8. Ontwikkeling van de inzet van vrijwilligers, netwerk cliënt en e-health (bron: vragenlijst).
53130
11
In de verdiepende interviews geven sommige aanbieders aan dat het van belang is om bij het matchen van vrijwilligers rekening te houden met de achtergrond en het land van herkomst van de cliënt. Daarnaast noemt een aanbieder het belang van een goede sociale kaart en van organisaties die bemiddelen in vraag en aanbod van vrijwilligerswerk. Verder blijkt uit de verdiepende interviews dat er in Den Haag voldoende aanbod van vrijwilligers is, en dat het vooral van belang is om de deskundigheid van vrijwilligers toereikend te laten zijn. Ten slotte geven sommige aanbieders aan dat ze het werken met vrijwilligers niet beschouwen als een manier om professionals te vervangen, maar beschouwen als aanvulling op de dienstverlening. Dit laatste punt wordt voornamelijk genoemd door directieleden, in mindere mate door zorgprofessionals.
3.6 Betrekken netwerk cliënt Zoals blijkt uit Figuur 8, geeft ruim 70 procent van de aanbieders aan dat ze sinds de invoering van de maatwerkvoorziening meer het netwerk van de cliënt betrekken bij de begeleiding. Als hulpmiddelen gebruiken aanbieders hierbij onder andere Systematisch Rehabiliterend Handelen (SRH), cursussen voor mantelzorgers en de zelfredzaamheidsmatrix. Sommige aanbieders benoemen aandachtspunten bij het betrekken van het eigen netwerk van de cliënt. Zo is er niet bij alle cliënten sprake van een eigen netwerk en is soms de betrokkenheid en belastbaarheid van het eigen netwerk van de cliënt niet hoog genoeg. Verder ervaren sommige cliënten drempels bij het betrekken van het eigen netwerk, omdat er in het verleden al vaak iets mis is gegaan. In dergelijke gevallen kost de begeleiding extra tijd. 3.7 Delen van infrastructuur en poolen van personeel We hebben tevens aan aanbieders gevraagd wat hun attitude is ten opzichte van het delen van infrastructuur en het poolen van personeel. Het merendeel van de reacties van aanbieders op deze twee onderwerpen is terughoudend. Wel geven aanbieders aan dat er inhoudelijk meer verbindingen met andere domeinen gezocht zouden moeten worden. Hierbij noemen aanbieders het buurthuisconcept als kansrijk voorbeeld. Ook noemen aanbieders concrete voorbeelden van voorzieningen die ze samen met andere aanbieders organiseren, bijvoorbeeld groepsactiviteiten. Hoewel aanbieders aangeven weinig mogelijkheden te zien voor het poolen van personeel, geeft een substantieel aantal aanbieders aan dat het goed zou zijn om meer gebruik te maken van elkaars specialismen, bijvoorbeeld professionals met kennis van schulddienstverlening. In de verdiepende interviews noemen aanbieders als interessante mogelijkheid om samen te werken op het terrein van opleidingen. Een andere aanbieder geeft aan dat ze kantoorruimte en overheadfuncties samen met een andere aanbieder organiseren. Een ander idee betreft een onderzoek dat een aanbieder doet naar het opzetten van een gezamenlijke flexpool.
3.8 Mate van substitutie In de voorgaande paragrafen zijn we uitgebreid ingegaan op samenwerkingsverbanden, innovaties, werken met vrijwilligers en inzetten van het eigen netwerk. In de slotparagraaf van dit hoofdstuk bekijken we in hoeverre deze inspanningen bijdragen aan een belangrijk beleidsdoel van de gemeente, namelijk de mate van substitutie.
53130
12
We hebben aan aanbieders gevraagd om een inschatting te maken van het percentage cliënten dat (a) uitstroomt uit de MVO-voorziening, (b) overgaat van individuele begeleiding naar groepsbegeleiding en (c) overgaat van groepsbegeleiding naar algemene voorzieningen. Hoewel sommige aanbieders aangaven het lastig te vinden om hier een indicatie van te geven, heeft een aanzienlijk deel van de aanbieders (80 tot 90 procent) een inschatting weten te maken (zie Figuur 9). Zoals blijkt uit de figuur is er wat betreft doorstroom van individuele begeleiding naar groepsbegeleiding en van groepsbegeleiding naar algemene voorzieningen voor het merendeel van de aanbieders (ruim 60 procent) sprake van een lage doorstroom (minder dan 2 procent). Wat betreft de uitstroom meldt ruim 65 procent van de aanbieders een uitstroom van meer dan 2 procent van de cliënten.
Figuur 9. Inschatting van de mate van uit- en doorstroom per cliëntgroep (bron: vragenlijst).
Tijdens de verdiepende gesprekken hebben we aan aanbieders gevraagd of ze dit beeld herkennen. Hieruit bleek dat een substantieel deel van de aanbieders het beeld herkent dat er sprake is van een bescheiden doorstroom. Als belangrijkste reden noemen aanbieders de beleving dat als gevolg van de invoering van de Wmo ten opzichte van de AWBZ cliënten met een hogere zorgzwaarte instromen, bij wie de substitutiemogelijkheden relatief beperkt zijn. Verder geven sommige aanbieders aan dat voor twee specifieke cliëntgroepen de substitutiemogelijkheden überhaupt beperkt zijn, namelijk de cliëntgroep mensen met zware psychische stoornissen en de cliëntgroep ouderen met psychogeriatrische problematiek (een cliëntgroep die regelmatig doorstroomt naar de Wlz). Daarnaast blijkt uit de reacties van aanbieders dat een substantieel aantal aanbieders op basis van de tarieven ‘terugrekent’ hoeveel uren per cliënt ingezet worden. Deze redenering is analoog aan de oude AWBZ-systematiek, waarin voor iedere cliënt gespecificeerd was hoeveel uren zorg er geleverd werden. De transformatie naar de nieuwe manier van denken die de gemeente Den Haag beoogt, waarin per cliënt bekeken wordt welke ondersteuning nodig is en waarbij de professionele ondersteuning waar mogelijk afgebouwd wordt, is dus gaande maar nog niet volledig doorgevoerd.
53130
13
In de verdiepende interviews is de opmerking gemaakt dat aanbieders die groepsbegeleiding aanbieden aan mensen die in een beschermd wonen locatie wonen, geen vergoeding van de gemeente ontvangen. Het gevolg is dat beschermd wonen aanbieders hierdoor geneigd zijn om de dagbesteding intramuraal te organiseren. In reactie op dit aandachtspunt heeft de gemeente aangeven dat in het huidige beleid van de gemeente de vergoeding voor begeleiding voor mensen die gebruik maken van beschermd wonen onder de totaalvergoeding voor beschermd wonen valt, en dat het aanbieders vrijstaat om onderaannemingsconstructies in te zetten, zodat cliënten toch gebruik kunnen maken van extramurale begeleiding.
Vervolg van de rapportage In de hoofdstukken 4 tot en met 7 beschrijven we de verschillende stappen uit het klantproces – van voorfase tot en met declaratie en afronding – en de ervaringen die aanbieders daarmee hebben.
53130
14
4. Voorfase
4.1 Algemene ervaringen Het is niet vanzelfsprekend dat burgers de weg naar de gemeente weten te vinden als ze een ondersteuningsvraag hebben. Voordat we ingaan op de inhoud het proces van de maatwerkvoorziening, stellen we derhalve de vraag: hoe komt de potentiële cliënt met ondersteuningsbehoefte in beeld bij gemeente of hulpverlening? We beschrijven daarom in dit hoofdstuk de ervaringen van aanbieders in de voorfase van een MVO-traject. Hierbij gaan we expliciet in op de stappen die aanbieders en de gemeente zetten om ervoor te zorgen dat burgers die ondersteuning nodig hebben daadwerkelijk tot een aanmelding bij de gemeente komen. Ook gaan we in op mogelijke obstakels. 4.2 Instroom Wat betreft de instroom in de maatwerkvoorziening geeft een substantieel aantal aanbieders aan dat de instroom in de maatwerkvoorziening achterblijft. Een eveneens substantieel aantal aanbieders herkent deze ervaring niet. Om te achterhalen hoe deze verschillende ervaringen tot stand zijn gekomen, hebben we gekeken naar de ontwikkeling van het aantal MVO-cliënten, zowel per aanbieder als naar het totale aantal cliënten. In de onderstaande figuur staat de ontwikkeling van het totale aantal MVO-cliënten weergegeven. Hieruit blijkt dat het aantal cliënten in de eerste twee kwartalen van 2015 is gedaald. Tussen het tweede en het derde kwartaal stabiliseert het aantal cliënten en tussen het derde en het vierde kwartaal stijgt het aantal MVO-cliënten. In totaal zijn er op de laatste peildatum – 10 november 2015 – grosso modo evenveel cliënten als op 1 januari (namelijk 4.300 op 10 november ten opzichte van 4.288 op 1 januari).
Figuur 10. Ontwikkeling van het totale aantal MVO-cliënten in 2015 (bron: gemeente Den Haag).
Een mogelijke verklaring voor het gegeven dat een substantieel aantal aanbieders heeft aangegeven dat ze een terugloop van de instroom ervaren, is het feit dat er ten opzichte van de situatie van 1 januari verschuivingen zijn opgetreden in de instroom, zodat sommige aanbieders momenteel meer cliënten hebben dan op 1 januari en andere aanbieders juist minder.
53130
15
Deze verschuiving kent verschillende bandbreedtes: bij de grote aanbieders (met meer dan 100 MVO-cliënten) loopt de ontwikkeling van het aantal cliënten uiteen van +40 procent tot -21 procent. Bij middelgrote aanbieders (tussen de 10 en 100 MVO-cliënten) loopt de ontwikkeling van het aantal cliënten uiteen van +82 procent tot -39 procent. Een belangrijke oorzaak van deze verschuivingen is dat de cliënt keuzevrijheid heeft bij welke aanbieder hij/zij zorg afneemt. 4.3 Signaleren Er zijn diverse manieren waarop cliënten gesignaleerd kunnen worden. Een deel van de potentiële cliënten meldt zich bij de gemeente met een ondersteuningsvraag. Een ander deel van de potentiële cliënten wordt gesignaleerd door het sociale wijkzorgteam. Verder zijn er potentiële cliënten die gesignaleerd worden door aanbieders, waarbij de aanbieder helpt om een aanvraag te doen. Ten slotte is er een groep moeilijk bereikbare potentiële cliënten, de zogenoemde zorgmijders, die moeilijk te signaleren is. Een substantieel aantal aanbieders geeft aan zich zorgen te maken over burgers c.q. potentiële cliënten die gesignaleerd worden, maar vervolgens door gemeente worden doorverwezen naar een servicepunt dat informatie en advies geeft over algemene voorzieningen. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn een koffieochtend in het buurthuis, een inloopspreekuur, vrijwilligersvervoer, maatschappelijk werk, een wandelclub, het doen van vrijwilligerswerk, creatieve activiteiten, het verlenen van hulp aan de buren, enzovoorts. Specifiek is de zorg dat een algemene voorziening niet voor alle burgers geschikt is, waardoor ze afhaken en de problematiek verergert. Het risico bestaat dan dat burgers zich niet opnieuw zullen melden bij de gemeente en daardoor niet de zorg ontvangen die ze nodig hebben. Dit kan op termijn leiden tot een zwaardere zorgvraag. De gemeente heeft aangegeven niet de indruk te hebben dat er minder zorg geboden wordt waardoor de problematiek verergert. De gemeente heeft een sinds januari 2015 een Meldpunt Wmo voor burgers 'die tussen wal en schip' dreigen te vallen door de veranderingen in de zorg. Bij dit meldpunt is een beperkt en afnemend aantal meldingen binnen gekomen. Verder geeft de gemeente aan dat ze cliënten die na beoordeling doorverwezen zijn naar een algemene voorziening te zullen nabellen om na te gaan of ze daadwerkelijk geholpen zijn met de algemene voorziening of wellicht toch een maatwerkvoorziening nodig hebben. In de verdiepende gesprekken geven sommige aanbieders aan dat de digitale aanmeldingsprocedure van de gemeente drempelverhogend kan werken. Ook geven ze aan dat digitale aanmelding niet lijkt te werken met het besturingssysteem van Apple en niet op alle internetbrowsers. Verder geeft een aanbieder aan dat de doelgroep die onder de Participatiewet valt en geen MVO-beschikking heeft mogelijk niet de ondersteuning ontvangt die nodig is, bijvoorbeeld omdat ze nog niet klaar zijn voor een re-integratietraject.
53130
16
5. Melding en beoordeling
5.1 Algemene ervaringen Dit hoofdstuk draait om de periode tussen het signaleren en de (eventuele) uiteindelijke beschikking. In deze fase vinden de melding en de beoordeling van de melding plaats. Bij de melding vult de cliënt, al dan niet met ondersteuning van een hulpverlener, de vragenlijst ‘Advies op Maat’ in, waarbij de cliënt verschillende typen advies kan krijgen. Wanneer het Advies op Maat MVO betreft, en na het invullen van persoonsgegevens een melding wordt gedaan, wordt deze door de gemeente inhoudelijk onderzocht en beoordeeld. In 2014 is afgesproken dat de beoordeling uitgevoerd zou worden door een stedelijk beoordelingsteam, dat de uitvoering van de beoordeling geleidelijk zou overdragen aan de sociale wijkzorgteams (van 1 mei tot 1 november). De gemeente geeft aan dat bij de uitvoering van de beoordeling door zowel het beoordelingsteam als de sociale wijkzorgteams zowel succesfactoren als verbeterpunten bestaan. De gemeente analyseert het proces en zet in 2016 e.v. stappen om het proces verder te optimaliseren. In de onderstaande figuur staan de ervaringen van aanbieders met de fase van melding en beoordeling weergegeven.
Figuur 11. Beoordeling procedure melding en beoordeling (bron: resultaten vragenlijst).
Zoals blijkt uit de figuur, ervaart bijna 40 procent van de aanbieders de fase van melding en beoordeling als niet goed/niet slecht. Een even groot percentage van de aanbieders ervaart de fase van melding en beoordeling als slecht tot zeer slecht. Een minderheid van de aanbieders ervaart de fase van melding en beoordeling als goed. Als toelichting op deze ervaringen hebben we in open vragen en tijdens de verdiepende gesprekken gevraagd naar de duur van de procedure, eventuele problemen met de vaststelling en de rol van het sociale wijkzorgteam.
53130
17
5.2 Duur van melding en beoordeling Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat ze het proces van melding en beoordeling als lang en omslachtig ervaren. Dit is niet zozeer kritiek op de gemeente als wel op de wettelijke eisen die in de Wmo aan de procedure worden gesteld. De periode tussen het signaleren en de uiteindelijke beschikking bedraagt maximaal acht weken. Aanbieders geven aan dat in een periode van acht weken veel kan gebeuren als een cliënt in die periode niet de ondersteuning ontvangt die hij/zij nodig heeft. Daarom kiezen veel aanbieders ervoor om in de periode tussen het signaleren en de uiteindelijke beschikking al beginnen met het bieden van zorg, ook al krijgen ze voor de zorg die ze in deze periode leveren niet betaald. 5.3 Vragenlijst De gemeente wil door middel van een zorgvuldige digitale vragenlijst, die is opgesteld in samenspraak met zorgaanbieders, de burger inzicht geven over de ondersteuning die een burger al dan niet van de gemeente zou kunnen krijgen. Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat het voor sommige cliëntgroepen gecompliceerd is om de vragenlijst zelf adequaat in te vullen. Een meerderheid van deze aanbieders kiest er daarom voor om burgers te helpen bij het invullen van de vragenlijst. Daarnaast hebben aanbieders verschillende suggesties gedaan voor aanpassing van de vragenlijst (zie onderstaand kader). In de verdiepende gesprekken geven aanbieders aan dat de vragenlijst als lang wordt ervaren (in veel gevallen langer dan de door de gemeente aangegeven 15 minuten). Verder geven ze aan dat een burger inzicht in zijn/haar eigen problemen of aandoeningen moet hebben, terwijl dit niet altijd het geval is. Als voorbeeld noemen ze een burger die verslaafd is maar eigenlijk niet toe wil geven dat hij/zij hulp nodig heeft. In reactie op de verbetermogelijkheden heeft de gemeente aangeven in gesprek te gaan met aanbieders om te bespreken welke aanpassingen mogelijk zijn.
5.4 Rol wijkteam Zoals aangegeven aan het begin van dit hoofdstuk, spelen de sociale wijkzorgteams een rol bij de melding en – gedurende een deel van dit jaar – bij de beoordeling. Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat ze de rol van het sociale wijkzorgteam als positief ervaren. Zo geven aanbieders aan dat het belangrijk is om vanuit meerdere expertisegebieden naar complexe casus te kijken, dat het sociale wijkzorgteam een belangrijke signalerende werking heeft en dat de systematiek het mogelijk maakt om te komen tot maatwerk voor de cliënt. Sommige aanbieders geven daarbij als aandachtspunt mee dat deelname aan het sociale wijkzorgteam door aanbieders op dit moment niet vergoed wordt. Vanwege de afwezigheid van een vergoeding zijn kleinere aanbieders relatief minder goed in staat om deel te nemen aan de sociale wijkzorgteams. Bovendien zou dit volgens sommige aanbieders kunnen leiden tot strategisch gedrag, bijvoorbeeld door te streven om vooral door te verwijzen naar de eigen instelling. Andere aanbieders geven aan dat er binnen het sociale wijkzorgteam voldoende checks en balances zijn om dit te voorkomen.
53130
18
In de verdiepende gesprekken is als aanvullend aandachtspunt meegegeven dat de rol van het sociale wijkzorgteam bij de beoordeling beperkt zou moeten worden tot afstemming bij de meldingen met meervoudige problematiek en dat meldingen met enkelvoudige problematiek ook door het beoordelingsteam afgehandeld zouden kunnen worden. Dit strookt met het voornemen van de gemeente voor de optimalisering van de beoordeling vanaf 1 januari 2016. Dit kan leiden tot versnelling van de procedure, terwijl het sociale wijkzorgteam meer recht kan doen aan mensen met multiproblematiek. Verder hebben aanbieders het idee naar voren gebracht om de verantwoordelijkheid van de beoordeling over te hevelen van gemeente naar aanbieders (specifiek: de professional), met als voornaamste doel: het verkorten van de procedure.
53130
19
6. Aanvraag en start zorgtraject
6.1 Algemene ervaringen Nadat de melding en beoordeling hebben plaatsgevonden, stuurt de gemeente, indien er sprake is van een advies MVO, een aanvraagformulier ter ondertekening door aan de cliënt. Pas als de cliënt de brief ondertekend heeft, start formeel het zorgtraject. Bij de start van een zorgtraject speelt een goede informatieoverdracht een belangrijke rol. We hebben de aanbieders gevraagd naar hun ervaringen met het afhandelen van de beschikking en de start van het zorgtraject. In dit hoofdstuk bespreken we achtereenvolgens de ondertekening van de beschikking, de ingangsdatum van het zorgtraject, de snelheid en juistheid van de beschikking, en de informatieoverdracht. 6.2 Ondertekening van het aanvraagformulier Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat het proces van beschikking tot de start van het zorgtraject wordt vertraagd doordat de cliënt verplicht het aanvraagformulier moet ondertekenen en tijdig moet retourneren aan de gemeente. Hierbij geven de aanbieders aan dat door de problematiek van de doelgroep de cliënten niet altijd in staat zijn om het aanvraagformulier binnen de opgegeven termijnen terug te sturen. In reactie op dit signaal heeft de gemeente aangegeven dat de ondertekening van het aanvraagformulier door de cliënt wettelijk vastgesteld is. In de verdiepende gesprekken geven aanbieders aan dat het niet tijdig ondertekenen van het aanvraagformulier leidt tot vertraging van de start van het zorgtraject. Aanbieders suggereren dat dit te voorkomen is door ondersteuning te bieden bij het ondertekenen van het aanvraagformulier. Zij dragen aan dat dit mogelijk is wanneer de gemeente aanbieders op de hoogte stelt over ontvangstdatum van het formulier aan de cliënt. De gemeente geeft aan de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken in verband met de privacyregelgeving. Daarnaast is het mogelijk om de tekst van de brief te vereenvoudigen en te verduidelijken, zodat cliënten sneller geneigd zijn om de brief ondertekend te retourneren. Verder doen aanbieders de suggestie dat de gemeente zich inzet om de wetgeving van het Rijk aan te laten passen, zodat het beter aansluit bij de mogelijkheden van de doelgroep.
6.3 Ingangsdatum van het zorgtraject De financiering van het zorgtraject start op de ingangsdatum van de beschikking. In de verdiepende gesprekken geven aanbieders aan dat door de duur van het proces van de aanvraag de ingangsdatum van het zorgtraject later in de tijd ligt dan de aanvraagdatum waardoor de aanbieder de eventuele tussentijdse zorg in de ‘aanvraagperiode’ voor de cliënt niet vergoed krijgt. De aanbieders suggereren om in lijn met de voormalige werkwijze bij AWBZ-indicaties van het CIZ de ingangsdatum gelijk te stellen aan de aanvraagdatum.
53130
20
6.4 Snelheid en juistheid van de beschikking Een substantieel aantal aanbieders heeft in de vragenlijst en in de verdiepende gesprekken aandacht gevraagd voor verbetering van de snelheid en juistheid van de beschikkingen. Aanbieders melden verschillende typen problemen: cliënten die een dubbele beschikking krijgen, beschikkingen die te laat komen, beschikkingen waarvan de data niet kloppen en beschikkingen die wel op papier binnenkomen maar niet digitaal. Een substantieel deel van de aanbieders geeft daarbij aan dat het moeilijk is om hierover meer informatie te krijgen van de gemeente, omdat contact hierover formeel via de cliënt dient te verlopen. Hierdoor ervaren aanbieders het als lastig om missende beschikkingen op orde te krijgen. Verder melden sommige aanbieders in het bijzonder dat digitale beschikkingen van cliënten die onder het overgangsrecht vallen nog steeds ontbreken. Ten slotte is er nog een aantal andere onderwerpen aangedragen (zie kader). In de verdiepende gesprekken geven aanbieders aan dat in het iWmo-bericht over de beschikking vaak de naam van de verwijzer ontbreekt, terwijl deze informatie van belang is bij de start van het zorgtraject. Een andere aanbieder meldt dat er problemen zijn met de meldcode, namelijk dat er geen actie wordt ondernomen nadat de aanbieder rechtstreeks contact heeft gezocht met het sociale wijkzorgteam, wellicht omdat de melding gedurende het proces kwijtraakt. Daarnaast noemen sommige aanbieders het knelpunt dat er soms geen beschikking komt, omdat er soms geen opvolging wordt gegeven aan meldingen door het beoordelingsteam.
6.5 Informatieoverdracht In aanvulling op het bovengenoemde punt van het ontbreken van gegevens over de verwijzer, noemen sommige aanbieders de behoefte aan meer informatie bij de start van een zorgtraject. Zo geeft een aanbieder aan dat sommige wijkteams wel het plan van aanpak doorgeven en andere niet. Ook geeft een substantieel aantal aanbieders aan dat ze graag informatie zouden ontvangen over het ziektebeeld, de huisarts/apotheek en over het eigen netwerk. In reactie op dit signaal heeft de gemeente aangegeven dat voor het doorgeven van meer informatie toestemming van de cliënt nodig is en dat de gemeente onderzoekt of het mogelijk is om in de processen mogelijk te maken dat er toestemming van de cliënt gevraagd wordt en vervolgens aanvullende informatie aan de aanbieder beschikbaar gesteld wordt.
53130
21
7. Administratie, declaratie en afronding
7.1 Algemene ervaringen In dit hoofdstuk beschrijven we de ervaringen met de administratie, declaratie en afronding van een MVO-traject. Een belangrijk deel van de ervaringen die aanbieders benoemd hebben, betreft de declaratieprocedure in het algemeen en de digitale afhandeling in het bijzonder. Ook gaan we in dit hoofdstuk in op de ervaringen van aanbieders met de informatievoorziening. 7.2 Administratie en declaratie Wat betreft de administratie en declaratie geeft een substantieel deel van de aanbieders aan dat ze de administratieve lasten als hoog ervaren. Bovendien heeft een substantieel deel van de aanbieders kritiek op de wijze waarop declaraties moeten worden ingediend (zie ook de onderstaande figuur).
Figuur 12. Ervaringen van aanbieders met de declaratieprocedure (bron: vragenlijst).
De gemeenschappelijke achtergrond van deze ervaringen van aanbieders betreft het feit dat het beoogde ICT-systeem waarmee de gemeente declaraties wil afhandelen – namelijk iWmo – niet tijdig op orde gebracht kon worden2, waardoor declaraties handmatig door middel van Excelbestanden moet worden gedaan. Aanbieders geven aan dat dit extra administratieve lasten oplevert, dat de foutgevoeligheid hoger is en dat er sprake is van hogere accountantskosten. Bovendien melden aanbieders dat in andere gemeenten al wel gebruik gemaakt kan worden van iWmo. Daarnaast zijn er nog andere opmerkingen op het terrein van administratie en declaratie, die we verzameld hebben in onderstaand kader.
2
Het verwerken van beschikkingen kan overigens al wel via iWmo.
53130
22
In de verdiepende gesprekken geven sommige aanbieders aan dat het vierwekelijks declareren als een knelpunt wordt ervaren, omdat ICT-systemen hier niet op zijn ingericht en omdat andere gemeenten werken met maandelijks factureren. Verder geven sommige aanbieders aan dat volgens de aanbestedingsleidraad een logboek bijgehouden dient te worden van trajecten begeleiding individueel en dat ze dit als omslachtig ervaren. Daarnaast geeft een aanbieder aan dat er een indicatie wordt afgegeven voor vervoer, maar dat de cliënt het vervoer vervolgens apart moet aanvragen. Cliënten doen dit soms niet, of regelen ander vervoer en declareren wel hun vervoerskosten. Dit leidt tot dubbele administratie.
7.3 Overgangsrecht en onderaannemerschap Aangezien er één tarief is per cliënt en sommige cliënten met meerdere aanbieders te maken hebben, werken aanbieders onderling met onderaannemerschap. Het exacte aantal en type onderaannemingsconstructies is niet uitgevraagd. Wel heeft een substantieel aantal aanbieders aangegeven dat ze werken met onderaannemingsconstructies en heeft deze groep aanbieders opmerkingen over dit onderwerp gemaakt (zie onderstaand kader). In de verdiepende gesprekken geven aanbieders enerzijds aan dat het werken met onderaannemerschap kansen biedt om optimaal gebruik te maken van de kracht c.q. het specialisme van elk van de aanbieders, wat in het belang is van de cliënt. Anderzijds geven aanbieders aan dat ze het maken van afspraken over onderaannemerschap als ingewikkeld ervaren vanwege de tariefstelling. Overigens merken aanbieders tijdens de gesprekken op dat wanneer er sprake is van grotere aantallen cliënten het maken van afspraken gemakkelijker is, omdat er dan gekeken kan worden naar gemiddelde kosten.
Voor cliënten die vóór 1 januari 2015 begeleiding kregen vanuit de AWBZ is sprake van overgangsrecht. De gemeente heeft meteen op 1 januari de arrangementen in laten gaan. Vervolgens is de gemeente gestart met het maken van herbeoordelingen van de doorgestroomde cliënten. We hebben de opmerkingen over dit onderwerp samengevat in onderstaand kader. In de verdiepende gesprekken geven aanbieders aan dat cliënten op grond van het overgangsrecht verwachten dat ze aanspraak kunnen maken op dezelfde zorg als onder de AWBZ-indicatie, maar aanbieders stellen dat de tariefstelling, die lager is dan onder de AWBZ, dit niet toelaat. Sommige aanbieders geven aan dat ze daardoor te maken hebben met onbegrip van cliënten.
7.4 Privacy In aanvulling op de vorige paragraaf merken we op dat de huidige manier van factuurverwerking een privacyrisico oplevert, omdat aanbieders aangeven dat de bestanden waarmee declaraties worden gedaan per mail moeten worden aangeleverd en niet altijd voorzien zijn van een wachtwoord. Tevens merken we op dat in sommige managementrapportages, die eveneens onbeveiligd worden verstuurd, privacygevoelige gegevens staan.
53130
23
7.5 Informatievoorziening We hebben aanbieders eveneens gevraagd om een oordeel te geven over de praktische toepasbaarheid, informatievoorziening en facilitatie bij toepassing van de systematiek. Zoals blijkt uit de onderstaande figuur is het meest gegeven oordeel op elk van de drie onderdelen neutraal (42 tot 54 procent), gevolgd door een negatief oordeel (27 procent).
Figuur 13. Beoordelingen toepasbaarheid, informatievoorziening en facilitatie (bron: vragenlijst). In de verdiepende gesprekken hebben we doorgevraagd naar de achterliggende ervaringen bij het oordeel over de informatievoorziening. Aanbieders noemen als positief punt de mogelijkheid om persoonlijk contact te hebben met de gemeente. Als negatief punt benoemen ze dat – met uitzondering van de contractmanagers – er contact is met wisselende contactpersonen die niet altijd dezelfde informatie verschaffen. Verder geven sommige aanbieders aan dat ze de informatievoorziening over de eigen bijdrage onduidelijk vinden.
7.6 Verantwoording In de verdiepende gesprekken geven sommige aanbieders aan dat ze graag zouden zien dat er een doorontwikkeling plaatsvindt van de wijze van verantwoorden, waarbij de wens is om toezicht te houden op ketenniveau en niet op instellingsniveau. Aanbieders geven hierbij aan bereid te zijn het voorgestelde toezicht op ketenniveau verder toe te lichten en te bespreken met de gemeente.
53130
24
8. Bevindingen ten aanzien van werking van de MVO-systematiek
8.1 Algemene ervaringen De algemene bevinding ten aanzien van de ervaringen van aanbieders met de MVO-systematiek is dat de ervaringen van aanbieders verschillend zijn per aspect van de systematiek, met aspecten die aanbieders overwegend als positief ervaren en aspecten die aanbieders overwegend als negatief ervaren. Wanneer we vragen naar de algemene tevredenheid onder aanbieders dan resulteren deze gemengde ervaringen bij 50 procent van de aanbieders in een neutraal oordeel (zie Figuur 14). Deze neutrale algemene tevredenheid betekent nadrukkelijk niet dat de ervaringen van aanbieders op de verschillende aspecten van de systematiek neutraal zijn: zowel in de vragenlijst als in de gesprekken is op diverse terreinen sprake van uitgesproken meningen. In de onderstaande paragrafen vatten we achtereenvolgens samen: de ervaringen met het werken met arrangementen, de ervaringen met het klantproces, ervaringen met samenwerking, innovatie en substitutie, en de ervaringen met de compensatieregeling.
Figuur 14. Algemene tevredenheid (bron: vragenlijst).
8.2 Ervaringen met het werken met arrangementen Wat betreft het eerstgenoemde aspect, het werken met arrangementen, zijn aanbieders overwegend positief. Dit blijkt zowel uit de reacties op de vragenlijst als uit de uitspraken van vertegenwoordigers van aanbieders tijdens de rondetafelgesprekken. Een typerende uitspraak is: “Over het algemeen ervaren wij deze systematiek als positief, omdat ze veel vrijheid geeft in uitvoering van de MVO om af te stemmen op de behoefte van de cliënt.” Zoals blijkt uit deze en vergelijkbare uitspraken is een belangrijke reden dat aanbieders het werken met arrangementen overwegend als positief ervaren, de mate van vrijheid die de systematiek biedt. Zo geeft ruim 60 procent van de aanbieders aan tevreden of zeer tevreden te zijn met de mate van vrijheid die de MVO-systematiek biedt (zie Figuur 15).
53130
25
Zoals vermeld in hoofdstuk 1, heeft de gemeente Den Haag de product- en doelgroepindeling van de voormalige functie begeleiding uit de AWBZ losgelaten en gekozen voor een nieuwe systematiek met drie doelgroepen. Voor elk van de doelgroepen geldt één tarief, waarbij het aan de aanbieders is om per cliënt een passende invulling van het arrangement te bepalen. Dit leidt ten opzichte van de AWBZ-systematiek tot meer gerichtheid op het resultaat dat samen met de cliënt behaald wordt, en minder op het aantal uren.
Figuur 15. Ervaring van de vrijheid van de systematiek (bron: vragenlijst).
Dit brengt ons op het tweede aspect dat aanbieders vaak in één adem noemen met het aspect van werken met arrangementen, namelijk de tariefstelling. Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat de tarieven, na middeling van de kosten over een groep cliënten, voor hun organisatie te laag blijken. Hierdoor merkt een substantieel deel van de aanbieders op dat er sprake is van relatieve vrijheid. Dit onderzoek betreft een ervaringsonderzoek, een cijfermatige analyse van de tarieven van de maatwerkvoorziening behoort niet tot de scope van dit onderzoek. Gezien het aantal signalen dat aanbieders hebben afgegeven over dit onderwerp, achten we het van belang om de aard van deze signalen te beschrijven. Zoals vermeld in hoofdstuk 1, heeft de gemeente voor elk van de doelgroepen één tarief vastgesteld. Het is niet zo dat dit ene tarief voor elke cliënt toereikend hoeft te zijn: voor cliënten met een lage zorgzwaarte zijn de kosten lager dan het tarief, voor cliënten met een hoge zorgzwaarte zijn de kosten hoger dan het tarief. De gemeente verwacht dat aanbieders in staat zijn om de kosten te middelen over de totale cliëntgroep, zodat de gemiddelde kosten per cliënt in de buurt liggen van het tarief per cliëntgroep. De signalen die aanbieders afgeven over de tariefstelling zijn te ordenen aan de hand van het type argumentatie, het type organisatie en het type oorzaken dat benoemd wordt. Wat betreft argumentatie wijzen sommige aanbieders erop dat de gemiddelde kosten van de benodigde zorg per cliënt niet worden gedekt door het gehanteerde gemiddelde tarief van het arrangement (bedrijfseconomisch argument). Andere aanbieders wijzen erop dat de gemiddelde tarieven die de gemeente Den Haag biedt lager zijn dan in andere gemeenten (argument op basis van tariefvergelijking).
53130
26
Daarnaast wijzen aanbieders erop dat het bieden van één tarief per cliëntgroep aanbieders met een relatief zware cliëntgroep in het nadeel stelt (zorgzwaarte argument). Ten slotte geven sommige aanbieders aan dat de hoogte van de verschillen in de tariefstelling per doelgroep niet overeenkomen met de verschillen in de zorgvraag tussen de doelgroepen, met name het verschil tussen de tarieven van de doelgroep volwassenen met een beperking en volwassenen met een psychiatrische aandoening. Het laatstgenoemde argument duidt erop dat de ervaringen met de tariefstelling verschilt per type organisatie. Het valt op dat er in de reacties die we hebben ontvangen over de tariefstelling inderdaad relatief vaak signalen worden gegeven door aanbieders die te maken hebben met cliëntgroepen met een hoge zorgzwaarte. Hierbij wordt een relatie gelegd met een ander aspect dat een substantieel aantal aanbieders aandraagt, namelijk de instroom in de maatwerkvoorziening die achterblijft bij de verwachting. In reactie op de signalen van aanbieders op de tariefstelling, heeft de gemeente al eerder dit jaar aangegeven deze signalen serieus te nemen. De maatregel die de gemeente daarbij heeft genomen betreft het instellen van een compensatieregeling. De ervaringen van de aanbieders met de compensatieregeling staat in paragraaf 8.5 hieronder. Verder geeft de gemeente aan dat er in 2016 nagedacht wordt over doorontwikkeling van de MVO-systematiek vanaf 2017. Wanneer dit leidt tot aanpassing van de clustering van arrangementen zullen de tarieven opnieuw bekeken worden. 8.3 Ervaringen met het klantproces In deze paragraaf vatten we de belangrijkste bevindingen ten aanzien van de stappen uit het klantproces samen. Wat betreft het proces van melding en beoordeling ervaren de rol van het sociale wijkzorgteam bij de melding en beoordeling overwegend als positief. Aanbieder noemen met name als verbeterpunt de vragenlijst ‘Advies op Maat’ die volgens aanbieders korter en accurater gemaakt zou kunnen worden. Aanbieders en de gemeente gaan hierover in gesprek. Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat het proces van beschikking tot de start van het zorgtraject wordt vertraagd doordat de cliënt verplicht het aanvraagformulier moet ondertekenen en tijdig moet retourneren aan de gemeente. Verder heeft een substantieel aantal aanbieders in de vragenlijst en in de verdiepende gesprekken aandacht gevraagd voor verbetering van de snelheid en juistheid van de beschikkingen en van de informatieoverdracht bij de start van het zorgtraject. In reactie op deze punten geeft de gemeente aan dat het ondertekenen van de aanvraag wettelijk verplicht is en dat gemeente bezig is met het verbeteren van de snelheid en juistheid van beschikkingen. Ook onderzoekt de gemeente de mogelijkheid om met toestemming van de cliënt de informatieoverdracht bij het begin van het zorgtraject te verbeteren. Een substantieel aantal aanbieders geeft aan dat ze de duur van de indicaties als te kort ervaren. In reactie op dit signaal onderzoekt de gemeente of het mogelijk is om de duur van indicaties te verlengen. Wat betreft de administratie en declaratie geeft een substantieel deel van de aanbieders aan dat ze de administratieve lasten als hoog ervaren.
53130
27
Bovendien heeft een substantieel deel van de aanbieders kritiek op de wijze waarop declaraties moeten worden ingediend (dit kan namelijk nog niet via het digitale portaal). De gemeente geeft aan bezig te zijn om de declaraties via het digitale portaal te laten verlopen. Ten slotte noemen aanbieders als positief punt de mogelijkheid om persoonlijk contact te hebben met de gemeente. Aanbieders doen hierbij de suggestie om vaste contactpersonen in te stellen bij de gemeente. 8.4 Samenwerking, innovatie en substitutie Het streven van de gemeente en aanbieders is om maatwerk te bieden aan cliënten. Daarnaast heeft de gemeente in de aanbestedingsleidraad de beleidsdoelstelling meegegeven om te komen tot substitutie van zorg. Zowel het bieden van maatwerk als het realiseren van substitutie van zorg vragen om innovatie en samenwerking. Uit deze evaluatie blijkt dat een grote meerderheid van aanbieders de samenwerking met andere organisaties heeft geïntensiveerd naar aanleiding van de invoering van de MVO. Ook geeft een meerderheid van de aanbieders aan dat ze sinds de invoering van de MVO meer met vrijwilligers werken en meer moeite doen om het eigen netwerk van de cliënt te betrekken. Het beeld dat uit de evaluatie naar voren komt over innovaties die aanbieders toepassen is wisselend. Een grote meerderheid van de aanbieders heeft voorbeelden genoemd van innovaties op het terrein van zorginhoud. Op het terrein van technologische innovaties noemt een beperkter maar nog steeds substantieel aantal aanbieders voorbeelden van initiatieven. Op het gebied van het poolen van personeel en het delen van infrastructuur is het merendeel van de reacties van aanbieders terughoudend. De bevinding ten aanzien van substitutie is dat de mate van substitutie op dit moment nog beperkt is: bij de meerderheid van de aanbieders is er sprake van een lage doorstroom van individuele begeleiding naar groepsbegeleiding en van groepsbegeleiding naar algemene voorzieningen. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn enerzijds dat er als gevolg van de invoering van de Wmo ten opzichte van de AWBZ cliënten met een hogere zorgzwaarte instromen en anderzijds dat bij de cliëntgroepen zware psychische stoornissen en ouderen met psychogeriatrische problematiek überhaupt weinig substitutiemogelijkheden zijn. 8.5 Compensatieregeling Zoals hierboven aangegeven, is er een aantal aanbieders met een cliëntgroep met een relatief hoge zorgzwaarte die aan hebben gegeven niet uit te komen met de tarieven. In reactie op deze signalen heeft de gemeente een compensatieregeling ingesteld. De procedure voor de compensatieregeling heeft tussen het tweede en het derde kwartaal van 2015 plaatsgevonden, waarbij na toetsing door de accountantsdienst van de gemeente in totaal 8 aanbieders in aanmerking zijn gekomen voor compensatie. Het totaalbedrag van de compensatie bedraagt ruim € 1,2 miljoen. In het kader van dit onderzoek hebben we aan aanbieders gevraagd wat hun oordeel is over het proces en de uitkomsten van de compensatieregeling. De onderstaande figuur geeft een overzicht van de reacties (hierbij merken we op dat aangezien slechts een deel van de aanbieders compensatie heeft aangevraagd, een substantieel deel van de aanbieders de vraag niet heeft ingevuld).
53130
28
Figuur 16. Beoordeling proces en uitkomst compensatieregeling (bron: vragenlijst).
Uit de figuur blijkt dat het meest gegeven oordeel over het proces en de uitkomsten van de compensatieregeling neutraal is (31 tot 35 procent), gevolgd door een positief tot zeer positief oordeel (15 tot 19 procent). In het onderstaande kader lichten we de ervaringen van aanbieders met de compensatieregeling nader toe. In de verdiepende gesprekken geven sommige aanbieders aan dat ze de procedure van de compensatieregeling als ingewikkeld hebben ervaren. Als voorbeelden noemt men het grote aantal voorwaarden, onduidelijkheid van de vragen en onvoldoende toelichting. Daarnaast geven sommige aanbieders aan dat de accountantsprocedure hen geld heeft gekost. Ten slotte geven een paar aanbieders aan dat ze de geboden compensatie niet in verhouding vinden met de aanvraag.
53130
29
9. Raakvlak arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk
9.1 Inleiding De voorgaande hoofdstukken hebben betrekking op de huidige werking van de maatwerkvoorziening en hebben een evaluatief karakter. De hoofdstukken 9 tot en met 11 hebben betrekking op de tweede onderzoeksvraag. Middels expertbijeenkomsten per inhoudelijk raakvlak, waarin we naast vertegenwoordigers van de gemeente Den Haag externe partijen (zowel gemeenten als aanbieders) hebben uitgenodigd om te vertellen over innovaties en manieren waarop deze toegepast kunnen worden, hebben wij de benodigde informatie verzameld om een antwoord op deze onderzoeksvraag te schetsen. Hierbij zijn ook drie experts van Berenschot betrokken op elk van de raakvlakken geweest. Het karakter van deze hoofdstukken is derhalve verkennend, waarbij het doel is om mogelijke richtingen te schetsen voor doorontwikkeling van de maatwerkvoorziening, door verbindingen te zoeken met aanpalende ondersteuningsvormen. Nadat de gemeente kennis heeft genomen van de verkende richtingen, heeft de gemeente de mogelijkheid om richtingen die de gemeente geschikt acht nader te onderzoeken en hier beleidsvoorstellen voor te ontwikkelen. 9.2 Probleemanalyse In de huidige MVO-systematiek van de gemeente is geen expliciete verbinding gemaakt tussen arbeidsmatige dagbesteding uit de MVO en beschut werk gerelateerd aan de Participatiewet. In het kader van substitutie is het voor veel cliënten wenselijk om vanuit (arbeidsmatige) dagbesteding door te groeien naar andere vormen van werk, bijvoorbeeld werk met begeleiding bij een reguliere werkgever, werk met begeleiding bij een social entrepreneur of beschut werk bij de sociale werkvoorziening. Door de Wmo en de Participatiewet meer gezamenlijk te organiseren kunnen diverse kansen worden benut. De eerste kans is om meer van het ontwikkelpotentieel van cliënten in arbeidsmatige dagbesteding te realiseren door ze ervaring op te laten doen buiten de muren van een zorginstelling. Daarnaast ligt er een kans om kosten te besparen, omdat de begeleidingskosten en kosten voor infrastructuur bij arbeidsmatige dagbesteding over het algemeen hoger liggen dan bij (beschut) werk. Om de doorontwikkeling van (arbeidsmatige) dagbesteding tot (beschut) werk zo efficiënt mogelijk te laten verlopen is een verbinding tussen arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk wenselijk. Een substantieel deel van de aanbieders geeft aan dat zij mogelijkheden zien in de verbinding tussen arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk waarbij sommige aanbieders aangeven dat zij dit zelfs noodzakelijk achten.
53130
30
9.3 Huidige situatie Lokale context In de huidige situatie worden cliënten voor MVO aangemeld bij het beoordelingsteam of bij één van de sociale wijkteams, waarna zij vervolgens, indien zij het advies MVO ontvangen, een aanvraag kunnen doen. In deze aanvraag kunnen zij zelf een zorgaanbieder kiezen. Met de aanbieder bepalen zij welke vorm van ondersteuning, waaronder bijvoorbeeld dagbesteding, wordt ingezet. Dit proces valt onder de verantwoordelijkheid van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (SZW) en de dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn (OCW), waarbij de uitvoering is belegd bij de Tijdelijke Uitvoeringsorganisatie doorontwikkeling Wmo (TUO). Landelijke context Als gevolg van de invoering van de Participatiewet is de instroom in de Wsw stopgezet. De huidige medewerkers van de Wsw kunnen nog wel hun dienstverband uitdienen. Het doel van de Participatiewet is om zoveel mogelijk mensen, al dan niet met ondersteuning, aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers. Voor mensen die niet aan de slag kunnen bij een reguliere werkgever is er binnen de Participatiewet de voorziening ‘nieuw beschut werk’ in het leven geroepen. Deze voorziening is, gezien de doelstelling van de Participatiewet, kleiner dan de huidige Wsw. Qua kenmerken lijkt de doelgroep van de voorziening beschut werk sterk op de doelgroep van arbeidsmatige dagbesteding. Veel gemeenten kiezen er daarom voor om de dienstverlening voor deze twee doelgroepen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld door een gezamenlijke melding en beoordeling of integrale dienstverlening voor beide doelgroepen. Processen in de gemeente De gemeentelijke processen in het kader van (arbeidsmatige) dagbesteding en (beschut) werk zijn in de huidige situatie gescheiden. Dit belemmert het uitgangspunt om het ontwikkelpotentieel van de cliënt centraal te stellen. Een substantieel deel van de aanbieders biedt op eigen initiatief al mogelijkheden voor de doorstroom naar betaald werk waarbij sommige samenwerken met een Wsw-bedrijf (zie Figuur 6). Meer dan 30 procent van de aanbieders geeft aan veel tot zeer veel mogelijkheden te zien in uitbreiding van deze samenwerking (zie Figuur 7). Daarnaast geven sommige aanbieders aan dat ontschotting wenselijk is. In het vervolg van dit hoofdstuk noemen we enkele voorbeelden uit andere regio’s en toepassingsmogelijkheden in Den Haag hoe deze ontschotting vormgegeven kan worden. 9.4 Voorbeelden uit andere regio’s In de volgende kaders staan twee voorbeelden van het vervlechten van arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk.
53130
31
In de regio Gennep werken twee aanbieders van arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk met elkaar samen. Het Wsw-bedrijf INTOS faciliteert arbeidsmatige dagbesteding voor de zorgaanbieder Dichterbij. Hierbij koppelen ze 40 cliënten uit de sociale werkvoorziening met 40 cliënten uit de Wmo. Dichterbij is hierbij verantwoordelijk voor de agogische begeleiding van de cliënten en INTOS verzorgt de Wsw-voormannen en de productiviteit en logistiek rondom werk. De opbrengst van het werk komt in eerste instantie ten goede van INTOS en boven een bepaalde opbrengst vloeit er geld terug naar Dichterbij. De cliënten hebben een toegevoegde waarde van zo’n € 800,- per jaar.
In de regio Alphen aan de Rijn werkt de zorgaanbieder Ipse de Bruggen samen met SWA. Hierdoor kan Ipse de Bruggen volwaardig werk bieden voor ‘bovenkant’ van de dagbesteding en SWA kan de cliënten die door de ‘ondergrens’ dreigen te zakken de mogelijkheid bieden om binnen SWA te blijven werken. De cliënten voeren werkzaamheden uit die ook bij beschut werken zouden passen: kleding opvouwen, stickers plakken op producten, materialen sorteren. Ipse de Bruggen huurt de ruimte van SWA en cliënten worden begeleid door agogische begeleiders van Ipse de Bruggen. SWA levert het werk. Het grote verschil met het werk van SWA zelf is het aanbieden van werk zonder werkdruk. Als er een partij af moet, zorgt SWA dat ze kunnen bijspringen om het werk op tijd af te hebben.
9.5 Gemeenschappelijk factoren In de voorbeelden uit de andere gemeenten zijn een aantal gemeenschappelijke factoren te destilleren. Ten eerste werken een zorgaanbieder en Wsw-bedrijf in beide gemeenten samen om de cliënten aan de ‘bovenkant’ van de Wmo en de ‘onderkant’ van de Wsw gezamenlijk werk te laten leveren. Daarnaast is in beide gevallen het werk betaald en wordt het agogisch begeleid vanuit de zorgaanbieder en werkinhoudelijk begeleidt door de voormannen van het Wsw-bedrijf. Hiervoor maken de organisaties in beide gevallen gebruik van de bestaande infrastructuur van de Wswbedrijven. 9.6 Toepassingsmogelijkheden in Den Haag Uit de vragenlijst en uit de gesprekken die we met aanbieders hebben gevoerd, blijkt al een aantal aanknopingspunten voor het verbinden van dagbesteding en werk in Den Haag. Zo geeft een substantieel aantal aanbieders aan aandacht te besteden aan het in kaart brengen van het ontwikkelpotentieel van cliënten en het organiseren van trajecten om het ontwikkelpotentieel van cliënten meer te realiseren. Voorbeelden van dergelijke projecten betreft het inzetten van de Participatieladder (een instrument om de werkgerelateerde ontwikkeling van cliënten op te scoren), het opzetten van leerwerkbedrijven (al dan niet in samenwerking met (speciaal) onderwijs) en het organiseren van trainingen (bijvoorbeeld trainingen op het gebied van werknemersvaardigheden of zelfredzaamheid). Ook noemt een aanbieder de inzet van individuele plaatsing en steun (IPS), een methodiek waarvan in experimenteel onderzoek is aangetoond dat het de kans op deelname aan werk van mensen met psychische aandoeningen significant verhoogt.
53130
32
Er zijn echter relatief weinig aanbieders die rechtstreekse samenwerking hebben met reguliere werkgevers of Wsw-bedrijven. Tijdens de expertbijeenkomst over dit onderwerp is een aantal interessante richtingen genoemd om de samenwerking met werkgevers en Wsw-bedrijven te versterken.
Een belangrijke richting betreft het concept aanvullend werk. Dit houdt in dat bij reguliere werkgevers activiteiten worden opgepakt door de doelgroepen van dagbesteding en beschut werk. Momenteel worden activiteiten voor de doelgroepen van dagbesteding en beschut werk meestal binnen de muren van een zorgaanbieder of Wsw-bedrijf georganiseerd. Door aanvullend werk te organiseren kunnen bedrijven en andere organisaties geholpen worden om invulling te geven aan de Social Return on Investment (SROI) en is er minder infrastructuur van zorgaanbieders en Wsw-bedrijven nodig, wat kostenbesparingen kan opleveren. Een andere richting betreft het opnemen van ontwikkelinstrumenten bij de intake en vaststelling van de ondersteuningsbehoefte van de maatwerkvoorziening. Door aan de cliënt te vragen om bijvoorbeeld de ontwikkelingsmatrix in te vullen, kan een cliënt eigen doelen bepalen, wat de motivatie van cliënten versterkt en de kans vergroot op betere benutting van het potentieel van de cliënt. Om daadwerkelijk te kunnen voorzien in de doelen die cliënten stellen, is het combineren van voorzieningen van zorgaanbieders en Wsw-bedrijven cruciaal. Samen kunnen zij immers een breed palet aan mogelijke werkzaamheden aanbieden. De taken zouden hierbij verdeeld moeten worden op basis van het matchen van de doelen van de cliënt en de expertise en mogelijkheden van aanbieders en Wsw-bedrijven. Een aanvullende mogelijkheid in deze richting is dat zorgaanbieders arbeidsmatige dagbesteding binnen de muren van het Wsw-bedrijf organiseren. Er zijn meerdere Wsw-organisaties in het land waar dit gebeurt (zie ook paragraaf 9.4). In veel gevallen wordt alleen van de ruimte gebruik gemaakt door de dagbestedingsgroep. De agogische begeleiding en het vervoer blijven geregeld door de zorgaanbieder, de werkbegeleiding ofwel door de zorgaanbieder ofwel door het Wsw-bedrijf. Een inhoudelijk voordeel van deze richting is dat het overstappen van het ene type voorziening naar het andere type voorziening voor cliënt gemakkelijker is. Een financieel voordeel is het ontdubbelen van infrastructuur. Een andere mogelijkheid is wijkgericht werken: in een buurthuis of wijkvoorziening kan dagbesteding of beschut werken worden georganiseerd. Vaak is er op dat soort locaties van alles te doen op verschillende niveaus vaak in gezelschap van andere buurtbewoners. Een financieel voordeel van deze vorm is dat het een inloopvoorziening kan zijn en er niet voor iedere persoon op maat een plek hoeft te worden georganiseerd en gereserveerd. Ook kunnen de vervoerskosten flink lager zijn omdat de afstand simpelweg korter is. Om dit goed te doen, kan het beste samengewerkt worden met welzijnsorganisaties die wijkvoorzieningen beheren. Ten slotte is een mogelijke richting dat zorgaanbieders zelf een combinatie van dagbesteding en (beschut) werk gaan opzetten. De bovengenoemde initiatieven van leerwerkbedrijven van Haagse aanbieders zijn hier voorbeelden van en deze zouden verder uitgebouwd kunnen worden. Hierbij leggen zorgaanbieders contacten met bedrijven om werkplekken te organiseren.
53130
33
9.7 Randvoorwaarden voor uitwerking Zoals blijkt uit de vorige paragrafen, zijn er diverse mogelijkheden om dagbesteding en werk met elkaar te verbinden en daarmee kansen te benutten. Bepalende factoren bij het maken van keuzes ten aanzien van de doorontwikkeling op dit raakvlak zijn:
Keuzevrijheid voor de burger.
Aanbod op naam of inloopvoorziening.
Kosten.
Wat is het doel? Tegenprestatie, werk, of ontwikkeling van zelfredzaamheid?
Dient het ingericht te worden als voorziening of baan?
Daarnaast is een aantal organisatorische randvoorwaarden van belang. Als de gemeente beoogt om dagbesteding door te ontwikkelen in de richting van aanvullend werk, dan is het van belang om te organiseren dat er meer verbindingen met werkgevers worden gelegd. Dit kan door binnen de aanbestedingsleidraad wensen op te nemen die zorgaanbieders stimuleren om deze beweging te versnellen. Een andere mogelijkheid is om arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk als apart arrangement aan te besteden en deze aanbesteding ook open te stellen voor niet-zorgaanbieders. Een andere aanbeveling is om bij de toegang tot arbeidsmatige dagbesteding en nieuw beschut werk consulenten onderling te laten afstemmen welke voorziening voor een persoon het meest geschikt is. Er hoeft dus niet per se gekozen te worden voor een gecombineerd arrangement dagbesteding – beschut werk, er kan ook gestreefd worden naar een sluitend keten, waarbij beweging tussen de schakels eenvoudiger wordt gemaakt.
53130
34
10. Raakvlak begeleiding en schulddienstverlening
10.1 Probleemanalyse Cliënten die in aanraking komen met schulddienstverlening hebben in veel gevallen ook een beschikking voor MVO. Dit geldt met name voor de cliëntgroep psychiatrie. Vanuit de gemeente krijgen ze via Den Haag OpMaat schulddienstverlening aangeboden en vanuit de zorgaanbieder krijgen ze begeleiding om beter te functioneren op de gebieden zelfzorg, wonen, werken, financiën, vrije tijd, sociaal netwerk en contacten met instanties. Er is niet alleen sprake van overlap van cliëntgroepen, ook de inhoudelijke overlap is groot. Schuldenproblematiek heeft een forse impact op het leven van de cliënt. De gemeente en zorgaanbieders constateren dat wanneer een cliënt die begeleiding ontvangt vooruitgang boekt, de vooruitgang tenietgedaan kan worden als ontstane schuldenproblematiek niet meteen wordt aangepakt. Hoe beter de processen van begeleiding en schulddienstverlening op elkaar afgestemd zijn, hoe meer terugval van cliënten kan worden voorkomen. Aangezien begeleiding en schulddienstverlening momenteel in Den Haag en veel andere gemeenten grotendeels gescheiden worden georganiseerd, ligt hier een belangrijke kans. Naast kansen is er ook sprake van knelpunten. In de praktijk vergt bij cliënten met zowel schulddienstverlening als een MVO de begeleiding richting schulddienstverlening en/of het op orde brengen van de administratie veel tijd van de zorgaanbieder. Hierdoor blijft er beperkt tijd over voor begeleiding in de andere gebieden (wonen, vrije tijd, sociaal netwerk, et cetera). Aanbieders geven aan dat door de combinatie van de intensiteit van begeleiding richting schulddienstverlening, de korte looptijd van een MVO en de beperkingen in het tarief, bij cliënten met zowel begeleiding als schulddienstverlening andere ondersteuningsvormen in de knel komen, terwijl, zoals opgemerkt, een integrale aanpak juist van belang is om terugval te voorkomen. Ook wordt er in de huidige situatie beperkt gecommuniceerd tussen de schulddienstverlening en zorgprofessionals. Onder andere door de privacywetgeving zijn beide organisaties niet altijd op de hoogte van de dienstverlening van de ander bij dezelfde cliënt. 10.2 Huidige situatie In de huidige situatie worden cliënten via de sociale wijkzorgteams, overige instanties (o.a. bijstand en daklozenopvang) of direct via Den Haag OpMaat doorverwezen naar de schulddienstverlening. De gemeente heeft afspraken met een aantal zorgaanbieders over het voortraject voor mensen die behoren tot de kwetsbare doelgroep. Als administratie op orde en alle schuldeisers bekend zijn, dan kan de cliënt een verkorte aanvraagprocedure volgen. De schulddienstverlening is hoofdzakelijk verantwoordelijk voor het treffen van regelingen met schuldeisers en, indien nodig, het managen van de beslaglegging. Daarnaast is schulddienstverlening op zoek naar alternatieve producten en vormen van flankerende ondersteuning door bijvoorbeeld vrijwilligers. Indien een cliënt ook in aanmerking is gekomen voor een MVO dan is de begeleiding o.a. verantwoordelijk voor het op orde brengen van de administratie en ondersteuning bij contact met de schulddienstverlening. Deze twee diensten verlopen grotendeels gescheiden, vanuit verschillende geldstromen.
53130
35
In de onderstaande figuur staat het klantproces van schulddienstverlening en de relatie met begeleiding schematisch weergegeven. Zoals blijkt uit de figuur zijn er in het hart van het klantproces drie vormen van ondersteuning die op elkaar afgestemd moeten worden, namelijk: 1. Financiële stabilisatie (ook wel financieel beheer genoemd). 2. Psychosociale stabilisatie (onderdeel van begeleiding). 3. Managen van regelingen met schuldeisers of van beslagleggingen.
IV.Nazorg
II.Stabilisatie • Signaleren van potentiële cliënten
• Financiële stabilisatie • Psychosociale stabilisatie
I.Voorfase
• Managen regeling schuldeisers • Beheren beslagleggingen
• (Incidentele) waakvlamzorg
III.Onderhandeling schuldeisers
Figuur 17. Klantproces schulddienstverlening en het raakvlak met begeleiding.
Een substantieel aantal aanbieders geeft aan dat samenwerking met de schulddienstverlening zeer gewenst is. Voor het oplossen van schulden van de cliënt is psychosociale stabilisatie een belangrijke randvoorwaarde. Zij geven aan dat begeleiders door de vertrouwensrelatie met de cliënt een brug slaan naar de schulddienstverlening om de cliënt verder te helpen (er is namelijk vaak sprake van schaamte bij cliënten met schulden). De mate waarin zorgaanbieder in de huidige situatie een rol spelen in het de financiële stabilisatie van een cliënt varieert. Sommige aanbieders geven aan dat zij zich standaard focussen op financieel beheer en samenwerken met organisaties gespecialiseerd in inkomens- en budgetbeheer (tussen de 70 procent en 75 procent van de aanbieders, zie Figuur 6). Andere organisaties geven aan dat de samenwerkingen nog verder uitgebreid worden (ruim 30 procent ziet zeer veel tot veel mogelijkheden in het uitbreiden van deze samenwerking, zie Figuur 7). De positionering (focus op zware- en multiproblematiek) en multidisciplinariteit van de sociale wijkzorgteams wordt in het kader van schulddienstverlening door aanbieders benoemd als sterk aspect in Den Haag. Ook wordt de samenwerking van de schulddienstverlening met een aantal zorgaanbieders als sterk punt benoemd. 10.3 Voorbeelden uit andere regio’s In de onderstaande kaders staat een aantal voorbeelden hoe begeleiding en schulddienstverlening in andere gemeenten met elkaar vervlochten raken.
53130
36
In de regio Amersfoort heeft schulddienstverleningsinstantie Stadsring51 voor cliënten met ernstige psychiatrische problematiek aparte dienstverlening ingericht op locaties van Victas (psychiatrische verslavingszorg) en Kwintes (GGZ-instelling). Medewerkers houden daar spreekuur, verzorgen de intake en bieden advies op maat en budgetbeheer. De betrokken partijen hebben hier onderling afspraken over gemaakt.
In de regio Amsterdam heeft de schulddienstverlening/sociale dienst DWI voor de doelgroep Openbare GGZ (OGGZ) een aparte dienstverlening ingericht. Samen met de GGD biedt DWI op drie locaties in de stad geïntegreerde voorzieningen aan waar ook schulddienstverlening een rol inneemt. DWI biedt deze doelgroep ondersteuning aan van de eigen budgetbeheerafdeling. De afspraken tussen DWI en de GGD zijn vastgelegd in een convenant.
In de regio Tilburg kiest men voor een heldere taakverdeling tussen het Bureau Schulddienstverlening (BHS) en zorg- en dienstverleners, waarbij de onderdelen van de keten middels heldere afspraken op elkaar afgestemd zijn. Er is een integrale intake waardoor schuldenproblematiek snel herkend wordt. Indien relevant wordt de klant meteen voor begeleiding doorverwezen naar een zorgaanbieder. De zorgverlener is verantwoordelijk voor het in kaart brengen en op orde brengen van de financiën. Als het zorgdossier compleet is, wordt het dossier overgedragen aan het BSH, die vervolgens een traject starten.
10.4 Gemeenschappelijke factoren In de beschreven voorbeelden uit andere regio’s in het land zijn drie gemeenschappelijke factoren te differentiëren. In elk van de voorbeelden is een nauwe samenwerking tussen de schulddienstverleningsdienst en zorgaanbieders zichtbaar. Deze samenwerking uit zich in het delen en deels integreren van de infrastructuur en in een gezamenlijke intake van de zorgaanbieder en schulddienstverleningsdienst. Ook wordt in elk voorbeeld de ondersteuning in budgetbeheer genoemd, dan wel door de zorgaanbieder, de schuldhulpverlener, of beide partijen. Ten slotte zijn er duidelijke afspraken gemaakt, al dan niet in de vorm van een convenant, over de taakverdeling tussen de beide partijen. 10.5 Toepassingsmogelijkheden in Den Haag Uit de vragenlijst en uit de gesprekken die we met aanbieders hebben gevoerd, blijkt al een aantal aanknopingspunten voor het verbinden van begeleiding en schulddienstverlening in Den Haag. Ook uit de expertbijeenkomst die we over dit raakvlak georganiseerd hebben, komt een aantal concrete verbetersuggesties naar voren die in Den Haag toegepast kunnen worden.
De eerste richting betreft het versterken van de signaleringsfunctie. Het is gezien de schaamte die rond het thema schulden hangt niet verwonderlijk dat mensen met schulden pas in een laat stadium professionele hulp zoeken. Helaas geldt dat in de tussentijd als gevolg van boeteclausules en rentebepalingen de schulden veelal fors toenemen, ook al komen er geen nieuwe schulden bij. Een manier om in een eerder stadium ondersteuning te bieden is door
53130
37
signalen die uit de vragenlijst van de maatwerkvoorziening (Advies Op Maat) beter te benutten. Op dit moment wordt de vragenlijst alleen benut voor inzicht in het mogelijke advies over de maatwerkvoorziening en niet om andere signalen op te vangen. Wanneer er toestemming is van de cliënt, zouden bepaalde cruciale onderdelen uit de vragenlijst door de aanbieder gebruikt kunnen worden om schuldenproblematiek vanaf het begin van een traject meteen aan te kunnen pakken. Een andere mogelijkheid is om meer ervaringsdeskundigen in te zetten, zodat de drempel voor potentiële cliënten om problemen aan te pakken verlaagd wordt.
Verder geeft een substantieel aantal aanbieders aan dat ze ofwel expertise in huis hebben voor financieel beheer ofwel deze expertise via een andere aanbieder kunnen organiseren (onderaannemerschap). Deze expertise is echter versnipperd 3 en er is nog geen duidelijk organisatorisch principe hoe deze expertise, ongeacht de aanbieder waar de cliënt begeleiding van krijgt, ingeroepen kan worden. Een mogelijkheid is om de expertise op het gebied van financieel beheer (i.e. het op orde brengen van de administratie en ondersteuning bij contact met de schulddienstverlening) te bundelen bij een beperkt aantal zorgaanbieders. Andere aanbieders die de cliëntgroep psychiatrie begeleiden, zouden een specialist op het gebied van financieel beheer moeten kunnen inroepen. Hierbij zou de mogelijkheid moeten zijn dat ofwel de specialist naar de cliënt komt (ambulante begeleiding) ofwel de cliënt naar een gezamenlijk georganiseerde backoffice gaat, afhankelijk van de voorkeur van de cliënt. De specialist moet zowel in staat zijn om het volledige financieel beheer uit te voeren als vaardigheden hebben om nauw samen te werken met de begeleider die verantwoordelijk is voor de psychosociale stabilisatie. Een oplossingsrichting kan ook zijn om financieel beheer dat buiten de MVO plaatsvindt, bijvoorbeeld ondersteuning van vrijwilligers, beter te organiseren. In aanvulling op het vorige punt is het van belang dat de specialisten op het gebied van financieel beheer gemakkelijk in contact kunnen treden met de volgende schakel in het klantproces: de specialist die de schuldregelingen en beslagleggingen beheert. Gezien de expertise die vereist is voor het beheren van schuldregelingen en beslagleggingen ligt het voor de hand dat deze taak bij Den Haag OpMaat blijft. Wanneer de financiële stabilisatie gebundeld wordt, is het gemakkelijker om een gezamenlijke taal te spreken en kan de cliënt doelmatiger geholpen worden. Het verbeteren van de communicatie kan ook gefaciliteerd worden door uitwisseling van medewerkers van zorgaanbieders en de gemeente. Daarnaast vragen sommige aanbieders om een vaste contactpersoon bij de gemeente, zodat niet telkens hetzelfde dossier opnieuw toegelicht hoeft te worden.
3
Aangaande de laatste schakel uit het klantproces is een mogelijke richting om de waakvlamfunctie, die van belang is om te voorkomen dat een cliënt die een begeleidingstraject heeft doorlopen terugvalt in schulden, onderdeel te maken van de maatwerkvoorziening. Dit betekent dat de begeleiding periodiek, bijvoorbeeld eens in de paar maanden, contact opneemt met de cliënt om te vragen hoe het gaat.
Er zijn 22 aanbieders in Den Haag die begeleiding bieden aan de doelgroep psychiatrie.
53130
38
10.6 Randvoorwaarden voor uitwerking Zoals blijkt uit de vorige paragrafen, zijn er diverse mogelijkheden om begeleiding en schulddienstverlening met elkaar te verbinden en daarmee kansen te benutten. Bepalende factoren bij het maken van keuzes ten aanzien van de doorontwikkeling op dit raakvlak zijn:
Visie op de hele keten.
Verbinding en ontsnippering van verschillende vormen van stabilisatie.
Vindbaarheid en keuzevrijheid voor de cliënt.
Aanwijzen van primair verantwoordelijke actor voor elke stap uit de keten.
Inzet van vrijwilligers.
Daarnaast is een aantal organisatorische randvoorwaarden van belang. Als de gemeente beoogt om, zoals gesuggereerd in bovenstaande richtingen, de specialisten op het terrein van financieel beheer te bundelen, dan kan gemeente dit bewerkstelligen door een prestatie-eis op te nemen in de aanbestedingsleidraad. Het is vervolgens aan de aanbieders om te bepalen bij welke aanbieders de expertise gebundeld wordt en hoe deze snel ingeroepen kan worden. De onderlinge financieringsstructuur kan de vorm van onderaannemerschap geregeld worden, zoals op dit moment ook op andere onderdelen van de maatwerkvoorziening het geval is. Een ander aandachtspunt betreft de duur van de maatwerkvoorziening. Deze is op dit moment veelal te kort om financiële stabilisatie adequaat te organiseren. Het verbinden van de ketens van begeleiding en schulddienstverlening wordt bevorderd als hier een oplossing voor gevonden wordt. Verder is het van belang om de timing van het starten van een schuldregeling goed te kiezen. Wanneer te snel gekozen wordt voor het starten van een schuldregeling en de cliënt is er nog niet klaar/gemotiveerd voor, dan leidt dit tot lage slagingspercentages. Ook zijn inzicht in de administratie en bekendheid van alle schuldeisers noodzakelijk. Echter, als te lang gewacht wordt met het starten van een schuldregeling, dan kan dit leiden tot een onnodig lange periode dat een cliënt in de schulden zit. Bovendien komt een cliënt maar een beperkt aantal keer in aanmerking voor schulddienstverlening. Dit onderstreept het belang van goede afstemming (i.e. rechtstreeksere communicatie) in de driehoek van begeleider, specialist die de financiële stabilisatie begeleidt en de ambtenaar van Den Haag OpMaat. Ten slotte is een belangrijke randvoorwaarde van succes een gevoel van veiligheid bij de cliënt. Een financieel maatje, een buurtteammedewerker een vrijwilliger of zorgverlener die motiveert en mensen op de rit houdt, is nodig om de stap richting het saneren van schulden te kunnen zetten.
53130
39
11. Raakvlak (ouderen)zorg en welzijn
11.1 Inleiding In het kader van de substitutiedoelstelling van de gemeente Den Haag is het wenselijk dat mensen met een MVO in grotere mate gebruik maken van de algemene voorzieningen van welzijnsinstanties. Om dit te realiseren zijn samenwerkingen tussen zorgaanbieders en welzijnsinstanties nodig. In Den Haag worden deze samenwerkingen in steeds grotere mate gerealiseerd. Zoals beschreven in hoofdstuk 3, werkt een ruime meerderheid van de Haagse aanbieders van de maatwerkvoorziening samen met welzijnsorganisaties, waarvan bijna 40 procent op regelmatige basis. Ook hebben aanbieders vele concrete voorbeelden benoemd van samenwerkingsverbanden met welzijnsorganisaties. Er is op dit raakvlak derhalve niet zozeer sprake van een ontwikkelopgave als wel van mogelijkheden tot doorontwikkeling. In aanvulling op wat er al gebeurt op het snijvlak van begeleiding en welzijn, constateert de gemeente dat eenzaamheid een probleem is in de stad, met name onder ouderen. Dit geldt ook voor cliënten van de maatwerkvoorziening. Vandaar dat in dit hoofdstuk specifiek ingezoomd wordt op samenwerking tussen zorg en welzijn gericht op de doelgroep ouderen. Wanneer de gemeente en aanbieders er gezamenlijk in slagen om de beweging van begeleiding naar algemene voorzieningen beter te faciliteren, dan kan een grotere groep gebruik maken van ondersteuning. Bovendien biedt het organiseren van ondersteuning middels algemene voorzieningen meer mogelijkheden om het netwerk van mensen te versterken, omdat welzijnsvoorzieningen vaak een buurtfunctie hebben en er veel vrijwilligers actief zijn. Daarbij komt dat er sprake is van een aantal knelpunten. Zo blijkt uit de analyse in hoofdstuk 3 dat de substitutie weliswaar op gang is gekomen, maar het in absolute zin nog geen grote aantallen betreft. Ook de functies en mogelijkheden van de algemene voorzieningen zijn (nog) niet overal bekend. Dit beperkt de mogelijkheden om de voorzieningen optimaal op elkaar aan te laten sluiten, en cliënten te kunnen begeleiden naar algemene voorzieningen. Een betere samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties en grotere betrokkenheid en ondersteuning van het eigen netwerk van de ouderen kunnen dit verbeteren. Kortom, er is een goede basis gelegd voor het succesvol verbinden van begeleiding en welzijn in Den Haag. Tegelijkertijd zijn er aanvullende mogelijkheden die benut kunnen worden. In de expertbijenkomst over dit raakvlak is gesproken over mogelijke richtingen. Bij dit gesprek is door enkele afzeggingen helaas geen welzijnsorganisatie aanwezig geweest. Wel zijn er in het kader van dit onderzoek op basis van desk research diverse concrete voorbeelden verzameld over manieren waarop welzijnsorganisaties samenwerken met zorgaanbieders (zie paragraaf 11.3 hieronder). 11.2 Huidige situatie Op het gebied van ouderenzorg en welzijn wordt in Den Haag de samenwerking tussen aanbieders vaak opgezocht (bijna 85 procent, zie Figuur 6). Dit betreft zowel doelgroep overstijgende samenwerkingen als samenwerkingen op met vrijwilligersorganisaties.
53130
40
Enkele voorbeelden van deze samenwerkingen zijn: uitbreiding van de algemene functies in de dagbestedingslocaties, het ontwikkelen van een buurthuisconcept met vrijwilligersorganisaties voor ouderen en andere buurtbewoners, combineren van activiteiten via bestaande infrastructuur van welzijnsorganisaties en het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten voor ouderen. Deze samenwerkingen zijn in steeds grotere mate binnen de wijk georganiseerd. Hierover geeft een substantieel aandeel van de aanbieders aan dat zij bezig zijn de betrokkenheid in de wijk de vergroten door aan te sluiten bij lokale ondernemers en initiatieven in de wijk en door diensten voor de buurt te leveren. Een substantieel aandeel van de aanbieders geeft aan bezig te zijn om deze samenwerking te versterken en meer dan 40 procent ziet veel tot zeer veel mogelijkheden om deze samenwerking uit te breiden (zie Figuur 7). Verder zijn er in Den Haag 35 ontmoetingscentra waarbij zorgaanbieders en welzijnsorganisaties een gezamenlijk (dagbestedings)aanbod aan kwetsbare ouderen bieden. 11.3 Voorbeelden uit andere regio’s In de onderstaande kaders staat een aantal voorbeelden van samenwerking tussen begeleiding en welzijn in andere gemeenten. In de regio Vlaardingen zijn de zorgaanbieders Philadelphia en Argos Zorggroep samen met uitvoeringsbedrijf B&A Groep gestart met de eerste Buurtcampus. De Buurtcampus is een concept waar zorg- en welzijnsorganisaties met elkaar samenwerken in het bieden van collectieve begeleiding en dagbesteding. De plek is bijvoorbeeld een gezellig buurtrestaurant of een sfeervolle bibliotheek. Professionals van de zorgorganisaties zijn op de Buurtcampus aanwezig, zodat hun begeleiding collectief en gefocust kan plaatsvinden, al dan niet in combinatie met de inzet van vrijwilligers. Voor ambulante zorgverleners betekent het dat ze minder tijd kwijt zijn aan reizen. Voor gemeenten biedt het de mogelijkheid individuele maatwerkvoorzieningen als dagbesteding en individuele begeleiding, (deels) te vervangen door de Buurtcampus als collectieve algemene voorziening binnen de wijk.
In de regio Amsterdam heeft zorgaanbieder Cordaan een project uitgevoerd, waarin onder andere geëxperimenteerd met gemengde dagbesteding voor ouderen zonder en mét verstandelijke beperkingen, in samenwerking met welzijnsorganisaties. Dit heeft geen positief resultaat opgeleverd, omdat veel ouderen het niet prettig vinden om activiteiten te ondernemen samen met (oudere) mensen met verstandelijke beperkingen door beperkte gemeenschappelijke interesses.
In de regio Stadskanaal, Veendam en Pekela zijn, onder de naam van het project SamenOud, Ouderenzorgteams in het leven geroepen, bestaande uit een ouderenadviseur (welzijn), een wijkverpleegkundige (zorg) en een specialist ouderengeneeskunde onder leiding van een huisarts. Door deze wijze van organiseren wordt zorg en begeleiding aan alle 75-plussers in de huisartsenpraktijk verleend en gecoördineerd, waarmee de gemeenten willen bewerkstelligen dat de complexiteit van zorgbehoeften afneemt en het welbevinden van ouderen toeneemt.
53130
41
In de regio Borne werken de gemeente en welzijnsinstelling Welzijn Ouderen Borne, in samenwerking met vrijwilligers, aan het Project Ondersteuning en Ordening Thuisadministratie (POOT), waarbij begeleiding wordt gegeven aan mensen die hulp kunnen gebruiken om hun administratie op orde te krijgen. Het project is gestart omdat men signaleerde dat steeds meer senioren gebruik maken van minimaregelingen en schulddienstverlening. De hulpzoekenden zijn inmiddels niet alleen meer senioren. De welzijnsinstelling coördineert de activiteiten en de gemeente betaalt mee aan de begeleiding en opleiding van vrijwilligers.
11.4 Gemeenschappelijk factoren De voorbeelden uit het land laten zien dat de samenwerking met welzijnsorganisaties en zorgaanbieders of gemeenten op verschillende manieren kan worden ingestoken en verschillende doelen kan dienen. Een belangrijke gemeenschappelijke factor is dat het de infrastructuur, de kennis en de kracht van verschillende organisaties bundelt om zo de dienstverlening transparanter en toegankelijker te maken. Een andere belangrijke gemeenschappelijke factor is het verlagen van de drempel tot de toegang. 11.5 Toepassingsmogelijkheden in Den Haag Uit de vragenlijst en uit de gesprekken die we met aanbieders hebben gevoerd, blijkt al een aantal aanknopingspunten voor het verbinden van begeleiding en welzijn in Den Haag. Ook uit de expertbijeenkomst die we over dit raakvlak georganiseerd hebben, komt een aantal concrete verbetersuggesties naar voren die in Den Haag toegepast kunnen worden. Zoals hierboven vermeld, is het zo dat er op dit raakvlak al dermate veel gebeurt, dat het logischer is om te spreken van doorontwikkelmogelijkheden en niet van aanpassingen of hervormingen. Desondanks is het van belang om de doorontwikkelmogelijkheden te benoemen, zodat zoveel mogelijk burgers adequate ondersteuning krijgen. Hieronder staan enkele mogelijke richtingen benoemd die overwogen kunnen worden:
In de voorfase van de ondersteuning van cliënten is het verbeteren van de vindbaarheid van de toegang tot algemene voorzieningen een doorontwikkelmogelijkheid. Een concrete uitwerking hiervan betreft onder andere het concept 'Welzijn op recept', een methode waarbij de huisarts mensen met psychosociale klachten doorverwijst naar welzijnsactiviteiten in de buurt. Een andere mogelijkheid is om een andere laagdrempelige voorziening, namelijk huishoudelijke hulp, uit te bouwen tot ‘huishoudelijke hulp plus’, waarbij de doelstelling is om de huishoudelijke hulp niet alleen in te zetten voor schoonmaak, maar ook om cliënten, veelal ouderen, te begeleiden. Behalve individuele begeleiding kan de huishoudelijke hulp ook een rol spelen bij het wijzen van de weg richting en ondersteunen bij de eerste kennismaking met algemene voorzieningen of dagbesteding in de buurt. Een voordeel van deze mogelijkheid is dat er sprake is van overlap van het gebruik van huishoudelijke hulp en begeleiding individueel, zodat er gezocht kan worden naar synergie en vaste hulpen voor ouderen. Een nadeel van deze mogelijkheid is dat er regelmatig specialistische begeleiding nodig is die vanuit de combinatie huishoudelijke hulp plus minder gemakkelijk te bieden is.
53130
42
Een belangrijke ontwikkeling is doelgroepenbeleid. Steeds meer zorgaanbieders en welzijnsinstellingen realiseren zich dat cliënten – in casu: ouderen – in toenemende mate hun eigen hobby’s willen blijven uitvoeren en geen standaardactiviteiten willen doen. Zorgaanbieders en welzijnsinstellingen spelen hierop in door dagbesteding in mindere mate intramuraal in groepen te organiseren en meer samen met vrijwilligers vanuit intrinsieke motivatie activiteiten te laten ondernemen met ouderen. Ook laten zorgaanbieders ouderen steeds vaker kiezen uit verschillende typen activiteiten in de vorm van modules. Een andere mogelijkheid is het combineren van voorzieningen voor verschillende doelgroepen. Een concreet voorbeeld hiervan betreft het opzetten van een wasserette-service voor ouderen, gerund door mensen met een arbeidsbeperking, met begeleiding vanuit een zorgaanbieder of welzijnsorganisatie. Voor mensen met een arbeidsbeperking biedt dit een mogelijkheid tot eenvoudig werk, voor ouderen biedt het een belangrijke service met een mogelijkheid tot sociale contacten.
11.6 Randvoorwaarden voor uitwerking Zoals blijkt uit de vorige paragrafen, zijn er diverse mogelijkheden om begeleiding en welzijn met elkaar te verbinden en daarmee kansen te benutten. We noemen hierbij een aantal aandachtspunten. Zoals vermeld in hoofdstuk 3, geeft een substantieel aantal aanbieders aan zich zorgen te maken over cliënten die door de gemeente doorverwezen worden naar een algemene voorziening. Specifiek is de zorg dat een algemene voorziening niet voor alle burgers geschikt is, waardoor ze afhaken en de problematiek verergert. De gemeente geeft aan dat ze cliënten die na beoordeling doorverwezen zijn naar een algemene voorziening te zullen nabellen om na te gaan of ze daadwerkelijk geholpen zijn met de algemene voorziening of wellicht toch een maatwerkvoorziening nodig hebben. Een ander aandachtspunt is dat voor sommige cliëntgroepen, bijvoorbeeld ouderen met psychogeriatrische problematiek, ondersteuning vanuit een algemene voorziening minder geschikt is, omdat specialistische begeleiding nodig is. Dit betekent ofwel dat substitutie niet mogelijk is, ofwel dat er opleiding voor vrijwilligers nodig is. Verder is het van belang om randvoorwaarden te creëren voor het delen van infrastructuur. Dit geldt in het bijzondere mate voor het combineren van zorg- en welzijnsactiviteiten maar uiteraard ook voor de raakvlakken tussen begeleiding en beschut werk en tussen begeleiding en schulddienstverlening. Zoals beschreven in hoofdstuk 3, reageert het merendeel van de aanbieders op terughoudend op de suggestie om infrastructuur te delen met andere aanbieders. Dit is begrijpelijk, omdat aanbieders erop gericht zijn om hun eigen infrastructuur zo goed mogelijk te benutten. Wanneer de gemeente deze gerichtheid wil veranderen, bijvoorbeeld omdat de gemeente meer gemengde voorzieningen wil creëren, dan zou de gemeente de financiële randvoorwaarden moeten veranderen, bijvoorbeeld door aanbieders die infrastructuur delen en daarvoor onderling regelingen treffen financieel te belonen.
53130
43
12. Bevindingen ten aanzien van doorontwikkeling MVO
12.1 Kansrijke richtingen op het raakvlak begeleiding – beschut werk Wat betreft het raakvlak begeleiding en beschut werk constateren we dat de doelgroep van de voorziening nieuw beschut werk (Participatiewet) sterk lijkt op de doelgroep van arbeidsmatige dagbesteding (Wmo). Veel gemeenten kiezen er daarom voor om de dienstverlening voor deze twee doelgroepen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld door een gezamenlijke intake en diagnose of integrale dienstverlening voor beide doelgroepen. Dit biedt enerzijds de kans om meer van het ontwikkelpotentieel van de cliënt te realiseren (bijvoorbeeld van dagbesteding naar werken onder begeleiding) en anderzijds de kans om kosten te besparen (door meer gebruik te maken van de infrastructuur van werkgevers of Wsw-bedrijven en zorgaanbieders te laten concentreren op het bieden van begeleiding bij het werk of de dagactiviteiten). Een kansrijke richting voor de gemeente Den Haag zou kunnen zijn om arbeidsmatige dagbesteding en nieuw beschut werk onder te brengen in één arrangement en dit arrangement apart aan te besteden bij partijen die de verschillende onderdelen van het arrangement integraal kunnen aanbieden (dat wil zeggen: werken in een beschutte omgeving met weinig prikkels, aanleren van werknemersvaardigheden, werkbegeleiding (van licht tot intensief), mogelijkheid tot aanvullend werk bij reguliere werkgevers of social entrepreneurs). Twee belangrijke aandachtspunten bij dit gecombineerde arrangement betreffen de toegang en de financiering. Wat betreft de toegang is het van belang om rekening te houden met de toelatingscriteria nieuw beschut werk die onder de Participatiewet gelden4. Wat betreft de financiering is het van belang om rekening te houden met de relatief beperkte middelen die beschikbaar zijn voor beschut werk 5 en met de synergiemogelijkheden (en de gevolgen daarvan voor de hoogte van het tarief). Gezien deze randvoorwaarden kan ervoor gekozen worden om in eerste instantie een pilot te doen en daarna te overwegen om één arrangement in te stellen, binnen een sluitende keten. 12.2 Kansrijke richtingen op het raakvlak begeleiding – schulddienstverlening Wat betreft het raakvlak begeleiding en schulddienstverlening constateren we dat er niet alleen sprake is van overlap van cliëntgroepen (met name bij de doelgroep psychiatrie), maar ook van inhoudelijke overlap. De gemeente en zorgaanbieders merken op dat wanneer een cliënt die begeleiding ontvangt vooruitgang boekt, de vooruitgang tenietgedaan kan worden als ontstane schuldenproblematiek niet meteen wordt aangepakt.
4
Deze eisen zijn streng: “het instrument beschut werk alleen bedoeld is voor mensen die uitsluitend in een beschutte
omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben”. Zie de meest recente informatie de Kamerbrief van de staatssecretaris d.d. 27 november 2015. 5
In de Rijksbegroting SZW 2016 heeft de staatssecretaris € 100 miljoen extra beloofd voor beschut werk, uitgesmeerd over
vijf jaar.
53130
44
Daarnaast is in verschillende gemeenten de conclusie getrokken dat financiële begeleiding c.q. financieel beheer (i.e. het op orde brengen van de administratie en ondersteuning bij contact met schulddienstverleners) een specialistische taak is. Een kansrijke richting voor de gemeente Den Haag zou kunnen zijn om de expertise op het gebied van financieel beheer te bundelen bij een beperkt aantal zorgaanbieders, waarbij de overige aanbieders een specialist op het gebied van financieel beheer moeten kunnen inroepen. De gemeente kan dit bewerkstelligen door over dit onderwerp een prestatie-eis op te nemen in de aanbestedingsleidraad. Het is vervolgens aan de aanbieders om te bepalen bij welke aanbieders de expertise gebundeld wordt en hoe deze snel ingeroepen kan worden. De onderlinge financieringsstructuur kan de vorm van onderaannemerschap geregeld worden, zoals op dit moment ook op andere onderdelen van de maatwerkvoorziening het geval is. Twee andere aandachtspunten bij het raakvlak begeleiding en schulddienstverlening zijn de communicatie en de nazorg. Wat betreft communicatie is de suggestie om medewerkers van zorgaanbieders en de gemeente uit te wisselen, zodat ze meer elkaars specialisme en taal leren begrijpen. Wat betreft nazorg is de suggestie om de zogenoemde waakvlamfunctie, die van belang is om te voorkomen dat een cliënt die een begeleidingstraject heeft doorlopen terugvalt in schulden, onderdeel te maken van de maatwerkvoorziening. 12.3 Kansrijke richtingen op het raakvlak begeleiding – welzijn Wat betreft het raakvlak begeleiding en schulddienstverlening constateren we dat er, zoals vermeld in het eerste deel van de rapportage, momenteel door aanbieders al veel samenwerkingsverbanden met welzijnsorganisaties worden opgezet. Tegelijkertijd constateert de gemeente dat eenzaamheid onder ouderen net als in andere gemeenten een groeiend probleem is in de stad. Er is geen eenvoudige oplossing voor het eenzaamheidsvraagstuk. Wel is de richting die de gemeente ingeslagen heeft – namelijk om meer ouderen de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van algemene voorzieningen – een kansrijke richting voor doorontwikkeling. Immers, wanneer de gemeente en aanbieders er gezamenlijk in slagen om de beweging van begeleiding naar algemene voorzieningen beter te faciliteren, dan kan een grotere groep gebruik maken van ondersteuning. Bovendien biedt het organiseren van ondersteuning middels algemene voorzieningen meer mogelijkheden om het netwerk van mensen te versterken, omdat welzijnsvoorzieningen vaak een buurtfunctie hebben en er veel vrijwilligers actief zijn. Een belangrijk aandachtspunt bij het verwijzen van mensen naar algemene voorzieningen is dat een algemene voorziening niet voor alle burgers geschikt is, waardoor mensen mogelijk afhaken en de problematiek verergert. De gemeente heeft aangegeven dat ze cliënten die na beoordeling doorverwezen zijn naar een algemene voorziening te zullen nabellen om na te gaan of ze daadwerkelijk geholpen zijn met de algemene voorziening of wellicht toch een maatwerkvoorziening nodig hebben.
53130
45
Bijlage 1: deelnemers rondetafelgesprekken
In de onderstaande tabel staan de deelnemers aan de rondetafelgesprekken voor aanbieders weergegeven. Het betreft in totaal 42 deelnemers (exclusief vertegenwoordiging van Berenschot). Datum 3-11-2015
Tijd 10.00-12.00
Aanbieder Florence
Vertegenwoordiger Bernadette Michels
3-11-2015
10.00-12.00
Gemeente Den Haag
Mirjam Swarte
3-11-2015
10.00-12.00
Gemeente Den Haag
Mark Venekamp
3-11-2015
10.00-12.00
Gemeente Den Haag
Roland Koel
3-11-2015
10.00-12.00
Gemiva-svg
Peter de Gier
3-11-2015
10.00-12.00
Respect zorggroep
Annie van Antwerpen - van Spronsen
3-11-2015
13.00-15.00
Gemeente Den Haag
Roland Koel
3-11-2015
13.00-15.00
Gemeente Den Haag
Marjolein Weitenberg
3-11-2015
13.00-15.00
Gemiva-svg
Edwin Kruiswijk
3-11-2015
13.00-15.00
HWW Zorg
Marry Jes
3-11-2015
13.00-15.00
Stichting Dr. Schroeder
Kirsten Willemsen
5-11-2015
10.00-12.00
Anton Constandse
Juliette Tetenburg
5-11-2015
10.00-12.00
Clementia
Simon van Gorp
5-11-2015
10.00-12.00
Florence
Hanja Oldenburger
5-11-2015
10.00-12.00
Florence
Jorien van der Meer
5-11-2015
10.00-12.00
Gemeente Den Haag
Mirjam Swarte
5-11-2015
10.00-12.00
Gemeente Den Haag
Yvonne Stiegelis
5-11-2015
10.00-12.00
IBD Maatwerk
Suzanne Verbarendse
5-11-2015
10.00-12.00
Kessler Stichting
Lara ’t Hart
5-11-2015
10.00-12.00
Kessler Stichting
Jurrien Dekker
5-11-2015
10.00-12.00
Kessler Stichting
Renske Verhoef
5-11-2015
10.00-12.00
Leger des Heils
Miranda Weerelts
5-11-2015
10.00-12.00
Limor
Annelies Dieterman
5-11-2015
10.00-12.00
Middin
Mary Duijvestijn
5-11-2015
10.00-12.00
Respect zorggroep
Annemieke Wilmink
5-11-2015
10.00-12.00
Rudolf Steinerzorg
Christina Corputty of Annetta de Quaasteniet
5-11-2015
10.00-12.00
s Heerenloo
Veronika Boer
5-11-2015
13.00-15.00
Aazorg
Ivana Albertzoon
53130
46
Datum 5-11-2015
Tijd 13.00-15.00
Aanbieder Anton Constandse
Vertegenwoordiger Ian Plug
5-11-2015
13.00-15.00
Cato
Linda schoone
5-11-2015
13.00-15.00
Directzorg
Rita Koning
5-11-2015
13.00-15.00
Fonteynenburg
Nyncke Bouma
5-11-2015
13.00-15.00
Gemeente Den Haag
Yvonne Stiegelis
5-11-2015
13.00-15.00
Gemeente Den Haag
Marjolein Weitenberg
5-11-2015
13.00-15.00
hvp zorg
Sureyya Polat
5-11-2015
13.00-15.00
HWW Zorg
Leslie Voerman
5-11-2015
13.00-15.00
Ipse de Bruggen
Jeannet Schouten
5-11-2015
13.00-15.00
Kessler Stichting
Martin Duivesteijn
5-11-2015
13.00-15.00
Leger des Heils
Hans Dingemanse
5-11-2015
13.00-15.00
Limor
Dirk Huisman
5-11-2015
13.00-15.00
s Heerenloo
Sandra Gijsbertsen
5-11-2015
13.00-15.00
WZH
Ria Hofstede
In de onderstaande tabel staan de deelnemers aan de gesprekken over de raakvlakken weergegeven. Het betreft in totaal 40 deelnemers (exclusief drie aanwezige Berenschotadviseurs per bijeenkomst). Datum
Raakvlak
Organisatie
Vertegenwoordiger
2-11-2015
Beschut Werk
Cliëntenraad
Rinus de Pater
2-11-2015
Beschut Werk
Gemeente Den Haag
Jenny Franken
2-11-2015
Beschut Werk
Gemeente Den Haag
Ellen de Bekker
2-11-2015
Beschut Werk
Gemeente Den Haag
Mirjam Swarte
2-11-2015
Beschut Werk
Gemeente Helmond
Harry Woltring
2-11-2015
Beschut Werk
Haeghe Groep
Peter Boverhoff
2-11-2015
Beschut Werk
Haeghe Groep
Monique Smit
2-11-2015
Beschut Werk
Haeghe Groep
Thomas Schwenke
2-11-2015
Beschut Werk
Incluzio
Anton Revenboer
2-11-2015
Beschut Werk
Ipse de Bruggen
Jeannet Schouten
2-11-2015
Beschut Werk
Ipse de Bruggen
Jelle Heidema
2-11-2015
Beschut Werk
Middin
Astrid Haccou
2-11-2015
Beschut Werk
Middin
Erik Kuyper
2-11-2015
Beschut Werk
Overig
Ineke Lenssen
2-11-2015
Beschut Werk
Pasmatch
Jeroen Coops
2-11-2015
Beschut Werk
Pasmatch
Hubert-Jan de With
53130
47
Datum
Raakvlak
Organisatie
Vertegenwoordiger
2-11-2015
Beschut Werk
Philadelphia
Leny Hamoen
2-11-2015
Beschut Werk
Schroeder
Martin Kraan
2-11-2015
Beschut Werk
Werkmeester
Renate Steins
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Amsterdam
Reneé van Vlaardingen
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Amsterdam
Schuldhulpverlener
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Den Haag
Arjen Dekker
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Den Haag
Mirjam Swarte
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Den Haag
Theo Bovenlander
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Den Haag
Gardien de Jongh
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Den Haag
Yvonne Stiegelis
10-11-2015
Schulddienstverlening
Gemeente Den Haag
Mark Venekamp
10-11-2015
Schulddienstverlening
Kompassie
Ronald van Noort
10-11-2015
Schulddienstverlening
Limor
Margot Zylicz
10-11-2015
Schulddienstverlening
Stichting Anton Constandse
Jack Philipsen
10-11-2015
Schulddienstverlening
Stichting Anton Constandse
Kim van der Linden
10-11-2015
Schulddienstverlening
Tussenvoorziening
Wouter Busch
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
Anbo
Corry Baggerman
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
Gemeente Den Haag
Elisabeth de Vries
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
Gemeente Den Haag
Diana Resmann
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
Gemeente Den Haag
Mark Venekamp
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
Tzorg
René Akkermans
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
Tzorg
Janneke de Schutter
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
WZH
Caroline Hoorn
12-11-2015
Ouderenzorg en Welzijn
WZH
Karin Klein
53130
48
Bijlage 2: vragenlijst
Vragenlijst evaluatie MVO-systematiek gemeente Den Haag Over deze vragenlijst De gemeente Den Haag heeft aan Berenschot gevraagd om een evaluatieonderzoek uit te voeren naar de systematiek van de Maatwerkvoorziening Ondersteuning (hierna: MVO). In het onderzoek staat de volgende vraag centraal: hoe ervaren de gecontracteerde zorgaanbieders het werken binnen de MVO-systematiek? Middels deze vragenlijst verzamelen we informatie waarmee we de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden.
Vertrouwelijkheid gegevens Dit onderzoek wordt uitgevoerd door onafhankelijk organisatieadviesbureau Berenschot. De gegevens uit deze vragenlijst zullen vertrouwelijk worden behandeld en niet aan derden worden verstrekt. Ook rapporteert Berenschot aan de gemeente Den Haag alleen op totaalniveau en niet op instellingsniveau.
Algemene vragen Hieronder treft u een aantal algemene vragen vooraf.
Naam van uw organisatie Naam invuller vragenlijst Functie invuller vragenlijst Telefoonnummer invuller vragenlijst Mailadres invuller vragenlijst
Algemene gegevens over uw organisatie
53130
Uw antwoord
Toelichting op de vraag:
49
Vragenlijst evaluatie MVO-systematiek gemeente Den Haag Hoeveel medewerkers heeft uw organisatie in dienst?
U mag hierbij uitgaan van uw totale organisatie.
Hoeveel fte is dit?
Idem. Het gaat om uw zorgaanbod in den brede, niet alleen wat uw organisatie aan de gemeente Den Haag aanbiedt. Kies een van de antwoordmogelijkheden. Er zijn zes aanvullende diensten op het terrein van de Wmo mogelijk.
Welke zorgvormen biedt uw organisatie? Biedt uw organisatie naast MVO ook andere diensten aan de gemeente? (Ruimte voor aanvullende diensten) (Ruimte voor aanvullende diensten) (Ruimte voor aanvullende diensten) (Ruimte voor aanvullende diensten) (Ruimte voor aanvullende diensten) Biedt uw organisatie ook begeleiding aan in andere gemeenten?
Kies een van de antwoorden uit de meerkeuzelijst.
Inhoudelijke evaluatie van de werking van MVO-arrangementen tot nu toe Bij het eerste deel van de vragenlijst gaan we in op uw ervaringen met de werking van de MVO-systematiek tot nu toe. We gaan hierbij in op uw algemene tevredenheid met de systematiek (bijvoorbeeld de toepasbaarheid en de mate van vrijheid die de systematiek biedt) en op wijze van invulling van de arrangementen die u gekozen heeft. Toelichting vooraf over de systematiek: voor het leveren van de maatwerkvoorziening ondersteuning heeft de gemeente Den Haag de complexe indeling van de voormalige functie begeleiding uit de AWBZ losgelaten en gekozen voor een nieuwe, eenvoudige systematiek met drie doelgroepen: (1) Ouderen (psychogeriatrisch en somatisch), (2) Psychiatrie, (3) Lichamelijke-/verstandelijke handicap (LV/VG). Voor elk van de doelgroepen heeft de gemeente één tarief vastgesteld. Vervolgens heeft de gemeente raamcontracten gesloten met veertig zorgaanbieders voor de uitvoering van de MVO. Omdat de zorgaanbieder voor iedere cliënt een gemiddeld tarief voor de doelgroep ontvangt, beoogt de gemeente dat de systematiek zorgaanbieders stimuleert om alleen zorg te leveren die echt nodig is en waar mogelijk te substitueren, dat wil zeggen: over te gaan op een lichtere zorgvorm of – in lijn met de geest van de Wmo – terug te vallen op de zelfredzaamheid of het sociale netwerk van de cliënt. Algemene tevredenheid met systematiek Hoe tevreden bent u met de MVO-systematiek in het algemeen? Hoe ervaart u de praktische toepasbaarheid van de systematiek? Hoe beoordeelt u de MVO-systematiek t.o.v. andere gemeenten?
53130
Uw antwoord
Toelichting op de vraag: Deze vraag gaat over uw tevredenheid over de hele linie. Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. M.a.w.: is het goed mogelijk om de systematiek te vertalen in de dagelijkse processen binnen uw organisatie? Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. Alleen invullen indien u ook aan andere gemeenten aanbiedt.
50
Vragenlijst evaluatie MVO-systematiek gemeente Den Haag Wat zijn eventuele knelpunten bij de toepasbaarheid van de systematiek? Kunt u daarvan voorbeelden noemen? Hoe ervaart u de werking van de intakeprocedure van de systematiek?
M.a.w.: het proces van aanmelding, intake & diagnose tot en met het afgeven van de beschikking.
Hoe beoordeelt u de werking van de declaratieprocedure?
Kies een van de items uit de meerkeuzelijst.
Wat zijn eventuele knelpunten bij de intakeprocedure en declaratieprocedure van de systematiek? Kunt u voorbeelden noemen? Hoe ervaart u de mate van vrijheid die de systematiek biedt? Hoe beoordeelt u de informatievoorziening over de systematiek? In hoeverre voelt u zich gefaciliteerd bij toepassing van de systematiek? Mogelijkheid om uw ervaringen met de mate van vrijheid, informatievoorziening en facilitering door de gemeente toe te lichten: Heeft u gebruik gemaakt van de compensatieregeling? Hoe ervaart u de uitkomsten van de aangevraagde compensatie? Hoe ervaart u het proces van de aanvraag van de compensatie?
Hiermee doelen we op handelingsvrijheid om zorg te verlenen en organiseren op een manier die u passend acht. Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. M.a.w.: voelt u zich voldoende ondersteund door de gemeente om de systematiek toe te passen?
Betreft de subsidieregeling eenmalige tegemoetkoming arrangementen MVO. Hierbij gaat het om de tevredenheid met de uiteindelijke compensatie. Hierbij gaat het om de aanvraagprocedure.
Mogelijkheid om uw ervaringen met de compensatieregeling toe te lichten:
Toelichting vooraf: zoals hierboven vermeld, heeft de gemeente Den Haag in het inkoopbeleid als belangrijk beleidsuitgangspunt geformuleerd dat zorgaanbieders streven naar substitutie van zorg. Dit wil zeggen dat er een beweging van cliënten plaats zou moeten vinden van individuele begeleiding, naar groepsactiviteiten naar algemene voorzieningen, een beweging van het arrangement chronisch naar het arrangement herstel en een positieve uitstroom uit het arrangement. Zie voor een grafische toelichting de figuur hiernaast.
53130
51
Vragenlijst evaluatie MVO-systematiek gemeente Den Haag Door u gekozen invulling van de arrangementen
Uw antwoord
Toelichting op de vraag:
Hoe ervaart u het bieden van maatwerk aan cliëntgroep 2?
Cliëntgroep 1 betreft volwassenen met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek, m.u.v. dak- en thuislozen. Cliëntgroep 2 betreft volwassenen met een beperking (lichamelijk en/of verstandelijk).
Hoe ervaart u het bieden van maatwerk aan cliëntgroep 3?
Cliëntgroep 3 betreft volwassen met een somatische of psychogeriatrische aandoening.
Hoe ervaart u het bieden van maatwerk aan cliëntgroep 1?
Mogelijkheid om uw ervaringen met het bieden van maatwerk toe te lichten. Welk % van de arrangementen voert u zelf uit? Welk % van de arrangementen laat u onder regie uitvoeren? Indicatie % inzet algemene voorzieningen cliëntgroep 1 (psychiatrie) Indicatie % inzet groepsactiviteiten cliëntgroep 1 (psychiatrie) Indicatie % inzet individuele ondersteuning cliëntgroep 1 (psychiatrie) Indicatie % inzet algemene voorzieningen cliëntgroep 2 (beperking) Indicatie % inzet groepsactiviteiten cliëntgroep 2 (beperking) Indicatie % inzet individuele ondersteuning cliëntgroep 2 (beperking) Indicatie % inzet algemene voorzieningen cliëntgroep 3 (somatiek) Indicatie % inzet groepsactiviteiten cliëntgroep 3 (somatiek) Indicatie % inzet individuele ondersteuning cliëntgroep 3 (somatiek) Past u sinds dit jaar nieuwe ondersteuningsvormen toe om de substitutie van zorg in te vullen? Kunt u hiervan voorbeelden noemen? Bent u na 1 januari 2015 meer met vrijwilligers gaan werken? Bent u na 1 januari 2015 meer het netwerk van de cliënt gaan betrekken? Bent u na 1 januari 2015 e-health gaan inzetten bij de begeleiding? Welk % MVO-cliënten is uitgestroomd?
53130
Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden. Betreft zowel arrangementen chronisch als arrangementen herstel, onderscheid hoeft niet gemaakt te worden.
Graag de vraag beantwoorden voor aantal vrijwilligers dat betrokken is bij uitvoering van MVO in Den Haag. Graag de vraag beantwoorden voor steunnetwerk dat betrokken is bij uitvoering van MVO in Den Haag. Graag de vraag beantwoorden voor inzet van e-health en domotica bij uitvoering van MVO in Den Haag. Tussen 1 januari en heden. Indien geen administratieve data, dan graag schatten.
52
Vragenlijst evaluatie MVO-systematiek gemeente Den Haag Welk % cliënten is overgegaan van begeleiding individueel naar groep? Welk % cliënten is van groepsbegeleiding naar alg. voorziening gegaan? Mogelijkheid om uw invulling van de systematiek nader toe te lichten:
Tussen 1 januari en heden. Indien geen administratieve data, dan graag schatten. Tussen 1 januari en heden. Indien geen administratieve data op dit punt, dan graag schatten.
Toekomstige inrichting van de MVO-arrangementen Bij het tweede deel van de vragenlijst gaan we in op de toekomstige inrichting van de MVO-arrangementen in 2016 en verder. De gemeente is hierbij geïnteresseerd in mogelijke verbindingen die gelegd kunnen worden tussen het domein van de Wmo en de domeinen welzijn, inkomen/schulddienstverlening en arbeidsmatige dagbesteding/beschut werk.
Kruisbestuiving tussen domeinen Werkt u samen met welzijnsorganisaties bij de uitvoering van MVO? Ziet u mogelijkheden tot uitbreiding van bovengenoemde samenwerking?
Uw antwoord
Toelichting op de vraag: Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. De samenwerking kan ook vrijwilligersorganisaties betreffen. Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. De vraag betreft de periode 2016 en verder.
Mogelijkheid om uw antwoorden over de mogelijkheden tot verbinding met het welzijnsdomein toe te lichten. Werkt u samen met schulddienstverleners bij de uitvoering van MVO? Werkt u samen met uitkeringsinstanties bij de uitvoering van MVO? Ziet u mogelijkheden tot uitbreiding van bovengenoemde samenwerking? Mogelijkheid om uw antwoorden over de mogelijkheden tot verbinding met het domein van inkomen/schulddienstverlening toe te lichten. Werkt u samen met Wsw-bedrijven bij de uitvoering van MVO? Ziet u mogelijkheden tot uitbreiding van bovengenoemde samenwerking? Mogelijkheid om uw antwoorden over verbinding met het domein arbeidsmatige dagbesteding/beschut werk toe te lichten.
53130
Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. De vraag betreft de periode 2016 en verder.
Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. Kies een van de items uit de meerkeuzelijst. De vraag betreft de periode 2016 en verder.
53
Vragenlijst evaluatie MVO-systematiek gemeente Den Haag Overige innovatiemogelijkheden
Uw antwoord
Welke innovatiemogelijkheden ziet u v.w.b. het delen van infrastructuur met andere aanbieders binnen en buiten het MVO-domein? Welke innovatiemogelijkheden ziet u v.w.b. het poolen van personeel met andere aanbieders binnen en buiten het MVOdomein? Welke innovatiemogelijkheden ziet u v.w.b. het betrekken van het sociale netwerk van de cliënt bij de arrangementen? Kunt u voorbeelden noemen hoe u de inzet van vrijwilligers wilt bevorderen, al dan niet samen met vrijwilligersorganisaties? Kunt u voorbeelden noemen hoe u de mogelijkheden van inzet van domotica en e-health bij begeleiding van cliënten wilt benutten? Wat hebt u nodig van de gemeenten om de bovengenoemde innovatiemogelijkheden te benutten?
Vragen bij het invullen? Heeft u vragen bij het invullen van de vragenlijst? Neem dan contact op met Carlijn Koopal,
[email protected] of 06-13742852.
53130
54
Bijlage 3: begeleiding in andere gemeenten
Figuur 18. Mate waarin aanbieders in andere gemeenten zorg bieden (bron: vragenlijst).
53130
55