‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’ transcript e-cursus
Dit e-boek hoort bij de training ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’. In aanvulling op de e-cursus bied ik je dit e-boek, waarin je alles nog eens rustig kunt nalezen. Ik wens je veel succes, en als er nog vragen zijn, dan hoor ik het graag! Je kunt je vragen of opmerkingen mailen naar
[email protected]. Mariëlle Tromp september 2014
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Waarom sociaal-vitaal? Eenzaamheid De signaalfunctie van eenzaamheid De gevolgen van eenzaamheid De eenzaamheidsbril Overdracht en tegenoverdracht Contact maken en verbreken Een verbaal balspel De structuur van de beweeglessen De doelen van de beweeglessen
1. Waarom ‘Sociaal Vitaal’? Een project tegen eenzaamheid kent waarschijnlijk een hoge drempel. Als je je daarvoor aanmeldt… Het negatieve staat voorop: mensen moeten erkennen dat ze eenzaam zijn en daar wat aan willen doen. Pas dan kunnen ze overwegen of ze naar de cursus willen. Met de meer aansprekende term sociaalvitaal hopen we die drempel te verlagen, want wie wil niet sociaal-vitaal zijn? Misschien denken mensen ook: ik heb het nu nog niet zo nodig, maar ik wil ervoor zorgen ook in de toekomst sociaal-vitaal te blijven. Veel mensen gaan naar een beweeggroep omdat ze klachten willen voorkomen. Op dezelfde manier kunnen
verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
De cursus ‘Sociaal Vitaal’ in een notendop Het doel van de cursus is de zelfsturing van mensen te bevorderen; dat ze zelf het heft in handen nemen, andere keuzes gaan maken, op een andere manier actie ondernemen. Mensen worden zich allereerst bewust gemaakt van hun eigen gedrag, hun eigen gekleurde bril. Daarnaast krijgen ze de handvatten aangereikt en vaardigheden aangeleerd die ze kunnen gebruiken om meer sociaal-vitaal te worden.
1
mensen besluiten om naar een sociaal-vitaal cursus of een sociaal-vitaal groep te gaan; om te voorkomen dat ze in de toekomst sociale problemen of eenzaamheid tegenkomen.
2. Eenzaamheid Wat is eenzaamheid? Niet iedereen verstaat daar hetzelfde onder en dat kan voor verwarring zorgen. ‘Eenzaam zijn’ en ‘alleen zijn’ bijvoorbeeld wordt heel vaak door elkaar gehaald. Hieronder de definitie die tegenwoordig het meest gangbaar is. Eenzaamheid is het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan kwaliteit van bepaalde relaties. - prof. dr. De Jong-Gierveld Uit deze definitie is een aantal dingen af te leiden. Allereerst dat het gaat om iets subjectiefs, om een gevoel. Dat is niet het geval bij het begrip ‘alleen’. Je kunt zien of iemand alleen is, maar je kunt niet zien of iemand eenzaam is. Dat kan iemand alleen zelf aangeven. Ten tweede komt in deze definitie naar voren dat het gaat om een onplezierig of ontoelaatbaar gevoel. Soms zeggen mensen: “ik vind een beetje eenzaamheid juist prettig, ik wil graag alleen zijn”. Dan gaat het – uitgaande van deze definitie – dus niet om eenzaamheid maar om sociale isolatie of ervoor kiezen om alleen te zijn. Tot slot noemt de definitie een gemis aan kwaliteit van bepaalde relaties of een gemis aan bepaalde relaties. Eenzaamheid heeft te maken met contact, met relaties. Niet alleen het aantal relaties daarin is belangrijk, maar juist en vooral ook de kwaliteit van deze relaties. Het gaat om relaties in brede zin, dus niet alleen die met een partner, maar ook met familieleden, vrienden, buren, collega’s enzovoort. Vaak wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten eenzaamheid. Er zijn verschillende indelingen. Eén daarvan is het onderscheid tussen emotionele eenzaamheid en sociale eenzaamheid. Bij emotionele eenzaamheid mist iemand een partner of een goede vriendin, of wordt een bepaalde diepgang met een persoon gemist. Je mist iemand dichtbij, een vertrouwenspersoon waar je een goede relatie mee hebt. Bij sociale eenzaamheid gaat het om een gemis in het bredere netwerk, dus kennissen, buren, collega’s. Emotionele eenzaamheid wordt over het algemeen als ernstiger beleefd dan sociale eenzaamheid. Natuurlijk komen deze twee vormen ook gecombineerd voor, en dat is een vorm van eenzaamheid die door veel mensen als heel ernstig wordt beleefd.
3. De functie van eenzaamheid Ik houd me al vanaf 2002 bezig met het onderwerp eenzaamheid, en ik heb me eigenlijk steeds afgevraagd: waarom bestaat eenzaamheid, wat is eigenlijk de functie van eenzaamheid? Pas de afgelopen jaren heb ik daarop antwoorden gevonden.
verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
2
Ik vind het meest aannemelijke antwoord dat eenzaamheid een signaalfunctie heeft. Vergelijk het maar met een heel ander signaal, bijvoorbeeld honger. Als je honger hebt (een fysiek signaal), dan moet je iets eten, dan moet je iets gaan doen om de lichamelijke honger tegen te gaan. Eenzaamheid kun je als een sociaal signaal zien. Eenzaamheid betekent dan: je moet contact gaan zoeken, je moet zorgen dat je contacten zich verdiepen, je moet zorgen dat je bij een groep komt. Sommige mensen gaan bij honger ongezonde dingen eten. Die keuze, want dat is het, lijkt voor de buitenwereld onlogisch. Ongeveer hetzelfde gebeurt bij sommige eenzame mensen. Ze pikken het signaal van eenzaamheid wel op, maar gaan daar op een minder handige manier mee om. Op een manier die soms zelfs hun eenzaamheid alleen maar versterkt… Hier kom ik later op terug. Het zien van de signaalfunctie van eenzaamheid heeft voor mij erg verhelderend gewerkt: eenzaamheid is niet iets wat iemand overkomt of wat nu eenmaal bestaat, maar het is een signaal dat iemand kan oppakken om er iets mee te doen.
4. De gevolgen van eenzaamheid Eenzaamheid heeft verschillende gevolgen, in te delen in emotionele gevolgen, fysieke gevolgen en sociale gevolgen. Als eerste de emotionele gevolgen. Deze lijken het meest voor de hand liggend te zijn. Iemand die zich langdurig eenzaam voelt, voelt zich minder prettig, minder gelukkig. De kwaliteit van leven neemt af, want hij voelt zich gewoonweg niet goed. Dat er ook fysieke gevolgen zijn, is minder bekend. Als iemand langdurig eenzaam is, belast dat iemands lichaam fysiek. Het effect van vereenzaming is vergelijkbaar met dat van risicofactoren als overgewicht, roken en te weinig beweging! Hoe dat precies kan, is niet duidelijk. Het lijkt erop dat iemand die heel eenzaam is, een verstoord slaappatroon kan krijgen of een verhoogde bloeddruk, en dat hij niet meer zo goed op andere stressfactoren kan reageren, waardoor de kans op fysieke aandoeningen toeneemt. Tot slot heeft eenzaamheid veel sociale gevolgen. Mensen kunnen sociale angst ontwikkelen of gedragsproblemen, bijvoorbeeld een agressieve manier van omgaan met andere mensen. De sociale gevolgen worden ook versterkt door wat mensen ervaren in contact met anderen. Ik noem de bril waardoor zij de wereld bekijken wel eens een eenzaamheidsbril.
5. De eenzaamheidsbril Iedereen bekijkt de wereld door zijn eigen bril: niemand ziet de wereld zoals die echt (objectief) is. Je neemt namelijk niet alles waar, maar ziet vooral die dingen die door jouw bril opvallen. Stel, je denkt erover om een nieuwe auto te kopen, een
verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
3
Volkswagen. Opeens zie je overal Volkswagens rijden, terwijl je als je een ander merk wilt kopen juist dat andere merk overal ziet. Jouw bril filtert dus automatisch je waarnemingen. Mensen die langdurig eenzaam zijn, gaan steeds meer door de eenzaamheidsbril kijken. Dat houdt in dat mensen in sociale situaties steeds meer de negatieve dingen waarnemen: alles wat in bijvoorbeeld een gesprek negatief is, of een gebaar van iemand of een houding die misschien als negatief kan worden opgevat, dát zien ze, dát valt ze op. Tegelijkertijd krijgen ze een soort blokkade voor alles wat positief is. Dus juist de positieve dingen zien ze minder. Daarmee bestaat de kans dat de eenzaamheidsbril in feite de eenzaamheid versterkt, en zo kan eenzaamheid zichzelf ook in stand houden. Je gaat op bezoek bij iemand die eenzaam is. Je verwacht een blije reactie, iets als ‘wat fijn dat je er bent’. In plaats daarvan zegt iemand: ‘Er komt ook niemand bij me, ik heb al een week niemand gezien, jij bent ook al heel lang niet geweest.’ Dit is een heel bekend voorbeeld, en ook daar zie je dat het negatieve de overhand heeft. Geloof me, mensen doen dit niet bewust, het is nu eenmaal de bril waardoor zij de wereld zien. Die bril bepaalt de keuzes die iemand maakt in bijvoorbeeld zijn reacties en in wat iemand zegt. Wat ik al vaker heb genoemd, maar wat ik toch nog een keer wil benadrukken: ook jij hebt een bril op, ook jij selecteert onbewust wat je waarneemt. Dus als je nadenkt over mensen in jouw beweeggroepen die eenzaam zijn, dan zegt dat niet alleen iets over die mensen, het zegt ook iets over de manier waarop jij naar hen kijkt. Jij bekijkt de situatie immers ook weer door jouw eigen bril. Het is heel lastig om dat niet te doen, maar het is wel heel goed om te beseffen dat ‘de waarheid’ alleen maar jouw waarneming is. Diezelfde waarheid ziet er voor die mensen zelf heel anders uit. Wees je dus altijd heel erg bewust van het feit dat ook jij een bril op hebt. Dat kan een heel andere kleur zijn dan die van de ander, maar probeer ook eens mee te kijken door andermans bril. Probeer te bedenken hoe hij de dingen ziet.
6. Overdracht en tegenoverdracht Van iedereen zijn eigen perspectief (zijn eigen bril) is het een kleine stap naar de termen ‘overdracht’ en ‘tegenoverdracht’, omdat dat factoren zijn die het perspectief kunnen beïnvloeden. We komen de termen vooral tegen in hulpverleningssituaties, maar ik denk dat ze ook van belang zijn bij jouw werk met de beweeggroepen. Wat is overdracht? Stel dat mevrouw A. naar een hulpverlener toe stapt. Deze hulpverlener doet haar erg denken aan haar vader. Mevrouw A. heeft zich altijd heel afhankelijk opgesteld tegenover hem. Het zien van de hulpverlener die zo op haar vader lijkt, kan ervoor zorgen dat ze zich ook in haar relatie met de hulpverlener erg afhankelijk opstelt. Kortom, in geval van overdracht heeft gedrag niets te maken met de huidige situatie en/of de ervaringen met de huidige persoon, maar iets in de situatie prikkelt iemand waardoor deze in bepaald gedrag vervalt.
verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
4
Bij de hulpverlener kan iets soortgelijks optreden. Hij heeft bijvoorbeeld een zusje waar hij voor zorgt en hij herkent in mevrouw A. iets van zijn zusje. Daardoor kan hij de neiging hebben extra beschermend te zijn tegenover deze cliënt. Dit noemen we tegenoverdracht. Het is een fenomeen dat ontzettend veel voorkomt. Omdat het in de hulpverlening belangrijk is om dit – ook bij jezelf – te herkennen, is daar veel aandacht voor. Meestal komt tegenoverdracht de relatie tussen hulpvrager en cliënt namelijk niet ten goede. De hulpverlener vertoont dan immers gedrag dat losstaat van de hulpvrager. Wat heeft het verhaal over mevrouw A. nu te maken met jouw beweeggroepen, vraag je je misschien af. Om dit duidelijk te maken, moeten we eerst kijken naar de rolverdeling binnen de groep. Laat ik beginnen met te benadrukken dat er geen verkeerde en goede of betere rollen zijn. In een (beweeg)groep nemen bijna altijd dezelfde mensen het voortouw: ze zorgen ervoor dat dingen worden opgeruimd, neergezet, kaartjes worden gestuurd en andere zaken worden geregeld. Daarnaast zijn er leden die zich veel passiever opstellen, afwachten wat er gebeurt, wachten tot ze erbij worden gevraagd. Meestal gedragen de mensen zich bij de beweegles niet anders dan in het dagelijks leven. Wie in jouw groep redelijk afhankelijk of afwachtend is, zal het daarbuiten waarschijnlijk ook zijn. En de regelaars zijn meestal niet de mensen die op een feestje wachten tot ze iets gevraagd wordt voordat ze hun mond open durven doen. En wat is jouw rol als beweegdocent? Veel beweegdocenten willen dat iedereen meedoet, dat iedereen zich prettig voelt, dat iedereen een leuke les heeft. Dat is ook heel erg goed. Alleen willen we mensen, in het kader van de cursus (lesplan 2), bewust maken van hun rollen. We willen ze stimuleren om andere facetten van zichzelf te laten zien en andere rollen uit te proberen. Als jij nu de neiging hebt om Wat roepen mensen in jou op? iemand die zich erg afwachtend opstelt extra Is er bij jou sprake van overdracht te stimuleren om mee te doen, is dat voor en/of tegenoverdracht. Misschien deze persoon in feite alleen maar een doet die wat kromlopende, bevestiging van zijn eigen rol … bescheiden weduwnaar je wel aan je opa denken en heb je de Als je je bewust bent van zulke processen, neiging om bij het afscheid zijn kan ook jij experimenteren met ander kraag even recht te trekken. Of gedrag. En dan kun je bijvoorbeeld mensen misschien ben jij van nature niet uitdagen om de drempel over te stappen om iemand die op de voorgrond bijvoorbeeld ook eens initiatief te tonen. Stel treedt en zucht je inwendig als de dat je tegen de meest teruggetrokken vrouw die altijd de leiding neemt, deelnemer zegt: “Jij bent aan de beurt, wat naar jouw idee anderen geen wil je voor oefening doen?” Nu denk je kans geeft. Hoe beïnvloedt dit misschien, die mevrouw komt nooit met een jouw gedrag? oefening. Misschien is dat waar, maar dan nog… Je kunt bijvoorbeeld vragen: “Wat vond u vorige week de leukste oefening?” Dan help je iemand wel, maar uiteindelijk leg je het initiatief bij henzelf, je prikkelt ze om het zelf te gaan doen. Nogmaals, het gaat erom dat je er bewust van bent dat ook jij misschien wel eens in de rol stapt van de hulpverlener van mevrouw A. Hoe jij door je eigen rol binnen de groep bepaald gedrag misschien wel steeds verder bevestigt. Zodra je dat doorhebt,
verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
5
kun je proberen er iets mee te doen. Daarnaast is het interessant om – met de kennis van het proces van overdracht in je achterhoofd – het groepsproces eens onder de loep te houden en te kijken naar de rollen die jouw deelnemers aannemen. NB: Het gaat dus helemaal niet om goed en fout: ik denk dat heel veel heel goed is. Alleen moet je juist bij het lesplan 2 – waarbij je mensen wilt laten zien dat ze ook andere rollen kunnen aannemen – heel erg letten op je eigen rol binnen de groep.
7. Contact maken en verbreken Bij sociaal-vitaal draait alles om contact. Een belangrijke vaardigheid die we mensen in de cursus dan ook aanleren, is hoe ze contact met anderen kunnen leggen. Maar ik ben van mening dat we ook voldoende aandacht moeten besteden aan hoe mensen contact kunnen verbreken. Ik denk dat, als mensen weten hoe ze contacten kunnen verbreken, ze dan ook veel makkelijker contacten durven leggen. Ik heb de afgelopen jaren gemerkt dat heel veel mensen contacten niet aangaan omdat ze bang zijn dat ze er niet meer vanaf komen… Ze willen wel een gesprek met iemand aangaan, maar zijn bang dat ze zo een halfuur verder zijn. En daarom houden ze eigenlijk alle contacten een beetje af. Bij contact leggen denken de meeste mensen aan praten. Iemand anders bellen, met iemand een gesprek aangaan, informatie uitwisselen; dat zien ze als contact leggen. Maar eigenlijk is het niet-verbale contact net zo belangrijk. Onbewust merk je het als iemand aandacht voor je heeft, geïnteresseerd is in wie je bent en wat je vertelt. Als je iemand wil laten weten dat je contact zoekt, kun je dat uit je lichaamshouding laten blijken. Bijvoorbeeld door naar iemand toe te draaien of door die persoon een beetje na te doen. Spiegelen noemen we dat. Let maar eens op. Als twee mensen intens met elkaar in gesprek zijn, dan zie je dat ze elkaars gebaren nadoen. Wanneer de ene bijvoorbeeld z’n handen tegen elkaar zet, doet dat de ander dat ook. Als de één zijn benen over elkaar slaat, is de kans groot dat de ander dat niet lang daarna ook doen. In verkooptrainingen wordt spiegelen als communicatietrucje aangeleerd: door als verkoper een beetje de gebaren van je klanten te spiegelen, bouw je een band op. Maar je kunt spiegelen ook gewoon in het dagelijks leven gebruiken. Als je iemand aandacht wil geven, met iemand in gesprek wil komen of iemand wil laten merken dat je hem ziet of waardeert, dan kun je wat van zijn of haar gedrag overnemen. Het is best lastig om op een natuurlijke manier te spiegelen, dus je kunt het het beste met heel kleine gebaren doen. Alleen in de beweegles – in lesplan 3 – oefenen we dit juist heel expliciet met grote gebaren. Zo kun je mensen laten zien hoe het werkt, en mensen zullen ervaren hoe prettig het is als iemand anders ze nadoet, als iemand laat blijken dat je gezien worden. Want dat is waar het om gaat: mensen laten merken dat ze gezien worden. Als je eenmaal contact hebt met iemand, kun je dat zelfde principe gebruiken om een gesprek af te ronden. Als twee mensen zitten te praten, allebei over tafel gebogen, verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
6
en opeens leunt er één achterover en kijkt om zich heen, dan weet je dat die persoon het gesprek of contact gaat verbreken. Dat kun je ook in je beweeggroep doen: na elkaar een poosje gespiegeld te hebben, laat je een van de deelnemers er een punt achter zetten door andere gebaren te gaan maken of gewoon te stoppen met meebewegen. Ze kunnen bijvoorbeeld op hun horloge kijken, een heel duidelijk signaal van ‘ik moet nu weg’. Geef mensen niet alleen mee hoe ze kunnen spiegelen om contact te leggen, maar ook hoe ze kunnen stoppen met spiegelen om een contact te verbreken.
8. Een verbaal balspel Over verbaal en non-verbaal contact maken en verbreken heb je in de lesplannen een oefening, waarin we een gesprek vergelijken met een balspel. Over deze vergelijking wil ik ook hier kort iets zeggen. Als je een gesprek voert of iets aan iemand wil vertellen, dan kun je dat heel goed vergelijken met een balspel. De bal is datgene wat je wil zeggen. Als je iets wil zeggen tegen iemand of als je een bal gaat gooien, moet je eerst zorgen dat je contact hebt: je kunt niet zomaar ineens gaan praten of de bal gooien. Je moet iemand bijvoorbeeld hebben aangekeken of hebben gevraagd ‘komt het uit?’ of ‘mag ik de bal naar jou toe gooien?’ Pas daarna kun je de bal gooien, dus iemand vertellen wat je wil vertellen. Nu zou het wat onfatsoenlijk zijn om je vervolgens om te draaien en meteen weer weg te lopen. Zo van, ik heb gezegd wat ik wilde zeggen en daar ging het me om. Of: ik heb de bal gegooid en dat is dan dat. Nee, je wacht af wat de reactie is. Vangt iemand de bal, pikt iemand op wat je gezegd hebt, en wat gaat de ander daar mee doen? In een balspel zal iemand misschien de bal weer teruggooien. Dus dan zorg je dat je daar klaar voor staat. In een gesprek wil iemand wat terugzeggen, dus je zorgt dat je daarnaar blijft luisteren.
Samen scoren Iemand start het spel. Je gooit de bal een paar keer over. Als dat contact en die interactie er eenmaal is, kun je er samen voor zorgen dat je bijvoorbeeld een punt gaat scoren. Precies zo gaat het in een gesprek. Na een inleiding – een opmerking of een vraag en misschien wat koetjes en kalfjes – kom je samen tot een oplossing of een afspraak, of wat je ook maar voor ogen hebt met het gesprek.
Dat werkt natuurlijk twee kanten op. Als iemand iets tegen jou wil vertellen of iemand wil jou een bal toegooien, dan zou het heel raar zijn om die bal gewoon maar langs je heen te laten gaan. Het lijkt dan op: “Ik heb geen zin om hem op te vangen”. Meestal vang je hem – of je nu zin hebt om een potje te spelen of niet – toch maar op. Zo gaat het ook in een gesprek: als iemand tegen jou begint te praten, dan is het wel fatsoenlijk om even te luisteren. Als je echter op dat moment eigenlijk geen tijd of zin hebt, dan kun je – nadat je de bal gevangen hebt of even naar iemand geluisterd hebt – zeggen: “Leuk dat je met me wil spelen, maar ik doe niet mee.” In het geval van een gesprek zeg je iets als: “Ach, het is echt heel vervelend wat je nu allemaal vertelt, maar ik heb nu eigenlijk geen tijd, kan ik morgen even bij je langskomen?” verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
7
Het is heel belangrijk om in een gesprek, ook in een gesprek waar je niet op zit te wachten, aan te geven dat je de persoon hebt gehoord, dat je hebt begrepen waar het om gaat. Het is ook veel makkelijker om een contact te verbreken als je eerst het contact goed bent aangegaan. Als je de ander meteen in de rede valt met ‘ik heb geen tijd’, dan kan de ander z’n boodschap niet kwijt. Hij zal het echter blijven aandringen, zodat het veel langer zal duren om daadwerkelijk weg te komen.
9. De structuur van de beweeglessen Bij de training heb je de vier lesplannen meegekregen. De volgorde van de lesplannen is bewust gekomen, en dat wil ik hier kort toelichten. De structuur van de lessen is in feite: we werken van klein naar groot, van kijken naar houding naar doen. Van zelf thuis oefenen via eenzijdig een andere rol proberen naar het oefenen van interactie binnen de beweeggroep. We beginnen in lesplan 1 met de roze bril, het anders kijken naar dingen. Dat is iets waar mensen geen anderen voor nodig hebben. Ze kunnen het thuis doen terwijl ze, bij wijze van spreken, uit het raam kijken. Ze hoeven alleen maar anders te kijken, ze hoeven niets anders te doen. Contact leggen met andere mensen is niet noodzakelijk; ze hoeven zich alleen maar – terwijl ze hun houding niet veranderen, hun gedrag niet veranderen – in te beelden dat ze anders naar dingen kijken. Eén boodschap per les Het is belangrijk om je lessen goed af te bakenen: één boodschap per les. Hop niet van de ene naar de andere les, begin in de ene les niet over de theorie uit een andere les. Zorg dat je je focus behoudt, wat er ook gebeurt. Altijd gaat het om dat ene inzicht of die ene oefening. En daar gaat het niet alleen in de beweegles om, maar ook bij het koffiedrinken en bij het thuiswerk. Om binnen een les de focus te houden op die ene boodschap, is het goed om van tevoren nog even te kijken wat precies het doel of de boodschap van die les is. Met welke oefeningen je dat dan overbrengt, is niet zo belangrijk. Het gaat erom dat jij als docent weet: dit is wat ik over wil gaan brengen. De vorm maakt niet zo uit, het gaat om de intentie, om de boodschap!
In het tweede lesplan gaat het om een iets groter kringetje, want dan gaat het om hun eigen houding: hoe ze erbij staan, wat ze uitstralen, hun eigen gedrag. Nog steeds kunnen ze dat in hun eentje oefenen. Thuis of op straat, bij een vriendin of bij de bakker: mensen kunnen ervaren wat er gebeurt en hoe ze zich voelen als ze zich anders opstellen. Interactie is nog steeds niet noodzakelijk. In het derde lesplan gaat het wél om contact met andere mensen, om interactie. Omdat de opbouw dus heel bewust is gekozen, denk ik dat het goed is die opbouw zo te houden en zeker niet van de ene naar de andere les te springen.
Misschien denk je: ik wil eigenlijk twee lessen aan één thema besteden. Dat kan heel goed, zolang je de volgorde maar aanhoudt.
verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
8
10. De doelen van de beweeglessen In de eerste beweegles, ‘De roze bril’, gaat het erom de deelnemer bewust te maken van het feit dat iedereen de wereld door zijn eigen bril bekijkt: de deelnemers, de docent, de buurman, de bakker, de slager. Niemand ziet de wereld zoals die objectief is, maar iedereen ziet hem op zijn eigen manier. Alle brillen zijn goed. Wel leren mensen hoe ze ook eens een andere bril kunnen opzetten. Niet voor altijd, het gaat erom dat hij leert dat hij voor één minuut, een halve minuut, vijf minuten ervoor kan kiezen om de wereld anders te bekijken. We hebben gekozen voor een roze bril omdat mensen daar een voorstelling bij hebben, maar het had evengoed een gele, een blauwe of een paars gespikkelde kunnen zijn. Of de bril van de buurman, dat maakt niet uit. Als je in de les hebt geleerd dat je de wereld, al is het maar voor even, op een andere manier kan bekijken, dan kun je daar tijdens het koffiegesprek op voortborduren. Je maakt er dan een spelletje van. Stel, iemand zegt ‘ik ben altijd te laat’, dan kunnen de anderen bedenken wat daar voor positiefs in zit. En dan komen mensen bijvoorbeeld met ‘maar je bent er altijd’. De volgende klaagt ‘het lukt mij niet om elke dag een halfuur te bewegen’. Daarop kan iemand anders reageren met ‘het is geweldig dat je het steeds weer probeert’. Dus je probeert steeds het positieve uit een opmerking te halen. De tweede beweegles heet ‘Houding en verhouding’. De deelnemer wordt zich bewust van z’n eigen houding en gedrag en leert dat hij ervoor kan kiezen om een andere houding aan te nemen of ander gedrag te vertonen. Daarvoor heeft hij nog steeds geen andere mensen nodig. Iemand kan er bijvoorbeeld voor kiezen om letterlijk een andere houding aan te nemen door wat meer rechtop te gaan staan. Of om zich anders op te stellen, ander gedrag te vertonen of op een andere manier dan hij gewend is actie te ondernemen. De deelnemer ervaart dat dat veel invloed kan hebben op zijn eigen gevoel en op zichzelf. Hij kan op straat een steviger pas uitproberen of wat bewuster de kassière groeten. De wisselwerking tussen lichaamshouding en gevoel komt in het lesplan verder niet aan de orde, maar het is een interessant fenomeen. Als iemand rechtop staat, heeft dat invloed heeft op z’n humeur. Zo kun je vaak aan iemands houding zien hoe hij zich voelt. Het gevoel kun je dus beïnvloeden door een andere houding aan te nemen. Terug naar het lesplan: daar gaat het om de rollen die mensen aannemen, en dat ze kunnen afwijken van hun normale rol, de rol waarop ze automatische terugvallen. Dat oefenen we in de beweegles door rollen te spelen als de helper, de politieagent, de regelaar, de koningin… Zo kunnen mensen ervaren hoe het is om eens een andere rol aan te nemen met bijbehorend, ander gedraag. Om dit verder te oefenen, heeft hij nog steeds niemand nodig. Pas in de derde beweegles, bij het lesplan ‘Zien en gezien worden’ gaat het ook om interactie met andere mensen, dus dan pas komen er eigenlijk andere mensen bij. De doelen van die les zijn dat mensen ervaren hoe het is om gezien te worden; dat andere mensen hen opmerken en dat andere mensen op hen reageren. Daarnaast leren de deelnemers contact te leggen en contact te verbreken. In de beweegles verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
9
leren we mensen wat het begrip ‘spiegelen’ inhoudt en daar oefenen we in het koffiegesprek verder mee. De mensen krijgen de bijlage waarin de parallel tussen balspel en gesprek uitgelegd wordt, mee maar huis. In de vierde les, ‘In de put, uit de put’, komt eigenlijk al het geleerde uit de vorige drie lessen bij elkaar. We oefenen met een hele concrete situatie, namelijk dat een van de deelnemers in de put zit (allemaal in spelvorm natuurlijk). Tijdens het oefenen komt dan terug: hoe kun je anders naar de situatie kijken, hoe kun je zelf de situatie oplossen door een andere houding aan te nemen, of hoe kun je iemand anders vragen (contact leggen!) om de situatie op te lossen? En tegelijk kun je kijken hoe je iemand die in de put zit wellicht kan helpen. Dus eigenlijk is dit de les voor gevorderden: als de eerste drie lessen zijn geweest en de genoemde vaardigheden zijn aangeleerd en er ervaring is opgedaan, dan kan dat allemaal worden toegepast in deze vierde les. Tja, en dan zit de cursus erop. De deelnemers moeten nu op eigen kracht verder, gaan toepassen in de maatschappij wat ze in de veilige omgeving van de cursus geoefend hebben. In praktijk brengen wat in theorie niet al te moeilijk lijkt. Toch zal het niet gemakkelijk zijn; vergeet niet dat de gedragspatronen en de manier waarop mensen met contact omgaan, bij velen al tientallen jaren ‘ingesleten’ zijn. We hopen dat mensen door kleine succeservaringen gemotiveerd blijven en op den duur werkelijk meer sociaal-vitaal worden!
verdiepingsstof ‘Sociaal Vitaal voor beweegdocenten’
10