Tieners: tussen pop en pint Uitdagingen voor jeugddiensten vertrekkende van de leefwereld van tieners. Tieners, een doelgroep apart. Ze vormen een hele uitdaging voor professionals, vrijwillige begeleiders en niet in het minst voor zichzelf. Het is een turbulente periode, een zoektocht en vaak een strijd. Het is een periode van groeien naar volwassenheid en ontwikkeling van een eigen ik. In deze tekst staan we stil bij wat die doelgroep van tieners net zo apart maakt, wie de cruciale spelers zijn voor tieners en op welke manier we als jeugddienst hierop kunnen inspelen en/of bijdragen. Achtereenvolgens staan we stil bij gezin, onderwijs en ‘peers’. Naast deze ‘significante andere’ is het vormen van die eigen identiteit daarenboven onderhevig aan maatschappelijke veranderingen en evoluties. Aansluitend kijken we naar de vrijetijdsbesteding, de informatie- en participatiebehoeftes en noden van tieners en welke rol communicatie in hun leven speelt.
1. Tieners: een stukje jeugd Leeftijdsafbakening1 Binnen heel wat sectoren goochelt men met ‘tieners’ als een verzamelnaam. Eigenlijk zijn de grenzen van deze verzameling jonge mensen niet zo eenduidig. Voor sommigen begint deze doelgroep bij 10 jaar. Voor andere behoren de 18 jarigen er ook nog bij. Wetende dat zowel de onder- als bovengrens arbitrair is, stellen we vanuit de VVJ de artificiële leeftijdsafbakening van 12 tot en met 15 jaar voor. We nemen dus de overgang naar middelbaar onderwijs als ondergrens en de leeftijd waarop jongeren zelf verantwoordelijkheid beginnen te nemen als bovengrens. Zoals gezegd is deze afbakening arbitrair en kan, afgaande op leefwereld in plaats van leeftijd, zowel in de bovenals ondergrens uitzonderingen kennen. Tieners positioneren zich dus tussen kinderen en jongeren. Samen vormen zij de bevolkingscategorie ‘jeugd’. Deze categorie verzamelt, sinds het decreet lokaal jeugdbeleid, de 0 tot 25 jarigen. Onderstaand schema ‘jeugd: som van kinderen en jongeren’ geeft dit mooi weer.
1
obv Guy Redig ‘Het machtig reservoir’, doordenker-reeks, VVJ.
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p1
J E U G D
0 jaar
ALGEMEEN juridisch
minderjarig
eenvoudig
KINDEREN
onderwijs
kleuter
lagere school
25 jaar
18 j. ----
JONGEREN
middelbare school
jeugdwerk
0 - 5j. 6 - 8j. 9 - 11j. kleine kinderen kinderen
gen. psych.
baby/peuter/ kleuter/ schoolkind/ (pré-) puberteit/
meerderjarig
12 - 14j.
voortgezet onderwijs
15 - 18j.
tieners
19 - 25j.
jongeren adolescentie
bijz.jeugdzorg
18: jong volwassenen
Schema 1: ‘jeugd: som van kinderen en jongeren’ Guy Redig - VVJ
Jeugd is de bevolkingscategorie tussen de 0 en de 25 jaar, met enige troebelheid bij de bovengrens. Juridisch, sociaal en pedagogisch kunnen hier andere normen gehanteerd worden. - Een grove indeling bestaat uit de tweedeling kinderen (alles wat ‘klein’ is), in leeftijd tot 12 jaar, en jongeren (alles wat groter is dan kinderen en nog niet volwassen). - Een nog fijnere opsplitsing kan als volgt: - kleine kinderen: 0 - 3 jaar: pré-school leeftijd - basisschoolkinderen: 4 - 11 jaar - tieners: 12 - 15 jaar - jongeren: 16 - 20 jaar - jongvolwassenen: 20 -... - Uiteindelijk kan men ook de erg fijne opdeling van de ontwikkelingspsychologie gebruiken: van baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber tot adolescent. Hoe worden deze 12 - 15 jarigen in de literatuur betiteld? Afwisselend, afhankelijk van de auteur, behoort ‘de tiener’ tot de puberteit, de prepuberteit, de vroege adolescentie, is hij net geen kind meer of al bijna volwassen. Men zit dus merkelijk verveeld met de terminologie. ‘Puber’ is in de ontwikkelingspsychologie waarschijnlijk de meest corresponderende term. Maar in andere contexten wordt de term puber, meestal negatief ervaren. Daarom onze keuze voor het vangnet ‘tieners’. De meest neutrale stelling m.b.t. de tiener is dat hij ontwikkelt, evolueert. Die ontwikkeling situeert zich zowel op lichamelijk en seksueel vlak, als op cognitief en sociaal vlak. Alle veranderingen gaan hand in hand. Elke ontwikkeling beïnvloedt de andere.
Lichamelijke en seksuele ontwikkeling2 Enerzijds heb je de fameuze groeiversnelling van het lichaam met de bijhorende slungeligheid, ontevredenheid en onhandigheid die er (soms) mee gepaard gaat.
2
obv R.. Kohnstamm (2002)
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p2
Tegelijk groeien ook longen en hart mee zodat ook het uithoudingsvermogen groter wordt. Anderzijds komt ook de seksuele ontwikkeling op dreef. Bij jongens (tussen 12 en 16 jaar) vangt deze iets later aan dan bij meisjes (tussen 10 en 15 jaar). Op basis van verschillende onderzoeken blijkt dat meisjes die vroegrijp zijn en jongens die in verhouding laat ontwikkelen minder zelfvertrouwen hebben dat hun leeftijdsgenoten. Tieners spiegelen zich immers aan hun leeftijdsgenoten en zien om dat ogenblik tijdelijk minder herkenningspunten. Vanaf de puberteit wordt zelfvertrouwen meer en meer bepaald door ‘significante andere’ (significant others).
Cognitieve en sociale ontwikkeling3 Naast fysiek groeien tieners ook cognitief. In deze periode zijn delen van de hersens die instaan voor emoties en voor cognitieve en emotionele functies zoals beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag en impulsbeheersing in volle ontwikkeling. Daardoor kunnen tieners wispelturig en impulsief reageren. Een woede-uitval kan vijf minuten later vergeten zijn. Daarnaast leren tieners geleidelijk aan ook verder denken dan het hier en nu, zich met andere vraagstukken bezig houden. Ze krijgen een groeiende interesse voor bijvoorbeeld milieu, vredes- en ontwikkelingshulpthema’s. Ook zelfreflectie en het nadenken over abstractere items zoals liefde en vrijheid worden mogelijk. Belangrijk is dat ze door de evolutie in hun denken aan hun eigen identiteit kunnen bouwen. Het is hier dat de psychologische kant van de ontwikkeling, de meer sociologische kant raakt. In de binnenkant staat de tiener tegenover zichzelf. In allerlei nieuwe en wisselende gevoelstoestanden begint hij zijn eigen ik te ontdekken. Zijn ontwikkeling wordt voortaan een ‘zelfwordingsproces’. In de buitenkant staat de tiener tegenover de buitenwereld. Hij moet voor zichzelf een aanvaardbare plek vinden binnen het spel van sociale rolverhoudingen.
Tiener als deel van een groter geheel4 ‘Een mens is meer het kind van zijn tijd dan van zijn ouders’ “Generaties zijn clusters van geboortejaargangen, samengesmeed onder invloed van belangrijke gebeurtenissen die plaatsvinden tussen pakweg de tiende en twintigste verjaardag. Die gebeurtenissen hebben invloed op de kansen die iemand later in zijn leven krijgt (…)5” De tiener sociologisch benaderen wil zeggen dat hij in relatie gezien wordt met anderen en in interactie met de maatschappij. In dit kader is de maatschappelijke context waarin de tiener zich beweegt niet onbelangrijk. Naast de maatschappij als geheel, spelen vooral ouders, school en vrienden een erg belangrijke rol in de ontwikkeling van tieners.
3 4 5
obv P. Kohnstamm (2002) obv T. Van Grimhuijzen (1996) http://docweb.khk.be/Marc%20Keersmaekers/marckee/ontwps/genacht.html
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p3
Maatschappelijke evoluties maken dat opgroeien vandaag niet te vergelijken is met opgroeien een aantal decennia geleden. Terwijl vroeger je plaats in de samenleving min of meer bepaald was vanaf de geboorte, is vandaag door ontzuiling, individualisering en pluriformisering de weg vrij. Individualisering definiëren we in de rest van de tekst als een ontwikkeling in de samenleving waarbij het individu en zijn behoeften meer centraal komen te staan. Het individu wordt niet langer vooral gezien als onderdeel van grotere gehelen, zoals het gezin, maar als op zichzelf staand wezen. Pluriformisering is hier het antwoord op. Andere dan de traditionele normenstelsels winnen aan legitimiteit en worden volwaardige opties. Naast een hoop kansen, bieden deze evoluties echter ook heel wat uitdagingen die opgroeien niet gemakkelijker maken. De verantwoordelijkheid om iets van je leven te maken ligt nu bijna uitsluitend bij jezelf. En daarenboven heb je in je zoektocht veel minder dan vroeger een leidraad. Waarden en normen liggen niet meer vast, je kan zelf gaan ‘shoppen’ en samenstellen wat voor jou goed en slecht is. Uiteraard is het niet allemaal kommer en kwel. Jongeren zijn over het algemeen tevreden en optimistisch. De tieners van vandaag zijn daarenboven opgegroeid met een grotere materiële welvaart, wat maakt dat hun mogelijkheden schijnbaar eindeloos zijn. Tel daarbij dat tieners thuis vaak mee de lakens uitdelen (cfr supra onderhandelingshuishouding) en je begrijpt waarom tieners het idee hebben dat grenzen bespreekbaar zijn en ongeveer alles mogelijk is. Deze maatschappelijke context maakt ook dat jongeren nu overwegend optimistischer en positiever naar de toekomst kijken. Ze zijn vaak veeleisend en mondig. Maar ook onrustig. In de zoektocht naar het vormgeven van hun eigen identiteit en eigen leven zijn de eerste grenzen waar ze tegen botsen niet die van ouders, school of samenleving, maar wel eigen grenzen. De eigen lat ligt zo hoog, dat het niet altijd realistisch is en tieners hard met hun eigen beperkingen geconfronteerd kunnen worden. Er blijven uiteraard een aantal belangrijke spelers in het leven van een tiener die kunnen helpen in het maken van keuzes of nemen van beslissingen. Ouders en familie zijn daar misschien wel de belangrijkste in. Daarnaast spelen ook school en vooral leeftijdsgenoten, ‘peers’ een belangrijke rol.
2. Significante anderen Gezin Enkele cijfers: afhankelijk van de bron, wonen 70 tot 80% van kinderen en jongeren bij hun biologische ouders. Ongeveer 10% woont bij een alleenstaande ouder, en tussen
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p4
de 16% en de 30% leeft in een nieuw samengesteld gezin. (Vettenbug, Elchardus, Walgrave e.a. (2006)). De meeste jongeren leven dus nog in een eerder traditioneel samengesteld gezin. Het gezin is het primaire samenlevingsverband, de eerste invloedssfeer in de socialisatie. Het gezin en familie blijven een erg belangrijke plaats innemen in het ontdekken van culturele waarden en normen. Een goede verstandhouding tussen de ouders onderling en tussen de ouders en de tiener is een hele hulp in de ontplooiing van de tiener. Naast het gezin evolueert de tiener wel meer en meer naar zelfstandigheid, in het gezin moet de tiener zich met zijn eigen zelfbewustzijn blijven inpassen in het gezin. Ook binnen deze min of meer gesloten wereld van het gezin, heeft de maatschappij z’n invloed laten gelden. De ouder-kind relatie is verschoven van ‘bevelshuishouding’ naar ‘onderhandelingshuishouding’. Volgens M. Prins (2008) wordt dit soort huishouding gekenmerkt door de nadruk te leggen op de autonomie van het kind. Doel van de opvoeding is niet langer dat het kind bepaalde gedragsregels overneemt en er zich aan houdt, maar dat het zichzelf grenzen leert stellen. De rol van ouders is daarbij verschoven van toezichthouders naar die van mental coaches (M. Prins, 2008). Ook hier is de toenemende individualisering en pluriformisering niet vreemd aan. Individuele waarden, normen en belangen bepalen het handelen, en niet enkel die van de ouders, ook die van de tieners vragen een volwaardige plaats in deze vorm van huishoudens. De term ‘traditioneel gezin’ waar we over spraken, heeft daarom een wat verraderlijke betekenis. Het duidt enkel op de fysieke samenstelling van vader, moeder en kinderen. Kijken we naar de pedagogische en socialiserende functie van het gezin stellen we iets heel anders vast. Traditionele opvattingen boeten in. Opvattingen, en evengoed gedrag, worden vorm gegeven op basis van een normenstelsel dat beantwoord aan de eigen situatie. Bedenk daarnaast dat gezinnen steeds minder sociaal ingebed zijn, er een toenemende variëteit in gezinsvormen bestaat, en de arbeidsdruk bij ouders steeds groter wordt, en het lijkt niet verwonderlijk dat opvoeden van een hele kunst is geworden. Vanuit deze veranderde maatschappelijke en gezinscontext is dan ook een behoefte naar en een aanbod van opvoedingsondersteuning gegroeid. Beleidsaanbevelingen: Hoewel opvoeden en het gezin als dusdanig niet tot de kerntaak van een jeugddienst behoort, moet het vanuit een categoriaal tiener- en jongerenbeleid toch een bekommernis zijn. In het lokale jeugdwelzijnsoverleg (JWO), kan de jeugddienst een belangrijke rol spelen als motor en netwerkmakelaar. Tieners en jongeren kunnen en moeten in casu een actieve rol spelen. Met hen praten in plaats van over hen is bijna een boutade geworden, maar daarom niet minder waar. Jeugdwerkers kunnen hierin een belangrijke rol spelen.
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p5
Anderzijds kan een jeugddienst via jeugdinformatie (cfr. supra) een antwoord formuleren op vragen m.b.t. de relatie met ouders, gezin, enz.
Onderwijs: de tweede invloedssfeer 6 Naast het gezin staat ook de school voor een opvoedende, en vooral educatieve taak om de tiener tot een volwassene te kneden. In 1978 formuleerde H.J.H. Brentjens reeds volgende kritiek. Die ook vermeld wordt in ‘Adolescentiepsychologie’ van Verhofstadt en Denève ‘De school is niet wat ze zou moeten zijn. Leerlingen komen er als personen in ontwikkeling te weinig aan bod. Kennis opdoen is noodzakelijk voor een evenwichtige uitbouw van zijn persoon, maar de ruimte om persoonlijkheid uit te bouwen is op zijn minst nog te beperkt’. 30 jaar na datum is er weliswaar verbetering te merken, maar blijft de uitspraak van Brentjens nog overeind. Vandaag is voor het onderwijs, naast kennisoverdracht, ook een belangrijke taak weggelegd in het aanleren van vaardigheden, waarden en attitudes die van belang zijn in de ‘individuele en maatschappelijke ontplooiing’. Niet enkel ouders, ook leraren moeten ‘mental coaches’ zijn. Vlaanderen scoort internationaal gezien maar matig op schools welbevinden. Gemiddeld genomen, gaan 6 op de 10 leerlingen graag naar school. Het welbevinden wordt bepaald door drie factoren: ten eerste moet de leraar kwalitatief lesgeven met aandacht voor iedereen, ten tweede heeft de organisatie van de school, zowel de materiële omkadering als de inspraakmogelijkheden, een belangrijke invloed op de tevredenheid van leerlingen. Tenslotte spelen medeleerlingen een belangrijke rol. De school heeft een belangrijke functie in het ontmoeten van die leeftijdsgenoten en gelijkgezinden. Voor driekwart van de 12-jarigen is de school de belangrijkste ontmoetingsplaats. Ze doen er gemeenschappelijke ervaringen op, sluiten er vriendschappen, maken er ruzie of ervaren er rivaliteit. De eerste geheime verliefdheden en/of avontuurtjes komen vaak voor rond de schoolsituatie. Ook vinden ze er identificatiefiguren onder hun gelijken. Beleidsaanbevelingen: Voor jeugdconsulenten zijn scholen vaak onbekend terrein. Vaak, want evengoed wordt er samengewerkt met scholen in functie van vrijetijdsbestedingen, bekend maken van het gemeentelijk jeugdwerkaanbod enz. Maar een samenwerking zou potentieel veel verder kunnen gaan. Via een concept als ‘brede school7’ kunnen tieners bijvoorbeeld de broodnodige ruimte (cfr. supra) vinden, die ze op andere plaatsen in de omgeving niet of moeilijk vinden. Tegelijk kunnen tieners gemakkelijker de weg vinden naar georganiseerd vrijetijdsaanbod. Onderzoek toont immers aan dat tieners uit BSO en in mindere mate uit TSO minder gemakkelijk 6
Obv Stevens, F., De Groof, S. en Burssens, D. (2006) Een Brede School is een samenhangend netwerk van toegankelijke voorzieningen uit verschillende sectoren waarbij er gewerkt wordt aan lokale behoeften. Brede scholen bestaan er dan ook in vele soorten en maten. Centraal staat het werken aan gelijke onderwijskansen, het uitbreiden van de ervaringswereld, het creëren van ontmoetingsplaatsen en vormingsmomenten voor kinderen, jongeren en volwassenen. Een Brede School is dus niet per definitie een gebouw, maar wel een duurzaam netwerk van gelijkwaardige partners die dezelfde doelen nastreven. Uit http://www.bredeschool.be/ 7
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p6
hun weg vinden naar het georganiseerde vrijetijdsaanbod8. Door samenwerking met scholen, kan deze kloof misschien efficiënter gedicht worden. Tenslotte biedt de school de kans om tieners binnen hun vriendengroep te bereiken. Vrienden spelen een belangrijke rol in het kiezen voor een vrijetijdsbesteding, hen als groep aanspreken kan ook je communicatie efficiënter maken. Kortom, school en onderwijs kunnen partner zijn in het formuleren van heel wat antwoorden op lokale behoeftes. Voor jeugddiensten de uitdaging om zo snel mogelijk mee op de ‘brede school kar’ te springen voor hij vertrokken is zonder jeugdambetenaren.
Peers Het belang van een leeftijdsgenotengroep (‘peergroup’) kan voor tieners nauwelijks overschat worden. We spreken over ‘horizontale identificatie’. Vrienden bieden steun, zorgen voor samenhorigheid en aangezien er geen sprake is van een machtsverhouding, is het een veilige omgeving om te experimenteren, samen te werken en avonturen beleven. Daarnaast zijn het meestal ook diegene waar smaakvoorkeuren mee gedeeld worden. Door de individualisering is de keuze en het aanbod misschien groter, maar uiteindelijk hangen smaken nauw samen met smaken van vrienden. Het begrip ‘keuze’ is hier dus wat relatief. “(…)Meer en meer komt men tot het besef dat vrienden een belangrijke rol kunnen spelen in de persoonlijkheidsvorming en de socialisering van jongeren. (...). Samen met vrienden leren jongeren bepaalde cognitieve en sociale vaardigheden ontwikkelen. Ze leren onder meer communiceren, omgaan met personen van de andere sekse, emoties uiten en beheersen. Ze oefenen met sociale rollen zonder dat er per se langdurige verplichtingen aan verbonden zijn. Ze ontdekken bepaalde waarden en normen en trachten uit te zoeken door welke zij hun gedrag willen laten leiden. Ook bij hun zoektocht naar zichzelf hebben jongeren hun vrienden nodig. Ze steunen elkaar, ze spiegelen zich aan elkaar en imiteren elkaars gedrag. Van hun vrienden proberen jongeren reacties te verkrijgen op onder meer hun uiterlijk, hun gedrag en hun opvattingen. Ze proberen te ontdekken welke eigenschappen van zichzelf geliefd zijn en welke hun sterke en zwakke kanten zijn.” (Goedseels, e.a., 2000)9 Ouders en vrienden vullen elkaar aan en tieners kiezen, naargelang de situatie, op een bewuste manier voor de invloed van ouders en/of de vrienden. De invloed van de ouders lijkt vooral van tel voor alles wat met ‘de toekomst’ te maken heeft. Voor ‘het hier en nu’ lijken tieners meer beroep te doen op hun vrienden. Binnen de groep leeftijdsgenoten vormen vrienden een speciale groep die zich laat kenmerken door: wederkerigheid, betrokkenheid en gelijkwaardigheid. Vooral bij meisjes is ‘vertrouwen’ een belangrijke randvoorwaarde. Voor de keuze van vrienden geldt in het algemeen ‘soort zoekt soort’. Ze zoeken vriendschappen met gelijkgestemde
8 9
Uit Elchardus M. ea (1999) Uit: De Witte, H.; Hooge, J. en Walgrave, L. (2000)
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p7
zielen. Deze vriendschappen laten ze merken door ‘tekenen van uitverkiezing’: geheimen vertellen, samen op verkenning, samen op de speelplaats, ... In recent Nederlands onderzoek10 wordt nogmaals bevestigd dat vrienden erg belangrijk zijn voor tieners. 44.6% geeft aan alles te doen voor hun vrienden. Als gevolg daarvan bekent 19,8% wel eens dingen te doen met en voor vrienden waar ze later spijt van hebben. Beleidsaanbevelingen: Onderzoeksliteratuur, professionele jeugdwerkers en jongeren zelf ijveren vooral voor voldoende psychische en fysieke ruimte voor tieners, zodat ze zich ten volle kunnen ontplooien op persoonlijk en sociaal vlak. Dit faciliteren van ruimte is misschien wel de belangrijkste taak die jeugddiensten hebben m.b.t. de doelgroep tieners. Ook jeugdinformatie kan tieners helpen bij het opbouwen van duurzame relaties met leeftijdsgenoten. Denk maar aan informatie over omgaan met pesten, relaties en seksualiteit, veilig experimenteren, …
3. Vrije tijd ‘Vrije tijd’ is de aanduiding voor het tijdssegment dat overblijft na de gezinstijd en de verplichte tijd (school of werk). Het is, naast gezin en school, het derde socialisatiemilieu waarin kinderen en jongeren opgroeien. Vrije tijd kan ook gedefinieerd worden vanuit een individugericht perspectief, met name vrije tijd als ‘eigen tijd’. Eigen tijd kan zelf, naar eigen voorkeuren ingevuld worden. Volgens deze begripsbepaling krijgt vrije tijd een veel subjectievere invulling: afwassen kan vrije tijd worden, terwijl verplicht naar de muziekschool gaan geen eigen gekozen, en dus vrije, tijd is. Deze strikte opdeling van gezinstijd, arbeidstijd en vrije tijd is een typische, hyperrationele, westerse ordeningswijze. In een multicultureel perspectief vormt deze strakke tijdsverkaveling een heel belangrijk gegeven, vermits weinig andere culturen dezelfde segmentering gebruiken. Bijvoorbeeld de vanzelfsprekende wijze waarop autochtonen omgaat met het fenomeen ‘vereniging’ klinkt voor allochtonen vaak vreemd en situeert zich buiten hun referentiekader. Begrippen als lidmaatschap, lidgeld, uniform, strak getimede programma’s, inschrijvingen e.d., dit alles in de sfeer van ontspanning en buiten een productieproces klinken minstens eigenaardig. Dit derde milieu kenmerkte zich de laatste decennia door een spectaculaire toename, de vrije tijd neemt een wezenlijk deel van het jaar in beslag. Zeker voor de tieners betekent de vrije tijd een ruim tijdsbestek: dagelijks na school, woensdagnamiddag, weekends, korte en lange vakantieperiodes. In vergelijking met kinderen hebben de tieners misschien nog wel meer vrije tijd te besteden, omdat ze minder afhankelijk zijn van derden. Ze hoeven niet meer van en naar school gebracht te worden, ze gaan op 10
Maerten Prins (2008)
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p8
eigen houtje naar de jeugdbeweging, sportclub, ... ze vullen hun vrije tijd al wat meer buitenhuis (de wijk, bij vrienden, het speelpleintje, ...) in, weg vanonder de beschermende vleugels van de ouders. Tegelijk met de toename van vrije tijd, stellen we ook een toenemende impact van overheden in de vrijetijdsbesteding van jongeren vast. Vóór de jaren 1990 uitte betrokkenheid van de overheden zich qua jeugdbeleid vooral in de sectoren onderwijs en zorg. Maar de laatste decennia treedt deze overheid steeds sterker naar voor in het derde milieu: ondersteunend, voorwaardenscheppend, maar ook aanvullend en coördinerend. Deze toenemende overheidsimpact is waarschijnlijk het gevolg van zowel de stijgende waarde van de vrijetijdsbesteding, het meer gedifferentieerd behoefteprofiel van de doorsnee burger, jong of oud, als van de professionalisering van het verenigingsleven en het overheidsapparaat. Ontegensprekelijk heeft het decreet van 1993 (i.v.m. het lokaal jeugdwerkbeleidsplan) hier een verdienste in. Op microniveau blijkt uit de actuele jeugdsociologie en pedagogiek het toenemend belang van de vrije tijd als socialisatiemilieu. Vooral jongeren (maar ook in groeiende mate kinderen) definiëren zichzelf door de stijl van hun vrijetijdsbesteding. De grote invloed van de peer-group, het bricoleren met stijlkenmerken uit heel wat subculturele bewegingen en een, kleiner of groter, engagement in structuren en instituten vormen krachtlijnen van een globaal profiel. Al deze processen komen tot volle bloei in het derde milieu, het milieu bij uitstek waar de tiener zichzelf een ‘rijk van de vrijheid’ creëert. “De verzelfstandiging van de jeugdfase komt het sterkst tot uiting in het domein van de vrije tijd. Vrije tijd biedt jongeren de tijd om vrijblijvend met lotgenoten te kunnen omgaan en te experimenteren met sociale rollen en vaardigheden.” (Goedseels, e.a., 2000, p.152)11 “De vrije tijd wordt gezien als hét terrein bij uitstek waarop jongeren zelfstandigheid kunnen verwerven. In de vrije tijd worden jongeren- niet in het minst vanuit commerciële settings- op zelfstandigheid aangesproken.” (Bouverne - De Bie, 1996, p. 88)12 In onze omschrijving van de vrije tijd van tieners maken we een onderscheid tussen de formele en de informele vrije tijd. Deze laatste duidt op de tijd die doorgebracht wordt buiten de formele structuren, buiten georganiseerd verband.
11 12
Uit: De Witte, H.; Hooge, J. en Walgrave, L. (2000) Bouverne – De Bie, M. (1996).
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p9
eenvoudige structurering van het vrijetijdsbestedingsaanbod voor de jeugd met enkele voorbeelden FORMELE VRIJETIJDSBESTEDING COMMERCIEEL DOEL bv. - bioskoop - dansschool - dancing & café - reisbureau - fitnesscenter - popfestival - TV-kijken
PEDAGOGISCH DOEL bv. - jeugdwerk
jeugdbeweging,
jeugdclub, jeugd(muziek)atelier, speelpleinwerk, vorming enz.
- sportclub - jeugdafdeling van bv. fanfare, toneelkring - teken- & muziekschool - jeugdprogramma's (cjp)
INFORMELE VRIJETIJD niet bewust kiezen of deelnemen aan een formeel aanbod Enkele voorbeelden: - op straat spelen - in de tuin spelen - rondhangen - TV & video kijken - vervelen - lezen, knutselen
Informele vrijetijdsbesteding Uit onderzoek blijkt dat tieners het meeste van hun vrije tijd in informeel verband doorbrengen. Vrije tijd buiten het georganiseerd vrijetijdsaanbod brengen jongeren thuis door, op straat, pleintjes, cafés, etc. Thuis gaat het vooral om TV kijken, muziek beluisteren en computer spelen. De computer wordt gebruikt voor spelletjes, tekenen, internet en schoolwerk. Vooral jongens doen dit soms samen met vrienden. Meisjes doen dit eerder samen met vader, broer of zus. Buitenshuis gaat het vooral om vrienden ontmoeten. De resultaten van het Kliksons onderzoek bevestigen ‘omgaan met vrienden’, ‘tv of video kijken’ en ‘muziek beluisteren’ als de meest uitgevoerde activiteiten. Hoewel de huidige generatie in de literatuur ook de ‘beeldschermgeneratie’ of ‘screenagers’ wordt genoemd, duidend op het computerscherm, blijkt het in realiteit niet zo’n vaart te lopen. Internet en computer nemen een belangrijke plaats in in het leven van tieners, maar in verhouding tot volwassenen zijn ze slechts ‘matige’ gebruikers. Tieners nu zijn opgegroeid met internet, het ligt daardoor een verlengde van hun leven. Ze zijn zeker geen obsessieve internetverslaafden zoals het cliché wel eens naar voor schuift. In de kantlijn benadrukken we wel dat cijfers kunnen verschillen naar gelang leeftijd, geslacht, onderwijsrichting, afkomst en sociale klasse. In het Kliksonsonderzoek wordt daarenboven nagegaan of de feitelijke vrijetijdsbesteding de ideale tijdsbesteding benaderd. 75% van de tieners geven aan dat dit inderdaad het geval is. Tv-kijken wordt bijvoorbeeld weinig gewaardeerd, hoewel het de meest uitgevoerde activiteit is. Liever zouden tieners naar de bioscoop gaan of gewoon buiten willen zijn in plaats van thuis. Rondhangen op straat of op ontmoetingsplaatsen wordt door de meeste jongeren erg hoog gewaardeerd.
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 10
Conform vorige vaststellingen blijkt ook uit Kliksons dat 40% van de jongeren hun vrije tijd gewoon thuis of in de eigen kamer doorbrengt, gevolgd door de directe omgeving (eigen straat, plein in de gemeente). Slechts een kleine minderheid verplaatst zich 10 km of verder voor hun vrijetijdsbesteding. Beleidsaanbevelingen: Dat het meeste van de vrije tijd door tieners informeel wordt doorgebracht, lijkt voor jeugddiensten geen bemoedigende boodschap. Het is immers tijd waar je als jeugdwerker geen greep op hebt. Informeel betekent immers ongeorganiseerd. Daarentegen staan de torenhoge verwachtingen die vaak vanuit schepencolleges worden uitgesproken naar bereik van tieners. Een erg belangrijke taak voor jeugddiensten is faciliteren van die informele tijdsbesteding die buitenshuis wordt doorgebracht. De vraag die het luidste klinkt in menig jeugdonderzoek, is die naar ruimte: Formele ruimte als een jeugdcentrum, publieke ruimte op wijkniveau, ... Tieners willen een plek kunnen vinden waar ze met rust gelaten worden in die publieke ruimte. Daarnaast kan een jeugddienst bijvoorbeeld internet en andere ICT faciliteiten ter beschikking stellen. Maar de vraag is in welke mate we dan evolueren naar formeel aanbod. Het aantrekkelijke van het informele is immers dat het quasi ‘regelloos’ en ‘structuurloos’ is. De vaststelling dat tieners het grootste deel van hun vrije tijd ongeorganiseerd doorbrengen, en daarnaast binnen de formele tijdsbestedingen sport veruit de grootste is, maakt dat jeugddiensten vooral als regisseur van lokaal jeugdbeleid moeten optreden, en minder als organisator.
Formele vrijetijdsbesteding13 Het formele vrijetijdsaanbod is alles wat georganiseerd wordt aangeboden of ter beschikking staat van tieners: we gieten het in drie hoofdcategorieën, namelijk sport, cultuur en jeugdwerk. Voor alle drie, geldt dat aanwezigheid van vrienden en een goede band hebben met begeleiders, trainers, lesgevers, cruciale voorwaarden zijn om deel te nemen aan een activiteit. Ongeveer de helft van de tieners is lid van een sportclub14. De cijfers liggen gemiddeld hoger voor iets jongeren tieners, voor jongens en ASO leerlingen. Vooral fietsen, zwemmen, voetballen en raketsporten zijn populaire sporten. Ongeveer een derde (of 13
De cijfers die hier weergegeven worden zijn afkomstig uit het Kliksons onderzoek van 2004. Dit impliceert dat de cijfers op moment van schrijven (2009) al vijf jaar oud zijn en dus met een zekere voorwaardelijkheid behandelt moeten worden. Gents onderzoek (IK WEET WAT GEDAAN! Gentse jeugd en hun vrijetijdsbesteding. Een onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel en Cesor in opdracht van de Jeugddienst van de Stad Gent) lijkt de tendensen van Kliksons wel te bevestigen. Zonder ons vast te pinnen op de exacte cijfers, geven ze ons dus voldoende richting om de leefwereld van tieners in te schatten en tienerbeleid uit te tekenen. 14 Hier spreekt de Gentse bevraging slechts over 25%
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 11
een vierde, afhankelijk van de gebruikte bron) van de tieners is lid van een jeugdbeweging, een vijfde neemt deel aan speelpleinwerking, 1 op 7 tot 1 op de 10, afhankelijk van de bron, doet regelmatig mee met gemeentelijke jeugdwerkinitiatieven als Grabbelpas of tienerwerking. In cultuurdeelname zijn er grote verschillen: meer dan de helft van de tieners gaat regelmatig naar de bibliotheek. Daarentegen kent slechts 17% van de tieners het cultuurcentrum. Tieners nemen deel aan een vrijetijdsbesteding ‘als ze er iets aan hebben’, wat zoveel betekent als nieuwe dingen en nieuwe mensen leren kennen, dingen doen die je thuis niet kunnen doen ... m.a.w. ‘leefwereldverbreding’.15 Vrienden spelen een erg belangrijke rol. Voor sommige tieners kan het jeugdwerk dit bieden, voor andere dan weer niet. Zoals boven reeds vermeld, speelt begeleiderhouding hier een erg grote rol in. Tieners en georganiseerd jeugdwerk brengen heel wat kopzorgen met zich mee. Over de ‘drop-out-leeftijd’ (de leeftijd waarop jongeren vaak afhaken van georganiseerde initiatieven) is heel wat discussie. Wat vast staat is dat die leeftijd zich situeert in de periode die wij als ‘tieners’ hebben bestempeld. De redenen die circuleren variëren van een zapcultuur eigen aan de puberteit, over toegenomen huiswerkdruk en een ruim aanbod aan mogelijke alternatieven. Maar wat geven tieners zelf aan? 9 op de 10 tieners gaf in Kliksons aan ooit lid te zijn geweest van een georganiseerde vrijetijdsbesteding. ‘iets anders gaan doen’ of ‘geen interesse (meer)’ was inderdaad een belangrijke reden om niet (meer) mee te doen. Andere belangrijke oorzaken liggen bij vrienden (mijn leeftijdsgenoten deden niet mee) en, zoals boven reeds aangekaart, de begeleidingshouding van de verantwoordelijken (vond de begeleiding niet leuk). Beleidsaanbevelingen: Voor jeugdconsulenten ligt een grote bekommernis in het bereiken van tieners met hun aanbod. SWAP blijkt als lokaal aanbod niet erg bekend te zijn bij tieners. Bekend zijn met het aanbod is uiteraard de eerste voorwaarde om deel te kunnen nemen. Anderzijds kunnen jeugddiensten met een goed (activiteiten)aanbod en, nog belangrijker, een goede begeleidingsploeg streven naar een zo groot mogelijke deelname. Tieners willen (en verdienen het) om aux sérieux genomen (te) worden. Over wat een goed aanbod is, kunnen geen pasklare antwoorden gegeven worden. Een leuk aanbod hangt af van de interesse van de jongeren uit die gemeente op dat moment. Participatie van jongeren is hier dus het sleutelwoord (cfr. supra). En dat aanbod hoeft niet altijd uit ‘jeugdwerk’ te bestaan. De methodiek van tienerwerking of speelpleinwerking spreekt slechts een deel van de tieners aan. Door de grenzen tussen andere vormen van georganiseerde vrijetijdsbesteding te slopen, of minstens te verkleinen, kan het bereik van tieners met een vrijetijdsaanbod groter worden.
15
Uit: Filip Coussée (2006) De pedagogiek van het jeugdwerk, Gent: Academia Press
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 12
Kinderen en jongeren maken zelf niet altijd een strikt onderscheid tussen sport, cultuur en jeugdwerk. Deze scheidingslijnen bestaan enkel op beleidsniveau. (F. Coussée in Krax). In plaats van de georganiseerde vrijetijdsbesteding van vakjes per gemeentedienst te laten (sportdienst, cultuurdienst, jeugddienst), lijkt het vooral de taak van jeugddienstmedewerkers om bruggen te slagen tussen de verschillende opties die tieners hebben om hun tijd te besteden. Tieneraanbod, zoals SWAP, was daarom oorspronkelijk ook geconcipieerd als containerbegrip waarbij een divers aanbod aan initiatieven en activiteiten samen gebracht kunnen worden. Vandaag blijkt het op veel plaatsen verengd te zijn tot een beperkt activiteitenaanbod van de jeugddienst. Tenslotte blijkt uit alle jeugdonderzoek dat jongeren vooral behoefte hebben aan ‘ruimte’. Naast een grasveld in de straat betekent dit ook formele ontmoetingsruimte, een plek om vrienden te zien, met of zonder verplichtingen.
Mobiliteit Sinds 2005 loopt, in samenwerking met VVJ, het project ‘Jeugd GePoSitioneerd’. Het project heeft als doel jongeren te doen nadenken over duurzame en veilige mobiliteit in al zijn facetten. “Vanuit de leefwereld van jongeren worden oplossingen aangereikt aan het lokale beleid om de duurzame en veilige mobiliteit van deze doelgroep te verbeteren.” In het kader van dit project werd ook nagedacht over een visie op jongeren en mobiliteit. Meermaals wordt hierbij beroep gedaan op het Kliksons onderzoek. De visie vertrekt vanuit de betekenis van mobiliteit voor jongeren: de mogelijkheid om zich (autonoom) te verplaatsen, de risico’s die daaraan verbonden zijn en op welke manier dit duurzaam en milieuvriendelijk kan. Deze betekenis wordt in rekening gebracht bij het uittekenen van een kind- en jeugdvriendelijk mobiliteitsbeleid. Een integrale aanpak verwacht dat ingezet wordt op het geheel van kennis en vaardigheden, op informatie, sensibilisatie en educatie en er geen eenzijdige gerichtheid op veiligheid is. Ook het sociale aspect van ruimte en mobiliteit is voor tieners erg belangrijk: babbelen met elkaar, bij elkaar zijn, een groep vormen, … daarom moeten wegen niet enkel veilig zijn, maar vooral ook aantrekkelijk. Hoe tieners zich verplaatsen, lezen we in Kliksons: “De fiets is het vervoermiddel nummer één en haalt het zowel in de school- als vrije uren bij bijna de helft van de tien- tot zestienjarigen (46 %). Frappant is de winst die het autogebruik bij de tiener boekt in de vrije tijd – uiteraard in de rol van passieve gebruiker - en de klappen die zowel het openbaar vervoer als de eigen voeten op dat moment krijgen, vooral dan bij de jongeren tiener. Veel tieners brengen hun vrije tijd thuis of in de onmiddellijke omgeving van hun huis door. Veel activiteiten vragen dus nauwelijks verplaatsing. Vervoer blijkt dus zelden een hinderpaal op weg naar welverdiende ontspanning. 11% van de tieners benoemt mobiliteit als problematisch. Meisjes en tieners van allochtone afkomst zijn hierin duidelijk oververtegenwoordigd.”
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 13
Beleidsaanbevelingen: Jeugddiensten moeten een netwerkmakelaar zijn in het opstellen van het lokale mobiliteitsbeleid. Ze waken erover dat de participatie van kinderen en jongeren gegarandeerd is. Ze kunnen belangenbehartigers zijn die de belangen van kinderen en jongeren kunnen duidelijk maken, ‘vertalen’ aan de mobiliteitspartners. Ook de jeugdraad kan hierin een actieve rol opnemen. Verschillende jeugdraden brengen bijvoorbeeld via fietsknelpuntentochten de problematiek op de tafel.
4. Informatie, participatie, communicatie Jeugdinformatie is één van de prioriteiten van de beleidsperiode 2008-2010. In deze prioriteit werd aangeraden om aandacht te besteden aan een kwaliteitsverbetering van het jeugdinformatiebeleid. Dat kan ondermeer door een vernieuwend, uitgebreider, diverser,... aanbod en participatie van jeugd bij de uitvoering van het jeugdinformatiebeleid. Informatie gaat niet enkel over bereiken, ook over betrekken van kinderen en jongeren .
Participatie Betrekken van jongeren lukt enkel als je vertrekt vanuit hun leefwereld. Volgens Kwakkelstein (Kwakkelstein, P.H. (2003)) moet een gemeente zich in de eerste plaats afvragen of jongeren wel voldoende worden uitgedaagd op het manier die hén aanspreekt om hun boodschap te geven. Zijn lokale besturen en diensten m.a.w. wel laagdrempelig genoeg. In essentie is het dus een taak om een zo grote betrokkenheid te creëren bij jongeren, door dicht bij hun leefwereld te staan, dat jongeren geprikkeld worden om deel te nemen aan het beleid. Kwakkelstein formuleert het als volgt: “Als centraal uitgangspunt geldt hier dat uiteindelijk ‘politieke participatie’ voort moet komen uit ‘maatschappelijke participatie’.” Participatie leidt tot meer participatie. Het is bijna een boutade, maar in het licht van wat Kwakkelstein schrijft, is het logisch dat het moeilijk is om onafhankelijke jongeren uit te nodigen voor de jeugdraad, of om hen te betrekken bij beslissingen. Omgekeerd wordt het officiële adviesorgaan van het lokale beleid gevormd door jongeren die meestal participeren aan diverse jeugd- en andere verenigingen. Een tweede vaststelling blijkt uit onderzoek van Tubex, S.; De Rynck, F. en Coussée, F. Zij deden in 2008 een grootschalig onderzoek naar hoe participatie in de praktijk verloopt. Uit dit onderzoek blijkt dat tieners overwegend een blinde vlek vormen in de participatie voor het jeugdbeleidsplan.
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 14
Ze zijn te jong voor jeugdraad, en te oud voor kindergemeenteraad of andere participatiemogelijkheden voor kinderen. Daarenboven is het vaak een moeilijk(er) te bereiken doelgroep. Dit wil echter niet zeggen dat tieners participatie niet belangrijk vinden. Voor tieners, net als voor alle kinderen en jongeren, “is het niet essentieel dat zij overal zelf het woord voeren, wel dat zij toegang krijgen tot de structuren. Zij willen dat hun ideeën aan bod komen en verdedigd worden.” Zo blijkt uit het Kliksons onderzoek. Uit eerdere coachingsprojecten door Kind en Samenleving blijkt dat tieners soms ‘lauw’ kunnen reageren op vragen naar inspraak. Kind en Samenleving concludeert dat het zou fout zijn hieruit af te leiden dat tieners niet geïnteresseerd zijn. Wel bevestigd het nogmaals het belang van dicht bij de leefwereld van tieners te staan en oprechte interesse te betonen. Het onderzoek beklemtoont toch de meerwaarde van een formele inspraakstructuur. Vrijheid is belangrijk als het gaat over invulling, niet over structuur Beleidsaanbevelingen: Extra aandacht besteden aan de stem van tieners in het uitdenken en uitvoeren van het beleid, lijkt geen overbodige luxe. Zij weten immers als beste waar ze behoefte aan hebben, welke activiteiten hen aanspreken, hoe en waar ze bereikt kunnen en willen worden. Niet alle drempels of problemen in het uitwerken en implementeren van een tienerbeleid worden hierdoor opgelost, maar participatie blijft toch een sleutelwoord. Voor jongeren die minder participeren aan het verenigingsleven, kan een vindplaatsgerichte methodiek (hoe beperkt ook) soelaas bieden. Ook onderwijs kan een inrijpoort vormen. Sint-Truiden organiseerde bijvoorbeeld in 2005 een tienerforum en geeft als praktijkvoorbeeld volgende tips mee: “Geef hen duidelijke richtlijnen en prikkel hen met vragen zonder daarin zaken te bepalen of vast teleggen. Je moet zeker ook inbreng van henzelf vragen. Zo is bijvoorbeeld een van de meisjes een interview gaan afnemen bij een verantwoordelijke van een jeugdhuis. De jongens hebben hun thema sport in de klas en andere klassen besproken en voorgelegd. Een belangrijke voorwaarde voor tienerparticipatie is dat je in hen moet geloven. (…) Je moet tieners echt ernstig nemen. De jeugddienst moet achter het project staan. Daarvoor moeten de nodige personen en middelen voor vrij gemaakt worden. Investeer in een goede begeleiding en projectopvolging. Zorg ook bij tieners voor speelsheid en dynamiek binnen de groep. Maak hier tijd en ruimte voor. De boog moet niet altijd gespannen staan.”
Informatie en communicatie Voor informatie gaan tieners in de eerste plaats te raden bij ouders en bij vrienden, zo blijkt uit onderzoek van VIP Jeugd16. Voor minder persoonlijke thema’s als school, gezondheid, geld en hun toekomst, spelen ouders een cruciale rol in het verkrijgen van 16
De Clerck,M. , Vandenbosch L., Opgenhaffen, M. , Prof. Dr. Eggermont, S. (2008)
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 15
informatie. Tieners trekken eerder naar vrienden als het gaan tover persoonlijke zaken, over relaties en vriendschappen, seksualiteit, … Kliksons (2005) werpt dan weer een licht op hoe tieners zich informeren over vrijetijdsactiviteiten. 23% van de tieners is vragende partij voor een ‘jeugdkrant’ om informatie te vergaren over het aanbod in hun omgeving. Om en bij de 20% geeft aan het gemeentelijke informatieblad, het internet, afficheborden en vrienden belangrijke informatiebronnen te vinden. Aangezien dit onderzoek in 2005 plaats vond en de wereld van media en communicatie razend snel vernaderen, moeten we deze cijfers toch met een zekere voorzichtigheid hanteren. Meisjes kiezen meer voor sociale contacten om geïnformeerd te geraken of voor ‘traditionele‘ media als tijdschriften, folders, … daarenboven hechten ze meer belang aan vormgeving dan jongens, zo blijkt uit het onderzoek van VIP Jeugd. De vriendenkring voor tieners dé belangrijkste bron van informatie en beïnvloeding. Als je tieners wil overtuigen, overtuig dan zijn of haar vrienden! Liefst 83% van de tieners klikt op de communicatievraag in Kliksons (2002) ‘vrienden’ aan als topantwoord, bij meisjes nog iets meer dan jongens en bij oudere tieners iets meer dan jongeren tieners. Bij de 10- tot 13-jarigen maken de kinderen zelf keuzes, maar hebben de ouders een vetorecht. Een lokale overheid moet in haar jeugdinformatie ook inspelen op de educatieve en praktische vragen van ouders. Voor ouders is het belangrijk te weten aan wie ze hun kinderen toevertrouwen. Informeer dus kinderen én ouders. Uit ‘Zet een toeter op je plan’ (2006) blijkt dat 14- tot 18-jarigen over het algemeen weinig zelfstandig kiezen, maar geven de voorkeur aan gedrag dat niet teveel afwijkt of geen afkeuring opwekt. Je kan met je informatieproduct hierop inspelen door het sociale aspect te benadrukken en ze actief te betrekken. Het onderzoek van Kind en Samenleving ‘Kinderen en tieners aan het woord over gemeentelijke jeugdinformatie’ (2008) blijkt het, voornamelijk recente, aanbod van gemeenten voor tieners niet goed gekend te zijn. Ze bevelen gemeenten aan om, omwille van boven vermelde redenen, communicatie vooral te richten op ouders. Ten tweede blijkt een website niet het beste kanaal te zijn om vrijetijdsactiviteiten te communiceren. Ze gebruiken het web voornamelijk om algemene informatie te vinden. Wat wel kan werken is een website voor (en van) hun eigen leeftijdsgroep. Erg gerichte communicatie dus, eventueel in de stijl van sociale netwerksites. Als je tieners wilt bereiken worden ze liefst persoonlijk aangesproken, eventueel op school. Folders en affiches, hoe aantrekkelijk ook, werken enkel ter ondersteuning van andere vormen van communicatie. Naast inhoud, speelt ook vorm een belangrijke rol. Dagelijks ontvangen jongeren honderden boodschappen. Je moet opvallen, hen juist en persoonlijk aanspreken om opgemerkt te worden. Beelden spelen hierin een erg belangrijke rol. Uiteraard moet je boodschap ook voldoende prikkelend en duidelijk zijn, gene blabla.
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 16
Wat betekent aantrekkelijke vormgeving voor tieners? Ze kiezen voor afbeeldingen die iets vertellen voer de activiteit en waarin ze zich herkennen, gewone leeftijdsgenootjes dus en geen fotomodellen. Verder houden tieners vooral van een jonge, hippe, flashy stijl die noch te kinderachtig, noch te volwassen is. Of je de juiste snaar raakt, kan niemand beter vertellen dan de tieners zelf. Toets je informatie dus regelmatig bij hen af, of liever nog, betrek hen bij het volledige proces.
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 17
Bronnen Tieners: een stukje jeugd -
Kohnstamm, R. (2002) Kleine ontwikkelingspsychologie III de adolescentie, Bogn Stafleu Van Loghum, Houten Redig, G. Het machtig reservoir, doordenker-reeks, VVJ. Van Grimhuijzen T. (1996) Krijg ze maar eens groot. Een leerboek over de adolescentie en het begeleiden van jongeren, Uitgeverij SWP, utrecht.
Significante anderen -
-
-
-
De Rycke, L., Ackaert, L. e.a. (2005) De Kliksons voorbijgeklikt. Reflecties van op de zijlijn. Garant, Antwerpen – Apeldoorn De Witte, H.; Hooge, J. en Walgrave, L. (2000) ‘Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld. 12- tot 18-jarigen over leefwereld en toekomst, Leuven: Universitaire pres. Elchardus M. ea (1999) Zonder Maskers. Een actueel portret van jongeren en hun leraren. Gent Nicole Vettenburg, Mark Elchardus & Lode Walgrave (red.) (2006) Jongeren van nu en straks. Overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen. Lannoo: Tielt. Prins, M. (2008). De deugd van tegenwoordig. Onderzoek naar jongeren en hun grenzen. Nijmegen: Radboud Universiteit. Stevens, F., De Groof, S., Burssens, D., "Uit de school geklapt: een 9 voor effectiviteit, maar een 5 voor gelijkheid. Onderwijs in het jeugdonderzoek 20002005", in Vettenburg, N., Elchardus, M., & Walgrave, L. (Eds.), Jongeren van nu en straks. Overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen (pp.73107), Leuven, LannooCampus, 2006. Vettenburg, N., Deklerck, J. en Siongers, J. (red.) (2010) Jongeren in cijfers en letters. Bevindingen uit de JOP-monitor 2, Leuven: Acco
Vrije tijd -
-
-
Bouverne – De Bie, M. (1996). Diverse wegen naar zelfstandigheid: jongens en meisjes in een veranderende samenleving. In: Allegaert, P. e.a. (red.). Als een lekker taartje. Leuven: Acco. Coussée, F. (2006) De pedagogiek van het jeugdwerk, Gent: Academia Press De Rycke, L., Ackaert, L. e.a. (2005) De Kliksons voorbijgeklikt. Reflecties van op de zijlijn. Garant, Antwerpen - Apeldoorn De Witte, H.; Hooge, J. en Walgrave, L. (2000) ‘Jongeren in Vlaanderen: gemeten en geteld. 12- tot 18-jarigen over leefwereld en toekomst, Leuven: Universitaire pres. VDS (2008) Are you cool? I’m cool! Tieners op het speelplein Jeugddienst Gent en VUB (2006) Ik weet wat gedaan! Gentse jeugd en hun vrijetijdsbesteding. Een onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel en Cesor in opdracht van de Jeugddienst van de Stad Gent.
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 18
-
Vettenburg, N., Deklerck, J. en Siongers, J. (red.) (2010) Jongeren in cijfers en letters. Bevindingen uit de JOP-monitor 2, Leuven: Acco
Informatie, participatie en communicatie -
-
-
-
-
De Clerck,M. , Vandenbosch L., Opgenhaffen, M. , Prof. Dr. Eggermont, S. (2008) Een onderzoek naar de informatiebehoeften van kinderen, tieners en jongeren. Een onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Informatiepunt Jeugd. KUL – Leuven school of mass communication research. VIP jeugd, Brussel De Rycke, L., Ackaert, L. e.a. (2005) De Kliksons voorbijgeklikt. Reflecties van op de zijlijn. Garant, Antwerpen – Apeldoorn Kaesemans G. (2001) Tienerkliks. Het verhaal van het Vlaamse Kliksonderzoek, Garant Kwakkelstein, P.H. (2003) Ontwikkelingen in jeugdbeleid Tubex, S., De Rynck, F., Coussee, F., Participatie van kinderen, jongeren en het lokale jeugdwerk in Vlaamse gemeenten. Onderzoeksrapport in opdracht van de afdeling Jeugd van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2006. Van Schel P. en Golinvaux S. (2008) Kinderen en tieners aan het woord over gemeentelijke jeugdinformatie. Participatie bij gemeentelijke jeugdinformatie. Kind en Samenleving Vanderstede, W. (2009) Tieners betrekken in publieke ruimteprojecten: Syntheseverslag van coachingprojecten in Antwerpen, Balen, Bornem, Brugge en Wemmel. Kind en Samenleving VVJ, VIPjeugd en het Agentschap voor Sociaal-Cultureel Werk Afdeling Jeugd. (2006) Zet een toeter op je plan Weet ik veel! Handboek voor kinder- en jongerenparticipatie. (2006) Brussel: Politeia i.s.m. VVSG, Onderzoekscentrum Kind & Samenleving, VVJ, Jeugddienst Stad Gent,
VVJ September 2010
Leefwereld tieners anno 2010 p 19