Gemeente Den Haag
BSW/2015.232 RIS 289300 BELEIDSREGEL MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE DEN HAAG 2016 HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, gelet op de Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 Besluit: I.
Vast te stellen de bij dit besluit gevoegde beleidsregel Maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016.
II.
In te trekken de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015, RIS 282083.
III.
Dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 januari 2016.
IV.
Dat dit besluit wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad van week 49 van 2015 en met ingang van 3 december 2015, terug te vinden zal zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 289300.
Den Haag, 1 december 2015 Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram
J.J. van Aartsen
BSW/2015.232
2
BELEIDSREGEL MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE DEN HAAG 2016 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze beleidsregel wordt verstaan onder: - aanvaardbaar niveau: de ondersteuning beperkt zich tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt. - aanvrager: de persoon met beperkingen die een melding of aanvraag doet, of voor hem is gedaan. - algemene voorliggende voorzieningen: dit zijn voorzieningen waar iedereen, of een bepaalde groep cliënten, gebruik van kan maken, soms met een lichte toets. De toegang tot algemene voorzieningen is laagdrempelig. Een algemene voorziening is per definitie geen individuele voorziening zoals bedoeld in de wet. Voor een algemene voorziening wordt geen inkomensafhankelijke eigen bijdrage gevraagd. - basisregistratie personen (BRP): De Basisregistratie Personen (BRP) heeft de Gemeentelijke Basisadministratie Personen (GBA) vervangen. In de BRP staan persoonsgegevens van inwoners in Nederland (de ingezetenen) en van personen in het buitenland die een relatie hebben met de Nederlandse overheid (de niet-ingezetenen). - budgetbeheerder: de meerderjarige persoon, zijnde een wettelijk vertegenwoordiger, ouder, voogd, bewindvoerder, curator, door de rechter aangestelde mentor of een door klant aangewezen broer, zus of familielid uit de eerste graad, om samen de administratieve taken behorende bij het pgb, uit te voeren. - budgethouder: de persoon met beperkingen aan wie een pgb is toegekend en die het pgb zelf beheert. - COPD: een verzamelnaam voor de longaandoeningen chronische bronchitis en longemfyseem. - essentiële woonfuncties: leefruimten van de aanvrager; woonkamer, slaapruimten aanvrager en huisgenoten, toilet, badkamer en keuken. - extramuraal zorg arrangement: intensieve thuiszorg waaronder hulp bij het huishouden van een verblijf geïndiceerde als bedoeld in de WLZ of de Zorgverzekeringswet die niet verblijft in een instelling. - gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. - gebruikelijke zorg: gebruikelijke zorg ziet op de ondersteuning die huisgenoten, partners of inwonende kinderen elkaar bij het voeren van een huishouden bieden. Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden. - gezamenlijke huishouding: Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. - hospice: soms ook hospitium genoemd, is een instelling met een huiselijke sfeer die zich in terminale zorg heeft gespecialiseerd. Cliënt heeft een PTZ verklaring. - hulp bij het huishouden categorie 1 (HH1) en hulp bij het huishouden categorie 2 (HH2). HH1 is het tarief voor huishoudelijke hulp waarbij de klant de regie heeft over het huishouden. HH2 is het tarief voor huishoudelijke hulp waarbij de klant geen regie voert over het huishouden en daarbij ondersteund moet worden. - individuele voorziening: een voorziening die door het college -ter uitvoering van artikel 2.3.1 van de Wmo 2015- aan één persoon wordt toegekend en waarop de regels bij en krachtens de wet van toepassing zijn. - informele hulp: ondersteuningswerkzaamheden, uitgevoerd door een meerderjarige zorgverlener uit het eigen sociale netwerk. - intramuraal verblijf: het feitelijke verblijf in een instelling van een verblijf geïndiceerde als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet. - licht huishoudelijk werk: zie toelichting bij dit artikel. - niet uitstelbare taken: zoals broodmaaltijd bereiden, verzorging en opvang van kinderen, opruimen en (alleen bij incontinentie) bedden verschonen, goede verse voedingsmiddelen in de koelkast.
BSW/2015.232
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3
niet-wettelijk voorliggende voorziening: een algemene voorziening waarop aanspraak kan worden gemaakt anders dan op grond van een wettelijke regeling en waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden; overbruggingszorg: Een cliënt heeft een beschikking voor beschermd wonen of een indicatie voor een zorginstelling, verpleeg- of verzorgingshuis en staat op een wachtlijst. In deze gevallen krijgt de cliënt thuis of waar hij verblijft de ondersteuning die hij nodig heeft. Er is overbruggingszorg tot er een plaats in de instelling vrijkomt. Voor overbruggingszorg is een indicatiestelling nodig. persoonsgebonden budget (pgb): een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken. pgb-ondersteuningsplan : een door het college ter beschikking gesteld formulier waarin de aanvrager een begroting opstelt ten behoeve van de inkoop van de ondersteuningsbehoefte uit de Wmo 2015 middels een pgb. PG-problematiek: psycho-geriatrische problematiek o.a. dementie /alzheimer regeling: Regeling Maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016. Sociaal Wijkzorg Team: een multidisciplinair team samengesteld uit professionals én ervaringsdeskundigen uit de zorg, welzijn en gemeente dat bij multidisciplinaire casussen op basis van het principe 1 cliënt – 1 plan – 1 aanspreekpunt de aanpak coördineert. Sociale Verzekeringsbank (SVB): De SVB voert de arbeids-juridische toets uit op zorgovereenkomsten, betaalt het pgb in opdracht van cliënt uit aan de zorgverlener en geeft de declaratiegegevens door aan de Belastingdienst spoedzorg: HH voor mensen wiens situatie onverwacht is veranderd. Spoedzorg wordt aangevraagd door artsen/specialisten/ transferpunten van ziekenhuizen. Gemeente beoordeelt de aanvraag. Voor niet uitstelbare taken wordt binnen 24 uur na aanvraag hulp geleverd. Voor uitstelbare taken wordt de noodzaak binnen 2 werkdagen vastgesteld. De hulp wordt binnen 48 uur na versturen van de leveringsopdracht ingezet. terminale zorg: zorg die een volwassen huisgenoot verleent aan aanvrager die volgens de artsen een levensverwachting heeft tussen de 0 en 6 maanden. Cliënt heeft in dit geval een Palliatieve Terminale Zorg verklaring (PTZ-verklaring). verordening: Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015. volledig pakket thuis: een extramuraal zorgarrangement in de vorm van zorg in natura. voorliggende voorziening: een (gemeentelijke) voorziening waarop aanspraak kan worden gemaakt om aan de zorgvraag te voldoen. wel uitstelbare taken: zoals boodschappen doen, verzorging kleding/linnengoed, zwaar huishoudelijk werk. wettelijk voorliggende voorziening: een algemene voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden. Deze voorziening is voorliggend op grond van artikel 2 van de wet; wooninitiatief: een woonvorm waarbij de cliënten beschermd wonen (ZZP-C) zelfstandig wonen. In deze woonvorm is er een gemeenschappelijke ruimte, een ruimte om individuele begeleiding te verzorgen en kantoorruimte voor het personeel. woonzorgvormen: particuliere verplegings- of verzorgingshuizen en/of beschermde woonzorgvormen. zwaar huishoudelijk werk: zie toelichting bij dit artikel.
Artikel 1.2 Gebruikelijke hulp/zorg/ondersteuning 1. In de Wet is gebruikelijke hulp abstract gedefinieerd. Ten aanzien van gebruikelijke zorg / hulp als bedoeld in deze beleidsregel geldt voor hulp bij het huishouden en de maatwerkvoorziening ondersteuning het volgende: a. Een leefeenheid bestaat uit de personen die deel uitmaken van een gezamenlijke huishouding. Hierbij zijn de gegevens van de BRP leidend. De aanvrager wordt geacht om bij de gemeente de BRP aan te laten passen aan de feitelijke woonsituatie. Het BRP is echter niet doorslaggevend voor de vraag of iemand deel uitmaakt van de leefeenheid, maar de feitelijke situatie.
BSW/2015.232
4
b. Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling die deel uitmaken van een leefeenheid worden ook verondersteld naast een volledige baan of opleiding gebruikelijke zorg te kunnen leveren. c. Iedere meerderjarige (vanaf 18 jaar) wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren. Daarbij wordt een 18 tot 23 jarige verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren en wordt een persoon van 23 jaar en ouder verondersteld een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren. d. Bij vaststellen van gebruikelijke zorg wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, godsdienstige gezindheid, culturele achtergrond, levensovertuiging, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verlenen van ondersteuning. Er wordt geen rekening mee gehouden of men het al dan niet wil of al dan niet gewend is te doen. Indien door het college een maatwerkvoorziening wordt toegekend, moet deze maatwerkvoorziening wel worden afgestemd op de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt. e. Gebruikelijke zorg gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie. 2. Indien een meerderjarige huisgenoot regelmatig langdurige perioden van huis is wegens activiteiten met een verplichtend karakter (bijvoorbeeld werk of onderwijs) wordt de ondersteuning/ hulp bij het huishouden geleverd: a. voor niet uitstelbare ondersteuning indien de volwassen huisgenoot tenminste één etmaal achtereen afwezig is; b. voor uitstelbare ondersteuning indien de volwassen huisgenoot ten minste 7 etmalen achtereen afwezig is. 3. Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot. 4. Indien de meerderjarige huisgenoot nooit een huishouden heeft gevoerd, kan, in afwijking van het gestelde in het eerste lid onder d van ditzelfde artikel, voor maximaal 8 weken hulp aangeboden worden bij het aanleren hiervan. Dit betreft dan HH2. 5. In geval van kamerverhuur, die in een schriftelijke overeenkomst is vastgelegd, is de zorg die de huurder onderscheidenlijk de verhuurder zou kunnen verlenen, geen gebruikelijke zorg. Huurovereenkomst alsmede bewijzen van huurbetaling/ ontvangst dienen dan overlegd te worden. Dit lid is niet van toepassing voor eerste en tweede graad familieleden. Het spreekt voor zich dat de verhuurde ruimten niet worden betrokken bij de beoordeling en dat, indien er sprake is van gemeenschappelijke ruimten zoals in het tiende lid van dit artikel van toepassing is. 6. Bij zelfstandige woongemeenschappen met gemeenschappelijke ruimten, worden de gemeenschappelijke ruimten naar evenredigheid geïndiceerd. 7. Alle ondersteuning van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de verzekerde, dat ondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. 8. Als het gaat om een chronische situatie is de ondersteuning van een volwassen cliënt gebruikelijke zorg wanneer die ondersteuning naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van ondersteuning aan een cliënt: a. het geven van ondersteuning aan een cliënt op het terrein van de maatschappelijke participatie. b. het ondersteunen van cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort. c. het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de cliënt werd uitgevoerd. 9. Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke ondersteuning ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren wordt van hen geen bijdrage verwacht.
BSW/2015.232
5
10. Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke zorg verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende: a. wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde Wlz- of Wmo-zorg, dient men die overbelasting op te heffen door deze zorg door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen. b. voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke zorg, gaat het verlenen van gebruikelijke zorg voor op die maatschappelijke activiteiten, met uitzondering van school, studie of werk. Hoofdstuk 2 Hulp bij het huishouden Artikel 2.1 Criteria voor HH1 en HH2 1.Criteria voor indicatiestelling HH1: a. er is sprake van beperkingen die geheel of gedeeltelijk het voeren van een huishouding (tijdelijk) belemmeren en; b. aanvrager en/of een meerderjarige huisgenoot heeft zelf de regie over het huishouden. 2. Criteria voor indicatiestelling HH2: a. er is sprake van beperkingen die geheel of gedeeltelijk het voeren van een huishouding belemmeren en; b. er zijn jonge kinderen aanwezig die onvoldoende voor zichzelf kunnen zorgen en/of; c. de aanvrager en/of de volwassen huisgenoot heeft geen regie over het huishouden (is niet in staat om aan te geven wat er moet gebeuren) door bijvoorbeeld: a. psychische klachten, psychiatrische aandoening, waaronder ook psycho-geriatrisch (dementie) en/of; b. psychosociale problematiek en/of; c. een visuele handicap d. een verstandelijke beperking Artikel 2.2 Voorliggende voorzieningen voor de hulp bij het huishouden 1. Hulp bij het huishouden wordt niet aangeboden indien cliënt gebruik kan maken van: a. een algemene voorziening; b. een wettelijk voorliggende voorziening c. algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur; d. een voorliggende voorziening; 2. Als voorliggende voorzieningen worden in ieder geval aangemerkt: a. voorzieningen op basis van andere wet- en regelgeving; in het bijzonder de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg; b. eigen netwerk cliënt (familie, vrienden, kennissen etc.); c. welzijn- en vrijwilligersorganisaties 3. Hoe dit beslist wordt en wie er voor in aanmerking komt is terug te vinden in de toelichting bij dit artikel. Artikel 2.3 Tijdsnormering hulp bij het huishouden 1. Ten aanzien van vaststelling van de omvang van de voorziening als bedoeld in artikel 4 van de regeling, wordt HH toegekend in aantal uren en minuten. Het totaal van geïndiceerde uren worden afgerond per kwartier naar boven. 2. De indicatie in minuten wordt afgerond op het dichtstbijzijnde kwartier naar boven. Afronding vindt als volgt plaats: a. indien het totaal aantal minuten uitkomt op een heel uur plus 0-15 minuten, dan wordt dit naar boven afgerond, naar een heel uur en een kwartier. b. indien het totaal aantal minuten uitkomt op een heel uur plus 16-30 minuten, dan wordt dit naar boven afgerond, naar een heel uur plus een half uur.
BSW/2015.232
6
c. indien het totaal aantal minuten uitkomt op een heel uur plus 31-45 minuten, dan wordt dit naar boven afgerond, naar een heel uur en driekwartier. d. indien het totaal aantal minuten uitkomt op een heel uur plus 46- 60 minuten, dan wordt dit naar boven afgerond, naar het volgende hele uur. 3. Het aantal uren en minuten is afhankelijk van: a. gezondheidssituatie aanvrager; b. grootte van het huishouden; c. aanwezigheid van kinderen; d. aanwezigheid van gedragsproblematiek; e. aanwezigheid van communicatieproblemen; f. aanwezigheid van mantelzorg/ vrijwilliger(s); g. aanwezigheid van voorliggende voorzieningen; h. gebruikelijke zorg i. aanwezigheid algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur (artikel 2.2). 4. Het aantal minuten en uren wordt bepaald aan de hand van tijdsnormering zoals vermeld in bijlage I. 5. Bij de bepaling van de omvang van de voorziening worden de volgende normen gehanteerd: a. HH wordt alleen toegekend voor noodzakelijke activiteiten; b. er wordt in principe niet meer geïndiceerd dan nodig is om verantwoorde HH te bieden in de essentiële woonfuncties van de aanvrager en andere inwoners (partner/ kinderen); c. woonruimten die niet onder de essentiële woonfuncties vallen, worden één keer per vier weken schoon gemaakt; d. oppervlakte van een woning speelt geen rol bij het vaststellen van de normtijden; e. bij particuliere Leef- en woongemeenschappen wordt het schoonmaken van gemeenschappelijke ruimten naar rato geïndiceerd. f. argumenten om af te wijken van in de bijlage I vermelde normtijden moeten altijd terug te voeren zijn op de beperkingen van de cliënt of op zijn/ haar leefeenheid; g. bij medische of praktische problematiek bij de aanvrager en/of zijn huishouden zoals, allergie (COPD/ huisstofmijt), (ernstige) vervuiling van het huis, incontinentie, e.d. kan (eventueel tijdelijk) aanvullend op de basisminuten extra tijd worden berekend. Artikel 2.4 Geldigheidsduur indicatie hulp bij het huishouden 1. Indicaties kunnen afgegeven worden voor een periode van minimaal 6 weken tot maximaal 3 jaar. Een indicatie voor de maximale termijn van 3 jaar wordt afgegeven indien uit het onderzoek geen veranderingen, in de situatie van aanvrager binnen die drie jaar, te verwachten zijn. Indicaties die in de periode van 01-01-2016 tot en met 31-12-2016 worden voor maximaal 3 jaar afgegeven, afhankelijk van de situatie van de aanvrager. De uiterste einddatum is laatste datum van CAK periode 13 in 2018. 2. Wanneer er sprake is van meerdere Wmo indicaties, kan het college besluiten de einddatum van de indicatie HH te laten samenvallen met andere lopende indicaties van de Wmo 2015. 3. Wanneer het een vervolgaanvraag betreft die tussen 8 en 4 weken voor het verlopen van de indicatie is ingediend, sluit de nieuwe indicatie direct op de oude aan. 4. Bij spoedaanvragen wordt: a. binnen 24 uur hulp geleverd voor ‘niet uitstelbare taken’. b. als het gaat om ‘uitstelbare taken’ wordt de noodzaak binnen 2 werkdagen vastgesteld. De hulp wordt binnen 2 werkdagen na versturen van de leveringsopdracht ingezet. 5. In afwijking van het eerste en tweede lid worden bij herindicatie van de HH voor de klanten die 80 jaar of ouder zijn, zelfstandig wonen en als hun situatie ongewijzigd is, de uren niet naar beneden bijgesteld en blijft dus het huidige aantal uren gehandhaafd. 6. In geval van overlijden van een klant die samenwoont met een partner kan op verzoek de hulp bij het huishouden via een gecontracteerde aanbieder worden voortgezet tot het eind van de betreffende CAK periode. 7. Indien een klant met een lopende Wmo-HH indicatie een melding doet voor Wmo-Mvo, kan het college de rechtmatigheid van de Wmo-HH indicatie herbeoordelen.
BSW/2015.232
7
8. Indicaties worden afgeven voor een bepaalde periode onder voorbehoud van wets- en beleidswijzigingen. Artikel 2.5 Toekenningscriteria pgb hulp bij het huishouden 1. Een pgb HH wordt alleen verstrekt voor hulp bij het huishouden. 2. Een pgb HH is niet bestemd voor besteding in het buitenland. Hoofdstuk 3
Maatwerkvoorziening Ondersteuning (MvO)
Artikel 3.1 Doelgroepen voor ondersteuning Om voor ondersteuning in aanmerking te komen moet de aanvrager behoren tot één van de vier onderscheiden doelgroepen: a. volwassenen met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek1, met uitzondering van zij die verblijven in een voorziening voor beschermd wonen, dak- en thuislozen en slachtoffers van huiselijk geweld, die verblijven in een voorziening binnen de vrouwenopvang/maatschappelijke opvang; b. volwassenen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking2, c. volwassenen met een somatische en/of psychogeriatrische aandoening3. d. volwassenen met een zintuiglijke beperking4. Artikel 3.2 Criteria voor maatwerkvoorziening ondersteuning 1. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning moet in ieder geval tijdens het onderzoek zijn vastgesteld dat de burger: a. beperkt of niet zelfredzaam is op één of de meerdere levensdomeinen; énb. waarbij er geen of onvoldoende adequate hulp of ondersteuning kan plaatsvinden vanuit het sociale netwerk en/of algemeen toegankelijke voorziening; én c. andere voorliggende voorzieningen niet van toepassing zijn (geen adequate oplossing bieden). 2. Tijdens het onderzoek moet, o.a. met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix, in kaart gebracht worden: a. het regelvermogen van de burger b. de participatie van de burger c. het sociale netwerk van de burger d. het (eventuele) bestaan van multi-problematiek en de relatie tussen problemen 3. Bij een Mvo maatschappelijke ondersteuning en begeleiding kan het gaan om: a. het actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de burger, b. het actief herstellen van bepaalde vaardigheden en/of handelingen, c. het actief herstellen van het beperkte of afwezige sociale netwerk, d. het actief herstellen van beperkte of afwezige participatie. Artikel 3.3 Voorliggende voorzieningen voor de maatwerkvoorziening ondersteuning 1. De maatwerkvoorziening ondersteuning wordt niet aangeboden indien cliënt gebruik kan maken van een voorliggende voorziening. 2. Als voorliggende voorzieningen worden in ieder geval aangemerkt: a. voorzieningen op basis van andere wet- en regelgeving; in het bijzonder de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg; b. eigen netwerk cliënt (familie, vrienden, kennissen etc.); c. welzijn- en vrijwilligersorganisaties, en/of; d. algemeen gebruikelijke voorzieningen:
1
voorheen AWBZ grondslag Psychiatrische aandoening of beperking voorheen AWBZ grondslagen Lichamelijke handicap en Verstandelijke beperking 3 voorheen AWBZ grondslagen Somatische (lichamelijke) ziekte, aandoening of beperking en Psychogeriatrische aandoening of beperking 4 voorheen AWBZ grondslag Zintuigelijke handicap, uitwerking in bijlage III 2
BSW/2015.232
8
3. Bij het onderzoek stelt de gemeente vast of een voorliggende voorziening de hulpvraag kan beantwoorden. Hierbij wordt rekening gehouden met: a. de persoonskenmerken van de aanvrager, zoals leeftijd en beperkingen; b. het inkomen van de aanvrager; c. sociale omstandigheden, zoals de gezinssituatie; d. beschikbaarheid van de voorzieningen (afhankelijk van haalbaarheid). 4. Indien tijdelijk geen beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, stelt de gemeente een overbruggingstermijn van maximaal 3 maanden. Deze termijn wordt opgenomen in de beschikking. 5. Niet als voorliggende voorziening worden in ieder geval aangemerkt: a. mantelzorg; Mantelzorg is vrijwillig en niet afdwingbaar en wordt dan ook niet als voorliggende voorziening beschouwd. Dit neemt niet weg dat bij het stellen van de indicatie wel rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van mantelzorg en dat bepaalde taken door de mantelzorger worden gedaan. Voor deze taken worden dan geen uren geïndiceerd. Het is daarom belangrijk ook de mantelzorger bij de (her)beoordeling te betrekken en te verifiëren welke taken structureel door de mantelzorger worden overgenomen. b. woonzorgvormen; Het verhuizen naar een woonzorgvorm is vrijwillig en niet afdwingbaar en wordt dan ook niet als voorliggende voorziening beschouwd. Artikel 3.4 Tijdsnormering MvO (alleen bij pgb) 1.Het aantal uren en dagdelen dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van: a. gezondheidssituatie aanvrager; b. aanwezigheid van gedragsproblematiek; c. aanwezigheid van communicatieproblemen; d. aanwezigheid van mantelzorg/ vrijwilliger(s); e. aanwezigheid van voorliggende voorzieningen; f. gebruikelijke zorg/hulp. 2. Indien de persoonlijke situatie van de aanvrager hiertoe aanleiding geeft, kan, mits goed gemotiveerd, afgeweken worden van de algemene richtlijnen zoals genoemd in bijlage II. Artikel 3.5 Geldigheidsduur indicatie 1. Indicaties worden afgegeven worden voor een periode van 6 weken tot maximaal 3 jaar. 2. Een indicatie voor een termijn korter dan een jaar wordt afgegeven indien uit het onderzoek blijkt dat er vooruitgang (herstel) in de situatie van de aanvrager wordt verwacht5. 3. Wanneer het een vervolgaanvraag betreft die tijdig6 is ingediend, sluit de nieuwe indicatie direct op de oude aan. 4. Bij spoedaanvragen wordt: a. binnen 24 uur hulp geleverd voor ‘niet uitstelbare taken’ b. als het gaat om ‘uitstelbare taken’ wordt de noodzaak binnen 2 werkdagen vastgesteld. De hulp wordt binnen 2 werkdagen na versturen van de leveringsopdracht ingezet. 5. Wanneer er sprake is van meerdere Wmo indicaties, kan het college besluiten de einddatum van de indicatie MvO te laten samenvallen met andere lopende indicaties van de Wmo 2015 6. Indicaties worden afgeven voor een bepaalde periode onder voorbehoud van wets- en beleidswijzigingen Artikel 3.6 Vervoer van en naar groepsactiviteiten 1. Vervoer bij de maatwerkvoorziening ondersteuning is alleen bedoeld voor vervoer van en naar groepsactiviteiten. Vervoer wordt alleen geïndiceerd als er een medische noodzaak bestaat. 2. Het vaststellen van de vervoersbehoefte maakt in alle gevallen deel uit van de indicatiestelling. 5
Of indien er een duidelijke reden is om een kortere indicatie af te geven (bv. verhuizing, wijziging in de woonsituatie, etc) 6 Acht weken voor afloop van de lopende indicatie
BSW/2015.232
9
3. In geval van een indicatie voor zorg in natura zijn er drie uitkomsten; a. geen indicatie voor vervoer b. indicatie voor vervoer; lopend (zelf instap-taxi) c. indicatie voor vervoer; zittend (in een rolstoel-taxi) Artikel 3.7 Persoonsgebonden budget (pgb) voor maatwerkvoorziening ondersteuning 1. Ten aanzien van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ondersteuning als bedoeld in artikel 4.1 van de verordening en hoofdstuk 4 van deze beleidsregel geldt aanvullend en specifiek voor de maatwerkvoorziening ondersteuning dat: 2. De hoogte van het pgb is, in afwijking van zorg in natura waar het tarief voor alle cliënten van een doelgroep hetzelfde is, gebaseerd op de individuele situatie van de cliënt. 3. Indien de kosten van het pgb, de kosten van een traject in natura voor de betreffende doelgroep, overstijgen en er geen dringende redenen aanwezig zijn om een pgb te verstrekken wordt de cliënt in de gelegenheid gesteld het verschil zelf bij te passen of wordt het pgb afgewezen. In geval het pgb wordt afgewezen staat natuurlijk altijd de weg naar zorg in natura open. 4. Er wordt bij individuele ondersteuning onderscheid gemaakt tussen formele hulp tegen een hoog pgb tarief (professionele hulp die wordt ingekocht bij een zorginstelling of bij een zzp-er), en informele hulp tegen het laag pgb-tarief (niet beroepsmatige hulp van mensen uit de eigen omgeving en het eigen netwerk). Hoofdstuk 4
Persoonsgebonden budget
Artikel 4.1 Doelgroepen voor het persoonsgebonden budget 1. Om voor de een persoonsgebonden budget in aanmerking te komen mag de aanvrager niet tot één van de uitsluitingsgronden behoren. De volgende uitsluitingsgronden worden onderscheiden voor het pgb: a. volwassenen die een verslavingsproblematiek hebben. b. volwassenen die problematische schulden hebben, in een schuldhulpverleningstraject zitten of op wie de Wet Schuldhulpsanering Natuurlijke Personen (WSNP) van toepassing is verklaard. c. volwassenen die sinds 2007 een maatregel opgelegd hebben gekregen voor fraude of misbruik (van financiële regelingen). d. cliënt zelf geen regie kan uitvoeren over zijn eigen ondersteuningsbehoefte. e. geen doelmatig of rechtmatige besteding van het pgb heeft plaatsgevonden als gevolg van misbruik, oneigenlijk gebruik of fraude. f. van bovengenoemde uitsluitingsgronden kan worden afgeweken indien een volwassene ondanks zijn aandoening(en) of door andere oorzaken, aantoonbaar in staat is om zelfstandig beslissingen te nemen conform professionele normen, waarbij deze ondersteund wordt door een budgetbeheerder die eveneens hoofdelijke aansprakelijkheid op zich neemt. 2. De aanvrager moet voldoende in staat zijn de aan het pgb verbonden taken en verplichtingen op verantwoorde wijze uit te voeren. De aanvrager komt in ieder geval niet in aanmerking voor een pgb: a. als de aanvrager tot één van de uitsluitingsgronden behoort uit her eerste lid, niet zelf de regie kan voeren op de aan het pgb verbonden taken en verplichtingen en de benodigde ondersteuning is in natura beschikbaar. Het inschakelen van derden voor het budgetbeheer is alleen dan mogelijk indien er sprake is van dringende redenen zoals beschreven in artikel 4.6. b. als de aanvrager op de dag waarop de aanspraak zou aanvangen, zorg met verblijf ontvangt in een instelling als bedoeld in de WLZ of de Zorgverzekeringswet zal verblijven, tenzij het gaat om kortdurend verblijf. c. als de aanvrager in zijn rol als budgethouder of zijn budgetbeheerder zich niet kan legitimeren. d. uit het onderzoek volgt dat cliënt niet in staat is een pgb te kunnen beheren. e. geen volledig en correct ingevuld ondersteuningsplan aan de consulent/intaker beschermd wonen is overlegd. f. als een mantelzorger wordt ingehuurd om de zorg te verlenen, tenzij de mantelzorger kan aantonen dat hij of zij inkomsten verlies heeft doordat hij of zij voor een naaste is gaan zorgen of als het medisch noodzakelijk is dat de zorg door een mantelzorger wordt verleend.
BSW/2015.232
10
Artikel 4.2 Criteria voor het persoonsgebonden budget 1. Om in aanmerking te komen voor het persoonsgebonden budget dient cliënt ten behoeve van het onderzoek: a. te onderzoeken of er zorg in natura beschikbaar is. b. aan te geven waarom het pgb de voorkeur heeft boven zorg in natura. c. aan te geven waarom de verstrekkingsvorm pgb de voorkeur geniet. d. een pgb-ondersteuningsplan op te stellen inclusief begroting van de in te kopen zorg. Artikel 4.3 Criteria voor het pgb-ondersteuningsplan 1. De budgethouder dient een door de gemeente verstrekt pgb-ondersteuningsplan in te vullen. 2. In het pgb-ondersteuningsplan worden in ieder geval de volgende zorginhoudelijke vragen gesteld: a. welk probleem wilt u oplossen? b. welk doel wilt u bereiken? c. welke zorg of ondersteuning wilt u inkopen om uw doel te bereiken? d. waar gaat deze zorg of ondersteuning uit bestaan? e. hoeveel ondersteuning denkt u dat u nodig heeft? f. hoe lang denkt u dat u deze ondersteuning nodig heeft? g. bij wie wilt u uw zorg of ondersteuning inkopen? h. een duidelijke motivering voor de verstrekkingvorm pgb; i. welke mogelijkheden kunt u zelf nemen om tegemoet te komen aan de ondersteuningsbehoefte? j. op welke manier draagt de ingekochte ondersteuning bij aan participatie en zelfredzaamheid? k. hoe wordt de kwaliteit van de ingekochte ondersteuning gewaarborgd? l. bent u bekend en in staat te voldoen aan de rechten en plichten behorende bij een pgb? 3. Indien er sprake is van een budgetbeheerder dient deze te tekenen voor mede hoofdelijke aansprakelijkheid. 4. Het pgb-ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van het onderzoek en dient positief beoordeeld te zijn door de het college. Artikel 4.4 Criteria voor het opstellen van het advies 1. In het advies wordt opgenomen of cliënt: a. is geïnformeerd over de rechten en plichten welke de budgethouder heeft; b. een model-pgb-ondersteuningsplan van consulent heeft ontvangen; c. een pgb-ondersteuningsplan ingevuld heeft geretourneerd aan de consulent en besproken; d. op basis van het ingevulde pgb-ondersteuningsplan in staat is een pgb te beheren7; e. een wettelijke vertegenwoordiger heeft of een derde heeft gemachtigd die het pgb voor hem kan beheren en dat deze zich heeft gelegitimeerd. f. budgetbeheerder is verzocht toestemming te geven voor nader onderzoek om aanwezigheid van uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 4.1 uit te sluiten. g. er aanwijzingen zijn voor toepassing van uitsluitingsgronden. h. Een door de consulent uitgebracht advies is maximaal 6 maanden geldig. Artikel 4.5 Verplichtingen bij verstrekking van een pgb 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget worden de cliënt de volgende verplichtingen opgelegd: a. de cliënt mag niet van plan zijn om het pgb (uitsluitend) te gebruiken voor het inkopen van ondersteuning bij een door de gemeente gecontracteerde of gesubsidieerde zorgaanbieder of zijn onderaannemer. b. indien een cliënt gebruik wil maken van een pgb naast zorg in natura dan kan dit alleen voor de zorg die niet gecontracteerd is en / of er sprake is van dringende redenen zoals genoemd in artikel 4.6.
7
Leidend is de CIZ indicatiewijzer versie 7.0 van januari 2014
BSW/2015.232
11
c. de ingekochte ondersteuning moet adequaat, veilig, doeltreffend, passend (cliëntgericht), kwalitatief goed en te verantwoorden zijn. d. als voor de ingekochte ondersteuning landelijk geldende kwaliteitscriteria of een minimale opleiding vereist is, dient de zorgverlener over de desbetreffende kwalificatie te beschikken. e. de budgethouder dient een SVB zorgovereenkomst op te stellen met de zorgverlener. Dat is een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie die per voorziening, voor een x aantal uren voor een y tarief, hulp levert. Hierbij zijn maandtarieven uitgesloten. f. de cliënt dient zich te houden aan de (kwaliteits)verplichtingen zoals door de SVB aangegeven in de zorgovereenkomst. g. de cliënt dient de zorgovereenkomst naar de SVB op te sturen. h. de hoogte van het pgb is de uitkomst van het aantal uren benodigde ondersteuning maal een maximaal bedrag per uur. Mocht de cliënt meer uren of een duurdere hulpverlener willen, dan dient de cliënt een vrijwillige storting doen op rekening van de SVB om de meerkosten te betalen. i. de zorgaanbieder wordt enkel op basis van het aantal geleverde uren/dagdelen zorg uitbetaald, zoals omschreven in het pgb-ondersteuningsplan. Uitbetaling middels maandloon is niet toegestaan. j. de cliënt dient binnen 6 weken na afloop van de maand waarin de zorg is verleend, declaraties van zijn zorgverlener bij de SVB in te dienen. Na deze termijn kan de SVB de factuur niet meer in behandeling nemen. k. indien er wijzigingen in de persoonlijke situatie optreden welke van invloed kunnen zijn op het verstrekken van een pgb, dient cliënt dit binnen 2 weken aan de gemeente te melden. De gemeente kan het pgb opschorten of intrekken. 2. Indien de klant of budgetbeheerder onrechtmatige besteding, oneigenlijk gebruik, misbruik of fraude van zijn pgb door zijn zorgaanbieder vermoed of constateert, is klant verplicht dit direct te melden bij de gemeente en aangifte bij de politie te doen, op basis van zijn (mede) hoofdelijke aansprakelijkheid. 3. Wanneer met terugwerkende kracht (ingeval van bezwaar, beroep, herziening) de noodzaak tot meer uren ondersteuning wordt vastgesteld, kunnen, ingeval van pgb, deze gemiste uren worden toegekend als zij daadwerkelijk en aantoonbaar geleverd zijn. Wanneer niet aangetoond wordt dat er daadwerkelijk hulp is ingezet, wordt er niet met terugwerkende kracht pgb toegekend. Artikel 4.6 Persoonsgebonden budget (pgb) voor de voorzieningen 1. Ten aanzien van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ondersteuning als bedoeld in artikel 4.1 van de verordening en hoofdstuk 4 van deze beleidsregel geldt aanvullend dat: a. het pgb niet mag worden gebruikt om de ondersteuning in te kopen bij één van de door de gemeente gecontracteerde en/of gesubsidieerde aanbieders of onderaannemers voor de betreffende voorziening. b. indien naar het oordeel van het college er dringende redenen zijn waarom een cliënt gebruik moet maken van een pgb, mag het pgb de hoogte van het zorg in natura tarief overstijgen. Dringende redenen om voor een pgb te moeten kiezen kunnen zijn: 1° de cliënt heeft hulp nodig die vooraf slecht in te plannen is; 2° de cliënt heeft hulp nodig op verschillende tijden op de dag; 3° de cliënt heeft hulp nodig op veel korte momenten op de dag; 4° er is vaak hulp nodig op ongebruikelijke tijden (bv. tussen 23.00 uur en 7.00 uur); 5° er is hulp nodig op verschillende locaties; 6° de zekerheid van een vaste hulpverlener die zich voor langere tijd aan het individu/gezin verbindt en naast de ondersteuning ook de persoonlijke verzorging levert (in sommige gevallen); 7° passende ondersteuning is niet in natura beschikbaar. Artikel 4.7 Pgb-tarieven en besteding 1. De tarieven per zorgvoorziening worden jaarlijks vastgesteld in de Regeling. 2. Het pgb is een ‘all-inclusief bedrag’. Dit omvat 8% vakantiegeld, avond- en weekendtoeslag, en mag alleen besteed worden aan arbeidskosten moet volledig ten goede komen aan de ondersteuning zelf. 3. Woonkosten, reiskosten, administratieve kosten, vergoeding voor feestdagenuitkering, een eenmalige uitkering, benodigdheden als schoonmaakmiddelen, een presentje als bloemen mogen niet uit het PGB
BSW/2015.232
12
worden bekostigd en kunnen als zodanig niet apart worden gedeclareerd. De gemeente Den Haag kent geen vrij besteedbaar bedrag, noch een eenmalige uitkering bij overlijden. 4. Kosten voor het inschakelen van tussenpersonen, belangenbehartigers, een bemiddelingsbureau vallen buiten het budget en mogen niet van het pgb worden bekostigd. 5. Het pgb is niet bestemd voor besteding aan mantelzorg. 6. Gebruik van pgb in het buitenland is enkel voor de maatwerkvoorziening ondersteuning mogelijk met schriftelijke toestemming van het college, zie bijlage IV. 7. Bij een verblijf van langer dan zes weken in het buitenland geldt bij inhuur van ondersteuning die niet onder de Nederlandse sociale en belastingwetgeving valt, geldt het voor dat land geldende 'aanvaardbaarheidspercentage' voor de hoogte van het pgb. 8. Het budget van het pgb dient evenredig over het jaar te worden besteed. Na declaratie door de budgethouder gaat de SVB over tot uitbetaling aan de zorgverlener. 9. De eis van evenredige besteding geldt niet in geval van tijdelijke zorg met een afbouw karakter, omdat het om situaties gaat waarbij in het begin meer hulp nodig is en die langzaam afneemt. Artikel 4.8 Vermoeden van misbruik, oneigenlijk gebruik of fraude 1. Op basis van ontvangen signalen kan het college op basis van de haar beschikbare gegevens ter preventie, opsporing of controle op misbruik, oneigenlijk gebruik of niet rechtmatige besteding, nader onderzoek instellen naar: a. de klant; b. de (beoogd) budgetbeheerder van de klant; c. de zorgverlener; d. de zorgaanbieder. 2. Indien een budgethouder de besteding van het pgb niet adequaat kan verantwoorden (naam, adres en woonplaats van de zorgverlener, het aantal gewerkte uren per 4 weken of de uren uit het zorgovereenkomst niet overeen komen met het pgb-ondersteuningsplan), beëindigt het college het pgb. 3. Partijen zoals genoemd in het eerste lid zijn verplicht mee te werken aan huis-of kantoorbezoek op straffe van onmiddellijke beëindiging van het pgb. 4. Het pgb kan worden opgeschort bij vermoeden van oneigenlijk gebruik of niet rechtmatige besteding. Om zorgcontinuïteit te garanderen kan het college aan cliënt Zorg in Natura aan bieden. 5. Indien het pgb niet adequaat, doelmatig of rechtmatig is besteed kan de gemeente het pgb geheel of gedeeltelijk terugvorderen bij budgethouder en/of budgetbeheerder conform gestelde in de Verordening en Regeling. 4.9 Weigeringsgronden pgb in geval van misbruik, oneigenlijk gebruik of fraude 1. In geval geen doelmatig of rechtmatige besteding van het pgb heeft plaatsgevonden als gevolg van misbruik, oneigenlijk gebruik of fraude geldt het volgende: a. het college kan het pgb terugvorderen conform gestelde in de Verordening en de Regeling; b. cliënt kan een pgb worden geweigerd indien: 1° een eerder pgb is stopgezet en/of teruggevorderd wegens het ondeugdelijk beheren van het pgb; 2° naar de beoogd budgetbeheerder zoals bedoeld in artikel 3.2 eerste lid een onderzoek loopt wegens misbruik of fraude, zowel als natuurlijk persoon of als rechtspersoon. De consulent stelt cliënt schriftelijk op de hoogte indien zijn budgetbeheerder door de gemeente is uitgesloten van betrokkenheid bij een pgb. d. zorg wordt ingekocht bij een zorgaanbieder van wie klanten in het verleden een pgb is teruggevorderd wegens het niet (volledig) leveren van de geïndiceerde zorg door deze zorgaanbieder danwel de door hem ingehuurde zorgverlener. De consulent stelt cliënt schriftelijk op de hoogte indien zijn zorgverlener of zorgaanbieder door de gemeente is uitgesloten van betrokkenheid bij een pgb. 2. In geval de gemeente niet akkoord is met een budgetbeheerder, zorgverlener of zorgaanbieder zoals omschreven is in het eerste lid onder b en c, heeft cliënt de mogelijkheid om iemand anders in te schakelen of voor zorg via een door de gemeente gecontracteerde aanbieder te kiezen.
BSW/2015.232
13
Artikel 4.10 Procedure 1. Het college geeft op basis van de aanvraag (omvat mede het advies en het pgb-ondersteuningsplan) een toekenningsbeschikking af aan cliënt. 2.Op basis van de toekenningsbeschikking en het pgb-ondersteuningsplan sluit cliënt (een) zorgovereenkomst(en) af met zijn zorgverlener(s) en stuurt deze op naar de SVB. Hoofdstuk 5 gereserveerd
Vervoer
Hoofdstuk 6 gereserveerd
Hulpmiddelen
Hoofdstuk 7
Logeervoorziening
Artikel 7.1 Algemeen Een logeervoorziening omvat logeren gedurende maximaal drie etmalen per week, gepaard gaande met persoonlijke verzorging of begeleiding. Artikel 7.2 Bepalen van zelfredzaamheid ten aanzien van een logeervoorziening 1. Om in aanmerking te komen voor een logeervoorziening moet tijdens het onderzoek zijn vastgesteld dat de burger is aangewezen op permanent toezicht en dat ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de burger levert, noodzakelijk is. 2. Van permanent toezicht is sprake indien: a. de burger op basis van aandoeningen, stoornissen en beperkingen noodzakelijkerwijs op toezicht is aangewezen op regelmatige en onregelmatige momenten; b. het toezicht wordt geboden op basis van actieve observatie; c. het toezicht dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie vroegtijdig signaleert, waardoor tijdig kan worden ingegrepen en escalatie van onveilige/ gevaarlijke/ (levens) bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor burger kan worden voorkomen; d. zorgverlening elk moment nodig kan zijn. Behalve geplande zorg is regelmatig ook ongeplande zorg nodig; e. de burger niet in staat is te beoordelen of hij zorg nodig heeft, hulp in te roepen en hulp af te wachten. Artikel 7.3 Indicatiecriteria Aan alle hieronder vermelde criteria moet worden voldaan: a. de burger heeft een somatische, verstandelijke, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking; b. de burger is gezien de zorgbehoefte aangewezen op zorg gepaard gaande met permanent toezicht; c. de burger is hierop gedurende maximaal drie etmalen per week aangewezen, en; d. de ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de burger levert, is noodzakelijk (respijtzorg). Hoofdstuk 8 Beschermd Wonen Artikel 8.1 Algemeen 1. Beschermd Wonen is een regionale voorziening voor mensen met een psychiatrische aandoening die niet in staat zijn tot zelfstandig wonen en voor wie geen voorliggende voorziening aanwezig is zoals de WLZ. 2. Voor bestaande cliënten Beschermd Wonen met een AWBZ indicatie voor een zorgzwaartepakket GGZC geldt een overgangsrecht van vijf jaar (tot 1 januari 2020), of korter als een indicatie eerder eindigt. 3. Beschermd wonen is een samengestelde maatwerkvoorziening en bestaat uit de volgende deelproducten: (beschermende) woonvorm met toezicht, begeleiding en dagbesteding. Vervoer maakt geen onderdeel uit van deze voorziening.
BSW/2015.232
14
Artikel 8.2 Toegangsproces 1. De toegang tot Beschermd Wonen is regionaal georganiseerd, waarbij de gemeente Den Haag als centrumgemeente functioneert. 2. De screening die nodig is om toegang te krijgen tot Beschermd Wonen is bij de aanbieders Beschermd Wonen ondergebracht. 3. Het advies dat uit deze screening komt, maakt deel uit van de daadwerkelijke aanvraag voor de voorziening en wordt door het college overwogen in de beschikking. 4. Een uitgebracht advies is maximaal 6 maanden geldig. 5. De geldigheidsduur van de toewijzing van de voorziening kan 1 (jaarlijkse herbeoordeling) of 3 jaar (voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening bv. korsakov) zijn. Artikel 8.3 Screening 1. Het toegangsproces Beschermd Wonen kent de volgende stappen. a. de professionele begeleider neemt contact op met een aanbieder Beschermd Wonen. b. de aanbieder verzorgt de screening en stelt een advies op. Bij cliënten die aangeven een pgb te willen, wordt met behulp van een beslisboom een advies hierover uitgebracht. c. het advies wordt aan de cliënt en de gemeente aangeboden. d. de gemeente registreert het advies ter afsluiting van de melding. 2. Aanvragen door de cliënt van de voorziening: a. Beschermd Wonen middels zorg in natura: aanvraag wordt ingediend in centrumgemeente Den Haag. Den Haag is via een convenantsafspraak gemandateerd beschikkingen af te geven ten behoeve van cliënten uit de regiogemeenten. b. Beschermd Wonen middels pgb: aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar hij woont. 3. De afgifte van de beschikking volgt binnen 2 weken. Artikel 8.4 Het pgb-tarief voor de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 1. Voor het pgb Beschermd Wonen geldt het tarief zoals vastgelegd in de Regeling. 2. Er wordt bij beschermd wonen onderscheid gemaakt tussen formele hulp tegen een hoog PGB tarief (professionele hulp die wordt ingekocht bij een zorginstelling of bij een zzp-er) en informele hulp tegen het laag pgb-tarief ( niet beroepsmatige hulp van mensen uit de eigen omgeving en het eigen netwerk). 3. Het pgb niet mag worden gebruikt om de ondersteuning in te kopen bij één van de door de gemeente gecontracteerde aanbieders van beschermd wonen. 4. Beschermd Wonen middels een pgb kan ook in een wooninitiatief. Een wooninitiatief dient aan de volgende regels te voldoen: a. er wonen minimaal 3 en maximaal 26 bewoners die een pgb hebben. b. de bewoners staan bij de gemeente ingeschreven op één adres. Of ze staan ingeschreven op adressen die dicht bij elkaar liggen (maximaal 100 meter uit elkaar). c. de bewoners hebben een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten. Hoofdstuk 9 gereserveerd
Maatschappelijke opvang (gereserveerd)
Hoofdstuk 10 Huiselijk geweld (gereserveerd) gereserveerd Hoofdstuk 11 Crisiszorg (gereserveerd) gereserveerd Hoofdstuk 12 Slotbepalingen Artikel 12.1 Overgangsrecht Op beschikkingen afgegeven vóór 1 januari 2016 blijft de ten tijde van het afgeven van die beschikking geldende beleidsregel van toepassing.
BSW/2015.232
15
Artikel 12.2 Citeertitel Deze beleidsregel worden aangehaald als Beleidsregel Maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016.
Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld. Artikel 1.1: Begripsbepalingen Aanvaardbaar niveau: het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang de situatie van betrokkene voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben. Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De ondersteuning beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak, of betekent niet per definitie dat hij alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende. Algemene voorliggende voorzieningen: Voorbeelden van algemene voorliggende voorzieningen zijn: a. sociale alarmering b. kinderopvang in al zijn verschijningsvormen c. dagrecreatie voor ouderen in een welzijnsinstelling d. GGZ Inloopsoos e. contactmiddag voor verstandelijk gehandicapten f. dagrecreatie voor mensen met een verstandelijke/lichamelijke beperking bij een vrijetijdsinstelling Licht huishoudelijk werk: zoals kamers opruimen, stofzuigen, reinigen badkamer en toilet, ramen lappen, stof afnemen, bedden opmaken, afhalen en verschonen van bedden, opruimen huishoudelijk afval, planten verzorgen, afwassen, kleding en linnengoed wassen en strijken, hulp bij broodmaaltijden, actief signaleren van veranderingen in de gezondheid en sociale situatie, behoefte aan meer of andersoortige zorg actief communiceren met de contactpersoon van de klant, samen met de klant het huishouden doen en zorgen voor een leereffect en stimuleren van zelfredzaamheid waardoor de klant op korte termijn minder hulp nodig heeft, verrichten van hand- en spandiensten ten behoeve van het huishouden en hulp bij online boodschappen bestellen of als dat niet lukt het actief inschakelen van een boodschappenbegeleidingsdienst of boodschappen doen. Zwaar huishoudelijk werk: alle werkzaamheden genoemd onder licht huishoudelijk werk aangevuld met activiteiten in het kader van de organisatie van het huishouden zoals opvang en/of zorg voor kinderen, het gedeeltelijk overnemen van de organisatie van het huishouden, advies, instructie en voorlichting over huishoudelijk werk. Artikel 2.2 Voorliggende voorzieningen Wmo-HH 1. Als voorliggende voorzieningen worden in ieder geval aangemerkt: a. algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals: kinderopvang (alle soorten); zorgverlof; oppascentrale; eigen netwerk (familie, vrienden, kennissen etc. bijvoorbeeld voor de boodschappen); welzijn- en vrijwilligersorganisaties (indien aanwezig in de wijk, bijv. voor boodschappen); boodschappen bezorgdiensten
BSW/2015.232
16
Voor HH geldt, evenals voor andere voorzieningen binnen de Wmo, het primaat van de algemene/voorliggende voorziening. Mocht het gebruik van een dergelijke voorziening mogelijk (en aanwezig) zijn dan dient de aanvrager hier gebruik van te (gaan) maken. b. algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur zoals: a. wasmachine b. stofzuiger c. magnetron d. koelkast Als algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur niet aanwezig is maar wel een adequate oplossing kan bieden voor (een deel van) het probleem (minder geïndiceerde uren), dan dient aanvrager deze aan te schaffen. Hiervoor kan gemeentelijke bijzondere bijstand voor duurzame goederen worden aangevraagd. 1. wasdroger 2. afwasmachine Wasdroger en afwasmachine kunnen voorliggend zijn maar bij de beoordeling of dit in de situatie van de aanvrager het geval is dient, meer dan bij de eerder genoemde gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, rekening gehouden te worden met het gestelde in het tweede lid van dit artikel. c. overige voorliggende voorzieningen waaronder in ieder geval: maaltijdvoorziening in de wijk; maaltijdservice aan huis; online boodschappen bestellen; boodschappen begeleidingsdienst; kant- en klaar maaltijden. 2. Bij het onderzoek / de beslissing op aanvraag stelt de gemeente vast of de voorliggende voorzieningen toereikend zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met: a. de persoonskenmerken van de aanvrager zoals leeftijd en beperkingen b. het inkomen van de aanvrager; c. sociale omstandigheden, zoals de gezinssituatie, aanwezigheid van partner; d. beschikbaarheid van de voorzieningen (afhankelijk van haalbaarheid). 3. Indien tijdelijk geen beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, stelt de gemeente een overbruggingstermijn van maximaal 3 maanden. Dit wordt als voorwaarde opgenomen in de beschikking. 4. Niet als voorliggende voorziening worden in ieder geval aangemerkt: a. mantelzorg; Mantelzorg is vrijwillig en niet afdwingbaar. Dit neemt niet weg dat bij het stellen van de indicatie wel rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van mantelzorg en dat bepaalde taken door de mantelzorger worden gedaan. Voor deze taken worden dan geen uren geïndiceerd. Het is daarom belangrijk ook de mantelzorger bij de indicatiestelling te betrekken en te verifiëren welke taken structureel door de mantelzorger worden overgenomen. Indien de partner of de mantelzorger inwonend is, is deze verplicht om (indien mogelijk) de huishoudelijke taken over te nemen. b. woonzorgvormen; Het verhuizen naar een woonzorgvorm is vrijwillig en niet afdwingbaar en wordt dan ook niet als voorliggende voorziening beschouwd. Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening ondersteuning De ondersteuning (=maatwerkvoorziening ondersteuning) is gericht op het bevorderen en het behoud van zelfredzaamheid en participatie van de Haagse burgers. De ondersteuning wordt alleen aan volwassenen geboden. De ondersteuning voor burgers tot 18 jaar wordt vanaf 2015 in de nieuwe Jeugdwet geregeld.
BSW/2015.232
17
Binnen de maatwerkvoorziening ondersteuning valt onder andere individuele begeleiding, dagbesteding en groepsbegeleiding; kortdurend verblijf, vervoer naar en van de dagbesteding en persoonlijke verzorging (voor zover deze niet binnen de Zorgverzekeringswet valt). Persoonlijke verzorging bestaat dan uit hulp bij alledaagse levensverrichtingen zoals opstaan, douchen, aankleden, eten en drinken, naar het toilet gaan e.a. Houdt de verzorging verband met geneeskundige zorg, dan valt ze onder de Zvw. Ligt ze in het verlengde van begeleiding, dan valt ze onder de Wmo. Artikel 3.3 + 8.1 lid 1: Afbakening tussen drie wetten Wmo, Wlz en Zvw Per 1 januari 2015 is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) overgegaan in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Jeugdwet. Hieronder staat in het kort de afbakening tussen de Wmo, de Zvw en de Wlz. Wmo De regering beoogt met de Wmo 2015 de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning, de houdbaarheid en zorg voor elkaar te doen toenemen. Zo kunnen ook mensen die afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning van de overheid, in de toekomst blijven deelnemen aan de samenleving en zo lang mogelijk in hun eigen vertrouwde omgeving blijven wonen. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. De Wmo zorgt ervoor dat deze mensen met een beperking de ondersteuning krijgen die ze hiervoor nodig hebben, in de vorm van onder andere huishoudelijke hulp, dagbesteding, een rolstoel of een taxibus. Zvw De zorg in de Zorgverzekeringswet is gericht op genezing of behoud van lichamelijke en geestelijke functies. Om de samenhang van zorg te versterken zijn onderdelen van de AWBZ onder de Zvw gebracht. Doordat de verpleging en verzorging per 1 januari 2015 deel uitmaken van de Zvw, is deze zorg dichter bij de andere eerstelijnszorg zoals huisartsenzorg gepositioneerd. Door een sterkere eerste lijn kunnen mensen, ondanks ziekte, beperking of ouderdom, langer zelfstandig blijven wonen en kan het beroep op zwaardere zorg en (langdurige) ziekenhuisopnamen zoveel mogelijk worden voorkomen. Het grootste deel van de extramurale verzorging die in 2014 onder de AWBZ valt, is vanaf 2015 opgenomen in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Extramuraal betekent dat mensen deze verzorging thuis krijgen. Mensen krijgen verpleging en verzorging via de Zvw als ze geneeskundige zorg nodig hebben of als hun risico daarop hoog is. Dit zijn mensen met een gezondheidssituatie die snel kan veranderen en verslechteren, zoals kwetsbare ouderen. Deze mensen krijgen vaak al (intensieve) huisartsenzorg of ziekenhuiszorg. Een klein gedeelte van de persoonlijke verzorging valt sinds 2015 onder Wmo en wordt door de gemeente gegeven. Die verzorging heeft dan te maken met ondersteuning bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Maar alleen als deze ADL een onderdeel van begeleiding zijn. De ondersteuning bij ADL is dan niet geneeskundig van aard. En er is ook geen hoog risico op geneeskundige zorg. Indien persoonlijke verzorging wel van medische aard is, valt zij dus onder de Zvw. Wlz De Wet Langdurige zorg (Wlz) komt in de plaats van de AwBz voor de zwaarste, langdurige zorg. Het doel van de Wlz is dat verzekerden met een blijvende behoefte aan toezicht of nabijheid als gevolg van een somatische, psychogeriatrische, verstandelijke, lichamelijke, of zintuiglijke beperking passende zorg krijgen met aandacht voor het individuele welzijn. Een basisprincipe dat in de Wlz voorop staat, is dat wordt uitgegaan van de zorgbehoefte van de verzekerde los van de mogelijkheden van zijn omgeving. De Wlz is voorliggend op de Wmo. Iemand kan in aanmerking komen voor de Wlz als er sprake is van een blijvend intensieve zorgbehoefte. Dit houdt in dat iemand 24 uur per dag zorg dichtbij nodig heeft of permanent toezicht nodig heeft.
BSW/2015.232
18
De Wlz hanteert 2 criteria, welke tegelijkertijd uitsluitingscriteria voor de Wmo vormen: 1. Continu toezicht 2. Onvoorspelbare zorg Als de gemeente denkt dat klanten op deze 2 punten hoog scoren dan valt deze klant waarschijnlijk binnen de Wlz en verwijst de gemeente naar het CIZ. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) bepaalt of iemand zorg uit de Wlz nodig heeft. Het CIZ heeft een afwegingskader waaruit opgemaakt kan worden of een aanvraag bij het CIZ zinvol is. Doorverwijzing van klanten naar het CIZ De Wmo- woonvoorzieningen en de hulp bij het huishouden worden sinds 2015, in de vorm van het VPT en een pgb uit de Wlz betaald. Wanneer een klant bij een herindicatie voor een woonvoorziening of hulp bij het huishouden voldoet aan het Wlz afwegingscriteria, dan wordt de klant doorverwezen naar het CIZ voor een Wlz indicatiestelling. Nieuwe klanten die een woonvoorziening of hulp bij het huishouden aanvragen en volgens het Wlz afwegingskader onder de Wlz vallen, verwijzen wij naar de Wlz voor een VPT of een pgb. Artikel 3.2 Criteria voor maatwerkvoorziening ondersteuning Definitie van de zelfredzaamheid bij de genoemde domeinen Beperkt zelfredzaam houdt in dat het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) voor de burger niet vanzelfsprekend zijn. Dit levert af en toe zodanige problemen op dat de burger afhankelijk is van hulp. De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat de burger soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf soms niet voldoende begrijpelijk kan maken. Activiteiten en taken worden gedeeltelijk overgenomen. Zonder hulp, stimulans en/of toezicht is hij niet staat zijn sociale leven zelfstandig vorm te geven, aankopen te doen en zijn geld te beheren. Wat betreft het aangaan en onderhouden van sociale relaties, op school, op het werk, met het sociale netwerk, is er ondersteuning deze activiteiten aan te sturen. Het niet inzetten van ondersteuning kan leiden tot verwaarlozing/opname. Niet zelfredzaam houdt in dat complexe taken voor de burger moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De burger kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen, hij kan steeds minder activiteiten zelfstandig uitvoeren. De zelfredzaamheid wordt problematisch. Voor de dagstructuur en het voeren van de regie is de burger afhankelijk van de hulp van anderen. De 11 levensdomeinen waar de zelfredzaamheid van de burger wordt onderzocht zijn: 1. Financiën 2. Dagbesteding 3. Huisvesting 4. Huiselijke relaties 5. Geestelijke Gezondheid 6. Lichamelijke Gezondheid 7. Verslaving 8. Activiteiten in het dagelijks leven 9. Sociaal netwerk 10. Maatschappelijke participatie 11. Justitie Aan de hand van het handboek doet de consulent het onderzoek. De resultaten van dit onderzoek worden met de burger gedeeld.
BSW/2015.232
19
Artikel 4.7 lid 6 Pgb in het buitenland Gebruik van pgb in het buitenland is enkel voor de maatwerkvoorziening ondersteuning mogelijk op incidentele basis met vooraf schriftelijke toestemming van het college. De ondersteuning die cliënt in het buitenland krijgt kan alleen uit het pgb betaald worden (conform het landelijke aanvaardbaarheidspercentage, zie bijlage IV) indien dit is opgenomen in het pgbondersteuningsplan of middels een wijziging van dit plan. Schriftelijke toestemming dient eveneens vooraf verkregen te worden wanneer het een zorgarrangement in het buitenland betreft welke via een Nederlandse zorgaanbieder wordt ingekocht.
BSW/2015.232
20
BIJLAGE I Bijlage bij artikel 2.3 Normering hulp bij het huishouden in minuten De genoemde genormeerde tijden zijn maxima. Indien cliënt bepaalde taken (deels) nog zelf kan uitvoeren binnen een deelgebied waarvoor gecompenseerd wordt, dan worden er minder minuten geïndiceerd. Dit geldt ook voor eventueel meer werk. Hiervoor zijn rekenregels in het e-formulier ‘voorziening op maat’ opgenomen met percentages 0%, 50% en 100% per taak. Voor de bepaling van het aantal toegestane minuten per taak zijn deze rekenregels en percentages maatgevend. Met andere woorden: indicaties worden bij de beslissing op de aanvraag gesteld naar rato van de primaire te compenseren deelgebieden. 1. Huishoudelijke werkzaamheden 1.1 Boodschappen doen voor het dagelijkse leven Boodschappenlijst samenstellen Boodschappen inkopen en opslaan
Max. 60 min per week (eenmaal per week)
Factoren meer/ minder hulp: Indien de leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen < 12 jaar: max. 1 keer extra boodschappen (max. 60 min.) per week. Er wordt geen rekening gehouden met eigen voorkeuren van de cliënt, bijvoorbeeld een voorkeur voor speciaal voedsel dat beperkt te verkrijgen is zodat extra gereisd moet worden. Er wordt alleen rekening gehouden met extra inspanningen die geleverd moeten worden vanwege aantoonbare medische redenen. 1.2 Maaltijdverzorging brood Broodmaaltijd bereiden Koffie/thee zetten Tafel dekken en afruimen Afwassen
Max. 30 min. per dag
Factoren meer/minder: Handmatig afwassen: 10 min extra per dag voor de dagen dat er een broodmaaltijd is geïndiceerd. (als er geen afwasmachine aanwezig is en deze niet als voorliggend wordt aangemerkt) Ingeval kinderen < 12 jaar: 15 min extra per dag voor de dagen dat er een broodmaaltijd is geïndiceerd (ongeacht het aantal kinderen) Frequentie: afhankelijk van het aantal dagen dat er daadwerkelijk een broodmaaltijd bereidt moet worden. Bij een herindicatie moet, indien er al broodmaaltijden geïndiceerd zijn, gevraagd worden op hoeveel dagen de broodmaaltijd ook daadwerkelijk door de hulp wordt bereid.
1.3 Licht huishoudelijk werk: opruimen
Afwassen (bij geen broodmaaltijdverzorging) Opruimen van essentiële woonfuncties Stof afnemen Overige licht huishoudelijk werk (bed opmaken/ planten verzorgen etc.)
Alleenstaande: max. 60 min per week Meerpersoonshuishouden: max. 90 min per week Kamers buiten essentiële woonfuncties 20 min per kamer extra per 4 weken
BSW/2015.232
21
Factoren meer hulp bij licht huishoudelijk werk Bij 1 kind jonger dan 12 jaar Bij 2 of meer kinderen jonger dan 12 jaar Bij bezettingsgraad van meer dan 4 personen
max. 15 min. extra per week of; max. 60 min. extra per week of; max. 60 min. extra per week.
Bij bovenstaande factoren telt het hoogste aantal minuten. De tijd kan dus niet bij elkaar worden opgeteld. Onderstaande factoren voor meer hulp kunnen wel naast elkaar en naast bovengenoemde factoren voorkomen: Handmatig afwassen (indien geen broodmaaltijd geïndiceerd) max. 30 min. extra per week Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen* max. 60 min. extra per week op de gehele indicatie dus voor zowel licht- als zwaar huishoudelijk werk gezamenlijk maximaal 60 minuten Allergie voor huisstofmijt, astma, COPD (mits de woning is gesaneerd), of bij PG-problematiek*: max. 60 min. extra per week op de gehele indicatie dus voor zowel licht- als zwaar huishoudelijk werk gezamenlijk maximaal 60 minuten. *alleen extra tijd indiceren als door deze beperkingen ook daadwerkelijk meer licht huishoudelijk werk gedaan moet worden 1.4 Zwaar huishoudelijk werk
Stofzuigen Schrobben, dweilen, soppen: sanitair en keuken Bedden verschonen Ramen lappen/ opruimen
Alleenstaande: max. 90 min per week Meerpersoonshuishouden: max. 150 min per week Kamers buiten essentiële woonfuncties: 20 min extra per kamer per 4 weken
Factoren meer hulp bij zwaar huishoudelijk werk bij 1 kind jonger dan 12 jaar bij 2 of meer kinderen jonger dan 12 jaar bij bezettingsgraad van meer dan 4 personen
max. 15 min. extra per week of; max. 30 min. extra per week of; max. 30 min. extra per week.
Bij bovenstaande factoren telt het hoogste aantal minuten. De tijd kan dus niet bij elkaar worden opgeteld. Onderstaande factoren voor meer hulp kunnen wel naast elkaar en naast bovengenoemde factoren voorkomen: Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen maximaal 60 min. extra per week op de gehele indicatie. Dus voor zowel licht- als zwaar huishoudelijk werk gezamenlijk maximaal 60 minuten Allergie voor huisstofmijt, astma, COPD (mits de woning is gesaneerd), of bij PG-problematiek*: max. 60 min. extra per week op de gehele indicatie dus voor zowel licht- als zwaar huishoudelijk werk gezamenlijk maximaal 60 minuten. *alleen extra tijd indiceren als door deze beperkingen ook daadwerkelijk meer zwaar huishoudelijk werk gedaan moet worden. 1.5 Verzorging kleding/linnengoed
Kleding/linnengoed sorteren en wassen in wasmachine Ophangen, afhalen Eventueel was drogen in droger Vouwen, strijken, opbergen
Factoren meer/ minder werk:
Alleenstaande: max. 60 min. per week Meerpersoonshuishouden: max. 90 min per week. Voor kinderen, zie meer minder werk
BSW/2015.232
Kinderen < 6 jaar: 60 min. extra per kind per week Kinderen 6 tot 18 jaar: 30 min. extra per kind per week Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie incontinentie, speekselverlies enz.: extra
22
30 min. per week
*Indien cliënt deels in staat is de verzorging van kleding linnengoed voor zijn/haar rekening te nemen dan geldt deze verhouding ook voor het meer/ minder werk 2. Organisatie van het huishouden 2.1 Opvang en/of verzorging van kinderen tot 12 jaar
Bij aanwezigheid van kinderen < 6 jaar dan gecombineerd met andere huishoudelijke activiteiten maximaal 40 uur HH per week, aanvullend op eigen mogelijkheden. Het is hierbij mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat bijvoorbeeld voor 1 keer en niet per kind. NB. De grondslag ligt altijd bij de ouder. Deze is (tijdelijk) niet in staat om de ouderrol op zich te nemen. Naar bed brengen: 10 min per keer per kind Uit bed halen: 10 min per keer per kind Wassen en aankleden: 30 min per dag per kind Eten en/of drinken: 20 min per maaltijd Babyvoeding (fles/potje): 10 min per keer per kind. Naar school/crèche brengen/halen : 20 min per keer per gezin.
Factoren minder werk: Kinderen 6-12 jaar: minus 1 uur per dag op de gehele indicatie (dus niet per kind) Samenvallende activiteiten: activiteiten die tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden, worden als 1 activiteit geïndiceerd. Factoren meer werk: Gezondheidssituatie/gedragsproblematiek/ontwikkelingsniveau kinderen* Gezondheidssituatie huisgenoten* *Indien bovenstaande factoren aantoonbaar leiden tot meer werk kan er geïndividualiseerd worden en kunnen er meer uren geïndiceerd worden met een maximum van 40 uur per week. Het is bij dit onderdeel niet mogelijk om bij alle factoren normen te stellen. De hoeveelheid hulp is namelijk afhankelijk van de eigen mogelijkheden van de aanvrager en die kunnen per persoon, per gezin, verschillen. Eigen oplossingen gaan altijd voor Indien mogelijk dient de ouder(s) gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De Wmo-consulent onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk of niet voldoende dan dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) crèche, opvang op school, buitenschoolse opvang, gastouder ed. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen wordt als redelijk gezien en is onafhankelijk van de financiële omstandigheden van de aanvrager. Voor de opvang/ verzorging van (jonge) kinderen moet aanvrager een beroep doen op kinderopvang (artikel 4.1 onder a van deze regeling). Maakt de aanvrager daar al gebruik van, maar is dat (tijdelijk) niet voldoende? In dergelijke gevallen kan er tijdelijk hulp bij het huishouden worden geboden waardoor aanvrager (en partner) tijdelijk ontlast worden. In die tijd moet aanvrager (voor als het langer gaat duren) op zoek gaan
BSW/2015.232
23
naar een alternatief. Wanneer er geen alternatief is voor de avonduren of weekenden, is maatwerk mogelijk en kan hulp bij het huishouden worden ingezet. De indicatie voor dit onderdeel zal in de meeste gevallen tijdelijk (3 maanden is vaak redelijk) zijn om aanvrager de kans te geven om alternatieven (bijv. kinderopvang) te zoeken voor opvang en verzorging van de kinderen. Het aantoonbaar zoeken naar alternatieven moet als verplichting/ voorwaarde in de beschikking worden opgenomen. 2.2 Dagelijkse organisatie van het huishouden Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden
Alleenstaande max. 20 min per week Tot vierpersoonshuishouden max. 30 min per week Boven vierpersoonshuishouden max. 40 min per week.
Woonsituatie niet van belang Dagelijkse organisatie van het huishouden wordt alleen in combinatie met daadwerkelijke huishoudelijke activiteiten geïndiceerd. Factoren meer werk: Communicatieproblemen max. 10 minuten per keer Frequentie: in principe 1 x per week, maximaal 3 x per week. 2.3 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden Instructie omgaan met hulpmiddelen Instructie licht/zwaar huishoudelijk werk Instructie verzorging kleding/linnengoed Instructie boodschappen doen Instructie maaltijden bereiden NB: grondslag is de aanvrager
Max. 30 minuten per keer Woonsituatie niet van belang
Factoren meer werk: Belemmering door taalvaardigheid ? Communicatieproblemen max. 10 min per keer Frequentie: maximaal 3x per week voor maximaal 8 weken. Norm uren eenpersoonshuishouden voor huisgenoten van 18-23 jaar: Een huisgenoot tussen 18 en 23 jaar (hier wordt tot 23 jaar bedoeld oftewel tot en met 22 jaar) wordt geacht een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. De huishoudelijke taken voor een eenpersoonshuishouden zijn als volgt genormeerd:
Boodschappen doen Licht huishoudelijk werk Zwaar huishoudelijk werk Verzorging kleding/ linnengoed
Totaal normering eenpersoonshuishouden
60 minuten per week 60 minuten per week 90 minuten per week 60 minuten per week 270 minuten / 4.5 uur per week
BSW/2015.232
24
De uitvoering van bovenstaande taken wordt genormeerd naar 4.5 uur huishoudelijke taken per week. Indien er meer dan 4.5 uur huishoudelijke taken per week verricht moeten worden, dan bestaat er voor deze uren een indicatie. Uiteraard wordt er rekening gehouden met eventuele beperkingen van huisgenoten. Bij beperkingen worden de taken naar rato van de mogelijkheden berekend. Voorbeeld Een jongen van 20 jaar woont nog thuis bij zijn moeder. Zijn moeder heeft beperkingen bij het doen van boodschappen, de licht huishoudelijke taken, de zwaar huishoudelijke taken en de wasverzorging Normering meerpersoonshuishouden: Boodschappen doen Licht huishoudelijk werk Zwaar huishoudelijk werk Verzorging kleding/ linnengoed
60 minuten per week 90 minuten per week 150 minuten per week 90 minuten per week
Totaal normering eenpersoonshuishouden
390 minuten / 6.5 uur per week
Haar zoon wordt geacht 4.5 uur huishoudelijke werkzaamheden over te nemen zodat er een indicatie bestaat voor 2 uur hulp bij het huishouden per week. In de beschikking en de leveringsopdracht aan de aanbieder van HH wordt opgenomen dat mw. recht heeft op 6.5 uur voor bovenstaande taken. Hier wordt tevens aangegeven dat er 4.5 uur in mindering wordt gebracht i.v.m. de inwonende zoon van 18-23 jaar. Aanbieder, klant en zoon kunnen dan in onderling overleg bepalen hoe de resterende twee uur geïndiceerde hulp geleverd worden door de hulp. Het verzorgen en begeleiden van jongere gezinsleden valt buiten de gebruikelijke zorg van de 18-23 jarige kinderen tenzij het inwonende kind aangeeft de taak van verzorging van een jonger gezinslid te willen en duidelijk is dat dit ook verantwoord is en de ouder(s) daarmee instemmen.
BSW/2015.232
25
BIJLAGE II Bijlage bij artikel 3.4 Tijdsnormering maatwerkvoorziening ondersteuning uitgedrukt in uren en/ of dagdelen ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget. Omvang van de Ondersteuning De omvang van de Ondersteuning wordt altijd vastgesteld in overleg met de cliënt en diens omgeving. De bepaling van de omvang van een individuele aanspraak is de optelsom van de duur van de noodzakelijke activiteiten. De omvang waarmee de Ondersteuning individueel wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde ondersteuning te bieden. De afspraken worden vastgelegd in een pgbondersteuningsplan. Omvang Ondersteuning individueel De uren voor de Maatwerkvoorziening Ondersteuning individueel worden als volgt bepaald. De vastgestelde uren bevatten de tijdsbesteding die direct gemoeid is met de ondersteuning. Maar ook het binnen komen, gedag zeggen, handen wassen, zorgdossier kort inkijken of bijwerken en vertrekken (indirecte zorg). De frequentie waarmee de ondersteuning wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden. De indicatie betreft altijd maatwerk en is een uitvloeisel van één of meer gesprekken met de cliënt en, indien aanwezig, diens mantelzorger en sociale netwerk. Omvang van Ondersteuning groep Voor Ondersteuning in groepsverband zijn de klassen vastgesteld in termen van dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal vier aaneengesloten uren. Negen dagdelen per week is het maximum. De klassen zijn als volgt bepaald: klasse 1: een dagdeel per week klasse 2: twee dagdelen per week klasse 3: drie dagdelen per week klasse 4: vier dagdelen per week klasse 5: vijf dagdelen per week klasse 6: zes dagdelen per week klasse 7: zeven dagdelen per week klasse 8: acht dagdelen per week klasse 9: negen dagdelen per week De omvang van de indicatie voor Ondersteuning in groepsverband wordt bepaald door het doel van de ondersteuning. Daarbij kan het gaan om: 1. het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid (ook vrijwilligerswerk) of school te vervangen gedurende maximaal negen dagdelen per week; 2. het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van dagstructurering van arbeid of school (denk aan 65-plussers of mensen zonder arbeidsverleden) en tevens zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden zoveel mogelijk te handhaven en/of gedragsproblematiek te reguleren gedurende maximaal negen dagdelen per week; De dagactiviteiten in groepsverband zoals hiervoor vermeld onder 1 en 2 moeten Programmatisch/ methodisch zijn, gericht op het structureren van de dag, op praktische ondersteuning die de zelfredzaamheid bevordert. Ondersteuning in groepsverband houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de persoon actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Hieronder wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering zoals die in de woon-/verblijfsituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.
BSW/2015.232
26
Ondersteuning in groepsverband bij volwassenen Bij volwassenen tot 65 jaar die vanwege hun aandoeningen, stoornissen of beperkingen niet (meer) kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, kan er een aanspraak op doel 1 van Ondersteuning in groepsverband zijn. Bij volwassenen van 65 jaar en ouder kan er, op basis van hun aandoeningen, stoornissen en beperkingen, aanspraak zijn op doel 2 van Ondersteuning in groepsverband. Vervoer naar Ondersteuning groep Als de persoon is aangewezen op Ondersteuning in groepsverband gedurende een dagdeel in een instelling, dan omvat de ondersteuning ook het vervoer naar en van de instelling wanneer dit medisch noodzakelijk is. Uitgangspunt bij het beoordelen van de medische noodzaak is het gebrek aan zelfredzaamheid bij de persoon..
BSW/2015.232
27
BIJLAGE III Bijlage bij artikel 3.1 Criteria voor Zintuigelijk gehandicaptenzorg In deze toelichting de criteria voor maatwerkondersteuning voor mensen met een zintuiglijke beperking. Indien de aanvrager met een zintuiglijke beperking niet opteert voor de maatwerkondersteuning volgens de daarvoor geldende voorwaarden, kan gebruik worden gemaakt van de specialistische ondersteuning van de landelijke aanbieders zintuiglijk gehandicapten. De bepalingen hiervan zijn neergelegd in de raamovereenkomst specialistische begeleiding ZG (zintuiglijk gehandicapten). 1. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de aanbieder onder de daarvoor geldende voorwaarden zoals deze in het programma van eisen van de VNG over de specialistische begeleiding zijn geformuleerd. Daarbij worden wel de regels van de wijze waarop de toegang in Den Haag is georganiseerd, in acht genomen. 2. De aanvrager komt in aanmerking voor ondersteuning indien hij of zij: a. Vroegdoof is; b. Doofblind is; c. Een visuele beperking heeft. 3. De aanvrager komt in aanmerking voor ondersteuning indien hij of zij voldoet aan de kenmerken zoals beschreven in de programma’s van eisen van de VNG voor de: a. “specialistische begeleiding vroegdove volwassen Cliënten” b. “specialistische begeleiding doofblinde volwassen Cliënten” c. “specialistische begeleiding Visueel” 4. De ondersteuning heeft betrekking op Zorg in Natura. 5. De wijze waarop de ondersteuning qua inhoud, levering, plaats en vorm plaatsvindt, is beschreven in de de programma’s van eisen van de VNG. 6. De aanbieder van Zorg in natura dient één van de landelijke aanbieders te zijn die in de raamovereenkomst specialistische begeleiding ZG genoemd wordt. Anders gelden de criteria voor maatwerkondersteuning zoals genoemd in hoofdstuk 2. 7. Voor pgb voor zintuiglijk gehandicapten gelden de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.9 en hoofdstuk 3.
BSW/2015.232
28
BIJLAGE IV Bijlage bij artikel 4.7 Aanvaardbaarheidspercentages maatwerkvoorziening ondersteuning pgb Als een cliënt langer dan zes weken in het buitenland verblijft en daar ondersteuning inhuurt die niet onder de Nederlandse sociale en belastingwetgeving vallen dan geldt de verplichting om dat aan de gemeente te melden. Het pgb-ondersteuningsplan moet in dat geval gewijzigd worden en ook moet er een zorgovereenkomst worden overlegd. De gemeente zal het budget dan voor die periode verlagen op grond van het voor dat land geldende 'aanvaardbaarheidspercentage'. Dit geldt voor zowel formele als informele zorg. U mag uw pgb maximaal 13 weken per kalenderjaar gebruiken voor het inkopen van ondersteuning in het buitenland. Andorra 100% België 100% Denemarken 100% Griekenland 78% IJsland 100% Kroatië 44% Malta 63% Noorwegen 100% Roemenië 33% Singapore 100% Spanje 85% Turkije 41% Zuid-Afrika 42%
Aruba 60% Australië 100% Bonaire 60% Canada 100% Duitsland 100% Finland 100% Hongarije 57% Hong Kong 100% Israël 83% Italië 92% Liechtenstein 100% Luxemburg 100% Mexico 43% Monaco 100% Oostenrijk 100% Polen 48% Rusland 38% Saba 60% Sint Eustatius 60% Sint Maarten 60% Suriname 48% Thailand 31% Verenigd Koninkrijk 100% Zuid-Korea 72% Zweden 100%
Het aanvaardbaarheidspercentage voor alle ontbrekende landen is 30%.
Bosnië 43% Curaçao 60% Frankrijk 100% Ierland 100% Japan 89% Maleisië 37% Nieuw-Zeeland 72% Portugal 69% Servië 43% Slowakije 50% Tsjechië 59% Verenigde Staten 100% Zwitserland 100%
BSW/2015.232
29
Algemene toelichting 1. Wmo 2015: nieuwe taken voor de gemeente Op 1 januari is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) in werking getreden. Per 1 januari 2016 is er een einde gekomen aan het AWBZ overgangsrecht. Een uitzondering hierop vormen de klanten met een zorgzwaartepakket GGZ-C, onder de Wmo bekend als ‘Beschermd Wonen’. Met de eerste ervaringen in 2015, is de beleidsregel aangepast voor een soepele uitvoering in 2016. 2. Eigen kracht en netwerk Het versterken van de eigen kracht van burgers en hun omgeving is een speerpunt van de Wmo-2015 en wordt steeds belangrijker. Door maatwerk te leveren en een betere samenwerking met de aanbieders, gaan we ervan uit dat burgers en aanbieders gericht de eigen mogelijkheden van burgers en hun omgeving aanboren en inzetten met als doel het langer zelfstandig thuis wonen te stimuleren. Er is een aantal essentiële verschillen tussen de AWBZ en de Wmo 2015, waardoor de uitvoering niet zonder meer voortgezet kan worden als onder de AWBZ. Onder de AWBZ vormde de Begeleiding een verzekerd recht, de AWBZ is een volksverzekering. De ondersteuning is geen verzekerd recht meer in de Wmo-2015. De voorzieningen in de Wmo-2015 zijn in de eerste plaats bedoeld als aanvulling op de eigen mogelijkheden van de burger of diens netwerk, als vangnet als een burger en diens omgeving geen eigen mogelijkheden heeft om problemen in zelfredzaamheid of participatie op te lossen of als er geen passende algemene voorliggende voorzieningen zijn. 3. Oriëntatie-melding en onderzoek Er zijn 3 fases te onderscheiden in de toegangsprocedure voor een Wmo voorziening. 1. Melding Bij de beoordeling op welke manier iemands hulpvraag het best beantwoord kan worden gaan we anders te werk dan in de AWBZ. Middels het doorlopen van een vragenformulier8 (Advies op Maat) wordt voor de verschillende levensdomeinen in kaart gebracht of er behoefte is aan zorg/ondersteuning en of er beperkingen zijn die de zelfredzaamheid bedreigen en daarmee het zelfstandig participeren aan de samenleving en het dagelijks leven. Voor beschermd wonen is een apart toegangsproces geregeld (zie hiervoor hoofdstuk 8). 2. Onderzoek De uitkomsten hiervan kunnen aanleiding zijn om de ondersteuningsbehoefte (zorgvraag) verder te onderzoeken. De ondersteuningsvraag wordt als het ware afgepeld. Er wordt gekeken wat de daadwerkelijke behoefte aan ondersteuning is en op welke wijze en door wie daarin kan worden voorzien. Onderzocht wordt welke doelen/ resultaten te bereiken zijn en wie dat gaat doen. Het kan zijn dat het antwoord wordt gevonden in de eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van de directe omgeving, het sociale netwerk of dat de doelen worden bereikt met de inzet van voorliggende voorzieningen of in een doorverwijzing naar bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet. De onderzoeksfase wordt afgesloten met een schriftelijk advies aan de klant. 3. Aanvraag Een aanvraag voor ondersteuning wordt beoordeeld aan de hand van de volgende regelgeving: 8
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; Uitvoeringsregeling Wmo 2015; Algemene Wet Bestuursrecht Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015 (RIS 278544); gebaseerd op de zelfredzaamheidsmatrix
BSW/2015.232
30
Regeling maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2016 Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2016
4. Verstrekkingsvormen Een maatwerkvoorziening kan vastgesteld worden in twee soorten verstrekkingsvormen, namelijk zorg in natura of een persoonsgebonden budget. Er moet een keuze gemaakt worden tussen een van deze twee verstrekkingsvormen. In uitzonderlijke gevallen kan een combinatie van deze twee worden toegestaan. a) Zorg In Natura (ZIN) Een maatwerkvoorziening kan in ZIN als verstrekkingsvorm worden vastgesteld. Bij de ondersteuning in natura stopt het proces van indiceren (beoordelen) nadat is vastgesteld dat een cliënt/burger in aanmerking komt voor de maatwerkvoorziening. De nadere invulling (aard, omvang en duur) wordt in samenspraak met de cliënt ingevuld door de gecontracteerde zorgaanbieder. Bij een maatwerkvoorziening ‘ondersteuning groep’ dient bij verstrekkingsvorm ZIN wel aangegeven te worden of een cliënt eveneens is aangewezen op vervoer. Bij de Hulp bij het Huishouden zijn de beperkingen, zoals ingevuld in het digitale formulier ‘voorziening op maat’ leidend. Een lijst met gecontracteerde aanbieders is terug te vinden op de website van de gemeente Den Haag b) Persoonsgebonden Budget (pgb) Bij de keuze voor een pgb is een aantal vervolgstappen noodzakelijk. In het advies voor een maatwerkvoorziening dienen de volgende aspecten, in samenspraak met de cliënt, uitdrukkelijk vastgesteld te worden; 1. Aard (welke vorm van ondersteuning, individueel en/of groep, inclusief vervoer), omvang (aantal uren), duur (voor welke periode) 2. Motivatie door de cliënt (toereikend gemotiveerde aanvraag) 3. Ondersteuningsplan (met o.a. kwaliteit- en resultaatafspraken) 4. Zorgovereenkomst (arbeidsrechtelijke afspraken met de zorgverlener) Voorts dient vastgesteld te worden of een cliënt in staat is om zelf regie over zijn zorg, zorginkoop en pgbadministratie kan vervullen in de rol van budgethouder. Na ontvangst van de aanvraag neemt de gemeente een besluit over de aanvraag en de verstrekkingsvorm en stuurt de klant een beschikking. 5. De Beleidsregel Wmo 2016 is volgt opgebouwd: H1: Algemene bepalingen H2: Hulp bij huishouden H3: Maatwerkvoorziening Ondersteuning H4: Persoonsgebonden budget (pgb) H5: Vervoer (gereserveerd) H6: Hulpmiddelen (gereserveerd) H7: Logeervoorziening H8: Beschermd Wonen H9: Maatschappelijke opvang (gereserveerd) H10: Huiselijk geweld (gereserveerd) H11: Crisiszorg (gereserveerd) H12: Slotbepalingen Toelichting bij artikelen Bijlagen
Algemene toelichting