Inhoud 3
Voorwoord
4
Aanjagen innovatie kerntaak HBA
8
Beloning voor innovatief ambachtelijk ondernemen
10
Innovatie hoeft niet altijd veel geld te kosten
12
Professioneel onderzoek lost mysterie aangetast riet op
14
Toeval leidt Suzanne Zenden naar octrooi
16
ROMAZO verplicht haar leden tot arbozorg
18
Opmars CAD/CAM in tandtechniek
20
Kennis omzetten in kassa
22
PBO’s aangewezen organisaties om innovatie in MKB te stimuleren
24
Innovatie vast agendapunt bij CAO-overleg
27
Iedereen is gebaat bij innovatie MKB
30
Samenstelling Bestuur en commissies; vertegenwoordigingen
34
Financieel verslag 2003
36
HBA-Publicaties 2003
HBA-publicatiereeksnr. 304
2
Ook voor ambachtelijke bedrijven is innovatie een belangrijk instrument om zich te handhaven en te versterken. Dit jaarverslag, dat voor een belangrijk deel in het teken van innovatie staat, maakt duidelijk dat ambachtelijke ondernemingen en brancheorganisaties belangstelling en talent hebben voor vernieuwing. Dat is niet verbazingwekkend want innovatie vergt creativiteit, een eigenschap die ambachtsmensen letterlijk en figuurlijk in hun vingers hebben. Op de volgende pagina’s zijn daar diverse knappe staaltjes van te vinden.
Voorwoord Weinig onderwerpen hebben in 2003 zo sterk in de belangstelling gestaan als ‘innovatie’. Daar is ook alle reden voor. Vernieuwing is een van de touwladders die ons in staat stellen uit het economisch dal te klimmen waarin we ons in het verslagjaar bevonden.
Soms is er voor ondernemers meer nodig dan ‘alleen’ belangstelling en talent om innovatie met succes te kunnen doorvoeren. In dergelijke situaties kunnen branche-organisaties hun meerwaarde bewijzen. In dit jaarverslag wordt duidelijk dat bijvoorbeeld de Vakfederatie Rietdekkers en ROMAZO dat met verve hebben gedaan. In bepaalde gevallen moeten de krachten van de ambachtelijke sector in zijn geheel worden gebundeld om een bepaalde innovatie te kunnen doorvoeren. Dan is het tijd voor een Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie [PBO] als het Hoofdbedrijfschap Ambachten [HBA] om het voortouw te nemen. De succesvolle ict-campagne ‘Over de digitale drempel’, die het HBA samen met het Hoofdbedrijfschap Detailhandel heeft opgezet om het gebruik van automatisering te stimuleren, toont aan dat het HBA die verantwoordelijkheid graag op zich neemt. Ook twee kamerleden en een vakbondsbestuurder zeggen in dit jaarverslag dat een PBO als het HBA de aangewezen partij is om innovatie in zijn sector te stimuleren en door te voeren. Het HBA laat zich daar graag op afrekenen. P. Kalle, voorzitter HBA
3
HBA-secretaris Hans Nelson:
Aanjagen innovatie kerntaak HBA ‘Hoe je het ook wendt of keert, innovatie is de kern van alles. Dat geldt voor het bedrijfsleven in het algemeen en voor het ambacht in het bijzonder. Innovatie is van belang voor de verhoging van de productiviteit, een betere klantbenadering, grotere omzetstijging, hogere winsten en een sterkere concurrentiepositie.’
4
Technologische kennis
Bij technologische kennis gaat het vooral om vernieuwing van producten en productieprocessen. Uit onderzoek in 1998 bleek dat 51% van de ambachtelijke bedrijven een computer voor de bedrijfsvoering gebruikte tegenover 80% in het totale bedrijfsleven. Ook de detailhandel bleek in een achterstandspositie te verkeren. Reden voor het HBA om samen met het Hoofdbedrijfschap Detailhandel [HBD] de campagne O3D op te zetten teneinde de toepassing van ICT in de twee sectoren te stimuleren. Die actie heeft volgens Nelson in een behoefte voorzien: ‘Twintig ambachtelijke branches hebben deelgenomen aan deze campagne waarmee in totaal 3,5 miljoen euro was gemoeid. Het Ministerie van Economische Zaken heeft daarvan overigens een flink deel betaald.
Drs. Hans Nelson, algemeen secretaris van het Hoofdbedrijfschap Ambachten, beschouwt het stimuleren van innovatie in het ambachtelijk bedrijfsleven dan ook als een van de belangrijkste taken van ‘zijn’ organisatie: ‘Bedrijven in de ambachtelijke sector zijn over het algemeen zo kleinschalig dat ze nauwelijks gelegenheid hebben om aandacht te besteden aan innovatie als specifiek onderwerp en dat liever aan anderen overlaten. Hun brancheorganisaties doen dat wel, maar zijn ook vaak beperkt door hun bescheiden omvang. Er zijn 40 branches bij ons aangesloten die 60.000 ondernemingen vertegenwoordigen die bij elkaar zo’n 250.000 werknemers tellen. Het spreekt daarom vanzelf dat wij een schakelfunctie vervullen in de verspreiding van kennis en het aanjagen van innovatie bij de ondernemingen.’
Uit onderzoek in 2003 blijkt dat inmiddels 70% van de ambachtelijke bedrijven een computer gebruikt. De achterstand is weliswaar nog niet helemaal weggewerkt, maar wel voor een flink deel ingelopen. Het ligt voor de hand om de campagne een vervolg te geven.’ Certificering en erkenningsregelingen zijn voorbeelden van andere manieren waarmee het HBA de verspreiding van technologische kennis stimuleert. Zij banen de weg naar nieuwe producten en nieuwe productieprocessen. Bovendien bieden ze ondernemers, die voldoen aan bepaalde eisen vanuit de branchecode, de mogelijkheid zich te onderscheiden van collega’s.
Organisatorische kennis
Het HBA stimuleert zijn doelgroepen tot innovatie door het aanbieden van vier soorten kennis: organisatorische kennis, technologische kennis, marktkennis en sociale kennis en vaardigheden. ‘Bij organisatorische kennis maken we bestaande kennis op een innovatieve manier gereed en mobiliseren die voor het ambachtelijke bedrijfsleven,’ legt Nelson uit. ‘Dit levert bijvoorbeeld de branchecodes op die de weten regelgeving en ‘the state of the art’ op een bepaald terrein bevatten. We halen die kennis op bij de brancheorganisatie om deze vervolgens in een branchecode te formuleren en wel op zo’n manier dat ze behapbaar zijn voor ondernemers. Een ander voorbeeld van organisatorische kennis is ons startershandboek. Dit werken we uit voor branches die dat willen, zodat beginnende ambachtelijke ondernemers daarvan zo goed mogelijk kunnen profiteren.’
5
Marktkennis
Sociale kennis en vaardigheden
Het CBS verzamelt geen sociaal-economische data voor ambachtelijke branches omdat deze daarvoor te klein zijn. Daarom brengt het HBA aan de hand van zogenaamde branche-structuuronderzoeken marktontwikkelingen in het algemeen in kaart. Vervolgens maakt het die informatie transparant voor ondernemers en brancheorganisaties zodat ondernemers daarmee hun productiviteit kunnen verhogen.
Een moderne en innovatieve bedrijfsvoering vraagt om sociale kennis en vaardigheden. Het HBA zorgt voor een ruim aanbod van cursussen, training, lesmateriaal en dergelijke zodat die nieuwe vaardigheden binnen de onderneming voor ondernemers en werknemers worden gerealiseerd. Dat geldt zeker voor het ambachtelijk bedrijf, dat in direct contact staat met klanten en opdrachtgevers. Op het gebied van arbeidsomstandigheden voor kappers bijvoorbeeld heeft het HBA financieel bijgedragen aan ‘de Healthy Hairdresser; jouw gezondheid telt’. Deze campagne heeft in 2003 zowel de Nederlandse Publieksprijs Goede Praktijken als de Europese Prijs gewonnen.
Overheid.nl monitor 2003: HBA heeft beste PBO website
De website van het HBA [www.hba.nl] is in het onderzoek van De Overheid.nl Monitor 2003 op de eerste plaats geëindigd in de ranglijst van Publiekrechtelijke Bedrijfs- en Beroepsorganisaties [PBO].
Elke branche heeft in Nederland zijn eigen opleiding en eigen structuur. Nelson: ‘Een vervelend nevengevolg van die situatie is dat branches de kennis en diploma’s van elkaar niet erkennen, ook niet van aanpalende bedrijfstakken. Het ligt voor de hand om te bekijken hoe je elders verworven kennis en ervaring toch kunt benutten voor een andere branche. Daarom zijn wij, eveneens met steun van ‘Brussel’, in 2003 begonnen met de ontwikkeling van een procedure voor Elders en eerder Verworven Competenties [EVC]. Dit is vooral van belang voor mensen die geen diploma hebben maar wel in de loop der tijd in de praktijk vaardigheden hebben ontwikkeld die voor ambachtelijke beroepen van belang zijn. Bovendien kan deze innovatieve benadering een oplossing betekenen voor ondernemers in branches die moeilijk aan personeel komen. Daarnaast stimuleren we dat meer technische ambachten aantrekkelijker worden voor vrouwen.’ Eveneens vernieuwend is het experiment dat het HBA in 2003, met Europese subsidie, is begonnen met het inzetten van websites of interactieve sites voor
De Overheid.nl monitor is een jaarlijks onderzoek naar de kwaliteit van overheidswebsites, dat in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt uitgevoerd. Het HBA scoorde het hoogst in de categorie Publiekrechtelijke Bedrijfs- en Beroepsorganisaties. Daarbij werden 27 websites onderzocht aan de hand van de volgende criteria: - gebruikersvriendelijkheid - algemene informatie & actualiteit - bestuurlijke informatie - dienstverlening - participatie [interactie met de bezoeker] - technische toegankelijkheid - e-mailrespons Hans Nelson, algemeen secretaris van het HBA, is bijzonder verheugd over deze erkenning: ‘Zeker ook gezien het succes van de O3Dcampagne die we samen met het HBD hebben gevoerd, ervaren we dit als een stimulans om door te gaan op de ingeslagen weg.’
6
onderwijsdoeleinden. Het betreft in eerste instantie de voortgangscontrole van de prestaties van een leerling tussen een leerbedrijf, de school en de leerling. Nelson: ‘Deze begeleiding op afstand wordt met name belangrijk voor branches die vrij kleine opleidingen hebben en waarvan de leerlingen uitzwermen over het hele land.’
baar stellen aan branches en brancheorganisaties.’ Maar ook de speciale website www.vaktoppers.nl die bestemd is voor jonge leerlingen en hun ouders en dekanen. Daar zijn alle HBA-beroepen mét de opleidingsmogelijkheden op te vinden.’ Een ander voorbeeld is deelname aan het populaire televisieprogramma ‘Looking Good’ met de gelijknamige website daaraan gekoppeld. Ook dit doen we samen met het HBD. ‘We hebben wekelijks een bereik van tussen de 1,2 en 1,5 miljoen kijkers. Het programma stimuleert aantoonbaar kijkers naar de kapper te gaan en verbetert zijn imago, met name als adviseur. Daaruit blijkt dat de innovatie die wij zelf zo enthousiast propageren geen wijsheid uit de ivoren toren is, maar tastbare resultaten oplevert,’ aldus de HBA-secretaris.
Tastbare resultaten
Het HBA benut ook zelf diverse innovatieve methodes om zijn instrumenten naar buiten te brengen. Nelson: ‘We hebben een eigen website [zie ook kader, red.] die maandelijks ongeveer 15.000 bezoekers trekt. Daarnaast ontwikkelen we sites over bepaalde projecten of onderwerpen. Zo hebben we de O3D-site en de ‘aan het werk site’ waarin we veel kennis over sociaaleconomische wet- en regelgeving ontsluiten en beschik-
De bij het HBA aangesloten branches: Voedingsambacht Banketbakkersbedrijf Consumptie-ijsbereidingsbedrijf Slagersbedrijf Gebouwverzorgend ambacht Glazenwassersbedrijf Schoorsteenvegersbedrijf Bouwambacht Bestratingsbedrijf Dakdekkersbedrijf Glasbewerkingsbedrijf Glazeniersbedrijf Parketvloerenleggersbedrijf Voegbedrijf Zonweringsbedrijf Productieambacht Fijnkeramisch bedrijf Maatoverhemdenbedrijf Maatschoenmakersbedrijf Modisterijbedrijf Muziekinstrumentmakersbedrijf Natuursteenbedrijf
Reparatieambacht consumptiegoederen Fietsherstellersbedrijf Goud- en zilversmidsbedrijf Kledingreparatiebedrijf Lederwarenambacht Naaimachinebedrijf Schoenherstellersbedrijf Textielreinigingsbedrijf Uurwerkmakersbedrijf Zadelmakersbedrijf Uiterlijke verzorgingsambacht Kappersbedrijf Grimeursbedrijf Toneelkappersbedrijf Schoonheidsverzorgingsbedrijf Voetverzorgingsbedrijf Medische hulpmiddelentechniek Optiekbedrijf Orthopedisch schoentechnisch bedrijf Tandtechnisch laboratoriumbedrijf Dierverzorgend ambacht Dierenpensionbedrijf Hondentrimbedrijf
7
HBA-Innovatieprijs:
Beloning voor innovatief ambachtelijk ondernemen Het HBA stelt voor 2004 een Innovatieprijs in om vernieuwing in de aangesloten branches verder te stimuleren. Ambachtelijke bedrijven maar ook instellingen en organisaties die deze ondernemingen ondersteunen, kunnen meedingen. Het bedrijf met het beste en meest originele idee voor innovatief ambachtelijk ondernemen ontvangt een geldprijs van 7500 euro. De tweede prijs bedraagt 5.000 euro, de derde prijs 2.500 euro. Een vakkundige jury beoordeelt de inzendingen.
8
De producten en diensten zelf vormen een derde categorie. Daartoe behoren bijvoorbeeld het ontwerp van een nieuw product of nieuwe dienst, grensverleggende ict-toepassingen in bestaande producten of diensten, toepassing van milieuvriendelijke materialen en teleservice- of diagnosesystemen. Een vierde categorie is de relatie met klanten of opdrachtgevers. Dan gaat het bijvoorbeeld om innovaties zoals e-catalogus, e-commerce, e-klantenmanagement of nieuwe methoden om wensen in maatwerk voor de klant om te zetten. Tot slot zijn er innovaties die te maken hebben met het gebruik van internet voor informatie- en kennisbeheer binnen een branche. Daarbij kan het gaan om een internet branchecode of normenbank, digitale gegevensuitwisseling tussen bedrijven en brancheorganisaties, een internetforum voor ervaringsuitwisseling van bedrijven of een gemeenschappelijk acquisitiecentrum.
De Innovatieprijs beloont voorbeelden van ‘best practices’, die inspirerend werken voor andere bedrijven. Bovendien wil het HBA dat de prijs eraan bijdraagt dat vernieuwing in het ambacht een vanzelfsprekende zaak is. Dit moet er onder andere toe leiden dat ictbedrijven zich ook nadrukkelijker richten op ambachtelijke ondernemingen. Voorbeeldwerking
Een vijf leden tellende jury beoordeelt de aangedragen innovaties op diverse criteria. Een belangrijke maatstaf is de mogelijke voorbeeldwerking in het ambacht en de originaliteit binnen de context van het ambachtelijk bedrijfsleven. De inzending moet ook bijdragen aan het prestatie- en concurrentievermogen van het ambacht. Een derde norm is dat de voorgestelde innovatie ook elders in het ambacht realiseringsmogelijkheden heeft. Tenslotte speelt de duurzaamheid van het idee of de oplossing mee in de beoordeling. Soorten innovaties
Bij de beoordeling van de inzendingen maakt de vakjury onderscheid tussen vijf categorieën waarop de innovatie betrekking kan hebben. Ten eerste kan het voorgestelde vernieuwende idee gericht zijn op het ondernemingsproces. Hierbij valt te denken aan econsulting, bedrijfsvergelijking, bedrijfsovername of -opvolging of het ontdekken van markt/niche. Ten tweede kan een innovatie betrekking hebben op het productie- en arbeidsproces. Daarbij gaat het om toepassingen van geavanceerde technieken voor bijvoorbeeld kwaliteitsborging, communicatie tussen werkplek en bedrijfslocatie, leren op afstand via ict of een internet-leerwerkplekkenbeurs.
Informatie over de aanmelding en deelname aan de HBA-Innovatieprijs is te vinden op de website www.hba.nl
InnovatiePrijs
9
Innovatie hoeft niet altijd veel geld te kosten 20% uitval verleden tijd bij Klokkenmakerij Van der Meulen
Doorlichting van het bestaande productieproces op mogelijkheden tot verbetering is een eenvoudige vorm van innovatie die aanzienlijke resultaten kan opleveren. Een voorbeeld daarvan is te vinden bij Klokkenmakerij Van der Meulen in het Friese Scharsterbrug.
10
bewerkten, vielen er twintig uit. Dat kost niet alleen veel tijd, maar ook veel extra materiaal en dus geld. Als achteraf blijkt dat een serie gewichten niet aan onze kwaliteitseisen voldoet, kan het materiaal namelijk niet opnieuw worden gebruikt,’ vertelt Wijnja. Productieproces innoveren
Bij de klokkenmakerij, die gespecialiseerd is in het vervaardigen van Friese klokken, staan oude ambachtelijke principes en traditie hoog in het vaandel. Alles wordt dan ook nog zelf gemaakt: de massief eikenhouten kasten komen uit de eigen werkplaats, er worden louter solide handgemaakte uurwerken verwerkt, de vormgeving is origineel en de handgeschilderde wijzerplaten kunnen naar eigen keuze van de opdrachtgever worden vervaardigd. Ook de productie van de gewichten van de verschillende klokken is helemaal handwerk. Kwaliteitseisen
Directeur Ids Wijnja vertelt dat laatstgenoemde activiteit voor kritisch onderzoek in aanmerking kwam omdat het productieproces op dat onderdeel twintig procent uitval te zien gaf: ‘Koperen buizen vormen de basis van de gewichten. Die gloeien wij zelf, omdat het materiaal anders te hard is om te verwerken. Na het gloeien wordt het stuk buis geperst, zodat er een conische vorm ontstaat. Het polijsten vormt de laatste bewerking, voordat het gewicht met lood gevuld wordt. Bij het gloeien en persen ging in het verleden echter nogal eens wat mis. Van de honderd buizen die we
Samen met de HTS in Leeuwarden heeft de klokkenmaker het hele productieproces onderzocht en het gebruikte materiaal getest. ‘Uitkomst van de onderzoeken en tests was, dat het zinkgehalte in de koperen buizen wat te hoog was. Dat is echter een factor waar wij niets aan kunnen veranderen. Op twee andere uitkomsten konden wij echter wel invloed uitoefenen. Het bleek namelijk dat het gloeien te lang duurde en dat er bovendien te langzaam werd geperst. Wij hebben die twee aspecten van ons productieproces heel eenvoudig kunnen aanpassen door de bestaande apparatuur anders in te stellen.’ Ids Wijnja kijkt tevreden terug: ‘Het hoge percentage uitvallers vormde al langer een aandachtspunt binnen ons bedrijf, maar wij konden er zelf niet uitkomen. Nu is een groot probleem voor ons bedrijf dankzij externe hulp in een relatief korte tijd opgelost. Het rendement van ons productieproces is door de innovatieve werkwijze sterk verbeterd, zonder dat er gigantische investeringen tegenover stonden.’
11
Professioneel onderzoek lost mysterie aangetast riet op De rietdekkers stonden de afgelopen tien à vijftien jaar voor een groot raadsel. Hoe is het mogelijk dat tegenwoordig veel meer rieten daken voortijdig aan vervanging toe zijn dan vroeger? Research op een proefopstelling die de Vakfederatie Rietdekkers in 2003 met de bestemmingsheffing van het HBA bouwde in combinatie met onderzoek bij huizen waar het probleem zich voordeed, heeft inmiddels opheldering verschaft: niet de kwaliteit van het riet, maar een veranderd gebruik van het huis is de oorzaak.
Grote ‘boosdoener’ in moderne woningen is de sterkere isolatie van vloeren, buitenmuren en raampartijen [dubbel glas] in combinatie met de aanwezigheid van centrale verwarming in alle vertrekken van de woning. Dit terwijl de vochtproductie in de woningen gelijk is gebleven ten opzichte van vroeger of in veel gevallen is toegenomen. Koken, planten water geven, kleding wassen en drogen, steeds vaker in bad of onder de douche leveren een hoeveelheid overtollig woonvocht op dat zijn weg naar buiten zoekt. Henk Horlings, secretaris van de Vakfederatie Rietdekkers: ‘Deze combinatie van factoren leidt tot problemen als het traditionele gebonden rieten dak, al dat niet aanvullend geïsoleerd, in oorspronkelijke staat gehandhaafd blijft. Het rieten dak, van oudsher al een belangrijke schakel in de natuurlijke ventilatie van de woning, is voor damp en tocht de zwakste plek van het gebouw. Het overtollige woonvocht vindt er voor een groot deel zijn uitweg. Zolang het dak aan de buitenkant schoon en droog is, raakt het door zijn ‘damp-open’ karakter het vocht nog wel kwijt.
12
Maar als het dak aan de buitenkant nat is, wat met name in de herfst en ’s winters vaak en langdurig het geval is, zal het vocht aan die natte buitenkant in het riet ‘uit-condenseren’. Is het dak aan de buitenkant begroeid met algen of mos, wordt het probleem nog erger.’ Zoals vermeld, heeft research met een proefopstelling van 28 rieten daken een belangrijke rol gespeeld bij het achterhalen van de oorzaak van het probleem. Tegelijkertijd heeft de Vakfederatie onderzoek gedaan in huizen met rieten daken. Horlings: ‘We hebben dataloggers geplaatst in huizen met ‘probleemdaken’ en in woningen waar het dak zich prima houdt. Deze meten elk kwartier de temperatuur en de relatieve vochtigheid. Je komt er alleen achter door een aantal extreme gevallen met elkaar te vergelijken. Toen wij voldoende meetgegevens hadden, konden wij conclusies trekken.’ Nadat de oorzaak van het euvel aan het licht was gekomen, diende ook de remedie zich snel aan. Horlings: ‘Zorg voor een geheel open kapconstructie waardoor het buitenklimaat vrij kan ventileren of breng een zo goed mogelijk dampscherm aan tussen het binnenklimaat en het rieten dak.’
Website gouden greep
Het opzetten van een website in 1997 was een ander tastbaar resultaat van de professionalisering van de brancheorganisatie. Horlings: ‘Wij waren een van de eerste bouwbranches met een eigen site. Hoewel uit nood geboren - we hadden geen geld voor uitgebreide voorlichting -, is dit medium een gouden greep gebleken. Hij trekt 500 bezoekers per week. En wat belangrijker is: het zijn serieuze bezoekers, wat we kunnen afmeten aan de kwaliteit van de gemiddeld zeven vragen die we per dag per e-mail krijgen. De vragen zijn meestal afkomstig van consumenten, maar ook wel van aannemers en architecten. Met de site bereiken we dus de consument die zit te dubben of hij al dan niet een rieten dak op zijn huis zal nemen. Op een andere manier is die consument bijna niet te bereiken. Want wat doet de doorsnee consument vandaag de dag? Die zoekt eerst zijn informatie op internet. Daar moet je dus zijn. Wij kunnen de consument niet vinden, maar de consument kan ons wel vinden.’ [www.riet.com]
Het onderzoek heeft volgens Horlings aangetoond dat riet de afgelopen jaren ten onrechte van veel dingen de schuld heeft gekregen. ‘Je kunt niet objectief de kwaliteit van een natuurproduct als een hoop riet bepalen, daar is dus weinig over bekend. Dan zegt men al gauw dat de kwaliteit van het riet ervoor verantwoordelijk is dat het dak van een pand al na korte tijd verrot is. Wij hebben nu aangetoond dat dit helemaal niet zo is. Het ligt dus aan het veranderde gebruik van het huis.’ Professionalisering
Het onderzoeksproject is mogelijk geworden door de professionalisering die de Vakfederatie Rietdekkers sinds de tweede helft van de negentiger jaren met steun van het HBA heeft doorgevoerd: ‘De uitvaardiging van het Bouwbesluit door de Nederlandse overheid in 1995 heeft daartoe de aanzet gegeven. Die nieuwe, op Europese leest geschoeide regelgeving leverde nogal wat problemen op voor de rietdekkers die hun constructies duizenden jaren op dezelfde manier hadden gemaakt. De rietdekkers besloten te professionaliseren om te voorkomen dat hun vak en hun bestaan gemarginaliseerd zouden worden.’ In de stap naar professionalisering besloten de rietdekkers de banden aan te halen met het HBA, waaraan zij sinds de vijftiger jaren al heffingen afdroegen. Horlings: ‘Maar omdat men de eigen organisatie niet op orde had, kon het HBA voor de branche weinig betekenen. Nu de rietdekkers zelf aan de bel trokken, lag de zaak anders. Zo werd de Vakfederatie in 1997 omgesmeed van een vrijwilligersorganisatie tot een professionele brancheorganisatie, geleid door een betaalde professionele kracht. Het HBA heeft een bestemmingsheffing ingevoerd om twee zaken mogelijk te maken: opleiding en onderzoek, dat ook dringend noodzakelijk was. Daaruit hebben we dus onder andere de proefopstelling, een investering van 60.000 euro, betaald.’ Landsgrenzen
De ontwikkeling van de Vakfederatie Rietdekkers is ook buiten de landsgrenzen niet onopgemerkt gebleven. Horlings: ‘Wij zijn de enige rietorganisatie in de hele wereld die in staat is dat onderzoek te doen. Mede dankzij het HBA. Collega-organisaties uit Engeland, Duitsland, Denemarken en Japan komen hier informatie halen en op bezoek om te kijken hoe we dat hebben georganiseerd. Het is de vraag of zij ook een HBA hebben. Want dat heeft behoorlijk geholpen.’
13
Toeval leidt Suzanne Zenden naar octrooi ‘Puur toeval,’ antwoordt schoonheids- ‘In 2001 had ik een softlaser gekocht voor de behandeling van rimpels. Dat apparaat bleek niet het gewenste specialiste Suzanne Zenden van Beauty resultaat op te leveren, ik kon er geen enkele rimpel Instituut Bio Relax in Heerlen op de mee verwijderen. Ik heb hem in de hoek gezet, niet vraag hoe zij op haar vondst is goed wetende wat ik er verder mee zou doen. gekomen. Zij heeft in 2003 de tweede Toen enige tijd later het tweeënhalf jaar oude dochtertje van mijn vriendin in een bak kokend water was prijs bij de Herman Wijffels Innovatiegevallen, werd ze verpleegd in het brandwondenprijs gewonnen voor haar nieuwe centrum van Aken. De behandeling voorzag niet in de succesvolle methode om littekens van aanpak van de verschrikkelijke littekens die het kind brandwonden te behandelen. had opgelopen. Op de vraag van mijn vriendin of ik daar als schoonheidsspecialiste iets aan kon doen, heb Het gaat om een combinatie van ik bij het meisje een bepaalde littekenzalf aangebracht. dermapraxie [een manier om de Toen ik op een vergeten ogenblik nog eens de bovenhuid te verwijderen, gebruiksaanwijzing van mijn laser doorbladerde, kwam vergelijkbaar met zandstralen], ik op het idee laser en littekenzalf met elkaar te combineren. Dit onder het motto ‘baat het niet, dan laserbehandeling en het aanbrengen schaadt het niet’. De behandeling heb ik een aantal van een littekenzalf. keren uitgevoerd en het leverde inderdaad resultaat op. Maar omdat ik niet over vergelijkingsmateriaal beschikte, had ik over de effectiviteit geen zekerheid. Ik zag weliswaar spoedig resultaat, maar bij kinderen helen littekens sneller dan bij volwassenen.
14
Nadat het kind voor controle in Aken was geweest, belde de brandwondenkliniek mij met de vraag hoe ik dat voor elkaar had gekregen. Ook daar was de conclusie dat de huid zich ongewoon snel en goed herstelde. Dat leidde tot de vraag of ik meer patiënten op die manier wilde behandelen. Dat heb ik gedaan en het bleek duidelijk dat de methode vruchten afwierp.’
Doorbraak
Haar zilveren plak bij de Herman Wijffels Innovatieprijs 2003 in november lijkt voor een doorbraak te hebben gezorgd. De innovatie kreeg veel publiciteit. Van een artikel in vakblad Esthéticienne tot een interview op RTL. ‘Mijn methode heeft sindsdien een verblijfsvergunning’, grapt de oorspronkelijk uit Duitsland afkomstige Zenden over het acceptatieproces dat met de publiciteit op gang is gekomen.
Lange, moeilijke weg
Zenden heeft de methode op eigen kosten ontwikkeld. ‘Je kunt immers iemand niet laten betalen als je niet weet of het helpt. Bovendien moet je uitzoeken welke behandeling helpt bij welke soort wond. Brandwonden verschillen wat betreft diepte en aard. Een brandwond door kokend water levert een ander litteken op dan een die is veroorzaakt door een gasexplosie, vuur of chemicaliën. Van de eerste dertig patiënten die ik heb behandeld, waren er geen twee met gelijke verwondingen. Ook de leeftijd van de littekens is van belang. Een ‘vers’ litteken is makkelijker te behandelen dan een van tien of twintig jaar oud. Het is zaak het vertrouwen van veel patiënten te winnen zodat je ervaring met de methode kunt opdoen. Patiënten hebben mij in hun enthousiasme over de resultaten meegenomen naar een open dag van de Nederlandse Stichting Brandwonden. Zo kweek je bekendheid, krijg je ‘nieuw materiaal’. Je kunt geen advertentie in de krant plaatsen waarin je mensen zoekt met littekens door brandwonden. Het is dus een moeilijke, lange weg.’ Sceptisch
Nogal wat medici stonden sceptisch tegenover haar methode, sommigen hebben nog steeds hun reserves. Zenden vermoedt dat dit samenhangt met het beeld dat veel artsen van de schoonheidsspecialist in het algemeen hebben. ‘In hun beleving houdt een schoonheidsspecialist zich uitsluitend met cosmetische zaken bezig. Ik ben de eerste om te erkennen dat mijn kennis minder ver strekt dan die van medisch specialisten. Maar dat wil nog niet zeggen dat mijn werk geen resultaat oplevert. Het probleem is dat je niet zelf als schoonheidsspecialiste met je vinding op medisch specialisten kunt afstappen maar dat je een introductie nodig hebt. Het zijn patiënten die mij in hun enthousiasme meenemen naar de voortgangcontroles door hun behandelend geneesheer. Dat zijn mijn beste ambassadeurs.’
Nu ze na twee jaar van hard werken serieus genomen wordt, trekt Zenden bewust ruim tijd uit om over de volgende stappen na te denken. ‘Ik ben hier aan begonnen zonder een idee te hebben van de consequenties die dit met zich mee zou brengen. Die kon ik natuurlijk ook niet overzien.’ Inmiddels kan ze rekenen op het vertrouwen van de afdeling plastische chirurgie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht waarmee ze samenwerkt. Bij de zorgverzekeraars, die aanvankelijk eensgezind afwijzend reageerden op het verzoek van patiënten de behandeling te vergoeden, zijn ook de eerste schapen over de dam. De verkrijging van octrooi voor een periode van twintig jaar op de combinatie van de drie elementen [dermapraxie, laserbehandeling en littekenzalf ] die met elkaar haar methode vormen, is een andere blijk van acceptatie. Verantwoordelijkheid
Het begin van acceptatie bij medici en verzekeraars is voor Zenden nog geen reden om op korte termijn de behandeling grootschalig aan te pakken. ‘De patiënten stemmen in met een behandeling waarvan ze niet weten hoe die uitpakt. Het persoonlijk contact met de patiënten is dus bijzonder belangrijk. Dat wil ik in deze fase nog niet uit handen geven. Het gaat niet om mensen die een klein wondje hebben opgelopen door een ongelukje met het strijkijzer. Ik heb te maken met zwaar verminkte mensen, wat een hele verantwoordelijkheid is. Je moet heel voorzichtig met hen omgaan, je moet ervoor waken hun hoop te geven terwijl daar geen reden toe is. Duidelijk zijn dat je littekens niet kunt herstellen, maar dat je het weefsel met hooguit zeventig procent kunt verbeteren. Honderd procent genezing bereik je absoluut niet. Wat ik wel kan, is de huidstructuur verbeteren, mensen het vermogen tot bewegen teruggeven. Ik heb patiënten geholpen van wie de huid na een transplantatie zo strak zat dat ze geen ijs, zelfs geen broodje meer konden eten omdat ze hun mond niet zover open konden krijgen.’ Voorlopig zal Zenden dus de kost nog grotendeels blijven verdienen met het ‘beauty instituut’. Uit de opbrengst daarvan heeft ze de kosten van de innovatie gefinancierd. ‘Dit zal voorlopig ook zo blijven. Bovendien wil ik niet uitsluitend met verminkte mensen werken. Daarvoor doe ik het ‘gewone’ werk als schoonheidsspecialiste veel te graag.’
15
ROMAZO verplicht haar leden tot arbozorg ‘Dat ROMAZO een risico-inventarisatie en -evaluatie [RI&E, red.] instrument opstelt, is op zich niet zo bijzonder. Dat doen wel meer brancheorganisaties. Maar dat zij die RI&E vervolgens als toelatingsvoorwaarde stelt aan nieuwe leden en het in de toekomst gaat koppelen aan het kwaliteitssysteem, is echt nieuw. Voor zover ik weet, is dat nog niet vertoond in andere branches.’
16
En het werkt, want inmiddels hebben bijna al onze leden de RI&E ingevoerd die wij hen tegen een gereduceerde prijs ter beschikking stellen.’
Rudie Brouwer spreekt uit ervaring, want hij heeft als adviseur bij Arbodienst Commit diverse brancheorganisaties begeleid bij het opzetten van arbosystemen. Voor de ROMAZO, de bij het HBA aangesloten brancheorganisatie op het gebied van rolluiken, markiezen en zonwering, heeft hij de RI&E opgezet. Brouwer vindt het logisch om zorg voor kwaliteit en voor arbeidsomstandigheden aan elkaar te verbinden. ‘Ondernemers maken op die manier duidelijk dat ze niet alleen borg staan voor de kwaliteit van het product, maar ook voor de zorg voor hun medewerkers. Ze geven aan zuinig op hun mensen te zijn. Dat straalt ook af op de kwaliteit van hun product: als je goed voor je mensen zorgt, zorgen die mensen weer goed voor het product.’
Deze Arbo-checklist maakt deel uit van een veel grotere lijst met vereisten aan de hand waarvan een ‘schouwingspartij’ in opdracht van ROMAZO op gezette tijden bij haar leden nagaat of zij zich aan de verenigingsregels houden. Verder gaat de controle op naleving niet. ‘Het risico ligt bij de bedrijven. Als de Arbeidsinspectie een controle uitvoert naar aanleiding van bijvoorbeeld een ongeluk en als de RI&E ontbreekt, krijgt de desbetreffende werkgever een torenhoge boete. Dat is al een flinke stok achter de deur.’
Harde eis
Onderscheiden
Overigens is het volgens Muriël van der Wal, secretaris van ROMAZO, geen verdienste als bedrijven zich aan deze vorm van Arbo-zorg houden. ‘Ze voldoen daarmee gewoon aan een wettelijke verplichting. Wij willen voorkomen dat onze leden in problemen komen. Daarom stellen wij als branche sinds 2002 de RI&E aan onze leden verplicht. Het is nu eenmaal zo dat een harde eis van hun brancheorganisatie MKB-ers over het algemeen beter motiveert dan landelijke wetgeving.
Directeur Ton Heijnen van Markiezenfabriek NoordHolland in Beverwijk vindt het ‘perfect’ dat ROMAZO de RI&E verplicht stelt aan haar leden. ‘Bedrijven die voldoen aan de eisen op het gebied van kwaliteit en arbo hebben hogere vaste lasten dan vakbroeders die het daarmee wat minder nauw nemen. Laat ik een voorbeeld geven: de arbo-regels schrijven voor dat we bij montage van een zonwering op de tweede etage een steiger gebruiken. Daar zijn kosten aan verbonden, denk maar aan de huur en de montage ervan. Bedrijven die de regelgeving aan hun laars lappen en ladders gebruiken, kunnen dus goedkoper leveren dan ondernemingen die de regels wel respecteren. Door de RI&E verplicht te stellen, creëert ROMAZO gelijkheid onder haar leden op dit punt. Het is een flinke investering, maar wat zijn kosten als je daarmee de gevaren tot het minimum weet te beperken?’
Wat is een RI&E?
De RI&E is een checklist met alle mogelijke risico’s die medewerkers in een bedrijf kunnen lopen. Er staan vragen op zoals: zijn de ladders gekeurd? Komt er geen kokend water uit de boiler? Is er een opslagplaats voor chemicaliën? Het is de bedoeling dat een werkgever die vragenlijst helemaal naloopt. Voor alle onderdelen die voor verbetering in aanmerking komen, moet hij een plan van aanpak schrijven en uitvoeren.
Hij erkent dat hij dit arbo-systeem mede heeft omarmd om de uitstraling naar buiten te verbeteren. ‘Je kunt wel de pretentie hebben dat je bedrijf goed werk levert, maar dat moet je waar kunnen maken. Dat bereik je door mensen goed te scholen en je bedrijf zo goed mogelijk in te richten.’
De RI&E die ROMAZO heeft laten ontwikkelen, is maatwerk. Rudie Brouwer van Arbo Commit: ‘Hij is toegespitst op de werkzaamheden die de werknemers in deze branche verrichten. Er zitten nogal wat bijzondere knelpunten in. Zij zijn bijna nooit zelf opdrachtgever, ze voeren hun werk uit in opdracht van derden. Dat houdt in dat ze hun werk meestal verrichten op werkplekken van anderen. De verplichting is daarom dat ze de risico’s van die werkplek van derden in beeld krijgen. Ze zijn bijvoorbeeld verplicht bij de opdrachtgever informatie in te winnen over specifieke risico’s en voorschriften zodat ze maatregelen kunnen nemen om hun eigen werknemers te beschermen.’
17
Opmars CAD/CAM in tandtechniek Tijdwinst, lagere kosten, een grotere nauwkeurigheid en vooral het enthousiasme van consumenten over het eindresultaat lijken de opmars van de CAD/CAM-productiewijze in de tandtechniek onstuitbaar te maken. Bij de vervaardiging van de kap [onderste laag] van steeds meer kronen vindt deze techniek toepassing. Het lijkt een kwestie van tijd dat ook bruggen met behulp van deze methode gemaakt gaan worden.
18
Nobel Biocare introduceerde zes jaar geleden als een van de eersten CAD/CAM [Computer Aided Design/ Computer Aided Manufacturing] in de Nederlandse laboratoria. Woordvoerder Frank Tromp van dit bedrijf legt uit dat het in wezen een geavanceerde vorm van samenwerking is: ‘De CAD staat in het tandtechnisch laboratorium. De CAM, het duurste element in het productieproces, staat in onze fabriek in Zweden. Daar hoeft de tandtechnicus dus niet in te investeren. Tandtechnici mogen gebruik maken van de CAM, omdat ze de CAD bij ons kopen.’ Het productieproces van de kap ziet er aldus uit: • tandarts prepareert de kies of tand, die vervangen gaat worden door een kroon, tot een stomp; • tandarts neemt een afdruk van onder- en bovenkaak en stuurt deze naar het tandtechnisch laboratorium; • tandtechnicus maakt een mal van gips; daarin bevindt zich de stomp waarop de kroon geplaatst gaat worden; • tandtechnicus tast met een contactscanner, die aan een computer verbonden is, de stomp af; • de tandtechnicus stuurt de scan per e-mail naar de productiefabriek in Zweden; • daar wordt in een volledig geautomatiseerd productieproces de kap vervaardigd; • de kap wordt drie werkdagen later bij het tandtechnisch laboratorium afgeleverd; • tandtechnicus bakt porselein op de kap; • tandarts plaatst kroon bij patiënt.
Moet de tandtechnicus nu werkeloos gaan toezien hoe robots en lopende banden in Zweden hem het brood uit de mond stoten? ‘Geen sprake van,’ antwoordt Nico de Ridder. Hij is verbonden aan het Zoetermeers Tandtechnisch Laboratorium, dat steeds meer kronen volgens dit innovatieve procédé maakt. ‘De CAM produceert alleen de onderste laag. De tandtechnicus is nog steeds verantwoordelijk voor het ontwerp, hij bepaalt uiteindelijk hoe de kroon wordt. Hij ontwerpt de kap en bakt vervolgens het porselein erop. Dat is nog steeds handwerk. Het voorbereidende werk is bovendien zeker zo belangrijk als het werk dat achter het computerscherm wordt verricht. Als de voorbereiding niet goed is, kan de rest nooit wat worden. Aan het bakken, wat echt vakwerk is, is evenmin iets veranderd. Niet één kroon is hetzelfde. Daarom worden ze ook met de hand gemaakt.’ De invoering van de nieuwe techniek heeft volgens hem wel merkbaar gevolgen voor het werk op de modelleerafdeling waar vroeger de metalen onderbouwen van alle kronen werden gemaakt. ‘Hoewel gouden kronen en bruggen nog steeds worden gemodelleerd in was, kun je zien dat een gedeelte van het modelleerwerk is afgenomen. Een groeiend aantal tandartsen schakelt over op het nieuwe systeem.’ Opmaat tot verdere digitalisering
De CAD/CAM-productie die nu nog beperkt is tot de vervaardiging van de onderlaag van de kroon, is volgens hem de opmaat tot een verdere digitalisering van zijn beroep. ‘De volgende stap is dat we met behulp van die techniek bruggen uit één stuk gaan maken. Dan krijgen we het nog drukker. Patiënten worden steeds mondiger en willen geen metaal meer in hun mond. Op televisieprogramma’s zoals ‘Make me beautiful’ zien ze bovendien hoe anderen hun uiterlijk inclusief hun gebit laten opknappen. Nogal wat mensen informeren vervolgens bij de tandarts naar de mogelijkheden voor henzelf. Vroeger zouden patiënten er niet om durven vragen, maar vandaag de dag wel.’
Natuurlijker
De CAD/CAM-productiewijze maakt het mogelijk dat de kap, die tot voor kort altijd van metaal werd gemaakt, nu uit keramisch materiaal kan worden vervaardigd. Tromp: ‘Daarmee bereiken we drie voordelen. Ten eerste is metaal lichaamsvreemd en hoort volgens ons dus eigenlijk niet in de mond thuis. Keramiek, een beenachtig materiaal, is wel ‘biocompatibel’ zoals wij dat noemen. Het tweede voordeel is dat de geautomatiseerde werkwijze een grote nauwkeurigheid oplevert. Ten derde laat keramiek licht door, waardoor een natuurlijke lichtval op de kroon ontstaat. Daardoor oogt de kroon met keramische kap veel ‘natuurlijker’ en dus mooier dan een kroon met metalen onderlaag die het licht blokkeert.’
19
CDA-Kamerlid Jos Hessels:
Kennis omzetten in kassa ‘Nederland is een land waar heel veel kennis aanwezig is. We horen wat dat betreft tot de top van de wereld. Waar we niet zo goed in zijn, is die kennis om te zetten in kunde en vervolgens in ‘kassa’, dat wil zeggen in verkoopbare producten. Daar moet dus een slag gemaakt worden en dat doe je door veel aandacht te besteden aan innovatie. Het Innovatieplatform, dat het kabinet eind 2003 heeft ingesteld, is een belangrijk middel bij het ontwikkelen van deze innovatie.’
20
Kennis vermarkten
CDA-kamerlid Jos Hessels is voorzitter van de Themacommissie Technologiebeleid van de Tweede Kamer en lid van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken. Hij heeft er vertrouwen in dat het eind 2003 gepresenteerde innovatiebeleid van het kabinet vruchten zal afwerpen, maar maant tot snelheid. ‘Als je innovatie tot een van de speerpunten van je beleid maakt mogen we best ongeduldig zijn. En dat zijn we dan ook. Het onderwerp moet absoluut met prioriteit behandeld worden. Er is een half jaar besteed aan het leggen van de fundamenten, het bouwwerk staat nu goed in de steigers. In 2004 willen we bakstenen zien.’ Innovatie
Binnen het MKB is volgens hem bijzonder veel kennis voorhanden. ‘Het gaat dan met name om de knowhow over het produceren, dus bedrijfsinterne kennis. Daarvoor wordt te weinig het predikaat ‘innovatie’ gebruikt. Er zijn veel kleine bedrijven die op een heel goede manier met vernieuwingen bezig zijn. Dat zal misschien niet altijd op het niveau van een internationaal hoogstaand instituut zijn. Maar daar hoeven we het ook niet alleen van te hebben.’ Het is volgens Hessels, die twaalf jaar in dienst is geweest van de Limburgse Werkgeversvereniging, belangrijk dat MKB-ers de ontwikkelingen binnen hun branche goed bijhouden: ‘Niet ieder ambachtelijk bedrijf hoeft bij de universiteiten op de stoep te staan maar moet wel regelmatig om zich heen kijken, de branche volgen en proberen op het eigen vakgebied de ontwikkelingen te volgen. Dat is ook innovatie,’ aldus de parlementariër. ‘Met name MKB-bedrijven steken veel te weinig hun licht op bij kennisinstellingen.’ Andersom geldt dit volgens hem overigens ook: ‘TNO in Eindhoven heeft bijvoorbeeld complete demonstratiemogelijkheden voor met name MKB-bedrijven, maar dit instituut heeft moeite met het vinden van deze doelgroep.’
Veel knowhow blijft volgens het kamerlid ‘hangen’ op de universiteiten omdat deze instellingen onvoldoende worden geprikkeld om toepasbare kennis af te leveren. ‘Ik ben de eerste om te bevestigen dat onze universiteiten op het genoemde hoge wetenschappelijk niveau actief moeten blijven. Ze moeten die vooraanstaande positie ten opzichte van andere landen niet verliezen. Maar we mogen best daaraan de eis koppelen dat instituten en universiteiten actief op zoek gaan naar het afzetten van hun kennis. De universiteit wordt nu onvoldoende afgerekend op de vraag hoeveel geld verdiend is met een uitvinding die daar is ontwikkeld, of op de vraag hoeveel bedrijven met die uitvinding iets zijn gaan doen. Daarom is het goed dat de overheid een deel van het extra geld, dat is vrijgemaakt voor de kenniseconomie, gaat toekennen op basis van het vermarkten van kennis. Dat betekent dus dat universiteiten en onderzoeksinstellingen die extra subsidie alleen krijgen als ze met het bedrijfsleven samenwerken.’ Leren van elkaar
Ook voor ambachtelijke bedrijven zijn er diverse subsidies en stimuleringsregelingen, zoals de WBSO [Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk], een fiscale stimuleringregeling voor kleinere bedrijven die iets doen op het gebied van innovatie en ontwikkeling. Volgens Hessels is de verkrijgbaarheid van die subsidies voor ondernemers van ondergeschikt belang bij de afweging om al dan niet te innoveren. ‘Mijn ervaring is dat een bedrijf in een bepaalde ontwikkeling investeert met het oog op de toekomst. Pas aan het eind van het traject gaat men na of daarvoor ook subsidie te krijgen is. Dus die subsidies moeten ondersteunend zijn en een aanjagende functie hebben. We moeten dergelijke subsidieregelingen overigens niet tot in lengte van jaren in stand houden, want dan schieten ze aan hun doel voorbij. We kunnen dat geld dan beter inzetten door bijvoorbeeld voor ambachtelijke bedrijven bepaalde activiteiten te organiseren bij universiteiten en kennisinstellingen. De bedrijven leren immers het meest van elkaar,’ weet Hessels uit eigen ervaring. Met name bedrijfschappen zoals het HBA, maar ook brancheverenigingen en andere overkoepelende organisaties zijn volgens hem de aangewezen partijen om de bedrijven voor dat doel met elkaar in contact te brengen: ‘Zij weten wat er speelt en zijn in staat om bedrijven bij elkaar te brengen. Samenvattend: het bedrijfsleven moet zelf zoveel mogelijk innovaties in gang zetten, waarbij de overheid een faciliterende rol heeft.’
21
PvdA-kamerlid Kris Douma:
PBO’s aangewezen organisaties om innovatie in MKB te stimuleren De rijksoverheid staat te ver af van het midden- en kleinbedrijf om daar met succes innovatie te stimuleren. Zij is niet in staat om gericht instrumenten te ontwikkelen voor branches waar zij eigenlijk geen kennis van heeft. ‘PBO’s, zoals het HBA, kunnen dat wel,’ vindt PvdA-kamerlid Kris Douma.
22
Kennisoverdracht
Het innovatiebeleid van het huidige kabinet is volgens hem illustratief voor de kloof tussen overheid en MKB. ‘Dat beleid is te eenzijdig gericht op technologische aspecten. Technologie is een enorm belangrijk aspect van innovatie, maar het is niet het enige. Ook procesinnovatie, organisatorische vernieuwing en soms marketing zijn belangrijke vormen van vernieuwing. Juist die aspecten spelen vooral bij het MKB,’ aldus de parlementariër. PBO’s zijn volgens hem heel goed in staat innovatie bij middelgrote en kleine ondernemingen te stimuleren omdat ze veel dichter bij de branches staan die bij hen zijn aangesloten dan de overheid. ‘Alleen al daarom ben ik voorstander van het behoud van PBO’s,’ aldus Douma, lid van de Vaste Kamercommissie voor Economische Zaken.
Om dergelijke innovaties te kunnen realiseren, moeten de midden- en kleinbedrijven echter wel beschikken over de juiste kennis. Douma denkt dat het voor de MKB-er daarbij niet zozeer om ‘theoretische kennis’ gaat, maar veel meer om de praktische toepassing van die kennis. Daarom moeten volgens hem vooral HBO-instellingen een belangrijke rol spelen bij deze kennisoverdracht. Zij staan immers dichter bij het MKB dan universiteiten. Kennis is overigens niet alleen bij onderwijs- en andere externe onderzoeksinstellingen te vinden. Vooral het MKB kan ook de kennis en ervaring van de eigen medewerkers bij innovaties goed benutten. Dat komt volgens Douma omdat de afstand tussen degene die de bedrijfsbeslissingen neemt en de mensen die in de dagelijkse praktijk aan het werk zijn, klein is. Als voorbeeld noemt hij een door hem bezocht vleesverwerkingsbedrijf waar een idee van een medewerker om handmatig werk om te zetten in machinaal werk, geleid heeft tot een patent op de samen met TNO ontwikkelde machine.
Marketinginnovatie
Ondersteuning
Met het voortschrijden van de Europese economische eenwording en integratie neemt volgens hem de transparantie in diverse branches toe. Zo moeten op den duur alle bedrijven aan dezelfde kwaliteitsregels voldoen. ‘Het onderscheidend vermogen van bijvoorbeeld een Nederlandse goud- en zilversmid ten opzichte van een collega in Polen die aan dezelfde kwaliteitseisen beantwoordt, wordt dan wel heel erg klein. De prijs is dan het belangrijkste verschil en wel in het nadeel van de Nederlander, gezien de lagere arbeidskosten in Polen. Dus wil je als Nederlands ondernemer je bedrijf in die situatie overeind houden, zal je aan marketinginnovatie moeten doen,’ geeft Douma aan.
Het HBA en andere PBO’s moeten volgens Douma dergelijke initiatieven binnen hun eigen verschillende branches opsporen en verder bevorderen. ‘PBO’s moeten dan in eerste instantie via de daartoe bestemde middelen innovaties rondom marketing, ontwikkeling van nieuwe producten of procesinnovatie en organisatorische innovaties kunnen financieren. Mochten er goede plannen zijn die ze als sector onvoldoende kunnen dragen, kan de overheid eventueel bijspringen om zo’n project over de streep te trekken. De financiële steun van het Ministerie van Economische Zaken aan de O3D campagne van het HBA en het HBD om toepassing van ICT in hun branches te stimuleren, is daar een goed voorbeeld van. Het initiatief moet echter uitgaan van de PBO’s, anders werkt het niet.’
Het initiatief van het HBA om binnen een aantal branches marketingactiviteiten te ondersteunen, vindt hij een goed voorbeeld op dat terrein. ‘Maar ook binnen de marketingdiscipline kun je kijken of er innovatiemogelijkheden zijn. Kleine branches kunnen bijvoorbeeld aan ‘branding’ doen door een keurmerk in te stellen.’
23
Rienk van Splunder [CNV]:
Innovatie vast agendapunt bij CAO-overleg ‘Zeker nu het economisch wat minder gaat, zijn we in Nederland snel geneigd naar het oude instrument van loonkostenmatiging te grijpen. Maar dat is geen oplossing voor problemen als teruglopende arbeidsproductiviteit, ziekteverzuim of vroegtijdige uitval van scholen. Die vragen om een andere, nieuwe aanpak. Het is vooral ook belangrijk om dat samen te doen. Daarom moet innovatie een vast agendapunt worden op CAObesprekingen en in het overleg op de werkvloer.’
24
Dit is de overtuiging van Rienk van Splunder, CNVbestuurder sociaal-economisch beleid. Zijn organisatie heeft eind 2003 de nota ‘Innovatie op tafel’ uitgebracht, die diverse aanzetten bevat tot innovatie. De eerste daarvan is een pleidooi voor het opnemen van een ‘agenda voor de toekomst’ in CAO’s, met duidelijke innovatiedoelstellingen voor komende jaren. ‘Uit een analyse door ons van het sociaal-economische beleid over de afgelopen jaren bleek dat de overheid zich vooral concentreert op gematigde loonontwikkeling. Loonmatiging alléén is echter absoluut onvoldoende om onze economische structuur te versterken. Die versterking is nodig, wil Nederland zich handhaven als kleine, open kenniseconomie. Wanneer het goed gaat met de wereldhandel, profiteert
CNV’s aanzetten tot innovatie
In de nota Innovatie op tafel doet het CNV diverse aanzetten tot innovatie. Ze zijn gerangschikt naar cao-partijen, overheid en ondernemingsraden. CAO-partijen
1. neem een ‘agenda voor de toekomst’ op in CAO’s 2. stimuleer employability van werknemers, bijvoorbeeld via levensloopbewust persoonlijk ontwikkelingsplan of niet functiegerichte scholing 3. krachtige voortzetting van het erkennen van Eerder Verworven Competenties 4. regel flexibele indeling van werktijden bij CAO 5. stimuleren van sectoroverstijgende netwerken door O&O-fondsen 6. vergroten van inzetbaarheid van werknemers [functionele flexibiliteit]
onze economie daar meer dan gemiddeld van. Maar als het slechter gaat met de wereldhandel, zoals de afgelopen jaren, worden wij ook zwaarder getroffen. Het zijn juist de landen met innovatieve economieën zoals Finland en Australië, die minder gevoelig zijn voor de neergaande internationale conjunctuur. Behalve prijs bepalen in de globaliserende economie zaken als kwaliteit, flexibiliteit en innovativiteit in belangrijke mate de concurrentiekracht. Verder is het loonniveau van de nieuwe EU-lidstaten zo laag dat een eenzijdig accent op prijsconcurrentie zal mislukken,’ aldus Van Splunder. Duurzaamheid
Verbetering van innovatie leidt volgens de CNV-bestuurder tot een hogere economische groei. Hij onderscheidt twee soorten innovatie: ‘Ten eerste gaat het om vernieuwing van producten en diensten, waarbij dus het eindproduct centraal staat. De tweede soort innovatie is verbetering van interne processen en structuren binnen het bedrijf. Die vernieuwing moet
Overheid
7. maak innovatie tot examenvak om studenten een innovatieve denkhouding mee te geven 8. bescherm werknemers bij vermindering van onnodige regelgeving 9. investeer in onderwijs; verminder het aantal schoolverlaters zonder diploma van 17% nu tot 10% aan het eind van kabinetsperiode 10.verbeter brugfunctie innovatiecentra en universiteiten Ondernemingsraden
11.versterk motiverende organisatiestructuur en -cultuur door verbreding van takenpakketten en overheveling van managementtaken naar werknemers
25
Cruciale rol voor PBO’s
leiden tot vermindering van doorlooptijden, minder verzuim, minder kwaliteitsproblemen, marktuitbreiding en een hogere arbeidsproductiviteit.’ De beoogde economische groei is voor het CNV overigens alleen een positieve ontwikkeling als die leidt tot meer duurzaamheid en welzijn. Van Splunder: ‘Het gaat er niet om de duur van de werkweek te verlengen of de werkdruk te verhogen, maar om slimmer en gezonder werken. Een goede kwaliteit van de arbeid is een voorwaarde om het innovatievermogen van een bedrijf te verbeteren. Een ander uitgangspunt is dat werknemers gemotiveerd worden tot het nemen van nieuwe initiatieven. Zij zijn immers sleutelfiguren bij innovatie.’
De vakbondsman wil voorkomen dat de discussie over innovatie een elitaire gedachtewisseling op universitair niveau wordt: ‘Overal moet die discussie aangezwengeld worden, van de Stichting van de Arbeid tot de werkvloer.’ Hij ziet voor de paritair bestuurde PBO’s [publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties] een ‘cruciale’ rol weggelegd als het gaat om bevordering van innovatie in de branches die bij hen zijn aangesloten: ‘Als er ergens een basis is om dit soort processen in gang te zetten, is dat wel bij de PBO’s. Zij hebben er de basis en de infrastructuur voor. De werkgevers en werknemers verkeren in hun overleg daar niet in een verkrampte onderhandelingssfeer. Ik ga nog een stapje verder. Als ik kijk naar de toetsingspunten die we kennen voor het functioneren van bedrijfslichamen, worden ze onder andere beoordeeld op de vraag of ze als moderne organisaties inspelen op actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Als PBO’s geen rol spelen op het gebied van innovatie, schieten ze dus tekort. Daar zullen ze op enig moment op worden afgerekend, bijvoorbeeld tijdens de discussie over de vraag wat precies de rol en taak zijn van de PBO.’
Een groeiend aantal sociale partners ziet volgens Van Splunder wel iets in het voorstel om innovatie als vast agendapunt bij de cao-onderhandelingen op te voeren. Uit het SER-advies ‘Interactie voor innovatie’, dat eind 2003 is uitgebracht, wordt volgens hem duidelijk dat zowel werknemers- als werkgeversorganisaties innovatie een plek willen geven op de CAO-agenda. Van Splunder: ‘De SER vindt het juist in de huidige moeilijke economische situatie belangrijk dat tijdens het arbeidsvoorwaardenoverleg afspraken worden gemaakt voor de toekomst. Ook binnen de Stichting van de Arbeid zijn we het erover eens dat dit onderwerp een meerjarenaanpak vereist.’
26
Prof. dr. Frans van Vught [SER, Innovatieplatform, Universiteit Twente]:
Iedereen is gebaat bij innovatie MKB ‘Het midden- en kleinbedrijf, waartoe de meeste ambachtelijke bedrijven behoren, is veruit de krachtigste motor van de Nederlandse economie. Als we de nationale economie op een hoger toerental willen brengen met meer toegevoegde waarde en meer economische productiviteit, is het noodzakelijk dat ook MKBbedrijven gaan innoveren. Dit is tegelijkertijd een van de allergrootste opgaven. Zeker het niet sterk technologisch georiënteerde deel van het MKB is op dit moment nog het minst betrokken bij allerlei vormen van gebruik van vernieuwing.’
27
Hij voegt daar in één adem aan toe dat dit geen geringe opgave is: ‘Deze ondernemers hebben weinig medewerkers, een relatief kleine omzet en daardoor weinig gelegenheid om aandacht te schenken aan de kansen die nieuwe technologie eventueel voor hun organisatie biedt. Vaak ook hebben ze er de tijd niet voor. Ze zijn bezig hun bedrijf te runnen, hun producten te maken, hun diensten te leveren. Je kunt dus niet verwachten dat kleinere bedrijven zelf de tijd en het geld vinden om iemand voor een of meer dagen daarvoor vrij te maken.’ Prikkel
Dat zegt prof. dr. Frans van Vught. Hij is rector magnificus en voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Twente, lid van het Innovatieplatform en voorzitter van de werkgroep Innovatie van de commissie Sociaal-Economisch Beleid van de SER die in 2003 het kabinet heeft geadviseerd over de Innovatiebrief waarin het kabinet zijn technologiebeleid voor de komende jaren heeft geformuleerd. Groeimogelijkheden
‘In Nederland wordt de mening breed gedragen dat het met onze economie de andere kant op moet,’ analyseert Van Vught. ‘Wij zijn de laatste jaren duidelijk aan het omschakelen van een meer door kapitaal en arbeid gedreven economie naar een kenniseconomie. Als het MKB en dus ook ambachtelijke bedrijven in dat proces meegaan, zal er ook voor die ondernemingen een betere toekomst worden gecreëerd. Om dat te bereiken, is het nodig dat MKB-bedrijven meer aandacht krijgen voor de groeimogelijkheden die innovatie biedt. Dat ze zelf inzien hoe vernieuwing hun ondernemingen meer laat groeien, meer omzet en winst laat maken en sneller toegevoegde waarde laat creëren.’
Van Vught meent daarom dat de prikkel vooral van buitenaf moet komen: ‘Dat is op verschillende manieren mogelijk. De universiteit en de hogeschool kunnen ondernemers met enige regelmaat uitnodigen naar hun instelling. Ze kunnen dan tonen hoe bepaalde nieuwe technologie verschilt van ‘the state of the art’ van 25 jaar geleden en hoe ondernemers die nieuwe technologie kunnen toepassen in hun bedrijf. Zo’n aanpak vraagt maar een beperkte investering in tijd en in menskracht van een ondernemer. Als het ijs eenmaal gebroken is, komen vervolgcontacten gemakkelijker tot stand. Daarbij denk ik aan een of twee bezoeken per jaar. Of aan regelmatig telefoneren met een hoogleraar in bijvoorbeeld elektronica of werktuigbouwkunde. Zeker als ze elkaar een beetje leren kennen, kan de ondernemer vernemen of hij er verstandig aan doet om een bepaald softwarepakket te kopen of om een paar van zijn mensen een week te laten scholen.’ Ramen en deuren wijd open
De Twentse rector beseft dat hiervoor de bestaande muren tussen kennisinstellingen en MKB-ondernemingen moeten worden geslecht: ‘Beide partijen zitten in een verschillende tak van sport. Het gaat erom dat die twee takken van sport met elkaar in contact moeten komen. Ook in de SER hebben we vastgesteld dat er tussen het MKB - en vooral het niet technologisch gedreven MKB - en de Nederlandse universiteiten en hogescholen heel weinig relaties zijn. Ook minder dan in andere landen. Dat is niet goed voor Nederland, voor onze economie, voor die ondernemingen en ook niet goed voor de kennisinstellingen. Iedereen heeft er dus baat bij dat deze partijen gaan samenwerken. Het is nodig dat universiteiten, hogescholen, TNO en
28
Wij steunen starters actief, zeker in het begin. We verschaffen gunstige financiële condities, huisvesting, eventueel begeleiding en geven bijvoorbeeld cursussen hoe ze een ondernemingsplan moeten schrijven. Dat leidt ertoe dat mensen een bedrijf beginnen. Vaak zijn het ook mensen van de universiteit zelf. We hebben op dit moment 200 studenten die naast hun studie een bedrijfje zijn begonnen. Daar hebben we verzamelgebouwen voor.’
De stimuleringsregeling van de Universiteit Twente
Een praktische manier om een bijdrage te leveren aan het overwinnen van de ‘kennisparadox’ [de situatie dat Nederlandse universiteiten tot de top behoren maar dat hun kennis niet zijn weg vindt naar het bedrijfsleven] is dat universiteiten medewerkers en studenten de mogelijkheid bieden om met hun kennis een eigen bedrijf te starten. De Universiteit Twente, waarvan Van Vught rector magnificus is, kent zo’n stimuleringsregeling vanaf 1984. In de afgelopen twintig jaar zijn ongeveer 400 bedrijven ontstaan en 4.000 arbeidsplaatsen tot stand gebracht. Op basis van een vinding of een stukje techniek of een stukje kennis van de universiteit. Bijna 80% daarvan is in Twente gevestigd en ook nog steeds in leven. Dat leidt tot prachtige nieuwe bedrijven, vaak in de high tech sfeer. Op ‘t ogenblik ontstaat veel bedrijvigheid in de nanotechnologie en de biomedische hoek. Van Vught: ‘Eigenlijk vind ik het vanzelfsprekend dat een universiteit bedrijven en werkgelegenheid creëert. Ook enkele andere universiteiten doen dat inmiddels. Het is een maatschappelijke taak die universiteiten zouden moeten hebben en serieus moeten nemen.
De drie technische universiteiten in ons land hebben afgesproken ook sámen meer bedrijvigheid te stimuleren. Van Vught: ‘Samen willen we beter toegankelijk worden voor het bedrijfsleven, met name voor het MKB. Samen die ramen en deuren open zetten. Samen ervoor zorgen dat er stimuleringsprogramma’s komen om bedrijvigheid te starten. Patenten en octrooien doorgeven aan het bedrijfsleven: ‘Kijk, dit hebben wij hier bedacht. Willen jullie het misschien gebruiken? Anders moeten we kijken of we anderen kunnen vinden.’ Dat is goed voor ons allemaal.’
branches veel beter, zit er zelf midden in, beschikt over de juiste ervaring. Het is bovendien op wat grotere schaal dan de bedrijven in staat te formuleren wat nu eigenlijk de behoeften en de wensen zijn.’
andere kennisinstellingen hun ramen en deuren wijd open zetten. Anderzijds kan het geen kwaad als intermediaire organisaties zoals Syntens of Senter meer initiatief tonen. Daar is nog een wereld te winnen.’ HBA
Ook brancheorganisaties en publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties [PBO’s] als het HBA kunnen volgens Van Vught een belangrijke rol spelen: ‘Hoe meer PBO’s en hoe meer brancheorganisaties innovatie tot speerpunt verheffen, des te beter. Ik denk dat zonder de hulp van het HBA de kans op succes veel kleiner wordt in het tot stand brengen van innovatie en van de interactie tussen kennisinstellingen en de ambachtelijke sector. Daarin kan het HBA heel nadrukkelijk zijn bestaansrecht bewijzen. Het kent die
29
Samenstelling Bestuur en commissies; vertegenwoordigingen Samenstelling van het bestuur, het dagelijks bestuur en de vaste commissies van het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA, eind 2003)
30
Bestuur [HB] P. Kalle drs. J.W. Nelson
onafhankelijk voorzitter secretaris
Benoemd door organisaties van ondernemers:
Koninklijke Vereniging MKB-Nederland ing. J.L. Bechtold [plv. P. Duijndam] H.C.E. Boerland [plv. mr. R. Vos] mr. M.H.P. Braakman [plv. mr. R.M.M.G. van Bergen] L.C.G. Edeling [plv. drs. M.G. van Steden] A.J. van Hoof [plv. A.J.J.M. Janssens] mw. C. Pronk-Zuurmond [plv. mw. U. van Deelen] mw. M.A. van der Wal [plv. W.H.M. Schinck] mw. M.G. Hoekenga-Idema [plv. P.N.M. Wennekes] Vereniging VNO-NCW mr. J. Kleiboer drs. H.J.G.M. van Weerdenburg
Ministeriële vertegenwoordiging: De samenstelling van de ministeriële vertegenwoordiging bij het HBA was aan het eind 2003 als volgt: Ministerie van Economische Zaken [EZ] drs. J. van Egmond [plv. vacature] Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit [LNV] mw. mr. M.G. Gonzales [plv. A.C.G. van der Kroon] ir. F.J. Westerling [plv. A.C.G. van der Kroon] Toehoorder namens Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [SZW] G. Planting Toehoorder namens Sociaal-Economische Raad B. Wesselius
[plv. mr. C.J.W. Steenbergen] [plv. H.H. Binnema]
Raad Nederlandse Detailhandel H. Kok [plv. drs. J. Fokke] Klein Bedrijf Nederland ing. H.S. Horlings
Christelijk Nationaal Vakverbond R.E. van Kesteren [plv. drs. P. Kroon] G. Mastenbroek [plv. A.A. van Wijngaarden] F.A.M. Monsma [plv. G.B. Rijzinga]
[plv. mw. L.C. Groeneveld]
Benoemd door organisaties van werknemers:
Dagelijks Bestuur [DB] L.C.G. Edeling A.J. van Hoof P. Kalle [voorzitter] R.E. van Kesteren A.L. Moerman A.A.M. Steijaert drs. H.J.G.M. van Weerdenburg drs. J.W. Nelson [secretaris]
Federatie Nederlandse Vakbeweging J. Atema [plv. P.J. Koijmans] M. Dalhuizen [plv. F.W.C.M. Kokke] L. Elzinga [plv. J. Kerstens] mw. M.H. Hesper-de Haas [plv. P.J. Koijmans] A.L.M. Kamp [plv. Th. J. van Amersfoort] A.L. Moerman [plv. P.J. Koijmans] mw. M. Patijn-van de Knaap [plv. E.A. Groen] H. Reibestein [plv. P.J. Koijmans] A.A.M. Steijaert [plv. P.J. Koijmans]
31
Vaste branchecommissies Commissie bestratingsbedrijf P.J.A.Th. van Beek
L. Elzinga G. Lokhorst M.A. Schouten H.W. Tuenter [plv.] H.J. de Roo [plv.] G.J. Visscher [voorzitter] mr. P.J.M. Grimmon [secretaris]
W. Kruithof
Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven Nederland [OBN] FNV Bouw Hout- en Bouwbond CNV OBN OBN OBN OBN HBA
R. Minnee [plv.] mw. M. Patijn-van de Knaap mr. R. Vos H. Wegman [plv.] vacature [plv.] mr. R.J. Vixseboxse drs. J.W. Nelson [secretaris]
Commissie dakdekkers hellende daken R.M.M.G. van Bergen Nederlandse vereniging voor dakdekkersbedrijven hellende daken ‘Het Hellende Dak’ [HHD] mw. M.A.J.H. Dappers-Bogaerts [HHD] P.J. Jacobs [HHD] C.D.J.J. Schoenmakers [HHD] J.L.M. Weijers [voorzitter] [HHD] mr. R.J. Vixseboxse [secretaris] HBA
Commissie naaimachinebedrijf J. van den Broek Algemene Vereniging van Naaimachinehandelaren [AVVN] L.W.A. Slangen AVVN G. Leenders [voorzitter] AVVN C. Lamsma [plv.] AVVN mw. G.K. Oggel [secretaris] HBA Commissie optiekbedrijf G.J. Deben [voorzitter] N. Hofstede B. Koopman M. Linneweever mw. A. van Ossenbruggen M. Pickhard mw. M.M. Pauw [secretaris]
Commissie detailhandel in brood en banket L.F. van Beekum FNV Bondgenoten M.A.J. Holtermann CNV Bedrijvenbond H.J. Boswijk [plv.] Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging [NBOV] M. van der Ham NBOV A.J.J.M. Janssens [voorzitter] NBOV W.W. Ramakers [plv.] CNV Bedrijvenbond drs. Th. L. Volkeri NBOV vacature FNV Bondgenoten mr. P.J.M. Grimmon [secretaris] HBA Commissie kappersbedrijf G. ter Avest
H.C.E. Boerland [voorzitter] E.A. Groen drs. G.J.H. van den Hoeven [plv.] mw. M. van Vemde-Dijkhof [plv.]
CNV Bedrijvenbond / CNV Kappers ANKO Kappersbond FNV / FNV Schoonheidsverzorging ANKO CNV Bedrijvenbond / CNV Kappers Kappersbond FNV / FNV Schoonheidsverzorging HBA HBA
NUVO NUVO NUVO NUVO NUVO NUVO HBA
Commissie parketvloerenleggers A. van der Bruggen Vereniging Parketvloer Leveranciers [VPL] mw. drs. S.C.W. van Hoof [plv.] Centrale Branchevereniging Wonen [CBW] K.J. Huisman [plv.] Vereniging Parketvloerenleggers Bedrijven [VPVB] G. Oltmans VPVB J. Samulski [plv.] VPL M. Uipkes [voorzitter] CBW drs. G. Roorda [secretaris] HBA
Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie [ANKO] ANKO Kappersbond FNV / FNV Schoonheidsverzorging ANKO Kappersbond FNV / FNV Schoonheidsverzorging
Commissie pianotechniek J. Blauwendraat J.H.P.M. Huijbers M.M. van Loon [plv.] J.M.J. Meulendijks [plv.] P.K. van der Put
32
VvPN [Vereniging voor Pianotechnici Nederland] VvPN VvPN VvPN FNV Bondgenoten
W.H.M. Schinck [voorzitter] M. Spiering [plv.] A.F.P. Vugts A.W. van der Haas [secretaris] Commissie rietdekkersbedrijf W.J. van Dijk H.S. Horlings F.W.C.M. Kokke G. Lokhorst G. van Wincoop [voorzitter] mw. G.K. Oggel [secretaris] Commissie schoenmakerij M. Belmer [plv.] A.P. Buijs [plv.] A.J. Evers J.G.M. Heijen mw. M.G. Hoekenga P.A. Idema [plv.] J.R. van Noorden P. Minne W.M. van der Poel [voorzitter] mw. J. Segaar T. Katerberg [plv.] 2 vacatures A.W. van der Haas [secretaris]
Ned. Piano- en Muziekinstrumentenbond [NPMB] NPMB NPMB HBA Vakfederatie Rietdekkers Vakfederatie Rietdekkers FNV Bouw Hout- en Bouwbond CNV Vakfederatie Rietdekkers HBA Nederlandse Schoenmakers Vereniging [NSV] NSV CNV Bedrijvenbond NSV NSV NSV NSV NSV NSV FNV Bondgenoten CNV Bedrijvenbond FNV Bondgenoten HBA
Commissie schoonheidsverzorgingsbedrijf mw. C. Betting Algemene Nederlandse Branche Organisatie Schoonheidsverzorging [ANBOS] mw. U. van Deelen ANBOS drs. K.J. Huisman ANBOS mw. C. Pronk-Zuurmond [voorzitter] ANBOS H.M.A. van Venetië [toehoorder] ANBOS vacature mw. M.M. Pauw [secretaris] HBA Commissie textielreinigingsbedrijf A.F. Goutier Nederlandse Vereniging van Textielreinigers [NETEX] J. van Kuijk NETEX T. Neijenhuijs FNV Bondgenoten F.K.J.J. Raadsheer [voorzitter] NETEX
A. Slagboom P.N.M. Wennekes A.W. van der Haas [secretaris]
CNV Bedrijvenbond NETEX HBA
Commissie voetverzorging mw. A. Akkermans-Van Balkom [plv.] ProVoet Landelijke Organisaties voor de Voetverzorger/ Pedicure mw. A. Atsma idem A.J. van den Bemt [voorzitter] idem mw. R.A. Blokzijl-Van Veen idem mw. M.Ch. van Wees idem mw. E. Wesselink-Roenhorst idem A.W. van der Haas [secretaris] HBA
Commissie bezwaarschriften heffingen en inschrijvingen mr. P.J.M. Grimmon [voorzitter] mr. R.J. Vixseboxse [secretaris; plv. voorzitter] D. Hartman [plv.]
mw. E.C.A. Rücker [plv. secretaris] P.A.J.M. Verhoeff [plv.] G. van Vliet
HBA HBA Centraal Registratiekantoor Detailhandel Ambacht [CRK] HBA CRK CRK
Vertegenwoordiging en deelnemingen Het HBA is onder meer vertegenwoordigd in: Bedrijfschappen Contact: P. Kalle, drs. J.W. Nelson Commissie van Advies voor Statistieken van het Midden- en Kleinbedrijf van het CBS [CVA]: drs. G. Roorda Stichting Ontwikkelingsfonds voor het Orthopedisch Maatschoentechnischbedrijf [OFOM]: J.J.N. Tuijt [bureausecretaris] Hoofbeleidscommissie Onderwijs van MKB-Nederland: mw. G.K. Oggel [toehoorder] Stichting Werkgelegenheidsfonds PBO [WGF-PBO]: drs. J.W. Nelson Bestuurlijk Juridisch Klankbord van de SER: mr. P.J.M. Grimmon, mr. R.J. Vixseboxse
33
Financieel verslag 2003 [voorlopige cijfers]
34
Balans 31 december 2003 2002 € €
[Bedrag x € 1.000] VASTE ACTIVA
31 december 2003 2002 € € EIGEN VERMOGEN HBA EN CIE’S
Materiële vaste activa Financiële vaste activa
97 1.806
37 1.806
Algemene reserves
VLOTTENDE ACTIVA
3.056
4.652
VOORZIENINGEN
LIQUIDE MIDDELEN
6.203
3.767
KORTLOPENDE SCHULDEN
11.162
10.262
4.654
4.408
552
--
5.956
5.854
11.162
10.262
Overzicht van baten en lasten BATEN
LASTEN
€
€
RESULTAAT [Voordelig/Nadelig] €
HBA Banketbakkersbedrijf Bestratingsbedrijf Bitumineus dakdekkersbedrijf Dakdekkersbedrijf hellende daken Glazenwasserbedrijf Kappersbedrijf Naaimachinebedrijf Optiekbedrijf Pianotechnisch bedrijf Rietdekkersbedrijf Schoenherstellersbedrijf Schoonheidsverzorgingsbedrijf Schoorsteenvegersbedrijf Textielreinigingsbedrijf Voetverzorgingsbedrijf
3.851 92 300 105 241 104 2.569 47 382 68 39 131 807 31 102 201
4.424 67 406 87 258 105 2.241 29 181 18 81 107 596 18 62 144
573 [n] 25 [v] 106 [n] 18 [v] 17 [n] 1 [n] 328 [v] 18 [v] 201 [v] 50 [v] 42 [n] 24 [v] 211 [v] 13 [v] 40 [v] 57 [v]
TOTAAL
9.070
8.824
246 [v]
[Bedrag x € 1.000]
35
HBA-Publicaties 2003 Titel
jaar
nummer
prijs €
Werken met de branchecode: handleiding voor docenten Milieu en energie in de rijwielbranche
2003 2003
276 277
15,10,-
Code van de voetverzorger: bedrijfsversie (2e herziening)
2003
278
20,-
Code van de voetverzorger: bronnenversie (2e herziening)
2003
279
32,50
Code van de voetverzorger: checklist (2e herziening)
2003
280
8,-
Jaarverslag 2002: uitgebreide versie
2003
281
gratis
Jaarverslag 2002: populaire versie
2003
282
gratis
Ambachten op de kaart gezet!: dl. 1: onderzoek naar ambachtelijke opleidingen
2003
283
15,-
Ambachten op de kaart gezet!: dl. 2: opleidingen voor 35 branches in beeld
2003
284
25,-
Betrouwbaar ambachtelijk ondernemen
2003
285
5,-
Milieuzorg bij dakdekkers Noord-Holland
2003
286
10,-
Code van de schoonheidsspecialist (2e herziene uitgave) bedrijfsversie
2003
287
22,50
Code van de schoonheidsspecialist (2e herziene uitgave) bronnenversie
2003
288
42,50
Code van de schoonheidsspecialist (2e herziene uitgave) checklist
2003
289
8,-
Beroepscompetentieprofiel van de glazenier
2003
290
o.a.
Het takenpakket van de glazenier: onderzoeksresultaten
2003
291
o.a.
Beroepscompetentieprofiel van de straatmaker
2003
292
o.a.
Beroepscompetentieprofielen in de bitumineuzeen kunststof dakbedekkingsbranche: bedrijfsleider, voorman en dakdekker
2003
293
o.a.
Hoogwaardige bedrijfsvoering: boek voor adviseur & ondernemer
2003
294
30,-
Hoogwaardig starten in het ambacht
2003
295
25,-
36
Colofon
Dit is een uitgave van het Hoofdbedrijfschap Ambachten Tekst: Bosma Public Relations BV Grafische vormgeving: Bert Muller bNO Fotografie: Leo van Velzen Pre-press: Optima Forma bv Druk: DeltaHage bv HBA-publicatiereeksnr. 304