Beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning 2015-2016 Gemeente Den Haag Versie t.b.v. inspraak
1
Omzien naar elkaar en goede zorg garanderen Den Haag is een levendige stad, waar een grote diversiteit aan mensen samen bouwt aan de toekomst. De inwoners, vrijwilligers en ondernemers vormen de kracht van onze stad. Niet je geslacht, leeftijd, geaardheid, religie of afkomst tellen, maar de dromen die je hebt voor de toekomst. En datgene wat je doet om die vandaag al waar te maken. Toch kan het altijd gebeuren dat iemand om welke reden dan ook niet in staat is om het helemaal op eigen kracht te doen. Tijdelijk, of voor een langere periode. Dan is het goed om te weten dat je kunt terugvallen op de kracht van de stad. Op buren bijvoorbeeld. Of op familie, vrienden, vrijwilligers, mantelzorgers in welke vorm dan ook. Dankzij zulke vormen van hulp kunnen veel stadsgenoten in hun eigen vertrouwde omgeving blijven wonen en deelnemen aan de samenleving. Het is belangrijk dat mensen, naast deze informele zorg ook kunnen rekenen op professionele (betaalde) zorg en ondersteuning. Vanaf 2015 krijgt de gemeente er veel zorgtaken bij. Deze worden door het rijk met een flinke korting aan ons overgedragen. Wij hebben de keus gemaakt deze bezuinigingen deels te compenseren om zorg aan kwetsbare Hagenaars te kunnen blijven bieden. De nieuwe taken bieden ons ook de mogelijkheid om goed in te spelen op de zorgvraag van burgers en deze zo dicht mogelijk bij mensen thuis te organiseren. De afgelopen jaren hebben we hierin al belangrijke stappen gezet. De afgelopen vier jaar is het aantal vrijwilligers in de stad gegroeid tot 27%. Maar liefst 135.000 Hagenaars doen vrijwilligerswerk. Ook de komende periode investeren we in het netwerk van vrijwilligers(organisaties). Verschillende sportverenigingen en zorginstellingen zijn omgevormd tot Buurthuis van de Toekomst waar bewonersinitiatieven, welzijnswerk, sport en cultuur onder een dak samenwerken. Op het gebied van volksgezondheid is geïnvesteerd in de wijkaanpak, in vroegsignalering en preventie. De inzet van vrijwilligers en mantelzorgers is waardevol, maar niet vanzelfsprekend. Het college is zich er terdege van bewust dat de zorg voor een naaste veel van iemand kan vergen. Een gezin draaiende houden en tegelijkertijd voor een dementerende moeder zorgen, als alleenstaande een hulpbehoevende buurvrouw helpen: alles heeft zijn grens. Om ervoor te zorgen dat mantelzorgers hun taak kunnen volhouden, investeert het college in ondersteuning voor deze groep. Vertrouwen op eigen kracht en zelfstandig blijven wonen kan alleen als de voorzieningen daarvoor op orde zijn. Ook daarin investeert de gemeente. De rijksbezuinigingen op de huishoudelijke hulp worden bijvoorbeeld voor het grootste deel door de gemeente opgevangen. Er moeten voldoende geschikte woningen zijn en wie dat nodig heeft moet toegang hebben tot de juiste zorg. De gemeente treedt op als regisseur en zorgt er samen met zorgaanbieders, woningcorporaties en zorgkantoren voor dat vraag en aanbod op het gebied van wonen en zorg worden afgestemd. Op wijkniveau zal deze rol worden ingevuld door de sociale sociale wijkzorgteams waarin de verschillende zorgaanbieders samenwerken. Wij zijn ervan overtuigd dat we met een nieuwe manier van werken ook in de toekomst zorg kunnen blijven garanderen. De overgang naar een nieuwe werkwijze zal het nodige vragen van zowel gemeente, zorgaanbieders als cliënten. Al deze partijen hebben hun zorgen, ervaringen en ideeën met ons gedeeld en deze vormen de basis voor dit beleidsplan en de gemaakte financiële keuzes. Ook in de nabije toekomst zullen we gezamenlijk voortbouwen op deze ‘Haagse kracht’! Namens het college van B&W, Karsten Klein, wethouder Zorg 2
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding ............................................................................................................................................................................5 2. Samenspraak met de stad ..........................................................................................................................................8 3. Het zorgstelsel verandert........................................................................................................................................ 11 3.1 Wat verandert er ................................................................................................................................................. 11 3.2 Uitgangspunten: waar staan we als Den Haag voor ............................................................................. 12 4. Wat staat ons te doen ............................................................................................................................................... 15 4.1 Wat hebben we al gedaan................................................................................................................................ 15 4.2 Wat gaan we doen .............................................................................................................................................. 15 5. Iedereen doet mee ..................................................................................................................................................... 17 5.1 Langer zelfstandig wonen ............................................................................................................................... 17 5.2 Preventie ................................................................................................................................................................ 17 5.3 Inclusief beleid voor mensen met een beperking en ouderen ......................................................... 19 5.4 Vrijwilligers ........................................................................................................................................................... 20 5.5 Mantelzorg ............................................................................................................................................................. 21 5.6 Huiselijk geweld .................................................................................................................................................. 22 6. Maatschappelijke Ondersteuning ........................................................................................................................ 24 6.1 Algemene voorzieningen ................................................................................................................................. 24 6.2 24/7 bereikbaar ................................................................................................................................................. 25 6.3 Maatwerkvoorzieningen .................................................................................................................................. 26 6.3.1. bestaande maatwerkvoorzieningen .................................................................................................. 26 6.3.2 Maatwerkvoorziening ondersteuning ............................................................................................... 26 6.3.3 Maatschappelijke opvang........................................................................................................................ 27 6.3.4 Beschermd wonen ..................................................................................................................................... 29 6.3.5 Opvang huiselijk geweld.......................................................................................................................... 29 6.3.6 Financiële tegemoetkoming voor meerkosten............................................................................... 29 7. Toegang, cliëntondersteuning en sociale wijkzorgteams .......................................................................... 31 7.1 Van vraag naar ondersteuning ...................................................................................................................... 31 7.2 Cliëntondersteuning .......................................................................................................................................... 33 7.3 Sociale wijkzorgteams ..................................................................................................................................... 35 8. Keuzevrijheid en eigen bijdrage........................................................................................................................... 37 8.1 Keuzevrijheid en PGB ........................................................................................................................................ 37 8.2 Eigen bijdrage....................................................................................................................................................... 37 9. Samenwerken ............................................................................................................................................................. 39 9.1 Cliëntenparticipatie ........................................................................................................................................... 39 3
9.2 Zorgverzekeraars ................................................................................................................................................ 39 9.3 Zorgaanbieders en welzijnsorganisaties................................................................................................... 40 10. Kwaliteit, toezicht, evaluatie en monitoring................................................................................................. 42 10.1 Klant ervaringsonderzoek ............................................................................................................................ 42 10.2 Jaarlijkse evaluatie.......................................................................................................................................... 42 10.3 Risicomanagement .......................................................................................................................................... 43 10.4 Verantwoording en controle 2015............................................................................................................ 43 10.5 Kwaliteit en Toezicht ...................................................................................................................................... 44 11. Financieel kader ....................................................................................................................................................... 45 12. Communicatie en stadsbetrokkenheid ........................................................................................................... 47 Bijlage 1 Korte toelichting AWBZ en WMO ........................................................................................................ 49 Bijlage 2 en 3: Verslagen samenspraak traject en expertgroepen
4
1. INLEIDING Voor u ligt het beleidsplan Wmo 2015-2016 van de gemeente Den Haag. Dit plan beschrijft de ambities van de gemeente op het gebied van maatschappelijke ondersteuning voor de jaren 2015 en 2016. Sinds 2007 voeren gemeenten de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uit. Op lokaal niveau ondersteunen zij hun inwoners door hun zelfredzaamheid en participatie te vergroten. Daarbij zetten we vooral in op preventie: het voorkomen dat Hagenaars “uitvallen” in de samenleving of gebruik moeten maken van (zwaardere) zorg of ondersteuning. De Wmo kent brede projecten voor de gehele stad, maar ook specifieke ondersteuning voor kwetsbare groepen. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen met beperkingen door ouderdom, handicap of een psychisch probleem en/of dakloosheid. Wanneer meedoen of zelfstandig wonen hen niet lukt zonder hulp van een mantelzorger en/of hun netwerk van familie, vrienden of buurtgenoten, kunnen zij de gemeente vragen om hulp en ondersteuning, zoals bijvoorbeeld hulp bij het huishouden of een rolstoel. Gemeenten hebben binnen de wettelijke kaders de vrijheid om het Wmo beleid in te richten aan de hand van de lokale situatie. In een beleidsplan beschrijft de gemeente haar doelen en aandachtspunten voor een bepaalde periode. Dit beleidsplan richt zich op de periode 2015 en 2016. Herziening van het zorgstelsel en samenhang met andere decentralisaties Door de herziening van het zorgstelsel worden er per 1 januari 2015 omvangrijke wijzigingen in de Wmo doorgevoerd. De gemeente Den Haag wordt dan verantwoordelijk voor nieuwe taken en een (deels) nieuwe doelgroep. Kern van de wijziging is dat ondersteuning in de thuissituatie voortaan door de gemeente wordt georganiseerd en alleen de zorg in instellingen de verantwoordelijkheid blijft van het Rijk. De Wmo wordt bovendien nog meer een wet die gericht is op de eigen kracht van de burger en zijn netwerk. Daarnaast past het Rijk kortingen toe op het budget voor de nieuwe en een deel van de bestaande Wmo-taken. Dit leidt ertoe dat de Wmo in Den Haag anders vormgegeven gaat worden. De veranderingen binnen de Wmo hangen nauw samen met eveneens omvangrijke stelselwijzigingen op het gebied van jeugd (Jeugdwet) en werk en inkomen (de Participatiewet) waarbij ook sprake is van decentralisatie van (rijks)taken naar de gemeente. De drie decentralisatieoperaties hebben ieder een eigen implementatietraject dat vanuit de verantwoordelijke portefeuilles wordt aangestuurd, maar voor een deel liggen de beleidsdoelstellingen van de decentralisaties in elkaars verlengde en versterken elkaar. Dat biedt kansen en mogelijkheden op verbetering, versimpeling en kostenbesparing door meer samenhang in beleid en dienstverlening binnen het sociaal domein te realiseren. In juni 2013 (overkoepelende aanpak 3 decentralisaties, RIS 259732) en februari 2014 (stand van zaken aanpak decentralisaties, RIS 270278) heeft het college daarom kaders vastgesteld voor een samenhangende aanpak van de decentralisaties. De uitgangspunten in deze ‘Haagse aanpak’ gelden voor alle drie de decentralisaties en zijn dus ook onderdeel van de visie op het Wmo beleid voor de komende jaren. Gefaseerd veranderen De beoogde omslag in het sociaal domein als gevolg van de decentralisaties is een complexe, meerjarige ontwikkelopgave. Pasklare antwoorden vooraf zijn niet te formuleren. Duidelijk is wel dat we ingrijpende maatregelen zullen moeten nemen. De decentralisaties vragen om fundamentele veranderingen in het sociaal domein: voor de rol en positie van de gemeente maar ook voor de samenleving zelf. De effecten daarvan zullen onvermijdelijk voelbaar zijn in de stad. Om er voor te zorgen dat deze voor de Haagse samenleving te dragen zijn kiest het college er voor veranderingen gecontroleerd en gefaseerd door te voeren en de continuïteit van zorg- en hulpverlening zo veel als mogelijk te borgen. Voor de gemeente Den Haag staat voorop dat we burgers zo lang mogelijk thuis 5
willen laten wonen. Hieraan zijn in het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse kracht” ook middelen verbonden. Zo is er gezorgd voor een structurele verzachting van de bezuiniging op de Hulp bij het Huishouden en wordt er extra geïnvesteerd in de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. In 2014 zijn er al grote stappen gezet naar de nieuwe situatie. Met dank aan het ‘Aanvalsplan vrijwilligers’ is het percentage vrijwilligers in Den Haag gestegen naar 27%. Ter ondersteuning van Mantelzorgers is er respijtzorg en een taskforce Mantelzorg ingericht. Ook staat er een nieuw dienstverleningsmodel dat een cruciale schakel is in de invoering van de decentralisaties. Er zijn servicepunten en Centra voor Ouderen ingericht waar burgers terecht kunnen voor advies en informatie en de eerste sociale wijkzorgteams zijn gestart. Middels een zorgvuldig inkoopproces hebben we het nieuwe aanbod georganiseerd. Wel hadden we te maken met veel onzekerheden door het uitblijven van noodzakelijke gegevens vanuit het Rijk. We beschouwen 2015 en 2016 als overgangsjaren waarin we op basis van ervaringen de uitvoering stapsgewijs verbeteren en verder ontwikkelen. Dit vindt plaats in nauwe samenwerking met burgers, maatschappelijke organisaties en experts in de stad. Belangrijk is dat we helder communiceren met de stad over de veranderingen. Door zorgvuldige monitoring leren we wat goed werkt zodat we daarop kunnen voortbouwen. Externe experts zullen een vinger aan de pols houden hoe de veranderingen in de praktijk uitpakken. De ervaringen van cliënten spelen daarbij een wezenlijke rol. Die gaan we dan ook nauwgezet volgen. De cliëntvertegenwoordigers zijn daarvoor onmisbaar. Vanaf 2017 kan de nieuwe inrichting van het sociaal domein in zijn volle omvang werken. Dit gegeven maakt dat dit beleidsplan Wmo zich beperkt tot 2015 en 20161 en focust op de vraag hoe we ervoor gaan zorgen dat de transitie (een adequate uitvoering van de nieuwe taken) zo goed mogelijk vorm krijgt. Tevens worden de eerste stappen naar inhoudelijke vernieuwing en de beoogde maatschappelijke omslag (transformatie) benoemd. Vanaf 2017 willen we starten met de invoering van zogenaamde zorgcoöperaties in de wijk. Hiervoor zal in 2015 een nader plan worden opgesteld. De totstandkoming van het beleidsplan Bij de totstandkoming van dit beleidsplan heeft de gemeente in de afgelopen twee jaar zorg- en welzijnsinstellingen, cliëntvertegenwoordigers, belangenorganisaties, vrijwilligers en burgers intensief betrokken. In 2012 en 2013 zijn drie gemeentebrede werkbijeenkomsten voor representanten uit de zorg- en welzijnssector en belangenbehartigers georganiseerd. In 2013 hebben drie onafhankelijke expertgroepen adviezen uitgebracht over hoe de decentralisatie kan worden aangepakt. Vervolgens zijn er in 2013 diverse zorg- en welzijnsinstellingen en belangenorganisaties bezocht en gehoord door middel van een intensief traject. In hoofdstuk 2 wordt deze samenspraak met de stad nader toegelicht. Dit beleidsplan bouwt ook voort op eerdere beleidsstukken als het ‘Zorg voor elkaar’ meerjarenbeleidsplan 2011-2014 en de hierboven genoemde raadsmededelingen ‘overkoepelende aanpak 3 decentralisaties’ (juni 2013) en ‘stand van zaken aanpak decentralisaties’ (februari 2014). Leeswijzer Het volgende hoofdstuk beschrijft het samenspraak traject met de stad. In hoofdstuk 3 worden de veranderingen in de langdurige zorg uitgelegd, gevolgd door de doelen en uitgangspunten van het nieuwe Wmo beleid. Hoofdstuk 4 beschrijft de voorbereiding van de gemeente Den Haag op de decentralisatie. In hoofdstuk 5 komen de faciliteiten aan bod die de participatie van alle Hagenaars kunnen bevorderen. De vormen van maatschappelijke ondersteuning komen in hoofdstuk 6 aan de 1
Het voorgaande Wmo beleidsplan bestreek een periode van vier jaar (“Zorg voor elkaar”, 2011-2014)
6
orde. Indien er ondersteuning nodig is, zal de route van vraag naar ondersteuning moeten worden doorlopen. Indien nodig met behulp van cliëntondersteuning. Dit wordt in hoofdstuk 7 behandeld. De keuzevrijheid en de eigen bijdrage vormen hoofdstuk 8. In samenwerking met zorgverzekeraars, uitvoerders van de langdurige zorg en belangenbehartigers van cliënten kan de Wmo optimaal ontwikkeld en ingericht worden. Deze samenwerking komt in hoofdstuk 9 aan de orde. Naast de samenwerking zal er ook in voorwaardelijke sfeer regelingen moeten worden getroffen en activiteiten ondernomen. In de hoofdstukken 10 t/m 12 staan dan ook achtereenvolgens kwaliteit, monitoring, toezicht, financieel kader, communicatie en stadsbetrokkenheid centraal. Daarnaast vind u aan het einde de bijlages.
7
2. SAMENSPRAAK MET DE STAD Bij de totstandkoming van dit beleidsplan heeft de gemeente in de afgelopen twee jaar zorg- en welzijnsinstellingen, belangenorganisaties, vrijwilligers en burgers intensief betrokken. In 2012 en 2013 zijn drie gemeentebrede werkbijeenkomsten georganiseerd voor betrokken instellingen, organisaties en cliëntvertegenwoordigers uit de stad. Adviezen expertgroepen Vorig jaar hebben de wethouders Klein en Baldewsingh drie expertgroepen gevraagd voorstellen uit te werken voor andere manieren om de maatschappelijke ondersteuning te organiseren. De expertgroepen waren samengesteld uit onafhankelijke inhouds- en praktijkdeskundigen vanuit zorg, welzijn en wetenschap en enkele gemeentelijke vertegenwoordigers. Elke adviesgroep heeft, binnen de bestuurlijke kaders, advies uitgebracht over een ander thema, te weten: 1. Preventie en toegang, 2. Inrichting van voorzieningen en de relatie tussen mantelzorg, vrijwilligers en professionals, 3. Verantwoording en resultaatgerichtheid. De adviezen van de afzonderlijke expertgroepen hebben een wezenlijke samenhang. De adviezen vormen waardevolle input voor het gemeentelijk beleid en zijn dan ook terug te zien in dit beleidsplan. De belangrijke punten zijn:
De mogelijkheden van de cliënt centraal stellen. Een kenmerk van veel voorzieningen in zowel de Wmo als de AWBZ, is dat ze aan een individu worden toegekend op basis van diens beperking en er niet expliciet wordt gekeken naar het omringende netwerk van de cliënt. Echter, niet de beperkingen maar de mogelijkheden van de cliënt zouden het uitgangspunt moeten zijn. In Den Haag wordt expliciet gekeken naar het sociaal netwerk van de cliënt bij de aanvraag van voorzieningen. Preventie loont. Bij de inzet op preventie zijn de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger uitgangspunt; de burger zelf is leidend bij het voorkomen van de vraag naar ondersteuning. De inzet op preventie moet zich volgens de experts dan ook meer richten op effect (gezond gedrag) dan op output en activiteitenniveau. Ook moet het zich niet beperken tot enkel het domein van de gemeente, zorgverzekeraar of zorgkantoor. Preventie speelt een grote rol in het nieuwe Haagse Wmo beleid. Er wordt daarbij ook verder gekeken dan alleen naar de verantwoordelijkheden van de gemeente door met zorgverzekeraars afspraken hierover te maken. Maatwerk als antwoord. Indicatie op basis van een beperking maakt plaats voor een aanpak waarin de vraagverheldering centraal staat. Samen met de cliënt en zijn netwerk wordt de zorgvraag in kaart gebracht en naar het meest passende antwoord gezocht. De experts zijn van mening dat manieren voor vraagverheldering kunnen verschillen qua vorm en intensiteit, van digitaal tot een gesprek met de burger samen met diens netwerk. Dit advies is meegenomen in het ontwerp van het toegangsproces waarbij de meest simpele hulpvragen digitaal worden afgehandeld en complexe hulpvragen door een sociaal wijkzorgteam worden behandeld. Multidisciplinair team. De experts zien veel in een multidisciplinair team samengesteld uit professionals én ervaringsdeskundigen uit de zorg, welzijn en gemeente dat bij multidisciplinaire casussen op basis van het principe 1 cliënt – 1 plan – 1 aanspreekpunt de aanpak coördineert. Het team onderhoudt structureel contact met andere relevante partijen zoals huisartsen, scholen,
8
corporaties en politie, waardoor een sluitend netwerk ontstaat. De ontwikkeling van de 27 Haagse sociale wijkzorgteams sluit hier goed op aan. In de wijk. De experts geven tevens aan dat behalve voorzieningen ook de toegang en de sturing zoveel mogelijk op wijkniveau georganiseerd moeten worden. Het wijkgericht werken vormt een belangrijk onderdeel van de nieuwe Wmo. Sturing en verantwoording. Zij pleiten voor het coalitiemodel van zorg en welzijn, gesubsidieerd door middel van subsidie. Hierin schrijven welzijns- en zorgorganisaties samen in om de Wmozorg voor een bepaalde periode in een bepaald gebied(wijk, buurt, stadsdeel) te leveren. Vanwege het continueren van de zorg in zijn bestaande vorm en het overgangsrecht is hier niet voor gekozen, maar voor een meervoudige onderhandse aanbesteding. In aanloop naar 2017 zal worden bekeken welke vormen van ondersteuning het beste een wijkgerichte zorg ondersteunen. Voorafgaand aan het besluit over de verlenging van de contracten per 2016 wordt geëvalueerd of de inkoop tot de gewenste resultaten heeft geleid en of andere vormen van bekostiging, bijvoorbeeld via subsidie, wellicht beter aansluiten. De kracht van mantelzorgers benutten. Wat de cliënt zelf of met behulp van diens mantelzorger nog kan is de basis voor het antwoord op de vraag naar ondersteuning. De experts geven daarbij het belang aan van aandacht voor de draagkracht van de mantelzorger om ervoor te zorgen dat deze het zo lang en zo goed mogelijk volhoudt. Ook binnen de nieuwe Wmo speelt de ondersteuning van mantelzorgers een belangrijke rol. De gemeente Den Haag zet in op verbetering van de ondersteuning van mantelzorgers en trekt daar extra middelen voor uit.
Gesprekken in de stad In navolging van de expertgroepen is er in 2013 tot begin 2014 een samenspraaktraject over de nieuwe Wmo in de stad georganiseerd. Tijdens het samenspraaktraject zijn beleidsmedewerkers en wethouders aangeschoven bij zo’n veertig initiatieven vanuit de stad. Enkele voorbeelden van initiatieven die zijn bezocht zijn:
Bijeenkomst over innovatieve ideeën in de zorg Gesprek met levensbeschouwelijke organisaties gesproken over hun rol in het sociaal domein Bijeenkomst over mantelzorg door de ogen van allochtone mannen Bijeenkomst over het belang van (platform) zorgvrijwilligers
Deze werkwijze heeft de kracht van de stad aangeboord en zichtbaar gemaakt hoe betrokken burgers zijn als hen de ruimte wordt gegeven. Hun ideeën en opmerkingen hebben de gemeente mede in staat gesteld dit beleidsplan vorm te geven. De belangrijkste punten die hun weg in het beleidsplan hebben gevonden zijn:
De rol van maatschappelijke en levensbeschouwelijke organisaties. Naast het sociaal netwerk van burgers vervullen deze organisaties een belangrijke rol in de civil society. Uit een bijeenkomst met deze organisaties bleek echter dat zij zich niet altijd gehoord en gezien voelen door de gemeente. Zij zijn echter voor de gemeente een belangrijke partner en zullen in de komende jaren actiever betrokken worden bij ontwikkeling en uitvoering van het beleid. De kracht van de ervaringsdeskundige. Uit een aantal van de bijeenkomsten kwam naar voren dat de ervaringsdeskundige nog onvoldoende erkend is in het vrijwilligersbeleid. In dit beleidsplan is opgenomen dat er afspraken worden gemaakt met ervaringsdeskundigen over het vergroten van hun rol in de informele cliëntondersteuning.
9
Cliëntondersteuning. Tijdens een aantal bijeenkomsten spraken burgers hun zorgen uit over de toegang tot de ondersteuning voor burgers die minder zelfredzaam zijn. Uit de gesprekken bleek dat mensen niet altijd wisten waar ze moesten zijn, dat het online aanvragen soms moeilijk ging (met name voor ouderen) en dat niet iedereen goed wist welke ondersteuning ze konden krijgen. De gemeente Den Haag erkent het belang van goede en onafhankelijke cliëntondersteuning. In de nieuwe dienstverlening komen er in 13 wijkcentra dan ook onafhankelijke cliëntondersteuners waar burgers terecht kunnen. Hulp bij het huishouden. Verschillende deelnemers van het samenspraaktraject gaven aan dat hulp bij het huishouden voor een groep ouderen vaak het enige of een van de weinige contacten in de week is. Met het wegvallen hiervan is de kans op vereenzaming groter en de sociale controle minder. De gemeente Den Haag deelt de mening dat hulp bij het huishouden een belangrijke vorm van ondersteuning is die mensen in staat stelt om langer thuis te kunnen blijven wonen en zelfredzaam te zijn. Daarom worden de kortingen van het rijk op de hulp bij het huishouden in Den Haag grotendeels verzacht.
De publicaties met de verslagen van de adviezen en samenspraak bijeenkomsten zijn als bijlage bij dit beleidsplan gevoegd.
10
3. HET ZORGSTELSEL VERANDERT 3.1 WAT VERANDERT ER Hervorming langdurige zorg De AWBZ is door de jaren heen steeds een beetje aangepast aan de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen (zoals aanpassingen om mensen langer zelfstandig te laten wonen). Ook in de voorgaande jaren zijn al taken vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Wmo. Echter niet eerder zo grootschalig als nu. Om de organisatie van de (langdurige) zorg meer eigentijds in te richten en de uitgaven in de toekomst beheersbaar te houden heeft het kabinet besloten de AWBZ af te slanken en delen te decentraliseren naar gemeenten (Wmo) en zorgverzekeraars (Zorgverzekeringswet). Ook wordt er een grotere verantwoordelijkheid bij de burgers gelegd. Bovendien biedt de lokale organisatie van zorg en ondersteuning kansen om de ondersteuning dicht bij de burger en passend op de individuele behoefte en de lokale situatie te realiseren. De nieuwe Wmo Functies vanuit de AWBZ worden aan de Wmo toegevoegd. Daarbij gaat het om de niet-medische vormen van ondersteuning, zoals begeleiding, dagbesteding, inloopfunctie GGZ, kortdurend verblijf en beschermd wonen voor mensen met een psychiatrische aandoening, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Omdat al deze taken gericht zijn op bevorderen van zelfredzaamheid, deelname aan de samenleving en sociale samenhang passen ze beter binnen de Wmo. Het is dus niet de bedoeling dat de gemeente de bestaande AWBZ voorzieningen 1-op-1 overneemt. De opdracht aan gemeenten is om niet langer in functies te denken, maar in passende (maatwerk)voorzieningen, die niet voor iedereen hetzelfde zijn, maar passend bij de hulpvraag aan de cliënt. Daarbij gaat de decentralisatie gepaard met forse bezuinigingen wat ook verandering en vernieuwing noodzakelijk maakt2. Nieuwe taken Extramurale begeleiding. Begeleiding heeft als doelstelling het bevorderen, het behoud of het vergroten van de zelfredzaamheid. Het betreft een breed scala aan activiteiten die tot doel hebben te voorkomen dat mensen in een instelling terecht komen of verwaarloosd raken, zoals hulp bij de financiële administratie en dagopvang voor verstandelijk gehandicapten. Een onderdeel van de groepsgewijze begeleiding is het vervoer naar en van de locatie van de dagbesteding. Het vervoer zal eveneens overgaan naar de Wmo. Haagse situatie: in den Haag maken ongeveer 6.600 personen gebruik van begeleiding en/of dagbesteding. Zo’n 30% van de huidige AWBZ cliënten met begeleiding maakt ook gebruik van de hulp bij het huishouden in de Wmo. Daarnaast maakt 93% van de cliënten met persoonlijke verzorging (straks onderdeel van de zorgverzekering) gebruik van begeleiding. Als gevolg van de overlap
2
Op de begeleiding wordt 11% gekort bij overgang van de functie naar de Wmo. Deze korting loopt op naar 25% structureel vanaf 2017. Naast de decentralisatie van de AWBZ wordt er door de rijksoverheid gekort op twee onderdelen van de Wmo: Hulp bij het Huishouden (<40%) en de hulpmiddelen (ca. € 1,5 mln voor Den Haag). De middelen voor de inloopfunctie GGz en beschermd wonen worden zonder korting overgeheveld.
11
verwachten we dat we met ca. 4.900 nieuwe cliënten voor de Haagse Wmo te maken hebben. Ca.1.640 Hagenaars maakten in de periode 2011-2012 gebruik van vervoer bij de AWBZ begeleiding. Inloopfunctie GGZ. Doel van de inloopfunctie GGz is activering en voorkomen van sociaal isolement. Het is bedoeld voor personen met een langdurige psychische stoornis die dreigen dakloos te worden of sterk te vereenzamen. De inloopfunctie is een laagdrempelige functie in het kader van dagen arbeidsmatige activiteiten die mensen een mogelijkheid biedt om weer op zoek te gaan naar een structurele daginvulling. Kortdurend verblijf. Kortdurend verblijf is voor mensen die zorg met permanent toezicht nodig hebben en thuis wonen. Zij worden door mantelzorgers verzorgd. Door kortdurend verblijf kunnen zij uit logeren waardoor de mantelzorgers even respijt krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om jongeren met een meervoudige handicap, psychiatrische patiënten of ouderen met Alzheimer. Haagse situatie: in de periode 2011-2012 is 1.420 keer gebruik gemaakt van kortdurend verblijf door Haagse AWBZ cliënten. Beschermd wonen. De doelgroep beschermd wonen bestaat uit personen met psychiatrische aandoening, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Zij hebben lichte tot intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van hun sociale redzaamheid, cognitieve en psychische functies, algemene dagelijkse levensverrichtingen, mobiliteit en het beheersbaar houden van gedragsproblematiek. Haagse situatie: in 2013 hadden 2.200 mensen in de regio Den Haag een indicatie voor beschermd wonen. Voor de gemeente Den Haag waren dit 1799 mensen. Niet iedereen met een indicatie maakt gebruik van deze indicatie, waardoor het daadwerkelijke aantal mensen die deze zorg ontvangt waarschijnlijk lager ligt. Overgangsregeling Wanneer mensen een indicatie voor AWBZ-zorg hebben die in 2015 doorloopt krijgen zij te maken met een overgangsregeling. Tot uiterlijk tot 1 januari 2016 houden mensen hun recht op begeleiding uit hun indicatie. Op 1 januari 2016 vervallen op grond van de wet alle indicaties, met uitzondering van de indicaties voor beschermd wonen. Daarvoor geldt een overgangstermijn van 5 jaar of korter als een indicatie eerder eindigt. Een cliënt heeft dan recht op beschermd wonen volgens de voorwaarden van de AWBZ. Door de gemeente, cliëntvertegenwoordigers en zorgaanbieders wordt in een zorgvuldig proces de vraag naar/behoefte aan ondersteuning en toegang tot een verblijfsvoorziening bekeken. Dit mondt uit in een bij de Wmo passende vorm van ondersteuning.
3.2 UITGANGSPUNTEN: WAAR STAAN WE ALS DEN HAAG VOOR Het algemene doel van de Wmo is dat burgers de regie behouden over hun eigen leven en zo lang mogelijk thuis blijven wonen, ook als er sprake is van een beperking. Wie ondersteuning en zorg nodig heeft, krijgt deze zoveel mogelijk dichtbij huis, in de eigen leefomgeving. De ondersteuning en zorg zijn gericht op zelfredzaamheid van mensen en het versterken van de zelfstandigheid. Burgers zoeken eerst zelf en met hun sociale omgeving naar een oplossing voor hun behoefte aan ondersteuning en kunnen daarna voor hun ondersteuning en/of zorg een beroep doen op de gemeente en/of zorgverzekeraar. Voor mensen die als gevolg van psychiatrische problematiek niet zelfstandig kunnen wonen worden goede en adequate opvang en beschermd wonen geregeld. Bij het realiseren hiervan hanteren we de volgende uitgangspunten: 12
Iedereen doet mee aan de samenleving Door naar school te gaan, betaald werk te verrichten, vrijwilligerswerk te doen, via dagbesteding of andere vormen van participatie werkt een ieder aan zijn eigen ontwikkeling en aan die van de samenleving. Elke burger is daar zelf verantwoordelijk voor. Minimaal 80% van de Haagse burgers is zelfredzaam. De ondersteuning voor deze mensen is er op gericht de zelfredzaamheid te behouden of te versterken. De informatie over het aanbod van begeleiding en ondersteuning is toegankelijk en helder zodat iedere burger zelfstandig daarin zijn weg kan vinden. Eigenaarschap en zelfredzaamheid Eigenaar zijn van de eigen ontwikkeling en die van de omgeving, maakt burgers ondernemend en proactief. Zij zoeken, al dan niet in organisatorisch verband, zelf naar verbindingen met anderen. Zij zijn in staat om voor zichzelf te zorgen en naar anderen om te zien. Zij zijn zelfredzaam. Samen met vrienden, familie en in buurtorganisaties, verenigingen, vrijwilligersorganisaties geven burgers inhoud aan wat zij zelf (aan) kunnen. Vrijwillige inzet en mantelzorg zijn hierin belangrijk. Hier wordt sterk op ingezet. Dichtbij de mensen in hun eigen omgeving Eigenaarschap van de eigen ontwikkeling en die van de samenleving gebeurt door dicht bij de mensen voorzieningen te faciliteren en burgers daarin een rol te geven. Op stadsdeel, wijk of buurtniveau. Op kleinere schaal kan er meer en beter ontschot worden gewerkt: activiteiten kunnen slim worden gecombineerd, er is minder coördinatie nodig en signalen worden sneller en effectiever opgepakt. Op wijkniveau wordt ook de ondersteuning aan kwetsbare Hagenaars met complexe en meervoudige problemen beter en samenhangend georganiseerd volgens het principe 1 plan – 1 huishouden – 1 regisseur. Voorkomen is beter dan genezen We zetten breed in op preventie: het voorkomen van (verder) verlies van de zelfredzaamheid en het beroep op (zwaardere) zorg en ondersteuning. Veiligheid achter de voordeur moet worden geborgd. Een solide en sociaal vangnet voor kwetsbare burgers Voor degenen die niet zelfredzaam zijn (geschat wordt 20% van de Haagse bevolking) behouden we een optimaal voorzieningenpakket in de vorm van zorgcoördinatie, ondersteuning en begeleiding (zorg en welzijn) en waar nodig opvang, ondersteuning en beschermd wonen. Veiligheid staat voorop Alle burgers hebben het recht in veiligheid te leven en op te groeien. Vraaggerichtheid Wat er voor de burger nodig is, is leidend en niet het aanwezige aanbod. Vraaggericht werken is daarom een leidend principe, waarbij licht ondersteund wordt waar het kan en intensief en zwaar waar het moet. Zo kijken we eerst naar algemene voorzieningen of oplossingen met een groepsgewijze uitvoering. Pas als die niet volstaan zetten we voorzieningen in gericht op de individuele burger. Voorzieningen zijn zo min mogelijk gericht op specifieke (sub)doelgroepen.
13
Minder regels en meer vertrouwen door het bundelen en vereenvoudigen van regels Meer ruimte voor eigen initiatief en vertrouwen door minder en eenvoudige regels stimuleren het eigenaarschap en de zelfredzaamheid van burgers. Permanente innovatie Innovatie is nodig om de vraag van een passend antwoord te kunnen blijven voorzien en kosten beheersbaar te houden. Kennis delen en verspreiden in combinatie met het inbouwen van prikkels in financiële of materiële zin bevorderen een klimaat van permanente innovatie. Inspraak van belangen- en cliëntenorganisaties In lijn met meer ruimte en vertrouwen aan burgers en maatschappelijke organisaties wordt de inspraak van belangen- en cliëntenorganisaties vernieuwd.
14
4. WAT STAAT ONS TE DOEN 4.1 WAT HEBBEN WE AL GEDAAN Een groter beroep op de eigen kracht van burgers en samenleving en een efficiëntere en effectievere uitvoering van taken zijn bekende uitgangspunten voor de gemeente Den Haag. Ons beleid was al gericht op het stimuleren van de eigen kracht en het zelfoplossend vermogen van Haagse burgers, met een solide en sociaal vangnet voor de groep kwetsbare burgers in de stad. We hebben hier de afgelopen jaren al belangrijke stappen in gezet, onder meer in het versterken van de preventie, het bevorderen van de civil society en de samenwerking met maatschappelijke organisaties. Zo zijn er in de stad burenhulpcentrales opgericht en heeft het ‘Aanvalsplan Vrijwilligers’ de vrijwillige inzet van Haagse burgers een forse impuls gegeven: in vier jaar tijd is het aantal vrijwilligers gestegen naar 27%. Het Haagse welzijnswerk heeft een omslag gemaakt van aanbieder van activiteiten naar het faciliteren en verbinden van vrijwilligers- en burgerinitiatieven. Door het bundelen van activiteiten wordt slimmer gebruik gemaakt van accommodaties en hebben we laten zien dat we, met de partners in de stad, efficiënter kunnen samenwerken. Verschillende sportverenigingen en zorginstellingen zijn omgevormd tot Buurthuis van de Toekomst, die openstaat voor Hagenaars, bewonersorganisaties en andere (zelf-)organisaties en waarin verschillende disciplines onder een noemer worden gebracht (welzijn, sport, vrijwilligerswerk etc.). Een zeer succesvol traject dat met extra middelen (€3 miljoen) uit het college akkoord ook de komende jaren een vervolg krijgt. Er is veel aandacht voor de ondersteuning van mantelzorgers, onder andere door de inzet van respijtzorg en de Taskforce Mantelzorg. Binnen de pilots Centrum voor Ouderen zijn mogelijkheden ontwikkeld om ouderen beter te bereiken, meer samenhang in het aanbod aan te brengen en sociale netwerken te versterken. De vele individuele voorzieningen aan ouderen en mensen met een beperking zijn van een kwalitatief goed niveau. In het programma Den Haag onder Dak (maatschappelijke opvang) staat het voorkomen en blijvend herstel van dakloosheid centraal. Het beleid voor mensen met een beperking is gericht op een ruimer gebruik van algemeen toegankelijke voorzieningen (zoals welzijnsvoorzieningen) in plaats van individuele voorzieningen. Op het gebied van volksgezondheid is fors geïnvesteerd in integrale wijkaanpak, vroegsignalering en preventie.
4.2 WAT GAAN WE DOEN De komende 2 jaar gaan we de zorg en ondersteuning verder ontwikkelen. Daarbij werken we toe naar een organisatieopzet per stadsdeel waar principes van eigenaarschap, buurtgerichtheid en samenhang, samen komen in één concept: zorgcoöperaties. De kanteling naar een organisatieopzet per stadsdeel, en meer eigenaarschap voor de inwoners is een grote uitdaging. Welke taken organiseren we op welk niveau? Welke ruimte geven we daarbij aan burgers en professionals? En hoe gaan we om met de risico’s? We gaan uitzoeken wat voor de gemeente Den Haag de beste vorm is om zaken op stadsdeel/wijkniveau te organiseren en eigenaarschap van de burgers te vergroten. De jaren 2015 en 2016 gebruiken we om de decentralisaties goed te regelen en te experimenteren met nieuwe vormen van eigenaarschap in de wijk. Gegeven de complexiteit en de vele veranderingen in de zorg verdient het de voorkeur om verschillende kleinschalige pilots en proeftuinen op te zetten. Het gaat immers om goede zorg voor de burgers van Den Haag. We zoeken naar de beste wijze om dit te organiseren, waarbij de zorg voor burgers niet in gevaar komt en die geen extra bureaucratie met zich meebrengt.
15
De opgave is om verschillende organisatievormen aan elkaar te verbinden: privaat en publiek, gemeentelijk en niet-gemeentelijk, vrijwillig en professioneel. Het is een uitdaging om daarin een wijze van werken te vinden waarbij de kwaliteit van de zorg niet in gedrang komt, en tegelijkertijd het eigenaarschap van burgers vergroot wordt. In de samenleving zit veel verborgen Haagse kracht. Als gemeente willen we hieraan ruimte bieden en eigen oplossingen serieus nemen. We buigen het huidige systeem van ondersteuning om. We gaan meer ruimte creëren voor initiatief van bewoners en organisaties en zelf als gemeente meer ‘op onze handen zitten’. Bovendien vereenvoudigen we de toegang tot de zorg, voorzieningen en diensten. Er is in het land al veel kennis en expertise aanwezig over zorgcoöperaties. Daar maken we gebruik van. De volgende uitgangspunten vinden we belangrijk: naar elkaar omkijken/'nabuurschap', eigenaarschap en vraaggerichtheid. Waar geen zorgcoöperaties ontstaan bieden we een vangnet en proberen we, o.a. via inspraak van belangen- en cliëntorganisaties, zorg op het juist niveau aan te bieden. Mogelijk leidt dat op termijn ook tot het ontstaan van zorgcoöperaties. De verdere uitwerking van deze plannen zullen in 2015 aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
16
5. IEDEREEN DOET MEE In dit hoofdstuk beschrijven we wat de gemeente Den Haag doet om uitvoering te geven aan de eerder genoemde visie zodat mensen zoveel mogelijk kunnen participeren in de samenleving en zo lang mogelijk thuis kunnen wonen.
5.1 LANGER ZELFSTANDIG WONEN Een van de hoofddoelen van de Wmo is om mensen in staat te stellen zo lang mogelijk, zo zelfstandig mogelijk te leven. Langer zelfstandig wonen is daarom ook een speerpunt van het Wmo beleid. Om dit voor elkaar te krijgen is het noodzakelijk dat de randvoorwaarden om thuis te blijven wonen op orde zijn: voldoende geschikte woningen, de juiste zorg en goede voorzieningen in de wijk. De gemeente neemt op dit vlak in de komende periode de rol van regisseur op zich om verbindingen te leggen tussen de verschillende stakeholders. We zetten in op een helder overzicht van de voorzieningen in de wijk ten aanzien van dagbesteding en ontmoetingsplaatsen. Zorgaanbieders, woningcorporaties en zorgkantoren moeten meer dan voorheen met elkaar en met gemeenten overleggen over de aansluiting van vraag en aanbod op het terrein van wonen en zorg. Woningcorporaties, in samenwerking met de gemeenten, dragen zorg voor geschikte woonruimte voor hun huurders. Het Rijk ondersteunt deze ontwikkelingen en monitort de resultaten. De gemeente Den Haag werkt in de komende periode met de betrokken partijen aan: meer evenwicht brengen in vraag en aanbod op het terrein van wonen en zorg zodat mensen met een behoefte aan zorg en ondersteuning langer zelfstandig kunnen wonen, er voldoende keuzevrijheid is uit verschillende woonzorgconcepten en geschikte en betaalbare woonruimte is voor alle inkomensgroepen. Daarvoor zal op de volgende resultaten worden ingezet:
De stedelijke opgave in het domein wonen/zorg tot 2040 wordt in beeld gebracht. Aan de hand van het onderzoek naar de vraag en het bestaande aanbod per gebied stimuleert de gemeente Den Haag in haar de betrokken partijen om te komen tot een gezamenlijke aanpak en/of samenwerkingscoalities, waardoor vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten en een deel van de verouderde huisvesting vernieuwd is (sloop/nieuwbouw of grootschalige renovatie). In de prestatieafspraken met de Haagse woningcorporaties zijn afspraken vastgelegd: o over een passend woonverdelingssysteem, dat mensen met een zorgbehoefte koppelt aan een aanbod van voldoende geschikte en betaalbare woningen of woonvormen. Waarbij ook rekening wordt gehouden met een geschikte leef- en woonomgeving; o over de ontwikkeling van nieuwe woonconcepten zoals mantelzorgwoningen o over de vernieuwing/transformatie van bestaand zorgvastgoed o over leefbaarheid en spreiding.
5.2 PREVENTIE Om inwoners in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te laten blijven wonen, is het belangrijk problemen zoveel mogelijk te helpen voorkomen. Preventie staat niet op zichzelf, maar zit verweven in de hele keten van voorzorg (voorkomen) tot nazorg (tegengaan van terugval). Preventie in relatie tot de Wmo heeft voornamelijk betrekking op het vergroten van maatschappelijke participatie en het voorkomen dat mensen (meer/weer) afhankelijk worden van voorzieningen. We zetten in op: 17
● ● ●
Het vroegtijdig signaleren en aanpakken van (dreigende) problemen zodat ze niet groter worden Stimuleren eigen kracht en verantwoordelijkheid en actieve deelname aan de samenleving Gezondheidsbevordering en het bevorderen van vitaliteit
Hoe eerder risico’s en problemen worden gesignaleerd en aangepakt hoe minder groot de kans dat iemand (langdurig) zorgafhankelijk wordt. Daarom zorgen wij voor een sluitend netwerk van vrijwilligers en professionals in de wijken en laagdrempelige plekken waar bewoners terecht kunnen voor informatie, advies of een vraag om ondersteuning. Door de ontwikkeling van de sociale wijkzorgteams krijgen de meest kwetsbare Hagenaars sneller de voor hen meest effectieve zorg en ondersteuning. Door te stimuleren dat wijkbewoners meedoen aan activiteiten en door hen te faciliteren bij het zelf ontplooien van initiatieven worden sociale contacten bevorderd waardoor mensen meer oog hebben voor elkaar en minder snel vereenzamen. Uitnodigende locaties, activiteiten en voorzieningen in de buurt krijgen een steeds belangrijkere rol, zoals bijvoorbeeld de Buurthuizen van de Toekomst. Ook wordt steeds meer gekeken naar voorzieningen die activerend zijn. Samen met een vrijwilliger boodschappen doen zal over het algemeen meer opleveren dan een ander boodschappen laten doen. Ouderen worden gestimuleerd met elkaar te koken of wandelclubs te organiseren. Om er voor te zorgen dat mantelzorgers hun zorgtaak zo lang en zo goed mogelijk volhouden, waardoor uitval wordt voorkomen, wordt ingezet op verdere verbetering van de mantelzorgondersteuning. Lotgenotencontacten en inzet van ervaringsdeskundigheid kunnen voor mensen met een specifieke kwetsbaarheid, bijvoorbeeld met psychische en/of verslavingsproblematiek, bijdragen aan het bevorderen van de zelfredzaamheid, blijvend herstel en terugvalpreventie. Een gezonde leefstijl is een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijke participatie. Burgers kunnen leren hoe zij gezond kunnen (blijven) leven en daarnaar te handelen: meer en anders bewegen, minder en gezond eten, stress vermijden. De publieke gezondheidszorg die tot doel heeft de gezondheid van (nog) gezonde burgers te bevorderen en beschermen, vervult daar in een belangrijke rol3. Het gemeentelijke beleid op het gebied van gezondheidsbevordering wordt periodiek vastgelegd in de nota Volksgezondheid. Sport is een bindend element voor onze maatschappij en zorgt voor preventie van allerlei gezondheidsklachten. In 2013 zijn in bijna alle gemeenten, ook in Den Haag, buurtsportcoaches aan de slag gegaan. Het doel hiervan is om te bereiken dat buurtbewoners gaan en blijven sporten en bewegen in de buurt. Als mensen gemakkelijker kunnen sporten en bewegen, bijvoorbeeld door aansluiting te zoeken bij werk, school of het trapveldje om de hoek, worden zij gestimuleerd tot een actieve en gezonde leefstijl. De buurtsportcoaches zorgen daar voor en maken hierbij een verbinding tussen sport- en beweegaanbieders en andere sectoren zoals welzijn, gezondheidszorg en bedrijven. Op het gebied van preventie werkt de gemeente samen met zorgverzekeraars. Ook zij hebben een taak en belang ten aanzien van het voorkomen van ziekten. Wij willen deze samenwerking intensiveren en uitbreiden. De nieuwe verantwoordelijkheden die zowel gemeenten als zorgverzekeraars krijgen maken dat mogelijk. Wij zien uit eerdere projecten dat een gezamenlijke preventieve ketenaanpak goede effecten resulteert. 3
Bij de Wet publieke gezondheid gaat het om preventie van gezondheidsproblemen.
18
5.3 INCLUSIEF BELEID VOOR MENSEN MET EEN BEPERKING EN OUDEREN Mensen met een beperking Inclusief beleid heeft als doel om mensen met een beperking, binnen hun mogelijkheden, op volwaardige en gelijkwaardige wijze een actieve bijdrage te laten leveren aan de Haagse samenleving. De doelgroep omvat mensen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking, chronische ziekte of een combinatie hiervan. Deze doelgroep is zeer divers. Ongeveer 23,5% van de Hagenaars heeft een beperking.4 Wij doen dit door middel van een integrale benadering waarbij alle betrokken partijen voorafgaand aan het maken van beleid, rekening houden met mensen met een beperking. Het inclusief beleid richt zich op:
Blijven investeren in een gelijkwaardige behandeling van mensen met een handicap. Het creëren van volwaardige toegankelijkheid. Dat betekent gelijkwaardige kansen en toegang tot werk, sport, cultuur en wonen in Den Haag als ieder ander. Daarom streven wij naar een toegankelijker voorzieningenaanbod, dat is toegesneden op de wensen en behoeften van verschillende gebruikers. Het toegankelijk maken van voorzieningen, zowel in de fysieke en functionele sfeer als digitaal dienen blijvend aandacht te krijgen. Hierbij valt te denken aan: de toegankelijkheid van de openbare ruimte en woningen en publieke gebouwen voor mensen met een beperking, de toegang voor mensen met een beperking bij de uitvoering van de Wmo en andere relevante wetten zoals de participatiewet en de fysieke en functionele toegankelijkheid van sport, sociale en culturele activiteiten.
Ouderen Ouderen willen actief en zinvol bezig zijn, betrokken blijven, en bovenal de regie willen houden over hun eigen leven. Vitale ouderen zijn vaak waardevolle vrijwilligers. Ouderen lopen er echter tegenaan dat met de leeftijd ook diverse beperkingen de kop op doen. Tevens hebben zij te maken met een kleiner wordend netwerk door het wegvallen van vrienden en andere leeftijdsgenoten. Ouderen hebben daardoor vaker hulp nodig bij het behouden of vergroten van hun veerkracht en zelfredzaamheid. Een zinvol en vitaal leven is essentieel voor een gezonde, vitale geest die eventuele kwetsbaarheid kan opvangen. Voorzieningen in de stad moeten hierop zijn ingesteld. Vandaar het ouderenbeleid. Het nastreven van Den Haag stad voor vitale ouderen als age-friendly city 5 van belang is. Acties die hiervoor worden genomen zijn onder andere beweegactiviteiten voor ouderen, vitaliteitscoaching, veilige huisvesting en woonomgeving en een zinvolle dag invulling met bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Bij het vormgeven van deze acties worden de Haagse ouderen direct betrokken door middel van panels.
4
Deze cijfers én de andere cijfers in deze nota over het aantal gehandicapten, zijn altijd een grove benadering van het werkelijke aantal. De cijfers zijn gebaseerd op landelijk onderzoek en het is waarschijnlijk dat de situatie in Den Haag afwijkt van de landelijke situatie (meer allochtonen, meer mensen met een laag inkomen e.d.). Ook de definitie van een beperking kan verschillen. Het gaat hier bijvoorbeeld om krantenkoppen lezen of aan- en uitkleden, enzovoorts. Voor meer informatie zie OCW, Signaal, nr. 9 jaargang 2007 en Signaal nr. 13, jaargang 2007) 5
Een age-friendly city is een stad waar de oudere bewoners gemotiveerd worden actief te blijven, waar vitaliteit bevorderd wordt en waar de omgeving en voorzieningen voor iedereen toegankelijk en aansprekend zijn. (vrije vertaling van de WHOdefinitie: ‘an agefriendly city is an inclusive and accessible urban environment that promotes active ageing’. Doel is het predicaat age-friendly city van de VN met aansluiting bij het WHO-netwerk).
19
5.4 VRIJWILLIGERS Vrijwilligerswerk is een belangrijke vorm van maatschappelijke participatie. De gemeente Den Haag heeft dit in de afgelopen jaren al uitgebreid gestimuleerd en gefaciliteerd. In de komende periode zetten we hier ook weer sterk op in. In een stad waar in iedereen mee doet en omziet naar elkaar vervullen vrijwilligers immers een cruciale rol. Het college heeft voor de komende collegeperiode €2 miljoen uitgetrokken voor verdere intensivering van vrijwilligerswerk. Hagenaars zetten zich vrijwillig in omdat zij die motivatie voelen: ze doen het omdat ze het leuk en nuttig vinden. Vrijwillige inzet is die inzet die onbetaald en onverplicht is, maar niet vrijblijvend. Vrijwilligers ontvangen geen betaling voor hun werk, maar kunnen wel in aanmerking kunnen komen voor een onkostenvergoeding. Aan het inzetten van vrijwilligers zit ook een grens. Wij verwachten niet dat vrijwilligers alle hulp kunnen bieden. Het is zeker niet de bedoeling dat vrijwilligers worden ingezet om beroepskrachten volledig te vervangen. We zetten in op het aantrekkelijk maken van het vrijwilligerswerk zodat meer vrijwilligers in staat worden gesteld om op basis van de eigen motivatie aan de slag te gaan. De gemeente Den Haag richt zich daarbij op de volgende zaken: Eén op één matching Vrijwilligers zetten zich zowel in ongeorganiseerd, als in georganiseerd verband in. Verschillende initiatieven zijn hierin al populair, zoals DenHaagDoet.nl en de Burenhulpcentrale. Om de toegankelijkheid van deze initiatieven te vergroten wordt onderzocht hoe het concept van de Burenhulpcentrale kan worden geïntegreerd in DenHaagDoet.nl. Inzet vrijwilligers in voorzieningen De verwachting is dat er in de komende periode op vrijwilligers een groter beroep wordt gedaan vooral wat betreft vervoer, hulp bij boodschappen, administratieve hulp en inzet bij eenzaamheid. Vrijwilligers zijn hierin al actief via verschillende organisaties. De inzet van vrijwilligers bij voorzieningen willen wij vergroten. Met die organisaties worden afspraken gemaakt hoe het bereik kan worden vergroot. Ondersteunen organisaties bij werven van en werken met vrijwilligers Organisaties hebben zelf de verantwoordelijkheid voor de werving en de inzet van vrijwilligers als onderdeel van de te leveren ondersteuning. De gemeente faciliteert organisaties om hun vrijwilligersbeleid op orde te brengen. Dit doen we bijvoorbeeld door het promoten van het keurmerk ‘Vrijwillige inzet GOED GEREGELD’ 6 , het centraal ontsluiten van aanbod van trainingen en opleidingen voor vrijwilligers, het bieden van trainingen en gezamenlijke wervingscampagnes. Formele en informele zorg nader tot elkaar brengen Een belangrijke rol van vrijwilligerszorg wordt vervuld door zorgvrijwilligersorganisaties. Bij zorgvrijwilligersorganisaties werken professionals die zorgvrijwilligers ondersteunen. De professional verleent hierbij zelf geen zorg of ondersteuning aan de cliënt, maar zorgt er voor dat vrijwilliger en zorgvrager met elkaar in contact komen en begeleidt de geboden ondersteuning. Deze vorm van informele zorg en de formele zorg, waren lang twee gescheiden werelden waardoor de samenwerking tussen de informele en formele zorg moeizaam verliep. Dit gaat nu steeds beter. De gemeente wil in de komende periode deze vorm van vrijwilligerswerk stimuleren en verbeteren.
6
Van de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV)
20
Vrijwilligerswerk voor mensen met specifieke problematiek Vrijwilligerswerk is een belangrijk instrument om de deelname aan de samenleving te vergroten. Het leidt tot sociale contacten buitenshuis, brengt structuur in de dag én geeft voldoening vanwege de zinvolle inzet. Voor mensen met een specifieke problematiek (zoals lichamelijke en medische problemen, moeite om gestructureerd te werken, moeite om contacten e.d.) kan het moeilijk zijn om vrijwilligerswerk te doen. Met organisaties gaan we in gesprek om te bekijken op welke manier we de mogelijkheid van vrijwilligerswerk voor deze mensen kunnen vergroten. Om te voorkomen dat zowel de vrijwilliger, als de organisatie teleurgesteld raken, is het belangrijk dat de verwachtingen van te voren duidelijk zijn. Verder richten wij ons in het vrijwilligersbeleid op het stimuleren van het doen van vrijwilligerswerk via communicatie, evenementen en een doelgroepgerichte benadering. Ook komt er een nieuw programma voor het waarderen van het vrijwilligerswerk. Tenslotte werken wij aan het verbeteren van het imago van vrijwilligers. Dit doen wij door te laten zien laten zien dat vrijwilligerswerk leuk, divers, leerzaam en nuttig is, bijvoorbeeld door voortzetting van de Ambassade van Den Haag.
5.5 MANTELZORG We zetten in op een stad waarin iedereen mee kan doen. Sommigen mensen kunnen echter alleen meedoen als zij daarbij door anderen worden ondersteund. Mantelzorgers die voor die ondersteuning zorgen, dienen op hun beurt niet alleen te staan. Daarom zijn zij een belangrijke doelgroep voor de Wmo. Mantelzorg is langdurige zorg die verleend wordt door personen uit de directe omgeving van de hulpvrager, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke hulp van huisgenoten overstijgt. Bij mantelzorg gaat het om extra inzet ten opzichte van de gebruikelijke ondersteuning aan familie of vrienden. Een extra inzet die geen keuze is, omdat het voortvloeit uit een bestaande sociale relatie. Veel mantelzorgers weten draagkracht en –last met elkaar in evenwicht te houden. De gemeente speelt een rol in de ondersteuning van de mantelzorgers om te voorkomen dat zij overbelast raken. In het college akkoord zijn hiervoor dan ook extra middelen uitgetrokken: €1 miljoen in 2015 en € 1,2 miljoen in 2016. De gemeente Den Haag legt de focus voor mantelzorgers op de volgende punten: Kennis van mogelijke ondersteuning voor mantelzorgers Wanneer er een zorgvraag is, wordt ook bekeken hoe de directe omgeving hierbij is betrokken. Om er voor te zorgen dat de mantelzorgvraag gelijk wordt opgepakt met de ondersteuningsvraag van een cliënt, wordt het project ‘Bereiken en ondersteunen van mantelzorgers door professionals’ gecontinueerd. Dit project heet de Taskforce Mantelzorg, waarin verpleegkundigen en ouderenconsulenten van zorg- en welzijnsorganisaties samenwerken en actief op zoek gaan naar (overbelaste) mantelzorgers. Om meer mantelzorgers te bereiken en te ondersteunen gaan er publiciteitsacties plaatsvinden. Die moeten de ondersteuning van mantelzorgers en de mogelijkheden van respijtzorg in stad zichtbaar maken. Hierbij is speciale aandacht voor:
de mantelzorger die zich zelf geen mantelzorger voelt en zich daardoor niet aangesproken voelt door de ondersteuningsmogelijkheden; de jonge schoolgaande mantelzorgers die zichzelf niet herkent als mantelzorger. Bij deze groep is het belangrijk dat de jonge mantelzorger kind kan zijn en niet teveel verantwoordelijkheden heeft. 21
Goede en toegankelijke ondersteuning We bieden ondersteuning die goed aansluit op de behoeften van de Haagse mantelzorgers en toegankelijk is. Dit doen we door te werken aan de volgende zaken:
Uitbreiding bijeenkomsten lotgenoten. Voor mantelzorgers kan het belangrijk zijn om met andere mantelzorgers in contact te komen. Het gaat om luisteren naar elkaar, herkennen van elkaars ervaringen en problemen en zoeken naar oplossingen. Het Alzheimer Café is een voorbeeld hiervan voor mantelzorgers van mensen met dementie. Vergroten toegankelijkheid respijtvoorzieningen. Respijtzorg is vervangende zorg door een vrijwilliger of professional, zodat de mantelzorger even vrij is. De afgelopen jaren zijn veel respijtzorgvoorzieningen ontwikkeld in de stad. Door de inzet van de Taskforce Mantelzorg worden meer mantelzorgers gewezen op het bestaande aanbod en is de toegankelijkheid van het aanbod aan respijtzorg vergroot. Dit wordt gecontinueerd. Met de nieuwe Wmo krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid over de logeervoorziening. Dit is een maatwerkvoorziening (voor meer informatie zie hoofdstuk 6).
Erkenning en waardering voor de positie van de Haagse mantelzorgers In Den Haag worden mantelzorgers op verschillende manieren gewaardeerd. Al sinds 2008 is er de mantelzorgpas en het magazine uitgegeven door PEP Den Haag met diverse aanbiedingen en informatie over mantelzorg. Inmiddels zijn er bijna 6.000 pashouders. De waardering van mantelzorgers wil de gemeente op deze wijze continueren en intensiveren. Het mantelzorgcompliment van het Rijk voor mantelzorgers die langdurig en intensief een AWBZ geïndiceerd familielid, partner, vriend of kennis verzorgen eindigt eind 2014. De gemeente wordt vanaf 2015 verantwoordelijk voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorger. Daarbij wordt uitgegaan van de woonplaats van degene die mantelzorg ontvangt. Naar verwachting wordt er voor Den Haag een bedrag van 2 miljoen euro gereserveerd.
5.6 HUISELIJK GEWELD Om huiselijk geweld te bestrijden worden er in de komende periode verschillende initiatieven opgezet: Veilig Thuis Op basis van de nieuwe Wmo worden met ingang van 1 januari 2015 het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) samengevoegd tot één organisatie: Veilig Thuis. Veilig Thuis moet een herkenbaar en toegankelijk meldpunt zijn voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het heeft de volgende taken:
Advies en consult geven aan de melder; Onderzoek doen naar aanleiding van een melding; Informeren van politie en Raad voor de Kinderbescherming indien nodig; Inschakelen van passende hulpverlening; Overdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming indien blijkt dat vrijwillige hulpverlening niet voldoende is ; Inschakelen van forensisch-medische expertise indien nodig ten behoeve van letselduiding.
22
Veilig Thuis wordt zo een belangrijke partner zowel in de jeugdketen als in de volwassenenketen. De gemeenten in de regio Haaglanden werken hierin samen. Op 1 januari 2015 start Veilig Thuis als projectorganisatie met inbreng vanuit de huidige organisaties.
Landelijk Knooppunt huwelijksdwang en achterlating In Den Haag wordt het landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating opgezet. Het Knooppunt wordt organisatorisch ondergebracht bij Veilig Thuis. De hoofdtaken van het landelijk knooppunt zijn:
Analyseren kennisbehoefte en ontwerpen ondersteuningsaanbod voor de sector Veilig Thuis Vraagbaakfunctie voor professionals Veilig Thuis en andere hulpverleners Actieve deskundigheidbevordering van professionals Verzamelen, actualiseren en beschikbaar stellen van relevante informatie. Leveren van expertise aan Veilig Thuis bij complexe casuïstiek Zorgen dat er geen slachtoffers tussen wal en schip vallen Partnerschip met Ministerie van Buitenlandse Zaken voor signalering en verificatie van meldingen huwelijksdwang en achterlating Faciliteren van repatriëring van slachtoffers.
Regiovisie De twee centrumgemeenten in Haaglanden (Den Haag en Delft) ontwikkelen samen met hun regiogemeenten een regiovisie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De visie op Veilig Thuis is opgenomen in deze regiovisie. Veilig Thuis moet een goede aansluiting hebben met het lokale sociale domein in alle gemeenten. Veilig Thuis kan daarbij de expertise huiselijk geweld en kindermishandeling inbrengen in de lokale sociale wijkzorgteams en de Centra voor Jeugd en gezin (CJG’s) /de jeugdteams. In deze regiovisie zijn 11 uitgangspunten7 benoemd die in lijn zijn met het brede Wmo beleid: A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K.
Veiligheid staat voorop We starten met een veiligheidsafweging (triage) door een expert Lokaal waar kan en regionaal waar nodig We praten altijd met cliënten en gaan uit van hun eigen kracht We werken op basis van Signs of Safety Vroegsignalering en het vergroten van handelingsverantwoordelijkheid heeft prioriteit Er wordt gewerkt vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur Kinderen krijgen de zorg die ze nodig hebben De toegang tot hulp is laagdrempelig en beschikbaar Zorg en straf zijn goed verbonden Veilig Thuis ondersteunt de lokale zorgstructuur
In de Regiovisie komt ook het landelijk knooppunt aan de orde.
7
Voor een uitgebreidere uitleg van de regiovisie verwijzen wij u naar de Regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling 2015-2018.
23
6. MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Indien een burger niet in staat is om problemen/vragen zelf of met hulp van het eigen netwerk op te lossen, dan zal een beroep moeten worden gedaan op een georganiseerde vorm van ondersteuning. Hiervoor zal eerst worden gekeken of de oplossing gevonden kan worden in een algemene voorziening.
6.1 ALGEMENE VOORZIENINGEN Een algemene voorziening richt zich op het vergroten van de zelfredzaamheid van de burger en zijn of haar deelname aan de samenleving. Iedereen kan hier zonder enige vorm van voorafgaand onderzoek en beoordeling gebruik van maken. Een algemene voorziening is voorliggend aan een maatwerkvoorziening. Dit betekent dat als een burger naar oordeel van de gemeente voldoende ondersteuning krijgt door een algemene voorziening, deze niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. Een algemene voorziening kan worden uitgevoerd door vrijwilligers of door mensen die dit beroepsmatig of vanwege een opleiding doen. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn een koffieochtend in het buurthuis, inloopspreekuur, vrijwilligersvervoer, maatschappelijk werk, wandelclub, het zelf doen van vrijwilligerswerk, creatieve activiteiten, enzovoorts. Een algemene voorziening is niet automatisch voor een ieder geschikt. De dienst of activiteiten kunnen minder goed toegankelijk zijn voor groepen met specifieke kenmerken. Om te kijken of een voorzieningen geschikt is, is een intake of toetsing op inhoudelijke gronden mogelijk. Er zijn in Den Haag verschillende soorten instellingen/organisaties en initiatieven die algemene voorzieningen aanbieden, van sociaal-culturele instellingen (professionele welzijnsorganisaties en vrijwillige (zelf)organisaties), sportfaciliteiten en vrijwillige vervoersdiensten tot klussendiensten en vrijwilligerszorg. Algemene Voorzieningen kunnen worden gesubsidieerd door de gemeente. Daarnaast zijn er algemene voorzieningen zijn die worden gefinancierd door sponsoring, fondsen of lidmaatschap (denk aan een sportvereniging). Algemene voorzieningen kunnen ook gratis zijn omdat deze worden georganiseerd door vrienden, buren of vrijwilligers. De gemeentelijke dienstverlening is ook een algemene voorziening. Via het subsidie-instrument kan direct en gericht sturing worden gegeven aan het aanbod van de instellingen en organisaties waar de gemeente een subsidierelatie mee heeft. In de subsidie-afspraken met de verschillende organisaties worden afspraken over de organisatie van de algemene voorzieningen opgenomen. De gemeente stuurt bij een subsidie voor algemene voorzieningen inhoudelijk op de volgende punten: ● ● ● ●
Gericht op versterken van de eigen kracht van bewoners en het versterken van het zelf-oplossend vermogen van bewoners; Verhogen van de participatie van Hagenaars; Het vergroten van de sociale samenhang in de stad; Het verstevigen van de verbinding tussen de Hagenaars onderling.
Hierbij wordt ook op de volgende punten gestuurd:
24
Vrijwillig boven professioneel. Voorzieningen waarbij vrijwilligers worden ingezet gaan zo mogelijk boven voorzieningen uitgevoerd door beroepskrachten. Vrijwillige medewerkers worden gecoacht en begeleid door ervaren vrijwilligers en waar nodig door beroepskrachten. Groepsvoorzieningen voor individuele voorzieningen. Bijvoorbeeld lotgenotencontact waarbij deelnemers mensen ontmoeten die in een vergelijkbare situatie zitten. Activiteiten vinden bij voorkeur plaats in de wijk. De activiteiten worden zoveel mogelijk in de wijk georganiseerd zodat zij gemakkelijk te bereiken zijn en aansluiten bij de wensen van mensen uit de wijk. Als een groep maar een beperkte omvang heeft kunnen activiteiten in bepaalde gevallen ook op stedelijk niveau plaatsvinden. Belemmeringen voor deelname worden weggenomen. Het resultaat van deze inclusieve benadering is dat algemene voorzieningen ook beschikbaar zijn voor mensen met een beperking. Dat betekent bijvoorbeeld dat gebouwen toegankelijk moeten zijn voor mensen met een beperking, maar ook dat de deelnemers serieus worden genomen (bejegening). Meer gebruik door het vergroten toegankelijkheid. Dit wordt gerealiseerd in de vorm van de wijkcentra die dicht bij de burger zijn georganiseerd zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van de bestaande wijkinfrastructuur. Dit doen we door te investeren in de samenwerking met vrijwilligerszorgorganisaties, Buurthuizen van de Toekomst, enzovoorts.
Dertien wijkcentra in stad vormen de toegang tot de Algemene Voorzieningen. Door de informatie én de contacten hierover op één locatie bij elkaar te brengen wordt de toegankelijkheid van deze voorzieningen vergroot. De i-Shops en de Centra voor Ouderen worden hierin opgenomen. In deze centra wordt daarnaast brede algemene cliëntondersteuning geboden zoals hulp bij het opstellen van een persoonlijk plan. Ook wordt een aantal Algemene Voorzieningen geboden met als doel dat bewoners zo snel mogelijk actief worden in de wijk. Het kan hierbij gaan om:
Georganiseerde activiteiten zoals trainingen vrijwilligersvaardigheden of lotgenotencontact; Activiteiten waarvoor vrijwilligers(organisaties) ruimtegebrek hebben; De dienstverlening van een welzijnsorganisatie.
In de centra werken generalisten met een specialisme op het terrein van algemeen maatschappelijk werk, ouderenwerk, participatiewerk en opbouwwerk. Er wordt daarbij een relatie gelegd met sociaal juridische advies (sociaal raadslieden en consulenten maatschappelijke ondersteuning). Op termijn krijgt ook het specialisme van MEE hier een plek als het gaat om problemen die te maken hebben met een beperking, autisme en/of chronische ziekte.
6.2 24/7 BEREIKBAAR In de nieuwe Wmo is als nieuwe taak voor de gemeente opgenomen het bieden van anonieme hulp op afstand. Deze vorm van hulp moet 24 uur per dag en 7 dagen per week via telefoon of internet bereikbaar zijn. De preventieve functie van hulp op afstand sluit goed aan bij de beweging van zwaardere vormen naar lichtere vormen en het stimuleren van eigen kracht. We ontvangen hiervoor ook extra middelen. De voorziening werd echter door de Gemeente Den Haag al aangeboden. Hier veranderd dan ook niets in.
25
6.3 MAATWERKVOORZIENINGEN Wanneer mensen niet in staat zijn om hun problemen zelf of met hulp uit hun omgeving op te lossen en algemene voorzieningen bieden ook geen uitkomst, dan zal er gekeken worden of een maatwerkvoorziening de juiste ondersteuning kan bieden. Voor deze voorzieningen geldt dat ze alleen toegankelijk zijn na indicatie of beoordeling. Afhankelijk van de problematiek die speelt kan er één of meerdere maatwerkvoorzieningen worden ingezet.
6.3.1. BESTAANDE MAATWERKVOORZIENINGEN Dit zijn de zogenaamde individuele voorzieningen waarvoor de gemeente op grond van de Wmo al verantwoordelijk was: hulp bij het huishouden, de vervoersvoorzieningen, woningaanpassingen en hulpmiddelen. Naast een schoon en veilig huis zijn deze voorzieningen gericht op mobiliteit. Om bijvoorbeeld boodschappen te kunnen doen, deel te nemen aan werk of activiteiten of sociale contacten te kunnen onderhouden moeten mensen zich wel kunnen verplaatsen. Op de hulp bij het huishouden wordt landelijk fors gekort. Wij vinden dit echter een belangrijke vorm van ondersteuning. Tijdens het samenspraaktraject werd wederom duidelijk dat voor kwetsbare ouderen hulp bij het huishouden een belangrijke manier van vroegsignalering is omdat het vaak de enige of een van de weinige contacten in de week is. In het collegeakkoord zijn extra middelen vrij gemaakt om de bezuiniging op te vangen, zodat burgers de voorziening kunnen houden die ze nodig hebben.
6.3.2 MAATWERKVOORZIENING ONDERSTEUNING De maatwerkvoorziening ondersteuning is het Haagse alternatief voor de functie begeleiding uit de AWBZ. Het doel van de ondersteuning is: het ondersteunen van burgers die beperkingen ondervinden bij het deelnemen aan de samenleving. Dit zijn vaak burgers met matige tot zware beperkingen. Doelgroepen We onderscheiden in Den Haag voor de maatwerkvoorziening ondersteuning drie doelgroepen: 1. Volwassenen met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek (AWBZ doelgroep GGZ), met uitzondering van de dak- en thuislozen en slachtoffers van huiselijk geweld die verblijven in een verblijfsvoorziening binnen de maatschappelijke opvang; 2. Volwassenen met een beperking (lichamelijk en/of verstandelijk); 3. Volwassen met een somatische of psychogeriatrische aandoening. We onderscheiden deze doelgroepen omdat zij veelal specifieke vragen en expertise behoeven. De ondersteuning wordt alleen aan volwassenen geboden. De ondersteuning voor burgers tot 18 jaar wordt vanaf 2015 in de nieuwe Jeugdwet geregeld. Arrangementen De ondersteuning wordt vanaf 1 januari 2015 aangeboden in twee arrangementen te weten het arrangement chronisch en het arrangement herstel. Daarnaast biedt de gemeente logeervoorzieningen aan. In deze arrangementen bieden de gecontracteerde aanbieders een op de burger afgestemde mix (maatwerk) van algemene voorzieningen, groepsactiviteiten en individuele ondersteuning aan. Het is aan de aanbieder om dit samen met de burger vorm en inhoud te geven. Activiteiten en te bereiken 26
resultaten kunnen betrekking hebben op alle aandachtsgebieden van de zelfredzaamheidsmatrix zoals: financiën, dagbesteding, huisvesting, (huiselijke) relaties en sociaal netwerk, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, maatschappelijke participatie. De verschillende arrangementen worden hieronder verder toegelicht: Arrangement chronisch Het arrangement chronisch omvat langdurige ondersteuning aan burgers bij wie de beperking van de zelfredzaamheid langer dan een jaar of blijvend aanwezig wordt geacht. De ondersteuning richt zich in dit arrangement minimaal op stabilisatie en het tegengaan van achteruitgang, maar kan op onderdelen ook gericht zijn op verbetering van de zelfredzaamheid, verbetering van specifieke vaardigheden, en participatie. Deze inzet wordt beoordeeld door en vindt plaats onder regie van de gecontracteerde aanbieder van de maatwerkvoorziening. Het arrangement chronisch wordt geboden aan burgers die naar verwachting een jaar of langer op deze ondersteuning zijn aangewezen. Het arrangement chronisch duurt een jaar en kan zo nodig meerdere keren worden verlengd. Arrangement herstel Het arrangement herstel is gericht op herstelgerichte ondersteuning aan burgers bij wie de beperking van de zelfredzaamheid tijdelijk is. Dit arrangement heeft tot doel de zelfredzaamheid binnen de periode van maximaal een jaar, zodanig te verbeteren dat ondersteuning vanuit een maatwerkvoorziening niet langer nodig is. Dit wil echter niet zeggen dat het altijd mogelijk is volledig herstel van de zelfredzaamheid te bereiken op alle deelterreinen. Op onderdelen kan het nodig zijn (langdurig) ondersteuning te blijven bieden. Deze inzet wordt beoordeeld door en vindt plaats onder regie van de aanbieder van de maatwerkvoorziening. Het arrangement herstel wordt in principe voor kortere periode toegekend, maar kan zo nodig meerdere keren worden ingezet. Logeervoorziening Om de mantelzorger te vervangen is er de logeervoorziening (voorheen kortdurend verblijf in de AWBZ). Met de nieuwe Wmo krijgt de gemeente hier de verantwoordelijkheid over. Maximaal drie etmalen per week kan de cliënt elders logeren ter vervanging van de mantelzorger. Deze voorziening kan eenmaal per kalenderjaar worden opgespaard tot een logeervoorziening van maximaal 14 etmalen. Op deze manier is er opvang tijdens de vakantie van de mantelzorger.
6.3.3 MAATSCHAPPELIJKE OPVANG Het kernpakket aan voorzieningen Den Haag Onder Dak (DHOD) bestaande uit dagopvang, nachtopvang, doorstroomvoorzieningen en specifieke woonvoorzieningen zoals Housing First is voldoende om de huidige instroom van jaarlijks circa 1.000 cliënten Maatschappelijke Opvang/ (Openbare) Geestelijke Gezondheidszorg (MO/(O)GGz) op te vangen. Dit pakket wordt na 2014 gecontinueerd en richt zich op personen die feitelijke dak- of thuisloos zijn en onvoldoende zelfredzaam als gevolg van psychiatrische en/of verslavingsproblematiek. Opvang voorzieningen Binnen het programma DHOD wordt dagopvang, nachtopvang, langdurig verblijf in de vorm van een doorstroomvoorziening en huisvesting in het kader van het project Housing First Den Haag gerealiseerd. Het Centraal Coördinatiepunt (CCP) vormt de centrale toegang tot de maatschappelijke opvang.
27
(Vroeg)signalering en zorgcoördinatie hoogrisico groep Het meldpunt en de coördinatie van de signaleringsoverleggen is ook belegd bij het CCP. In 2015 wordt aansluiting met de sociale wijkzorgteams gezocht waarbij zorgcoördinatie voor en zorg en ondersteuning voor de zogenoemde hoogrisico (O)GGz groep op wijkniveau wordt geborgd. Voorzieningen preventie en herstel Voorzieningen die gericht zijn op het voorkómen van dakloosheid en op herstel ná dakloosheid, hebben tot doel de zelfredzaamheid van de gebruikers te vergroten en te bevorderen dat zij tijdig hulp en ondersteuning zoeken. De volgende initiatieven zijn hierin van belang voor Den Haag:
Om dakloosheid te voorkómen en om herstel ná dakloosheid te stimuleren zijn er trajecten extramurale begeleiding en dagbesteding ontwikkeld. Hiermee wordt bijgedragen aan het bereiken van de stabiele situatie (mix van wonen, inkomen/schulden, zorg/begeleiding en dagbesteding) van de cliënt. Het doel is om in 2015 deze voorzieningen onder te brengen bij het brede voorzieningen pakket ‘maatwerk ondersteuning’ dat de gemeente met aanbieders organiseert vanaf 1 januari 2015. Binnen de pilot financiële dienstverlening dat binnen de 3D aanpak plaatsvindt wordt beoordeeld welk aanbod moet worden ingericht voor de groep met zware problematische schulden die niet (direct) in aanmerking komen voor Schuldhulpverlening. Cliënten die zich in één van de vormen van opvang bevinden nemen deel aan deze pilot. Daarnaast zijn er netwerken in de stad actief die zich richten op het vergroten van de participatie van cliënten met GGz problematiek. Via de werktafels van de maatschappelijke steunsystemen (MSS) waar 60 lokale organisaties deel van uitmaken, worden cliënten naar dagbesteding, vrijwilligerswerk en maatjesprojecten in de wijk geleid. In 2015 wordt aansluiting gezocht met de sociale wijkzorgteams. Vanuit de AWBZ gaan de middelen voor de inloopfunctie GGz zonder korting over naar gemeenten. De inloopfunctie GGz is bedoeld voor personen met een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperking. Budgetten gerelateerd aan inloopfuncties uitgevoerd door maatschappelijke opvang (MO) instellingen worden aan de centrumgemeenten verstrekt. De doelgroep van de inloopfunctie GGz zijn mensen die niet in een instelling verblijven. Het doel is activering en het voorkomen van sociaal isolement. De gemeente den Haag heeft de intentie voor 2015 deze middelen onverkort via een subsidie aan de instellingen beschikbaar te stellen. In 2015 wordt onderzocht hoe deze inloopfuncties GGz zich gaat verhouden tot het algemene voorzieningen pakket voor ondersteuning dat de gemeente Den Haag inricht. De pilot vermindering uithuiszettingen is sinds 2012 stadsbreed uitgerold. In 2015 wordt dit gecontinueerd. Door de aanpak veelplegers en nazorg ex-gedetineerden is dakloosheid na detentie van en overlast door deze groep flink teruggedrongen. Het betreft gestructureerde dagbesteding aan cliënten met chronisch verslaving en/of psychiatrische problematiek. Ook in 2015 wordt dit gecontinueerd.
Kortom De centrale toegang en stedelijk georganiseerde voorzieningen blijven voor de feitelijk dakloze Haagse burger in stand. Ook is structurele inzet nodig voor mensen die tijdelijk opgevangen moeten worden als het recht op voorzieningen in het geding is. Dit geldt in het bijzonder voor gezinnen met kinderen die volgens gemeentelijke beleid niet op straat en in de maatschappelijke opvang thuishoren. De uitvoeringsregie door het CCP wordt ook na 2014 gecontinueerd. De focus zal gericht blijven op de toeleiding van dakloze cliënten die tijdelijk opvang behoeven (de feitelijk daklozen). Voor de ‘hoog 28
risico groep’, de mensen die nog thuis wonen of weer zelfstandig gaan wonen, wordt synergie gezocht met de sociale wijkzorgteams.
6.3.4 BESCHERMD WONEN Met de invoering van de Wmo 2015 wordt Den Haag als centrumgemeente verantwoordelijk voor het beleid, de toegang, het toezicht en de uitvoering van de AWBZ-functie ‘beschermd wonen’. Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychiatrische aandoening, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving (huidige ZZP GGZ categorie C). Voor het merendeel gaat het om cliënten die de zorg in natura in een intramurale setting krijgen of als Volledig pakket Thuis. Voor een kleiner deel gaat het om burgers die de zorg extramuraal als overbruggingszorg ontvangen of de zorg zelf inkopen (PGB). In de centrumregio Den Haag gaat het om ca. 2.200 inwoners (peiljaar 2013) die een GGZ-C indicatie hebben. Voor 2015 is continuïteit van zorg het uitgangspunt. Dit houdt in dat zoveel als mogelijk uitgegaan wordt van de bestaande praktijk Beschermd Wonen. De gegevens van het Rijk (inventarisatie), het financiële kader en de cliëntengegevens zijn hierbij leidend. De verwachting is dat in 2015 beschermd wonen voor hetzelfde aantal cliënten zal gelden, bestaande uit huidige cliënten met overgangsrecht, de uitstroom en instroom van nieuwe cliënten. Gegeven deze nieuwe verantwoordelijkheid en de overgangsperiode van 5 jaar zal voor de komende jaren beleid ten aanzien van ‘beschermd wonen’ worden ontwikkeld.
6.3.5 OPVANG HUISELIJK GEWELD Bij huiselijk geweld en kindermishandeling gaat het soms om levensbedreigende situaties. Om de veiligheid te herstellen, kan bij hoog risicozaken tijdelijke opvang uitkomst bieden. Voor zover de veiligheid dat toestaat en het voor het herstel geen beletsel vormt, wordt er op gestuurd dat betrokkenen na incidenten met huiselijk geweld en/of kindermishandeling zoveel mogelijk binnen hun sociale omgeving kunnen blijven functioneren. Ambulante hulpverlening en een zo kort mogelijke opvang heeft dan ook veruit de voorkeur. We proberen opvang te voorkomen door inventieve nieuwe middelen, zoals AWARE (een kastje dat mensen in het geval van ernstige stalking bij zich kunnen dragen en waarmee ze hulp kunnen inroepen) en time-out voorzieningen (zoals het tijdelijk huisverbod). Stichting Wende verzorgt in Den Haag en Zoetermeer vrouwenopvang; ook biedt zij in Den Haag mannenopvang. Ook het Leger des Heil biedt vrouwenopvang in Den Haag . Bij hoog risicozaken dient landelijk voldoende opvangaanbod aanwezig te zijn. In Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) verband worden nadere afspraken gemaakt over bovenregionale en landelijke voorzieningen en over de wijze waarop en de periode waarvoor ze vanuit de regio’s worden gefinancierd. Iedere centrumgemeente wordt in principe verantwoordelijk voor de eigen mannenopvang. Omdat de mannenopvang nu nog geconcentreerd is in de vier grote gemeenten, waaronder Den Haag, wordt de komende twee jaar de beschikbare expertise overgedragen aan de andere centrumgemeenten. In de vier grote gemeenten wordt onderzocht aan hoeveel plaatsen structureel behoefte is in de toekomst; dit is afhankelijk van wat andere centrumgemeenten gaan organiseren op dit vlak.
6.3.6 FINANCIËLE TEGEMOETKOMING VOOR MEERKOSTEN Per 2015 worden een aantal landelijke en lokale regelingen voor de financiële ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft. De meerkosten die chronisch zieken en gehandicapten 29
hebben verdwijnen echter niet met het vervallen van deze regelingen. Daarom krijgen gemeenten de mogelijkheid om financiële ondersteuning te bieden voor burgers met meerkosten als gevolg van een ziekte of handicap. De overheveling van de landelijke regelingen gaat gepaard met forse kortingen op beschikbaar gestelde budgetten. Er blijft ongeveer een derde van het budget over. Voor Den Haag is er 6 miljoen euro beschikbaar binnen het Wmo budget. In het licht van dit financieel vertrekpunt is het dan ook zaak het beleid zodanig vorm te geven dat de middelen daar terecht komen waar ze het hardst nodig zijn en dat onze aanpak zo efficiënt mogelijk wordt ingericht. Daarbij ligt de prioriteit bij burgers met een laag inkomen. Zij gaan er verhoudingsgewijs het meest op achteruit. De regering geeft de mogelijkheid tot ondersteuning via de Wmo, de bijzondere bijstand of de collectieve zorgverzekering voor minima. Zorgverzekering voor directe zorgkosten, Wmo tegemoetkoming voor (indirecte) zorgkosten De zorgverzekering kan een forse kostenpost zijn, zeker wanneer er sprake is van meerkosten in de vorm van een eigen risico, eigen bijdragen en gemaximeerde vergoedingen. Daarom heeft de gemeente collectieve contracten met Azivo en Iza Cura zodat Hagenaars met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum korting krijgen op de premie en er sprake is van een uitgebreide dekking. Ook is het eigen risico meeverzekerd. Dat voorkomt financiële verrassingen. Verder betaalt de gemeente mee aan de verzekering. Er is vanaf 2015 sprake van een goede dekking voor vele soorten meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten. Voor een aantal kostensoorten is het niet mogelijk of onvoordelig om deze toe te voegen aan de collectieve zorgverzekering. Daarom verstrekken we op basis van de Wmo voor die kosten een forfaitaire tegemoetkoming. Deze komt in de plaats van de bestaande gemeentelijke tegemoetkoming. Net als bij deze tegemoetkoming wordt ook bij de Wmo het te verstrekken bedrag 125 euro per jaar. Voor een hoog bereik hanteren we een eenvoudige aanvraagprocedure. Vooralsnog is het uitgangspunt om een inkomensgrens te hanteren van anderhalf keer de bijstandsnorm, wat iets lager is dan het grensbedrag voor de Wet tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten (Wtcg). Via de verordening krijgt het college de mogelijkheid om nadere regels en criteria te stellen voor de Wmotegemoetkoming. Naar verwachting kunnen 28.000 burgers aanspraak maken op de regeling.
30
7. TOEGANG, CLIËNTONDERSTEUNING EN SOCIALE WIJKZORGTEAMS 7.1 VAN VRAAG NAAR ONDERSTEUNING De toegang tot maatschappelijke ondersteuning moet goed geregeld zijn. Dit betekent dat burgers die afhankelijk zijn van ondersteuning moeten weten hoe zij hiervan gebruik kunnen maken en gemakkelijk hun weg kunnen vinden naar de juiste voorziening. Wmo voorzieningen dienen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en om de participatie te bevorderen. Ondersteuning heeft ook een preventief karakter. Het kan voorkomen dat mensen een zwaardere vorm van hulp nodig hebben of onnodig langdurig afhankelijk worden van voorzieningen. Hagenaars kunnen een beroep doen op ondersteuning vanuit de Wmo wanneer zij onvoldoende zelfredzaam zijn en de eigen omgeving ook niet de nodige hulp kan bieden of wanneer de zorg voor hun naaste (tijdelijk) teveel wordt. We streven ernaar dat burgers zoveel mogelijk zelf kunnen regelen en oplossen. Iedereen kan bij de gemeente terecht voor advies en informatie over ondersteuning. We willen dat burgers op hun eigen manier makkelijk een antwoord op hun vragen kunnen vinden. Op de website kan de burger met een zoekfunctie het antwoord vinden op zijn of haar vraag, ongeacht of het om een cliënt, vrijwilliger of professional gaat. Door het realiseren van één integrale digitale kennisbank voor het sociale domein via DenHaag.nl is informatie die nu voornamelijk beschikbaar is voor ambtenaren ook toegankelijk voor hulpverleners en klanten. Er is bovendien 1 telefoonnummer voor het sociaal domein: 14070. Fysiek De burger moet altijd in de eigen buurt terecht kunnen met vragen over zorg en ondersteuning. Om daarvoor te zorgen worden twintig servicepunten ingericht. Voor iedere Hagenaar op maximaal 1,5 km afstand van zijn huis. Met de inrichting van deze servicepunten bundelen we tevens verschillende loketten. Mensen kunnen hier terecht voor advies en informatie over het sociaal domein, waaronder de maatschappelijke ondersteuning, en worden door de medewerkers zo goed mogelijk op weg geholpen naar een antwoord op hun vraag. Deze servicepunten worden gerealiseerd in bestaande loketten en fysieke inlooppunten in de wijken zoals bijvoorbeeld buurthuizen, CJG’s, Centra voor ouderen, Ishops, bibliotheken. Logische plekken waar Hagenaars toch al komen en eenvoudig binnen wandelen. Burgers worden gestimuleerd zoveel mogelijk zelf oplossingen te bedenken, maar wie dat niet kan wordt daarbij geholpen. Op dertien van deze locaties, namelijk de wijkcentra, zijn ook (vrijwillige) medewerkers aanwezig die helpen met [1] het helder krijgen van de vraag en [2] het (leren) gebruiken van digitale dienstverlening [3] informatie over en toeleiding naar algemene voorzieningen en [4] stimuleren van het aanspreken van het eigen sociale netwerk. Hagenaars kunnen hier zelf binnenlopen maar ook doorverwezen worden door bijvoorbeeld een hulpverlener. Vragen en problemen van kwetsbare burgers kunnen ook via het sociaal wijkzorgteam, 1e of 2e lijnsvoorzieningen (bijvoorbeeld huisarts, welzijnswerker), specialisten, cliëntenorganisaties of familie/mantelzorgers in beeld komen. Kwetsbare burgers kenmerken zich door multi-problematiek en/of het ontbreken van vaardigheden om problemen zelfstandig op te lossen. Zij hebben concrete
31
ondersteuning nodig in de vorm van casusregie8 omdat zij zelf niet (meer) in staat zijn hun weg te vinden. De toegang tot ondersteuning loopt via de sociale wijkzorgteams (of de specialistische ketens)9. Ook zorgmijders behoren tot de groep kwetsbaren. Omdat sommige vragen en problematiek specialistisch van aard zijn zorgen we ervoor dat er voldoende kennis aanwezig is. Digitaal Wanneer blijkt dat de ondersteuningsbehoefte onvoldoende opgelost kan worden met eigen kracht en sociaal netwerk en er (aanvullend) een maatwerkvoorziening nodig is, wordt de ondersteuningsvraag aangemeld bij de ‘digitale routering’. De digitale registratie gaat via een e-formulier. Met het invullen van het e-formulier wordt een melding voor ondersteuning vastgelegd. In het e-formulier vindt het eerste gedeelte van het wettelijke onderzoek plaats. De gemeente moet na deze melding van de ondersteuningsvraag binnen 6 weken een onderzoek uitvoeren. De basis voor het e-formulier is de Zelfredzaamheids (ZRM)-matrix en de eigen mogelijkheden van de klant. De ZRM-matrix scoort zelfredzaamheid van de klant op verschillende leefgebieden. Eigen mogelijkheden worden bepaald aan de hand van opleiding, financiële armslag en samenstelling en kracht van het gezin (denk aan huiselijke relaties en geestelijke gezondheid). Het betreft een globale screening van de burger. Uit de uitkomsten van beide vraag-methodieken volgt een inschatting van de klant. Het e-formulier kan door de burger zelf, met ondersteuning van of in samenspraak met een professional worden ingevuld. De ervaring nu leert dat veel burgers bij het invullen van het eformulier ondersteuning krijgen. Het e-formulier wordt in samenspraak met de zorgexperts ontwikkeld. In 2015 wordt het e-formulier steeds verder verbeterd. Onderzoek Om te bepalen of bij ondersteuningsvragen verder onderzoek nodig is zal een vooronderzoek/ screening plaatsvinden. De burger kan vanuit dit vooronderzoek verwezen worden naar eigen netwerk en algemene voorzieningen of doorgezet naar een directe aanvraag maatwerkvoorziening of er volgt een vervolgonderzoek. In 2015 wordt het vooronderzoek altijd toegepast om te voorkomen dat teveel burgers onnodig een onderzoek krijgen. Dit gebeurt door een (tijdelijk) stedelijk team. Van de ervaringen in 2015 wordt geleerd of een dergelijk vooronderzoek structureel moet worden. Wanneer een vervolgonderzoek nodig is voor de maatwerkvoorziening ondersteuning en in het geval van meervoudige problemen neemt het betreffende sociaal wijkzorgteam de melding over. Daar waar nog geen sociaal wijkzorgteam is doet het stedelijke team dit. Bij het sociaal wijkzorgteam zijn diverse specialisten in de eerste of tweede ring betrokken, zoals onder andere Praktijk Ondersteuner Huisarts (POH) GGZ, ouderenconsulenten welzijn, sociaal casemanagers, individueel begeleiders, wijkverpleegkundigen. Deze deskundigheid wordt benut om de situatie van de klant en ondersteuningsvraag zo goed mogelijk in kaart te brengen. Voor het opstellen van een persoonlijk plan 8
Casusregie: samenwerking tussen de betrokken hulpverleners, mantelzorger(s) en cliënt, wordt door één persoon geregisseerd. De casusregisseur is gewoonlijk een van de betrokken hulpverleners, wie dat is wordt tussen de betrokken hulpverleners afgestemd. 9
Onder de Specialistische ketens vallen Maatschappelijke opvang (MO), Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en het Advies- en Meldpunt voor Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK).
32
kan gebruik gemaakt worden van de onafhankelijke cliëntondersteuning. In het persoonlijk plan kan bijvoorbeeld de voorkeur voor een PGB worden aangeven. Het persoonlijk plan wordt betrokken bij het onderzoek. Advies, aanvraag en besluit Het onderzoek wordt afgerond met een advies wat voor de klant van toepassing is: toeleiding naar algemeen toegankelijk voorziening, oplossing in eigen netwerk of een advies voor een passende maatwerkvoorziening/-arrangement. Daarna kan een eventuele aanvraag worden gedaan. Wat de uitkomst van het onderzoek ook is, de klant kan er altijd voor kiezen een aanvraag in te dienen. Als dat haaks staat op de uitkomst van het onderzoek en het advies zal de aanvraag worden afgewezen waartegen de klant in bezwaar en beroep kan. Toegang voor specifieke doelgroepen Bovenstaande route geldt in principe voor iedereen die een beroep doet op een maatwerkvoorziening ondersteuning. De specialistische ketens (met gemeentelijke regie, dus MO/CJG/Veilig Thuis/beschermd wonen) behouden (voorlopig) hun eigen routering. Burgers die zich rechtstreeks melden bij of gevonden worden door deze ketens worden direct binnen deze keten opgepakt.
7.2 CLIËNTONDERSTEUNING Cliëntondersteuning is professionele ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning met als doel de positie van de cliënt te versterken. De cliëntondersteuner is onafhankelijk en onpartijdig en handelt in het belang van de cliënt. Cliëntondersteuning is bestemd voor álle cliënten die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op terreinen als wonen, onderwijs en schuldenproblematiek. Het gaat dus niet alleen om de voorzieningen waar de gemeente verantwoordelijk voor is. In het bijzonder gaat het om inwoners die: -
Hun hulpvraag moeilijk kunnen verwoorden; Beperkt inzicht en overzicht hebben over problemen en mogelijke oplossingen; Hulp nodig hebben bij het maken van keuzes.
Cliëntondersteuning was al een onderdeel van de Wmo. Met de nieuwe Wmo zijn hier twee elementen aan toegevoegd: Het belang van de betrokkene is uitgangspunt: de cliëntondersteuner geeft de cliënt het gevoel dat deze persoon naast hem of haar staat en is in de positie en heeft de kennis om dat belang te dienen. Het belang van cliëntondersteuning in het proces van vraag naar ondersteuning: een cliënt kan zich laten helpen door een cliëntondersteuner in het gesprek tussen gemeente, de cliënt en de eventuele mantelzorger. De cliëntondersteuner kan zowel ondersteunen bij het zoeken naar een geschikte algemene voorziening als bij het aanvragen van een maatwerkvoorziening. De gemeente moet een cliënt wijzen op e mogelijkheid van cliëntondersteuning. Beslissen op een aanvraag en cliëntondersteuning kan dus nooit in één hand liggen. De nieuwe Wmo laat de gemeente vrij om te beslissen hoe ze de cliëntondersteuning wil organiseren. De cliëntondersteuner moet over de ervaring en vaardigheden beschikken om een vertrouwensband op te bouwen met een cliënt en expertise hebben over alle domeinen om de cliënt goed te ondersteunen.
33
Cliëntondersteuning in Den Haag Cliëntondersteuning moet laagdrempelig bereikbaar zijn, beschikbaar zijn voor alle Hagenaars en al kunnen worden ingezet als de problematiek nog niet groot is. Wij kiezen hierom voor een brede algemene cliëntondersteuning die wordt gekoppeld aan de eerder genoemde dertien wijkcentra. Naast het geven van informatie en advies en algemene ondersteuning helpt de cliëntondersteuner de cliënt bij het maken van een persoonlijk plan waarin staat: -
Wat diens hulpvraag is; Wat de antwoorden zijn; Welke acties en activiteiten worden ondernomen.
De cliëntondersteuner kan als het nodig is contact leggen met de organisatie die de ondersteuning kan verlenen en/of begeleiding organiseren voor de klant bij het eerste bezoek aan een activiteit. Die afspraak staat dan in het plan van de cliënt zelf. De cliëntvertegenwoordiger kan de cliënt ook kortstondig helpen met het versterken van het eigen netwerk zodat afhankelijkheid van maatwerkvoorzieningen wordt voorkomen. Een cliënt kan zich bijvoorbeeld tijdens het onderzoek van de hulpvraag ook laten ondersteunen door familie of vrienden. De cliëntondersteuner kan hen daarbij op weg helpen. Een tijd na afsluiting van de cliëntondersteuning neemt de cliëntondersteuner contact op om te kijken hoe het met de afspraken is gegaan en of er behoefte is aan een gewijzigd plan. Onafhankelijk De medewerker in de rol van cliëntondersteuner biedt zelf geen zorg en verleent geen hulp. Voor de cliënt moet het duidelijk zijn dat de medewerker professioneel onafhankelijk handelt in het belang van de cliënt. Het kan niet zo zijn dat de medewerker een voorziening adviseert waar hij of zij zelf of de organisatie waar de cliëntondersteuner voor werkt, belang bij heeft. De verschillende medewerkers zoals maatschappelijk werkers en ouderenadviseurs, werken met een door die sectoren zelf ontwikkelde code waarin de professionele autonomie is geregeld. Bijvoorbeeld via de ‘Beroepscode voor maatschappelijk werker.’ Zo’n code kan ook voor vrijwilligers gelden. Medewerkers die cliëntondersteuning bieden moeten in ieder geval onder een beroepscode vallen waarin die professionele autonomie is geregeld. Cliënten moeten ook kunnen nagaan hoe de ‘ongebondenheid’ is georganiseerd en gewaarborgd. Als een cliënt twijfelt aan de objectiviteit van de cliëntondersteuner mag hij vragen om een andere ondersteuner. Dat is ook zo vastgelegd in de nieuwe Wmo. Aanbieders van cliëntondersteuning Verschillende organisaties in Den Haag bieden al cliëntondersteuning. Belangrijk is dat hun kennis en ervaring over specifieke problematiek niet verwaterd raakt. Daarom maken we afspraken met deze organisaties over de manier waarop zij kunnen worden ingezet voor specifieke cliëntondersteuning, aanvullend op de algemene cliëntondersteuning in de centra. Dit kan bijvoorbeeld via de subsidieafspraken. Met twee soorten organisaties worden hier in het bijzonder afspraken over gemaakt: Cliënten- en belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen10 Met deze organisaties gaan we afspraken maken over het vergroten van hun rol in de informele cliëntondersteuning. Daarnaast worden met hen afspraken gemaakt over het bewaken van de kwaliteit van de (formele) cliëntondersteuning.
10
Het belang van de ervaringsdeskundigen werd onderstreept in het samenspraaktraject met de stad.
34
MEE MEE biedt cliëntondersteuning voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking. Deze specifieke kennis moet zo toegankelijk en laagdrempelig mogelijk worden ingezet. Dat betekent dat consulenten van MEE zowel voor algemene cliëntondersteuning kunnen worden ingezet als voor specifieke problematiek die te maken heeft me een beperking. Met MEE worden hier afspraken over gemaakt.
7.3 SOCIALE
WIJKZORGTEAMS De kwetsbare, niet loketvaardige burgers inclusief de zorgmijders hebben concrete ondersteuning nodig in de vorm van casusregie 11 , omdat zij zelf niet (meer) in staat zijn hun weg te vinden. Kwetsbare burgers kenmerken zich door multi-problematiek en/of het ontbreken van vaardigheden om problemen zelfstandig op te lossen. Om deze groep kwetsbare burgers te kunnen ondersteunen worden sociale wijkzorgteams opgezet door de gemeente en partners op het gebied van zorg en welzijn in de wijk. De teams zijn samengesteld uit specialisten die in dienst blijven van de eigen organisatie. Ook de wijkverpleegkundige maakt onderdeel uit van het sociaal wijkzorgteam. Door samen in sociale wijkzorgteams te werken, kunnen problemen niet verkokerd, integraal worden opgepakt wat resulteert in een sluitend en volledig aanbod voor de klant. Hoewel de werkwijze van ieder team uniform is, kan de samenstelling van ieder sociaal wijkzorgteam wel verschillen, afhankelijk van de problematiek in de wijk. Bewoners kunnen zich niet zelf aanmelden bij het sociaal wijkzorgteam. Zij worden door een professional aangemeld via één centraal meldpunt. Daarvoor benutten we de huidige gemeentelijke meldcode, die nu al gebruikt wordt door professionals die burgers met zware multi-problematiek willen aanmelden. Na de melding voert één sociaal wijkzorgteamlid vervolgens een vraagverhelderingsgesprek met de klant (in de vorm van een huisbezoek, ook wel het ‘keukentafelgesprek’ genoemd). Door de casus in het sociaal wijkzorgteam te bespreken op basis van een klantbeeld (wat is bekend over de klant) ontstaat een gedeelde analyse en een gedeeld plan van aanpak met als uitgangspunt ‘één huishouden, één plan en één casusregisseur’. Er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de eigen mogelijkheden van de klant en zijn of haar sociale netwerk. Vanzelfsprekend wordt de cliënt (en diens mantelzorger) zo veel mogelijk betrokken bij het opstellen van het plan van aanpak. De samenstelling van de teams kan verschillen per wijk. We kijken namelijk goed naar welke problematiek er in een wijk veel voorkomt en welke organisaties er al actief zijn. Op basis van die informatie worden sociale wijkzorgteams ingericht die goed aansluiten bij de kenmerken van de verschillende wijken. De belangrijkste kenmerken van het sociaal wijkzorgteam op een rij:
Doelgroep zijn kwetsbare burgers met zeer beperkte regie. Daar waar nodig outreachend werken zodat burgers (waaronder zorgmijders) in een zo vroeg mogelijk stadium geholpen worden. Nader onderzoek/vraagverhelderingsgesprek
11
Casusregie: samenwerking tussen de betrokken hulpverleners, mantelzorger(s) en cliënt, wordt door één persoon geregisseerd. De casusregisseur is gewoonlijk een van de betrokken hulpverleners, wie dat is wordt tussen de betrokken hulpverleners afgestemd.
35
Toegang tot de Wmo maatwerkvoorzieningen Casusregie om te komen tot 1 plan- 1 aanpak- in regisseur. Het sociaal wijkzorgteam biedt zelf geen hulpverlening, hiervoor wordt doorverwezen.
Op 1 januari 2015 zijn er 12 sociale wijkzorgteams gestart. We verwachten dat er uiteindelijk 27 sociale wijkzorgteams zullen komen, in de praktijk kan echter blijken dat meer of juist minder teams nodig zijn. Omdat in 2015 nog niet alle sociale wijkzorgteams actief zijn zal er een tijdelijk stedelijk team komen. Er wordt samenwerking gezocht met de jeugdteams, bijvoorbeeld over wie de regie neemt bij multiprobleemgezinnen. Hiermee wordt dubbele inzet voorkomen.
36
8. KEUZEVRIJHEID EN EIGEN BIJDRAGE 8.1 KEUZEVRIJHEID EN PGB We vinden het van groot belang dat geboden ondersteuning zoveel mogelijk aansluit bij de wensen en behoeften van de burger. We kiezen er dan ook voor om een diversiteit aan aanbieders te contracteren, zowel voor de hulp bij het huishouden als de maatwerkvoorziening ondersteuning. Op deze manier hebben burgers een grote mate van keuzevrijheid. In de Wmo 2015 blijft het persoonsgebonden budget (PGB) beschikbaar voor cliënten. Tegelijkertijd wordt het trekkingsrecht ingevoerd. Dit betekent dat de PGB-gelden niet meer op de rekening van de PGB-houder worden gestort maar worden beheerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeente Den Haag onderschrijft het concept ‘solide PGB’. Dit houdt in dat het van essentieel belang is dat de cliënt in staat is een PGB te beheren, maar ook om de hulp aan te sturen. Wanneer een PGB verstrekt zou worden aan mensen die niet in staat zijn dit te beheren, bestaat het risico dat het budget onrechtmatig wordt besteed, de cliënt niet de zorg krijgt die hij nodig heeft en dat de cliënt (vaak in een financieel kwetsbare positie) verplicht is het budget terug te betalen. De toekenning van een PGB is gebaseerd op de individuele situatie van de burger. Als een cliënt aangeeft dat hij een PGB wil, wordt bijvoorbeeld gekeken of de aanvrager de verantwoordelijkheden die hij heeft bij een PGB kan dragen, of hij zich georiënteerd heeft op het aanbod in natura en of het voorstel van cliënt voor invulling van de ondersteuning aansluit op de resultaten die worden beoogd. Een PGB wordt verstrekt als een cliënt aan drie voorwaarden voldoet: 1. de cliënt (dan wel zijn ouder of verzorger) moet naar oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn de aan PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Dat mag ook met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde 2. een cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij het PGB wenst 3. naar oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. De belangrijkste eisen daarbij zijn dat de zorg veilig, doeltreffend en cliëntgericht geleverd wordt. Voor de Wmo mag de beheerder van het budget niet degene zijn die ook de zorg verleent. Naast individuele personen kan ook een PGB-bureau de cliënt ondersteunen bij de regie over het PGB. We willen in dit soort situaties aanhaken bij het keurmerk voor PGB-bureaus, ook omdat één van de eisen bij dit keurmerk is dat het PGB-bureau zelf geen ondersteuning mag leveren. Dit betekent dus dat cliënten alleen toestemming krijgen om een PGB bureau in te schakelen indien dit bureau een keurmerk heeft. Overigens geldt voor cliënten die nu vanuit de AWBZ een PGB ontvingen dat zij een jaar recht houden op dit PGB. Wel zal hiervoor ook het trekkingsrecht gaan gelden.
8.2 EIGEN BIJDRAGE Net als nu, mogen gemeente voor de voorzieningen die zij bieden een eigen bijdrage vragen. Binnen de AWBZ was het betalen van eigen bijdragen eveneens gebruikelijke. De eigen bijdrage is afhankelijk van de leeftijd, het inkomen en het vermogen van de cliënt en diens partner.
37
Ter voorbereiding op de Wmo heeft de gemeente Den Haag de heffingssystematiek over alle beleidsterreinen in kaart gebracht. Gebleken is dat er 4 gronden zijn waarop een eigen bijdrage gevraagd kan worden: 1. Gebruikelijke kosten; wanneer de gemeente voorziet in een dienst waarvoor iedere burger kosten maakt ongeacht of er sprake is van een bijzondere situatie wordt een eigen bijdrage gevraagd. 2. Verspilling tegengaan; gemeentelijke dienstverlening is voor hen die het nodig hebben. Om onnodig gemeentelijke inzet van een voorziening tegen te gaan wordt een eigen bijdrage gevraagd. 3. Meebetalen naar financiële draagkracht; Iedereen heeft toegang tot de Wmo , ongeacht inkomen. Een eigen bijdrage kan dienen om mensen met een grotere financiële draagkracht meer te laten betalen voor de zorg die ze krijgen. 4. Betrokkenheid; door het vragen van een eigen bijdrage kunnen cliënten meer betrokken worden bij de voorziening. Het gaat om een klein geldbedrag waarin rekening wordt gehouden met de financieel zeer kwetsbare positie van de cliënt. Het betalen van een bijdrage past in de omslag die we moeten maken naar het gebruik van eigen kracht. In 2015 zullen we bezien in hoeverre aanpassingen in de bijdragen voor (maatwerk)voorzieningen nodig zijn om het beroep op de eigen kracht van de Hagenaars ook daadwerkelijk te doen. Anderzijds kan aanpassing van de bijdrage ook nodig zijn om de groeiende vraag naar zorg op te vangen, de zorg ook in de toekomst betaalbaar te houden en om de door het Rijk opgelegde bezuinigingen op te kunnen vangen. Afwegingen die we hierover maken, doen we in goed overleg met betrokkenen en belanghebbenden. Het innen van de bijdragen voor maatwerkvoorzieningen is landelijk geregeld via het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. het Centraal Administratiekantoor (CAK) voert de berekening en inning van de eigen bijdrage uit. Een uitzondering geldt voor de opvangvoorzieningen, waarbij de instellingen zelf de bijdragen innen. De CAK methodiek is inkomensafhankelijk en maximeert de eigen bijdrage op de kostprijs. Bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage worden in Den Haag de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Wanneer een eigen bijdrage gevraagd wordt om mensen naar financiële draagkracht mee te laten betalen, moet gebruik gemaakt worden van de CAK methodiek. 2. Wanneer een eigen bijdrage gevraagd wordt om de voorziening gerichter in te zetten moet gebruik gemaakt worden van de CAK-methodiek 3. Wanneer een eigen bijdrage gevraagd wordt op basis van gebruikelijke kosten kan die vrij geïnd worden. De eigen bijdrage mag niet de hoogte van de gebruikelijke kosten overschrijden. 4. Wanneer een eigen bijdrage gevraagd wordt om de betrokkenheid van de cliënt bij de voorziening te vergroten, wordt die ook vrij geïnd; altijd wordt rekening gehouden met de financiële situatie van de cliënt. Het betreft hier vaak financieel kwetsbare burgers.
38
9. SAMENWERKEN De uitdagingen waarvoor we staan in het sociaal domein en zeker op het terrein van de Wmo kunnen we niet zonder een goede samenwerking met partijen in de stad.
9.1 CLIËNTENPARTICIPATIE De gemeente Den Haag onderhoudt goede contacten met diverse cliënt- en belangenorganisaties. Zij adviseren gevraagd en ongevraagd over het gemeentelijk beleid op het gebied van de Wmo, waardoor we ervoor kunnen zorgen dat dit beleid optimaal aansluit bij de verschillende doelgroepen. Een aantal van deze organisaties heeft zich verenigd in het Haags Wmo Netwerk, een platform dat zich in lijn met de ontwikkelingen van de afgelopen jaren richt op integrale advisering. De formele cliëntenparticipatie is van oudsher geregeld via de Cliëntenraad van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Vanwege de stelselwijzigingen in de nieuwe Wmo, participatiewet en jeugdwet wordt ook de cliëntenparticipatie in het sociale domein op een andere manier ingericht. De gemeente Den Haag werkt op dit moment samen met de cliëntorganisaties aan de herstructurering van de cliëntvertegenwoordiging. Via een brede cliëntenraad sociaal domein willen we de advisering over wetoverstijgende, integrale onderwerpen beter borgen. Deelraden zullen zich bezig houden met de specifiekere onderwerpen op het gebied van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. Ook wordt er meer geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering van de cliëntvertegenwoordigers. De gemeente voert onderzoek uit om zicht krijgen op de effectiviteit en het bereik van de cliëntvertegenwoordiging in zijn huidige vorm. Daarnaast inventariseren we ideeën van cliëntgroepen over hoe de cliëntenparticipatie eventueel anders en/of beter kan zodat bijvoorbeeld ook jongeren optimaal worden bereikt om mee te praten over het gemeentelijk beleid. De komende jaren zullen experimenten met nieuwe vormen worden uitgevoerd. We gaan ook meer investeren in contacten met (bij ons) minder bekende belangenorganisaties.
9.2 ZORGVERZEKERAARS De decentralisaties betekenen dat gemeenten en zorgverzekeraars op de gebieden van zorg en welzijn moeten samenwerken. De urgentie voor gemeenten en zorgverzekeraars om samen te werken neemt als gevolg van alle ontwikkelingen toe doordat:
een deel van de burgers met beide partijen te maken krijgt (wanneer zij zijn aangewezen op zowel voorzieningen vanuit de Wmo als vanuit de Zorgverzekeringswet, (Zvw) bijvoorbeeld verzorging en begeleiding) waardoor aansluiting van voorzieningen en diensten van belang is; er overlap dan wel hiaten zitten in het aanbod vanuit de Wmo en dat vanuit de Zvw wat betekent dat er een risico is dat zaken dubbel worden gedaan; beide partijen te maken hebben met krappere budgetten waardoor efficiënte keuzes gemaakt moeten worden en er kansen liggen om gezamenlijk te investeren in zaken die in wederzijds belang zijn; in zowel de Wmo als de Zvw het accent ligt op zorg dichtbij en eigen kracht wat vraagt om een slimme en efficiënte organisatie van welzijn en zorg in de wijken.
39
Doelstelling van de samenwerking Meer gezonde en vitale Hagenaars en minder zorgafhankelijkheid en inefficiënt zorggebruik door: 1. het versterken van de samenhang tussen zorg en welzijn in de wijken wat van belang is voor het stimuleren en ondersteunen van de eigen kracht en het zelfoplossend vermogen van burgers en daarmee voor het bevorderen van de kwaliteit van leven; 2. het zo efficiënt mogelijk organiseren van integrale zorg en welzijn waardoor de kwaliteit hoog is en de kosten beheersbaar blijven. 3. het gezamenlijk ontwikkelen van business cases ter onderbouwing van (het rendement van) de gezamenlijke inzet. De keuzes voor thema’s waarbij dit gebeurt en de wijze waarop worden in de bilaterale convenanten vastgelegd. Naast dat burgers belang hebben bij een goede toegang tot en afstemming van de verschillende zorg en ondersteuning vanuit de verschillende stelsels, kunnen ook zorgverzekeraars en gemeenten elkaar versterken door waar mogelijk krachten te bundelen en een aantal zaken in de uitvoering efficiënter te doen. In Den Haag zijn er meerdere zorgverzekeraars die allen een belangrijk deel van de Haagse populatie tot hun clientèle mogen rekenen. Met deze zorgverzekeraars maakt de gemeente samenwerkingsafspraken. Deze afspraken worden vastgelegd in bilaterale convenanten. De convenanten sluiten aan bij de basisprincipes en uitgangspunten die zijn verwoord in een overkoepelend basisdocument. Dit document wordt door alle partijen gedragen en vormt tevens de basis voor de gemeentelijke dienstverlening. Op die manier wordt een eenduidige Haagse aanpak geborgd. Samenwerkingsthema’s De thema’s waarop de samenwerking zich vooral richt zijn:
Deelname aan sociale wijkzorgteams door gemeente, welzijn én zorg (waaronder de rol en positionering van de wijkverpleegkundige Verbinding nulde en eerste lijn waaronder huisartsenpraktijken, in casu de huisarts en/of de praktijkondersteuner Sluitende GGZ-keten dichtbij: op elkaar afstemmen van behandeling, begeleiding en beschermd wonen van mensen met psychiatrische problematiek Aansluiting preventieprogramma’s: gezamenlijk investeren in preventie waarbij het stimuleren van de eigen regie de kern is Ontwikkelen van combinatieproducten om enerzijds de samenhangende zorg voor de Haagse burger te waarborgen en anderzijds meer doelmatigheid te bewerkstelligen. goede afspraken gemaakt over de afbakening van taken tussen gemeente en zorgverzekeraars. Innovatieve woon-zorg concepten wat resulteert in een adequate woningvoorraad voor alle Hagenaars verspreid over de stad. Afstemming met intramurale zorg zodat zorg voor kwetsbaren niet eindigt bij de grenzen van de eigen wettelijke verantwoordelijkheid.
9.3 ZORGAANBIEDERS EN WELZIJNSORGANISATIES We willen samen optrekken met de professionele- en welzijnsinstellingen in het sociale domein. Alleen zo kunnen burgers die zorg nodig hebben, ook in 2015 en verder die zorg blijven krijgen én zo goed mogelijk krijgen. Professionals en vrijwilligers geven we hiermee een podium om mee te praten 40
over en mee te werken aan verbeteringen in de zorg in Den Haag. We stellen een gezamenlijke uitvoeringsagenda op, gericht op samenhang, synergie en innovatie, kwaliteit en betrokkenheid. Daarbij maken we onderscheid in korte en langere termijn: wat willen we nu inregelen, en wat kan later. We maken daarbij onderscheid in rollen. In sommige gevallen zijn we vooral partner en coproducent, in andere gevallen beslisser en opdrachtgever. We zijn ons er zeer van bewust dat de gemeente en de partijen in de stad die zorg leveren, samen op moeten trekken om duurzame verandering te realiseren. We bouwen daarbij voort op de expertgroepen die zich in 2013 gebogen hebben over de decentralisatie van de AWBZ. Onze samenwerking gaat verder dan alleen met die organisaties waarmee we een subsidie of inkooprelatie hebben. Er zijn heel veel partijen in de stad, waaronder veel levensbeschouwelijk organisaties, die activiteiten uitvoeren die van belang zijn voor de civil society en het slagen van onze doelen in het sociaal domein. We gaan inventariseren welke partijen dit zijn en betrekken hen bij actief bij onze inspanningen.
41
10. KWALITEIT, TOEZICHT, EVALUATIE EN MONITORING We hebben de komende jaren te maken met een nieuwe wet, nieuwe taken en een nieuwe doelgroep. Zoals geschetst is het goed implementeren van deze veranderingen een omvangrijke opgave. Het is belangrijk dat we nauwgezet toetsen hoe het nieuwe beleid uitpakt, zodat we waar nodig bij kunnen sturen. Zo gaan we effecten monitoren en houden we toezicht op de kwaliteit van de ondersteuning die aan de burger geboden wordt. Met het Rijk blijven we in overleg over eventuele knelpunten in de nieuwe wet- en regelgeving. Er zijn meerdere manieren waarop we de komende jaren vinger aan de pols gaan houden in Den Haag.
10.1 KLANT ERVARINGSONDERZOEK De gemeente wordt met de Wmo 2015 in het kader van de ‘horizontale verantwoording’ verplicht om jaarlijks een klant ervaringsonderzoek uit te voeren en hierover aan de gemeenteraad te rapporteren. Dit onderzoek is bedoeld om te meten hoe burgers/cliënten de aan hen geboden maatschappelijke ondersteuning beoordelen. Er zal gewerkt worden met een standaard vragenlijst voor het onderzoek zodat benchmarking door gemeenten mogelijk is. De vragenlijst wordt in gezamenlijk opdrachtgeverschap van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en VNG ontwikkeld. Deze vragenlijst is naar verwachting eind 2014 gereed. De eerste rapportage van het klant ervaringsonderzoek verschijnt in 2016 en beschrijft de ervaringen van klanten in 2015.
10.2 JAARLIJKSE EVALUATIE Jaarlijks zal het college aan de Raad rapporteren over de voortgang van de in dit plan genoemde resultaten. In deze evaluatie wordt enerzijds gekeken naar output: hoeveel mensen hebben een beroep gedaan op de Wmo, hoeveel voorzieningen zijn er verstrekt etc.? De focus zal echter vooral op de outcome liggen: in hoeverre hebben we de doelen wel of niet gehaald?12 Hierbij maken we gebruik van diverse bronnen:
12
Onderzoeksprogramma. Er komst een sociaal domein breed onderzoeksprogramma waarin alle onderzoeken een plek krijgen die op een of andere manier een bijdrage kunnen leveren aan het meten de effecten van het beleid. Onderzoeken die hier bijvoorbeeld een plek in krijgen zijn evaluaties van diverse pilots die nu lopen, het klantervaringsonderzoek, evaluatie sociale sociale wijkzorgteams en de monitor mantelzorg. De uitkomsten van deze onderzoeken vormen mede input voor de jaarlijkse evaluatie van het beleidsplan. Kritische prestatie indicatoren (KPI’s). Er wordt een besturingssysteem ingericht waarmee periodiek inzichtelijk kan worden gemaakt welke prestaties er worden geleverd en of dit binnen het budget gebeurt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van KPI’s, die direct gekoppeld zijn aan de strategische doelstellingen. Bijvoorbeeld de toename van zelfredzaamheid wordt onder andere gemeten via het percentage positieve uitstroom en de doorstroom tussen en binnen arrangementen van de maatwerkvoorziening ondersteuning. Andere voorbeelden van KPI’s zijn het percentage uitstroom en de uitval van het traject. Externe experts. We richten een onafhankelijk platform in, bestaande uit verschillende externe deskundigen zoals bijvoorbeeld wetenschappers en kennisexperts uit de advieswereld, die actief de Er wordt onderzocht of de jaarlijkse evaluatie in 3D verband kan plaatsvinden
42
vinger aan de pols houden hoe de decentralisatie van zorgtaken in de dagelijkse Haagse praktijk uitpakt, inclusief het functioneren van de gemeente. Het platform adviseert de gemeente hier gevraagd en ongevraagd over. Met de cliëntvertegenwoordigers vindt afstemming plaats over de ervaringen en belevingen van cliënt(groep)en.
10.3 RISICOMANAGEMENT Het is evident dat er risico’s gemoeid zijn met een grote operatie als de decentralisaties. Niet alleen het financieel belang is groot, ook is sprake van een aanzienlijk maatschappelijk en politiek belang. Denk aan de risico’s van de lagere tarieven voor de Wmo-begeleiding als gevolg van de bezuinigingen. Voor cliënten en werknemers van de betrokken instellingen kan dit behoorlijke gevolgen hebben. Maar het gaat ook om risico’s in de kwaliteit van de dienstverlening, waardoor burgers mogelijk tussen wal en schip vallen of niet de juiste of adequate zorg krijgen. Snel en zorgvuldig acteren en ongewenste situaties voorkomen is dan noodzakelijk, waarbij het belangrijk is om vast te houden aan consistentie van het beleid. Grote en snelle koerswijzigingen kunnen ertoe leiden dat de hoofddoelen van het beleid niet worden gehaald, de kosten onnodig stijgen en de basis van de uitvoering niet op tijd op orde is. Dit vraagt om het scherp in beeld hebben van de risico’s die kunnen optreden en het klaar hebben staan van passende beheersmaatregelen. In 2014 is al een aantal maatregelen in gang gezet (zie ‘stand van zaken aanpak decentralisaties, juli 2014 RIS274412). Daarnaast wordt sinds de zomer gewerkt aan de doorontwikkeling van het huidige risicomanagementsysteem van de gemeente Den Haag (veelal gericht op de financiële risico’s en gekoppeld aan de begrotingscyclus) naar een bruikbaar en handzaam managementsysteem voor het bredere risicogebied binnen het sociaal domein. In deze aanpak wordt een expliciete koppeling gelegd tussen doelstellingen, succesfactoren en risico`s. Hierbij wordt gekeken naar risico’s op verschillende domeinen: burgers en partners, interne processen, leren en innovatie en financiën en beleid. Op basis daarvan gaan we na wat we per 1 januari 2015 gerealiseerd moeten hebben aan beheersmaatregelen. We worden hierbij ondersteund door het Nederlands Adviesbureau Risicomanagement (NAR) en maken gebruik van de handreiking “risicomanagement en de veranderopgave bij de 3D’s” van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningkrijksrelaties (BZK) en de VNG.
10.4 VERANTWOORDING EN CONTROLE 2015 In de wetgeving over de decentralisaties hanteert het Rijk de horizontale verantwoording als uitgangspunt. Dit is de relatie tussen het college en de gemeenteraad. Het jaarverslag en de jaarrekening (in het geval van de gemeente Den Haag de Programmarekening) zijn hiervoor de reguliere verantwoordingsstukken. Het Rijk stelt in het wetsvoorstel sociaal deelfonds (behandeling in de Tweede Kamer naar verwachting in september) enkele eisen aan de horizontale verantwoording en de informatie naar het Rijk. De zorg van het Rijk is dat gemeenten geen goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening krijgen, omdat de organisatie en interne beheersing van de gemeenten of de gecontracteerde en gesubsidieerde instellingen niet voldoende op orde is. Dit is ingegeven door eerdere ervaringen van het Rijk inzake GGZ-instellingen (AWBZ) en een grootschalige wijziging in de verantwoording in 2004 bij gemeenten. Wij hebben acties ingezet om het risico van een niet-goedkeurende verklaring doordat onze plannen en contracten niet goed zijn, te verkleinen. Dit doen we door de gemeentelijke accountantsdienst aan de voorkant actief te laten adviseren over zaken als de contracten met instellingen, afspraken met de SVB (persoonsgebonden budgetten), de opzet van onze begroting en 43
verantwoordingstructuur, de opzet en implementatie van het herziene Overzicht informatie voor derden, het risicomanagement, ICT-informatiebeheersing en informatiebeveiliging. Dit biedt geen zekerheid dat de verklaring bij de gemeentelijke jaarrekening goedkeurend zal zijn, maar verkleint wel het risico.
10.5 KWALITEIT EN TOEZICHT Met de nieuwe Wmo is de gemeente direct verantwoordelijk voor het leveren van ondersteuning van goede kwaliteit. Hagenaars, die ondersteuning nodig hebben, moeten hiervan op aan kunnen. Het college stelt daarom eisen aan kwaliteit van de begeleiding en ondersteuning, het leveringsproces, het personeel dat ondersteuning biedt en de organisatie van de aanbieder. De kwaliteitseisen zijn de gebaseerd op de Wmo 2015 en aanvullende gemeentelijke vereisten. De kwaliteitseisen betreffen o.a. klantgerichtheid, tijdigheid, toegankelijkheid, veiligheid, efficiency, effectiviteit, klachtafhandeling, medezeggenschap en privacybescherming. Ook een doelmatige en effectieve inzet van gemeentelijke subsidies is belangrijk. Het klantervaringsonderzoek is in het beoordelen van de kwaliteit van de begeleiding en ondersteuning een belangrijk onderdeel. Naast het stellen van kwaliteitseisen is de gemeente verantwoordelijk om te voorzien in adequaat toezicht op de naleving van de in de verordening vastgestelde kwaliteitseisen en op de handhaving daarvan. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is er voor advies over gemeentelijk toezicht en handhaving. Daarnaast beschikt het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) over een inspecteur subsidies die ook een rol heeft in het (handhavings)toezicht op de kwaliteit van maatschappelijke dienstverlening. Het voornemen is om het toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo regionaal op te pakken. In dat verband wordt ook omgezien naar een toezichthouder die deze regionale taak op zich kan nemen. Voor de regionale aanpak is gekozen vanwege een grote mate van overlap in aanbieders van begeleiding en ondersteuning, de eenduidigheid in te stellen eisen op basis van de wet en de schaalvoordelen die een bovenlokale organisatie van het toezicht kan hebben. Het toezicht wordt onderscheiden van de handhaving. Het is aan de gemeente om op basis van het advies van de toezichthouder daadwerkelijk op te treden bij een aanbieder die binnen de gemeentegrenzen is gehuisvest. Vanwege het regionale karakter van het toezicht zal in het handhavingsbeleid de afstemming tussen de regiogemeenten worden geregeld. Het beleid voor het regionale toezicht en voor de lokale handhaving worden dan ook tegelijkertijd opgesteld. Bij het opstellen van het toezichtsbeleid wordt het landelijk in ontwikkeling zijnde kwaliteitskader betrokken. Naast het toezicht en de handhaving daarvan wordt de rechtmatigheid van bestede middelen jaarlijks vastgesteld via een accountantsonderzoek en -verklaring. Een gedegen toezicht op alle kwaliteitseisen zal per 1 januari 2015 nog niet in de steigers staan. Daarvoor is het aantal aanbieders in de regio te omvangrijk en dienen kwaliteitsnormen nog verder te worden ontwikkeld. Het toezicht zal zich in eerste instantie dan ook richten op vereisten waarvan eenvoudig geconstateerd kan worden dat daaraan wordt voldaan. Voorbeelden hiervan zijn kwaliteitscertificering, verklaringen omtrent gedrag, een klachtenprocedure, regelingen omtrent medezeggenschap en privacy en protocol voor signalering en melding van misbruik en geweld. Dit ‘eenvoudige’ toezicht geeft inzicht voor een meer selectieve aanpak: bij welke aanbieders is een meer diepgaander toezicht op o.a. effectiviteit, klantgericht en veiligheid wenselijk en nodig is. Op deze wijze wordt het toezicht stapsgewijs opgebouwd tot een volwaardig toezicht op de Wmo.
44
11. FINANCIEEL KADER Met de overkomst van de nieuwe taken is het budget13 van de gemeente sterkt gegroeid. Daar moet wel bij worden aangetekend dat op delen van dit extra budget een korting is doorgevoerd, die oploopt tot 25% in 2017. Deze korting is niet van toepassing op de budgetten GGz-C (beschermd wonen) en de inloopfunctie GGz. Daarnaast is er ook fors gekort op het budget voor de Hulp bij het huishouden. Het college van Den Haag heeft er echter voor gekozen om deze bezuiniging incidenteel en structureel te verzachten. De bezuiniging op de nieuwe taak “begeleiding”, die in 2015 11% bedraagt, is opgevangen door bij zorgaanbieders op een andere wijze in te kopen. Hieronder in tabel 1 een weergave van de totale budgetten die omgaan in de Haagse Wmo (inclusief de nieuwe taken). Dit zijn bedragen op hoofdlijnen, verdeeld naar de verschillende hoofdonderwerpen uit het beleidsplan. Met de jaarlijkse begroting wordt de exacte verdeling van de middelen ingevuld14. De indeling die we hanteren sluit aan op de opzet van dit beleidsplan:
De maatschappelijke ondersteuning bestaat uit algemene voorzieningen (zoals buurthuizen en algemeen maatschappelijk werk) en maatwerkvoorzieningen (hulp bij het huishouden, vervoersvoorzieningen, daklozenopvang etc.) Van vraag naar ondersteuning geeft aan wat we investeren om de toegang tot de Wmo goed in te richten (o.a. sociaal raadslieden, sociale wijkteams, servicepunten)
Taken
Bestaande taken 2015 2016 Mantelzorg 2.619 2.595 Huiselijk geweld 9.415 9.730 Van vraag naar ondersteuning 9.765 9.723 Algemene voorzieningen 39.203 38.211 Vrijwilligers 2.552 2.410 Maatwerkvoorzieningen 101.452 105.585 w.o. subtot. Maatsch. Opv. 25.672 25.400 Totaal: 165.006 168.254
Nieuwe en intensiveringen 2015 2016 4.000 3.966 7.300 750 500 126.120 74.120 138.670
6.784 750 500 123.246 73.891 135.246
Totaal Totaal 2015 2016 6.619 6.561 9.415 9.730 17.065 16.507 39.953 38.961 3.052 2.910 227.572 228.831 99.792 99.291 303.676 303.500
Tabel 1. Budgetten Wmo15
Het betreft hier zowel structurele als incidentele budgetten, die uit komen uit verschillende bronnen: Intensiveringen coalitieakkoord In het coalitieakkoord zijn middelen vrij gemaakt om de bezuinigingen van het Rijk op de Wmo op te vangen. Enerzijds door extra middelen vrij te maken om de civil society en daarmee de omslag naar een participatiemaatschappij te versterken:
Ondersteuning mantelzorgers
13
De middelen voor de nieuwe taken die vanuit het Rijk zijn overgeheveld worden voor 2015 nog verdeeld via een historisch verdeelmodel. Er wordt door het Rijk nu gewerkt aan een objectief verdeelmodel, dat in 2016 wordt ingevoerd. 14 Dit betekent dat de bedragen in deze tabel ook nog kunnen wijzigen na begrotingsbehandeling 2015 15 Middelen Huiselijk geweld incl aanvullende middelen vrouwenopvang conform meicirculaire 2014
45
Buurthuis van de toekomst Vrijwilligerswerk
Anderzijds om de continuïteit van voorzieningen te borgen zodat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Er is daarom besloten om in te zetten op het opvangen van de forse bezuinigingen op de hulp bij het huishouden. Daartoe zet dit college structureel per jaar € 6 miljoen & € 2 miljoen uit de decentralisatiemiddelen en incidenteel € 9 miljoen en € 5 miljoen uit de voormalige reserve Wmo IV voor de periode 2015-2018 in. Gemeentefonds De middelen voor de bestaande maatwerkvoorzieningen worden verstrekt via het gemeentefonds. Integratie-uitkering sociaal domein De financiële middelen voor de taken en verantwoordelijkheden op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning, jeugd en deels participatiewet , die per 1 januari 2015 naar de gemeenten zullen gaan, worden aan die gemeenten beschikbaar gesteld via een integratie-uitkering, dat onderdeel uitmaakt van het Gemeentefonds. Deze integratie-uitkering is tijdelijk voor de duur van 3 jaar. Op deze manier zijn de middelen geheel vrij te besteden door de gemeente, maar zijn ze wel apart zichtbaar op de gemeente begroting. Dit geeft gemeenten maximale vrijheid om, binnen de kaders van de wetgeving, eigen afwegingen te maken. Decentralisatieuitkering De middelen voor vrouwenopvang een maatschappelijke opvang worden door middel van een decentralisatie uitkering uitgekeerd aan Den Haag als centrumgemeente. Ook de middelen voor de nieuwe taken die aan de maatschappelijke opvang gelieerd zijn worden hierin onder gebracht. Naast deze Wmo budgetten wordt er ook gebruik gemaakt van het eenmalig investeringsbudget 3D, dat het college heeft uitgetrokken om de invoering van de 3 decentralisaties succesvol te laten verlopen.
46
12. COMMUNICATIE EN STADSBETROKKENHEID De veranderingen als gevolg van de decentralisaties vragen een grote omslag in denken en doen, van zowel bewoners, hulpverleners, bedrijven als de gemeentelijke overheid. De gemeente zal bepaalde zaken straks niet meer doen en er wordt meer van burgers en organisaties zelf verwacht. De overheid wordt steeds vaker één van de vele partijen in een breed maatschappelijk veld in plaats van dé partij die alles regelt. Dat vraagt ten eerste om goede, intensieve communicatie om iedereen in de stad tijdig en juist te informeren over alle veranderingen, over de (goede) zorg die we gaan leveren en om signalen uit de stad zo snel mogelijk op te pikken. Voor de gemeente Den Haag geldt specifiek een aantal uitgangspunten die van belang zijn in de communicatie:
Van ‘zorgen voor’, naar ‘zorgen dat’ Zo lang mogelijk thuis blijven wonen met hulp van de omgeving (mantelzorg) Zoveel mogelijk vrijwillige inzet (vrijwilligerswerk) Een huishouden, een aanspreekpunt, een plan van aanpak Zoveel mogelijk algemeen toegankelijk of collectief aanbod versus aanbod op maat: ‘licht waar het kan, zwaar waar het moet’ En dichtbij de burger.
De communicatie over de veranderingen als gevolg van de decentralisaties in het zorgdomein (Wmo) verloopt langs vier lijnen:
De nieuwe en huidige klanten De partners in de stad en de regio (waaronder de cliëntenraden, vrijwilligersorganisaties) De Haagse inwoners De interne organisatie van de gemeente Den Haag.
Met name voor de huidige en nieuwe klanten AWBZ wordt een intensief communicatietraject ingezet. Het gaat om de ouderen in de Haagse samenleving, mensen met een of meerdere lichamelijke en/of verstandelijke beperking(en), mensen met psychische problemen, daklozen en mensen die gebruik maken van beschermd wonen. Er is extra aandacht voor mensen die tussen wal en schip dreigen te raken. De specifieke klant(groep)en worden in kaart gebracht door knelpunten- en risicoanalyses, en focusgroepen. De afbreukrisico’s en geanalyseerde informatiebehoefte hebben direct effect op de communicatieaanpak voor die specifieke klant(groep). Daarnaast wordt de communicatie inzet zoveel mogelijk in samenwerking met de partners gedaan. Dit zijn immers vaak de eerste aanspreekpunten. Hiervoor is het van belang dat de gemeente zorgt voor korte lijnen en de partners waar nodig faciliteert bij het informeren en betrekken van hun doelgroepen. De klanten moeten weten welke veranderingen op stapel staan, wat die voor hen betekenen, welke rol zij daarin hebben en hoe zij met de veranderingen om kunnen/moeten gaan. Wij willen bereiken dat de (kwetsbare) Haagse inwoners goed geïnformeerd zijn en zich erkend voelen in hun zorgen en emoties over de veranderingen. Maar ook dat zij, en hun omgeving, op de hoogte zijn van het begrip ‘eigen kracht’ als uitgangspunt van de nieuwe werkwijze van de gemeente Den Haag. En dat het bieden van hulp als buur, vriend of familielid van grote waarde is. De klanten die gebruik maken van de ondersteuning en direct met de veranderingen te maken krijgen, worden persoonlijk benaderd. De 47
geformuleerde kernboodschappen worden gebruikt in de (waar mogelijk) gepersonaliseerde brieven, in persoonlijke gesprekken, bij (wijk)bijeenkomsten en in vraag en antwoordlijsten. En zo veel mogelijk en waar nodig in samenwerking met de partners. Om de omslag in denken en doen van de Haagse inwoners te bewerkstellingen wordt een aparte campagne ontwikkeld. De campagne richt zich op het stimuleren van de Haagse eigen kracht. Voor de algemene informatie over de veranderingen en waar mensen terecht kunnen worden reguliere middelen ingezet. Dit zijn onder meer de Stadskrant, de website, muurkranten, pers en nieuwsberichten. De boodschappen via de verschillende kanalen sluiten op elkaar aan. Een (gedrags)verandering vindt alleen dan plaats wanneer op verschillende momenten en/of verschillende manieren door verschillende afzenders dezelfde boodschap wordt verkondigd. Dat betekent dat het communicatietraject een opbouwend proces is, met een piek in het najaar van 2014, rond 1 januari en in (het eerste kwartaal) van 2015. Gedurende het proces zorgt het continue monitoren van acties en resultaten voor het aanscherpen en waar nodig bijsturen van de communicatieaanpak. Daarnaast betrekken we de stad bij het mee-ontwikkelen van beleid en voorzieningen. We stimuleren en bieden ruimte voor eigen initiatieven en vragen feedback op onze eigen plannen. We betrekken bestaande netwerken als het SKO (Strategisch Ketenoverleg), cliëntenorganisaties en cliëntenraden. Zij hebben een belangrijke rol in de advisering, beleidsvorming en het zicht houden op de kwaliteit. De langere termijn aanpak van de gemeente voor stadsbetrokkenheid richt zich op het stimuleren van de verandering in ‘mindset’ (omslag in denken en doen) bij burgers, professionals en gemeentelijke medewerkers. We gaan daarmee voort op de ingeslagen weg. We brengen in kaart welke bestaande initiatieven in de stad en het land al een bijdrage aan een grotere betrokkenheid leveren. We sluiten daarbij aan en bekijken welke initiatieven nog meer kunnen bijdragen. De rol van de gemeente is die van ‘initiatiefmakelaar’. Succesvolle initiatieven laten we in de vorm van experimenten in andere wijken van de stad tot bloei komen. De benodigde investeringen worden nog nader gekwantificeerd.
48
BIJLAGE 1 KORTE TOELICHTING AWBZ EN WMO AWBZ Sinds 1968 zijn vanuit de AWBZ onverzekerbare medische risico’s en langdurige zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten betaald. De eerste 365 dagen van zorg werden door de zorgverzekering betaald, daarna vielen deze kosten onder de AWBZ. Aanspraak op middelen uit de AWBZ verliep via het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Zij toetsten of er een medische reden (grondslag) aanwezig was waardoor iemand bepaalde activiteiten niet (meer) zelfstandig kon verrichten. Wanneer mensen recht hadden op AWBZ zorg konden zij dit in natura (ZIN) krijgen of middels een persoonsgebonden budget (PGB). De AWBZ vergoedde verschillende soorten zorg, waaronder: ● Persoonlijke verzorging Bijvoorbeeld hulp bij douchen, aankleden of naar het toilet gaan. ● Verpleging Zoals wonden verzorgen of injecties geven. ● Begeleiding Begeleiden van activiteiten en dagopvang C. ● Behandeling Zoals revalidatie of de behandeling van een chronische ziekte. ● Langdurig verblijf in een zorginstelling Zoals wonen in een verpleeghuis, verzorgingshuis of instelling voor beschermd wonen. ● Kortdurend verblijf in een zorginstelling Bijvoorbeeld een gehandicapt kind dat een paar dagen per week naar een instelling gaat. Van AWBZ naar Wlz In plaats van de AWBZ komt de Wet langdurige zorg (Wlz) voor de zwaarste, langdurige zorg die in instellingen wordt gegeven. Behalve de taken die naar de Wmo worden gedecentraliseerd wordt nog een aantal functies uit de AWBZ gehaald:
Verpleging en verzorging worden onderdeel van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De huidige inzet op de wijkverpleging (Zichtbare Schakels) wordt onder aanvoering van de zorgverzekeraars voortgezet en zal een belangrijke schakel in de praktijk vormen in de samenwerking tussen gemeenten en de zorgverzekeraars. Mensen die langere tijd zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, krijgen de eerste 3 jaar van de opname via de zorgverzekering vergoed. Er wordt verder geëxtramuraliseerd waardoor het moeilijker wordt om aanspraak te maken op intramurale zorg. De lagere zorgzwaartepaketten (ZZP’s), die mensen met matige beperkingen in de zelfredzaamheid het recht bieden op zorg in een instelling, worden geleidelijk afgeschaft. Bedoeling is dat mensen langer zelfstandig thuis blijven wonen. Deze maatregel treft alleen nieuwe cliënten.
Wmo Sinds 2007 is de Wmo van kracht. De Wmo regelt dat mensen met een beperking ondersteuning van hun gemeente krijgen. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. Zij krijgen bijvoorbeeld huishoudelijke hulp, rolstoel of kunnen gebruik maken van de
49
taxibus. De Wmo heeft tot doel dat iedereen kan (blijven) meedoen aan de maatschappij en instaat wordt gesteld zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. De Wmo had negen prestatievelden: ● De leefbaarheid en sociale samenhang in dorpen, wijken en buurten bevorderen. ● Jeugdigen met problemen met opgroeien en ouders met problemen met opvoeden preventief ondersteunen. ● Informatie, advies en cliëntondersteuning geven. ● Mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen. ● Bevorderen dat mensen met een beperking of chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren. ● Mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem voorzieningen verlenen om hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer te behouden. ● Maatschappelijke opvang bieden, waaronder vrouwenopvang en het tegengaan van dakloosheid. ● Openbare geestelijke gezondheidszorg bevorderen, met uitzondering van psychosociale hulp bij rampen. ● Verslavingsbeleid bevorderen.
50