Inhoud ORGANEN VAN DE KAMER Voorzitterschap
3
COMMISSIES Commissievergaderingen
5
PUBLIC RELATIONS
15
INTERNATIONALE BETREKKINGEN
19
PERSMEDEDELINGEN
37
PUBLICATIES
39
BIJLAGEN Wetsontwerpen, wetsvoorstellen en commissieverslagen
43
A DDENDA Agenda van de plenaire vergaderingen en van de commissievergaderingen Tabel van wetgevende activiteiten
45 47
WEEK VAN 22 OKTOBER TOT 26 OKTOBER 2007
PM 52 / 4 - 2
ORGANE N VAN DE K AME R
VOORZITTERSCHAP
DINSDAG 4 SEPTEMBER 2007
AUDIËNTIE VERLEEND AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN VAN SRI LANKA De heer Herman Van Rompuy, voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, ontving op 4 september 2007 de heer Rohitha Bogollagama, minister van Buitenlandse Zaken van Sri Lanka. De minister van Buitenlandse Zaken wees erop dat de Sri Lankaanse regering sinds de vorige parlementsverkiezingen in april 2004 samengesteld is uit leden van de SLFP (Sri Lanka Freedom Party), de partij van president Mahinda Rajapakse, en uit overlopers van de oppositiepartij UNP (United National Party). Tevens onderstreepte hij dat het conflict met de gewapende rebellengroepering Tamil Tijgers (Liberation Tigers of Tamil Eelam of LTTE) in het oosten en het noorden van het land nog steeds voortwoedt. Na de moord op de voormalige minister van Buitenlandse Zaken en de aanslagen die door de LTTE in 2006 gepleegd werden, heeft het conflict in het oosten van Sri Lanka almaar meer uitbreiding genomen. Het akkoord dat de Sri Lankaanse regering en de LTTE in februari 2002 sloten over een staakt-het-vuren is nu verbroken als gevolg van het opnieuw opflakkeren van het terreurgeweld.
PM 52 / 4 - 3
De regering zou de situatie in het oosten van het eiland momenteel onder controle hebben, aldus de minister. Thans is het zaak de vernielde infrastructuur (scholen, ziekenhuizen, elektrische installaties en dergelijke) weer op te bouwen. De minister liet zich ook bijzonder positief uit over de rol die de EU en mevrouw Waldner, eurocommissaris voor Buitenlandse Betrekkingen, gespeeld hebben, in het bijzonder bij de poging om de vredesonderhandelingen te hervatten. Hij legde de nadruk op de groei van het bnp van zijn land, die in 2006 7,4% bedroeg. Op een vraag van Kamervoorzitter Herman Van Rompuy over de evolutie van het Sri Lankaanse federaal model antwoordde de minister dat de overeenkomst die de Sri Lankaanse regering en de LTTE in 2002 sloten, in een federaal bestel voorziet voor het bestuur van het land, waarvan de bevolking voor 74% uit boeddhistische Singalezen bestaat, voor 18% uit hindoeïstische Tamils en voor 6% uit moslims. In elke van de negen provincies in Sri Lanka werd een provinciale assemblee ingesteld. Van bij de oprichting van de LTTE in 1976 tot in 1989 stelden de opeenvolgende regeringen de Tamils het federalisme voor als oplossing, maar die demarches strandden allemaal. Momenteel worden de mogelijkheden van een confederaal model onderzocht. Ten slotte betreurde de minister dat Sri Lanka niet langer op de lijst staat van de achttien concentratielanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, nu zijn land de hulp hard nodig heeft om de gestaag toenemende economische ontwikkeling te ondersteunen.
PM 52 / 4 - 4
COMMISSIES
Infrastructuur COMMISSIE VOOR DE INFRASTRUCTUUR, HET VERKEER EN DE OVERHEIDSBEDRIJVEN Voorzitter : de heer François Bellot Ø M AANDAG 22 OKTOBER 2007 1. Benoeming van de ondervoorzitters (Rgt. art. 19.3, 4° lid). - De h. Ludo Van Campenhout werd als 1ste ondervoorzitter aangewezen. - De h. Bruno Van Grootenbrulle werd als 2de ondervoorzitter aangewezen. 2. Regeling der werkzaamheden. - De commissie heeft beslist om hoorzittingen te organiseren. - Hebben het woord gevoerd : de hh. Guido De Padt, Roel Deseyn en Bruno Tuybens 3. Samengevoegde vragen : - Vraag van de heer Guido De Padt aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, over “de veiligheidscamera’s in de spoorwegstations” (nr. 17). - Vraag van de heer François Bellot aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, over “de plannen voor de beveiliging van de NMBS-infrastructuur door middel van videocamera’s” (nr. 140). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 4. Samengevoegde vragen : - Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, over “gratis parkings voor treinabonnees” (nr. 24). - Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “de tariefaanpassingen voor het parkeren aan stations” (nr. 162). - Vraag van de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “de nieuwe tarieven van de NMBS voor februari 2008” (nr. 155). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord.
PM 52 / 4 - 5
5. Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, over “de Liefkenshoekspoortunnel” (nr. 34). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 6. Samengevoegde vragen : - Vraag van de heer Jan Mortelmans aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “de voorziene dienstregeling bij de NMBS” (nr. 73). - Vraag van de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “de verbinding Turnhout-Manage, de Kempen-Brussel” (nr. 154). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 7. Samengevoegde vragen : - Vraag van de heer Guido De Padt aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, over “de liberalisering van de Europese postmarkt” (nr. 89). -Vraag van de heer Roel Deseyn aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “het standpunt van de Belgische vertegenwoordigers bij de Europese instellingen betreffende de liberalisering van De Post” (nr. 172). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 8. Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, over “het capaciteitstekort van de treinen op de lijn Virton-Florenville-Bertrix” (nr. 103). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 9. Vraag van mevrouw Linda Vissers aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “het station van Overpelt” (nr. 133). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 10. Vraag van de heer François Bellot aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “de problemen bij de reservering van excursiebiljetten voor schoolgroepen” (nr. 141). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord.
PM 52 / 4 - 6
11. Samengevoegde vragen : - Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “koperdiefstal ontregelt spoorverkeer” (nr. 142). - Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “de ontvreemding van metaalelementen op het net van de NMBS” (nr. 145). - Vraag van de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “de recente koperdiefstallen bij het spoor” (nr. 157). - Vraag van de heer Guido De Padt aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “over de koperdiefstallen bij de NMBS” (nr. 171). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 12. Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken over “de verbinding AntwerpenRoosendaal” (nr. 161). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 13. Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting over “de werken aan Antwerpen-Centraal en het uitgebreid aanbod vanaf 9 december” (nr. 163). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 14. Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “het uitstel van de ingebruikname van de HSL langs de E19 ten noorden van Antwerpen” (nr. 164). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 15. Vraag van de heer Guido De Padt aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “E-ticketing” (nr. 168). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord. 16. Vraag van de heer Guido De Padt aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “het evacuatieplan bij defect” (nr. 169). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord.
PM 52 / 4 - 7
17. Vraag van de heer Guido De Padt aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting en Consumentenzaken, over “het GEN-fonds” (nr. 170). - De staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de minister van Begroting, heeft geantwoord.
Rekenhof SUBCOMMISSIE “REKENHOF” VAN DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIEN EN DE BEGROTING Voorzitter : de heer Luk Van Biesen Ø DINSDAG 23 OKTOBER 2007 1. Regeling der werkzaamheden. 2. Onderzoek van het 163e Boek van het Rekenhof. - Gebruik van de thesaurierekeningen en orderekeningen van de Thesaurie (blz. 627). - Rapporteur : de h. Dirk Van der Maelen. - Er werden vragen gesteld door de hh. Hendrik Bogaert, Carl Devlies, Hagen Goyvaerts, Philippe Henry, Alain Mathot, Luk Van Biesen en Dirk Van der Maelen. Volgende vergadering : dinsdag 6 november 2007.
Handels- en Economisch Recht COMMISSIE BELAST MET DE PROBLEMEN INZAKE HANDELS- EN ECONOMISCH RECHT Voorzitter : mevrouw Sarah Smeyers Ø DINSDAG 23 OKTOBER 2007 1. Benoeming van de ondervoorzitters (Rgt, art. 19.3). - De h. Olivier Hamal werd als 1ste ondervoorzitter aangewezen. - De h. Luk Van Biesen werd als 2de ondervoorzitter aangewezen. 2. Wetsvoorstel (Olivier Chastel, Marie-Christine Marghem, François-Xavier de Donnea, Daniel Bacquelaine, Jean-Luc Crucke) tot instelling van een Waarnemings- en monitoringcommissie voor de Belgische Corporate Governance Code, nr. 154/1. - Rapporteur : de h. André Perpète.
PM 52 / 4 - 8
3. Wetsvoorstel (Jean-Luc Crucke, Daniel Bacquelaine) betreffende de continuïteit van de ondernemingen, nr. 160/1. - Rapporteur : de h. André Perpète. - De commissie heeft beslist om hoorzittingen te houden. - Hebben het woord gevoerd : mevr. Liesbeth Van der Auwera, de hh. Joseph George, André Perpège, Bruno Valkeniers en Jean-Luc Crucke. Volgende vergadering : dinsdag 6 november 2007.
Bedrijfsleven COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, HET W ETENSCHAPSBELEID , HET ONDERWIJS, DE NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE INSTELLINGEN, DE MIDDENSTAND EN DE LANDBOUW Voorzitter : de heer Bart Laeremans Ø DINSDAG 23 OKTOBER 2007 Samengevoegde voorstellen : - Wetsvoorstel (Dalila Douifi, Karine Lalieux, Dirk Van der Maelen) tot wijziging van de wetgeving wat betreft de regulering van de prijs van aardgas en elektriciteit, nr. 22/1. - Voorstel van resolutie (Muriel Gerkens, Tinne Van der Straeten, Wouter De Vriendt) betreffende een prijsplafonnering en het opnieuw instellen van een controle op de gas- en elektriciteitsprijzen door de onafhankelijke instrumenten ter regulering van die markten te versterken, nr. 26/1. (Rapporteurs : mevr. Colette Burgeon en de h. Willem-Frederik Schiltz). Hoorzittingen met vertegenwoordigers van : -
de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG); de FOD Economie, Algemene Directie Mededinging; Testaankoop; Het VBO; De Unie van Zelfstandige Ondernemers, de “Union des Classes moyennes” en het Liberaal Verbond Zelfstandigen; - Het ACV, het ABVV en het ACLVB; - de FOD Economie, Algemene Directie Energie. - De dames Katrien Partyka, Karine Lalieux, Dalila Douifi, de hh. Bart Tommelein, Bart Laeremans, Frederik-Willem Schiltz, mevr. Tinne Van der Straeten en de h. Pierre-Yves Jeholet hebben vragen gesteld. Volgende vergadering : dinsdag 6 november 2007.
PM 52 / 4 - 9
Verkiezingsuitgaven CONTROLECOMMISSIE
BETREFFENDE DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE
POLITIEKE PARTIJEN
Voorzitters : de heren Herman Van Rompuy en Armand De Decker Ø WOENSDAG 24 OKTOBER 2007 1. Installatie van de Controlecommissie. 2. Benoeming van twee ondervoorzitters (art. 4, § 1, 2de lid, van de statuten). - De hh. Wouter Beke (S) en Thierry Giet werden als ondervoorzitters aangewezen. 3. Onderzoek van de financiële verslagen over de boekhouding van de politieke partijen en hun componenten (boekjaar 2006), nrs 51 3117/1 en 2. - Aanwijzing van de rapporteur(s); - Regeling der werkzaamheden. - Rapporteurs : de hh. Filip Anthuenis (S) en mevr. Karine Lalieux. 4. Controle van de geregistreerde giften van 125 euro en meer die in 2006 werden gedaan door natuurlijke personen aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen. - Aanwijzing van de rapporteur(s); - Regeling der werkzaamheden. - Rapporteurs : de hh. Francis Delpérée (S) en Jan Jambon. 5. Onderzoek van de verslagen van de voorzitters van de kieskring- en collegehoofdbureaus over de verkiezingsuitgaven en de herkomst van de geldmiddelen van de politieke partijen en de individuele kandidaten voor de verkiezingen van de federale Kamers van 10 juni 2007. - Aanwijzing van de rapporteur(s); - Regeling der werkzaamheden. - Rapporteurs : mevr. Zoé Genot en de h. Geert Lambert (S). 6. Onderzoek van de synthesenota’s ingediend krachtens artikel 4bis van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen. - Adviezen uit te brengen door de Controlecommissie. - De controlecommissie heeft een advies uitgebracht. 7. Uitbetaling van de wettelijke dotatie aan een politieke partij - Gedachtewisseling. - De commissie heeft besloten dat de uitbetaling van de wettelijke dotatie aan de betrokken politieke partij mag worden behouden.
PM 52 / 4 - 10
8. Eventuele wijziging van de wet van 4 juli 1989 en aanpassing van de statuten en het huishoudelijk reglement van de Controlecommissie - Voorstel tot oprichting van een werkgroep. - De commissie heeft besloten om in een eerste fase een werkgroep op te richten, met als opdracht een inventaris op te stellen van de bepalingen van de wet van 4 juli 1989, die eventueel zouden kunnen worden gewijzigd.
Justitie COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE Voorzitter : de heer Claude Eerdekens Ø WOENSDAG 24 OKTOBER 2007 Samengevoegde wetsvoorstellen : - Wetsvoorstel (André Frédéric) tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, nr. 25/1. - Wetsvoorstel (Jacqueline Galant, François Bellot, Denis Ducarme, Marie-Christine Marghem, Philippe Collard, Daniel Bacquelaine, Corinne De Permentier) tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, nr. 30/1. - Wetsvoorstel (André Frédéric) tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en tot instelling van provinciale vergoedingscommissies, nr. 68/1. - Wetsvoorstel (Kattrin Jadin) tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, nr. 148/1. (Rapporteur : mevr. Jacqueline Galant). Hoorzittingen met : - de h. Filip Ide, voorzitter van de Adviesraad voor de wapens; - de h. Nico Demeyere, vertegenwoordiger van de Nationale Unie der Wapenmakers, Jagers en Sportschutters (NUWJS); - de h. Erik Wille, coördinator van het Instituut voor de Jachtopleiding; - de h. Luc Brees, voorzitter van Vlaamse Schutterskonfederatie (VSK); - de h. Horst Halmes, vertegenwoordiger van de Duitse vleugel van het Koninklijk Verbond der Belgische Schuttersverenigingen (KVBSV); - de h. Bernard Caprasse, gouverneur van de provincie Luxemburg; - de h. Donald Sabbe en mevr. Valérie Zeimetz, federale politie, directie van de bestrijding van de criminaliteit tegen goederen (DJB); - de h. Guy Bontinck, commissaris, vertegenwoordiger van de korpschef van de politie van Gent; - mevr. Nadine Van Coppenolle, hoofdcommissaris bij de politie van Charleroi; - de h. Jean-Luc Stassen, directeur van de proefbank voor vuurwapens van Luik; - de h. Roland Nossin, hoofd van de Dienst Centraal Wapenregister, FOD Justitie; - De h. Jan Cappelle, Pax Christi. - Na de uiteenzettingen heeft er een gedachtewisseling plaatsgevonden. Volgende vergadering : woensdag 7 november 2007.
PM 52 / 4 - 11
Volksgezondheid COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID , HET LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING Voorzitter : mevrouw Muriel Gerkens Ø WOENSDAG 24 OKTOBER 2007 1. Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over “de Europese lentetop” (nr. 114). - De minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen heeft geantwoord. 2. Vraag van de heer Philippe Henry aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over “het Belgisch standpunt op de Europese Raad van 30 oktober met betrekking tot de voorbereiding van de top van Bali” (nr. 192). - De minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen heeft geantwoord, in het kader van de gedachtewisseling (punt 5) 3. Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over “de agenda van de Raad van de Europese Unie inzake Leefmilieu d.d. 30 oktober 2007, en met name de punten over de klimaatverandering en de uitstoot van de luchtvaart” (nr. 196). - De minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen heeft geantwoord, in het kader van de gedachtewisseling (punt 5) 4. Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d’Oppuers aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over “de ontwerpen van richtlijn en verordening inzake pesticiden” (nr. 183). - De minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen heeft geantwoord. 5. Gedachtewisseling met de minister van Leefmilieu en Pensioenen over het Belgisch standpunt tijdens de Raad van de Europese Unie inzake Leefmilieu dd. 30 oktober 2007. - Rapporteur : de h. Philippe Henry. - Inleidende uiteenzetting door de minister van van Leefmilieu en Pensioenen. - Hebben het woord gevoerd in het kader van de gedachtewisseling : de dames Thérèse Snoy et d’Oppuers, Tinne Van der Straeten en de hh. Philippe Henry en Jean-Jacques Flahaux. Volgende vergadering : dinsdag 6 november 2007.
PM 52 / 4 - 12
Europese aangelegenheden en Buitenlandse Betrekkingen GEMEENSCHAPPELIJKE VERGADERING VAN HET FEDERAAL ADVIESCOMITE VOOR AANGELEGENHEDEN EN DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN
DE
EUROPESE
Voorzitters : de heer Herman De Croo, mevrouw Anne Delvaux en mevrouw Hilde Vautmans Ø WOENSDAG 24 OKTOBER 2007 Gemeenschappelijke vergadering met de homologe commissies van de Senaat De resultaten van de Europese Raad van Staatshoofden en regeringsleiders van 18 en 19 oktober 2007 te Lissabon (Finalisering van de IGC - Intergouvernementele Conferentie - Wijziging van de Europese verdragen). - Uiteenzetting door de eerste minister; - Gedachtewisseling. - Hebben het woord gevoerd : de hh. Philippe Mahoux (S), Geert Lambert (S), Daniel Ducarme, mevr. Tinne Van der Straeten, de h. Luc Van den Brande (S), mevr. Margriet Hermans (S) en de h. Georges Dallemagne (S).
PM 52 / 4 - 13
PM 52 / 4 - 14
PUBLIC RELATIONS
WOENSDAG 24 OKTOBER 2007 ONTVANGST VAN DUITSE OFFICIEREN DOOR DE VOORZITTER VAN LANDSVERDEDIGING VAN DE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
DE COMMISSIE VOOR DE
Op woensdag 24 oktober 2007 ontving de heer Ludwig Vandenhove, voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging van de Kamer van volksvertegenwoordigers, een groep Duitse luchtmachtofficieren die in het kader van een vormingsproject een bezoek brachten aan Brussel. Het thema van het bezoek werd gevormd door, enerzijds, de perspectieven van het Europees veiligheids- en defensiebeleid ná het Duitse EU-voorzitterschap, en, anderzijds, de politieke en militaire mogelijkheden van België terzake. Op het programma was bijgevolg ook een bezoek aan het Belgisch federaal parlement opgenomen, naast bezoeken aan andere instellingen zoals bijvoorbeeld de Koninklijke Militaire School. De deelnemers werken op de afdeling human resources van het Duitse ministerie van Defensie te Bonn. De groep, die onder leiding stond van kolonel Jürgen Knappe, werd bij dit bezoek, na een rondleiding in het parlement, in een van de commissiezalen van de Kamer verwelkomd door de heer Ludwig Vandenhove, de nieuw benoemde voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging. Tijdens de daaropvolgende gedachtewisseling werden verschillende onderwerpen aangesneden zoals de werking van de Kamercommissie voor de Landsverdediging, de werking van de homologe commissie in de Duitse Bundestag, de verdere ontwikkeling en integratie van een Europese defensie, de fusie van de opleidingen voor onderofficier tot één school voor onderofficieren in Sint-Truiden, de regeringsvorming in België na de verkiezingen van 10 juni 2007, het nieuw statuut voor de militairen van de Belgische Krijgsmacht en de vroegere aanwezigheid van Belgische troepen in Duitsland.
PM 52 / 4 - 15
Naast de klassieke controle op het beleid van de minister van Landsverdediging via vragen en interpellaties, spitst het werk in de Belgische defensiecommissie - op wetgevend gebied - zich vooral toe op regelgeving met betrekking tot het statuut van de militairen. Regelmatig komt de minister van Landsverdediging, eventueel samen met de minister van Buitenlandse zaken, ook het algemeen buitenlands beleid toelichten wanneer dit de zending van Belgische troepen naar het buitenland impliceert. Daarnaast wordt uiteraard ook jaarlijks de begroting van Landsverdediging onderzocht en dient jaarlijks de wet op het legercontingent te worden aangenomen. Een van de belangrijkste wetsontwerpen, die in 2007 in de commissie aangenomen werd, voerde een nieuwe personeelsstatuut bij Defensie in (het gemengde loopbaanconcept) dat moet toelaten een grondige verjonging van het militair personeel snel in te zetten. De Duitse gasten hadden verder ook nog aandacht voor het aspect van de tweetaligheid dat de werking van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers typeert en wezen ten slotte op enkele significante verschillen met de werking van de commissies in de Bundestag.
VRIJDAG 26 OKTOBER 2007 VOORSTELLING VAN HET BOEK VAN M. VAN DEN WIJNGAERT E.A., DEMOCRATISERING BELGIË. EEN VERHAAL ZONDER EINDE, ANTWERPEN, STANDAARD UITGEVERIJ, 2007.
IN
Op vrijdag 26 oktober 2007 vond, op uitnodiging van de heer Herman Van Rompuy, voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de voorstelling plaats van het boek : “Democratisering in België. Een verhaal zonder einde”. Daarin buigen een aantal vooraanstaande wetenschappers zich over het politieke, sociaaleconomische en culturele democratiseringsproces in België sinds 1830. Er wordt ook aandacht besteed aan de evolutie van de kiessystemen en aan de vrouwenemancipatie. Ten slotte worden ook aparte hoofdstukken gewijd aan de democratisering in de wereld en aan de geschiedenis van de democratie. Kamervoorzitter Van Rompuy zei getroffen te zijn door het stuk over de macht en de onmacht van het parlement. In de Belgische context is het, zo onderstreepte hij, bijzonder delicaat en riskant om op het niveau van de wetgevende macht een akkoord te willen wijzigen dat op het niveau van de uitvoerende macht bereikt is. Maar ook op dat laatste niveau, zo vervolgde de heer Van Rompuy, voelt men dikwijls onmacht, omdat meer en meer bevoegdheden bij de deelstaten of bij Europa berusten. De Kamervoorzitter wijst erop dat België weliswaar een al bij al jonge democratie is -tot enkele decennia geleden had de helft van de bevolking (de vrouwen) geen stemrecht-, maar dat het democratiseringsproces en de welvaart er op korte tijd een enorm hoog niveau bereikt hebben. Om dat niveau te behouden en nog te verhogen, zo besloot hij, zal er met het steeds toenemende populisme moeten afgerekend worden. Het populisme tast namelijk het wezen van de democratie aan, terwijl in deze tijden juist heel wat politieke moed nodig is: grote maatschappelijke uitdagingen dienen zich aan, zo bijvoorbeeld de vergrijzing.
PM 52 / 4 - 16
Het boek behandelt in : 1. 2. 3. 4. 5.
Politieke democratisering in België (Mark Van den Wijngaert) Kiessystemen en democratisering (Patrick Vander Weyden) De lange weg naar een sociaaleconomische democratie (Karel Veraghtert) Democratisering van cultuur in België (Stijn Van de Perre) Een gegenderde democratisering: een schets van het onvoltooide proces naar volwaardig burgerschap voor vrouwen (Karen Celis) 6. Democratisering in de wereld (Nina Mangelschots & Patrick Vander Weyden) 7. De geschiedenis van de democratie (Tim Heysse)
PM 52 / 4 - 17
PM 52 / 4 - 18
INTERNATIONALE BETREKKINGEN
LISSABON, 1 OKTOBER 2007 CONFERENTIE
VAN VOORZITTERS VAN DE COMMISSIES VOOR DE DEFENSIE VAN DE NATIONALE PARLEMENTEN VAN DE EU-LIDSTATEN, VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE PARLEMENTEN VAN DE KANDIDAAT EU-LIDSTATEN
COMMISSIE VOOR DE LANDSVERDEDIGING 1. Op 1 oktober 2007 werd te Lissabon, in het kader van het Portugese voorzitterschap van de EU en op uitnodiging van de voorzitter van de commissie voor de defensie van het Portugese parlement (Assemblee van de Republiek), de conferentie van voorzitters van de commissies voor de defensie van de nationale parlementen van de EU-lidstaten, van het Europees parlement en van de parlementen van de kandidaat EU-lidstaten, gehouden. De heer Ludwig Vandenhove, voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers, woonde deze conferentie bij die plaatsvond in de Assemblee van de Republiek, in het São Bento Paleis. 2. Aan de vooravond van de conferentie legde de voorzitter van de Assemblee van de Republiek, de heer Jaime Gama, in zijn welkomstwoord de nadruk op het belang dat Portugal hecht aan een verdere en doorgedreven ontwikkeling van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB), wat overigens het centrale thema vormde van de conferentie. 3. De heer Júlio Miranda Calha, voorzitter van de Portugese commissie voor de defensie, vestigde tijdens zijn inleiding de aandacht op de informele vergadering van de Europese ministers van defensie die onmiddellijk aan de conferentie was voorafgegaan. Dit vormde voor de conferentie een goed uitgangspunt en kon nieuwe elementen aan het debat toevoegen. Volgens hem bood het feit dat het EVDB intergouvernementeel van natuur is, bij uitstek mogelijkheden voor de nationale parlementen tot betrokkenheid en controle. 4. Professor Nuno Severiano Teixeira, minister van Defensie van Portugal, had het - als eerste spreker - over de Toekomst van het Europees veiligheids- en defensiebeleid. Na een schets van de grote bedreigingen (zoals bijvoorbeeld het terrorisme) en onzekerheden in de huidige wereld wees hij erop dat het EDVB nog altijd belangrijke beperkingen kent en de lidstaten er bijgevolg moeten naar streven eventuele bezwaren en hun verschillende visies uit het verleden opzij te zetten. Een stapsgewijze vooruitgang zou hierbij een absolute prioriteit moeten zijn. De relatie met de Navo verdient uiteraard bijzondere aandacht, meer in het bijzonder wat het aspect van de complementariteit en de transparantie betreft.
PM 52 / 4 - 19
Meer en meer operaties worden samen met de Navo op het getouw gezet. De ontwikkeling van een eigen doctrine en de creatie van eigen capaciteiten (waarin het Europees Defensieagentschap een hoofdrol dient te spelen) moeten dit proces een extra stimulans geven. Een van de belangrijkste te zetten verdere stappen is ontegensprekelijk de betere en nauwkeurigere omschrijving van de strategische partnerschappen (met de VN, de Navo en de Afrikaanse Unie). Tijdens de op deze uiteenzetting volgende gedachtewisseling werd gewezen op de problematiek van de noodzakelijke budgettaire middelen om de uitbouw van een EVDB in de toekomst veilig te stellen. Verder werd onder meer ook nog de vraag opgeworpen naar de bereidheid op te treden in meer risicovolle operaties en niet louter in peacekeeping, en over een doeltreffender aanwending van de middelen (zonder die te verhogen), de rol van de Navo, het overstijgen van het zuiver nationale kader, de missies in Tsjaad en Darfour, en de funding van algemene kosten. 5. Generaal Henri Bentégeat, voorzitter van het Militair comité van de EU, ging vervolgens dieper in op de “Europese defensie: ambities en realiteit”. Zijn vaststelling was dat een aantal militairtechnische aspecten vatbaar zijn voor verbetering. De reactiesnelheid bijvoorbeeld bij het uitbreken van een crisis zou substantieel verhoogd dienen te worden. Er dient evenwel rekening mee te worden gehouden dat dit aspect nauw verbonden is met de problematiek van de interoperabiliteit die op zijn beurt voortvloeit uit de situatie waarbij de verschillende soevereine staten nog steeds de grootste beslissingsmacht hebben aangaande defensieaangelegenheden. Daarnaast werd ook het onderwerp van de capaciteiten voor de joint-operaties aangesneden. Op dit ogenblik wordt immers vrij veel beroep gedaan op de verschillende strijdkrachten met alle moeilijke gevolgen vandien voor de materieelbehoeften en de samenstelling van de battle groups. Ten slotte werden ook de commandostructuren en het beroep op burgers hierbij ter sprake gebracht. Niettegenstaande de budgettaire middelen voor defensie krap zijn, is er in elk geval toch ruimte voor optimisme. In de volgende gedachtewisseling werd gewezen op de aanwending van steeds maar dezelfde middelen voor zowel EU als Navo, en werd gesproken over de wijziging van het EU-verdrag, en over de mate waarin er sprake is van een daadwerkelijke integratie op defensiegebied en het vrij recente concept van de battle groups. Generaal Bentégeat wees in zijn repliek op de kern van de problematiek die schuilt in de twee zienswijzen inzake defensie: enerzijds, de meer op de VS gerichte Atlantische benadering, en anderzijds het meer continentaal opgevatte perspectief. In verband met de middelen dient er zeker op te worden gewezen dat Navo en EU in feite niet elkaars middelen gebruiken maar putten uit één reservoir aan manschappen en materieel. In dit kader mag bovendien niet uit het oog worden verloren dat elk land nog steeds een grote soevereine beslissingsmacht bezit. Voor het overige is ook zo dat de dialoog tussen de Navo- en EU-structuren op dit gebied uitstekend verlopen met het oog op het vermijden van dubbel gebruik. De wijziging van het EU-verdrag zou ten slotte moeten leiden tot een verdere en betere integratie van de structuren.
PM 52 / 4 - 20
6. De heer Frank Asbeck, directeur van het EU Satellietcentrum, zette de doelstellingen en de werking uiteen van het centrum. Het staat in voor de ondersteuning van EVDB-operaties door het leveren van met satellieten vergaarde beelden en informatie. 7. Generaal Valença Pinto, chef van de generale staf van de Portugese strijdkrachten, sloot de eerste reeks uiteenzettingen af met een briefing en een globaal overzicht van de Portugese strijdkrachten. Die tellen 49.000 personeelsleden, verdeeld over 41.000 militairen en 8.000 burgers. Ongeveer 12,4% zijn vrouwen. Het betreft een beroepsleger dat in 2004 een belangrijke herstructurering heeft gekend. De hervorming werd afgestemd op de creatie van een modern en expeditionair korps beschikkend over belangrijke mogelijkheden verdeeld over een land- en luchtmacht en marine. De Portugese strijdkrachten zijn heden ten dage aanwezig in de ganse wereld: Kosovo, Bosnië, Soedan, Libanon, Afghanistan, Irak, Oost-Timor en DR Congo.
8. De conferentie werd besloten met een rondetafelgesprek over de Europa/Afrikaperspectieven in aanwezigheid van de ministers van defensie van Angola, Generaal Kundi Paihama, van Ghana, de heer Albert Kan-Dapaah (die het voorzitterschap waarneemt van de Afrikaanse Unie) en van Bosnië-Herzegovina, de heer Selmo Cikotiè. Het betreft landen die in de praktijk werden en nog steeds geconfronteerd worden met internationaal opgezette veiligheidsacties. Tijdens de gedachtewisseling met de drie ministers van defensie werd bijzondere aandacht besteed aan de naleving van de internationaalrechtelijke normen, meer in het bijzonder het Handvest van de Verenigde Naties, aan de mechanismen in het leven geroepen om conflicten tijdig te beslechten alvorens ze escaleren, en de positieve evolutie die in Bosnië-Herzegovina plaatsheeft na de beëindiging van het conflict. De positieve invloed van de EU, zowel bij de oplossing van het conflict als bij de wederopbouw, werd daarbij in de verf gezet. 9. Slotwoord van de voorzitter van de Portugese commissie van defensie.
GENÈVE, 4 EN 5 OKTOBER 2007 7DE WERELDFORUM VAN DE WERELDHANDELSORGANISATIE (WTO) « HOE KAN DE WTO DE GLOBALISERING HELPEN BEHEERSEN? » Verslag van mevrouw Juliette Boulet, Ecolo-volksvertegenwoordiger Donderdag 4 oktober 2007 : Plenaire openingszitting over het belangrijkste en algemene thema van het 7de forum. De volgende sprekers namen het woord : - de heer Pascal Lamy, directeur-generaal; - H. Exc. mevrouw Tarja Halonen, president van de Republiek Finland; - H. Exc. mevrouw Olubanke King-Akerele, minister van Buitenlandse Zaken van Liberia; en - professor Kishore Mahbubani, decaan, Lee Kuan Yew School of Public Policy, National University of Singapore (NUS).
PM 52 / 4 - 21
In zijn openingstoespraak beklemtoonde de heer Pascal Lamy, directeur-generaal van de WTO, het belang van de participatieve leest waarop het forum geschoeid is. Hij omschrijft de organisatie als een bottom-up organisatie. Voor het forum werd de organisatie toevertrouwd aan het maatschappelijk middenveld, dat ook de thema's van de sessies en de sprekers koos. De thema's van het forum, die door het maatschappelijk middenveld naar voren werden geschoven, zijn : "world governance, de samenhang tussen de praktische beleidskeuzes van de nationale en internationale beleidsniveaus en de multilaterale instellingen, de economische groei en de rol van de markt als motor voor ontwikkeling en, ten slotte, duurzame ontwikkeling". De heer Lamy gaf verscheidene voorbeelden van situaties waarin het maatschappelijk middenveld de WTO-onderhandelingen volgens hem vooruitgeholpen heeft: zo sloot de WTO met betrekking tot de akkoorden over de intellectuele eigendom en de toegang tot geneesmiddelen in augustus 2003 een akkoord dat de minst ontwikkelde landen (MOL), die geen productiecapaciteit hebben, de mogelijkheid biedt octrooien te gebruiken om zo gemakkelijker toegang te krijgen tot bepaalde geneesmiddelen. Mede dank zij de « think tanks » en de niet-gouvernementele organisaties beweegt er een en ander binnen de WTO, aldus de heer Lamy, getuige de onderhandelingen van de Doharonde over de subsidies voor de visserij. De WTO had haar standpunt over de subsidies al lang bepaald, maar het maatschappelijk middenveld liet van zich horen en vestigde er de aandacht op dat de visstand voor tal van vissoorten in de wereld zeer sterk is teruggelopen en dat een uitputting van die visbestanden moet worden voorkomen. Volgens de heer Lamy is het ook belangrijk dat rekening wordt gehouden met de klimaatveranderingen. Hij wees erop dat niet minder dan vier sessies van dit forum aan dat thema gewijd zijn. De heer Lamy besloot zijn openingstoespraak met een verwijzing naar de komende onderhandelingen van de Doharonde. De hoeksteen van de Doharonde, en de Dohaontwikkelingsagenda, was een herschikking van de regels van het systeem van de multilaterale markt ten gunste van de arme landen, zo stelde hij. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de landbouw, als belangrijkste economische sector voor de arme landen, voorrang krijgt bij de onderhandelingen. Er zal intens worden onderhandeld, en de heer Lamy hoopte dat de onderhandelingen met succes kunnen worden afgerond. H. Exc. mevrouw Tarja Halonen, president van de Republiek Finland, nam vervolgens het woord. Zij benadrukte dat de multilaterale akkoorden in het belang zijn van de armste landen. Om dergelijke akkoorden te kunnen sluiten moet iedereen water bij de wijn doen. Een universele regeling, gestoeld op multilaterale akkoorden, moet de ontwikkelingsdoelstellingen van alle landen ten goede komen. Mevrouw Halonen bleef stilstaan bij een van de thema's die zullen worden besproken, namelijk de samenhang: een grotere samenhang is nodig, in de eerste plaats op nationaal niveau. Een gebrek aan samenhang op nationaal vlak kan verwoestende gevolgen hebben op internationaal niveau. Ook het delen van informatie en een uitwisseling van good practices tussen de landen zijn zeer belangrijk.
PM 52 / 4 - 22
H. Exc. mevrouw Tarja Halonen onderstreepte tevens de rol van de WTO bij de uitwerking van een beter kader voor een snellere groei van het handelsverkeer en de investeringen. Investeringen hebben immers een positieve invloed op de vrede en de veiligheid. De armste landen moeten ook rechtstreeks baat hebben bij de handelssteun. Maar laten we duidelijk wezen, we mogen geen handel bevorderen van goederen die in onmenselijke omstandigheden worden geproduceerd. Handelssteun betekent niet alleen steun voor de buitenlandse handel, maar ook ondersteuning van productie-activiteiten in diverse economische sectoren, zoals de landbouw. Die steun moet ingebed zijn in een integrale aanpak, van de kleinste producent tot het andere uiteinde van de keten. Handelssteun heeft ook betrekking op de infrastructuur en moet het mogelijk maken het kader van de binnen- en buitenlandse investeringen te creëren. Die vorm van steun moet zich eveneens toespitsen op de armsten. Het welzijn van de mens alleen volstaat niet; het moet samengaan met het welzijn van de natuur en het milieu. Duurzame ontwikkeling op wereldschaal kan enkel werkelijkheid worden als wij daadwerkelijk zorgzaam omgaan met de bevolking en als wij blijk geven van een sterk milieubewustzijn. H. Exc. mevrouw Olubanke King-Akerele, minister van Buitenlandse Zaken van Liberia, wees vooreerst op de grondbeginselen van de WTO, die haar na aan het hart liggen. Volgens haar is de markt de motor van de groei. De markt heeft een positief effect op de inkomens, moet bijdragen tot de economische ontwikkeling en de armoede terugdringen. Stellen dat niet iedereen een evenredig deel van de opbrengst van de markt krijgt, is een understatement, alle verklaringen over eerlijke handel ten spijt. Wat Liberia betreft, legde mevrouw Olubanke King-Akerele uit dat na veertien jaar oorlog tachtig procent van de bevolking met minder dan een dollar per dag moet rondkomen en twintig procent analfabeet is. Dankzij de markt kunnen we deze mensen een inkomen geven; we kunnen hun hoop geven. Ze kunnen zich voorstellen dat ze op een dag de bezielers van een vredesproces zullen zijn. In een dergelijke context, na een conflict, is voor de markt een belangrijke rol op het stuk van de consolidatie van de vrede weggelegd. Die pacificatie is echter alleen mogelijk in een regionale context, met name in het bekken van de Mano River Union, waartoe naast Liberia ook Sierra Leone en Guinee behoren. En vandaag wil ook Ivoorkust tot die unie toetreden. De vrede moet dus worden hersteld in de hele regio, zo niet zal elk proces in Liberia tot niets leiden. Men kan zich afvragen hoe de WTO vooruitgang kan boeken met ontwikkelde landen en met andere landen zoals Liberia, en hoe ze die laatste in hun ontwikkeling kan bijstaan. Men moet zich toespitsen op bepaalde domeinen, zoals de ongelijke toegang tot de markt; die ongelijkheid kan voor een stuk weggewerkt door de afschaffing van subsidies, tarieven en quota, teneinde de concurrentievoordelen te maximaliseren. Voorts moet uitgegaan worden van een sterk geïntegreerde marktstructuur en moeten entiteiten zoals een internationaal marktcentrum versterkt worden door de uitbouw van de technische capaciteiten van onze landen, inzonderheid wat de uitvoer van goederen met een grote meerwaarde betreft. Professor Kishore Mahbubani, decaan aan de Lee Kuan Yew School of Public Policy, National University of Singapore, besloot de openingssessie met een op zijn minst provocerende toespraak. Qua provocatie ging hij zelfs zo ver dat hij, vanuit een onvoorwaardelijke liefde voor de doelstellingen van de WTO, scherpe kritiek leverde op de ngo's en het maatschappelijk middenveld, die in 1999 in de straten van Seattle tegen de globalisering betoogden. Volgens hem moest het forum niet “Hoe kan de WTO de globalisering helpen beheersen?”, maar veeleer “Hoe kan de WTO de globalisering ten volle helpen benutten?” als titel meegekregen hebben. Zijns inziens moet men de markt volledig vrij laten spelen om de armoede in de wereld uit te roeien. Op die manier zal iedereen, net als hij, ooit een huis van drie miljoen dollar met zes slaapkamers kunnen bezitten.
PM 52 / 4 - 23
Namiddagsessie: Een governance audit van de WTO: rondetafelgesprek over het thema “De wereldhandel ten dienste van de ontwikkeling” - Sprekers: Dr. Carolyn Deere, Director, Global Trade Governance Project, Global Economic Governance Programme (GEG), Oxford; de heer Matthew Stilwell, Fellow, Graduate Institute of International Studies, Genève. - Gezamenlijke presentatie Dr. Carolyn Deere; de heer Mayur Patel; de heer Arunabha Ghosh; de heer Matthew Eagleton-Pierce, Global Trade Governance Project, GEG, Oxford. - Rondetafelgesprek de heer Harlem Désir MEP, ondervoorzitter van de socialistische fractie in het Europees Parlement; de heer Faizel Ismail, voorzitter van de Zuid-Afrikaanse delegatie bij de WTO; de heer Alejandro Jara, WTO Deputy Director General; Z. Exc. de heer Mothae Maruping, ambassadeur, permanent vertegenwoordiger van Lesotho bij de WTO; de heer Ricardo Meléndez-Ortiz, Chief Executive, ICTSD; Z. Exc. de heer Guillermo Valles, ambassadeur, permanent vertegenwoordiger van Uruguay bij de WTO. Kort samengevat: de eerste sprekers somden enkele belangrijke auditregels op en belichtten de conclusies van hun studie over de noodzakelijke doorlichting van de WTO. Ze oordeelden onder meer dat externe moderatoren de MOL moeten helpen uitmaken wat voor hen het belangrijkst is. De regeringen moeten neutrale technische steun kunnen bieden aan de landen die dat het hardst nodig hebben. Er werden ook een aantal denksporen geopperd betreffende de versterking van beleidskeuzes voor het ontwikkelingsbeleid, de verbetering van de onafhankelijke monitoring en de evaluaties. Europarlementslid Harlem Désir kwam later terug op de noodzaak om een gedragscode vast te stellen teneinde controle door de nationale parlementen en het Europees Parlement mogelijk te maken. Daartoe moeten ze tijdig over informatie kunnen beschikken en erop kunnen reageren. Hetzelfde geldt zijn inziens voor het toezicht op de voortgang van de onderhandelingen. Dat biedt het voordeel dat men voorkomt dat regeringen met hun onderhandelingen thema’s op de helling zetten waarover parlementsleden wetten moeten maken, en bovendien kan een parlementaire assemblee wellicht complexe kwesties uit het slop halen en begrijpelijker maken. Sessie 6: Handel en klimaatverandering: bedreigt de handel het voortbestaan van onze planeet? - Moderator: de heer Patrick Baert, journalist, Agence France Presse - Panel: mevrouw Ivonne A-Baki, lid van het Andesparlement, gewezen minister van Handel van Ecuador; mevrouw Elisa Ferreira, lid van het Europees Parlement, gewezen minister van Milieu van Ecuador (vervangen door de heer Antolin Sanchez); De heer Shakeel Mohamed, MP (Mauritius); De heer Awni Behnam, President, International Ocean Institute.
PM 52 / 4 - 24
Kort samengevat: Tijdens deze sessie was iedereen het erover eens dat het klimaat opwarmt en dat het hoog tijd is om in te grijpen. Erkend wordt dat de gemiddeld ontwikkelde landen veel CO2 uitstoten. In ons streven naar de globalisering van de handel mogen we de fouten uit het verleden niet herhalen, maar tegelijk mag ook de groei van de minst ontwikkelde landen niet afgeremd worden. Elkeen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen, want als we niets ondernemen, kost dat vijf procent van het bbp op wereldschaal. Men had het over “schone” handel en het naleven van de Kyotoakkoorden. Tevens werd benadrukt dat er een oplossing voor het klimaatvraagstuk moet worden gevonden, aangezien dat tot een groeiende stroom van “klimaatvluchtelingen” zal leiden. Vrijdag 5 oktober 2007 Sessie 13: De rol van de handel bij de ondersteuning van de internationale inspanningen tegen de klimaatverandering -
Moderatrice: mevrouw Vesile Kulacoglu, Directeur, afdeling Handel en Milieu, WTO, Secretariaat - Panelleden: de heer Feng Gao, Director, Legal Affairs Programme, Framework Convention on Climate Change, Secretariate; professor Joost Pauwelyn, Professor of International Law, The Graduate Institute of International Studies, Genève; - Debattanten: de heer Robert Teh, Adviseur, afdeling Economisch Onderzoek en Statistiek, WTO; mevrouw Ludivine Tamiotti, Adviseur, Juridische Zaken, afdeling Handel en Milieu, WTO, Secretariaat. Sessie 25: Niet-tarifaire hinderpalen voor de internationale handel en de economische groei: wat kan de WTO doen? -
Moderator: de heer Reinhard Quick, ondervoorzitter, werkgroep WTO; Z. Exc. de heer Ujal Singh Bhatia, ambassadeur, permanent vertegenwoordiger van India bij de WTO; de heer John Clarke, Deputy Head, Delegation of the European Commission to the WTO; de heer Rasmus Wendt, International Affairs Adviser, Dansk Industri. Om 13 uur werden we uitgenodigd voor een werklunch in de ambtswoning van Z. Exc. de ambassadeur, met zijn echtgenote en hun diplomatiek korps, met als thema de WTO en de onderhandelingen van de Doharonde. Sessie 31: Handel en klimaatverandering: bedreiging of uitdaging? -
Moderator: de heer Daniel Mittler, Greenpeace International.
De heer Tobias Reichert, Germanwatch & German NGO Forum on Environment and Development Market Liberalization - A Panacea for Measures to Combat Climate Change? The Cases of Environmental Goods and Biofuels; de heer Victor Menotti, International Forum on Globalization (IFG) - WTO Energy Services and Fuel Efficiency Standards: What's at Stake for Stable and Sustainable Energy Supplies and Climate Policies?;
PM 52 / 4 - 25
de heer Dalindyebo Shabalala, Center for International Environmental Law (CIEL) - The Role of Intellectual Property Rights and Technology Transfer for Measures to Combat Climate Change; de heer Vicente Paolo Yu, South Centre Development and Climate Change - The Role of Trade Policy. Kort samengevat: De sessie werd georganiseerd door een zeer ruim platform: Center for International Environmental Law (CIEL), Friends of the Earth Europe, German Development Institute, German NGO Forum on Environment and Development, Germanwatch, Greenpeace, International Forum on Globalization (IFG). Het gehele panel boog zich over de mogelijkheden die de klimaatopwarming kan bieden, maar toonde zich ook kritisch over de huidige regels voor het handelsverkeer en de maatregelen die genomen moeten worden voor de noodzakelijke hervorming van de energiesector. Het ontbrak dit panel zeker niet aan gedrevenheid, want ook de kwestie van de intellectuele eigendom als middel of als rem om de opwarming van de aarde tegen te gaan, werd aan de orde gesteld. Ten slotte werd ook het concept “green market” te berde gebracht, een concept dat meer kan betekenen dan een nieuwe markt voor de industrielanden: voor de minst ontwikkelde landen kan het ook een insteek zijn voor de overdracht en het sharen van technologie. Sessie 30: Het evenwicht in de handel herstellen aan de hand van wereldnormen. -
Moderatrice: Mevrouw Carin Smaller, Institute for Agriculture and Trade Policy, (IATP); mevrouw Caroline Dommen, Director, 3D – Trade – Human Rights – Equitable Economy; de heer Dalindyebo Shabalala, Director, Intellectual Property and Sustainable Development Project, Center for International Environmental Law, (CIEL); de heer Daniel Mittler, Political Advisor, Greenpeace International. Kort samengevat: De ngo 3D heeft een interessant werkstuk gemaakt over de verenigbaarheid van de beslissingen van de WTO enerzijds en die van de Verenigde Naties anderzijds, en dan vooral de multilaterale akkoorden met als doel de bescherming van de rechten van de mens, milieubescherming, het terugdringen van de milieuverontreiniging en van economische en sociale uitsluiting. De thema’s die aan bod kwamen waren uiterst gevarieerd, gaande van de middelen die de Verenigde Naties inzet om de gevolgen van de globalisering voor kwetsbare bevolkingsgroepen te beperken, tot de toegang tot de gezondheidszorg in een geglobaliseerde economie, en het risico dat de regels van de WTO strijdig zouden zijn met de rechten en de plichten die de staten hebben om het “recht op gezondheid” te garanderen. Slotsom: Meer dan 1700 mensen namen deel aan dit 7e wereldforum van de WTO, mensen uit alle landen van de wereld, uit alle geledingen van het verenigingsleven, ngo's, vrouwenorganisaties, mensenrechtenorganisaties, milieuorganisaties en universiteiten. Ook politici en vertegenwoordigers van de industriële en de financiële wereld waren aanwezig. De sprekers wisten een zeer hoog niveau aan te houden, maar het debat was over het algemeen nogal schraal. Wat de standpunten over de hoofdthema’s betreft (coherentie, global governance, economische groei en de klimaatopwarming) zat vrijwel iedereen op dezelfde lijn.
PM 52 / 4 - 26
Iedereen was het er bijvoorbeeld over eens dat de klimaatopwarming een feit is, maar steevast werd er stelling genomen voor een individuele (en geen economische of politieke) verbintenis en een bewustwording van de burger om het probleem aan te pakken. De minst ontwikkelde landen vrezen dan weer dat de strijd tegen de opwarming van de aarde aanleiding zal geven tot een nieuwe vorm van protectionisme vanwege de ontwikkelde landen. Ten slotte stelden de aanwezigen weliswaar veel vragen over de voortgang van de Dohaonderhandelingen, maar veel duidelijke antwoorden kregen ze niet van de vertegenwoordigers van de WTO. Dat onderwerp wilde men klaarblijkelijk liever niet aansnijden. Links : Om het volledige betoog van Pascal Lamy na te slaan, klik op onderstaande link: http://www.wto.org/indexfr.htm De volledige discussies kunnen beluisterd worden op http://www.wto.org/french/forums_f/public_forum2007_f/programme_f.htm (klikken op de titels van de zittingen).
LISSABON, 8 EN 9 OKTOBER 2007 CONFERENTIE VAN DE VOORZITTERS VAN DE PARLEMENTAIRE BUITENLANDSE ZAKEN EN DE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
COMMISSIES
VOOR
DE
BUITENLANDSE ZAKEN Debat met de heer BARROSO, voorzitter van de Europese Commissie De voorzitter van de Commissie gaf een kort overzicht van de prioritaire punten op de Europese agenda: de contacten in het raam van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB), de ontwikkeling van Afrika, de conferentie van Bali waarop het startschot zal worden gegeven voor de post-Kyoto-onderhandelingen in december aanstaande, voor het uitwerken van een nieuw kader voor de betrekkingen met Rusland (met het oog op stabiliteit, maar indien nodig met een kordate aanpak) en voor een "holistische" benadering van verschillende Europese beleidsdomeinen met zowel externe als interne aspecten, zoals het energie- of het migratiebeleid. Over het algemeen hoeft het geen betoog dat de aard zelf en de context van de nieuwe uitdagingen die zich aandienen, tot gevolg hebben dat de betrokken actoren gewicht in de schaal moeten leggen. Collectieve beslissingen hebben een onmiskenbare meerwaarde, de blijvende dominantie van de nationale staten op het stuk van het buitenlandse beleid ten spijt. Op de vele vragen die tijdens het debat werden gesteld, antwoordde de Commissievoorzitter het volgende: -
het voorstel van de Franse president Sarkozy om een “groep van wijzen” in het leven te roepen is interessant, maar moet ertoe strekken een toekomstvisie uit te stippelen voor Europa als politiek project; het is niet de bedoeling zich over het vraagstuk met betrekking tot de grenzen van Europa te buigen;
PM 52 / 4 - 27
-
-
-
de EU zou zich meer moeten doen gelden op het gebied van defensie; op de eerstvolgende Europees-Afrikaanse top moet gepraat worden over behoorlijk bestuur en de rechten van de mens. Als we willen dat die debatten iets opleveren, moeten we erbij zijn; een boycot van de Zimbabwaanse president is misschien niet de beste manier om onze bezorgdheid te uiten; hoewel tot sommige van onze internationale partners nog niet goed is doorgedrongen welke gevolgen de klimaatverandering zal hebben, groeit er vandaag een bewustwording die een jaar geleden nog onverhoopt was. Europa heeft een belangrijke rol gespeeld in die evolutie. om de samenhang van haar beleidsmaatregelen te vrijwaren ontwikkelde de Europese Commissie de formule van de werkgroepen (zoals de RELEX-groep onder leiding van voorzitter Barroso zelf), waarvan verscheidene eurocommissarissen deel uitmaken; wat het institutionele raderwerk betreft, moet men zich ervan bewust zijn dat de Europese burgers “Europa” als een geheel zien en geen onderscheid maken tussen de verschillende instellingen; de continuïteit van de energievoorziening moet in als een totaalpakket worden opgevat en tevens rekening houden met de klimaatveranderingen; de enige troef die Europa met betrekking tot de Kosovokwestie ten aanzien van de Verenigde Staten en Rusland kan uitspelen, is dat het beide partijen de voordelen van een eventuele toetreding kan voorhouden; zowel de Unie als haar lidstaten zijn slechts overgangsstructuren; de menselijke waardigheid moet te allen tijde onze leidraad zijn van ons handelen.
Debat met de heer SOLANA, Hoge Vertegenwoordiger van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid De Hoge Vertegenwoordiger overliep de pressantste dossiers van de internationale actualiteit. De Kosovaarse kwestie is duidelijk een Europees dossier. De Europeanen moeten zich er overigens op voorbereiden het werk van de VN-Missie in Kosovo (UNMIK) op het terrein over te nemen. In het conflict tussen Israël en Palestina moet Europa zich inzetten om een nieuwe dynamiek tot stand te brengen ten bate van de Palestijnse economie. De evolutie van de situatie in Afghanistan is zorgwekkend. Het is vooral zaak te voorkomen dat het land niet opnieuw afglijdt naar chaos. Een stabiel Oekraïne is van strategisch belang voor de EU. Wat Birma betreft, zouden de ASEAN-landen nu toch meer bereid zijn om enige druk uit te oefenen. Ten slotte wordt de continuïteit van de energievoorziening een belangrijk dossier voor de Unie. In antwoord op de vragen van de deelnemers aan het debat verschafte de hoge vertegenwoordiger de volgende toelichtingen: -
Europa heeft aangetoond dat het op internationaal vlak gewicht in de schaal kan leggen, niet alleen door initiatieven te financieren maar ook door zich bij een aantal missies (in Libanon of Afghanistan) actief op het terrein in te zetten;
PM 52 / 4 - 28
-
-
wat Kosovo betreft, zou het uiterst contraproductief zijn om mogelijke standpunten in een "postonafhankelijkheidsscenario" te bespreken, terwijl er nog maar net nieuwe inspanningen werden geleverd om via onderhandelingen tot een oplossing te komen; wat het Israëlisch-Palestijns conflict betreft, biedt de dubbele rol van president Abbas een interessant denkspoor (met betrekking tot de uitsluiting van Hamas van de in december 2007 geplande besprekingen). Hij staat immers aan het hoofd van zowel de Palestijnse Autoriteit als de PLO; in zijn hoedanigheid van PLO-voorzitter vertegenwoordigt hij alle Palestijnen, ook de leden van de diaspora; het tweesporenbeleid ten aanzien van Iran moet worden voortgezet (al moet men erkennen dat de politieke onderhandelingen momenteel ietwat in het slop zitten). Het zou reeds een doorbraak betekenen mocht Iran een constructievere houding aannemen ten aanzien van Hezbollah of Syrië (dat laatste stelt zich per slot van rekening positiever op dan wordt beweerd, aangezien het onderdak biedt aan Irakese vluchtelingen).
Debat met de heer Luis AMADO, Portugees minister van Buitenlandse Zaken De Portugese minister verklaarde dat binnen het GBVB nieuwe thema’s stilaan de overhand nemen, net nu de EU een beslissende fase doormaakt. Steeds strategischer kwesties zoals de migratiestromen, de voedselveiligheid, de continuïteit van de energievoorziening en de versterking van de internationale handel vereisen voortaan wereldomvattende internationale acties die verder reiken dan de individuele belangen van de lidstaten. Tegelijkertijd moet het multilateralisme verder worden uitgebouwd door op een aantal strategische vectoren in te werken. In dat opzicht moet voorrang worden gegeven aan de stabilisering van de gehele Balkanregio en het Middellandse Zeebekken. Voorts moeten de betrekkingen met Rusland worden verbeterd en zijn de trans-Atlantische verhoudingen aan verdieping toe; ook met betrekking tot de Europees-Afrikaanse relaties moeten nieuwe perspectieven worden geopend. In antwoord op de gestelde vragen benadrukte de Portugese minister dat alle Europese lidstaten baat hebben bij een stabiele en minder gespannen relatie met Rusland. Wat Iran betreft, zou het niet wenselijk zijn nieuwe sancties te overwegen zonder eerst de aangevatte dialoog te evalueren. Als bevestigd wordt dat Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland naar elkaar toe beginnen te groeien op het stuk van de defensiestandpunten, zou zulks nieuwe vooruitzichten voor het GVDB kunnen bieden. In ieder geval vereist de vernieuwing van het trans-Atlantisch model een nadrukkelijker Europees engagement. En hoewel de Europeanen ten slotte de Chinese “invasie” in Afrika betreuren, moet men toegeven dat China alleen in een bestaande leemte heeft voorzien. Natuurlijk heeft China ook de troeven van zijn vetorecht in de Veiligheidsraad en van de aldus geboden “bescherming” kunnen uitspelen. De Europeanen dienen nu werk te maken van nieuwe betrekkingen met het Afrikaanse continent, gestoeld op een partnership, en aldus een nieuwe dynamiek tot stand te brengen. Tegelijkertijd moet China ertoe worden gebracht bepaalde regels na te leven.
PM 52 / 4 - 29
Debat met de heer Amr MOUSSA, secretaris-generaal van de Arabische Liga (De voorzitter van de commissie voor de Buitenlandse Zaken van de Knesset, de heer Tzachi HANEGBI, die eveneens aanwezig zou zijn, was verhinderd) De secretaris-generaal van de Arabische Liga gaf een opsomming van de verschillende pijnpunten in de regio waar zijn organisatie actief is: -
-
het is absoluut noodzakelijk dat de internationale gemeenschap de krachten bundelt om de eenheid van Irak te bewaren en er een rechtsstaat te vestigen, zo niet zou er zich een ware doos van Pandora kunnen openen en zouden de gevolgen – ook voor Europa – niet te overzien zijn; hoewel Iran door zijn ondertekening van het Non-Proliferatieverdrag het recht heeft om kernenergie te exploiteren, moet men eraan herinneren dat er in een regio zoals het Midden-Oosten niet zoiets als een “goed” kernprogramma kan bestaan; alle problemen in de regio zijn terug te voeren op het Israëlisch-Palestijns conflict. De lidstaten van de Arabische Liga, die zich bereid hebben verklaard Israël collectief te erkennen en hun betrekkingen met dat land te normaliseren, betreuren ten zeerste dat er van Israëlische zijde geen enkele reactie is gekomen. Het is geen probleem van terrorisme, maar wel van militaire bezetting. Vooreerst moet er een moratorium op de kolonisatie worden ingesteld, vermits er onmogelijk te onderhandelen valt in een context van alsmaar verschuivende grenzen. Bovendien moet Europa meer op de voorgrond treden – en niet alleen door het verlenen van financiële steun. Het Amerikaanse initiatief valt toe te juichen, maar de vredesonderhandelingen moeten ook tot een tastbaar resultaat leiden. Voor de VS is dat de enige mogelijkheid om hun rampzalige imago in die regio op te poetsen.
Meer in het algemeen verwerpt de secretaris-generaal van de Arabische Liga de analyse dat we met een “botsing der beschavingen” zouden te maken hebben; het bestaan van een dergelijk conflict valt niet te ontkennen, maar het blijft beperkt tot de meest conservatieve groeperingen binnen de twee godsdiensten. De vaststelling dat “de Arabische wereld moet veranderen” is een terechte opmerking. Die – weliswaar nog vrij trage – evolutie is overigens al op gang gekomen. Tot slot had er in de relaties tussen Europa en de mediterrane regio meer aandacht aan culturele aspecten moeten besteed worden. In antwoord op de hem gestelde vragen merkte de secretaris-generaal van de Arabische Liga op dat er geen sprake kan van zijn Syrië te isoleren, omdat dat land een belangrijke speler in de regio is en bovendien het Arabisch vredesinitiatief mee ondertekend heeft. Hij keurde trouwens ten stelligste de houding van de Europese landen af die onmiddellijk na de verkiezingsoverwinning van Hamas strafmaatregelen tegen de Palestijnen hebben uitgevaardigd. In plaats van er bij Hamas op aan te dringen het Arabisch vredesinitiatief te ondertekenen, eisten de Europeanen dat die beweging de door het Kwartet gedicteerde voorwaarden zou aanvaarden. Door die houding zijn de EU-lidstaten in grote mate verantwoordelijk voor de radicalisering van de Palestijnse bevolking en de humanitaire ramp die zich thans in de Gazastrook voltrekt. Door de Palestijnen te bestraffen omdat ze op de “verkeerde” partij gestemd hebben, maken de EU-landen de democratisering van de Arabische wereld er niet eenvoudiger op.
PM 52 / 4 - 30
Debat met de heer José SOCRATES, eerste minister van Portugal, over de prioriteiten van het Portugees Voorzitterschap De voltooiing van het nieuwe verdrag dat de werking van de EU moet moderniseren, blijft uiteraard de eerste prioriteit van het Portugees Voorzitterschap. De eerste minister heeft het volste vertrouwen in een goede afloop. Op de tweede plaats wil het Portugees Voorzitterschap een globale benadering van de migratie uitwerken. Dat Europees beleid moet op drie pijlers rusten: strijd tegen de mensenhandel, integratie van de immigranten en versterkte samenwerking met de landen van herkomst. De afschaffing van de binnengrenzen van de Unie (Portugal heeft een technisch voorstel ingediend om de lidstaten onderling toegang te verschaffen tot elkaars databanken), de uitwerking van een nieuwe cyclus van de Agenda van Lissabon (met meer aandacht voor energie), de voorbereiding van de top van Bali over de klimaatveranderingen en van de Europees-Afrikaanse top staan ten slotte eveneens hoog op de agenda van het Portugees Voorzitterschap. Op de vragen die tijdens het debat werden gesteld, antwoordde de eerste minister het volgende: - een verdeelde opstelling van de Unie in de kwestie Kosovo zou zeer ernstige gevolgen kunnen hebben, vermits in dat geval de Europese veiligheid zelf in het gedrang zou kunnen komen, terwijl de Unie in het verleden steeds een positief antwoord heeft kunnen geven op de ingrijpende veranderingen die zich sinds 1989 op het continent hebben voltrokken. De kwestie Kosovo mag dan al een bijzonder netelig dossier zijn, toch moeten we absoluut rekening houden met de lessen uit het verleden en met veel verantwoordelijkheidszin op die nieuwe uitdaging inspelen; - in haar dialoog met Rusland mag de EU de thema’s democratie en mensenrechten nooit uit het oog verliezen; - met betrekking tot het migratievraagstuk sprak de eerste minister zich uit voor de gezinshereniging; - tijdens hun onderhandelingen moeten Turkije en Europa zich loyaal opstellen en zich door objectieve criteria laten leiden. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING De kwetsbare landen – Debat met de heer António GUTERRES, hoog VN-commissaris voor de vluchtelingen Die kwetsbaarheid kan diverse oorzaken hebben: een conflictsituatie, ontoereikend bestuur, de aanwezigheid van andere structuren die sterker zijn dan die van de overheid (bijvoorbeeld een tribale organisatie), alomtegenwoordige corruptie, een gebrekkige economische ontwikkeling of klimaatveranderingen (in de komende jaren zal die factor Oost-Afrika nog kwetsbaarder maken en er volksverhuizingen op gang brengen). De landen kunnen in verschillende graden van kwetsbaarheid ingedeeld worden, van “mislukte” staten (failed states) waar de overheid geen greep meer heeft op de samenleving (zoals in Somalië en Irak), tot relatief sterke landen waar lokale crisissituaties tot kwetsbaarheid leiden (zoals Colombia of Sri Lanka). De tussencategorieën (van landen waar er een conflict woedt of die net een conflict achter de rug hebben) zijn nog talrijker.
PM 52 / 4 - 31
De internationale gemeenschap staat dan ook voor uiteenlopende uitdagingen, terwijl de media-aandacht bepalend is voor de middelen die worden ingezet om elk van die problemen aan te pakken. Het UNHCR maakt zich vooral zorgen over de veiligheidsrisico’s. Het wordt ook almaar moeilijker een evenwicht te vinden tussen de veiligheidsvereisten enerzijds en de noodzaak de noodlijdende bevolking van nabij hulp te verlenen anderzijds. Een andere grote uitdaging bestaat erin de hulpverlening een blijvend karakter te geven: de door het UNHCR ontwikkelde re-integratieprojecten zijn helaas beperkt en al te vaak worden de vluchtelingen van gisteren de migranten van morgen. Al te vaak ook reageert de internationale gemeenschap te laat, terwijl met preventieve maatregelen heel wat geld had kunnen worden bespaard. Hoewel de Algemene Vergadering van de VN twee jaar geleden het beginsel van de “verantwoordelijkheid om te beschermen” goedkeurde, blijft dit moeilijk in praktijk te brengen, want voor te veel landen blijft de nationale soevereiniteit een heilig huisje. Dat de Europese Unie met haar toekomstige operatie in het oosten van Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek onbetreden paden bewandelt, is dan ook een goede zaak. Het mandaat van die opdracht, dat het midden houdt tussen peace-enforcement en peacekeeping, is de geëigende weg om humanitaire opdrachten mogelijk te maken en de regio te stabiliseren. De enige grote internationale speler die vandaag die innoverende rol op zich kan nemen, is Europa, want de Verenigde Staten hebben daarvoor te veel aan geloofwaardigheid ingeboet en Azië is er, ondanks zijn steile opmars, nog niet klaar voor. Tijdens de daaropvolgende bespreking gaf de Hoge Commissaris aan dat de toestand van de ontheemden evolueert: naast de klassieke vluchtelingen, die vertrekken uit zelfbehoud, gaan steeds meer mensen om andere redenen op de vlucht. De internationale gemeenschap heeft helaas te weinig oog voor de zogenaamde softe crisissen, die ze, in tegenstelling tot de toestand in Irak of Somalië, niet meteen als een bedreiging ervaart. Dat verklaart het uitblijven van een reactie op de Congolese tragedie (die elk halfjaar evenveel slachtoffers maakt als een tsunami) of op de klimaatverandering (wanneer de zeespiegel met één centimeter stijgt, komen er één miljoen vluchtelingen bij). Het UNHCR beschikt in principe over voldoende voedsel voor de vluchtelingen, die de prioritaire doelgroep vormen voor de hulp van het Wereld Voedsel Programma (WVP). Daardoor hebben ze het soms beter dan de interne ontheemden en zelfs beter dan de plaatselijke bevolking. De vluchtelingen die, zodra de toestand weer veilig is, naar hun land terugkeren, kunnen door hun ervaring als vluchteling veranderd zijn (zo kunnen ze bijvoorbeeld verstedelijkt zijn). De internationale gemeenschap moet een aantal structurele antwoorden aanreiken. Zo is het van primordiaal belang dat er over een post-Kyotoverdrag onderhandeld wordt om de klimaatopwarming een halt toe te roepen. Ook moet voor een eenvormige Europese asielregeling worden gezorgd, want de grote verschillen op het stuk van de door de onderscheiden Europese lidstaten geboden bescherming leiden tot ongewenste gevolgen. De door de internationale gemeenschap ingezette vredestroepen moeten vooral mobiel en slagvaardig zijn – ongeacht hun getalsterkte.
PM 52 / 4 - 32
Tot slot is er dringend hulp nodig voor de Iraakse vluchtelingen: in Syrië en Jordanië zijn de in 1948 toegestroomde Palestijnse vluchtelingen nog steeds in groten getale aanwezig en alleen zijn die landen niet tegen deze nieuwe exodus opgewassen. Europa als wereldspeler: prioriteiten en perspectieven van het Europese ontwikkelingsbeleid – Debat met de heer Louis MICHEL, Europees commissaris voor ontwikkeling en humanitaire hulp De commissaris wees erop dat het onontbeerlijk is geworden synergieën tot stand te brengen tussen het nationale en het Europese niveau. De lidstaten moeten dringend hun wantrouwen ten aanzien van de Europese Commissie laten varen. Die is immers allesbehalve een concurrent, maar wel een instrument ten dienste van de nationale beleidsmaatregelen. Terzelfder tijd moet de Unie zich bewust worden van haar politieke rol en beseffen dat het ontwikkelingsbeleid een essentieel instrument is voor wereldwijde vrede. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het op de voorgrond treden van een aantal nieuwe spelers (India, China, Brazilië, Zuid-Afrika,…), waarmee strategische ontwikkelingspartnerschappen moeten worden aangegaan. Confrontatie is niet de juiste weg. Het is door het onvermogen van de internationale gemeenschap (met inbegrip van de Europese Unie) om doeltreffend en snel op postconflictsituaties in te spelen, dat de deur werd opengezet voor het optreden van China, dat vrij goed aan de Afrikaanse verwachtingen beantwoordt, al dreigt het Afrikaanse continent hierdoor op termijn wel opnieuw in een schuldenspiraal terecht te komen en het slachtoffer te worden van een nieuw soort kolonisatie. China zal misschien op de steun van de internationale gemeenschap aangewezen zijn om zijn Afrikabeleid te verankeren en zal een Europees voorstel voor een driehoekscoöperatie wellicht in dank aanvaarden. Wat de migratiestromen betreft, hekelde de commissaris het feit dat migratie op één hoop gegooid wordt met onveiligheid, criminaliteit en terrorisme, want dat is gevaarlijk. Inzake het ontwikkelingsbeleid van de Europese Commissie zijn de resultaten van de inspanningen van de commissaris met het oog op de uitwerking van een gemeenschappelijk programma met de lidstaten in het kader van het 10de Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) tot dusver vrij teleurstellend. De eerste slachtoffers van dat aanhoudend gebrek aan overleg zijn uiteraard de begunstigde landen. Zij kampen met technische absorptieproblemen, al was het maar omdat elke geldschieter zijn eigen regeling heeft. Een betere coördinatie zou de efficiëntie van de steun sterk ten goede komen. De commissie opteert grotendeels voor begrotingssteun, die het verantwoordelijkheidsbesef, het ownership en de voorzienbaarheid vergroot. Via een begrotingssteun per sector kunnen de klippen van die vorm van ontwikkelingssamenwerking worden omzeild. Begrotingssteun kan uiteraard alleen maar worden toegekend indien het begunstigde land de staatsfuncties kan vervullen, wat niet altijd het geval is. Men moet zich tevens beraden over de toenemende aanwezigheid van militairen op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking, want die rolvermenging is niet zonder gevaren.
PM 52 / 4 - 33
Ten slotte hield de commissaris een vurig pleidooi voor een snelle ratificatie door alle 27 lidstaten van het akkoord tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou: indien het ratificatieproces niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond, komt er op 1 januari eerstkomend geen 10de Europees Ontwikkelingsfonds en zal er vanaf die datum ook geen Europees ontwikkelingsbeleid worden gevoerd (een kleine tien landen, waaronder België, moeten ter zake nog het nodige doen). In zijn antwoord op een aantal vragen die hem werden gesteld, legde de commissaris de nadruk op de transparantie van de Europese procedures: er wordt niets ondernomen zonder de instemming van het EOF-comité, waarin elke lidstaat vertegenwoordigd is. De genderdimensie speelt in elk project. Het ultraconservatisme waarvan sommige europarlementsleden blijk geven op het vlak van de reproductieve en seksuele gezondheid en rechten moet echter worden betreurd. Het gaat overigens om een dossier dat ook gevoelig ligt in de begunstigde landen zelf en waarvoor het kanaal van de begrotingssteun vaak een sterkere hefboom vormt dan onderhandelingen per project. Het sluiten van economische partnerschapsakkoorden wordt in sommige kringen gecontesteerd, maar het is absoluut noodzakelijk dat de daling van de inkomsten van de ontwikkelingslanden als gevolg van de algemene verlaging van de douanetarieven waartoe in het kader van de liberalisering van de wereldhandel werd beslist, vóór de deadline van 31 december wordt gecompenseerd. Het is ook duidelijk dat een aantal ontwikkelingslanden nog niet over voldoende sterke structuren beschikt om de openstelling van de markten zonder nadelige gevolgen het hoofd te kunnen bieden. Samen met zijn collega die bevoegd is voor handel, streeft de commissaris naar een versoepeling van de formule van de economische partnerschapsakkoorden. Debat met de vertegenwoordiger van de Afrikaanse Unie, de heer Akwasi OSEI-AGYEI, minister van Buitenlandse Zaken van Ghana De minister schetste de verwachtingen van de Afrikaanse Unie met betrekking tot de Europees-Afrikaanse top van Lissabon van 8 december, waar de AU verscheidene middellangetermijnprojecten zal voorstellen. Op vragen over de plotse verschijning van China op het Afrikaanse toneel antwoordde hij dat de Europeanen al te vaak verzuimden te reageren op aanbestedingen die door Afrikaanse landen worden uitgeschreven. In verband met de onwil van de Afrikaanse leiders om in te grijpen ten aanzien van Zimbabwe, verklaarde hij dat hoewel goed bestuur een van de hoekstenen is van het NEPAD (New Partnership for Africa’s Development), het de bevolking van elk land toekomt de eigen koers uit te stippelen. Ten slotte bestempelde hij de Afrikaanse braindrain als een “verlies-verliessituatie”. De betrokkenen werden immers ten koste van vele inspanningen in hun land van herkomst opgeleid en komen vaak terecht in de grijze economische sector van de Europese landen.
PM 52 / 4 - 34
Debat met de heer Madani M. TALL, Country Director voor een aantal Afrikaanse landen bij de Wereldbank De heer Tall beklemtoonde dat hoewel de Afrikaanse landen veel te langzaam vooruitgang boeken in hun pogingen om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te halen (23 Afrikaanse landen zullen geen enkele van de 8 doelstellingen halen), twee derde van de Afrikanen in landen woont met een economische groei van meer dan 5 procent. Over het geheel genomen begint de situatie in Afrika dus te verbeteren. De belangrijkste uitdaging is nu “capacity retention” (en niet enkel meer “capacity building”). Verscheidene deelnemers wezen erop dat deze geflatteerde voorstelling van de situatie geen rekening houdt met de demografische groei. Op verzoek van de Bulgaarse vertegenwoordiger bespraken de deelnemers eveneens de organisatie van hun werkzaamheden. Zijn voorstel om gemeenschappelijke zendingen op te zetten die op de volgende conferentie verslag aan hun ambtgenoten zouden uitbrengen, stuitte op heel wat kritiek. De meeste deelnemers verzetten zich tegen de oprichting van een nieuwe structuur en benadrukten dat de conferentie bedoeld is als een informeel discussieforum en niet tot een beslissingsorgaan mag uitgroeien.
PM 52 / 4 - 35
PM 52 / 4 - 36
PERSMEDEDELINGEN
PERSMEDEDELINGEN VAN DE VOORZITTER VAN DE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS U KUNT DEZE PERSMEDEDELINGEN RAADPLEGEN OP ONZE SITE : WWW.DEKAMER.BE, ONDER DE RUBRIEK “NIEUWS” EN/OF “PERSMEDEDELINGEN”.
Ø W OENSDAG 24 OKTOBER 2007 BOEKVOORSTELLING OP VRIJDAG 26 OKTOBER 2007 TE 11UUR INTERNATIONALE ZAAL Op vrijdag 26 oktober 2007 te 11uur in de Internationale zaal van de Kamer zal het Boek “Democratisering in België” uitgegeven bij de Standaard Uitgeverij, voorgesteld worden. Het boek behandelt vanuit geschiedkundig oogpunt de diverse aspecten van de democratie met name: de politieke en de sociaal-economische democratie, de democratisering van cultuur in België, de “gegenderde” democratisering en tenslotte de democratisering in de wereld. De auteurs die aan het boek meewerkten zijn: Mark Van den Wijngaert, Karel Veraghtert, Karen Celis, Patrick Van der Weyden, Stijn Van de Perre.
PM 52 / 4 - 37
PM 52 / 4 - 38
PUBLICATIES
Onder deze rubriek worden publicaties vermeld die naar onze mening de lezer kunnen interesseren.
KAMER
Parlementaire stukken: §
4-109/1 (SENAAT) 52 172/001 (KAMER) VAN 1 OKTOBER 2007 e 16 jaarlijkse zitting van de OVSE Parlementaire Assemblee – Kiev, 4-9 juli 2007 § 52 0013/001 VAN 9 OKTOBER 2007 Lijst van de leden van het Europees Parlement en hun opvolgers waarvan de geloofsbrieven geldig verklaard zijn (stand op 9 oktober 2007)
Bulletin van vragen en antwoorden: § 52/001 Schriftelijke vragen en antwoorden
PM 52 / 4 - 39
PM 52 / 4 - 40
BIJLAGEN
PM 52 / 4 - 41
PM 52 / 4 - 42
WETSONTWERPEN, WETSVOORSTELLEN EN COMMISSIEVERSLAGEN
Alle bij de Kamer ingediende wetsontwerpen of –voorstellen en de desbetreffende commissieverslagen, worden als parlementair stuk gedrukt. Bij het drukken van het stuk, krijgt elk wetsontwerp of –voorstel een volgnummer alsook een reeksnummer dat aan de verschillende documenten (advies van de Raad van State, amendementen, commissieverslagen …) die op de basistekst volgen, wordt gegeven. Ten slotte wordt de zitting vermeld tijdens welke het ontwerp of voorstel werd ingediend. Alle parlementaire stukken kunnen worden besteld (zie laatste blad van het bulletin: “Publicaties van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat van België”). Deze parlementaire stukken kunnen eveneens geraadpleegd worden op de website van de Kamer: http://www.dekamer.be, onder de rubriek “Wetgeving”. Een subrubriek vermeldt de recentste documenten. U vindt op onze website ook de verslagen van de plenaire vergaderingen en van de commissies. Onder "Plenum" vindt u de beknopte verslagen en de integrale verslagen. Onder "Commissies" vindt u enerzijds een bespreking van wetteksten en anderzijds een bespreking van de interpellaties en de mondelinge vragen.
PM 52 / 4 - 43
PM 52 / 4 - 44
ADDENDA
PM 52 / 4 - 45
PM 52 / 4 - 46
AGENDA VAN DE PLENAIRE VERGADERINGEN EN VAN DE COMMISSIEVERGADERINGEN
De agenda’s van de commissievergaderingen en plenaire vergaderingen zijn beschikbaar op de website van de Kamer (www.dekamer.be).
PM 52 / 4 - 47