SEPTEMBER 9 september
Werkgroep Homaan 19.00 uur Integraal Kankercentrum Zuid
16 september
Symposium Endocriene Tumoren 18.00 uur Auditorium, Catharina-ziekenhuis
26 september
Werkgroep Gastro-Intestinale tumoren 18.30 uur Integraal Kankercentrum Zuid Eindhoven
OKTOBER 2 oktober
Werkgroep Haemos 18.30 uur Dr. Bernard Verbeeten Instituut Tilburg
14 oktober
Werkgroep Homaan 19.00 uur Integraal Kankercentrum Zuid
15 oktober
Werkgroep Urologie 18.30 uur Integraal Kankercentrum Zuid Eindhoven
Redactieadres Postbus 231 5600 AE Eindhoven Telefoon: 040 297 16 16 E-mail:
[email protected]
NOVEMBER 6 november
Werkgroep Haemos 18.30 uur Dr. Bernard Verbeeten Instituut Tilburg
11 november
Werkgroep Homaan 19.00 uur Integraal Kankercentrum Zuid
18 november
Commissie na- en bijscholing 17.00 uur Integraal Kankercentrum Zuid Eindhoven
28 november
Werkgroep Ouderen en Kanker 16.00 uur Integraal Kankercentrum Zuid Eindhoven
Redactie J.G. Ribot, hoofdredacteur S.J. Brenninkmeijer G.J. Creemers M.C.H.J. van Eenbergen A.J.M. van den Eijnden P.J.M. Kil P. Pauwels Eindredactie I.J.M. van Winden Druk Drukkerij Valkenstadt,Valkenswaard
DECEMBER 4 december
Colofon Dit bulletin is een uitgave van het IKZ en bedoeld voor medische specialisten en arts-assistenten in de IKZ-regio. Het geeft informatie over oncologische ontwikkelingen in de regio. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de vakinhoudelijke informatie in dit kwartaalblad.Wanneer u artikelen wilt overnemen, neem dan eerst contact op met de redactie.
Werkgroep Haemos 18.30 uur Dr. Bernard Verbeeten Instituut Tilburg
ISSN 0922-0798
kennis- en kwaliteitscentrum van en voor oncologische hulpverleners
Agenda
regionaal informatiebulletin
nummer 3, september 2002
ONCOlogisch voor medisch specialisten
Gecombineerde behandeling uit de marge ‘GECOMBINEERDE
BEHANDELING UIT DE MARGE’, ZO LUIDDE HET SYMPOSIUM VAN HET
KLINISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VAN HET INTEGRAAL GEHOUDEN OP
Inhoud Wetenschappelijke avond • Rectumstudie 1 • Incidentie gastro-intestinale maligniteiten 2 • Pancreascarcinoom 2 • Therapie/selectie patiënten door cytogenetisch onderzoek 3 • Eerste resultaten 3 • Preoperatieve chemo/radiotherapie 4 • Combinatie radiotherapie en chemo-therapie bij behandeling solide tumoren 4 • Resultaten chemoradiotherapie bij lokaal voortgeschreden en lokaal recidief rectumcarcinoom 5 Elkaar verstaan in een andere taal 6 Herstel en balans in de IKZ-regio 7 Project Trialparticipatie III van start 8 Personalia 9 • R.B.C.B. Lewicz 9 • K. Bosscha 9 • M.W. Dercksen 10 • T. Veninga 10 Elektronische gids Oncologische Zorg 11 Agenda
11
IN
17
JUNI
2002
IN HET
AUDITORIUM AAN
KANKERCENTRUM ZUID, UNIVERSITEIT
DE TECHNISCHE
EINDHOVEN.
TIJDENS
DE OPENING MEMOREERDE DE VOORZITTER
DR. ROUKEMA
NIET ALLEEN HET
BELANG VAN DIT JAARLIJKS WEERKEREND SYMPOSIUM VOOR DE REGIO, MAAR STOND HIJ OOK STIL BIJ HET VERTREK VAN DR. P. RAZENBERG, VOORZITTER VAN DE
RAAD VAN BESTUUR VAN HET IKZ. NAAST VERDIENSTEN VOOR HET IKZ OP VELERLEI TERREIN HEEFT DR. RAZENBERG DE AFGELOPEN JAREN IN BELANGRIJKE MATE BIJGEDRAGEN AAN DE WETENSCHAPPELIJKE SIGNATUUR VAN HET IKZ EN HET JAARLIJKS WETENSCHAPPELIJK SYMPOSIUM IS DAAR EEN VOORBEELD VAN. DE VOLGENDE ONDERWERPEN KWAMEN HIERNA AAN DE ORDE. RECTUMSTUDIE De effecten en neveneffecten van de combinatie van chirurgie en radiotherapie: verschillend bij ouderen? Dr. H. Martijn, Mede namens Dr. A.C.Voogd, Dr. L. van de Poll-Franse, Dr. H.J.T. Rutten, Dr. O.J. Repelaer van Driel, Dr. J.W.W. Coebergh en de IKZ-werkgroep Colorectale tumoren. De behandeling van het rectumcarcinoom is de laatste jaren veranderd wat betreft chirurgische techniek (‘conventioneel’ vs TME) en radiotherapie (postoperatief vs preoperatief). Deze veranderingen vonden ook plaats in de IKZ Oost-regio in begin/ midden negentiger jaren. Om deze veranderingen in patterns of care en daarmee de mogelijke invloed op de prognose na te gaan werd het IKZ-databestand geraadpleegd. De onderzoeksperiode besloeg 1980 t.m.1999. Er bleken 3.419 patiënten geregistreerd, 2.549 met een rectumcar- Dr. H. Martijn cinoom en 870 met een rectosigmoïdcarcinoom. De gehele groep bestond uit 1.997 mannen en 1.421 vrouwen. De primaire behandeling werd gerelateerd aan tumorstadium (TNM) en leeftijd. De gehele onderzoeksperiode werd in
2
vervolg van pagina 1
Gecombineerde behandeling uit de marge
drieën verdeeld: 1980-1989, 19901994 en 1995-1999; de respectievelijke patiënt aantallen waren: 1.417, 902 en 1.100. In deze drie perioden bleek geen verschuiving in TNM-stadium te zijn opgetreden, evenmin wanneer geanalyseerd werd per leeftijdsgroep. Chirurgie als enige behandelingsmodaliteit daalde in deze drie perioden van 62% naar 55% naar 44% (P < 0.0001), terwijl de combinatie chirurgieradiotherapie toenam van 26% naar 29% naar 40% (P < 0.0001). De toepassing van adjuvante postoperatieve bestraling nam af van 25% naar 5% (P < 0.0001), terwijl de preoperatieve bestraling toenam van 1% naar 35% (P < 0.0001). De 5-jaar relatieve overleving voor alle patiënten nam significant toe van 49% (19801089) tot 54% (1990-1994), doch geen verdere toename in overleving werd waargenomen in de periode 1995-1997.Verder bleek dat deze toename in overleving alleen op te treden bij patiënten jonger dan 75 jaar. Geconcludeerd werd dat door: (1) de omschakeling van adjuvante postoperatieve radiotherapie naar preoperatieve radiotherapie, (2) de toepassing van de TME-techniek, zowel in als buiten de TME-trial, en (3) de verder gaande subspecialisatie van chirurgen in colorectale chirurgie, de overleving van patiënten met een rectumcarcinoom in de IKZ Oostregio is verbeterd.
INCIDENTIE GASTRO-INTESTINALE MALIGNITEITEN Ontwikkelingen in de incidentie van gastro-intestinale maligniteiten in Nederland, 1989-1998 Ir.W.J. Louwman, senioronderzoeker, Mede namens Dr. J.W.W. Coebergh, en Dr.V.C.M. Kuck-Koot, Integraal Kankercentrum Midden-Nederland Utrecht In de periode 1989-1998 waren er aanzienlijke veranderingen in de incidentie van gastro-intestinale tumoren waarneembaar. Niet alleen etiologische factoren zoals voedselgewoonten en alcoholgebruik, maar ook veranderingen in het diagnostisch traject zoals
endoscopie en CT lijken hier verantwoordelijk voor. Oesophagus, maag en colorectum Zo nam bijvoorbeeld de voor leeftijd gecorrigeerde incidentie van het oesophaguscarcinoom toe van 700 tot 1050 per jaar in genoemde periode (dus met ruim 50%), terwijl de incidentie van het maagcarcinoom afnam van 2340 tot 2060 (12%). Het aantal nieuwe patiënten met een colorectale maligniteit, met een voor leeftijd gecorrigeerde jaarlijkse toename van 1% bij mannen en geen toename bij vrouwen, steeg van 6900 tot 8200 per jaar in die tien jaar (20%). De incidentietoename van het oesophaguscarcinoom en de afname van maligniteiten in het meer distale deel van de maag waren van bovengenoemde maligniteiten de meest in het oog springende. Lever, galwegen en pancreas Primaire tumoren van de lever komen weinig voor, de incidentie veranderde ook nauwelijks in genoemde periode. Opvallend was de incidentie-afname van het galblaascarcinoom met een jaarlijkse reductie van 6% in alle leeftijdsgroepen en in alle regio’s. In 1998 stierven in Nederland 1700 patiënten door een pancreascarcinoom, waarmee deze maligniteit vijfde is als oncologische doodsoorzaak na long-, mamma-, colorectaal- en prostaatcarcinoom. Incidentie lijkt wat af te nemen bij mannen, maar niet duidelijk bij vrouwen. Op de IKZ Cd-rom zijn meer gegevens over deze incidenties te vinden.
PANCREASCARCINOOM IN DE IKZ-REGIO Toekomstperspectieven bij diagnostiek en behandeling Dr. E.J.Th. Luiten, chirurg, Mede namens F. van Oost, Dr. J.W.W. Coebergh, en namens de IKZ-werkgroep Pancreascarcinoom De incidentie van het pancreascarcinoom is laag (922 patiënten in IKZ-
bestand in periode 1995-1999). Ongeveer 10% van deze patiënten komt in aanmerking voor in opzet curatieve chirurgische behandeling, i.e. operatieve resectie (Whipple-procedure i.g.v. tumoren in het caput van het pancreas). Van deze ingreep is bekend dat zij gepaard kan gaan met een hoge morbiditeit en peri-operatieve mortaliteit. Resultaten van behandeling zijn, uiteraard niet onverwacht, significant gerelateerd aan de ervaring van het behandelteam, i.e. hospital volume. In ziekenhuizen waar 25 of meer Whipple-procedures per jaar worden uitgevoerd ligt de peri-operatieve mortaliteit om en nabij de 2% in vergelijking met 16% in zgn. low-volume hospitals (< 5 per jaar). Derhalve is er een sterke landelijke lobby vanuit deze centra ontstaan om deze ingrepen te concentreren in enkele ziekenhuizen. Nederland kent echter maar een paar van deze centra die boven-
Dr. E.J.Th. Luiten
3
dien in toenemende mate gebukt gaan onder wachtlijsten en personeelstekorten. Het is niet onwaarschijnlijk dat ook diverse academische ziekenhuizen in ons land zich in dit kader tot medium of zelfs low volume hospitals moeten rekenen met de daarbij behorende behandelingsresultaten zoals bijgehouden door de Stichting Landelijke Medische Registratie. Afgaande op de data van het IKZ, werden binnen de IKZ-regio in een tijdsduur van vijf jaar (1995-99) ongeveer 46 Whipple-procedures verricht. Het aantal per ziekenhuis liep uiteen met een spreiding van 0 tot < 10. De peri-operatieve sterfte was vergelijkbaar met low/medium volume (0 – 9) ziekenhuizen elders in Nederland, i.e. 13%. Uitspraken omtrent behandelingsresultaten binnen de IKZ-regio moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd omwille van onvolkomenheden in de registratie. Alhoewel de overall peri-operatieve mortaliteit vergelijkbaar lijkt met collega-ziekenhuizen in de rest van het land, lijkt er toch verbetering mogelijk bij de in opzet curatieve chirurgische behandeling van het ‘pancreascarcinoom’ van patiënten behandeld binnen de IKZ-regio.Verwijzing naar de weinige high volume academische centra lijkt om meerdere redenen niet wenselijk, zoals manpower tekort in academische ziekenhuizen, oplopende wachtlijsten, doublures in diagnostiek, verschuiving patiëntenstromen en verlies van know how uit de regio. Voorwaarde voor behandeling binnen de regio moet zijn dat kwalitatief vergelijkbare zorg kan worden geleverd. Bundeling van krachten lijkt de enige oplossing voor behoud van deze patiëntencategorie voor de lange termijn. Hierdoor kan niet alleen nu maar ook in de toekomst deze zorg binnen de regio worden geboden met alle bijkomende voordelen voor patiënt, familie alsook behandelaar. Alvorens tot nadere invulling hiervan te komen is in januari 2002 het IKZ gestart met een prospectieve registratie van alle patiënten binnen de IKZregio bij wie de diagnose ‘pancreascarcinoom’ wordt gesteld. Zodoende kan een beter beeld worden verkregen over de werkelijke incidentie, behandelingsresultaten en huidige verwijzing buiten de regio.
medisch specialisten ONCOlogisch
CYTOGENETISCH ONDERZOEK BIJ PATIËNTEN met gastro-intestinale stromale tumoren Dr. P. Pauwels, patholoog Eindhoven Het KIT proteïne is een type III tyrosine kinase receptor die gecodeerd wordt door het proto-oncogen KIT. Er is KIT expressie aanwezig in verschillende tumoren, zoals in mastocytose/mast cell leukemie, in kiemceltumoren (seminomen), kleincellige longtumoren, CML, neuroblastoma, melanomen, ovariumcarcinomen. De discussie beperken we evenwel tot de GIST. CD117 is van diagnostisch belang. Theoretisch gesteld zijn alle GIST positief voor CD117. Het immunohistochemisch onderzoek laat een intense cytoplasmatische aankleuring zien, soms met membraan en Golgizone accentuatie.Vrijwel alle tumorcellen kleuren overvloedig aan. Wanneer een tumor niet aankleurt voor CD117, moet de diagnose GIST op zijn minst in vraag gesteld worden; eventueel kan dit een reden zijn voor de vraag naar een ‘second opinion’. Sinds 1998 weten we dat GIST een activerende KIT mutatie kan vertonen. Meer nog: deze bevinding heeft de weg geopend voor een nieuwe therapeutische aanpak.Totnogtoe waren de behandelingsresultaten voor gemetastaseerde GIST ronduit bedroevend. In april 2001 werd voor het eerst een patiënte behandeld met een tyrosine kinase inhibitor, STI 571 (Glivec). Ondertussen zijn er al meerdere studies geweest, en de resultaten zijn zeer veelbelovend. Er dient evenwel op te worden gewezen dat het verhaal van GIST ingewikkelder is dan het hier lijkt. De activerende mutaties in het KIT proto-oncogen werden frequent gesitueerd in exon 9 en 13. Nu weten we dat mutaties ook in andere exonen (b.v. 11, 14 en 15) kunnen optreden en dat bovendien multipele mutaties kunnen optreden. Ook is er nog geen goede correlatie gevonden met het biologisch gedrag. Ook zien we dat deze tumoren dikwijls nog andere cytogenetische afwijkingen vertonen, buiten de KIT mutaties, zoals een verlies van chromosoom 14 en 22.Vermoedelijk leidt dit ook tot verlies van tumor suppressor genen. Samenvattend speelt het aan-
tonen van CD117 een belangrijke rol in de diagnose van GIST en in het instellen van therapie.We weten echter niet wat de invloed is van de beschreven cytogenetische afwijkingen op de therapierespons en de prognose.
drs Ph. Poortmans
EERSTE RESULTATEN Hoge dosis methotrexaat-gebaseerde chemotherapie gevolgd door radiotherapie bij lymfomen van het CZS: eerste resultaten van de fase II EORTC Trial 20962 Drs. Ph. Poortmans, Mede namens J.C. Kluin-Nelemans, H. Haaxma-Reiche, S. Brada, M. Fickers, M. Hansen, P. Soubeyran, M.Taphoorn, J.Thomas, M. van den Bent, C. van der Heul, G. van Imhoff, M. van ‘t Veer, I.Teodorovic, M. van Glabbeke, C. Rozewicz en de EORTC Lymphoma Group, De prognose van patiënten met NonAIDS gerelateerd Primair Central nervous system Lymphoma (NAPCL) behandeld met of zonder standaard chemotherapie, is slecht. Bemoedigende resultaten worden gemeld van schemata met hoog gedoseerde Methotrexaat. In EORTC verband werd een haalbaarheidsstudie opgezet om het effect van
4
vervolg van pagina 3
Gecombineerde behandeling uit de marge Dr. A. van der Gaast
systemische chemotherapie (MBVP), intrathecale MTX en schedelbestraling (WBRT) te onderzoeken. Resultaten Van oktober 1997 tot januari 2002, includeerden 12 Europese centra 51 patiënten. De hier gepresenteerde analyse is gebaseerd op de volledige gegevens van 42 patiënten. Een patiënt stierf door snelle tumorprogressie voor de start van de behandeling.Vier patiënten overleden gedurende de eerste behandelingscyclus en een patiënt gedurende de tweede.Vier patiënten kregen de schedelbestraling na een cyclus en 32 patiënten voltooiden de complete behandeling. Haematologische toxiciteit graad 3 and 4 trad op bij 76%. Response rate bij deze 42 patiënten was 74% na radiotherapie: 62% na twee kuren MBVP gevolgd door WBRT, en 12% na salvage radiotherapie bij stable disease of progressie tijdens chemotherapie.Twee patiënten (5%) zonder duidelijke response overleefden > 1 jaar en een van hen leeft nog steeds.Vijftien patiënten overleden: 8 door tumorprogressie, 5 waarschijnlijk door behandelingscomplicaties, 1 door laat optredende leucoencephalopathie en 1 door andere oorzaakdisease. De 2-years overleving (Kaplan-Meyer) is 69% (s.e. 8%). Conclusie Het MBVP chemotherapie schema gevolgd door consoliderende WBRT is zeer effectief bij patiënten met NAPCL in een multicentrische setting. De toxiciteit is acceptabel bij de meeste patiënten. De risicofactoren verantwoordelijk voor het 10% overlijdensrisico gedurende de behandeling zullen nader worden geanalyseerd en gepresenteerd.
PREOPERATIEVE CHEMO/ RADIOTHERAPIE bij patiënten met slokdarmkanker Dr. A. van der Gaast, internist-oncoloog Rotterdam Bij veel patiënten die zich presenteren met slikklachten op basis van een slokdarmcarcinoom is er op dat
en een 3 jaarsoverleving van 32% voor de gecombineerde behandeling versus 11 maanden en 6% voor de chirurgiealleen arm. Het gaat ook hier echter weer om betrekkelijk kleine groepen en is er het nodige aan te merken op de studieopzet. Soortgelijke gegevens lijken het resultaat van andere studies te zijn. Er lijkt ruimte te zijn voor een nieuwe chemoradiatiestudie waarbij carboplatin en paclitaxel als chemotherapeutica gebruikt worden, gevolgd door uitwendige radiotherapie en chirurgie. De eerste resultaten bij negentien patiënten zijn hoopgevend.
moment al sprake van uitgebreide lokale ziekte of uitzaaiingen. Zelfs bij patiënten met een resectabel proces is de 5 jaars overleving slechts tussen de 15 en 25%. Naast de gevestigde behandelingsmethodieken chirurgie en radiotherapie wordt de laatste tijd het concept van de preoperatieve chemoradiatie beproefd. Het lijkt dat beide behandelingsmodaliteiten werkzaam zijn tegen verschillende tumorcel populaties. Daarnaast is chemotherapie effectief tegen micrometastasen, terwijl radiotherapie vooral locoregionaal werkt. Ook zijn er aanwijzingen dat in dit model de chemotherapie de tumorcellen meer radiosensitief maakt. Inmiddels zijn er enkele studies bekend waarbij chemoradiatie vergeleken is met alleen radiotherapie met geclaimde 5 jaars overlevingspercentages van 5% voor de radiotherapiearm en 26% voor de chemoradiatiearm. Ook is binnen het chemoradiatieconcept vergeleken welke bestralingsdosis in de weging toxiciteit versus effectiviteit het beste lijkt. Gewoonlijk betreft het voor de chemotherapie cisplatin- 5 FU combinaties. In de Walsh-studie is het voordeel van chemoradiatie gevolgd door chirurgie versus alleen chirurgie evident: een mediane overleving van 16 maanden
COMBINATIE RADIOTHERAPIE EN CHEMOTHERAPIE BIJ BEHANDELING SOLIDE TUMOREN Dr. M.Verheij, radiotherapeut Nederlands Kankerinstituut Amsterdam De gecombineerde toepassing van radiotherapie en chemotherapie heeft de prognose van patiënten met vergevorderde solide tumoren verbeterd. Met name het gelijktijdig toedienen van beide behandelingsmodaliteiten resulteert in een geringere kans op lokaal recidieven en in een verbeterde overleving bij het hoofd-hals-, long-, cervix- en anuscarcinoom. Bovendien biedt deze benadering de mogelijkheid tot behoud van orgaanfunctie. Ook in de preoperatieve (zoals bij het oesophaguscarcinoom) en postoperatieve situatie (hoofd-, hals- en maagcarcinoom) lijkt chemoradiotherapie bij te dragen aan een verbeterd behandelingsresultaat. De voordelen van deze combinatiebehandeling (orgaansparend en hogere genezingskans) zijn duidelijk groter dan de nadelen (toename van acute toxiciteit).Verrassend is dat op dit moment in de literatuur nauwelijks of geen toename van ernstige late toxiciteit is gerapporteerd. Deze vormt immers de belangrijkste dosisbeperkende factor voor radiotherapie. Verdere verbetering kan op een aantal verschillende wijzen worden bereikt: (a) door het selectief en lokaal toedie-
5
nen van hoge doses chemotherapie; (b) door de toepassing van meer geavanceerde bestralingstechnieken teneinde normale weefselschade te beperken; (c) door het beter selecteren van patiënten en voorspellen van behandelrespons (micro-array technologie, biologische parameters), en (d) door het introduceren van nieuwe geneesmiddelen met een zeer specifiek werkingsmechanisme.
RESULTATEN CHEMORADIOTHERAPIE BIJ LOKAAL VOORTGESCHREDEN EN LOKAAL RECIDIEF RECTUMCARCINOOM Dr. H.Rutten, Mede namens G. Mannaerts, G. Nieuwenhuijzen, H. Martijn, H. van de Berg en G. Creemers Catharina Ziekenhuis Eindhoven. Bij de behandeling van het lokaal voortgeschreden en het lokaal reci-
Dr. H. Rutten
medisch specialisten ONCOlogisch
dief rectumcarcinoom zijn in de loop der jaren meerdere modaliteiten toegepast. Niet alleen de prognose, maar vooral ook de kwaliteit van leven bij de patiënten met deze ziektebeelden wordt bepaald door de mate waarin lokale tumorcontrole kan worden bereikt.Wij geven hier een overzicht van onze behandelingsstrategieën bij beide groepen in de periode 19942002. In deze periode werden 108 patiënten behandeld met een lokaal doorgroeiend rectumcarcinoom. Acht van hen werden van verdere analyse uitgesloten in verband met irresectabiliteit of metastasen op afstand, zodat de gegevens van 100 patiënten geanalyseerd werden. De eerste jaren werd gewoonlijk chirurgie in combinatie met radiotherapie tot een dosis van 50.4 Gy toegepast. Sinds 1999 wordt ervaring opgedaan met chemoradiatie (5FU en leucovorin in 1e en 5e week van de bestraling) en chirurgie. De eerste groep (radiatie) bestond uit 48 patiënten, de tweede groep (chemoradiatie) uit 52.
Resectiemarges in de tweede groep waren vaker vrij, met name de laatste jaren. Ook kon in deze groep vaker een resectie met anastomosering worden verricht. In deze zelfde periode werden 103 patiënten behandeld met een recidief rectumcarcinoom.Veertien van hen werden van verdere analyse uitgesloten in verband met irresectabiliteit of metastasering op afstand, zodat de gegevens van 89 patiënten geanalyseerd werden. Naast de bovenbeschreven behandelingsstrategieën, werd bij deze groep sinds 1997 ook de mogelijkheid van herbestraling op indicatie overwogen en toegepast. Vijftig patiënten waren op het moment van diagnose nog niet eerder radiotherapeutisch behandeld, 25 van deze groep werden in de periode voor 1999 bestraald en geopereerd en 25 kregen in de periode daarna chemoradiatie gevolgd door chirurgie. Reeds bestraald op het moment van de diagnose lokaal recidief waren 39 patiënten. Achttien patiënten uit de periode voor 1997 werden niet herbestraald en alleen geopereerd, terwijl 21 patiënten uit de periode na 1997 wel werden herbestraald tot een dosis van 30.6 Gy, 13 van hen in het kader van chemoradiatie. Met name in de groep die niet eerder radiotherapeutisch was behandeld kon in de loop van de jaren een verbetering van het percentage vrije resectieranden worden geconstateerd, maar ook de groep die in latere jaren na eerdere radiotherapie herbestraling en met name chemoradiatie kreeg had betere resultaten met betrekking tot de resectieranden. Vraag blijft natuurlijk in hoeverre voor deze verbetering van resultaten een betere chirurgische techniek dan wel de veranderingen in de ontwikkelingen van het bestralingsbeleid en dan met name de herbestraling en de chemoradiatie verantwoordelijk zijn. Samenvatting door Dr. J.A. Roukema Chirurg Tilburg Voor meer informatie over deze avond en de gehouden presentaties, zie www.ikz-net.nl > bibliotheek > ikz-uitgaven > presentaties.
6
7
Herstel en Balans in de IKZ-regio
Elkaar verstaan in een andere taal HET INTEGRAAL KANKERCENTRUM ZUID (IKZ) LEGT DE LAATSTE HAND AAN HET ‘ELKAAR VERSTAAN IN EEN ANDERE TAAL’, PATIËNTENVOORLICHTING AAN ALLOCHTONEN DAT MEDE TOT STAND IS GEKOMEN DOOR EEN SUBSIDIE VAN ZORG ONDERSTEUNING NEDERLAND (ZON). HET DOEL VAN HET PROJECT IS DAT DE VOORLICHTING BETER IS AFGESTEMD OP DE ZIEKTEBELEVING EN VERWERKINGSWIJZEN VAN ALLOCHTONE CHRONISCH ZIEKEN, ZODAT PATIËNTEN BETER KUNNEN OMGAAN MET DE ZIEKTE EN BEHANDELING. HET
PROJECT
EINDPRODUCT IS EEN TABEL MET AANDACHTSPUNTEN VOOR HULPVERLENERS ALS HULPMIDDEL VOOR DE COMMUNICATIE MET ALLOCHTONE PATIËNTEN.
In 1999 is het project ‘Elkaar verstaan in een andere taal’ gestart. De organisaties, zoals Palet (Steunpunt voor multiculturele ontwikkeling in NoordBrabant), GGD ‘Hart voor Brabant’, IGO (Instituut voor Gezondheids- en omgevingsvraagstukken) en diverse andere hulpverleners zoals VETC-ers (Voorlichters Eigen Taal en Cultuur) en artsen hebben aan dit project meegewerkt. In het kader van het project is een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan. Daarnaast zijn er interviews gehouden onder een aantal Turkse en Marokkaanse kankerpatiënten en een tiental hulpverleners bij verschillende zorginstellingen binnen de IKZ-regio. Aan de hand van deze literatuurstudie en interviews is een tabel met aandachtspunten opgesteld voor hulp-
verleners voor de voorlichting aan allochtone chronisch zieken. Het is een overzicht waarin belangrijke communicatie- en voorlichtingsaspecten zijn opgenomen en het biedt de mogelijkheid om de informatie zoveel mogelijk af te stemmen op het individu. In één opslag kan de hulpverlener zien wat belangrijk is om met de allochtone patiënt te bespreken gedurende de verschillende fases in het zorgproces. Naast een overzicht van de belangrijke gespreksonderwerpen wordt een bijlage geleverd waarbij informatie en tips worden gegeven hoe je hier mee om kunt gaan. Een aantal aspecten uit deze aandachtspuntenlijst worden hier belicht. Uit de literatuur en uit de interviews blijkt dat het opbouwen van een
vertrouwensrelatie met de patiënt onontbeerlijk is voor een goede communicatie. Dit betekent dat tijdens alle fases, kennismaking, diagnose, behandeling, nazorg en eventueel de palliatieve fase, die een patiënt doorloopt, aandacht aan dit aspect besteed zou moeten worden. Ook taal is een belangrijke randvoorwaarde voor de communicatie. Uit de interviews en literatuur blijkt dat allochtone patiënten vaak een familie-lid meenemen als tolk. Hier kunnen nadelen aan kleven, gezien de soms jonge leeftijd en de te grote betrokkenheid van de tolk. De hulpverleners gaven in de interviews aan dat zij negatief staan tegenover een minder-jarig kind dat voor ouders tolkt.Verder heeft men er twijfels over of de informatie wel volledig werd overgebracht. Het inschakelen van een professionele tolk brengt andere problemen met zich mee en soms bestaat er onduidelijkheid over het inschakelen van een tolk of zorgconsulent. De bijlage bij de aandachtspuntenlijst geeft dan ook extra informatie en tips over het inschakelen van deze professionals. medewerksters IKZ, drs. E. de Louwere en J. Nogossek
medisch specialisten ONCOlogisch
Verder kan bijvoorbeeld religie een belangrijk rol spelen. De nadruk ligt hier wel op ‘kan’ omdat elke patiënt dit natuurlijk voor zichzelf weer anders invult. Binnen elk volk en binnen elke religie bestaan er grote verschillen tussen mensen. Als je bijvoorbeeld weet dat binnen een bepaalde religie voedselvoorschiften, gebed of lezing belangrijk is, betekent dit nog niet dat dit voor een individuele zieke, die die bepaalde religie aanhangt ook zo is. Dit laatste is dan ook het uitgangspunt waarvoor het IKZ heeft gekozen. Het is belangrijk dat ieder individu zo open mogelijk tegemoet wordt getreden, zonder stereotyperingen en dat de communicatie wordt afgestemd op het individu. Daarom is informatie over de etnische of nationale achtergrond waarmee rekening gehouden moet worden niet van het eerste belang. Het is belangrijk bij de patiënt zelf na te vragen hoe hij/zij tegen een bepaald onderwerp aankijkt zonder van tevoren dit al te hebben ingevuld voor de patiënt. Om deze reden is voor een aandachtspuntentabel gekozen en niet voor een boekwerk met allerlei culturele informatie. In deze tabel wordt aangegeven welke onderwerpen belangrijk zijn om samen met de patiënt te bespreken. Hierdoor krijgt de hulpverlener een goed beeld van de patiënt, waardoor hij/zij een zo adequaat mogelijke zorg kan bieden. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de aandachtspuntentabel met bijbehorende bijlage. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de tabel op een handzaam geplastificeerd kaartje ter beschikking wordt gesteld aan oncologische hulpverleners. De bijlage waarin achtergrondinformatie en tips met betrekking tot de onderwerpen staat vermeld, wordt er apart bij geleverd. Het streven is om dit product in november 2002 te kunnen verstrekken. Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Esther de Louwere, medewerker patiëntenvoorlichting IKZ,
[email protected].
Door verbeterde overlevingsperspectieven krijgt kanker meer en meer een chronisch karakter. De ziekte kanker en de vaak intensieve behandelingen hebben aanzienlijke gevolgen voor de patiënt, zowel fysiek als psychisch en sociaal. In de IKZ-regio is het hulpaanbod na behandeling voor kankerpatiënten divers. Nazorg bestaat momenteel voornamelijk uit medische controles. De patiënt kán voor verdere hulp een beroep doen op de huisarts, oncologieverpleegkundige, maatschappelijk werker of psycholoog, en de thuiszorg. Ook kán de patiënt terecht voor lotgenotencontact bij een patiëntenvereniging en bij (inloop)huizen, zoals het Vicki Brownhuis en het Toon Hermans Huis. Echter een gestructureerd aanbod van gevarieerde nazorg voor kankerpatiënten ontbreekt in de IKZ-regio. Inmiddels zijn over het hele land verspreid revalidatieprogramma’s onder de naam ‘Herstel en Balans’ voor mensen met kanker opgezet en uitgevoerd of worden daartoe initiatieven ondernomen. Deze revalidatieprogramma’s zijn groepsprogramma’s, waarin een bewegingsmodule en een psycho-educatieve module zijn geïntegreerd. De programma’s zijn ontwikkeld om de kwaliteit van leven en het functioneren van mensen met kanker te optimaliseren door de lichamelijke en psychosociale weerbaarheid te verbeteren. In juni 2001 zijn door de Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC) en de Vereniging Revalidatie Instellingen Nederland (VRIN) de Kwaliteitscriteria Groepsrevalidatie Oncologie vastgesteld. Deze criteria vormen het kader waarbinnen groepsrevalidatieprogramma’s moeten worden uitgevoerd om in aanmerking te komen voor gebruik van de naam Herstel en Balans en voor ondersteuning door de IKC’s. De kwaliteitscriteria definiëren onder meer in- en exclusiecriteria van de doelgroep, vereiste programmaonderdelen, groepsgrootte, vereiste en gewenste deskundigheden, benodigde facilitaire voorzieningen en noodzakelijke documentatie ter toetsing. De criteria bieden ruimte om binnen het revalidatieprogramma aan te sluiten op individuele wensen van patiënten, zodat ook maatwerk geleverd kan worden.Tevens zijn de criteria de basis voor financiering door zorgverzekeraars. CZ zorgverzekeringen heeft besloten om per 1 juni 2002 deelname aan het programma te vergoeden voor alle verzekerden, die over een aanvullende polis beschikken.Voorwaarde hiervoor is, dat de zorgaanbieder gecertificeerd is door de Stichting Herstel en Balans. Gezien bovengenoemde ontwikkelingen, waaronder de groeiende waarborg voor continuïteit van de programma’s door middel van structurele financiering, heeft het IKZ besloten zich in te zetten voor de realisatie van revalidatieprogramma’s in de IKZ-regio. Op dit moment worden er revalidatieprogramma’s ontwikkeld in Breda (samenwerking Amphia-ziekenhuis en Revalidatiecentrum Breda) en in het Jeroen Bosch ziekenhuis in ‘s-Hertogenbosch. Daarnaast zijn er initiatieven in enkele ziekenhuizen in de regio Zuidoost Brabant en in de regio Tilburg. Op 10 oktober zal er een landelijke bijscholing plaatsvinden in Utrecht rondom Groepsrevalidatie Oncologie. Deze is bedoeld voor trainers van de bewegingsmodule, begeleiders van de psycho-educatieve module, programmacoördinatoren, managers, onderzoekers en andere betrokkenen. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Janny van den Eijnden-van Raaij, sectorhoofd patiëntenzorg IKZ, tel. (040) 297 16 16.
8
9
medisch specialisten ONCOlogisch
PERSONALIA In de Stichting Ziekenhuizen Noord-Limburg, locatie Venlo is sinds 1 oktober 2001 als uroloog de heer R.B.C.B. Lewicz werkzaam.
I. Melis en D. Leenhouwers
Project Trialparticipatie III van start In de IKZ-regio is per 1 september het project Trialparticipatie III gestart. Dit project is een vervolg op twee eerdere projecten, die tot doel hadden de trialparticipatie in oncologische studies te bevorderen.Terwijl het eerste project (Trialparticipatie I) decentraal in enkele ziekenhuizen werd uitgevoerd werd het tweede project (Trialparticipatie II), op initiatief van de werkgroep medisch oncologen (Interzol), centraal vanuit het IKZ aangestuurd en uitgevoerd door een coördinator Oncologische Trials in samenspraak met een medisch oncoloog. Met laatstgenoemd project heeft het IKZ de taak op zich genomen om de hulpverleners bij de start en uitvoering van oncologische trials te ondersteunen. Niet alleen is hulp geboden bij de administratieve afhandeling rondom de locale uitvoerbaarheidtoetsing van een aantal studies, maar ook zijn er ondersteunende trialdocumenten ontwikkeld. Verder is in 2002 de werkgroep Trialparticipatie opgericht, een werkgroep voor (trial)verpleegkundigen oncologie. De werkgroep heeft als doel om kennis en ervaringen uit te wisselen rondom de uitvoering van klinisch wetenschappelijk onderzoek bij oncologiepatiënten binnen de eigen instelling.Verder richt de werkgroep zich op een
Romek Lewicz behaalde op 19 oktober 1990 zijn artsexamen aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. “Aansluitend vervulde ik de militaire dienstplicht als arts-assistent cardiologie/chirurgie in het perifere team gevestigd in het ziekenhuis ‘de Tjongerschans’ te Heerenveen”, vertelt hij. Van 1 januari 1992 tot 1 juli 1993 was Romek Lewicz werkzaam in de AGNIO-chirurgie in het Dijkzigt, Academisch Ziekenhuis in Rotterdam. Na zeven maanden bij de chirurgie in het IJssellandziekenhuis in Capelle aan de IJssel te hebben gewerkt, volgde hij op 1 oktober 1994 de opleiding Urologie. De vooropleiding chirurgie kreeg hij in het Sint Joseph Ziekenhuis in Veldhoven. Het urologische deel van de opleiding vond plaats in het Spaarne Ziekenhuis in Haarlem en het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit in Amsterdam. Voor een periode van vier maanden was Romek Lewicz gedetacheerd bij het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam. Sinds januari 2002 staat hij geregistreerd als uroloog en was hij gedurende negen maanden als chef de clinique werkzaam in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in de hoofdstad. Romek Lewicz: “Als geboren Bredanaar c.q. Brabander had ik de wens me uiteindelijk definitief in het zuiden des lands te vestigen”.
goede afstemming tussen verpleegkundigen en specialisten op het gebied van trials, hetgeen de kwaliteit in de uitvoering van de studie ten goede komt.Tenslotte zijn tijdens het project de nieuwste ontwikkelingen rondom nieuwe trials bekendgemaakt via ‘Trialnieuws’, een regionaal bulletin voor medisch oncologen en verpleegkundigen in de IKZ-regio.
Drs. R. Lewicz
De heer K. Bosscha is per 1 januari 2002 toegetreden tot de maatschap chirurgie in het Jeroen Bosch Ziekenhuis, locatie Groot Ziekengasthuis/ Willem Alexander Ziekenhuis te ‘s-Hertogenbosch.
De positieve reacties, die vanuit het veld zijn ontvangen, zijn de belangrijkste drijfveer om het project te continueren. Binnen het project Trialparticipatie III zal de ondersteuning worden uitgebreid naar alle andere medische disciplines. Het project zal vanuit het IKZ worden uitgevoerd door Inge Melis, coördinerend trialverpleegkundige en Dave Leenhouwers, datamanager. In de diverse bijeenkomsten van de tumorwerkgroepen zal nader aandacht aan dit project worden besteed. Eveneens zal in het Oncologisch bulletin voor Specialisten regelmatig verslag worden gedaan van de voortgang van dit project. Dr. K. Bosscha
Koop Bosscha studeerde medicijnen in Gent, België en Amsterdam. In 1989 behaalde hij het artsexamen. Hierna werkte hij als AGNIO chirurgie in Haarlem en op de chirurgische intensive care van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Op 1 januari 1994 startte Koop Bosscha met de opleiding chirurgie onder supervisie van prof. dr.Th.J.M.V. van Vroonhoven. In de periode 1997-1999 werkte hij als AGIO chirurgie in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein onder supervisie van respectievelijk dr.T.J. Bast en dr. P.M.N.Y.H. Go. In 1998 promoveerde hij bij prof. dr. Chr. van der Werken op het proefschrift ‘Aspects of generalized peritonitis and open management of the abdomen’.Vanaf 1 juli 1999 werkte hij als staflid op de afdeling oncologische en gastro-enterologische chirurgie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, alwaar hij zich met name bezighield met slokdarm-, lever-, en pancreaspathologie. Sinds 1 januari 2002 is Koop Bosscha werkzaam te ‘s-Hertogenbosch, alwaar hij binnenkort dr. J.Wever zal opvolgen als opleider van de afdeling chirurgie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis.
10
vervolg van pagina 9
Sinds 1 oktober 2001 is de heer M.W. Dercksen werkzaam in het Máxima Medisch Centrum in Eindhoven. Dr. M. Dercksen
Als radiotherapeut-oncoloog aan het Dr. Bernard Verbeeten Instituut in Tilburg is sinds 1 mei 2002 de heer T. Veninga werkzaam.
Drs.T.Veninga
medisch specialisten ONCOlogisch
Elektronische gids Oncologische Zorg
Personalia
Wouter Dercksen studeerde medicijnen in Leiden en behaalde in 1989 zijn artsexamen. Hierna vervulde hij zijn dienstplicht als militair arts bij de Militaire Bloedtransfusiedienst in Amsterdam. In deze periode was hij voornamelijk werkzaam op het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst. Aldaar en in het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit in Amsterdam verrichtte hij van 1991 tot 1995 promotie-onderzoek, dat resulteerde in een proefschrift getiteld: ‘Homing of Peripheral Blood Heamotopoietic Progenitor cells’. Wouter Dercksen volgde de opleiding tot internist in het Diakonessenhuis en het Academisch Ziekenhuis in Utrecht, waarna hij zijn specialisatie als internist-oncoloog volgde in het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit in Amsterdam.
11
Theo Veninga is geboren in 1964 in Groningen. Zijn universitaire studie heeft hij gevolgd aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Aansluitend vertrok hij naar de Nederlandse Antillen waar hij in het Elisabeth Hospitaal in Willemstad, Curaçao, zijn co-assistentschappen had doorgebracht. Theo Veninga: “Op deze tropische locatie besloot ik mijn carrière voort te zetten in de Radiotherapie. Aldus kwam ik in 1992 terecht in de Dr. Daniël den Hoed Kliniek in Rotterdam. Hier heb ik, in het kader van vervangende dienstplicht, anderhalf jaar gewerkt als onderzoeksmedewerker op het Radiobiologisch laboratorium.” Vervolgens was Theo Veninga aldaar van 1994 tot 1995 werkzaam als arts-assistent Radiotherapie. Om zijn klinische ervaring te verruimen heeft hij daarna tijdelijk zijn blikveld verlegd naar Interne Geneeskunde en Cardiologie in het Elisabeth Ziekenhuis te Amersfoort (later gefuseerd tot ziekenhuis Eemland). In 1997 is hij gestart met de opleiding Radiotherapie in Nijmegen, eerst bij prof. dr.W.A.J. van Daal en vervolgens bij prof. dr. J.W.H. Leer.Tijdens zijn opleiding heeft Theo Veninga interesse gekregen voor de NeuroOncologie. Met name heeft hij zich beziggehouden met imageregistratie, dat wil zeggen het fuseren of ‘matchen’ van digitale beelden. Na de opleiding verruilde hij het Nijmeegse voor het Tilburgse. “Eén van de redenen hiervoor was uiteraard de reputatie van Tilburg als neurochirurgisch centrum. Daarnaast biedt het Verbeeten Instituut een prettige werkomgeving waar ik me al aardig thuis begin te voelen. Inmiddels hebben we een prettig huis gevonden in Goirle. Zowel werk- als woonplaats bevallen tot nu toe uitstekend. Ik hoop de komende jaren hier met veel plezier te werken”, aldus Theo Veninga.
Op het IKZ vond op 6 juni jl. een bijeenkomst plaats, waarin gediscussieerd werd over de Elektronische Gids Oncologische Zorg, die door de Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC) in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen (NIAZ) wordt ontwikkeld. De Gids is in de eerste plaats bruikbaar als instrument voor zelfevaluatie van ziekenhuizen op het gebied van de Oncologische Zorg. Daarnaast kan de informatie, die door middel van de Gids wordt verzameld, gebruikt worden bij visitaties en in de toekomst bij accreditatie.Tegelijkertijd wordt er een management tool ontwikkeld, waarmee de resultaten van een ziekenhuis kunnen worden vergeleken met die van eerdere evaluaties en met de resultaten van andere ziekenhuizen. Tijdens de bijeenkomst, waar afgevaardigden van de diverse ziekenhuizen in de IKZ-regio aanwezig waren, werd na een inleiding door S. Brenninkmeijer, voorzitter Medisch Advies College, vanuit het IKZ een demonstratie gegeven over het gebruik van de Gids. Daarna werden de voorgestelde normen, die gebaseerd zijn op het Kwaliteitskader Organisatie Oncologische Zorg, en die opgenomen zullen worden in de Gids, bediscussieerd. Het commentaar op de normteksten - nu vervangen door de term ‘kaderteksten’ - is kenbaar gemaakt aan de VIKC/NIAZ groep. Op 19 juni jl. vond in Utrecht een bijeenkomst plaats van vertegenwoordigers van de integrale kankercentra, die bij de ontwikkeling van de Elektronische Gids betrokken zijn.Tijdens deze bijeenkomst werden de commentaren van alle regio’s besproken. De wijzigingsvoorstellen van het IKZ zijn met enthousiasme ontvangen en vrijwel geheel overgenomen. De aanpassingen worden momenteel verwerkt tot een testversie van de Elektronische Gids, die in het najaar van 2002 in twee ziekenhuizen in de IKZ-regio zal worden uitgetest.Tevens zal op woensdag 9 oktober 2002 een landelijke bijeenkomst worden georganiseerd, waarvoor professionals uit alle regio’s worden uitgenodigd, om de landelijke kaderteksten definitief vast te stellen.
Symposium Richtlijnen in de oncologie OP 31
OKTOBER
2002
PROGRAMMABUREAU RICHTKANKERCENTRA (VIKC) HET ONCOLOGIE, EEN BRUG TUSSEN THEORIE EN
ORGANISEERT HET
LIJNEN VAN DE VERENIGING VAN INTEGRALE SYMPOSIUM
‘RICHTLIJNEN
IN DE
PRAKTIJK’. HET SYMPOSIUM WORDT GEORGANISEERD IN SAMENWERKING MET DE
ORDE VAN MEDISCH SPECIALISTEN CBO.
EN HET
KWALITEITSINSTITUUT
VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
HET
SYMPOSIUM IS BEDOELD VOOR DE CONSULENTEN VAN DE INTEGRALE
KANKERCENTRA, DE VOORZITTERS VAN DE ONCOLOGIECOMMISSIES EN DE VOORZITTERS VAN DE REGIONALE EN LANDELIJKE TUMORWERKGROEPEN.
In de dagelijkse praktijk krijgen specialisten steeds meer te maken met het gebruik van richtlijnen. Op dit symposium wordt een aantal aspecten belicht die aan richtlijnontwikkeling en het werken met richtlijnen zijn verbonden, zoals de methodiek van richtlijnontwikkeling, de juridische consequenties van het werken met richtlijnen, de invoering en toepassing van richtlijnen in de praktijk en de effecten van richtlijnen op de kwaliteit van de zorg. Op het symposium is veel tijd gereserveerd voor discussie. Bij elk onderwerp zal een medicus-practicus de discussie openen, zodat een brug kan worden geslagen tussen theorie en praktijk. Bij de Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO) is accreditatie aangevraagd. De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) heeft accreditatie toegekend voor 2 punten in categorie 2. Informatie en inschrijving Het symposium vindt plaats op donderdag 31 oktober 2002 van 12.30 tot 17.00 uur in de Jaarbeurs te Utrecht. Aan het symposium zijn geen kosten verbonden. Voor meer informatie kunt u terecht bij Sonja Kersten van het Programmabureau Richtlijnen van de Vereniging van Integrale Kankercentra, telefoon 030 - 234 37 80, e-mail
[email protected].