Inhoud Voorwoord ………………………………………………………………………………………………………. 3 Inleiding ………………………………………………………………………………………………………......5 1 De achtergronden van Leader+ en POP2 ...................................................................................... 7 1.1 POP2...................................................................................................................................... 7 1.2 Leader in POP2...................................................................................................................... 7 1.3 Call for proposal en Ontwikkelingsplan.................................................................................. 7 1.4 Terugblik naar de periode 2000-2006.................................................................................... 7 1.5 Vooruitblik op de periode 2007-2013 …................................................................................8 1.6 Leeswijzer............................................................................................................................10 2 Het gebied Leidse Ommelanden .................................................................................................. 12 2.1 De begrenzing ...................................................................................................................... 12 2.1.1 Knelpunten van de begrenzing .................................................................................... 12 2.1.2 De gemeenten………………………………………………………………....................... 13 2.1.3 De bestuurlijke samenwerkingsverbanden in (en grenzend aan) het gebied............. 13 2.2 Aantal inwoners ……………………………………………………………………………………15 2.3 De omgevingskwaliteit ......................................................................................................... 15 2.3.1 Geografie..................................................................................................................... 15 2.3.2 Landschap en cultuurhistorie ...................................................................................... 15 2.3.3 Natuur en milieu .......................................................................................................... 20 2.3.3.1 Beleid natuur en milieu ……………………………………………………………………..20 2.4 Sociaal-economische context ……………………………………………………… ……..…….21 2.4.1 Agrarische bedrijvigheid .............................................................................................. 21 2.4.2 Leefbaarheid en leefkwaliteit....................................................................................... 23 2.4.3 Recreatie en toerisme ................................................................................................. 23 2.4.3.1 Opnieuw de Tuin van Holland ………………………………………………………….....24 2.5 Samenvatting en conclusie .................................................................................................. 24 3 De ontwikkelingsstrategie ............................................................................................................. 26 3.1 Ambitie en thema’s............................................................................................................... 26 3.1.1 De operationele doelen ............................................................................................... 26 3.1.2 Gewenste resultaten ................................................................................................... 27 3.1.3 Actief samenwerken.................................................................................................... 28 4 De organisatie............................................................................................................................... 29 4.1 Taken van de Plaatselijke Groep ......................................................................................... 29 4.1.1 Samenstelling van de Plaatselijke Groep ................................................................... 29 4.1.2 Relatie met de provincie Zuid-Holland ........................................................................ 30 4.1.3 Relatie met het gebied ................................................................................................ 30 4.1.4 Ondersteuning Plaatselijke Groep…………………………………………………………31 4.2 Selectie van projecten.......................................................................................................... 32 4.3 Randvoorwaarden................................................................................................................ 33 4.3.1 Toepassing Leadermethode ....................................................................................... 33 4.3.2 Inhoudelijke criteria ..................................................................................................... 33 4.3.3 Technische criteria …………….……………………………………………………………33 4.3.4 Complementariteit met bestaand beleid …………….……………………………………33 4.4 Communicatie en PR………………………………………………………………………………33 4.5 Monitoring en Evaluatie………………………………………………………………………......34 5 Financiering ................................................................................................................................. 35 5.1 Verdeling van publieke en private financiering…………………………………………………35 5.1.1 Bundelen geldstromen……………………………………………………….....................35 5.2 Begroting Leidse Ommelanden 2007-2013………………………………………...……………35 Bijlage 1 Intentieverklaring ...................................................................................................................37 Bijlage 2 Karavansera’s in de Leidse Ommelanden ............................................................................ 38 Bijlage 3 Lijst van bestaande en mogelijke projectideeën.................................................................... 39 Bijlage 4 Samenstelling Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden ....................................................... 40 Bijlage 5 Voorbeeld checklist aanvraag ............................................................................................... 41 Bijlage 6 Voorbeeld beoordelingscriteria Leaderaanvraag .................................................................. 42 Bijlage 7 Relevante beleidsstukken...................................................................................................... 45 Bijlage 8 Overzicht output indicatoren.................................................................................................. 47 Bijlage 9 Maatregelen gekoppeld aan doelen ...................................................................................... 48 Colofon………………………... ………………………………………………………………………………..49
1
2
Voorwoord De afgelopen jaren heeft de Plaatselijke Groep Leader+ Leidse Ommelanden met grote inzet en creativiteit gewerkt aan de uitvoering van het Europese subsidieprogramma Leader+ voor plattelandsontwikkeling. De Leader+ regeling loopt in 2007 af, met een uitloop naar 2008. Er is veel bereikt, er zijn mooie projecten uitgevoerd door betrokken organisaties en enthousiaste mensen. De aanpak heeft gewerkt. De huidige Plaatselijke Groep wil dan ook graag verder. Dat is de reden voor dit Ontwikkelingsplan voor de periode 2007 -2013. Het is samengesteld volgens de Europese en nationale richtlijnen. Het Ontwikkelingsplan geeft een beschrijving van Leidse Ommelanden en bevat de daarop geïnspireerde lokale ontwikkelingsstrategie voor het gebied. Het dient als inspiratiebron en als ondersteunend document voor de werkwijze. De ontwikkelingsstrategie biedt een kader om concrete projectaanvragen uit het gebied te selecteren en te beoordelen en POP- en Leadersubsidiegelden te verdelen. Potentiële aanvragers voor POP- en Leaderprojecten kunnen hun ideeën en projectaanvragen toetsen aan dit kader, zowel inhoudelijk als procedureel. De mogelijkheden voor financiële steun, die in de Ontwikkelingsstrategie in kaart zijn gebracht, kunnen privé personen, organisaties en gemeenten net dát duwtje in de rug geven, waardoor een idee naar de werkelijkheid vertaald kan worden.
Welkom in de Tuin van Holland
Het Ontwikkelingsplan werd opgesteld in opdracht van de Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden door Claudia Thunnissen kunst- en cultuurhistorisch bureau m.m.v. de voorbereidingsgroep Ilonka Bodt, Jan Bregman, Ko Droogers, Jan Kerkvliet, Anne-Marie Nell en Ivette van der Wiel
3
4
Inleiding ‘Leader+ is’, volgens de omschrijving van het Leader Netwerk voor plattelandsontwikkeling, ‘de kraamkamer voor nieuw plattelandsbeleid’. Leader staat voor Liaison Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale. Dit initiatief van de Europese Commissie is een Europees experimenteel subsidieprogramma, gericht op de ontwikkeling van het platteland. De Plaatselijke Groep (PG) Leader+ Leidse Ommelanden, samengesteld in 2002, heeft het experimentele subsidieprogramma van de periode 2000-2006 met succes uitgevoerd, maar ook met vallen en opstaan. In 2006 verscheen de concept Contourennota Levend Landschap van de Provincie Zuid-Holland. Het plattelandsgebied, dat Leidse Ommelanden bestrijkt, werd in de nota benoemd als ‘niet-prioritair’. Daarmee kwamen de provinciale subsidies voor het landelijk gebied te vervallen. Ook voor de extra bijdrage (25%) van de provincie Zuid-Holland inzake Europese subsidies van POP2 zou Leidse Ommelanden niet in aanmerking komen. Dat zou betekenen dat de regio naast haar eigen bijdrage van 25% tevens de 25% van de provinciale bijdrage voor haar rekening zou moeten nemen. Gezien de positieve resultaten van Leader 2000-2006 en daardoor de behoefte ook in de periode 2007-2013 een rol voor de ontwikkeling van het gebied te blijven spelen, heeft de PG Leidse Ommelanden zich in antwoord op de call for proposal toch aangemeld vóór 1 juni 2007, ook al was het Ontwikkelingsplan nog niet gereed. Reden hiervoor was het feit dat Leidse Ommelanden niet (meer) behoorde tot de prioriteitsgebieden van de provincie en daardoor niet meer in aanmerking kwam voor de provinciale Leadersubsidie om het Ontwikkelingsplan te financieren. De PG ziet het dan ook als een groot compliment, dat Provinciale Staten op 27 juni 2007 het besluit heeft genomen om Wijk & Wouden en het Westelijk Plassengebied alsnog tot prioritair gebied te verklaren, met als toelichting dat de Leader aanpak in de periode 2002-2006 succesvol is geweest bij de uitvoering van het POP. De PG heeft de voorbereiding voor het Ontwikkelingsplan na dit besluit in gang gezet; volgens de bottom-up methode, door consultatierondjes en keukentafelgesprekken met maatschappelijke organisaties en mensen uit het gebied, het meewerken in gebiedsateliers en het bijwonen van (en meedenken in) bijeenkomsten zoals bijvoorbeeld Het Groene Hart in Uitvoering. Ook met andere Leader-groepen, met name in Zuid-Holland en Utrecht, is overleg gepleegd. (Concept) Gebiedsvisies en andere strategische documenten zijn verzameld en geanalyseerd, om het Ontwikkelingsplan goed aan te laten sluiten bij de behoeften van het gebied. Met verschillende overheden en bestuurlijke samenwerkingsverbanden zijn gesprekken gevoerd. De betrokken gemeenten zijn reeds vertegenwoordigd en actief in de huidige Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden. Zij tonen hun betrokkenheid en medewerking. Ook in financiële zin willen de overheden Leidse Ommelanden ondersteunen. (zie bijlage 1 Intentieverklaring) Met plezier bieden wij hierbij het Ontwikkelingsplan Leader Leidse Ommelanden 2007-2013 aan. Het is onze inzet om als een creatief en meedenkend platform voor projectideeën voor het gebied Leidse Ommelanden te fungeren. Wij zijn ervan overtuigd, dat het Ontwikkelingsplan een belangrijk instrument, inspiratiebron en toetsingskader is om in de periode 2007 – 2013 de kwaliteiten van ons landelijk gebied te behouden en te versterken en om een vitaal, sociaal-economisch sterk en leefbaar platteland te ontwikkelen.
De Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden
5
6
1. De achtergronden van Leader+ en POP2 De Europese Commissie heeft, in vervolg op de periode 2000-2006, voor 2007-2013 opnieuw een subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling opgesteld. De lidstaten van de EU dienen in een Nationale Plattelandsstrategie de kenmerken en ontwikkelingen binnen hun landsgrenzen te beschrijven inclusief de beleidsopgaven, de wijze van invulling en de vertaling naar maatregelen en acties. 1.1 POP2 In Nederland is hiervoor het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) Nederland samengesteld. Dit programma voor de periode 2007-2013 staat bekend als POP2. POP2 is opgebouwd uit de volgende vier onderdelen ofwel assen, waarop het Europese beleid is gericht: • As 1: versterking van de concurrentiekracht van land- en bosbouw door ondersteuning van herstructurering, ontwikkeling en innovatie (ofwel: voor de versterking van de landbouw) • As 2: verbetering van het milieu en het platteland door ondersteuning van landbeheer (ofwel: voor natuur en landschap en water) • As 3: verhoging van de levenskwaliteit op het platteland en het bevorderen van diversificatie van de economische bedrijvigheid (ofwel: voor plattelandseconomie en leefbaarheid) • As 4: voor de Leader aanpak met Plaatselijke Groepen; in combinatie met doelen uit de assen 1,2 en 3 mogelijkheden bieden voor innovatieve vormen van beleidsvorming en -uitvoering, gebaseerd op een bottom-up benadering van plattelandsontwikkeling (ofwel: uitvoering van de Leader-aanpak) 1.2 Leader in POP2 In de voorgaande periode 2000-2006 was Leader+ nog een afzonderlijk programma. Voor 2007-2013 is Leader opgenomen als integraal onderdeel van POP2. Daarbij gaat het om de werkwijze van Leader. Leader heeft, als 4de as in POP2, twee doelen: • Via de Leaderaanpak kunnen projecten in de assen 1, 2 en 3 worden verwezenlijkt. De bottom-up werkwijze ondersteunt de samenwerking tussen partijen, kan gewenste ontwikkelingen in gang zetten, kan op draagvlak voor projecten rekenen en dit vergroten en stimuleert vernieuwing • In as 4 kan het Leaderbudget worden ingezet voor het op gang brengen van plaatselijke ontwikkeling en dynamiek (procesgeld: vorming draagvlak en PG, opstellen ontwikkelingsplan etc), de beheerskosten van de Plaatselijke Groep en de deskundigheidsbevordering. Hier is ook budget voor plaatselijke ontwikkelingsstrategieën (de maatregelen 411 (concurrentievermogen, 412 milieu/landbeheer en 413 leefkwaliteit/diversificatie) 1.3 Call for proposal en Ontwikkelingsplan Om in aanmerking te komen als Leadergebied moet een Plaatselijke Groep (PG) of plattelandsgebied reageren op een call for proposal door zich aan te melden en een Ontwikkelingsplan in te dienen bij de provincie. Op basis van het Ontwikkelingsplan doet de provincie een voordracht aan de beheersautoriteit (Minister van LNV). 1.4 Terugblik naar de periode 2000-2006 De hoofdthema’s van het Ontwikkelingsplan 2000-2006 konden worden gekozen uit de vijf thema’s van het Leader+ Programma Regio Randstad. Het inzetten op meerdere thema’s was mogelijk, mits coherent en onderbouwd. Gekozen is voor: • Bevorderen van de onderlinge relatie tussen stad en platteland • Benutten van natuurlijke en cultuurlijke kwaliteiten De ontwikkelingsrichting van het programma luidde: ‘het versterken van de relatie tussen stad en platteland door het benutten van de natuurlijke en cultuurlijke kwaliteiten van het gebied en de inzet van plaatselijke producten en productiemethoden’. De PG Leidse Ommelanden werd op initiatief van de Provincie Zuid-Holland ingesteld en ging - in vergelijking met andere Plaatselijke Groepen - pas laat van start. Het goedgekeurde Ontwikkelingsplan dateert van juni 2002. In juli werd de secretaris aangesteld.
7
De officiële startbijeenkomst voor het gebied vond plaats op 15 januari 2003. In de eerste periode was niet altijd duidelijk hoe de Europese eisen en de percentages van subsidiëring vertaald moesten worden naar projecten. Het ging hierbij met name om de problematiek rond investering en subsidiëring van (agrarisch) ondernemers. Controllers van de betaalautoriteit (BBA) Flevoland werden uitgenodigd om een en ander helder uit te leggen. Daarna begon een inhaalrace, die succesvol is verlopen. Zeker in de laatste drie jaar heeft Leidse Ommelanden een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van gewenste gebiedsprocessen door initiatieven en projecten te faciliteren. De PG heeft zich daarin actief en initiërend opgesteld. Samenwerking, onder meer met de gebiedscommissie Land van Wijk en Wouden, kreeg daarbij een steeds grotere betekenis. De PG was samengesteld volgens de EU-eisen. Leidse Ommelanden heeft gekozen voor een roulerend voorzitterschap van mensen uit het gebied zelf, waarbij de drie agrarische natuurverenigingen en Stichting Comité Doesbrug beurtelings een voorzitter leverden. De reden hiervoor was de binding met de maatschappelijke actoren in het veld - de achterban -, dus bottom-up. Ook de leden van de PG zetten zich actief in voor projecten, niet alleen tijdens de vergaderingen en door het toetsen van projecten op de criteria, maar ook door vooraf en ter plekke met aanvragers en geïnteresseerden te overleggen. De gekozen thema’s bleken actueel en leidden tot het indienen en uitwerken van een diversiteit aan succesvolle projecten (zie foto’s). De PG en de secretaris hebben zich met hart en ziel ingezet om ook moeilijke opgaven tot een goed eind te brengen. De ingediende projecten werden door leden van de PG getoetst aan de hand van het Ontwikkelingsplan. Ze hebben een hoog ‘bottom-up gehalte’ - zie ook de private investering in de tabel - en leveren een wezenlijke bijdrage aan het versterken van Leidse Ommelanden. Er is bijna 4 miljoen euro geïnvesteerd, waarvan circa € 2.224.143 particulier geld, circa € 600.747 Nederlands overheidsgeld en ruim 1 miljoen euro EU-gelden (zie tabel 1.4). Totaal Leader+ bijdrage Private bijdrage Bijdrage provincie, KIGH Bijdrage gemeenten etc € 3.917.944 € 1.093.054 € 2.224.143 € 422.969 € 177.778 100% ca 27,8% ca 56,8% ca 10,75% ca 5,55% 1.4 Tabel investeringen Leidse Ommelanden 2002-2006, exclusief nog niet beschikte projecten De afgelopen jaren heeft de PG meermalen evaluaties gehouden. Een van de zaken waarmee de PG heeft geworsteld, was de invulling van het begrip ‘innovatief’. Om hierin duidelijkheid te scheppen is de notitie ‘Karavansera’s in de Leidse Ommelanden; een keten van knooppunten’ geschreven (bijlage 2). Verder is gebleken dat er een aantal problemen is waar je met de aanvraag of uitvoering van projecten tegenaan loopt. Belangrijk is bijvoorbeeld een vroegtijdige inschakeling van overheden door de projectaanvrager bij vergunningen en het vroegtijdig in werking zetten van de procedures rond zo’n vergunning door een overheid. Ook bleek voor (agrarische) ondernemers het indienen van een project vaak te veel rompslomp voor het verhoudingsgewijs lage percentage (15%) aan subsidie. Bij cofinanciering liep het tijdpad van verschillende subsidieregelingen (zoals bijvoorbeeld KIGH) lang niet altijd gelijk, soms met afwijzing als gevolg. In het algemeen: de administratieve druk is erg groot. Verder hebben aanvragers een ruime ondersteuning (professionele kennis, tijd) nodig om hun initiatief te kunnen omzetten in een geslaagd project. Duidelijk is geworden dat vooral nauwe samenwerking nodig is en dat dit in veel gevallen dergelijke problemen oplosbaar maakt. Dit zal dan ook een belangrijk uitgangspunt zijn voor POP2. 1.5 Vooruitblik op de periode 2007-2013 Begin 2007 heeft de PG Leidse Ommelanden een ‘denktank’ ingesteld om zich te bezinnen op de toekomst, en de rol en mogelijkheden van de Plaatselijke Groep te onderzoeken, met als conclusie: • Het is de inzet van de PG om zich te ontwikkelen tot kenniscentrum en aanspreekpunt voor het gehele gebied Leidse Ommelanden, om projectideeën met betrekking tot Agenda Vitaal Platteland van de grond te krijgen • De PG heeft expertise opgebouwd in de afgelopen periode en deze moet optimaal benut worden bij de realisatie van projecten • Het is de wens van de PG om te blijven werken aan de toekomst van het gebied, aan (be)leefbaarheid stad-land, ruimtelijke kwaliteit en werkgelegenheid • Er is behoefte aan een pragmatische organisatie die een schakel vormt tussen privaat en publiek (in het gebied is een groot aantal samenwerkingsverbanden op beleidsniveau werkzaam). De PG kan door zijn bottom-up werkwijze deze rol vervullen.
8
Toneelstuk op boerderij
Muziek in de polder
Hergebruik agrarisch complex
Zorgboerderij, Litause Leadergroep op bezoek
9
Restauratie zomerhuis, boenhok en stoep
In het Ontwikkelingsplan van Leader Leidse Ommelanden voor POP2 dat hieruit is voortgekomen, is de themakeuze van 2000-2006 geactualiseerd om op basis hiervan kansrijke situaties te (kunnen blijven) ontwikkelen. Het zijn thema’s die leven bij bewoners en organisaties in het gebied en die uit gebiedsvisies naar voren komen. Het ligt verder voor de hand om as 3 en as 4 inhoudelijk te integreren. Dit past ook in het beleid van de provincie Zuid-Holland (provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied [pMJP] 2007-2013; Agenda Vitaal Platteland), waaronder POP2 valt. De provincie wil met name in de prioriteitsgebieden waaronder Leidse Ommelanden valt - het proces van uitvoering van plattelandsontwikkeling stimuleren en investeringen stimuleren door inzet van eigen provinciale subsidiemiddelen. Leidse Ommelanden borrelt momenteel van de dynamiek. In het gebied is een aantal elkaar overlappende samenwerkingsverbanden op beleidsniveau actief (Gebiedscommissie Land van Wijk en Wouden, Holland Rijnland, Rijnstreekberaad, Oude Rijnzone, Stadsgewest Haaglanden, As Leiden - Katwijk, Pact van Teylingen, Pact van Duivenvoorde en Hollandse Plassen). Het Ontwikkelingsplan kan richting en vorm geven aan activiteiten, die aansluiten bij gebiedsgericht beleid. Het Ontwikkelingsplan en de Plaatselijke Groep vervullen een belangrijke paraplufunctie voor alle initiatieven. Bij de start van een nieuw langdurig programma is het goed ook de samenstelling van de PG onder de loep te nemen, met als resultaat nieuw elan. 1.6 Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op het gebied. Hierin wordt aandacht besteed aan de begrenzing en de naast elkaar bestaande (publieke) samenwerkingsverbanden. Ruim bemeten is het verhaal over de cultuurhistorie van het gebied. Dat is niet zonder reden. De ontginningsgeschiedenis biedt al die bijzondere waarden van landschap en landelijke architectuur tot ruimte en natuur die het gebied zo aantrekkelijk maken. Hier liggen de kansen en bedreigingen voor de leefkwaliteit. In hoofdstuk 3 vindt dit zijn weerslag in de ambitie, thema’s, streefwaarden en strategie van de Plaatselijke Groep. Hoofdstuk 4 gaat in op de organisatie van de Plaatselijke Groep, de wijze waarop deze werkt en aanvragen beoordeelt. Hierin komt ook aan de orde wie er verder bij het proces betrokken zijn. Hoofdstuk 5 gaat over de financiering in de POP2 periode.
10
2.1 Concept kaart Leidse Ommelanden 2007-2013 Wijzigingen: driehoek Benthuizen en noordoostelijke begrenzing Plassengebied (volgens indeling Nota Levend Landschap), toevoeging historische dorpskern Warmond met oever, westelijk deel Braasem met oever, de Zijl met de Zijldijk ten noorden van de Willem de Zwijgerlaan/Zijlbrug en de Dwarswatering met oever in Boterhuispolder
11
2. Het gebied Leidse Ommelanden De thema’s en doelen van het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden zijn gekoppeld aan de kwaliteiten en bedreigingen van het plattelandsgebied. Waar ligt Leidse Ommelanden? Waar bestaat het uit? Wat speelt er? Wat willen we?
2.1 De begrenzing De Plaatselijke Groep gaat uit van het huidige Leadergebied Leidse Ommelanden. Dit bestaat uit het meest westelijk deel van het Groene Hart en uit buitengebied (de landgoederenzone waarin de Agrarische Natuurvereniging Santvoorde opereert) van Voorschoten en Wassenaar. In Leidse Ommelanden liggen grote delen van plattelandsgemeenten met kleine dorpskernen. Het omvat daarnaast buitengebied van verstedelijkte gemeenten (zie 2.1.2). Op kaart 2.1 is de begrenzing - licht gewijzigd ten opzichte van de vorige periode - aangegeven. Er zijn meerdere redenen voor deze begrenzing: • In de Leaderperiode 2000-2006 bleek deze begrenzing voor het gebied goed werkbaar. Drie agrarische natuurverenigingen, Agrarische Natuurvereniging Santvoorde (ANV Santvoorde), Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Wijk en Wouden (VANL Wijk en Wouden) en Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Ade (VANAde; werkt samen met de LTO-Noord in Jacobswoude en Warmond) bestrijken het gebied. • In fysieke zin liggen de verschillende onderdelen van Leidse Ommelanden ingesnoerd én als groene buffer tussen verstedelijkt gebied. Ze worden daardoor enerzijds bedreigd, maar vormen anderzijds een belangrijke uitloopmogelijkheid voor de stedeling. Het gaat hier in alle opzichten op een relatie tussen stad en platteland. • In bestuurlijke zin zijn niet alleen verschillende gemeenten actief in Leidse Ommelanden, maar is er tevens een aantal regionale samenwerkingsverbanden (zie 2.1.2). Deze bestrijken ook het gebied van Santvoorde. Dit maakt weliswaar geen deel uit van het Groene Hart, maar het is wel een melkveegebied, het wordt door de groene Duivenvoorde corridor tussen Leidschendam en Voorschoten verbonden met het Land van Wijk en Wouden en het is ook de enige verbinding van het Groene Hart met de duinen. In de Projec-tenbundel Zuidvleugel (As Leiden - Katwijk) is er een groenblauwe opgave voor dit gebied opgenomen. • De oevers zijn van belang voor versterking van zowel recreatie als ecologische verbindingen. 2.1.1 Knelpunten van de begrenzing Leidse Ommelanden omvat meer platteland dan Wijk en Wouden en Westelijk Plassengebied, die door Provinciale Staten op 27 juni 2007 zijn benoemd als prioritair gebied1. Er hoort een klein gebied bij van Reeuwijk/Boskoop, eenderde van de Landgoederenzone en het grootste deel van het Oostelijk Plassengebied. De laatste twee gebieden zijn niet prioritair maar posterioritair. Verder vallen twee kleine gebieden behorende bij de gemeente Teylingen niet in het Westelijk Plassengebied, maar zijn opgenomen bij de stadsregio Leiden en de Duin- en Bollenstreek (zie kaarten 2.1.1. Vergelijk het detail van de kaart van de Contourennota Levend Landschap met de ingetekende gebieden in de kaart van Leidse Ommelanden uit het Ontwikkelingsplan van 2002-2006).
Kaarten 2.1.1 Kaart van Leidse Ommelanden (groen) 2002, in Detail gebiedskaart in Nota Levend Landschap zwart de grenzen van Nota Levend Landschap De posterioritaire gebieden komen niet in aanmerking voor provinciale Leader+ subsidie. 1
Tot het Land van Wijk en Wouden hoort ook polder Achthoven die in de Nota Levend Landschap is ondergebracht bij Westelijk Plassengebied
12
Toch zijn het landgoederengebied waarin Santvoorde opereert en Oostelijk Plassengebied voor de samenhang in Leidse Ommelanden van groot belang. De relatie stad - platteland en het belang van recreatie zijn hier buitengewoon sterk. Door de bestuurlijke en fysieke samenhang kunnen de mogelijkheden voor POP2-projecten krachtig worden uitgebouwd en ondersteund. De ontwikkelingen in het ‘oude deel’ van de Leidse Ommelanden, die met Leader+ zo positief op gang zijn gezet, zullen echter stilvallen als er geen geld voor plattelandskwaliteit meer naar deze gebieden gaat. Belangrijke redenen om deze gebieden vast te houden binnen de begrenzing. 2.1.2 De gemeenten De gemeenten in (of grenzend aan) het gebied zijn (zie ook tabel 2.1.2): • Alkemade • Jacobswoude2 • Leiden3 • Leiderdorp • Leidschendam-Voorburg • Nieuwkoop • Oegstgeest • Rijnwoude • Teylingen • Voorschoten • Wassenaar • Zoetermeer • Zoeterwoude 2.1.3 De bestuurlijke samenwerkingsverbanden in (en grenzend aan) het gebied In Leidse Ommelanden werken overheden, agrarische natuurverenigingen en private partijen samen op het gebied van plattelandsontwikkeling. De PG Leidse Ommelanden is hierin betrokken. Voordeel van de bottom-up werkwijze is dat de PG een onafhankelijke positie in deze verknoping van bestuurlijke samenwerkingsverbanden inneemt en op praktische wijze projecten kan uitvoeren. De verschillende gemeenten en andere organisatievormen hebben gebiedsvisies opgesteld voor het landelijk gebied of zijn bezig aan de afronding hiervan. Alle beleidsdocumenten zijn ervan doordesemd dat de kwaliteiten van het landelijk gebied, de openheid, rust en ruimte, de cultuurhistorie en natuur van groot belang zijn en dat er gezocht moet worden naar mogelijkheden om de leefbaarheid en economische vitaliteit te waarborgen, te vergroten en te versterken. Hieronder in willekeurige volgorde, naast de al eerder genoemde agrarische natuurverenigingen, de belangrijkste bestuurlijke samenwerkingsverbanden: • Holland-Rijnland (de gemeenten Alkemade, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk. Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoetermeer) • Oude Rijnzone (de gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven, Leiden, Leiderdorp, Rijnwoude, Zoeterwoude, de Provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland) • Rijnstreekberaad (de gemeenten Alphen a/d Rijn, Jacobswoude, Nieuwkoop en Rijnwoude) • Gebiedscommissie Land van Wijk en Wouden (de provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap Rijnland, Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Wijk & Wouden, LTO-Noord afd. Rijn- en Vlietlanden, gemeenten Alphen a/d Rijn, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Rijnwoude, Zoetermeer en Zoeterwoude, Staatsbosbeheer (namens samenwerkende natuurorganisaties), Rabobank Rijnstreek, Stichting Grote Polder Groene Hart) • Stadsgewest Haaglanden (de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, MiddenDelfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer) • ILG-commissies (voormalige landinrichtingscommissies)
2
Alkemade en Jacobswoude hebben besloten per 1 januari 2009 te fuseren
3
Leiden grenst direct aan Leidse Ommelanden en is vertegenwoordigd in meerdere bestuurlijke samenwerkingsorganen in het gebied
13
Gemeenten van Leidse Ommelanden
Deelgemeenten:
Leiderdorp Oegstgeest Teylingen Sassenheim, Voorhout Warmond Alkemade
Aantal inwoners van (deel)gemeenten in Leidse Ommelanden 26.204 22.022
Kleine kernen in Leidse Ommelanden tot 4000 inwoners
4.947 14.536
Kaag Nieuwe Wetering Oud Ade (incl Zevenhuizen) Oude Wetering Rijpwetering Roelofarendsveen
471 671 801 1.594 10.689
Jacobswoude Hoogmade Leimuiden (incl Bilderdam, Woudse Dijk, Vriezekoop) Rijnsaterwoude Woubrugge (incl Ofwegen)
1.709
1.227 3.367
Leidschendam-Voorburg Leidschendam, Voorburg Stompwijk (incl Wilsveen)
2.415
2.415
Nieuwkoop Nieuwkoop, Noorden, Woerdense Verlaat, Nieuwveen, Vrouwenakker, Zevenhoven Ter Aar (incl Langeraar, Papenveer)
8.931 8.321
Zoeterwoude Zoeterwoude-Rijndijk Zoeterwoude-Dorp (incl Westeinde, Weipoort, Zuidbuurt, Gelderswoude)
2.673
22.843 25.622 18.779
Voorschoten Wassenaar Rijnwoude Koudekerk Hazerswoude-Rijndijk (incl Groenendijk) Hazerswoude-Dorp (incl Bent, Loete, Westeinde, Voorweg, Hoogeveen) Benthuizen
3.417
Zoetermeer Inwoners buitengebied TOTAAL
257 165.566
Tabel 2.1.2 Inwonersaantallen gemeenten, deelgemeenten en kleine kernen Gegevens afkomstig van de gemeenten, peildatum 1-1-2007; Teylingen, Leidschendam-Voorburg en Zoeterwoude peildatum 20-9-2007; Voorschoten peildatum 25 september 2007. Cursief gedrukte deelgemeenten vallen buiten Leidse Ommelanden. Het aantal inwoners ligt net boven de Leadergrens van 150.000. De bebouwde kom van de gemeenten Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar valt echter buiten de begrenzing van Leidse Ommelanden, zodat het totaal aantal inwoners, dat daadwerkelijk in Leidse Ommelanden woont, ruim onder de 150.000 uitkomt. De kernen in het gebied hebben minder dan 30.00 inwoners.
14
2.2 Aantal inwoners De tabellen 2.2 en 2.1.2 tonen aan dat aan de eis van de EU inzake het aantal inwoners is voldaan. Leader-gebied Aantal inwoners Oppervlakte (km2) Dichtheid (inwoners/km2) EU-richtlijnen max 150.000 Kernen max. 30.000 Leidse Ommelanden 165.566 Kernen kleiner dan 30.000 Tabel 2.2 Aantal inwoners Het totaal aantal inwoners, dat daadwerkelijk binnen de grenzen van Leidse Ommelanden woont, valt ruim onder de 150.000 (uitgewerkt in tabel 2.1.2), waarmee aan de EU-eis wordt voldaan.
2.3 De omgevingskwaliteit 2.3.1 Geografie In de geologische geschiedenis van Leidse Ommelanden hebben de zee en de Oude Rijn een overheersende rol gespeeld. Beide leverden een voortdurend gevecht waarbij afwisselend de zee, de rivier en het land de overhand hadden. In dit continu veranderend landschap werd nu eens zand, dan weer klei afgezet. Zo’n 5000 jaar geleden wierp de zee zandbanken (strandwallen) op. Daarachter lag een uitgestrekt moerasgebied, dat steeds opnieuw werd overstroomd. In de loop van duizenden jaren trad hier verlanding op met dikke pakketten afgestorven planten, meer of minder vermengd met slib en zand: de veenafzettingen. Als gevolg van de geologische ontstaanswijze, de opbouw van de bodem en de ontginningsgeschiedenis is een aantal landschapstypen in Leidse Ommelanden ontwikkeld. Het gaat om een strandwallen- en strandvlaktenlandschap (de landgoederenzone), een rivierenlandschap (boorden van de Oude Rijn), een veenweidelandschap en een droogmakerijenlandschap (beide in Wijk en Wouden en het Westelijk Plassengebied). Het Oostelijk Plassengebied bestaat voornamelijk uit droogmakerijen. Het gebied bij Voorschoten en Wassenaar is grotendeels veenweidelandschap.
Stroomgebied van de Oude Rijn bij Leiderdorp omstreeks 2000 v.Chr 2.3.2 Landschap en cultuurhistorie Sporen van Steentijd, IJzertijd en Romeinse tijd De Rijn heeft duizenden jaren lang een grote rol gespeeld als een van de belangrijkste waterafvoeren van Nederland. Meanderend door het landschap, buiten zijn oevers tredend bij hoge (zeewater)standen, heeft de rivier jaar na jaar oeverwallen met zand en zeeklei afgezet. Op die oeverwallen was het mogelijk te wonen. Sporen van de vroegste bewoningsgeschiedenis dateren uit omstreeks 2000 v. Chr. in de Landgoederenzone. Op de strandwallen in onder meer Voorschoten leefden boerengemeenschapjes, die runderen, varkens, schapen en geiten hielden en akkertjes bewerkten. In de IJzertijd (800-12 v. Chr.) nam de bewoning toe. Toen leefden er ook mensen op de hoger gelegen oeverwallen en kreekruggen in Leidse Ommelanden. Nadat in 12 v. Chr. de Romeinse veldheer Drusus het huidige Nederland was binnengevallen, besloot keizer Claudius in 47 na Chr. dat de Rijn de noordgrens en verdedigingslinie van het Romeinse rijk zou worden, de zogenaamde limes. Langs de zuidoever bouwden de Romeinen een twintigtal forten (castella); drie daarvan waren Valkenburg, Roomburg bij Leiden en Alphen aan den Rijn. Ze werden met elkaar verbonden door een doorgaande verharde weg. In 47 na Chr. groeven de Romeinse soldaten het kanaal van Corbulo tussen de Oude Rijn bij Leiden en de Maas bij Naaldwijk, die onder meer via de Vliet liep.
15
Vroege Middeleeuwen: landbouw en de verandering van het landschap In de vroegmiddeleeuwse tijd begon het landschap voor het eerst niet door de natuur, maar door menselijk ingrijpen ‘grootschalig’ te veranderen, vooral door waterbeheer in het veengebied. Omstreeks 1000 na Chr. legden de bewoners dijkjes aan om water van buitenaf te weren en groeven ze sloten in de dikke sponzige veenpakketten om overtollig water af te voeren. De eerste ontginningen bestonden uit onregelmatige blokvormige verkavelingen. De Boterhuispolder hoort tot dit type polders. Vanouds wordt het gebied bij Ade gekenmerkt door een patroon van verspreide bewoning. De meeste polders in Leidse Ommelanden hebben een langgerekte verkavelingstructuur, de zogenaamde strek- of slagenverkaveling. Ze zijn ontgonnen vanaf de Oude Rijn, de Vliet, de Weipoortse Vliet (Zoete) en andere veenstroompjes en (gegraven) weteringen, of vanaf een droge strandwal. De pioniers maakten lange smalle evenwijdige stroken grond bruikbaar voor landbouw door sloten ernaast te graven, steeds verder het drassige land in. De lijnen van de oudste strekverkavelingen zijn onregelmatig. Ze lopen mee met bestaande veenstroompjes. De breedte van de percelen werd bepaald in een ‘cope’, een overeenkomst tussen de ontginners en de graaf van Holland. Op de kop van de ontginning werd de boerderij neergezet. Zo kwamen de boerderijenlinten tot stand, zoals bijvoorbeeld langs Achthoven, de Hondsdijk en de Lagewaard, Hazerswoude-Rijndijk, Ofwegen, Westeinde en Weipoort. Op het relatief hooggelegen land werd onder meer graan, rogge en boekweit geteeld. De verzanding van de monding van de Oude Rijn in de loop van de 12de eeuw, met een slechte afwatering als gevolg, noopte tot ingrijpen. Woerden groef drie afwateringskanalen naar het noorden: Heimanswetering, de Woudwetering en de Oude Wetering. De vijftien ontginningsnederzettingen (ambachten) van Rijnland werkten samen om de Does en de Zijl te graven. Dit markeert het begin van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
De Does, gegraven omstreeks 1200 Middeleeuwen: restanten van een adellijk verleden Leidse Ommelanden bestrijkt de oude kern van het graafschap Holland. Voor de adel was de Oude Rijn (eigendom van de graaf) een strategisch punt om zich te vestigen. Wie op historische kaarten kijkt, ziet dat de kastelen veelal een stuk landinwaarts liggen ten opzichte van de huidige Rijnoever. Aan hun ligging is het vroegere stroomgebied van de rivier af te lezen. Ook de strandwallen met bosrijke jachtgebieden (tevens in nabijheid van ’s Gravenhage) waren favoriet voor de bouw van versterkte huizen. Al deze kastelen zijn wel eens belegerd, gebrandschat of geplunderd, onder meer tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Vele zijn in opdracht van Leiden afgebroken aan de vooravond van het Leids Beleg in 1574, zodat ze niet in handen konden vallen van de Spaanse troepen. In de 17de en 18de eeuw werd een aantal kastelen zoals Huis te Warmond en Kasteel Duivenvoorde verbouwd tot of vervangen door een buitenplaats. De middeleeuwse versterkte huizen waren onpraktisch en duur in het onderhoud. Een landbouwcrisis in de 18de eeuw - met als gevolg minder opbrengst voor de landeigenaar - zorgde voor een versnelde afbraak, die werd voltooid in de 19de eeuw. Sporen in het landschap, bovengrondse ruïnes - van de Burcht in Leiden overleefde de ringmuur - en hergebruikt materiaal, onder meer in Leiderdorp, Koudekerk, Zoeterwoude en Sassenheim herinneren aan het versterkte verleden.
16
Middeleeuwen tot in 20ste eeuw: klei, bouwmateriaal voor de wijde omgeving De kastelen hoorden - met de kerken - tot de eerste gebouwen in de omgeving die van baksteen werden gebouwd. Het land langs de Oude Rijn was rijk aan klei, zodat al vroeg steenbakkerijen zich op de oevers vestigden. Nieuw Werklust in Hazerswoude-Rijndijk en de Fa Gebr Ginjaar (als enige nog in bedrijf) in Leiderdorp horen tot dit industriële erfgoed. Tot ver in de 20ste eeuw is de grond afgekleid om stenen, dakpannen en andere grofkeramiek te kunnen vervaardigen. 15de eeuw: inklinking van het veen en overgang van akkerbouw naar melkveehouderij Het ontwateren van de hoge veenkussens voor akkerbouw had grote gevolgen. Het veen begon in te klinken. Om de grond droog genoeg te houden, was het afwateren met behulp van sluisjes niet meer voldoende. In de 15de eeuw deed de windwatermolen zijn intrede. Overal in Leidse Ommelanden werd grond omdijkt, voorzien van een molen en tot polder ingericht. Deze ontwikkeling is nog altijd beeldbepalend voor het gebied. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft hierin een sturende rol gespeeld. Uiteindelijk had het ontwateren een paradoxaal effect. De polders waren steeds minder geschikt voor akkerbouw. Daarbij kwam nog dat de import van graan uit de Baltische staten te concurrerend werd. Voor veeteelt was het land wel bruikbaar. In dezelfde periode waren de steden in opkomst, waaronder Leiden en Den Haag. Met de groei van het aantal stedelingen nam de vraag naar zuivelproducten en vlees toe. De boeren in deze regio begonnen zich dan ook te specialiseren in de melkveehouderij. Dat is goed te zien aan de historische boerderijen van Leidse Ommelanden die vrijwel allemaal een melkkelder en een opkamer hebben.
Molen bij Hoogmade
Boerderij met melkkelder en opkamer, Weipoort
17de eeuw: turf, brandstof van de Gouden Eeuw, en het ontstaan van de droogmakerijen Al in de 14de en 15de eeuw hielden de bewoners van de ‘veendorpen’ van Leidse Ommelanden (waaronder Alkemade, Rijnsaterwoude, Leimuiden, Zoetermeer, Hazerswoude en StompwijkWilsveen) zich bezig met het steken van veen, dat als brandstof werd gebruikt. Dit had grote gevolgen voor het veenweidelandschap. Rond 1500 waren delen van het gebied veranderd in plassen en moeras en onbruikbaar geworden voor de veelteelt. Sinds circa 1530 werd ook het dieper gelegen veen vanuit bootjes tot op de kleilaag gebaggerd. De enorme economische vlucht van de Gouden Eeuw joeg de vraag naar brandstof op en had tot gevolg dat grote stukken land afkalfden en de kans op overstromingsrampen - de ‘waterwolf’ - toenam. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw begon men dit gevaar te beteugelen door de plassen in de uitgeveende polders met behulp van molens droog te malen. Zo ontstonden de droogmakerijen met een regelmatige strokenverkaveling en boerderijen langs de rand of op het oude ‘bovenland’. Op de zogenaamde ‘steilrand’, de scheiding tussen het veenweidelandschap en de diepe droogmakerijen, is het grote hoogteverschil duidelijk te ervaren. Het nieuw gewonnen land werd gebruikt voor akker- en tuinbouw. Al het water uit de droogmakerijen werd met behulp van windmolens via vaarten naar de rivier afgevoerd. Als het niet in één keer hoog genoeg kon worden opgepompt, gebeurde dit trapsgewijze door een aantal molens achter elkaar te zetten, zoals de molengang bij Stompwijk. In de 19de eeuw werden ook stoomgemalen ingezet.
17
Kaart van Floris Balthasars, 1611 De kaart geeft een mooi beeld van het landschap met zijn polders, natuurlijke meren en tot plassen uitgeveend land
18
Tuin van Holland en een geliefkoosd oord voor welvarende stedelingen Rond Leiden ontwikkelde zich in de 16de eeuw een gebied met warmoesland en boomgaarden. Het werd in de 17de eeuw zelfs de ‘Tuin (of Hof) van Holland’ genoemd. De stad was een prachtig afzetgebied voor groente en fruit. Omgekeerd zochten steeds meer welvarende stedelingen, met name in de 18de eeuw, rust en ruimte in deze ‘Tuin’ op het platteland. Ze legden er hun eigen lusthoven aan en bouwden buitenplaatsen of lieten boerderijen voor dit doel geschikt maken.
Entree Bronstee, Koudekerk
Boerderij-buitenplaats Hoogkraan, Leiderdorp
De jongste geschiedenis In de 20ste eeuw (jaren ‘70 en 1990) vonden ruilverkavelingen plaats in de Hazerswoudse polders langs de Oude Rijn. Ook werd er nieuwe natuur aangelegd. Sommige gebieden werden gebruikt als zandwinlocatie voor de aanleg van wegen en de bouw van woningen. De ontstane gaten zijn of worden veranderd in recreatieve voorzieningen (plassen en havens) zoals de Vlietlanden en de Munnikkenpolder. Transport en verbinding Water was van oudsher handig voor transport, zeker in vergelijking met de vaak modderige en hobbelige landwegen. De Oude Rijn was de belangrijkste oost-westverbinding. In de 17de eeuw begonnen steden samen te werken aan onze oudste vorm van openbaar vervoer, de trekschuit, die een stipte dienstregeling had. In Leidse Ommelanden liggen grote delen van de twee trekschuitroutes Leiden-Den Haag-Delft (1638) en Leiden-Utrecht (1664), terwijl in het stedelijk gebied van Leiden-Oegstgeest-Warmond zich een klein stukje bevindt van de Haarlemmertrekvaart (1657). Ook langs de Zijl liep sinds 1683 een jaagpad vanaf de huidige Spanjaardsbrug bij Leiderdorp richting Kaag. De aanleg van de jaagpaden was voor die tijd een enorm infrastructureel werk, waarvoor meter na meter met grondeigenaren moest worden onderhandeld. De routes werden niet alleen voor trekschuitdiensten gebruikt, maar ook door de beroepsvaart. Daarnaast dienden de brede sloten, gegraven weteringen en plassen voor vervoer. Over land werden natuurlijk de hoger gelegen dijken en kades gebruikt. Bijzondere verbindingen waren de kerkenpaden, die dwars door het land liepen. In de 19de eeuw werden de eerste spoorlijnen aangelegd: Den Haag-Amsterdam, Leiden-Woerden en de Haarlemmermeerspoorlijn, die in 1935 werd opgeheven. Met de opkomst van de auto in de 20ste eeuw is - met name na de tweede Wereldoorlog - het aantal wegen in Leidse Ommelanden toegenomen, is de beroepsvaart teruggelopen en zijn veel spoorhaltes (bij dorpskernen) verdwenen. Het gebied wordt doorsneden door enkele provinciale wegen, de rijksweg A4 en de HSL, die deels in een tunnel ligt. Een bijzonder kenmerk van de Rijnstreek Noord is dat hier nog altijd een groot en gaaf aaneengesloten gebied van zo’n 2100 hectare ligt dat, ondanks alle stedelijke druk, niet doorsneden wordt door autowegen.
19
2.3.3 Natuur en milieu Leidse Ommelanden is rijk aan vogels. Het veenweidelandschap is een internationaal belangrijke biotoop voor weidevogels, zoals kievit, tureluur, grutto en scholekster. Het belang van de Rijnstreek Noord en Zuid4 en de polders ten noorden van de Does en de Wijde Aa voor soorten als kleine zwaan, knobbelzwaan, goudplevier, smient, kolgans en toendrarietgans is duidelijk aangetoond. Ook het veenweidegebied van de Duivenvoordse Veenzijdse polder (bokjes, ijsvogels) en de Ommedijkse Polder in de Landgoederenzone is een belangrijke thuisbasis, overwinterings- en fourageringsgebied. Roofvogels huizen in hogere beplanting, zoals erfbeplanting langs boerderijen en bosgebied bij de landgoederen. Het vogelreservaat De Wilck, doorsneden door de Slingerwetering (gebied Hazerswoude), valt onder de Vogelrichtlijn. In de Westeindsche Polder bevindt zich het weidevogelreservaat Westeinde. Voor agrariërs in Leidse Ommelanden bestaat de mogelijkheid van agrarisch weidevogelbeheer. Een groeiend aantal houdt zich hiermee bezig. Voor weidevogels is behoud van graasvee en grondgebonden melkvee van groot belang. De melkveehouderij helpt de zo gewenste openheid voor vogels behouden. Naast voedselrijk water en weidegebied is tegelijk ook gebied met een voedselarme bodem gewenst voor bijzondere vegetatie en ‘specialisten’. Water is een waardevolle natuurdrager in Leidse Ommelanden. Het netwerk van natuurlijke veenplassen (waaronder Braasemermeer en Kagerplassen) en boezemwatergangen, oeverzones en riet(moeras)landen bezit een rijkdom aan planten (onder meer zwanebloem, brede orchis, dotterbloem en grote ratelaar) en vormt een belangrijk leefgebied voor watervogels, vissen, amfibieën en libellen. Ook het land biedt een verscheidenheid aan flora en fauna (onder meer de Noordse woelmuis). Al met al huizen in Leidse Ommelanden meerdere bedreigde dier- en plantensoorten (habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten, landelijke rode lijstsoorten en regionale soorten). Burgers en boeren uit Leidse Ommelanden zetten zich in voor het behoud en de versterking van de natuurwaarden, onder meer door agrarisch natuurbeheer (zie ook de drie agrarische natuurverenigingen) en door vrijwilligerswerk in bijvoorbeeld knotgroepen, groengroepen en vogelwerkgroepen. Het IVN Leiden e.o. (Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie) vervult hierin een belangrijke rol, onder meer met de werkgroep Agrarisch Natuurbeheer, die geriefhoutbosjes onderhoudt en sloten baggert. 2.3.3.1 Beleid natuur en milieu Groenblauwe Slinger Door Leidse Ommelanden loopt een deel van de Groenblauwe Slinger, de ecologisch-recreatieve verbinding tussen Midden-Delfland en het Groene Hart (Nota Groenblauwe Slinger, Provincie ZuidHolland 1999). De Groenblauwe Slinger moet voorkomen dat de Haagse en Rotterdamse regio’s samenklonteren tot één verstedelijkt gebied. Het zal de komende periode uitgroeien tot een waterrijk natuurgebied van circa 200 km2. Voor ruim twee miljoen omwonenden zal het een ecologische en recreatieve buffer vormen. Provinciaal beleidsplan Groendeel (PEHS, GIOS, Vitaal Platteland, Biodiversiteit) Delen van Leidse Ommelanden vallen onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) De provincie Zuid-Holland werkt aan de EHS onder de noemer PEHS (Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (oorspronkelijke streefdatum 2013, parallel aan POP2, nu 2018). Doel: een samenhangend netwerk van natuurgebieden met verschillende natuurdoeltypen (als waarborg voor biodiversiteit), ontsloten voor recreatief medegebruik. Het doel van GIOS (Groen In en Om de Stad): realisatie van groengebieden in en rond de stad die een verbinding vormen met het buitengebied. Het Groene Hart icoon van Nederland, ontwerp-Uitvoeringsprogramma 2007-2013 Programma van Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, gebaseerd op het Groene Hart als icoon van de Nederlandse wordingsgeschiedenis, met financiering van projecten ( waaronder Oude Rijnzone, promoten toeristische kwaliteit en Groene Hart-producten) via rijksbijdragen en ILG-middelen.
4
Terminologie Vogelwerkgroep Koudekerk eo: Rijnstreek noord: grofweg het gebied ten noorden van de Oude Rijn/Lagewaard en ten zuiden van Does en Wijde Aa, tussen Leiderdorp en Woubrugge. Rijnstreek zuid: grofweg het areaal tussen Weipoort en Alphen, ten zuiden van de Oude Rijn en ten noorden van Hazerswoude Dorp.
20
2.4 Sociaal-economische context Leidse Ommelanden is een dunbevolkt agrarisch buitengebied met een aantal kleine kernen en boerderijenlinten in een sterk verstedelijkte regio. Belangrijke aspecten voor het gebied zijn: de stand van en mogelijkheden voor de agrarische sector, recreatie en toerisme, leefbaarheid, leefkwaliteit en de druk van de stedelijke omgeving. 2.4.1 Agrarische bedrijvigheid Voor de verschillende onderdelen van Leidse Ommelanden is hier de gebiedsindeling van de Contourennota Levend Landschap aangehouden. De agrarische sector bepaalt in hoge mate het sociaal-economische karakter van Leidse Ommelanden5. Er bestaan verschillende agrarische invalshoeken naast elkaar, zowel productiegericht en natuurgericht als stadsgericht (profit-planet-people). Het veenweidegebied hoort als onderdeel van het Groene Hart tot de belangrijke Nederlandse regio’s van de (minder intensieve) melkveehouderij. Het grootste deel van het buitengebied bestaat uit grasland.
Koeien in Achthoven, op de achtergrond de vluchtschacht van de HSL Plassengebied In het Oostelijk en Westelijk Plassengebied wordt bijna 70% van de landbouwgrond gebruikt door de melkveehouderij (met name het veenweidegebied rond Ade en Hoogmade, Achthoven, Hondsdijkse polder en Lagenwaardse polder is belangrijk). Deze levert circa een kwart van de regionale productie. Akkerbouw en gecombineerde bedrijven (met name in de droogmakerijen) gebruiken elk circa 10% grond, evenals de glastuinbouw (vooral in Roelofarendsveen geconcentreerd). De toename van productie blijft wat achter bij het provinciale gemiddelde. De afname van het aantal bedrijven volgt ongeveer provinciale trend. Met name de melkveebedrijven zijn verantwoordelijk voor de bovengemiddelde schaalvergroting, maar ze presteren onder het provinciale gemiddelde. De tuinbouw doet het goed, maar kampt met een verouderde structuur en beperkte mogelijkheden voor uitbreiding/schaalvergroting. In het Plassengebied liggen boerderijenlinten en relatief dun bewoonde kernen met een landelijke uitstraling. In het buitengebied is de bevolkingsdynamiek gering. De westkant wordt begrensd door het sterk verstedelijkte gebied van Leiderdorp en Leiden. De recreatiesector (water) in het gebied is sterk, waardoor de landelijke gemeenten horen tot de middensector van economisch vitale Nederlandse gemeenten. Wel legt de recreatie grote druk op het gebied. 5
Gegevens ontleend aan Nota Levend Landschap en Lei-rapporten
21
Wijk en Wouden In Wijk en Wouden wordt bijna 95% van de landbouwgrond gebruikt als weidegebied voor de melkveehouderij. Het is dan ook een van de belangrijkste melkveeregio’s (nummer 3) van het Groene Hart. De melkveehouderij levert ruim de helft van de regionale agrarische productie. De bedrijven zijn de afgelopen tien jaar in omvang toegenomen. Schaalvergroting wordt verwacht, gezien de vergrijzing en de daling van opvolging. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van verbrede landbouw. In gebied bij Hazerswoude-Dorp, met name ten zuiden en oosten, wordt sierteelt/boomteelt bedreven en bij Stompwijk is er een klein areaal van glastuinbouw. In totaal is het circa 2% van de grond, maar goed voor bijna 45% van de regionale productie.
Sierteelt bij Hazerswoude-Dorp Landgoederenzone Het gebied ligt ingesloten tussen het sterk verstedelijkte Leiden-Katwijk en Leidschendam-Voorburg. In het deel van de landgoederenzone dat binnen Leidse Ommelanden valt, wordt melkveehouderij bedreven. Deze levert ruim 20% van de regionale productie. Als gevolg van verstedelijking is het buitengebied veel sterker ingekrompen dan in de rest van Zuid-Holland. Ook de melkveehouderij heeft daarbij moeten inleveren. De bedrijfsomvang ligt ongeveer op het provinciale gemiddelde, de inkomsten en groei daaronder. Maar de opvolging is goed geregeld. Wat is er verder aan de hand Het buitengebied heeft met een aantal problemen te maken. Onder invloed van de stedelijke omgeving staan de prijzen voor agrarische grond onder druk. In de kleine kernen loopt het voorzieningenniveau terug. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer wordt minder. Het veenweidelandschap legt de melkveehouderij beperkingen op, onder meer door de cultuurhistorisch waardevolle verkavelingstructuur6. Het waterpeil/waterbeheer is steeds een bron van zorg, enerzijds vanwege inklinking en oxidatie van het veen door ontwatering, anderzijds door de vraag naar vernatting en waterberging7. Verder spelen vergrijzing en opvolging, lage landbouwprijzen en inkomsten een rol. Er is sprake van schaalvergroting, onder meer ten gevolge van gebrek aan opvolging, maar dit is geen noodzakelijk 6
Uit onderzoek van het Lei blijkt dat in veenweidegebieden de productie- en bewerkingskosten per liter melk hoger liggen dan in o.a. Friesland en Flevopolder vanwege smallere/kleinere percelen, veel sloten en slechte draagkracht van de veengrond. Verder spelen mee: het feit dat de melkveebedrijven relatief kleiner zijn, het ophalen van de melk door verkeerscongestie meer kost en vreemde arbeid aanmerkelijk duurder is. 7 De regeling Landbouw met Natuurlijke Handicap (LNH) biedt agrarische ondernemers in gebieden met natuurlijke belemmeringen, zoals de diepe veenweidegebieden, een financiële ondersteuning. Deze compenseert deels de extra kosten in de bedrijfsvoering die ontstaan door de relatief hoge waterstand en het ongunstige verkavelingpatroon. De provincie Zuid-Holland past deze regeling toe.
22
kwaad. Er wordt ook gezocht naar nieuwe activiteiten, zoals een verbreding van de landbouw, om economisch sterker te staan. Een groeiend aantal bedrijven is al bezig met nevenactiviteiten, variërend van zorgboerderij tot agrotoerisme. Uitbreiding van werk aan landschapsbeheer is een belangrijk aspect, waar steeds meer aandacht voor komt. 2.4.2 Leefbaarheid en leefkwaliteit Ondanks de kwaliteit van de agrarische sector in het gebied staan de sociaal-economische vitaliteit, leefbaarheid en leefkwaliteit onder druk. Kleine kernen hebben te maken met een teruglopend voorzieningenniveau en een afnemende bereikbaarheid. Leidse Ommelanden is een van de gebieden in het Groene Hart, die het meest onder stedelijke druk staan. Het ligt als poort van het Groene Hart bijzonder kwetsbaar tussen de grote steden Leiden, Alphen aan de Rijn en Zoetermeer. Daarnaast zijn toekomstige ontwikkelingen in de Oude Rijnzone en de Regio Haaglanden ook zorgelijk voor de kwaliteit van het platteland. Daar tegenover staat dat diezelfde stadsregio’s behoefte hebben aan groene longen, een groen buitengebied. Leidse Ommelanden biedt leefkwaliteit voor de stad. 2.4.3 Recreatie en toerisme Leidse Ommelanden heeft veel mogelijkheden voor openluchtrecreatie en toerisme. De veenweidegebieden en droogmakerijen leveren de openheid, ruimte, rust en groen van het landschap. Het ruim aanwezige water, van plassen en weteringen tot havens, zorgt voor een netwerk en rijke mogelijkheden voor de watersport; en, als het vriest, voor een prachtig schaatslandschap. De landgoederenzone vormt een mooie overgang naar bos- en duingebied. Er is een scala aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en ensembles zoals boerderijenlinten, dorpskernen, molens, sluisjes en gemalen en ander industrieel erfgoed, landgoederen en buitenplaatsen, dijken en bijzondere lijnen in het landschap; kortom het totaal van de ontginningsgeschiedenis! De natuurwaarden zijn gevarieerd en bijzonder.
Landgoed Duivenvoorde
Sluis droogmakerij Hazerswoude
Vanuit de stedelijke omgeving neemt de vraag naar rust en ruimte toe, onder meer als gevolg van welvaart, meer vrije tijd en stedelijke drukte. Het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel signaleert dat voor het behoud van de leefkwaliteit en het verbeteren van het vestigingsklimaat in de Zuidvleugel het realiseren van voldoende recreatiemogelijkheden belangrijk is. Begin 2005 ging onder regie van de provincie Zuid-Holland het project Zuidvleugel Zichtbaar Groener (ZZG) van start. Voor het verstedelijkt gebied is het dan ook van belang dat er voldoende uitloopgebieden in de nabije omgeving te vinden zijn. Het gaat dus vooral om de relatie stad - land. De stedeling moet het veenweidegebied als de groene voor- en achtertuin van het stedelijk gebied gaan zien. Als de stedeling het waardevol vindt, er de meerwaarde voor zichzelf van inziet, is hij eerder bereid er voor te betalen. Dit geldt niet alleen voor bewoners, maar ook voor bestuurders. Het platteland kan inspelen op deze vraag en daarmee zichzelf economisch versterken. Wat kan de agrarische sector en wat kunnen de kleine dorpskernen bieden en wat is de rol van de stadsregio’s. Voor het behoud en het versterken van het platteland is het belangrijk de recreatieve mogelijkheden op een zorgvuldige manier vorm te geven.
23
Samen werken is een sleutelwoord. Dat geldt niet alleen binnen het gebied zelf. In de afgelopen Leaderperiode is het project Groene Hart Kloppend Hart opgezet door drie Leadergroepen in het Groene Hart waaronder Leidse Ommelanden, met als doel de initiatieven op het gebied van (agro)toerisme te bundelen. Hoe ontsluit je het landschap voor ‘de stad’, zonder het kind (de ruimte, openheid, rust en stilte, de eigenheden van het landschap zelf, de vogelbiotopen) met het badwater weg te gooien? Er zijn voet- en fietspaden, skateroutes en vaarwegen. Hoe maak je daarmee, door verknoping, door toevoeging van nieuwe elementen en door een goede routering, een samenhangend netwerk, dat toegang biedt tot de recreatief interessante gebieden en pleisterplaatsen en bezoekpunten bezit. De afgelopen jaren zijn in het kader van Leader+ bijvoorbeeld nieuwe boerenlandpaden toegevoegd (bij Hazerswoude, Zoeterwoude, Achthoven en Hondsdijkse polder), is er een fietsknooppuntensysteem ontwikkeld en zijn er informatieve kaarten uitgegeven. Voor de toervaart is er een doorgaand netwerk, maar voor kano’s en ander recreatief langzaam en stil waterverkeer is er een hele hoop te verbeteren. En dat geldt ook voor ruitersport. Ondermaats zijn de mogelijkheden voor dag- en verblijfsrecreatie. Al met al is het aanbod nog veel te weinig op elkaar afgestemd en is er pas een begin gemaakt met het op een verantwoorde manier zichtbaar en beleefbaar maken van Leidse Ommelanden. 2.4.3.1 Opnieuw de Tuin van Holland De PG Leidse Ommelanden streeft ernaar om, naast de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), ook een Recreatieve Hoofdstructuur (RHS) te maken, die met beide verknoopt wordt. Laat de stedeling opnieuw de rust en landelijke ruimte van de Tuin van Holland in al zijn kwaliteiten proeven. Een Tuin die beheerd wordt door de agrariër. De ontginningsgeschiedenis van het landschap, met daarin de ruimte, de natuur en de cultuurhistorie vervlochten, kan een prachtige basis vormen voor een fijnmazig recreatief netwerk. Historische landschapslijnen als jaagpaden, dijken, boezemkaden en kerkenpaden kunnen worden benut voor recreatief langzaam verkeer. Maar er moet ook al vanuit de stad worden gedacht. Enerzijds door aantrekkelijke langzaam verkeersverbindingen naar ‘buiten’ langs lanen en waterlopen en parken, maar ook door bijvoorbeeld in hartje stad - in de trant van de ‘Leidse Loper’ - richtingwijzers te plaatsen met landelijke routes. Communicatie en informatievoorzieningen buiten het gebied en in het gebied zelf moeten de bezoeker verleiden tot komst, verblijven en uitgeven. Gezien de hoeveelheid aan kleinschalige ondernemingen, onder meer in het agrotoerisme, is het extra belangrijk een goed netwerk van aanbieders van activiteiten, producten, verblijfsaccommodatie et cetera op te zetten. Een goede afstemming is nodig op gebied van organisatie en communicatie. Aansluiting bij collega ondernemers met een gezamenlijke promotie en gezamenlijke arrangementen is gewenst. Daarin kan de karavanseraopzet van Leidse Ommelanden een belangrijke bijdrage leveren.
2.5 Samenvatting en conclusie Uit het voorgaande wordt duidelijk dat Leidse Ommelanden een gebied is met veel ‘Leader-potentie’. •
•
•
•
24
Stad - land: De relatie stad - land in Leidse Ommelanden is groot en onmiskenbaar. Enerzijds vormt de sterk verstedelijkte omgeving een bedreiging voor het landelijk gebied, anderzijds schept het kansen voor plattelandsontwikkeling. Het buitengebied biedt een recreatieve en hoogwaardige uitloopmogelijkheid voor de stedeling. Cultuurhistorie en natuurwaarden: Leidse Ommelanden is een gebied met grote cultuurhistorische waarden. Zo’n duizend jaar na zijn ontginning heeft het nog altijd zijn oorspronkelijke verkavelingstructuur. Als weidevogelgebied en polderlandschap is het van internationale betekenis. Agrarisch buitengebied: Leidse Ommelanden is een van de belangrijkste melkveeregio’s van Zuid-Holland. Desondanks staat de agrarische sector onder druk, onder meer door hoge grondprijzen en marktbeleid. Kleine kernen kampen met een afnemend voorzieningenniveau. Sleutelwoorden zijn ‘leefbaarheid, levenskwaliteit en economische vitaliteit’. Samenwerking: er is een grote potentie aan en bereidheid tot samenwerking. Niet alleen tussen Leidse Ommelanden en andere Leadergebieden, maar ook in Leidse Ommelanden zelf. Zo zitten onder meer in de Gebiedscommissie Land van Wijk en Wouden zowel publieke als private partijen.
In SWOT-tabel 2.5 zijn de sterke en zwakke punten, de kansen en bedreigingen naast elkaar gezet. Sterke punten Internationaal uniek landschap (polders, weidevogelgebied) Grote cultuurhistorische waarde (boerderijenlinten, landschap, molens, waterhuishouding, dorpskernen etc) Belangrijke natuurwaarden (veenweiden, landgoederen, water en rietmoeras) Landschap met openheid, rust en ruimte Bijzonder kenmerk van Rijnstreek Noord: groot aaneengesloten gebied van zo’n 2100 hectare dat niet doorsneden wordt door autowegen, zeldzaam fenomeen in drukke randstad In het westen verknoping met de landgoederenzone (verscheidenheid ontginningsgeschiedenis) en corridor naar duingebied Unieke ligging als ‘Tuin van Holland’ temidden van verstedelijkt gebied Actieve agrarische natuurverenigingen Belangrijk gebied voor de watersport (plassen, meren, vaarten, rivieren) Gebied voor stedeling nog toegankelijk, niet versperd door voorstedelijke uitbreidingen
Zwakke punten Geen samenhangend netwerk van recreatieve paden en routes, niet alle recreatief aantrekkelijke landschappen zijn ontsloten Beperkte bereikbaarheid per openbaar vervoer Geluidsoverlast en barrières door randstedelijke infrastructuur Tekort aan voorzieningen voor dag- en verblijfsrecreatie. Te weinig pleisterplaatsen en bezoekpunten. Ook geen samenhangend aanbod Polderlandschap te weinig gewaardeerd en te onbekend. Wat is er, wat kun je er. Nog onvoldoende beleefbaar Te weinig kennis van cultuurhistorie/natuur bij stedeling Geringe economische benutting cultuurhistorische en natuurkwaliteiten Beperkt aanbod recreatieve producten Gebied wordt gedragen door de agrariër, maar er is te weinig ontwikkelingsruimte voor de landbouw Veenweidegebied legt melkveehouderij beperkingen op Hoge grondprijzen Klemmende milieuregelgeving Problematiek waterberging Bestuurlijke versnippering
Kansen Zuid-Holland is dichtstbevolkte provincie van Nederland met per inwoner kleinste oppervlakte natuuren recreatiegebied. Groeiende behoefte aan kwalitatief hoogwaardige landelijke omgeving. Belangrijke uitloopmogelijkheid voor stedeling (Zuidvleugel) Met zes miljoen inwoners in de directe omgeving kansen voor bloeiend recreatief toeristisch (agro)bedrijfsleven Gunstig politiek klimaat wat betreft investeringsbereidheid vanuit stedelijk gebied Landbouw nog steeds bepalend voor landschapskarakter (+ weidevogels) Markt voor streekproducten Bereidheid tot vernieuwing Samenwerking tussen gebiedspartijen Vraag van stedeling naar recreatie-paardenstalling (tevens bedreiging: horizonvervuiling, milieu etc) De historische landschapslijnen (kaden, dijken, jaagpaden, kerkenpaden etc) bieden uitgelezen kansen om fijnmazig netwerk tot stand te brengen van routes voor recreatief, langzaam verkeer. Uitbreiding netwerk voor langzaam en stil waterverkeer (kano’s etc). Uitbreiding pontjes Kennis van polderlandschap vergroten met als doel grotere waardering voor landschap Internationaal toerisme binnenhalen Versterking/uitbreiding recreatieve mogelijkheden
Bedreigingen Knel tussen de stadsregio’s. De grote stedelijke druk zorgt onder meer voor hoge grond (en woning)prijzen, aantasting van het landschap (waaronder bouwactiviteiten, infrastructuur voor snelverkeer, automobiliteit en geluid). Ecosystemen dreigen geïsoleerd te raken Teruglopend voorzieningenniveau en openbaar vervoer in kleine kernen De bevolking vergrijst relatief snel, dreigend tekort aan zorg (dit is tevens een kans: zorg- en AOWboerderijen etc) Jongeren verruilen het Groene Hart voor de steden in de randstad (de vraag is of dit een bedreiging is of iets van alle tijden. Er is een instroom van dertigers met jonge gezinnen, dus ook een kans) Onzeker toekomstperspectief melkveehouderij door onder meer hoge grondprijzen en markt- en prijsbeleid Problematiek grondwaterpeil in veenweidegebied Toename horizonvervuiling en verrommeling. De kenmerkende openheid en vlakheid van het gebied zijn hiervoor extra gevoelig Veel bewoners van het gebied zien een grote toestroom van recreanten en het parkeren van veel auto’s als bedreiging van de rust in het gebied
2.5 SWOT-tabel: sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen
25
3. De ontwikkelingsstrategie 3.1 Ambitie en thema’s De Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden heeft voor de periode POP2 de ambitie:
Versterking van de identiteit en de leefbaarheid van Leidse Ommelanden Onze identiteit: de Tuin van Holland De PG kiest voor het actualiseren van de thema’s uit het Ontwikkelingsplan Leader+ Leidse Ommelanden 2002-2006. Zoals naar voren komt uit het vorige hoofdstuk, sluiten deze naadloos aan bij de gebiedsanalyse en het beoogd beleid. Leidse Ommelanden is een gebied met bijzondere kwaliteiten: het herbergt twee Belvedèregebieden en maakt deel uit van een Nationaal Landschap. Dat vraagt om behoud en versterking. Er zijn impulsen nodig om het Nationaal Landschap ook levend en levendig te houden. De verwevenheid van functies in het gebied is gebaat bij een integrale aanpak. De thema’s van Leidse Ommelanden zijn in dit opzicht ook met elkaar vervlochten, complementair. De thema’s Overkoepelend thema: • Stad - land De relatie stad - land in Leidse Ommelanden is groot en onmiskenbaar. Enerzijds vormt de sterk verstedelijkte omgeving een bedreiging voor het landelijk gebied, anderzijds schept het kansen voor plattelandsontwikkeling. Het buitengebied biedt een recreatieve en hoogwaardige uitloopmogelijkheid voor de stedeling. Ook heeft het een scala aan regionale en streekproducten in petto Complementaire thema’s: • Cultuurhistorie en natuurwaarden Zo’n duizend jaar na zijn ontginning heeft Leidse Ommelanden nog altijd zijn oorspronkelijke verkavelingstructuur. Als weidevogelgebied en polderlandschap is het van internationale betekenis. • Leefbaarheid, levenskwaliteit en economische vitaliteit De agrarische sector bezit kwaliteit, maar staat onder druk. Redenen zijn onder meer: hoge grondprijzen, prijs- en marktbeleid en de natuurlijke handicaps van het veenweidegebied. De kleine kernen kampen met achteruitgang van voorzieningen. 3.1.1 De operationele doelen Aan de thema’s zijn doelstellingen gekoppeld, die onderling samenhangen en vaak bij twee of meer thema’s passen. Ze sluiten aan bij de behoeften en ontwikkelingsmogelijkheden van bewoners, ondernemers en organisaties in het gebied. Ze bieden aantrekkelijke kansen. Het is uitermate belangrijk recreanten en andere doelgroepen langer ‘vast’ te houden in Leidse Ommelanden op zo’n manier, dat er meer inkomsten naar het gebied stromen. De PG zet met name in op integratie van de maatregelen uit as 3 (doel: het bevorderen van een toegankelijk, vitaal en dynamisch platteland waar de landbouw niet meer de enige economische drager is) en as 4 (Leader) (zie schema met maatregelen). Daarnaast bevatten ook de andere assen elementen, die geïntegreerd kunnen worden in Leader (as 1, maatregel 411: versterking concurrentiekracht landbouw; as 2, maatregel 4.12: verbetering milieu en platteland). A) Vergroten en verbeteren relatie stad/land o Vergroten/verbeteren van mogelijkheden en faciliteiten voor (bij de respectievelijke delen van het gebied ‘passende’) recreatie en toerisme o Verbeteren van bereikbaarheid en ontsluiting van Leidse Ommelanden vanuit het omliggende stedelijk gebied (en omgekeerd) o Vergroten/verbeteren van het aanbod van voorzieningen voor de stedeling en het beter ontsluiten van stedelijke markten voor plattelandsondernemingen o Starten/versterken van publieke, maatschappelijke en private samenwerkingsverbanden tussen stad en land o Bevorderen van de dialoog tussen partijen binnen en buiten het gebied o Promotie en communicatie over de mogelijkheden van het gebied
26
B) Beter benutten van cultuurlijke en natuurlijke kwaliteiten. In het algemeen: de ontginningsgeschiedenis als rode draad oppakken en benutten o Verbeteren van de ‘zichtbaarheid’ en vergroten van de beleefbaarheid van cultuurhistorie en natuur o Versterken van identiteit van het gebied o Educatie/vergroting van kennis o Stimuleren van monumentenzorg en cultuurbeheer o Meer/beter behoud, herstel en hergebruik van monumentale agrarische bebouwing en andersoortige bijzondere plattelandsbebouwing (zoals bijvoorbeeld sluizen en gemalen) o Verbeteren van landschappelijke kwaliteiten; behoud, herstel en verbetering van landschapselementen o Versterken van de natuurkwaliteit o Inzetten op groene en blauwe diensten C) Versterken en verbreden van de plattelandseconomie (diversificatie) o Meer streek- of regionale producten o Betere vermarkting van streekproducten, opzetten voedselstrategieën o Meer samenwerking bij vermarkting en productie o Educatie, uitwisseling en vergroting van kennis o Stimuleren van innovatie en nieuwe vormen van ondernemerschap o Versterken mogelijkheden voor verbrede landbouw D) Bevorderen leefbaarheid in kleine kernen/op het platteland o Vergroten/verbeteren van sociaal-maatschappelijke voorzieningen (met name gericht op ouderen en jongeren) o Vergroten van het zorgaanbod o Stimulering van het verenigingsleven 3.1.2 Gewenste resultaten Projecten die bijdragen aan één of meerdere van bovengenoemde doelen passen in de ontwikkelingsstrategie en kunnen worden voorgedragen voor een Leaderbijdrage. De PG streeft naar een integrale aanpak. In dat opzicht verdienen samenwerkingsprojecten en projecten, die een positieve bijdrage leveren aan meerdere doelen, de voorkeur. Ook projecten, waarin een aantal kleinere projecten en investeringen zijn ondergebracht, zijn welkom. De gewenste resultaten zijn concreet vertaald in een lijst met mogelijke projecten (zie bijlage 3). De financiële tabel in hoofdstuk 5 Financiering is gebaseerd op de gewenste resultaten die de PG voor ogen heeft, waaronder: A) Vergroten relatie stad/land • Uitbreiding en verbetering van boerenlandpaden, nieuwe kanoroutes, verknoping ruiterpaden en andere routes voor recreatief langzaam verkeer • Verwezenlijking economische dragers in buitengebied, zoals zorgboerderijen en andere vormen van verbrede landbouw • Verwezenlijking nieuwe verblijfsvoorzieningen in het landelijk gebied • Ontwikkeling pleisterplaatsen en bezoekpunten; nieuw type polderparkeerterrein • Ontwikkeling informatiepunten; opzet en ontwikkeling educatieve en promotionele activiteiten • Ontwikkeling arrangementen en activiteitenprogramma’s • Samenwerkingsprojecten van stad en land B) Beter benutten van cultuurlijke en natuurlijke kwaliteiten • Verbetering, herstel en duurzaam beheer landschapselementen (bijvoorbeeld d.m.v. een landschapsveiling); verbetering landschappelijke kwaliteiten • Koppeling cultuurhistorische/architectonische objecten aan educatieve, publieke en/of recreatieve functie (bijvoorbeeld gemaal) Restauratie en/of hergebruik van agrarisch erfgoed • • Opzet en uitvoering van educatieve projecten en activiteiten • Opzet en uitvoering van projecten inzake beleefbaarheid en zichtbaarheid van natuur en cultuurhistorie (muziek in de polder, streekevenementen) • Verbetering van de mogelijkheden voor waterrecreatie • Uitbreiding groene en blauwe diensten
27
C/D) Versterken en verbreden van de plattelandseconomie/bevordering leefbaarheid • Samenwerkingproject agrotoerisme Groene Hart Kloppend Hart, met andere Leadergebieden • Bevordering van het gezond en actief zijn • Opzet/uitvoering van projecten die verblijfstijd verlengen en uitgaven in het gebied vergroten • Opzet/uitvoering van educatieve projecten over voedsel en streekproducten • Promotieactiviteiten (eten van de streek), ontwikkeling en vermarkting van streekproducten • Opzet/versterking van basisvoorzieningen in kleine kernen/op het platteland 3.1.3 Actief samenwerken In de Leaderrichtlijnen is ‘samenwerking’ een belangrijk sleutelwoord. Het gaat hierbij niet alleen om samenwerking tussen publieke en maatschappelijke organisaties, overheden en private partijen binnen één Leadergebied, maar ook tussen verschillende plattelandsgebieden in binnen- en buitenland. In Leidse Ommelanden is een grote bereidheid tot samenwerking tussen lokale organisaties, agrarische natuurverenigingen, bewoners, publieke partijen en andere verbanden. Hiermee heeft de PG in de afgelopen jaren ervaring opgedaan. Deze wil ze graag verder uitbouwen in 2007-2013. De ontwikkelingsstrategie van Leidse Ommelanden biedt een meerwaarde voor het beleid van gemeenten, bestuurlijke en maatschappelijke samenwerkingsverbanden. De PG wil, behalve projecten beoordelen, ook zelf actief projecten aandragen. Ze wil particulieren en ondernemers, overheden en organisaties op ideeën brengen. Ze wil zoeken naar innovatieve oplossingen en openstaan voor experimenten. De PG heeft expertise opgebouwd in de afgelopen jaren en wil die graag optimaal benutten in het gezamenlijk initiëren en realiseren van projecten. De Plaatselijke Groep hecht grote waarde aan de vorming van een netwerk, waardoor niet alleen uitwisseling van kennis plaatsvindt, maar ook continuïteit verzekerd is. De administratieve en organisatorische eisen voor samenwerking en netwerkvorming zijn echter groot. Dit kan spanning opleveren met de bottom-up aanpak en het feit dat de organisaties veelal op vrijwilligers drijven. Het is zaak hiervoor middelen te reserveren. De PG Leidse Ommelanden streeft ernaar in het POP2 programma met andere (Nederlandse en/of Europese) Leader-gebieden samen te werken. Uitgangspunten hiervoor zouden kunnen zijn: • Werken aan uitwisselingsprogramma’s • Bijdrage leveren aan transnationale samenwerking (lokaal-regionaal-nationaal, interreg B)8 • Promotie, afzet en ketenvorming van regionale (tot internationale) producten. Er zal opnieuw worden geïnvesteerd in het samenwerkingsproject van een aantal Leadergebieden Groene Hart Kloppend Hart. • Werken aan de Limes • Het koppelen van Nationale Landschappen en Belvedèregebieden 8
Interreg B IV: er wordt in verschillende Europese gebieden gewerkt aan de volgende doelstellingen: 1) Ruimtelijke ontwikkelingsstrategieën, inclusief samenwerking tussen steden/plattelandsgebieden en stedelijke gebieden. - Opstelling van transnationale ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven. - Kleinere steden een grotere rol laten spelen in de ontwikkeling vanplattelandsgebieden. - De ontwikkeling van samenwerking tussen metropolen om de economie te bevorderen. 2) Ontwikkeling van doeltreffende, duurzame vervoerssystemen en vergemakkelijking van de toegang tot de informatiemaatschappij. - Verbetering van de toegang tot nationale en transnationale vervoersnetten. Dit moet gebeuren door een koppeling te maken tussen secundaire netwerken. - Stimulering van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van de dienstverlening, bedrijfsstrategieën. 3) Verbetering van het milieu en goed beheer van het culturele erfgoed en van natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder water. - Bijdragen aan de verdere uitbouw van een Europees netwerk op milieugebied dat beschermde sites van regionaal, nationaal en transnationaal belang met elkaar verbindt. - Creatief herstel van cultuurlandschappen die door menselijk handelen zijn beschadigd. - Innovatieve promotie van de natuurlijke en culturele troeven van plattelandsgebieden. - Bescherming en verbeterde samenwerking van de creatieve ontwikkeling van het cultureel erfgoed. - Bevordering van het gebruik van duurzame energiebronnen.
28
4. De organisatie 4.1. Taken van de Plaatselijke Groep De Plaatselijke Groep is de spil van Leader in het gebied Leidse Ommelanden. Conform de Europese richtlijnen is de PG verantwoordelijk voor de coördinatie van het Leader Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden. Ook maximaal benutten van beschikbare budgetten en het adviseren aan Gedeputeerde Staten hoort tot haar verantwoordelijkheden. De taken van de PG: • Stimuleren, genereren en activeren van het indienen van projecten die bijdragen aan de thema’s uit het Ontwikkelingsplan • Begeleiden en beoordelen van ingediende projecten op basis van de selectie- en beoordelingscriteria. Op basis daarvan advies uitbrengen aan GS ter besluitvorming. Het advies van de PG is - mits voldaan is aan de randvoorwaarden – bindend of op zijn minst zwaarwegend9 • Volgen en waar nodig bijsturen van projecten • Begeleiden van de financiële afwikkeling van de goedgekeurde projecten. Het formeel afwikkelen vindt plaats bij de provincie Zuid-Holland en het betaalorgaan • Verzorgen van communicatie en voorlichtingsactiviteiten • Samenwerken en overleg voeren met gebiedspartijen inzake thema’s uit het Ontwikkelingsplan • Terugkoppelen naar de eigen netwerken • Participeren in landelijke en EU-netwerken • Tussentijds evalueren, monitoring, opstellen van jaarplannen en -verslagen ten behoeve van de voortgang en waar nodig bijstellen van het Ontwikkelingsplan Werkwijze Het vergaderritme en de invulling van het voorzitterschap dienen nog nader te worden bepaald. De PG benoemt de voorzitter en wordt ondersteund door een secretaris. De PG vergadert circa zes keer per jaar – in deelgroepjes iets vaker - om projectaanvragen te behandelen. In de vergaderingen komen verder onder meer aan de orde: ideeën, acties en communicatieactiviteiten, besluitvorming, de ontwikkelingen in en de afstemming op het gebied. 4.1.1 Samenstelling van de Plaatselijke Groep De PG dient een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging te zijn van de spelers in het gebied. Op besluitvormingsniveau moeten de sociaal-economische partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals landbouwers, plattelandsvrouwen, jongeren en hun verenigingen tenminste 50% van het plaatselijk partnerschap uitmaken. Maximaal 50% van de leden is afkomstig van een overheidsinstantie. De Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden voldoet aan deze vormeisen. De leden voldoen aan de hieronder genoemde uitgangspunten en de profielschets (zie bijlage 4, lijst PG- leden). Belangrijke uitgangpunten voor de samenstelling van de PG: • De leden zijn gevestigd en/of werken in het gebied • Ze komen verspreid uit het gebied • Ze komen uit diverse sectoren/thema’s
9
Programmadocument POP2, pag. 92: ‘Voor wat betreft de uitvoering van de Leader-activiteiten geldt het volgende: op voordracht van de Plaatselijke groepen, die de beslissingsbevoegdheid hebben voor de selectie van projecten in hun gebied, geven de provincies beschikkingen af voor de projecten en dragen tevens zorg voor het monitoren van de budgetten van de Leadergroepen’.
29
Profielschets van de PG-leden: • Ze hebben kennis van het gebied • Ze hebben een brede belangstelling voor de plattelandsontwikkeling • Ze zijn deskundig op één van de thema’s van het Ontwikkelingsplan • Ze zijn lid op persoonlijke titel • Ze treden op als vertegenwoordiger van een sector, weten zich verzekerd van draagvlak en beschikken over mandaat (zoveel als mogelijk is) • Ze hebben een netwerk in het gebied • Ze zijn bereid zich naast reguliere vergaderingen in te zetten voor deelactiviteiten en afvaardigingen 4.1.2 Relatie met de provincie Zuid-Holland Het College van Gedeputeerde Staten draagt de Plaatselijke Groep voor aan het Ministerie van LNV op basis van het Ontwikkelingsplan. De PG wordt ingesteld voor de periode van POP2 (2007-2013), met een uitloop voor het afronden van projecten. Volgens de EU richtlijnen is onafhankelijkheid van de PG gewenst. Het advies van de PG inzake ingediende projecten aan GS is bindend, tenzij zwaarwegende belangen gelden. Formeel heeft Gedeputeerde Staten de eindverantwoordelijkheid voor de toekenning van Leadersubsidies aan projectaanvragers. De Provincie stelt de subsidiebeschikkingen/overeenkomsten op - waaraan gekoppeld de provinciale financiële verplichting - en is daaraan gebonden. De provincie Zuid-Holland is: • eindverantwoordelijk voor de subsidiebeschikking in het kader van het Leaderprogramma in de provincie Zuid-Holland • opdrachtgever voor het betaalorgaan (DLG Zuid-Holland) • adviserend lid van de PG (geen verplichting, maar de PG stelt prijs op regelmatige aanwezigheid tijdens de vergaderingen in verband met een goede afstemming) • verantwoordelijk voor inbedding en afstemming van Leaderwerkwijze en projecten binnen het provinciehuis • eindverantwoordelijk voor de binnen subsidiebeschikking aangegeven voorwaarden
4.1.2 Stappenschema van aanvrager tot Rijk. Het Rijk huurt de provincie in voor POP/Leader 4.1.3 Relatie met het gebied In Leidse Ommelanden is een groot aantal gemeenten actief en bestaan naast elkaar meerdere bestuurlijke samenwerkingsverbanden (zie hoofdstuk 2), die (concept)beleidsvisies hebben ontwikkeld voor het landelijk gebied. De PG is aanspreekpunt voor deze gebiedspartijen en overheden inzake projectideeën, projectaanvragen en uitvoering van projecten (zie schema 4.1.3). Belangrijke uitgangspunten zijn: • De PG moet herkenbaar zijn voor het gebied • De regio moet medeverantwoordelijk zijn en actief betrokken zijn bij de projecten • Er moet samenhang en afstemming zijn met ander (gebiedsgericht) beleid in het gebied De PG is er voorstander van een gebiedsmakelaar voor Leidse Ommelanden aan te stellen. Deze is mogelijk onder te brengen in het Projectbureau Groene Hart.
30
4.1.3 Schema relatie PG Leidse Ommelanden met gebied
4.1.4 Ondersteuning Plaatselijke Groep Voor de uitvoering van het Ontwikkelingsplan wordt de PG ondersteund door: • De secretaris van de Plaatselijke Groep • De provinciale gebiedscoördinator van de provincie Zuid-Holland kan aangesproken worden op POP/Leaderprojecten. Ook kan deze incidenteel voor overleg worden uitgenodigd. • Het betaalorgaan (BO). Dit is ondergebracht bij de Dienst Landelijk Gebied (DLG) van ZuidHolland. Het BO kan worden aangesproken op POP/Leaderprojecten • Het Nationaal Netwerk voor het Platteland De secretaris De secretaris heeft de volgende taken: • Aanspreekpunt over Leader en projecten • Eerste beoordeling ideeën projectaanvragen op kansrijkheid/haalbaarheid • Ondersteuning van de vergaderingen van de Plaatselijke Groep. Hieronder vallen voorbereiding, bijwonen van vergaderingen, notulering, procesbewaking en advisering • Begeleiden projectaanvragen • Rapportage over de voortgang van projecten. Deze wordt ook gebruikt voor eventueel bijstellen van projecten, voor PR, jaarplan en -verslag, monitoring en evaluatie) • Houden van financieel overzicht • Opzetten voorlichting, communicatie en PR. De uitvoering van deze werkzaamheden (zoals nieuwsbrief en/of website) kan worden verricht door anderen. • Aansturen monitoring voortgang Ontwikkelingsprogramma en evaluatie • Opstellen jaarplan en jaarverslag, met daarin uitgevoerde en geplande projecten en activiteiten. Indien nodig voorstellen voor bijstellen van programma
31
Invulling secretariaat De PG denkt dat voor de periode 2007-2013 gemiddeld circa 0,7 formatieplaats (24 uur per week) noodzakelijk is voor de invulling van secretariaat en coördinatorschap. In de eerste helft van de periode zal meer tijd nodig zijn. In de tweede helft waarschijnlijk minder. Daar zal het accent onder meer liggen op het zorgen voor correcte uitwerking en tijdige afronding van projecten. Voor de kosten zie de financiële tabel in hoofdstuk 5. Het secretariaat van de PG is in het gebied gevestigd. Daarnaast zal de secretaris met regelmaat overleg voeren in het kantoor van het projectbureau van Wijk en Wouden, om de wisselwerking tussen gebiedsprocessen en de Ontwikkelingsstrategie Leidse Ommelanden te versterken. Het profiel van de secretaris bestaat in ieder geval uit de volgende kwalificaties: • Heeft kennis van het gebied • Beschikt over een goed en relevant netwerk in het gebied en daarbuiten • Heeft een degelijke en gebleken ervaring met de Leaderaanpak • Is in staat om aanvragers te begeleiden bij het vertalen van hun projectideeën naar Leaderwaardige aanvragen • Heeft de noodzakelijke kennis van de technische en juridische aspecten van het POPprogramma en/of weet de hiervoor relevante instanties te benaderen en in te schakelen • Heeft kennis van relevante gemeentelijke procedures, met name rond vergunningaanvragen en/of weet de hiervoor relevante instanties te benaderen en in te schakelen De Betaal- en Beheersautoriteit De Dienst Landelijk Gebied (DLG) van de provincie Zuid-Holland heeft als taken: • Uitvoeren technisch-administratieve toets projectaanvragen • Projectadministratie controle op locatie • Ondersteunend meedenken met secretaris bij monitoring projectvoortgang • Meedenken bij oplossing technisch-juridische vraagstukken projectaanvragen • Kan worden ingeschakeld voor communicatie met loket en betaalorgaan • Financiële administratie programma i.v.m. monitoring projectenvoortgang • Uitbetaling eerste voorschotten en op basis van voortgang • Controle eindafrekeningen
4.2 Selectie van projecten De Plaatselijke Groep is vrij in de wijze waarop de ingediende projecten worden geselecteerd. Een checklist voor de aanvraag staat in bijlage 5. Aanvragen kunnen het hele jaar door worden ingediend. Alle kansrijke aanvragen die inhoudelijk aansluiten bij het Ontwikkelingsplan maken even veel kans. Voor een subsidieaanvraag is er geen minimum of maximum bedrag. Wel is er een maximum percentage bijdrage van Leader voor projecten. De PG is vrij het percentage subsidie te variëren. Zij weegt daarbij een aantal zaken af (totale investeringen en verwacht resultaat; verhouding van eigen bijdrage, bijdrage van derden en gevraagde Leadersubsidie; beschikbaar Leaderbudget in relatie tot aantal aanvragen et cetera). Kort gezegd gaat de procedure als volgt in zijn werk: Voorafgaand aan de projectprocedure vindt contact plaats tussen de aanvrager/initiatiefnemer en de secretaris (PG-leden kunnen daarvoor al een rol hebben gespeeld door het stimuleren en informeren van potentiële aanvragers). Deze beoordeelt het project op haalbaarheid en kansrijkheid en adviseert de aanvrager inzake het projectdossier. Dit wordt vervolgens aan de PG voorgelegd. Voor de eerste beoordeling kan - per doel - gebruik worden gemaakt van deelgroepjes van de PG. De PG kan positief zijn over een aanvraag maar daar een aantal voorwaarden aan verbinden. De PG geeft een positief inhoudelijk advies over het project aan het College van GS, dat bindend is (zie noot 8). Het betaalorgaan geeft een positief technisch advies aan de provincie. Op basis van deze adviezen geeft Gedeputeerde Staten de beschikking af. De aanvrager maakt aanspraak op subsidie en krijgt afhankelijk van de subsidieregels een voorschot. Het project kan worden uitgevoerd. Op basis van de ervaringen met Leader+ is de intentie van de PG voor de periode 2007-2013 om de technische beoordeling parallel of zelfs vóór de inhoudelijke toets te laten plaatsvinden, zodat de provincie snel na het advies van de PG een beschikking kan afgeven. In een enkel geval kan GS besluiten om, op basis van advies van de PG, een beschikking af te geven, terwijl nog niet aan alle punten is voldaan. Ook het regelen van de bevoorschotting (conform de provinciale ASV-regels),
32
waarbij de provinciale coördinator een meedenkende en adviserende rol kan vervullen, is belangrijk. Projecten kunnen juist bij de start struikelen over een gebrek hieraan.
4.3 Randvoorwaarden voor de uitvoering van projecten De aanvragen moeten voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Elk project moet wordt getoetst en positief scoren op drie typen beoordelingscriteria (zie bijlage 6 Voorbeeld beoordelingscriteria): • Toepassing van de Leadermethode • Inhoudelijke criteria aan de hand van het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden • Technische criteria 4.3.1 Toepassing Leadermethode Bottom-up Werken volgens het bottom-up principe. De aanvragen moeten komen van burgers en ondernemers, publieke en maatschappelijke instellingen, organisaties en verenigingen en samenwerkingsverbanden in het gebied. Bij samenwerkingsverbanden kunnen ook partijen van buiten het gebied worden betrokken. Jongeren en vrouwen De PG ziet voor de aandachtsgroepen ‘jongeren en vrouwen’ een belangrijke rol weggelegd in de ontwikkeling van het platteland. Bij aanvragen zal de mate waarin een project bijdraagt aan de versterking van de positie van vrouwen en jongeren meewegen in de honorering. Multisectoraal en integraal De PG ziet samenwerking als een belangrijke factor voor de ontwikkeling van het gebied. Het gaat om het bevorderen van een sectoroverstijgende en privaat-publieke aanpak van gebiedsprocessen. Overdraagbaarheid, innovatie en samenwerking Een concrete invulling van het begrip ‘innovatief’ is moeilijk te omschrijven. Dit begrip behoeft een ruime uitleg. De PG ziet als een belangrijk aspect hiervan het opbouwen van een samenhangende structuur in het gebied (zie hiervoor ook bijlage 2). In het verlengde hiervan liggen samenwerking en daarmee overdraagbaarheid van initiatieven. 4.3.2 Inhoudelijke criteria De projectaanvraag dient te passen binnen één of meer gekozen doelen in het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden (zie hoofdstuk 3). Belangrijk is ook de kwaliteit van het projectplan. Daarnaast en passend in de strategie zullen criteria uit de onderliggende POP2 doelstellingen worden gehanteerd inzake: • De bijdrage aan een duurzame ontwikkeling van het gebied • De bijdrage aan verbrede plattelandsontwikkeling, bijvoorbeeld te meten in termen van behouden van of nieuwe werkgelegenheid • De bijdrage aan de vergroting van de ruimtelijke kwaliteit • De bijdrage aan benutten van de in het gebied aanwezige kennis en sociaal kapitaal • De mate van draagvlak binnen het gebied, bijvoorbeeld in de vorm van financiële bijdragen uit het gebied. 4.3.3 Technische criteria Het betaalorgaan toetst op technisch-administratieve eisen. Hieronder vallen onder meer kostensoorten, een check op subsidiabiliteit, aanbestedingsbeleid, juridische toets aanvrager, onderbouwing begroting en EU wet- en regelgeving. De criteria worden aangestuurd vanuit Brussel. 4.3.4 Complementariteit met bestaand beleid De (leef)kwaliteit en economische vitaliteit van het gebied staan onder druk. Reden tot een veelheid van beleid in het gebied op rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau. Een goede aanvulling hierop vormt het Ontwikkelingsplan. Dit kan worden ingezet als financiële prikkel voor de bestaande gebiedsprocessen en als stimulans voor nieuwe initiatieven. Het Ontwikkelingsplan is niet strijdig met Europees, rijks- en provinciaal beleid (zie bijlage 7).
4.4 Communicatie en PR Communicatie en PR zijn belangrijk om Leader onder de aandacht te brengen als mogelijkheid om projecten te realiseren. Ondanks de PR in plaatselijke kranten en de inzet van andere communicatiemiddelen in de afgelopen periode blijkt dat Leader toch nog te weinig naamsbekendheid heeft. De PG streeft ernaar om deze te vergroten.
33
De PG zal hiertoe een communicatieplan opstellen. Ze wil via persberichten, folders et cetera aandacht vragen voor het Leaderprogramma. Het gaat er niet alleen om direct betrokkenen te informeren, maar ook het brede publiek bewust (en daarmee meer betrokken) te maken van wat er speelt in het landelijk gebied en wat het belang van de EU voor de plattelandsontwikkeling is. In de beginfase is een mediaoffensief gewenst. De Plaatselijke Groep streeft naar samenwerking met eerder genoemde gebiedspartijen op het gebied van PR. Zij kunnen een rol spelen door Leaderinformatie – met doorverwijzing naar de PG - in hun websites en andere communicatiemiddelen op te nemen. Belangrijk is de directe benadering van de doelgroepen. Hierin zullen de leden van de PG een actieve rol spelen, via persoonlijke contacten en netwerken. Een publieksvriendelijke folder met praktische informatie voor potentiële aanvragers is noodzakelijk.
4.5 Monitoring en Evaluatie Op rijks-, provinciaal en lokaal niveau is er sprake van monitoring en evaluatie. Dit is noodzakelijk om het Plattelandsontwikkelingsprogramma op tijd bij te sturen. Op lokaal niveau is de PG verantwoordelijk voor monitoring en evaluatie van het eigen Ontwikkelingsplan. Ten behoeve hiervan zijn outputindicatoren opgesteld (zie bijlage 8). Monitoring Nagaan in hoeverre de beoogde doelstellingen en gewenste resultaten gehaald zullen worden: • Op basis van de streefwaarden in het Ontwikkelingsplan (zie hoofdstuk 3) • Door periodiek projectbezoek door de secretaris en PG-leden • Door overzicht van de financiële voortgang van het Leaderprogramma door de secretaris • Door periodieke bespreking van voortgang en resultaten van projecten in de PG en waar nodig acties om programma en/of projecten bij te sturen Evaluatie Ontwikkelingsplan en uitwerking ervan evalueren: • Op het gebied van thema’s en resultaten • Op het gebied van functioneren organisatie en samenwerking (PG, secretaris, beheersautoriteit, provincie, gebiedspartijen) • Aan het eind van het eerste jaar, mid term in 2010 en aan het eind van de looptijd; en tussentijds naar behoefte • Met ondersteuning van het Nationaal Netwerk voor het Platteland
34
5. Financiering 5.1 Verdeling van publieke en private financiering Ten opzichte van de vorige Leaderperiode is er een belangrijk verschil. Voor 2007-2013 is nationale publieke cofinanciering verplicht. De EU stelt uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) 50% aan gelden ter beschikking voor de publieke financiering van projecten. Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en andere als (semi-)overheid erkende instanties dienen de andere 50% aan cofinanciering bij te dragen. Hiervan neemt de provincie de helft voor zijn rekening. Het derde deel van de totale begroting moet komen uit private middelen. Hieronder vallen zelf ingebrachte gelden, sponsoring, bijdragen van fondsen. Vrijwilligerswerk en tijdsbesteding van private partijen kunnen worden gekapitaliseerd en worden meegerekend in het projectbudget. Verschuivingen binnen de percentages financiering door private partijen en nationale overheden zijn mogelijk, mits in het totaal de verdeling 1/3 – 1/3 – 1/3 ongeveer gehandhaafd blijft. De maatregelen 421 Samenwerking, 431 Beheer PG en 341 Ondersteuning Leader werkwijze buiten Leadergebieden worden gefinancierd door ELFPO en provincie (elk 50%). 5.1.1 Bundelen geldstromen In de afgelopen jaren heeft Leidse Ommelanden projecten gerealiseerd met een zeer hoog percentage aan private middelen (zie hoofdstuk 1, tabel 1.4), waaruit betrokkenheid en een hoog bottom-up karakter blijken. De PG streeft ernaar deze lijn voort te zetten. Het Leader+programma heeft aangetoond dat het een groot multipliereffect heeft. Door als PG actiever in te zetten op bestaande subsidies en geldstromen, zowel Europees, landelijk, provinciaal als regionaal, naast de Leader+gelden, kan dit effect nog verder vergroot worden. Initiatieven in de regio o.a.: • Gebiedsfonds Land van Wijk en Wouden • Gebiedsfonds Ade-gebied • Groenfonds Haaglanden • Regionale Investeringsstrategie (RIS) Holland Rijnland Subsidieprogramma’s die naast Leader aangewend kunnen worden o.a.: y Belvedère y Kwaliteitsimpuls Groene Hart (KIGH) y Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) y Programma Beheer (Subsidieregeling (Agrarisch) Natuurbeheer [SN & SAN]) y Effectgerichte Maatregelen (EGM) y Nationaal Groenfonds y VSB Fonds y Triodos fonds y Anjerfonds y Fonds 1818 y Stichting Doen y Subsidieprogramma Natuurvriendelijke oevers Hoogheemraadschap Rijnland
5.2 Begroting Leidse Ommelanden 2007 - 2013 De totale begroting bedraagt ca. 9,7 miljoen euro voor de komende zeven jaar (inclusief een uitloop voor de uitvoering van projecten van twee jaar). In tabel 5.2 zijn de assen 3 en 4 op maatregelniveau uitgewerkt voor de hele Leaderperiode. De begroting is gebaseerd op ambitie, thema’s en gewenste resultaten zoals beschreven in hoofdstuk 3, paragraaf 3.1. De PG gaat uit van een multipliereffect van ruim 3 op basis van schattingen en de ervaringen in het vorig Leaderprogramma. In bijlage 9 vindt u de doelen gekoppeld aan de maatregels. De Plaatselijke Groep zet in op aanspraak op de budgetten uit as 3 middels de Leaderwerkwijze. Met budget uit as 4 kan op deze budgetten aanspraak worden gemaakt, mits wordt bijgedragen aan de doelstellingen. Bij de projectaanvragen wordt bekeken, onder welke as ze kunnen worden ondergebracht.
35
Nationaal Publiek
As en maatregel As 3 311 Diversificatie naar nietagrarische activiteiten 312 Steun voor oprichting micro-ondernemingen 313 Bevordering van toeristische activiteiten 321 Basisvoorzieningen voor de economie 322 Dorpsvernieuwing en – ontwikkeling 323 Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed 341 Ondersteuning leaderwerkwijze buiten leadergebieden Totaal As 3
Totale kosten
Totaal publiek
1 (=2+3)
2 (=4+5)
EU ELFPO
Totaal 4 5 (=6+7)
Gemeenten waterschappen Privaat Provincie etc.
6
7
3
150.000
700.000
1.300.000
600.000
300.000
300.000
150.000
500.000
200.000
100.000
100.000
100.000
2.370.000
1.580.000
790.000
790.000
395.000
395.000
790.000
530.000
330.000
165.000
165.000
65.000
100.000
200.000
400.000
300.000
150.000
150.000
75.000
75.000
100.000
1.550.000
1.000.000
500.000
500.000
250.000
250.000
500.000
20.000
20.000
10.000
6.620.000
4.030.000 2.015.000
300.000
10.000 2.005.000
1.045.000
970.000
2.590.000
As 4 411 As1 via LEADER concurrentiekracht landbouw
347.500
227.500
113.750
113.750
60.000
53.750
120.000
412 As2 via LEADER Milieu/natuur en landschap
250.000
200.000
100.000
100.000
50.000
50.000
50.000
1.300.000
900.000
400.000
500.000
300.000
200.000
400.000
400.000
400.000
200.000
200.000
200.000
800.000
800.000
400.000
400.000
400.000
Totaal As 4
3.097.500
2.527.500
1.213.750
1.313.750
1.010.000
303.750
570.000
Totaal As 3 en As 4
9.717.500
6.557.500
3.228.750
3.318.750
2.055.000 1.273.750
3.160.000
413 As3 via LEADER Sociaal-economische vitalisering 421 Uitvoering van samenwerkingsprojecten 431 Beheer en uitvoeringskosten van de plaatselijke groep
Percentage verdeling
5.2 Tabel Begroting Leidse Ommelanden
36
ca 33,32% ca 34,16%
ca 32,52%
Bijlage 1 Intentieverklaring Het bestuur van de gemeenten Alkemade, Jacobswoude, Leiden, Leiderdorp, LeidschendamVoorburg, Nieuwkoop, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten, Wassenaar, Zoetermeer, Zoeterwoude en het Hoogheemraadschap van Rijnland, in verschillende samenstellingen samenwerkend in Holland-Rijnland, Oude Rijnzone, Rijnstreekberaad, Gebiedscommissie Land van Wijk en Wouden, en Stadsgewest Haaglanden heeft met instemming kennis genomen van het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden 2007-2013, dat is opgesteld in het kader van het Plattelandsontwikkelingsplan 2007-2013. Zij is van mening dat de uitvoering van het Ontwikkelingsplan een belangrijke impuls kan geven aan het vitaal, leefbaar en aantrekkelijk houden van de regio en acht zich medeverantwoordelijk voor een goede en succesvolle uitvoering van het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden 2007-2013. De kwaliteit van het landelijk gebied, de openheid, rust en ruimte, de cultuurhistorie en natuur moet worden bewaakt om leefbaarheid en de economische vitaliteit te waarborgen en een aantrekkelijk en beleefbaar buitengebied te behouden en te ontwikkelen voor de in- en omwonenden. Zij onderschrijft dat er voor haar gemeente, organisatie en voor de regio door het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden 2007-2013 een belangrijke bijdrage kan worden gegeven voor mogelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Niet alleen voor de uitvoering van eigen projecten, maar vooral door de samenwerking tussen de diverse organisaties binnen de Leidse Ommelanden; dit geldt ook voor de samenwerking met en tussen de verschillende plattelandsgebieden in binnen- en buitenland. Zij spreekt hierbij tevens de intentie uit in financiële zin bij te willen dragen aan de investeringskosten van het Ontwikkelingsplan en zal zich individueel of gezamenlijk inspannen tot het leveren van een bijdrage in de totale publieke financiering van goedgekeurde projecten, zoals aangegeven in de financiële paragraaf van het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden. Deze bijdrage zal geschieden in de vorm van bijdragen aan concrete projectaanvragen of wel in de vorm van eigen projecten of door storting in een gebiedsfonds en/of door inzet van haar personeel. Tevens spreekt zij de intentie uit medewerking te verlenen voor het bieden van de benodigde ruimtelijke en planologische mogelijkheden voorzover dit binnen haar beleidskaders past.
Bestuur
…………………………………
Gemeente/ Organisatie ………………………………….
Datum
37
………………………………….
Bijlage 2 Karavansera’s in de Leidse Ommelanden: Een keten van knooppunten De PG Leader+ Leidse Ommelanden zal de komende jaren allerlei subsidieaanvragen krijgen. Een belangrijk criterium van de EU is dat de projecten innovatief moeten zijn. De PG Leidse Ommelanden wil graag innovatief te werk gaan in het totale gebied van de Leidse Ommelanden. Allereerst door dit als geheel te bezien. Wat werkt beter om de doelstelling van Leader+, namelijk een ‘vitaal economisch gezond platteland’, te verwezenlijken dan (ook letterlijk) onderlinge verbondenheid; het opbouwen van een samenhangende structuur in het gebied. Dat kun je doen door een keten van knooppunten – in ruimte en/of in tijd - samen te stellen, gericht op allerlei thema’s die in het Ontwikkelingsplan Leader+ Leidse Ommelanden zijn benoemd. De naam hebben we ontleend aan de karavansera’s in het middeleeuwse Turkije. Karavansera’s werden gebouwd als stop- en rustplaatsen voor de langstrekkende karavanen. Hier konden de dieren gestald worden en mensen zich wassen na de stoffige reis, eten, slapen en handel drijven. Deze knooppunten lagen op een dagmars afstand van elkaar. Zo ontstond er een keten van levendige karavansera’s langs de handelsrouten. Vanuit ons gezichtspunt is het vernieuwend en toekomstgericht om uit te gaan van het geheel van karavansera’s, een Leidse Ommelanden van knooppunten, met als gevolg de beoogde versterking van het platteland. Dat betekent dat in de komende periode elke Leader+ subsidieaanvraag, die hieraan bijdraagt, een kans zou moeten maken. Voorbeelden: Een keten van fiets- en voetpontjes Rustplekken voor lopers en skaters Kleine en grote wandel-ommetjes, langs kerkenpaden en over dijkjes met natuurbeleving. Natuur en cultuurhistorische fietsroutes met knooppunten naar aangrenzende regio’s, gekoppeld aan boekjes met informatie en bezoekmogelijkheden Waterroutes voor kano’s, roeiboten en kleine bootjes met elektrische motor en een keten van verhuur, aanlegplekken en slaap-, eet- en drinkgelegenheden, gekoppeld aan boekjes met informatie. In de winter voor schaatsers Paardrijpaden, gekoppeld aan dagstalling en onderdak voor mens en paard Hooibergen en boerderijen met streekproducten, cursussen en verblijfsmogelijkheid op een dagmars afstand Zorg- en bezoekboerderijen met uitwisseling naar andere boerderijen (kinderopvang, gehandicapten, mensen die moeten uitrusten of zich willen heroriënteren, bejaarden etc). Ketens van boomgaarden, boerenerven, geriefbosjes, botanische weiden en bijenteelt Aanleg van een serie helofytenfilters Een rondgang langs verschillende soorten runder- en schapenrassen; koppeling aan educatie, demonstraties schapendrijven, melkcursussen etc. Een jaarlijkse serie van snoei-, pluk- en vogeldagen onder vakkundige begeleiding Een combinatie van verschillende typen historische boerderijen met bouweducatie Een keten van dorpswinkels Een kalender van streekmarkten, elk met een eigen zwaartepunt en gezicht Jaarlijks terugkerende kunstmanifestaties Aansluiting op (internationaal) toeristische organisaties (zoals grote fietsboot, die vanuit Leiden rondritten door de polder organiseert) Uitwisseling met ‘klanten’ van andere Leader+ regio’s De ontwikkeling van een specifiek Leidse Ommelanden ‘eco-parkeerterrein’, met een uitstraling die past bij het (polder)landschap Website die alles aan elkaar koppelt en het mogelijk maakt kennis uit te wisselen
De Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden is nieuwsgierig naar uw ideeën!
38
Bijlage 3 Lijst van bestaande en mogelijke projectideeën De lijst is bedoeld om een idee te geven waaraan gedacht kan worden Project Aanleg extra boerenlandpaden Aanleg kanoroutes (onder meer Achthoven) Opzet Groene Hart Infocentrum (uitbreiding mogelijkheden: transferpunt voor wandelaars/kanovaarders, start voor internationaal toerisme) Ontwikkeling pleisterplaatsen Ontwikkeling typologie grootschalig recreatief transferium en kleinschalig parkeerterrein voor veenweidelandschap Verknopen lange afstandspaden met logies- en verblijfsmogelijkheden Verknopen boerenlandpaden met lange afstandspaden Aanleg en verknopen ruiterpaden Verknopen paden landgoederenzone met veenweidegebied Drijvende steigers Plassengebied Polstokspringdag (dwars over de strekverkaveling) Uitbreiding weekendpontjes en trekpontjes Projecten m.b.t. gebiedsmarketing en promotie Restauratie en educatief/recreatief hergebruik gemaal de Antagonist bij molengang Stompwijk Landschapsveiling (veilen van langdurig onderhoud landschapselementen zoals geriefhoutbosjes, boomgaarden, bloemrijk hooilandje etc) Inpolderingcursus Opzet informatie Recreatieve Hoofdstructuur (RHS), gekoppeld aan EHS en CHS, met ontginningsgeschiedenis als basis (bijvoorbeeld kaartmateriaal, website, bewegwijzering) Aanleg bloementuin voormalig kasteel Ter Does bij boerderij Doeshof (mogelijk te ontwikkelen tot pluktuin) Restauratie tuinmuur voormalig kasteel Ter Does bij boerderij Doeshof Project inventarisatie en restauratie boenstoepen Inventarisatie en hergebruik kerkenpaden Onderzoek naar bouwen in de stijl van de streek. Typologie omzetten naar nieuwe architectuur, met name voor bedrijfsgebouwen Groene en blauwe diensten Aanleg ‘gruttoputjes’ Riet inzetten als helofytenfilter langs wegen Project over voedselconsumptie en -productie. Wat komt er uit Leidse Ommelanden, hoe wordt het geproduceerd, welke rol speelt de bebouwde omgeving daarbij, wat is de relatie met het landschap en wat vindt de consument belangrijk om (niet) te weten over zijn eten. Zorgboerderijen, AOW-boerderijen Bezoekboerderijen Logies en eten/drinken LAW (langeafstandswandelpaden, zoals Marskramerpad ) Logies met stalling (langeafstands) ruiterpaden Hooiberghutten Project stilwatervaren (elektrische sloepen) Inventarisatie agrarische bebouwing (met name 19de-eeuws) voor eventueel hergebruik Bijdragen aan ontwikkeling Kulturhus Stompwijk Opzet streekcentrum Kleine kernen aantrekkelijker maken en relatie tot omliggend landschap versterken Innovatief ondernemerschap/samenwerking etc Uitwerken concept Eetmarkt. Streekmarkt + ter plekke eten/drinken van gekochte en klaar gemaakte producten (schragentafels met banken, roostermogelijkheid, muziek, mensen nemen zelf de rest mee) Kennisontwikkeling/experimenten biologische landbouw Projecten tbv duurzame tuinbouw Ontwikkeling typologie in het veenweidelandschap inpasbare recreatieve paardenruimten Projecten ter versterking van de imkerij De eettafel van Leidse Ommelanden: design met streekproducten Lammetjesdag voor kinderen Samenwerkingsproject Groene Hart Kloppend Hart Cluster van kleine projecten Aansluiten bij samenwerkingsproject ‘Nieuwe Perspectieven voor Boerderij en Landschap’ (doel: behoud/versterking kleinschalige cultuurhistorische en landschappelijke elementen) Onderzoek of aansluiting bij internationaal samenwerkingsproject European Sustainable Food Producers Network (samenwerkingsverband van 7 producentengroepen uit Nederland, Engeland, italië en Spanje) mogelijk is
39
Maatregel 313
323
412
311
312 321 322 411
412 413 421
Bijlage 4 Samenstelling Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden In de Plaatselijke Groep zitten vertegenwoordigers van de volgende organisaties: • • • • • •
Agrarische Natuurvereniging Santvoorde Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Ade Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Wijk & Wouden LTO Noord afdeling Rijn- en Vlietlanden LTO Noord Vrouw en Bedrijf Agrarische Jongeren
• • • • •
VVV ANWB, Belangenbehartiging Regio West Stichting Comité Doesbrug IVN Leiden e.o. Kamer van Koophandel Rijnland
• • •
Gemeente Leiderdorp (tevens voor gebiedscommissie Wijk en Wouden) Gemeente Alkemade Gemeente Teylingen
Het ligt in de bedoeling de PG uit te breiden met een aantal leden evenwichtig verdeeld over de verschillende maatschappelijke sectoren en overheidsinstanties.Daarbij wordt onder meer gedacht aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, het Erfgoedhuis Zuid-Holland, Stichting Zuid-Hollands Landschap en/of Landschapsbeheer Zuid-Holland .
40
Bijlage 5 Voorbeeld checklist aanvraag
CHECKLIST BIJ AANVRAAG IN TE DIENEN BESCHEIDEN Bijlage
n.v.t.
I
Ondernemingsplan of projectplan
II
Investeringsbegroting (meerjarenbegroting) Financieringsplan
III
Overzicht van betalingen die al voor de aanvraag zijn gedaan
IV
Exploitatiebegroting voor de langere termijn (min. 3 jaar)
V
Overige relevante informatie, n.l……………………….. …………………………………………………………….. Bijlage met namen en adressen medefinanciers van het project (incl. goedkeuring/intentieverklaring) Per datum aanvraag een origineel en recent uittreksel uit het handelsregister van de KvK van de onderneming en haar groepsmaatschappijen Jaarstukken van de voorgaande twee jaren of openingsbalans
VI VII
VIII IX X
41
Opgave nevenfuncties van directieleden en commissarissen bij andere ondernemingen en hun groepsmaatschappijen Overzicht van de verkregen of te verkrijgen steun van overheden t.b.v. dit project
Bijgevoegd
Bijlage 6 Voorbeeld beoordelingscriteria Leaderaanvraag INHOUDELIJKE TOETS De PG bespreekt de subsidieaanvragen op basis van onderstaande aspecten. INDICATOR De mate waarin het project bijdraagt aan: + 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Algemene indruk projectplan en aanvrager Beleefbaarheid, ontsluiting en/of herstel cultureel erfgoed (nieuw of kwaliteitsverbetering) Ontwikkelen diensten en/of producten rondom of op cultureel erfgoed Verbeteren recreatieve infrastructuur met wandel-, fiets- en ruiterpaden, vaarroutes en pleisterplaatsen Ontwikkeling van nieuwe (combinaties van) producten en/of diensten recreatie en toerisme Professionalisering (vermarkting) recreatie en toerisme in de streek Vergroten afzet, betere vermarkting en/of uitbreiding assortiment regionale producten Pilots groene en of blauwe diensten Ontwikkelen streekeigen architectuur voor nieuwe bedrijfsgebouwen/ landgoederen Herstel en/of verbetering van landschappelijke en/of natuurkwaliteit Educatie en scholing Verbeteren van bereikbaarheid van voorzieningen Verbeteren van de verkeersveiligheid en openbaar vervoer Het creëren van nieuwe economische dragers / nieuwe werkgelegenheid Versterken van de sociale cohesie Versterken van de streekidentiteit Nieuwe zorg-welzijn-dienstverlening-MKB functiecombinaties. Samenwerking en uitwisseling in Leidse Ommelanden, en/of versterking daarvan Samenwerking en uitwisseling met andere gebieden, en/of versterking daarva
SCORE PROCESTOETS Leidende criteria uit de richtsnoeren LEADER 1 2 3 4 5 6
Het project heeft een bottom-up aanpak Het project heeft een experimenteel/innovatief karakter Het project heeft een voorbeeldfunctie en overdraagbare resultaten Het project is kleinschalig Er is sprake van (inter)regionale samenwerking Er is aandacht voor jongeren en/of vrouwen
KWALITEITSTOETS 7 Heeft het project een realistische doelstelling? 8 Levert het project 'waar voor zijn geld'? 9 Is de organisatiestructuur duidelijk beschreven? 10 Is de continuïteit van de resultaten gewaarborgd? 11 Heeft het project uitstraling op het hele gebied? 12 Is er voldoende zicht op de uitvoerbaarheid? 13 Is er voldoende expertise aanwezig bij de aanvrager?
-1 1 1
JUISTE SCORE OMCIRKELEN 0 + ++ 2 3 4 5 2 3 4 5 2 3 4 5
1 1 1
2 2 2
3 3 3
4 4 4
1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3
4 5 4 5 4 5 4 5 4 5 4 5 4 5 TOTAAL
SCORE
5 5 5
In het algemeen is het project subsidiabel bij een score tussen 35-39 (innovatief minimaal 4) of een score hoger dan 40 (innovatief minimaal 3). Soms kan één heel bijzonder aspect van doorslaggevende aard zijn, op grond waarvan de PG een positief eindadvies opmaakt.
42
TECHNISCHE TOETS (inhoud onder voorbehoud, de technische toets wordt uitgevoerd door de provincie) Het project: is gericht op de geschetste problematiek van het gebied Leidse 1 Ommelanden heeft voor realisatie bijstand nodig van de EU; er vindt daarbij 2 geen substitutie van overheidsgeld plaats is in overeenstemming met de communautaire en nationale 3 regelgeving 4 past binnen vastgesteld overheidsbeleid 5 6 7 8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21
22
heeft een experimenteel en innovatief karakter bevat een heldere doelstelling waarbij de te verwachten resultaten zijn aangegeven en waarin een kostenbegroting met financiële dekking is opgenomen vraagt een maximale bijdrage vanuit Leader van 50% past binnen één van de thema's van het Ontwikkelingsplan vindt plaats binnen de grenzen van het gebied of, als een deel buiten het gebied valt, er is voor aanvullende financiering voor dat deel gezorgd. Hierbij geldt dat max. 10% van de gerealiseerde subsidiabele kosten in een aangrenzend gebied mogen worden gemaakt, mits 50% van de effecten ten goede komen aan het gebied. is nog niet gestart (behoudens mogelijke voorbereidingskosten) of is al wel gestart maar er staan geen reeds gemaakte kosten op de begroting is financieel afgerond voor 31 december 2015 is financieel haalbaar kent een sluitende financiering (de cofinanciering is geregeld) heeft alle benodigde vergunningen (aangevraagd) wordt niet gefinancierd met ander Europees geld heeft gedefinieerde meetpunten voor de monitoring heeft geen projectkosten in de begroting die gemaakt zijn voor 1 augustus 2007 De som van de POP2/Leaderbijdrage en de cofinanciering is nooit meer dan de investeringskosten De kosten voor de aankoop van grond vormen maximaal 10%van de totale subsidiabele kosten Indien de aanvrager BTW-plichtig is, zijn de subsidiabele kosten excl. BTW opgenomen. Er is geen sprake van individuele bedrijfssteun. Of: het individueel bedrijf heeft in de drie jaren voorafgaand aan de voorziene einddatum niet meer dan €100.000 aan staatssteun ontvangen ('de minimis'-regel). Dit geldt niet voor de landbouwsector. In geval van investeringen in infrastructuur die aanzienlijke netto inkomsten opleveren (=productieve investeringen) geldt: - POP2 bijdrage is maximaal €100.000 per partnerschap - De POP2 bijdrage is maximaal 40% van de subsidiabele kosten in Doelstelling I gebieden - De POP2 bijdrage is maximaal 25% van de subsidiabele kosten in de overige gebieden Deze bedragen kunnen worden verhoogd met 10% indien er geen sprake is van directe steun.
23
In het geval van investeringen in ondernemingen (MKB) geldt: - De POP2 bijdrage is maximaal 40% van de subsidiabele kosten
24
Er is sprake van "productieve investeringen" indien de opbrengsten 25% van de investeringskosten bedragen of meer.
43
JA
NEE
NVT
25
26
27 28 29 30
44
Er wordt geen bijdrage gevraagd voor een project op het gebied van productie, verwerking of afzet van agrarische producten (de zogenaamde 'bijlage 1'-producten) Uitzondering hierop is als het project past in een door de EC goedgekeurde regeling Er wordt een bijdrage gevraagd door agrarische ondernemingen voor een project op het gebied van andere activiteiten dan productie, verwerking of afzet van agrarische producten. Bijvoorbeeld toeristische activiteiten (B&B, minicamping), zorgactiviteiten op de boerderij, maken en ontwikkelen streekproducten. De eventueel opgenomen loonkosten hebben betrekking op personeel dat direct betrokken is bij de uitvoering van het project. De loonkosten zijn berekend op basis van aan te tonen werkelijk gemaakte uren en het werkelijke uurloon. De eventueel opgenomen loonkosten hebben geen betrekking op (semi)overheidspersoneel, ofwel er is aangetoond dat deze loonkosten additioneel zijn. De eventueel opgenomen loonkosten van vrijwilligers zijn ‘marktconform’ en onderbouwd.
Bijlage 7 Relevante beleidsstukken Wat speelt er aan beleid? Beleidskaders en programma’s Europees beleid, rijksbeleid en provinciaal beleid vormen de kaders voor de ontwikkeling van het landelijk gebied in de periode 2007-2013. Om deze ontwikkeling in gang te zetten, uit te voeren en te stimuleren zijn gebiedsvisies en andere locale programma’s van groot belang. 1. Europees beleid De Europese Plattelandsverordening, met als financieringsinstrument het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), is in werking getreden per 1 januari 2007. De toepassing van het fonds dient te leiden tot verbetering van het concurrentievermogen van land- en bosbouw, de versterking van milieu en grondbeheer en de bevordering van de levenskwaliteit en de economische diversificatie in plattelandsgebieden. De lidstaten hebben vervolgens op basis hiervan elk een eigen nationaal strategisch plan opgesteld. In Nederland zijn dat het Programmadocument Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)2 20072013 voor Nederland en de Nationale Plattelandsstrategie (NPS) 2007-2013, dat de prioriteiten voor de inzet van middelen uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling beschrijft. Het Europese beleid berust op twee pijlers: • Een meer specifiek inkomens- en marktbeleid in de agrarische sector • Een breder plattelandsbeleid, ondergebracht in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, het zogenaamde POP. Het Leaderprogramma valt onder het POP. De doelstellingen van het POP zijn opgesteld aan de hand van vier hoofdthema’s ofwel assen: • As 1: Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector • As 2: Verbetering van het milieu en het platteland • As 3: De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie • As 4: Uitvoering van de Leader-aanpak Naast dit specifieke beleid voor het platteland zijn er verscheidene relevante Europese richtlijnen, die de lidstaten verplicht zijn over te nemen in hun nationale wetgeving. Voor ontwikkelingen in het landelijk gebied zijn onder meer van belang: de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn, de NEC-richtlijn (ammoniak), de IPPC-richtlijn en de MER-richtlijn. 2. Rijksbeleid Tot de meest relevante beleidsstukken voor het plattelandsbeleid van het Rijk horen: • Agenda Vitaal Platteland (AVP). Dit bevat de hoofdlijnen voor het Nederlandse plattelandsbeleid in brede zin, vastgesteld door Kamer en kabinet in 2004. De nota geeft aan wat de gevolgen van het Europese beleid voor Nederland zijn en gaat in op de veranderopgaven en beleidsopgaven op economisch, ecologisch en sociaal-cultureel gebied. Anno 2004 wordt de landbouw niet meer gezien als de belangrijkste economische drager. Het platteland verandert van voedselproducent naar consumptieruimte, voor álle Nederlanders. Nota Ruimte. Deze nota van het kabinet uit 2004 beschrijft het ruimtelijk beleid voor het platteland. De nota schept het kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden, uitgaand van het motto: ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. De nota steunt gebiedsgerichte ontwikkeling. Het Rijk heeft in de Nota Ruimte twintig Nationale Landschappen aangewezen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid en stellen daarvoor uitvoeringsprogramma’s op. Het Groene Hart, waarin Leidse Ommelanden ligt, is Nationaal Landschap. • Kiezen voor Landbouw. Deze toekomstvisie van de regering uit september 2005 geeft richting aan de land- en tuinbouw voor de komende jaren. De minister van LNV beschrijft hierin welke trends en ontwikkelingen hij waarneemt die van belang zijn voor de toekomst van de land- en tuinbouw in Nederland. Innovatie wordt gezien als belangrijkste succesfactor (voor een sterke economie). Twee belangrijke uitdagingen voor de landbouw worden genoemd:
45
1) In samenwerkingsverband werken aan nieuwe concepten voor productie, verwerking en vermarkting van agrarische producten. Hieronder vallen zowel de producten zelf als groene diensten en andere resultaten van verbrede landbouw. 2) De noodzaak om de milieudruk vanuit de landbouw verder te beperken en een maatschappelijk hoog gewaardeerd cultuurlandschap in stand te houden. 3. Provinciaal beleid Binnen het interprovinciaal overleg (IPO) willen de provincies ‘dat het Europese landbouw- en plattelandsbeleid de agrarische sector helpt zich aan te passen aan nieuwe Europese en mondiale verhoudingen, maar ook goede voorwaarden schept voor de economische, sociale en fysieke ontwikkeling van de plattelandsregio’s.De provincies vinden dat Europese gelden voor het landelijk gebied zoveel mogelijk gebiedsgericht moeten worden ingezet: gericht op de verschillende soorten problemen die in de regio’s in Nederland te onderscheiden zijn. Voor de provincies vormen daarbij de landbouw en de ontwikkeling van de plattelandseconomie (met sociale ontwikkeling en leefbaarheid) speerpunten.’ De provincie Zuid-Holland heeft de rijksdoelen uit de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland in een provinciaal beleidskader en het Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied 2007-2013 (pMJP) verwerkt. Voor het pMJP zijn het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 en, als nadere uitwerking hiervan, de Contourennota Levend Landschap het belangrijkst. • Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied 2007-2013 (pMJP), vastgesteld in december 2006. Dit bevat de doelen en prestaties voor 2007-2013. De bijbehorende subsidieregeling maakt financiële ondersteuning mogelijk vanuit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) voor initiatieven die bijdragen aan verwezenlijking van het pMJP. Ook POP2-gelden kunnen in dit kader worden toegekend. • Contourennota Levend Landschap (CNLL) beschrijft de landschapskwaliteiten en specifieke opgaven voor 17 landschappelijke eenheden. Streven: samen met/op initiatief van regionale partijen en partners gebiedsprogramma’s te maken om deze opgaven te realiseren in relatie tot de natuur (EHS)- en recreatie(RodS)opgaven. Doel programma’s: het bevorderen van de gebiedsgerichte samenwerking ten behoeve van behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten van het Zuid-Hollands landschap. Voor prioritaire gebieden stelt provincie procesmiddelen ter beschikking voor gebiedsprogramma. In niet prioritaire gebieden stelt provincie kennis beschikbaar en via subsidieverordening geld voor Leaderaanpak. • Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (BGWM) Daarnaast zijn er verscheidene provinciale nota’s, plannen en programma’ s van belang, waaronder de Nota Groenblauwe Slinger, het Provinciaal Beleidsplan Groendeel, het Groene Hart icoon van Nederland en het provinciaal beleid Leefbaarheid kleine kernen. Zie voor provinciaal beleid verder de website van de provincie Zuid-Holland 4. Lokaal en regionaal beleid In Leidse Ommelanden werken gemeenten en meerdere bestuurlijke samenwerkingsverbanden aan aantal gebiedsprocessen (zie hoofdstuk 1.5 en hoofdstuk 2.1 en 2.1.3). Enkele belangrijke visies, nota’s en programma’s zijn: • Landschapsbeleidsplan Leidse Regio • Uitvoeringsprogramma Land van Wijk en Wouden • Transformatievisie Oude Rijnzone en rapport Ruimtelijke Kwaliteit Oude Rijnzone • Projectenbundel Zuidvleugel (As Leiden – Katwijk) • Integrale gebiedsvisie Stompwijk • Ontwerp Aanpassingsplan Ade
46
Bijlage 8 Overzicht output indicatoren Doelen Ontwikkelingsplan Verbetering relatie stad land
Beter benutten cultuurlijke en natuurlijke kwaliteiten
Maatregelen POP2
Indicatoren
Streefwaarde
313 Bevordering toeristische activiteiten
Aantal projecten gericht op bevorderen van toeristische activiteiten Aantal km fietspaden, wandelpaden, ruiterpaden, kanoroutes en andere langzaam verkeerverbindingen aangelegd of verbeterd Aantal nieuwe of verbeterde voorzieningen Samenwerkingsprojecten stad en land Aantal zichtbare verbeterde en/of hergebruikte cultuurhistorische objecten Aantal projecten ter behoud/verbetering/versterking van landschapselementen of landschap Aantal acties om cultuurhistorie te inventariseren, te onderzoeken en erover te informeren Aantal educatieve projecten Aantal acties om milieu-natuurcultuurbewustzijn te verhogen
25
323 Instandhouding / opwaardering landelijk erfgoed
412 Milieu- en landbeheer (groene en blauwe diensten)
Diversificatie plattelandseconomie / bevorderen leefbaarheid
311 Diversificatie naar nietagrarische activiteiten 312 Oprichting microondernemingen (niet zijnde landbouwbedrijven) 321 Basisvoorzieningen economie en plattelandsbevolking
Samenwerking
411 Concurrentiekracht agrarische sector 413 Sociaal-economische vitalisering 421
322 Dorpsvernieuwing en ontwikkeling
47
50
6 4 5
5
6
6 10
Project aanleg van gruttoputjes Overige gerealiseerde Leaderprojecten Aantal projecten m.b.t. zorgverlening, agrotoerisme etc
1 4
Hergebruik agrarische gebouwen
2
Aantal gerealiseerde acties en diensten, functiecombinaties
4
Aantal acties ter bevordering van sport, welbevinden en gezondheid Aantal gerealiseerde Leaderprojecten Aantal gerealiseerde Leaderprojecten Aantal clusters van kleine projecten Aantal samenwerkingsacties en projecten Aantal kernen die steun hebben ontvangen voor investeringen gerelateerd aan vernieuwing en ontwikkeling
5
8
5 6 5 5 9
Bijlage 9 Maatregelen gekoppeld aan doelen Doelen en uitvoeringskosten PG
Totaal per doel
Verbetering relatie stad-land 2.370.000
313 Bevordering toeristische activiteiten As 3 323 Instandhouding/opwaardering landelijk erfgoed As 4
1.750.000 Diversificatie plattelandseconomie / bevorderen leefbaarheid
Totale kosten
Totaal publiek
EU ELFPO
Totaal nationaal publiek
Provincie
1 (=2+3)
2 (=4+5)
4
5 (=6+7)
6
Overheden, rechtspersonen, geen agrariërs
2.370.000
1.580.000
790.000
790.000
395.000
395.000
790.000
Overheden, rechtspersonen
1.500.000
1.000.000
500.000
500.000
250.000
250.000
500.000
250.000
200.000
100.000
100.000
50.000
50.000
50.000
1.300.000
600.000
300.000
300.000
150.000
150.000
700.000
500.000
200.000
50.000
530.000
330.000
165.000
165.000
65.000
100.000
200.000
400.000
300.00
150.000
150.000
75.000
75.000
100.000
347.500
227.500
113.750
113.750
60.000
53.750
120.000
1.300.000
900.000
400.000
500.000
300.000
200.000
400.000
400.000
400.000
200.000
200.000
200.000
20.000
20.000
10.000
10.000
10.000
800.000
800.000
400.000
400.000
400.000
9.717.500
6.557.500
3.228.750
3.228.750
2.055.000
1.273.750
3.160.000
412 Milieu en landbeheer (groene en blauwe diensten) As 3 311 Diversificatie naar niet agrarische activiteiten 312 Oprichting microondernemingen 321 Basisvoorzieningen economie en plattelandsbevolking
4.377.500 Samenwerking
400.000
Uitvoeringskosten PG
820.000
48
Begunstigden
As 3
Beter benutten van cultuurlijke en natuurlijke kwaliteiten
TOTAAL
Maatregelen POP2
9.717.500
322 Dorpsvernieuwing en – ontwikkeling As 4 411 Concurrentiekracht agrarische sector 413 Sociaal-economische vitalisering 421 Samenwerking/uitvoering samenwerkingsprojecten 341 Ondersteuning leaderwerkwijze buiten leadergebieden 431 Beheer PG, verwerving vakkundigheid en dynamisering gebied
Landbouwhuishoudens Niet zijnde landbouwbedrijven Overheden, rechtspersonen, geen winst Overheden
Leader PG, plaatselijke partnerschappen
Gemeenten,waterschappen etc 7
Private bijdrage
3
50.000
Colofon Leiderdorp, oktober 2007 Ontwikkelingsplan: Samenstelling: Afbeeldingen:
opgesteld in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de Plaatselijke Groep Leader+ Leidse Ommelanden Claudia Thunnissen kunst- en cultuurhistorisch bureau, Leiderdorp foto Toneelstuk op boerderij: amateurtoneelvereniging Onder Ons ©; foto Litauers op zorgboerderij: PG Leidse Ommelanden ©; overige foto’s: Claudia Thunnissen © schema 4.1.3 Relatie PG Leidse Ommelanden met gebied: Ivette van der Wiel kaart Floris Balthasars: Hoogheemraadschap van Rijnland © kaarten Leidse Ommelanden en Nota Levend Landschap: provincie ZuidHolland ©
Copyright: alle teksten mogen met bronvermelding worden overgenomen
49