INFORMATIEF GEDEELTE
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE
I
INHOUD 1.
INLEIDING 1.1.
1.2.
2.
BASISPRINCIPES STRUCTUURPLANNING
1 2
1.1.1.
STRUCTUURPLANNING: EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE RUIMTE
2
1.1.2.
WERKEN MET ‘RUIMTE’
3
1.1.3.
HET GEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN ALS ONDERDEEL VAN EEN RUIMER GEHEEL
4
1.1.4.
DRIESPORENPLANNING
6
1.1.5.
SUBSIDIARITEITSBEGINSEL
8
1.1.6.
JURIDISCHE DRAAGWIJDTE
8
SAMENWERKINGSVERBAND EN PROCESVERLOOP
1.2.1.
SAMENWERKINGSVERBAND
1.2.2.
PROCESVERLOOP
PROFIEL VAN DE GEMEENTE
9 9 10
13
2.1.
SITUERING
13
2.2.
ENKELE KENCIJFERS
13
3.
HISTORISCHE SCHETS
15
4.
DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP BOVENGEMEENTELIJK NIVEAU
20
5.
DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP GEMEENTELIJK NIVEAU
23
5.1.
HET FYSISCH SYSTEEM ALS ONDERLEGGER
23
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.
II
5.1.1.
GEOMORFOLOGIE EN RELIËF
23
5.1.2.
HYDROLOGIE
24
5.1.3.
BODEM
28
DEELSTRUCTUREN
DE BEBOUWDE RUIMTE 5.2.1. 5.2.1.1.
DE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR Morfologische structuur van de bebouwing
30 30 30 30
5.2.1.1.1.
Kernen
30
5.2.1.1.2.
Lintbebouwing
31
5.2.1.2.
Zonevreemde woningen
33
5.2.1.3.
Demografische context: bevolkingsaantallen en -evolutie
35
5.2.1.4.
Woningvoorraad
36
5.2.2.
DE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR
39
5.2.2.1.
Industrie, nijverheid en ambachten
39
5.2.2.2.
Zonevreemde bedrijven
41
5.2.2.3.
Handel en diensten
43
5.2.2.4.
Tewerkstelling
45
5.2.2.5.
Pendelbewegingen
46
5.2.3.
VERKEERSINFRASTRUCTUUR
47
5.2.3.1.
Wegverkeer
47
5.2.3.2.
Parkeren
48
5.2.3.3.
Openbaar vervoer: trein en bus
50
5.2.3.4.
Zachte weggebruikers: fietsers en voetgangers
51
VOORZIENINGEN: ONDERWIJS, RECREATIE EN TOERISME
52
5.2.4.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE
III
5.2.4.1.
Onderwijs
52
5.2.4.2.
Recreatieve en toeristische structuur
52
5.2.4.2.1.
Sportvoorzieningen
52
5.2.4.2.2.
Wandel- en fietspaden
53
5.2.4.2.3.
Sociaal- culturele voorzieningen
53
5.2.4.2.4.
Toerisme en verblijfsrecreatie
54
5.2.4.3.
Overige voorzieningen
54
5.2.4.4.
Knelpunten en potenties
55
DE OPEN RUIMTE
59
5.2.5.
59
5.2.5.1.
Rivier- en beekvalleien: belangrijke structuurbepalende elementen
59
5.2.5.2.
De boscomplexen
60
5.2.5.3.
Kleine landschapselementen
61
5.2.5.4.
Andere gebieden van de natuurlijke structuur
61
5.2.6. 5.2.6.1.
DE AGRARISCHE STRUCTUUR
63
Profiel van de landbouw
63
5.2.6.1.1.
Bodemgeschiktheid: veeteelt, land- en tuinbouw in relatie met de bodem
63
5.2.6.1.2.
Grondgebruik naar teelt
64
5.2.6.1.3.
Bedrijven
65
5.2.6.1.4.
Dierlijk mest
66
5.2.6.1.5.
Ligging t.o.v. concentratiegebieden van productie, toeleverings- en afzetkanalen
67
5.2.6.2. 5.2.7. 5.2.7.1. 5.3.
DE NATUURLIJKE STRUCTUUR
Ruimtelijke spreiding van de landbouwgronden HET LANDSCHAP
Landschapseenheden
DEELRUIMTEN
67 70 70 74
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE 5.3.1.
Kernstedelijk gebied Aarschot
76
5.3.1.2.
Noordoostelijke nevel: Langdorp, Ourodenberg
77
5.3.1.3.
Knelpunten en potenties
78
HET NOORD-HAGELANDS LANDBOUWLANDSCHAP MET RILLAAR EN GELRODE Algemeen
81
5.3.2.2.
Rillaar
82
5.3.2.3.
Ladderlint Gelrode
82
5.3.2.4.
Knelpunten en potenties
83
HET ZUID-KEMPISCH BOSLANDSCHAP
86
5.3.3.1.
Algemeen
86
5.3.3.2.
Wolfsdonk
86
5.3.3.3.
Gijmel
87
5.3.3.4.
Knelpunten en Potenties
87
5.3.4.
DE DEMERVALLEI
PLANNINGSCONTEXT
6.2.
81
5.3.2.1.
5.3.3.
6.1.
76
5.3.1.1.
5.3.2.
6.
STEDELIJK GEBIED AARSCHOT
IV
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV)
90
92 92
6.1.1.
AARSCHOT : STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED
92
6.1.2.
AARSCHOT BINNEN HET BUITENGEBIED
93
6.1.3.
AARSCHOT ALS ECONOMISCH KNOOPPUNT
95
6.1.4.
LIJNINFRASTRUCTUUR
96
PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT 6.2.1.
KERNPRINCIPES
98 98
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE
6.3.
6.2.2.
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – OPEN RUIMTE
6.2.3.
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – BEBOUWDE RUIMTE
100
6.2.4.
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – MOBILITEIT
103
6.2.5.
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR
105
6.2.6.
AARSCHOT ALS ONDERDEEL VAN DE DEELRUIMTE ‘DEMERNETWERK’
106
PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN ANTWERPEN 6.3.1.
6.4.
6.5.
V
STEDELIJK NETWERK LIER – AARSCHOT
JURIDISCHE CONTEXT
98
110 110 111
6.4.1.
GEWESTPLAN
111
6.4.2.
DE BIJZONDERE PLANNEN VAN AANLEG
115
6.4.3.
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN ZONEVREEMDE RECREATIE
115
6.4.3.1.
Camping Dennenlust
115
6.4.3.2.
Camping Sparrenhof
116
6.4.4.
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN “KONIJNTJESBERG”
116
6.4.5.
BESCHERMDE LANDSCHAPPEN EN MONUMENTEN
118
6.4.6.
HABITAT- EN VOGELRICHTLIJNGEBIEDEN
119
6.4.7.
WATERWINGEBIEDEN
120
6.4.8.
NATUURRESERVATEN
120
SECTORALE STUDIES EN BELEIDSDOCUMENTEN
122
6.5.1.
MOBILITEITSPLAN
122
6.5.2.
VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN
122
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE
7.
6.5.3.
GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN
123
6.5.4.
STRATEGISCH - COMMERCIEEL PLAN
123
6.5.5.
ANDERE PLANNEN EN PROJECTEN
124
6.5.5.1.
Structuurschets Aarschot 1981 - Structuurschetsen dorpskernen 1990
124
6.5.5.2.
Doortocht Rillaar 1984-’90
124
6.5.5.3.
Demervalleiprojecten
125
6.5.5.3.1.
ecologisch impulsgebied Demer en Dijle
125
6.5.5.3.2.
integraal waterbeheerproject van de demer
125
6.5.5.3.3.
project de Laak, een groen lint door de stad
125
6.5.5.4.
Stadsvernieuwingsproject Amerstraat en ’s Hertogenmolens
126
6.5.5.5.
Waterbeheersingsplan Aarschot
128
BEHOEFTEN EN PROGNOSES 7.1.
VI
WONEN 7.1.1.
129 129
BEVOLKINGS- EN GEZINSPROGNOSES
129
7.1.1.1.
Gesloten bevolkingsprognose
129
7.1.1.2.
Open bevolkingsprognose
132
7.1.1.3.
Te verwachten gezinsgrootte
134
7.1.1.4.
Het verwachte aantal particuliere gezinnen
136
7.1.2.
BEHOEFTERAMING WONINGEN
138
7.1.2.1.
Demografische woonbehoefte
138
7.1.2.2.
Behoeften in de sociale woonsector
140
7.1.3.
VERDELING VAN DE BEHOEFTEN OVER STEDELIJK GEBIED EN BUITENGEBIED
141
7.1.4.
WONINGVOORRAAD
142
7.1.4.1.
Inventaris van de onbebouwde percelen – juridisch beschikbare bouwkavels
142
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE 7.1.4.1.1.
Aanbod aan onbebouwde percelen in woongebied of woongebied met landelijk karakter
7.1.4.1.2.
Aanbod aan niet ontsloten, onbebouwde terreinen in woongebied, woongebied met landelijk karakter 143
7.1.4.1.3.
Aanbod aan al dan niet, geheel of gedeeltelijk ontsloten terreinen in woonuitbreidingsgebied
8.
142 145
7.1.4.2.
Reëel beschikbare kavels en woningen
146
7.1.4.3.
Verdichtingsmogelijkheden
149
7.1.5. 7.2.
VII
CONFRONTATIE VAN DE BEHOEFTE EN AANBOD
BEDRIJVIGHEID
150 151
7.2.1.
VRAAG NAAR BEDRIJVENTERREINEN
151
7.2.2.
AANBOD BEDRIJVENTERREIN
151
SWOT - ANALYSE
152
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE
VIII
KAARTEN KAART 1- SITUERING
14
KAART 2- FERRARISKAART
19
KAART 3- MACROSTRUCTUUR
22
KAART 4– GEOMORFOLOGIE EN RELIEF
26
KAART 5- HYDROLOGIE
29
KAART 6– BESTAANDE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR
32
KAART 7– ZONEVREEMDE WONINGEN
34
KAART 8– BESTAANDE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR
42
KAART 9– BESTAANDE VERKEERSSSTRUCTUUR
49
KAART 10– LIGGING OPENBARE FUNCTIES
56
KAART 11– SPORT EN RECREATIE
57
KAART 12– SOCIO-CULTURELE VOORZIENINGEN & TOERISME
58
KAART 13– BESTAANDE NATUURLIJKE STRUCTUUR
62
KAART 14– BESTAANDE AGRARISCHE STRUCTUUR
69
KAART 15– BESTAANDE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR
73
KAART 16– DEELRUIMTEN
75
KAART 17– BESTAANDE STRUCTUUR KERNSTEDELIJK GEBIED
79
KAART 18– BESTAANDE STRUCTUUR STEDELIJKE NEVEL
80
KAART 19– BESTAANDE STRUCTUUR KERN RILLAAR
84
KAART 20– BESTAANDE STRUCTUUR KERN GELRODE
85
KAART 21– BESTAANDE STRUCTUUR KERN WOLFSDONK
88
KAART 22 – BESTAANDE STRUCTUUR KERN GIJMEL
89
KAART 23– SYNTHESE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
91
KAART 24– DEMERNETWERK
109
KAART 25– GEWESTPLAN
114
KAART 26– BPA’S EN GRUP’S
117
KAART 27– SECTORALE BESCHERMINGSPLANNEN NATUUR
121
KAART 28– LAAKPROJECT
127
KAART 29– NIET-UITGERUSTE BOUWGRONDEN
148
STRUCTUURPLAN AARSCHOT -INFORMATIEF GEDEELTE
IX
TABELLEN TABEL 1: STRUCTUURKENMERKEN
28
TABEL 2: TOTAAL AANTAL PARTICULIERE WONINGEN IN AARSCHOT EN DEELGEMEENTEN
36
TABEL 3: AANTAL PANDEN EN NETTO-VERKOOOPSVLOEROPP. (VVO, IN M²) VOOR WINKELGEBIEDEN VAN AARSCHOT, BEWERKING, DEC. 1997.
45
TABEL 4: PENDELSTROMEN, 1991
46
TABEL 5: OPVOLGING IN DE LANDBOUW IN AARSCHOT
66
TABEL 6: OPPERVLAKTE VAN DE BESTEMMINGSZONES VOLGENS GEWESTPLAN
113
TABEL 7: GELDIGE BPA’S VOOR HET GRONDGEBIED VAN AARSCHOT.
115
TABEL 8: BESCHERMDE MONUMENTEN VAN AARSCHOT.
118
TABEL 9: BESCHERMDE LANDSCHAPPEN VAN AARSCHOT.
119
TABEL 10: BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN VAN AARSCHOT.
119
TABEL 11: GESLOTEN PROGNOSE VAN DE STAD AARSCHOT, 1998-2013.
131
TABEL 12: OPEN PROGNOSE VOOR DE STAD AARSCHOT, 1998-2013
133
TABEL 13: EVOLUTIE EN PROGNOSE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT LEUVEN
134
TABEL 14: DE EVOLUTIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN DE STAD AARSCHOT, BRON: VOLKSTELLINGEN NIS
135
TABEL 15: CONFRONTATIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT MET DEZE VAN AARSCHOT.
135
TABEL 16: VERWACHTE AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN
136
TABEL 17: TOENAME IN AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN TUSSEN 1998-2000.
137
TABEL 18: TE REALISEREN WONINGEN IN AARSCHOT
139
TABEL 19: WONINGBEHOEFTE IN DE SOCIALE SECTOR TOT 2002 EN 2007-2013.
140
TABEL 20: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN AARSCHOT, BRON: IOP INVENTARIS 1997 EN EIGEN AANVULLINGEN
143
TABEL 21: INVENTARIS ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN TERREINEN IN WOONGEBIED NAAR OPPERVLAKTE
144
TABEL 22: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN EN ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN GRONDEN IN WUG
145
TABEL 23: INVENTARIS REËEL BESCHIKBARE KAVELS, ZONDER ACTIEVE BELEIDSMAATREGELEN, TOT 2007-2013
147
TABEL 24: CONFRONTATIE VAN BEHOEFTE EN AANBOD, BRON: IOP 97, EIGEN BEREKENING GROEP PLANNING.
150
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1.
1
INLEIDING
Met het opstellen van het ‘Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen’ is een nieuwe impuls gegeven aan het planologisch beleid in Vlaanderen. De decreetgever verplicht de provincies en de gemeenten op hun beurt een structuurplanningsproces in gang te zetten en een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) op te maken. De goedkeuring van het ‘Decreet houdende de Ruimtelijke Planning’ van 24 juli 1996, geïntegreerd in het decreet van 18 mei 1999 (en daaropvolgende wijzigingen), vormt de juridische basis voor het uitwerken van ruimtelijke structuurplannen op Vlaams, provinciaal en gemeentelijk niveau. Het opstellen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, goedgekeurd bij BVlR1 van 23 september 1997 schept de overkoepelende visie op het Vlaamse niveau. Door het Stadsbestuur van Aarschot werd aan Groep Planning gevraagd het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Aarschot op te maken. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan zal het nodige ruimtelijk integratiekader vormen waarbinnen de uiteenlopende visies over, aanspraken op en behoeften aan ruimte vanuit de verschillende sectoren tegen elkaar worden afgewogen en op elkaar kunnen worden afgestemd. Het zal de duurzame ruimtelijke ontwikkeling, die moet worden afgestemd op de draagkracht van de bebouwde gebieden en het landschap, begeleiden. In tegenstelling tot bij de klassieke eindtoestandsplannen (A.P.A.’s, B.P.A.’s en Gewestplannen) is het bij het Ruimtelijk Structuurplan niet de bedoeling de toekomstige ruimtelijke structuur concreet vast te leggen. Het ontwikkelt daarentegen een visie op het ruimtelijk voorkomen van de gemeente in relatie tot het socio-economische functioneren. Als beleidsplan is het * doelgericht en procesmatig * continu, mits mogelijkheid tot bijsturing * actiegericht, in functie van realisaties, en * zoekt het de relatie tussen het ruimtelijk beleid van Aarschot en de socio-economische, ecologische, mobiliteits-, landschappelijke, industriële en andere ontwikkelingen.
1
Besluit Vlaamse Raad
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1.1.
BASISPRINCIPES STRUCTUURPLANNING
1.1.1.
STRUCTUURPLANNING: EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE RUIMTE
2
Het structuurplan is een getekend en/of geschreven moment (fase) van een proces dat continu is. Het is een begrip dat na 1972, met het ‘Structuurplan Brugge’ (Groep Planning, 1976), ook in Vlaanderen ingang gevonden heeft. Structuurplanning is geen eindtoestandsplanning, structuurplanning is nooit af. Het kent enkel hoofdmomenten die dan in de vorm van een structuurplan vastgelegd worden. Het is een dynamisch en continu proces van visie- en beleidsvorming dat moet leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit is hier een ideaal streefdoel. Het houdt een positieve herwaardering van de ruimte in en geeft haar een economische en belevingswaarde nu en in de toekomst. Sinds 1996 werd deze methode door de decreetgever onderschreven. Een structuurplanningsproces houdt een communicatiestrategie in waarin overleg, besluitvorming en onderhandeling tussen alle actoren essentieel is om tot een gefundeerde visie te komen op de toekomstige ruimtelijk ontwikkeling. Het vormt het ruimtelijk integratiekader waarbinnen uiteenlopende visies over, aanspraken op en behoeften aan ruimte vanuit de verschillende maatschappelijke groepen tegen elkaar worden afgewogen en op elkaar worden afgestemd. Het structuurplanningsproces zet de verschillende actoren aan na te denken over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van een bepaald gebied en confronteert hen met relaties tot hogere en lagere schaalniveau’s. Het schept een kader waarbinnen de maatschappelijke discussie efficiënt en effectief kan worden gevoerd. In die zin kan men stellen dat structuurplanning, noch min noch meer, een “globale ruimtelijke begeleiding” is van het maatschappelijk gebeuren van een gemeente (op een bepaald moment in de tijd) waarbij de in het structuurplan ontwikkelde visie de leidraad vormt. Hierdoor probeert men een betere “bewoonbaarheid” (kwaliteit van leven en wonen), “bereikbaarheid” (verkeer en vervoer) en “bestuurbaarheid” te bereiken.2
2
Zie “Wonen of Wijken”, Jan Tanghe, Sieg Vlaeminck, Hugo Vanderstadt - I.C.A.S.D. Brussel, 1979
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1.1.2.
3
WERKEN MET ‘RUIMTE’
Werken met ruimtelijke structuur is één van de pijlers van de structuurplanning. De ruimtelijke structuur is het abstract geheel van relaties tussen de elementen van een bepaalde ruimte ten opzichte van de gebruikers van die ruimte. De ruimtelijk structuur is het resultaat van het samenspel tussen de natuurlijke opbouw van het fysisch systeem en de ingrepen van de mens op de ruimte. Aangezien ruimtelijke structuur gelijk is aan samenhang, is hij abstract en onzichtbaar. Men kan er enkel naar verwijzen. Deze verwijzing gebeurt met behulp van structuurbepalende elementen en wordt weergegeven in structuurschetsen. De ruimtelijke structuur wordt in belangrijke mate bepaald door achterliggende maatschappelijke en fysische verschijnselen en processen. De ruimtelijke dimensie van deze verschijnselen maakt inherent deel uit van de ruimte. Zij wordt er niet van gescheiden. Het nadenken over ruimte houdt dus denken over het materiële en het immateriële aspect ervan in. Om inzicht te krijgen in de totale ruimtelijke structuur wordt de ruimte opgedeeld in deelsystemen. Het zoeken naar deelsystemen kan gebeuren vanuit twee verschillende en complementaire invalshoeken. De ruimte kan ingedeeld worden in ‘deelstructuren’ en in ‘deelruimten’. Bij de beschrijving van deelstructuren komt telkens slechts één aspect van de maatschappelijke en fysische processen aan bod. Deze sectorbenadering heeft het nadeel dat het overzicht dreigt verloren te gaan. Deelruimten zijn deelgebieden die gekenmerkt worden door het samengaan van bepaalde functies en activiteiten en door specifieke knelpunten en potenties. Deelruimten integreren de verschillende sectorale aspecten en bekijken ze in hun onderlinge samenhang. Bij de selectie van deelruimten wordt gezocht naar één of meerdere structuurbepalende elementen en wordt gekeken welke andere elementen daarmee samenhangen. Structuurbepalende elementen zijn elementen in een ruimtelijk systeem die op een bepaald schaalniveau het meest essentieel zijn voor de interne samenhang binnen het systeem. Zonder deze elementen valt de ruimtelijke structuur weg of ziet hij er helemaal anders uit. De vertaling van de ruimte naar ruimtelijke en ruimtelijk-sectorale deelsystemen brengt duidelijkheid in de samenhang en de diversiteit binnen een plangebied. Deelstructuren leggen de nadruk op ruimtelijke samenhang en functionele scheiding, deelruimten leggen daarentegen nadruk op de ruimtelijke diversiteit en functionele integratie. Beide benaderingen vullen elkaar aan en vormen samen de best mogelijke verwijzing naar de totale ruimtelijke structuur.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1.1.3.
4
HET GEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN ALS ONDERDEEL VAN EEN RUIMER GEHEEL
Volgens het Planningsdecreet dienen de structuurplannen van de lagere overheden zich te richten naar deze van de hogere overheden. Dit proces kent drie niveaus, zowel in de ruimte als in de tijd : DE DRIE NIVEAUS IN DE RUIMTE ZIJN: Planning op macro-schaal Structuurplanning op het niveau van Vlaanderen door het Vlaams Gewest. Planning op meso-schaal Structuurplanning op provinciaal niveau. Planning op micro-schaal Structuurplanning op gemeentelijk niveau. Daarbij moet men onderscheid maken tussen de planning over het gehele grondgebied van de gemeente (wat een gemeentelijk structuurplan beoogt) en de planning op het niveau van buurten, woonkernen, open ruimten enz. . DE DRIE NIVEAUS IN DE TIJD ZIJN : Lange termijnplanning: aan de hand van een ontwikkelingsmodel wordt de filosofie en het beleid voor een welbepaald leefgebied uitgestippeld. Middellange termijn planning: in een ontwikkelingsplan wordt deze filosofie concreter toegepast op de reële situatie van het gebied. Actieplanning: in een actieplan worden alle voorstellen concreet omgezet in uitvoeringsplannen en uitvoeringsdaden voor het leefgebied. Het structuurplan voor Aarschot situeert zich op de microschaal en moet worden beschouwd als een ontwikkelingsmodel en ontwikkelingsplan voor het gehele grondgebied van Aarschot. Daarnaast zal het ontwikkelingsplan ondersteund en aangevuld worden zowel door actieplanning als door deelplanning voor specifieke gebieden in Aarschot.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5
T IJD
R U I M ² T E
R U IM T E L IJK S T R U C T U U R P L A N A A R S C H O T
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1.1.4.
6
DRIESPORENPLANNING
Structuurplanning is een planningsstrategie gericht op de realisatie van een aantal concrete maatregelen. Er is samenwerking vereist tussen politici, administratie, planners en de bevolking, opdat een breed draagvlak kan ontstaan. Hiervoor wordt gelijktijdig op drie sporen gewerkt wat het mogelijk maakt om een langetermijnsvisie te ontwikkelen, strategisch in te haken op de werkelijke situatie en ondertussen met alle betrokkenen voortdurend en intensief te communiceren. Zo kunnen deelprojecten en actieplannen ontstaan die gekaderd kunnen worden binnen een ruimere context.
Schema: De drie sporen van het planningsproces
Spoor 1
Spoor 2
Spoor 3
maatschappelijke waarden
detectie problemen en potenties
emancipatorisch werken: betrekken van bevolking en actieve groepen bij de planvorming
knelpuntenbehandeling op korte termijn
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7
SPOOR 1: visievorming De visievorming op lange termijn is gebaseerd op de bestaande ruimtelijke toestand met zijn problemen en potenties, de dynamiek naar de toekomst toe en het maatschappelijke waarden- en normenpatroon. De visie wordt vertaald in een aantal basisdoelstellingen die verwijzen naar de ruimtelijke aspecten van het maatschappelijk functioneren en verband houden met de ecologische, de economische en de sociaalculturele aspecten van dit maatschappelijk functioneren. De visie wordt uitgedrukt in een aantal ruimtelijke principes en concepten. Een concept geeft de principes van de visie kernachtig en bondig weer. Concepten zijn dus eigenlijk een vereenvoudigde weergave van de visie in ruimtelijke taal. De langetermijnvisie is nodig als kader voor de korte termijn oplossingen. SPOOR 2: korte termijn oplossingen Het proces van visievorming is per definitie nooit af. Maatschappij, waarden en normen veranderen continu. Ondertussen mogen de kansen en problemen op korte termijn niet uit het oog verloren worden. Het aanpakken van concrete problemen en potenties helpt bij de toetsing en bijsturing van de langetermijnvisie. De twee sporen zijn gekoppeld. Door in te pikken op actuele problemen en kansen wordt de visie mee gevormd. Een concreet probleem kan een aanknopingspunt zijn om een samenwerking met de plaatselijke bevolking op te starten. Inspraak geeft plannen een hogere realiteitswaarde en vergroot het draagvlak ervan. SPOOR 3: communicatie De organisatie van deze inspraak is het derde spoor. Het organiseren van dwarsverbanden tussen de verschillende partners (inwoners en gebruikers van de grond, planners, ambtenaren en politici) in de structuurplanning is hier belangrijk. In de stuurgroep en tijdens hoorzittingen met de ruimere bevolking worden mensen samengebracht met als doel uitwisseling van informatie, overleg en ontstaan van wederzijds begrip. De drie sporen zijn sterk met elkaar verweven.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1.1.5.
8
SUBSIDIARITEITSBEGINSEL
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Aarschot onderschrijft het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en richt zich naar de opties genomen op de hogere planniveau’s. De verdeling van taken voor de verschillende beleidsniveaus steunt op het subsidiariteitsbeginsel. Dit betekent dat: − De beleidsmateries worden toegekend aan het geëigende niveau. − Ieder niveau het instrumentarium gebruikt dat aangepast is aan zijn niveau. − Permanent overleg nodig is tussen de niveaus om de onderlinge integratie te verzekeren.
1.1.6.
JURIDISCHE DRAAGWIJDTE
Het Decreet houdende de Ruimtelijke Planning van 24 juli 1996 bepaalt dat ruimtelijke structuurplannen moeten bestaan uit drie delen : een informatief gedeelte, een richtinggevend gedeelte en een bindend gedeelte. ∗ het INFORMATIEF GEDEELTE omvat het doelgericht onderzoek van de bestaande ruimtelijke structuur, te verwachten evoluties, ruimtelijke potenties, enz. en een probleemanalyse welke gelijktijdig verloopt met de ontwikkeling van een aantal doelstellingen. Dit omvat dus de bestaande ruimtelijke structuur en de prognoses. ∗ het RICHTINGGEVEND GEDEELTE formuleert de beleids- en actievoorstellen die het resultaat zijn van het toetsen van de doelstellingen aan de ruimtelijke en functionele knelpunten. Dit geeft de gewenste ruimtelijke structuur. ∗ het BINDEND GEDEELTE tenslotte omvat een aantal concrete beslissingen betreffende de ruimtelijke ordening. Het zijn bindende bepalingen voor alle administratieve overheden. Alhoewel alle onderdelen een afzonderlijke waarde hebben, vormen zij samen het ruimtelijk structuurplan. De gewenste ruimtelijke structuur is richtinggevend voor de overheid. Er kan hier alleen met een gemotiveerde beslissing van worden afgeweken. De bindende bepalingen vormen het kader voor de maatregelen waarmee de gemeente de gewenste ruimtelijke structuur wil realiseren.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
9
Het ruimtelijke structuurplan is geen basis voor de verlening of weigering van een (bouw)vergunning, het heeft dus geen verordenende kracht ten aanzien van de burger. Het Structuurplan heeft dus geen directe impact op de burger maar is indirect wel bepalend naar de toekomst. De Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s) moeten immers opgesteld worden conform het structuurplan en zullen wel verordenende kracht hebben voor de burger.
1.2.
SAMENWERKINGSVERBAND EN PROCESVERLOOP
1.2.1.
SAMENWERKINGSVERBAND
De opmaak van het Ruimtelijk Structuurplan Aarschot is een gezamenlijke taak van de gemeente en haar bevolking, de ontwerper, de sectoren en de bovengemeentelijke overheden. Het structuurplan wordt opgemaakt door een extern ontwerper, Groep Planning, in nauwe samenwerking met het gemeentebestuur. Het belangrijkste forum voor deze samenwerking is de kerngroep. Hierin zetelt een vertegenwoordiger van het College, vertegenwoordigers van de gemeentelijke administratie en van de ontwerper nl.: •
de schepen van Ruimtelijke Ordening, André Peeters
•
de stadssecretaris, Louis Lauwers
•
het diensthoofd Openbare Werken, Hubert De Keyser
•
het diensthoofd Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, Geert Wijns
•
het studiebureau Groep Planning
De kerngroep werkt in voortdurende wisselwerking met de GECORO (Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) waarin vertegenwoordigers van de bevolking, van verschillende politieke fracties en van de adviesraden e.d. zitting hebben De ideeën van de kerngroep worden er getoetst aan de inzichten die leven bij de bevolking en hun vertegenwoordigers.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1.2.2.
10
PROCESVERLOOP
INHOUD
TIMING
Verkennende fase Brainstormsessies met bevoorrechte getuigen
april 1998
Oprichting van de kerngroep
juni 1998
Opmaak van een intentie- en knelpuntennota door de plangroep
augustus 1998
Opmaak Startnota Inventarisatie, interpretatie en evaluatie van bestaande studies Inventarisatie, interpretatie en evaluatie van de bestaande ruimtelijke structuur
september 1998 – juni 1999
Oprichting van de Gemeentelijke Commissie van Advies Overleg Startnota Overleg en voorstelling van de Startnota aan de Gemeentelijke Commissie van Advies
9 augustus 1999
1ste BESTUURLIJK OVERLEG: overleg met betrekking tot de startnota met provincie Vlaams-Brabant en Vlaams Gewest
27 oktober 1999
1ste ALGEMENE INFORMATIEVERGADERING: Overleg en voorstelling van de startnota aan de bevolking
30 mei 2000
Opmaak voorlopig ontwerp structuurplan, of richtnota Aanvulling van de bestaande ruimtelijke structuur (deelstructuren en deelruimten) aan de hand van een aantal deelstudies nl. woningbehoeftenstudie, open-ruimte studie en bedrijvigheid Opmaak van een eerste voorontwerp van gewenste ruimtelijke structuur
juni 2000 – december 2000
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
11
Overleg eerste voorontwerp structuurplan, of richtnota Algemene voorstelling aan de GECORO Overleg en voorstelling van de woningbehoeftestudie aan de GECORO
25 juni 2001 27 augustus 2001
Overleg en voorstelling van de open-ruimte studie aan de GECORO
10 september 2001
Overleg en voorstelling van de deelstudie bedrijvigheid aan de GECORO
24 september 2001
Algemene bespreking GECORO
19 november 2001
Opmaak voorontwerp structuurplan Januari 2002 – oktober 2003 Bewerking van de richtnota of het voorlopig ontwerp naar de vorm van een ontwerp structuurplan met een informatief, indicatief of richtinggevend en bindend gedeelte. Daarbij werd het GRS onder meer aangepast aan wijzigingen in het PRS Vlaams-Brabant. Overleg voorontwerp structuurplan In augustus 2003 werd een structureel overleg met de hogere overheden georganiseerd. Elke inwoner kreeg een infobrochure er werd in elke deelgemeente een informatievergadering georganiseerd: Langdorp Gelrode Aarschot Rillaar
9 december 2003 11 december 2003 16 december 2003 18 december 2003
Tegelijk met de afwerking van het structuurplan werden een aantal concrete projecten opgestart die kaderen binnen de krachtlijnen die in het GRS werden uitgezet. Het betreft het stadsvernieuwingsproject ’s Hertogenmolens & Amerstraat en het strategisch project Witte Molen. Deze projecten vormen een concrete verderzetting en invulling van het ruimtelijk beleid van de stad Aarschot.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
12
Officiële procedure Op 16 september 2004 werd een plenaire vergadering georganiseerd met vertegenwoordigers van de stad Aarschot, de provincie VlaamsBrabant, het Vlaams Gewest en het ontwerpbureau. In zitting van 25 november 2004 stelde de gemeenteraad het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Aarschot voorlopig vast. Het ontwerp werd onderworpen aan een openbaar onderzoek dat geopend werd op 2 februari 2005 gedurende 90 dagen tot en met 2 mei 2005. Gedurende die periode hadden de burgers de kans om hun bezwaren en opmerkingen aangetekend of tegen ontvangstbewijs te formuleren ten overstaan van de gemeentelijke commissie van advies. Het openbaar onderzoek werd reeds op 16 december aangekondigd op de daarvoor voorziene plaats. Daarnaast werd het openbaar onderzoek aangekondigd in 8 kranten en in het Belgisch Staatsblad (17/12/2004). Alle inwoners van Aarschot kregen ook een infobrochure in de bus waarin het GRS kort werd toegelicht. Tevens werden tijdens die periode alle belangstellenden uitgenodigd op een informatievergadering die doorging op woensdag 2 maart 2005 in het CC Het Gasthuis te Aarschot. De bezwaarschriften werden besproken en beoordeeld door de GECORO in zitting van 16 juni 2005 en 4 augustus 2005.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
2.
PROFIEL VAN DE GEMEENTE
2.1.
SITUERING
13
Aarschot bevindt zich in het noordoosten van de provincie Vlaams-Brabant . Het grenst aan de provincie Antwerpen en ligt tussen de steden Leuven en Diest. De stad Aarschot behoort tot het arrondissement Leuven. Aarschot is gelegen langs de A2, verbindingsweg tussen E40 (Oostende - Brussel - Luik) en E313 (Antwerpen - Hasselt - Luik). Via de oost-west georiënteerde A2 is er een snelle verbinding met Leuven en Diest en naar het noorden toe leiden de N10 en N19 respectievelijk naar Lier en Geel. Aarschot wordt begrensd door de volgende gemeenten en fysische elementen: - in het noorden Herselt met over de volledige lengte van de gemeentegrens de Kalsterloop / Herseltse Loop; - in het oosten Scherpenheuvel-Zichem (met deelgemeenten Messelbroek en Testelt), de gemeentegrens loopt gedeeltelijk langs de Demer en de Ossebeek; - in het zuiden Tielt-Winge en Holsbeek (met deelgemeente Nieuwrode), de gemeentegrens loopt parallel met en ten zuiden van de A2; - in het westen Begijnendijk (met deelgemeente Betekom) en Rotselaar (met deelgemeente Wezemaal), begrensd door de Wijngaardberg, de Middelberg en de Demer; Aarschot bestaat uit vier deelgemeenten namelijk Gelrode, Langdorp, Rillaar en Aarschot.
2.2.
ENKELE KENCIJFERS
De fusiegemeente Aarschot heeft een totale oppervlakte van 6.251 ha. Op 1 januari 2003 telde Aarschot 27.664 inwoners. bevolkingsdichtheid van Aarschot is 442,5 inwoners per km².
De
Aarschot is van oudsher een pendelgebied. Van de actieve bevolking is 36% buiten de eigen regio tewerkgesteld (waarvan Brussel het meeste werknemers aantrekt).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 1- SITUERING
14
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
3.
15
HISTORISCHE SCHETS
De huidige ruimtelijke structuur van Aarschot is niet los te koppelen van de historische groei van de stad. Daarom geven we een beknopte weergave van de ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Aarschot alvorens de bestaande structuur te beschrijven. Aarschot wordt voor de eerste maal vermeld in 1107 als Arescod. Deze naam is afgeleid van de Germaanse woorden: arnu- (=arend) + skauta (=bebost stuk hoger gelegen land, uitspringend in een moerassig terrein). Deze verklaring past uitstekend in de Aarschotse topografie. De eerste landbouwnederzettingen dateren uit de Ijzertijd (750-450 BC) met de inwijking van de Kelten. Na de overheersing door Rome, bepaalden de immigraties van Franken het cultuurlandschap danig in Vlaanderen. De Frankische nederzettingen waren gelegen in de nabijheid van valleien op drogere en relatief vruchtbare gronden. Rond de nederzettingen bevonden zich de gemeenschappelijk ontgonnen akkers. Ze vormden een aaneengesloten complex zonder scheidingskanten, -wegen of -akkers. Rond deze tijd werden ook de eerste bossen en heiden ontgonnen. De gronden die beter voor landbouw geschikt waren bleken reeds allen in gebruik te zijn. Nieuwe ontginningen gebeurden ook vaak op vochtiger gronden, waarbij de waterafvoer vergroot werd. De volle middeleeuwen worden gekenmerkt door een grote ontginningsbeweging. De bevolking neemt in de 11de en 12de eeuw sterk toe, zodat nieuwe landontginningen nodig zijn. De ontginningen uit die periode worden gekenmerkt door een individuele aanpak, die een verspreid bewoningsbeeld opleverde. Dit gebeurde enerzijds door kleine boeren op een spontane en weinig geplande manier, en anderzijds op een systematische wijze door kapitaalkrachtige grootgrondbezitters. De ontginningen in het Hageland werden sterk bepaald door het reliëf en de waterhuishouding. De wegen volgden de voetrand van de langgerekte heuvels en hierlangs ontwikkelden zich rijdorpen. De drassige valleigronden dienden voor hooi- en weiland, de hellingen werden onder cultuur gelegd. De heuvelruggen bleven bebost. Ook het Kempische heuvelland bleef relatief dicht bebost. Het betrof gemengde loofbossen. Dit belette niet dat hier ook grote heidevelden en kleinere relicten tot na de middeleeuwen bleven bestaan. In die periode groeit de stad Aarschot tot een graafschap dat rond 1200 de eerste omwallingen voorzag aan de zuidwestkant. In de 13de eeuw werd Aarschot een economisch knooppunt dankzij een opbloei in de handel en nijverheid. In de late middeleeuwen bezat Aarschot een bloeiende lakenindustrie. Zoals gesteld speelden de land- en waterwegen, en in het bijzonder de Demer, een belangrijke rol. Ten behoeve van de scheepvaart en de aandrijving van watermolens werden in die tijd al voortdurend kanalisatiewerken uitgevoerd. In de 18de eeuw kwam er voornamelijk onder invloed van de bevolkingsaangroei een tweede ontginningsgolf. Grootgrondbezitters zetten heide vooral om in naaldbos, kleine eigenaars tot landbouwgrond. Om het private karakter van de grond aan te duiden en ter onttrekking ervan aan het vrij gebruik door de dorpskudde werden ze afgesloten, doorgaans door het optrekken van aarden dammen. Ook werden wegen aangelegd en grachten getrokken, soms om een uitgestrekt moeras te ontwateren.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
16
Hoewel er tegen het einde van de 18de eeuw al behoorlijk wat handel en nijverheid bestond, was de hoofdactiviteit van de bevolking nog steeds landbouw. Deze landbouw was op een bepaalde manier georganiseerd, afhankelijk van de bodemsamenstelling. Uit de Ferrariskaart blijkt duidelijk hoe de agrarische samenlevingsstructuur de vorm heeft bepaald van de eerste nederzettingsvormen. Ten noorden van de Demer, op de minder vruchtbare zandige grond (Zuiderkempen), werd het plaggensysteem toegepast. Plaggen was een bemestingstechniek die vanaf de late middeleeuwen tot de 18de eeuw algemeen toegepast werd in zandstreken. Heidezoden werden afgestoken en dienden als strooisel in de stallen (potstal). Na geruime tijd werden de plaggen, gemengd met mest van de dieren op het land uitgestrooid, waardoor een dikkere en vruchtbare teeltlaag gevormd werd. De toepassing van dit systeem gedurende honderden jaren gaf aanleiding tot een zichtbare ophoging van de akkers. De nederzettingsstructuur werd ook in belangrijke mate bepaald door dit plaggenstelsel. Op de graaf de Ferrariskaart vinden we ten noorden van de Demer een fijnmazig raster van met hagen omzoomde akkers met hierin regelmatig verspreid woningen. Het plaggen vereiste namelijk een intensief bewerken van een (bijgevolg) relatief kleine akker met boerderij en stallingen in de onmiddellijke omgeving. De plaggen werden op een groter perceel grond gestoken, dat eveneens diende als weiland voor het vee. Door het plaggen en de begrazing ontstonden de arme heidegronden. Op sommige plaatsen vinden we woonconcentraties, al dan niet ondersteund door een kerk of kapel. (Langdorp, Gijmel, Savel, Wolfsdonck) Langsheen de grote waterlopen had men een continu gebied met moerassige weilanden. Twee van deze gebieden, de Demervallei en de Herseltse Loop, vloeien parallel met elkaar langsheen de oost-westas. De Mottevallei, volgens de noord-zuidas georiënteerd, haakt in op de Demervallei. Deze vormt een brede strook van drassige gronden, die dienst deden als extensieve hooigronden (beemden) en in de winter onder water stonden. Het noordelijk Hageland was ten tijde van Ferraris nog grotendeels bebost. We herkennen reeds ‘s Hertogenheide ten zuiden van Aarschot. In dit bebost gebied kunnen we op de vlakkere gedeelten een aantal ‘open kamers’ onderscheiden, waar akkerbouw bedreven wordt en nederzettingen gevestigd zijn. De vruchtbare grond (zandleem) geeft er aanleiding tot grotere akkers, ook hier bevinden de woningen zich direkt bij hun akker. In tegenstelling tot de regelmatige spreiding van de bebouwing in het noorden, merken we hier een sterkere concentratie rond een dorpskern, per open kamer één: Gelrode, (Nieuwrode), Haterbeek, Rillaar, Montenaeken en Rommelaer. Met uitzondering van de zuidelijke flank van Aarschot-stad zijn alle hellingen bebost. Er zijn tal van holle wegen te onderscheiden. De stad Aarschot is matig aangegroeid in noordelijke richting (Schaluyn, Gasthuys Bemden, Het Wit Huys) tot aan de ‘Porte de Lierre’. De afbraak van alle landelijke versterkingen en vestigingsmuren in 1782 vormde de aanzet tot langzame expansie van Aarschot. In zuidelijke
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
17
richting was er geen uitbreiding vanwege de flank. Ook in de landelijke gebieden is er een sterke groei in Gelrode en gespreid in de volledige zone ten noorden en oosten van de stad. Korrels zijn verworden tot linten, weliswaar met een veel opener karakter dan de huidige lintbebouwing: tussen de huizen is het achterliggende landschap steeds waarneembaar. Lichte concentraties vinden we terug aan kerken en kapellen en aan kruispunten. Opmerkelijk is het ontstaan van de lintbebouwing langs de Liersesteenweg (Barrière) en het versterken van bestaande linten: -
ten noorden van de Demer: Gijmel en Homberg ten zuiden: Haterbeek, Opstal, Middelborg, Rommelaer, Rillaar en Montenaken.
Een confrontatie van de bebouwing met de eerste hoogtelijn (15m) buiten het alluvium vormt een duidelijk beeld van de destijds gehanteerde bouwlogica. Waterzieke gronden werden systematisch geweerd. Op de kaart van 1854 blijkt duidelijk dat er heel wat infrastructuurwerken plaatsvonden. Steenwegen werden (her)aangelegd. Er kwamen rechte verbindingen ter vervanging van bestaande wegen of op nieuwe plaatsen. De Demer werd rechtgetrokken buiten de stad, langs de flank van de Doornberg en aan Meetshoven. Tenslotte werd de spoorlijn met het station aangelegd. Vele heidegebieden zijn verdwenen ten gevolge van natuurlijke opslag (bosgroei). De ontginning van de heide kan historisch verklaard worden. Boeren konden sinds de intrede van betere landbouwtechnieken de gronden rendabeler in gebruik nemen. Bovendien verloor de heide voor een deel haar economische rol door de opkomst van goedkope Australische wol. Heide werd omgezet in landbouwgrond (waar economisch rendabel) en bos (voornamelijk grove den in functie van de opkomende mijnbouw). De structuur van het bosgebied ten zuiden van Aarschot werd doorbroken ter hoogte van het gehucht Dubbeek. Op de tertiaire gronden van het Kempische heuvelland werden reeds uitgestrekte naaldboscomplexen aangelegd. De wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog kreeg vorm in de urbanisatie-plannen van architect Pladet. Zijn Algemeen Plan van Aanleg was bijzonder ambitieus maar in feite niet aangepast aan het kleinstedelijke karakter van het toenmalige Aarschot. Globaal genomen, kan men voor die periode stellen dat ten noorden van de Demer het landschap bepaald wordt door naaldhoutaanplantingen. Ten zuiden van de Demer zijn dit grotendeels loofbossen. Landbouwontwikkeling werkt versnippering van het bosarsenaal in de hand. Vanaf de 20ste eeuw is er een gestage afname van het aandeel cultuurgrond. De grote expansie komt er na 1950. Nabij de Elisabethlaan ontstaat een geheel nieuwe woonwijk. Hiermee wordt een aanzet gegeven voor het dichtbouwen van de noordwestelijke gebied ten opzichte van sikkelvormige bebouwing van Aarschot langsheen de Gasthuisstraat en Schaluin.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
18
Aan de voet van de Doornberg bouwt men de Staeylandenwijk. In de Ourodenberg ontstaat de wijk “Witte Bergen”. Langsheen de Langdorpseen Gijmelsesteenweg groeit de wijk Nonnenlanden. De aanplanting van boomgaarden kent in de jaren ’50 een hoogtepunt. Heden is hun oppervlakte tot de helft teruggevallen. Sinds 1900 is er steeds minder weiland in cultuur, wat deels gepaard gaat met toename van bio-industrie (pluimveekwekerijen), maar tevens met een toename van de residentiële woonwijken en bosbouw. De aanleg van een industrieterrein tussen de Betekomsesteenweg en de nieuwe Ter Heidelaan wordt een feit. Tussen de Demer en de Leuvensesteenweg groeit de ambachtelijke zone “Nieuwland”. Teneinde de stad te ontlasten van doorgaand verkeer worden de oostelijke en westelijke omleiding aangelegd. Vanaf de jaren ’60 veranderde het landschap in de Demervallei grondig. De scheepvaart op de Demer was er allang niet meer. Na belangrijke hoogwaterproblemen in 1966 kwam bij het rivierbeheer de klemtoon volledig op versnelde afvoer te liggen stroomafwaarts vanaf Diest. De winterse overstromingen die sinds mensenheugenis de beemden blank zetten, werden niet meer getolereerd. De Demer werd verder rechtgetrokken, verdiept en tussen hogere dijken aangelegd. De relatie tussen de rivier en haar vallei werd verbroken. De stuwen raakten in verval. Daardoor werd het water in de zomer niet meer opgehouden en zakte het Demerpeil enkele meters onder het waterpeil, zodat de waterhuishouding ontregeld werd en verdroging optrad. Natuur en landbouw kwamen in problemen, coupures verloren hun natuurlijke fauna en flora en werden voor oneigenlijke doeleinden gebruikt (stortplaats, weekendverblijf, hengelsport, …). De recente overstromingen (najaar 1998, e.a.) hebben nogmaals het belang onderstreept van een integrale aanpak van de waterhuishouding. Uit bovenstaande studie van de historische ontwikkeling van het landschap en de nederzettingen blijkt de relativiteit van de huidige ligging van groene of open ruimtes. Bossen zijn doorheen de geschiedenis gekapt voor landbouwgrond, terug aangegroeid, ontgonnen of als explotie aangeplant, soms zelfs met een omkering van het landschap tot gevolg. De landbouwtechnieken, maatschappelijke en sociale invloeden en eigendomsstructuren bepalen het huidige voorkomen van bossen en landbouwgebied. Een factor die doorheen de tijden van menselijke interventie niet aan belang heeft ingeboet, is de bodemgesteldheid: samenstelling en vochtgehalte.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 2- FERRARISKAART
19
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
4.
20
DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP BOVENGEMEENTELIJK NIVEAU
De beschrijving in dit hoofdstuk geeft aan welke elementen van bovengemeentelijk niveau structurerend zijn voor de ruimtelijke structuur van de gemeente. De gemeente kan immers niet geïsoleerd van de buurgemeenten en de regio gezien worden. De belangrijkste bovengemeentelijke structurerende elementen voor Aarschot zijn de Demervallei als deel van het volledige Demerbekken, de overgang tussen de landschapsstreken Zuidelijke Kempen/ Droog Hageland en de verschillende infrastructuren. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen duidt rivier- en beekvalleien aan als dominante structurerende elementen van de open ruimte. Aarschot is gelegen in een groot aaneengesloten open-ruimte-gebied, dat op macroschaal gestructureerd wordt door de Demervallei en de Mottevallei. De Demervallei is het grootste en meest gevarieerde natuurcomplex van beekvalleien in Vlaanderen. De Demervallei ter hoogte van Aarschot is gelegen op de scheiding van twee landschapsstreken: de Zuidelijke Kempen en het noordelijk of Droog Hageland. Kenmerkend zijn de typische heuvelruggen die op dominerende wijze het fysisch beeld van de omgeving bepalen. Deze natuurlijke structuren hebben een oost- west oriëntatie. De stad Aarschot ligt enigszins in de schaduw van het stedelijk kerngebied Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven en de “patchwork- verstedelijking” langsheen de internationale infrastructuurassen. Het kerngebied Antwerpen- Brussel- Gent- Leuven wordt de Vlaamse Ruit genoemd en heeft morfologische en functionele kenmerken van een netwerk op internationaal niveau. Aarschot ligt net buiten die zogenaamde Vlaamse Ruit. Aarschot ligt ook buiten de stedelijke ontwikkeling met een gefragmenteerd karakter in Midden-Limburg, de zogenaamde “patchworkverstedelijking”, langs het Albertkanaal en de autosnelwegen E313 en E314. In dit gebied ten oosten van de as Brussel-Antwerpen vormen Aarschot en Diest stedelijke kernen van een duidelijk hogere hiërarchische orde dan de omliggende gemeenten. In 1999 voerde de GOM Vlaams- Brabant een studie uit naar de ruimtelijk- economische typologie van de Vlaams- Brabantse gemeenten. Door middel van een clusteranalyse werden gemeenten gegroepeerd volgens hun sociaal- economisch profiel. Aarschot en Diest behoren samen met Asse, Halle en Tienen tot eenzelfde cluster. Gemeenten van deze cluster hebben volgende kenmerken: een modaal inkomen en veel bedrijvigheid, met een specialisatie in tertiaire activiteiten (handel en diensten). Aarschot kan als economisch knooppunt worden aanzien in een groot aaneengesloten open-ruimtegebied. In het kader van de tertiaire activiteiten, situeren we op 9 km ten zuiden van Aarschot, het zogeheten ‘Gouden Kruispunt’ te Sint Joris Winge dat met zijn 33.000m² commerciële oppervlakte een belangrijke concurrent is van het Aarschotse winkelapparaat. Tenslotte zijn enkele infrastructurele voorzieningen van bovengemeentelijk niveau structuurbepalend. Op Vlaams niveau zijn volgende wegeninfrastructuren structuurbepalend : de autosnelwegen, de autowegen en de gewestwegen die de steden en de concentratiegebieden van
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
21
economische activiteiten ontsluiten, met elkaar verbinden en de verbinding met de steden en de concentratiegebieden van economische activiteiten in Wallonië, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Nederland, Frankrijk en Duitsland verzorgen. Een aanzienlijk deel van de autosnelwegen of A-wegen in Vlaanderen maakt deel uit van de structuurbepalende wegeninfrastructuur op Noord-West-Europees niveau. Aarschot is met name gelegen aan de autosnelweg A2/E314 Brussel-Leuven-Aken. De verbinding (Antwerpen) - Aarschot - Hasselt - Montzen is voor het goederenverkeer een structuurbepalende spoorwegverbinding op Vlaams niveau. Aarschot bevindt zich in het spoorwegennet op een knooppunt met verbindingen naar Antwerpen, Leuven en Hasselt. Langsheen de Demer loopt van oudsher een belangrijke route. Werchter, Aarschot, Zichem, Diest, Halen, Herk-de-Stad en Hasselt vormen samen een dichte keten van kernen in de Demervallei. De wegeninfrastructuur verloopt dan ook parallel met de Demer. De steenwegen Leuven-Aarschot en Aarschot-Diest over Scherpenheuvel ontdubbelen langs de zuidzijde in feite de reeds eerder gerealiseerde verbindingen langsheen de noordflank van de Demer. Om de grote overbruggingen van het niveau te vermijden volgt ook de spoorweg in grote lijnen de vallei. Zodoende onstond een bundel van parallelle infrastructuurlijnen. Deze verbindt hiermee evenwel een serie van kernen die telkens zijn gelegen op de enkele punten waar een oversteek over het water is gerealiseerd. Aarschot en Diest zijn hierbij de belangrijkste kernen. Als stad slaan zij de brug over de vallei en fungeren dus als overgang tussen het Hageland en de Kempen. De kernen ontlenen aan die functie van brug over de vallei hun betekenis en morfologische structuur. De recent aangelegde A2/E314 is een bijkomende lijn in de aangehaalde bundel parallelle infrastructuren. De autosnelweg A2 vormt de zuidelijke gemeentegrens van Aarschot. De snelweg zorgt niet alleen voor een ruimtelijke breuk, de aanleg ervan verstoort ook de waterhuishouding en zorgt voor lawaaihinder.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 3- MACROSTRUCTUUR
22
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.
23
DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR OP GEMEENTELIJK NIVEAU
De bestaande ruimtelijke structuur binnen de gemeente behandelt –zoals het begrip het zelf zegt- de wijze waarop de ruimte in de gemeente gestructureerd is. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde men dat de bestaande ruimtelijke structuur in belangrijke mate bepaald wordt door het fysisch systeem op zich. Dit wil zeggen dat de aanwezigheid of afwezigheid van bepaalde aspecten als klimaat, bodem, reliëf en water een grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van een gebied. Omwille van dit grote belang gaan we in dit hoofdstuk dan ook nader in op de ontwikkelingen in Aarschot in relatie met het fysisch systeem. Daarna gaan we dieper in op een aantal deelstructuren. Deze deelstructuren verwijzen naar verschillende functies en facetten van het ruimtegebruik. De realiteit wordt op dit punt als het ware uit elkaar gehaald en sectoraal bestudeerd. In een laatste onderdeel van dit hoofdstuk leggen we de verschillende functies terug op elkaar en gaan we in op een aantal deelruimten binnen de gemeente.
5.1.
HET FYSISCH SYSTEEM ALS ONDERLEGGER
Het fysisch systeem ligt aan de basis van de bestaande ruimtelijke structuur. Het is het geheel van eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, geologie, reliëf, bodem, water en lucht. Zij vormen de onderlegger voor de historische ontwikkeling van Aarschot. De aanwezigheid van water, goede gronden en een aangenaam klimaat waren immers de oorzaak voor het al dan niet ontstaan van vestigingen, gehuchten, en agrarische nederzettingen; nederzettingsstructuren die aan de basis liggen van de ontwikkeling van onze huidige gemeenten en steden. Anders gezegd, het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap.
5.1.1.
GEOMORFOLOGIE EN RELIËF
Geologisch processen in het Tertiair (van 65 tot 2.5 miljoen jaar geleden) hebben het ontstaan gegeven aan de voor de streek typische heuvelruggen. De gesteenten waaruit de heuvelruggen bestaan behoren tot het Diestiaan. Deze formatie bestaat uit glauconietrijk zand, dat is afgezet in de Diestiaan-zee, die ongeveer 6 miljoen jaar geleden ter hoogte van het studiegebied zijn kustlijn had. Toen zijn afzettingen ontstaan zoals de Noordzee er nu zandbanken vormt ter hoogte van de Vlaamse kust. In de laat-tertiaire tijdsperiode trok de zee zich terug naar het noorden. Het toen nog subtropische klimaat schiep de condities tot “verijzering”: de in het glauconiet aanwezige ijzermineralen gingen zich binden met andere bestanddelen en gaven aanleiding tot de vorming van de bruine ijzerzandsteen. Dit hard gesteente is later ontgonnen als bouwsteen en zelfs als ijzererts. Toen nadien het land werd opgeheven en de insnijding van het rivierstelsel een aanvang nam, werden de structuren van de vroegere zeebodem hoe langer hoe meer in reliëf omgezet, een proces dat zich ook nu nog doorzet. Het reliëf wordt
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
24
gekenmerkt door parallel zuidwest-noordoost lopende heuvelruggen (evenwijdig met de vroegere kustlijn), met op de top een erosieresistente ijzerzandsteenlaag. In het Quartair tijdvak (periode van de ijstijden) wordt deze Tertiaire basis bedekt met stuifzanden en alluviale afzettingen. Vertrekkende van de geomorfologische gegevens is het dus duidelijk dat de Demervallei dominant is in het landschap rond Aarschot. De Demer vormt een brede vallei met een dwarsprofiel van ca. 1300m te Meetshoven-Moutlaak en ca. 1800m te Vorsdonk. Verscheidene donken, soms met grote uitgestrektheid, liggen over de vallei verspreid. Donken zijn zandige hoogten van enkele aren tot verschillende hectaren groot. Er mag aangenomen worden dat het opduikingen zijn van oudere afzettingen, die niet overdekt werden door recent alluviaal materiaal. Deze donken liggen niet zomaar in de vallei verspreid, maar hebben een bepaalde schikking en geven, door hun verspreidingsgebied, aan hoe het stroomstelsel vroeger verliep. De componenten van de opstuiving uit de Demervallei zijn de duinformaties van Rotselaar en Zallaken, ‘s Hertogenbos en Meetshoven. Bij de landduinen sluiten meestal gebieden aan waaruit het materiaal werd opgestoven: deflatatie-kommen, die onder de vorm van plassen, poelen, vennen, vijvers en verlande rietgronden, verwilderde weiden of gewoonweg cultuurweiden aansluiten bij de zandaccumulaties van de duin zelf.
5.1.2.
HYDROLOGIE
Het hydrografisch netwerk van Aarschot behoort tot 3 hoofdbekkens op Vlaams niveau: • het grootste deel van Aarschot watert af naar de Demer, • de Laak, Heilaak en Meetshovense Laak monden uit in de Dijle, • het noordelijk deel van Aarschot behoort tot het Netebekken. De Demer is dominant aanwezig in Aarschot. De rivier komt van Diest, deelt met zijn brede vallei het grondgebied van de gemeente zowat doormidden, loopt dwars door de kern en mondt tenslotte iets verder in Werchter uit in de Dijle. De belangrijkste zijrivieren of -beken situeren zich op de linkeroever: • • • •
de Motte, die van Tielt-Winge komt en door het centrum van Rillaar stroomt, de Heilaakbeek die Gelrode ontwatert en via de Vennebeek tot aan de A2-autosnelweg reikt, de Ossebeek, met brongebied in Scherpenheuvel-Zichem, de Moutlaak en de Weerderlaak (waarvoor een natuurinrichtingsplan werd opgesteld).
Om in de toekomst wateroverlast te vermijden dient er ruimte voor water te worden voorzien. Dit kan zowel door de natuurlijke watergebieden bouwvrij te houden of door maatregelen in te lassen waardoor bebouwde gebieden met een overstromingsrisico gevrijwaard blijven. AMINAL, Afdeling Water startte in 2000 in samenwerking met AROHM, afdeling Ruimtelijke Planning met de studie "In kaart brengen van de natuurlijke
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
25
en actuele overstromingsgebieden in Vlaanderen" met als doel het creëren van een instrument dat, naast de ondersteuning van het operationele waterbeheer, toelaat de ruimtelijke planning te onderbouwen met waterhuishoudkundige aspecten. De kaarten met de van nature overstroombare (NOG) en recent overstroomde (ROG) gebieden beogen een indicatie te geven van de te vrijwaren ruimte nodig voor een goed functionerend watersysteem. Het beperken van de gevolgen van overstromingen betekent immers dat de ruimte in deze veelal valleigebieden maximaal terug wordt ingeschakeld. Van nature overstroombare gebieden (NOG) omvatten de ruimte die de waterlopen permanent of periodiek zouden innemen in afwezigheid van kanaliserende en beschermende infrastructuren. De NOG-kaart geeft niet noodzakelijk het actueel overstromingsrisico weer, maar is een indicatie van waar overstromingen zich in een bodemkundig-historisch perspectief hebben voorgedaan. De recent overstroomde gebieden (ROG) zijn ingetekend op basis van gegevens van overstromingen tussen 1988 en 2000. Een aanvulling van deze informatie met gemodelleerde overstromingsgebieden3 (MOG), heeft geleid tot de afbakening van risicozones voor overstroming. Dit zijn plaatsen die aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of kunnen blootgesteld worden. Het is duidelijk dat de risicozones in Aarschot vooral in de Dender- en Mottevallei te situeren zijn.
FIGUUR 1
3
: OVERSTROMINGSKAART, BRON: OC GIS VLAANDEREN
Op basis van gedetailleerde topografische metingen van waterlopen, en hydrologische en hydrodynamische modellering.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 4– GEOMORFOLOGIE EN RELIEF
26
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
27
Kwaliteit van de waterlopen Water van goede kwaliteit is belangrijk. Het kan bijvoorbeeld in de winter extensief beheerd grasland overstromen, in tegenstelling tot oppervlaktewater vervuild met toxische stoffen. Bovendien vereisen ecologisch waardevolle waterlopen met een goede waterkwaliteit ook veel minder onderhoud. De algemene waterkwaliteit in de grotere waterlopen van Aarschot is volgens de meetresultaten van de VMM zeer bedenkelijk. Het GNOP4 van Aarschot komt op basis van iets oudere gegevens wat betreft de waterkwaliteit tot volgende conclusies: De Demer is sterk vervuild, ook stroomopwaarts van Aarschot. Ook de Motte komt al verontreinigd Aarschot binnen, maar de waterkwaliteit verbetert lichtjes voorbij Rillaar. De Heilaakbeek, Grote Laak en Moutlaak zijn sterk vervuild. Ook de Kalsterloop, zeker na de monding van de sterk vervuilde Mortelloop, is verontreinigd. De bovenloop van de Meetshovense Laak heeft een goede waterkwaliteit, die echter verloren gaat na samenvloeiing met de Heilaak, nabij het industrieterrein. Structuurkenmerken Naast waterkwaliteit zijn de structuurkenmerken van belang voor de vitaliteit van een waterloop. De structuur van een waterloop wordt beoordeeld op 3 kenmerken: meandering, stroom-kuilenpatroon en holle oevers. Een globale beoordeling van deze 3 parameters geeft aan of de structuur van een waterloop waardevol, matig waardevol of zwak is. Onder natuurlijke omstandigheden hebben we in het algemeen altijd te maken met min of meer meanderende beken met wisselende diepte (met stroomkuilen of een ‘pool-riffle’-patroon), die ook in doorsnede asymmetrisch opgebouwd zijn (holle en bolle oevers). Het GNOP evalueert de structuurkenmerken van de Aarschotse waterlopen als volgt:
4
Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan Aarschot, APNA-VUB, 1996
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
Structuur
Waterloop
waardevol
Brede Motte
matig
Demer, stroomopwaarts van de samenvloeiing met de Grote Laak en stroomafwaarts van Aarschot
zwak tot matig
Kalsterloop, Venneloop, Grote Laak, Weerderlaak
zwak
Grote Motte, Demer nabij Aarschot
28
TABEL 1: STRUCTUURKENMERKEN Bodemvochtigheid en infiltratie Bepaalde gronden zijn van nature (zeer) nat en/of lopen geregeld onder water. De belangrijkste zones die van nature regelmatig overstromen zijn valleien of alluviale gebieden. Veruit de grootste in Aarschot is de Demervallei. Die is stroomopwaarts Aarschot grotendeels onbebouwd en in gebruik voor landbouw en bos. Stroomafwaarts bevindt zich in de Demervallei de opgehoogde industriezone Nieuwland/Meetshoven/Ter Heidelaan. Vlakbij het centrum situeren zich eveneens in de alluviale vlakte van de Demer: de infrastructuur rond parking Demervallei (zwembad, sporthal, …) en de geplande uitbreiding van bebouwing in Bekaf. Naast de brede Demervallei zijn er in Aarschot nog de valleien van de andere waterlopen, die echter veel kleiner zijn qua oppervlakte. Ook deze gronden zijn echter continu vochtig en gevoelig voor hoge waterstanden. Deze valleien zijn voor het grootste deel van bebouwing gespaard gebleven, behalve in de dorpskern van Rillaar (Motte), en op plaatsen waar lintbebouwde wegen een waterloop kruisen (bijvoorbeeld Diestsesteenweg en Vliet of Ossebeek). Natte en droge gronden kunnen afgebakend worden d.m.v. de bodemkaart.
5.1.3.
BODEM
Uit de bodemkaart van België kunnen drie fysische factoren voor de verschillende bodems afgeleid worden: de textuur, de vochttoestand en de profielontwikkeling van een bodem. In Aarschot vinden we 2 types van bodems terug: de alluviale bodems en de hellingsgronden. In het algemeen zijn de alluviale bodems meestal jonge bodems (lemige of kleiige alluviale sedimenten), zonder uitgesproken profielontwikkeling en met gleyige verschijnselen, wat wijst op een minder snelle drainering. De hellingsgronden bestaan voornamelijk uit zandleem of leem, met profielontwikkeling en zijn matig tot zwak gleyig. Ze zijn dus minder nat dan hogergenoemde alluviale bodems.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 5- HYDROLOGIE
29
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.
30
DEELSTRUCTUREN
Ruimtelijke deelstructuren verwijzen naar verschillende functies en facetten van het ruimtegebruik. De realiteit wordt op dit punt als het ware uit elkaar gehaald en sectoraal bestudeerd. Omdat een ruimtelijke structuur van een gemeente sterk afhankelijk is van de maatschappelijke ontwikkelingen en socio-economische activiteiten, wordt hier nader ingegaan op de evolutie en de huidige toestand van het wonen, de economische bedrijvigheid, de landbouw, de natuur en de mobiliteit. Als belangrijkste activiteiten bepalen ze namelijk de ruimtelijke ontwikkeling van Aarschot. Aan de hand van deze analyse kunnen alle directe of indirecte problemen vastgesteld worden, die al dan niet een repercussie hebben op de ruimtelijke ordening van Aarschot. We onderscheiden hierbij de deelstructuren die de bebouwde ruimte omvatten en de deelstructuren die vallen onder de open ruimte. De bebouwde ruimte wordt bepaald door de nederzettingsstructuur, de ruimtelijk-economische structuur, de mobiliteitsstructuur en de voorzieningenstructuur. Onder de open ruimte beschouwen we de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en het landschap.
DE BEBOUWDE RUIMTE 5.2.1.
DE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR
5.2.1.1.
Morfologische structuur van de bebouwing
5.2.1.1.1. Kernen De bebouwde ruimte van Aarschot kenmerkt zich door een stedelijke kern namelijk Aarschot-centrum en een aantal kleinere kernen, waarvan de belangrijkste Rillaar is. Deze kernen kenmerken zich door een dicht aaneengesloten bebouwing, waarbij de functies gemengd zijn. De stedelijke kern Aarschot bestaat op zich ook uit 3 verschillende zones, elk met een eigen ruimtelijke, morfologische en functionele structuur, nl: -
het historisch stedelijk centrum ten oosten van de spoorlijn, gekenmerkt door een hoge densiteit, historische bebouwing, het commerciële centrum en een sterke menging van wonen met commerciële en openbare functies;
-
het industrieterrein ten westen van de spoorlijn;
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE -
31
de 20ste eeuwse uitbreiding van het historisch centrum met een zeer amorfe ruimtelijke structuur door de sterke afwisseling van openruimte met groot- en kleinschalige nieuwsoortige stedelijke functies zoals cinema, zwembad, rustoord e.a.
Langs de volledige noord- en noordoostflank komen verkavelingen, lintbebouwing en verspreide bebouwing tegen het kerngebied aanleunen in wat we verder de stedelijke nevel noemen en waartoe ook Bloemse Hoeve, Ourodenberg en Dorenberg behoren. Het zijn kernen die binnen bereikbare afstand liggen van het stadscentrum en een relatief grote bevolkingsgroei kennen. De oorspronkelijk verspreid liggende bebouwing werd in latere fase omringd door verkavelingen met nieuwbouw. Rillaar daarentegen kent een sterke uitwaaiering langsheen zowel de steenwegen als buurtwegen. Als een ster ligt de gemeente uitgespreid ten zuiden van de Demervallei. Door het hart, de verstedelijkte kern van Rillaar, wringt zich de Mottevallei. Wolfsdonk en Gelrode zijn leefgemeenschappen met een uitgesproken open en landelijk karakter. De kernen zijn weinig compact (binnen de kern komen nog belangrijke open-ruimte gebieden voor), dikwijls excentrisch gelegen en de bebouwing komt er sterk verspreid voor. Deze dorpen dragen door hun specifieke topografie elk een eigen karakter in zich, waarmee ze zich onderscheiden van de suburbane ontwikkelingen ten noordoosten van Aarschot. Gelrode ligt ten opzichte van Aarschot en de N19 ‘geborgen’ achter de Eikelberg. De bebouwing is vrij open, vlakbij de kern bevindt zich een vrij groot open veld. Tenslotte in de noordoostelijke uithoek van het grondgebied van Aarschot ligt Wolfsdonk, dat door zijn excentrisch ligging eerder aanleunt bij Herselt en Averbode. Wolfsdonk bestaat uit verspreide bebouwing over een relatief vlak terrein met een versnipperd bosgebied, waarop enkel de dorpskern een uitzondering maakt. 5.2.1.1.2. Lintbebouwing Zoals op zovele plaatsen in Vlaanderen zijn de invalswegen (gewestwegen) in de loop der jaren geëvolueerd tot bebouwingslinten al dan niet met een open karakter. Binnen Aarschot is deze lintbebouwing vooral waar te nemen ter hoogte van de N19, Leuvense- en Herseltsesteenweg en evenzeer langs de N10, Diestse- en Liersesteenweg. Ook de gemeentelijke ontsluitingswegen Langdorpsesteenweg en Gijmelsesteenweg zijn quasi volledig ingenomen door lintbebouwing.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 6– BESTAANDE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR
32
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.1.2.
33
Zonevreemde woningen
Juridische zonevreemdheid heeft betrekking op de discrepantie tussen de bestaande toestand en de toestand zoals deze in de gewestplannen is vastgelegd. Het betreft functies die niet gesitueerd zijn in de overeenkomstige bestemming (in dit geval woningen die niet gesitueerd zijn in woonzones). Zonevreemde woningen zijn gelegen buiten de woonzones op het gewestplan en buiten niet-vervallen verkavelingen. Landbouwwoningen in agrarisch gebied worden niet als zonevreemde woningen gezien, kunnen dit wel worden na stopzetting van de bedrijfsactiviteiten. Om een zicht te krijgen op de grootte van de problematiek werd op basis van de luchtfoto’s een benaderende inventaris van de zonevreemde woningen opgemaakt: alle woningen die zich niet in woongebied volgens het gewestplan situeren. We merken weliswaar op dat een deel hiervan landbouwbedrijfsgebouwen of -zetels zijn en dus niet zonevreemd zijn. Ook woningen die gelegen zijn op percelen die gedeeltelijk buiten de woonzone vallen worden in deze benaderende inventaris aangeduid, evenals woningen in niet-vervallen verkavelingen buiten de woonzone. Het aantal zonevreemde woningen wordt hier dus zeker overschat maar toch zien we dat de problematiek vrij omvangrijk is. Voorlopig komen we op een totaal van 862 woningen (ca. 7% van het totale woningenbestand). Belangrijker is de vaststelling dat ca. 480 ervan zich in een zgn. ruimtelijk kwetsbaar gebied bevindt (overwegend bosgebied) en dus vandaag slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden kent. Dit is meer dan de helft van de zonevreemde woningen. De kaart geeft een indicatie van de problematiek maar moet in het kader van een RUP worden verfijnd. Op een aantal plaatsen kan men spreken van ruimtelijke concentraties, zoals nabij de op- en afrit met de A2, de Papenakkerstraat te Gelrode, Rommelaar te Rillaar, de Grotstraat (Aarschot/Ourodenberg). In de analyse van de deelruimtes, worden per gebied de zonevreemde concentraties van woningen meer gedetailleerd weergegeven.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 7– ZONEVREEMDE WONINGEN
34
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.1.3.
35
Demografische context: bevolkingsaantallen en -evolutie
In dit hoofdstuk komt de bevolkingsontwikkeling van Aarschot aan bod zoals die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Het gaat telkens om de gegevens van de Volkstelling van 1991, tenzij anders is vermeld. Bij de beschrijving van de evoluties wordt gebruik gemaakt van de gegevens van de Volkstelling van 1981 en 1991 en van meer recente gegevens van het Rijksregister. In de komende paragrafen wordt gesproken over Aarschot en zijn deelgemeenten: Aarschot, Langdorp, Rillaar en Gelrode. De deelgemeente Aarschot duiden we voor de duidelijkheid aan met Aarschot-stad. •
Op 1 januari 2003 telde Aarschot 27 664 inwoners, verspreid over de 4 deelgemeenten. Sinds 1970 kent Aarschot een groei van haar bevolking met zo’n 12%. Als we deze evolutie vergelijken met deze van het arrondissement Leuven, de provincie Vlaams Brabant en het Vlaams Gewest, stellen we vast dat Aarschot een kleinere bevolkingstoename kent dan het arrondissement Leuven. De gemiddelde groei in Aarschot ligt wel in dezelfde lijn als de gemiddelde groei van de provincie Vlaams Brabant en het Vlaams Gewest. De bevolkingstoename in Aarschot is ook niet bepaald hoog in vergelijking met haar omliggende gemeenten. Rotselaar, Begijnendijk, Holsbeek, Tielt-Winge en Herstelt kennen een nog veel sterkere toename van hun bevolking. De natuurlijke saldo’s in Aarschot bleven positief, maar kenden wel een daling ten opzichte van 1991. Ook de migratiesaldi bleven positief ten opzichte van 1991. Het migratiesaldo vormt de belangrijkste oorzaak van de bevolkingsgroei in Aarschot. Binnen de leeftijdscategorieën scoren vooral de oudere leeftijdsklassen goed.
•
Binnen Aarschot zelf stellen we vast dat Aarschot-stad ongeveer de helft van de bevolking van de gemeente huisvest. Daarop volgt Langdorp met ongeveer een vierde en Rillaar met ongeveer een vijfde van de totale bevolking. Gelrode huisvest slechts 7% van de totale bevolking. Aarschot-stad groeit maar matig. De procentuele groei is meer uitgesproken in Langdorp, Rillaar en Gelrode.
•
Logischerwijze vinden we de dichtst bevolkte delen in de kernen van de verschillende deelgemeenten: Aarschot-centrum (679 inw/ km²), Langdorp-centrum (343 inw/ km²), Rillaar-centrum (337 inw/ km²) en Gelrode-kern (258 inw/ km²). De gemiddelde bevolkingsdichtheid voor de ganse gemeente bedraagt 442 inwoners per km².
•
De ontgroening en vergrijzing van de bevolking is een algemeen voorkomend verschijnsel in Vlaanderen en andere Europese landen. Dit is ook te merken in Aarschot, waar de bevolkingsklasse 65+ de sterkste toename kent tussen ’92 en ’99 en die van 0-24 jaar de zwakste toename. Procentueel gezien vinden we de meeste jongeren (0-14 jaar) in Gelrode. 65 plussers daarentegen zijn het meeste in Aarschotstad vertegenwoordigd.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 5.2.1.4.
36
Woningvoorraad
Dit onderdeel is eveneens gedistilleerd uit de woningbehoeftestudie. In het kader van het informatief deel volstaan de volgende vaststellingen. In eerste instantie gaan we in op de kwantitatieve gegevens m.b.t. de woningvoorraad. Daarna gaat de aandacht naar enkele kwalitatieve aspecten. Tijdens de Volkstelling van 1991 worden in Aarschot 10 119 woningen gemeten. Op 1 januari 2000 zijn er dit reeds 11.740. Om de ontwikkeling van het woningbestand van Aarschot te kennen worden de gegevens van 1991 en 2000 met elkaar vergeleken. Grootste relatieve groeier is de deelgemeente Langdorp.
1981
1991
2000
Groei 91-2000 Absoluut
%
Aarschot-stad
4 844
5 237
6.056
819
+15,6
Langdorp
1 968
2 395
2.805
410
+17,1
Rillaar
1 660
1 869
2.174
305
+16,3
Gelrode
565
618
705
87
+14,1
Totaal Aarschot
9 037
10 119
11.740
1 082
+16,0
TABEL 2: TOTAAL AANTAL PARTICULIERE WONINGEN IN AARSCHOT EN DEELGEMEENTEN5 •
5
Aarschot kent algemeen een hoger percentage eigenaars dan het Vlaams Gewest. Het percentage van Aarschot is vergelijkbaar met deze van het arrondissement Leuven. In Aarschot vindt men meer eengezinswoningen dan appartementen, en meer eigenaar-bewoners dan huurders. Aarschot kent een hoog aantal woningen in open bebouwing in vergelijking met het Vlaams gemiddelde. Daartegenover staat
NIS, Volks- en woningentelling 1991
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
37
dat Aarschot een bijzonder laag aantal appartementen telt. De woningen in open bebouwing liggen hoofdzakelijk in het noordelijk deel van Aarschot. •
Een nuttige indicator voor de kwaliteit van de woningen, is het meten van het comfort aan de hedendaagse comfortnormen zoals keuken, verwarming, WC, telefoon, enz.. Met “groot comfort” wordt de aanwezigheid van keuken (4m²), telefoon en auto verondersteld. Bij woningen met “middelmatig comfort” zijn alle voorwaarden voor klein comfort en supplementair centrale verwarming aanwezig. Met “klein comfort” wordt stromend water, WC met waterspoeling, badkamer of stortbad bedoeld. Woningen zonder comfort voldoen niet aan de voorwaarden gesteld voor klein comfort. Aarschot scoort voor woningen met groot, middelmatig en klein comfort beter dan het Vlaams Gewest, doch minder goed dan het arrondissement. Daarnaast kent Aarschot een hoger aantal woningen zonder stromend water of WC met waterspoeling of badkamer/stortbad, dan gemiddeld voor het arrondissement Leuven en het Vlaams Gewest. Het hoge aandeel van woningen zonder klein comfort wordt veroorzaakt door het feit dat er ten eerste geen toilet met waterspoeling aanwezig is en ten tweede geen badkamer binnenshuis aanwezig is. Qua middelmatig comfort moeten rond de 30% van de woningen het zonder centrale verwarming stellen. Vooral in Rillaar komen relatief veel woningen zonder toilet en badkamer en stromend water voor.
•
Het kennen van de oppervlakte van de woning is ook een manier om de kwaliteit van de woning na te gaan. Wanneer we als maatstaaf voor een kwaliteitsvolle woning een oppervlakte van groter dan 64 m² aannemen, blijkt hieraan zo’n 71% van de bewoonde particuliere woningen van Aarschot te voldoen. Zowel voor het arrondissement Leuven als voor het Vlaams Gewest vinden we vergelijkbare percentages. Aarschot kent wel een lager percentage woningen van boven de 125m². In Aarschot zijn nog enkele wijken die de kwaliteitsnorm voor woningen niet halen: Bonewijk, Gijmelberg, Tuinwijk, Aarschot-Herselt, O.L.V. Fatima Gijmel en Montenaken.
•
Op basis van de beschikbare gegevens van de stad Aarschot, kunnen we de leegstaand in Aarschot vandaag enkel evalueren aan de hand van gebouwen die gedurende ten minste 12 maanden niet effectief gebruikt werden in overeenstemming met de woonfunctie. Verkrotting staat voor verwaarlozing (ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval), ongeschiktheid (woningen die niet beantwoorden aan de vereisten van stabiliteit, veiligheid of minimaal comfort) en onbewoonbaarheid (een woning die behalve ongeschikt ook een veiligheids- en gezondheidsrisico inhoud voor de bewoners)6. Op basis van gegevens van de gemeente Aarschot zijn er in de gemeente 131 langdurig leegstaande en verkrotte woningen in januari 2000. Daarenboven blijkt dat de grootste leegstand zich voordoet in Aarschot-stad, gevolgd door Rillaar. We kunnen stellen dat de leegstand in gemeente Aarschot bijzonder laag is.
6
Bron: Van Oost, Dirk, Heffing op de leegstand en de verkrotting van gebouwen en woningen, in: Instrumenten van lokaal woonbeleid in Vlaanderen, H. Bloemen, 1997
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE •
7
38
Zoals gebleken is uit de indeling van het woningpatrimonium naar eigendomsstatuut, is de private huurmarkt eerder beperkt in de gemeente (ongeveer 74 % van de woningen is bewoond door eigenaars). Vandaar het belang van de sociale huisvestingssector voor de lagere inkomensgroepen. De gemeente Aarschot ressorteert onder het werkgebied van de ‘Samenwerkende Bouwmaatschappij voor Goedkope Woningen’, erkend door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. Deze maatschappij heeft 304 sociale huurwooneenheden in haar bezit. Op een totaal van 11 6177 woningen in 1999 zijn er in Aarschot 304 sociale woningen, dit is een percentage van 2,6%. Dit aandeel ligt onder het Vlaams Gemiddelde van 5,5%.
Dit zijn het aantal gezinnen in 1999. Vermits één gezin overeenkomt met één woning, spreken we van 11 617 woningen in 1999 in Aarschot.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.2.
39
DE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR
Aarschot is een gemeente met de volgende sociaal-economische karakteristieken: een modaal inkomen en veel bedrijvigheid. Er zijn veel vestigingen en een hoge graad aan loontrekkende en zelfstandige werkgelegenheid. Opmerkelijk is dat de zelfstandige werkgelegenheid “inkomensvolgend” is. De verklaring ligt bij de hoge werkgelegenheid, die afzet garandeert voor zelfstandigen. De meerderheid van de activiteiten situeert zich in de tertiaire sector. Deze sector van handel en diensten beslaat 65% van de activiteit in Aarschot. Het aandeel van de secundaire sector (industrie en nijverheid) ligt lager dan één vijfde en het aandeel van de primaire sector (landbouw, bosbouw en visserij) zelfs onder de 2%. De quartaire sector (overheidsdiensten: overheidsbestuur, onderwijs, diensten volksgezondheid, overige sociaal- culturele dienstverlenende instellingen) scoort laag: net boven de 10%. In volgende hoofdstukken gaan we dan ook dieper in op de twee grote economische takken in Aarschot: industrie en nijverheid enerzijds en handel en diensten anderzijds. Daarna geven we een zicht op de tewerkstelling en de pendelbewegingen in Aarschot. 5.2.2.1.
Industrie, nijverheid en ambachten
Het grootste bedrijventerrein binnen Aarschot is de industriezone (IZ) Nieuwland met een oppervlakte van 94,7 ha. Op de tweede plaats komt Meetshoven/Ter Heidelaan waarin een industriezone van 66,4 ha en een ambachtelijke zone (AZ) van 5,5 ha vervat zitten. Samen vormen ze de grote bedrijvenzone die gelegen is ten westen van Aarschot- centrum. De terreinen zijn goed ontsloten voor wegverkeer door de westelijke ring R25, aansluitend op de A2 Leuven – Lummen. Er is mogelijkheid tot aansluiting op het spoor, maar tot op heden is die niet benut. Op de industriezone Nieuwland zijn alle percelen verkocht en hiervan 83 % ook effectief benut. De rest zijn reserveterreinen. Onder de 81 bedrijven in industriezone Nieuwland gevestigd, bevinden zich 8 garages (verkoop met showroom, onderhoud, herstellingen en carrosseriewerken), 5 kleinhandelszaken (huishoudartikelen, doe-het-zelf, tuingerief, computers, …) en ook twee grote transportbedrijven, die samen 6,7 ha innemen. Voorgaande 15 bedrijven vormen in aantal 18% van het totale aantal bedrijven op het IZ Nieuwland. 10 bedrijven hebben een rechtstreekse band met de bouwsector, ze nemen ongeveer 22% van de perceelsoppervlakte in beslag. Een aantal bedrijven in deze sector hebben grote oppervlaktes opslag in open lucht. Een vergelijking van het oorspronkelijke verkavelingsplan van InterLeuven met het huidige kadastrale plan illustreert hoe langzamerhand een versnippering ontstaat doordat grote bedrijven hun percelen of panden opdelen en verhuren of verkopen aan kleinere nieuwkomers (NV Schmidt, NV Univer, Polyamco, Dakmat,…).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
40
De totale oppervlakte van de industriezone Meetshoven bedraagt 66,4 ha, de ambachtelijke zone 5,5 ha. Deze zones werden niet ontwikkeld door een intercommunale, vandaar het onregelmatige karakter van de bezetting: dicht bebouwde percelen liggen er soms naast weiland. Circa 20% van de totale oppervlakte van beide bestemmingszone is braakliggend (hetzij particulier bezit, hetzij reservegronden van bedrijven). Van de ambachtelijke zone alleen is één derde braakliggend, weiland of bos. Meetshoven-Ter Heidelaan telt in het totaal 31 bedrijven. Naast de grote bedrijven (Duracell Batteries NV, Reniers/Rots NV, Zitmeubelfabriek St.-Jozef, Interlabel, DSV NV en de beschermde werkplaatsen) zijn er voornamelijk bedrijven met een familiaal karakter gevestigd. In de industriezone bevinden zich 3 garages met showroom en één pompstation; een sporthal en een herscholingscentrum. Grote vlaktes opslag vinden we terug bij bedrijven uit de bouwsector: Renier natuursteen, DSV, Swinkels & Co en Interbeton. De grootste werkgever is ongetwijfeld Duracell (productie batterijen) met een 1.100-tal werknemers. Op de 2de plaats komt de beschermde werkplaats Aarschot met 550 werknemers. Met uitzondering van “Sint-Jozef” tenslotte (meubelfabriek, 140 werknemers) stellen de meeste bedrijven tussen 20 en 50 werknemers tewerk. Volgens een studie van Interleuven uit 1993 wordt 17% van de totale perceelsoppervlakte van de industriezone Nieuwland ingenomen door lokale bedrijven (zijnde bedrijven die afzetten in het Aarschotse en nabije omgeving) en 81 % door regionale bedrijven. 32% van de totale oppervlakte wordt ingenomen door bedrijven die in de bouwsector bedrijvig zijn. Ruimtelijk gezien is het belangrijk de relaties met andere functies in de onmiddellijke nabijheid te schetsen. Een historisch gegroeide strook van bewoning langsheen de Betekomsesteenweg en de Demer doorsnijdt de nijverheidszone. De achtertuin van de huizen ligt aan de Demer, wat de onderbreking breder maakt. In het noorden zijn de zones begrensd door het Meetshovenbos. De spoorweg vormt de sterke oostelijke barrière tussen de industriezone en de ‘bewoonde wereld’. De ligging van het Elzenhof in het zuiden is ook wel bijzonder. Het Elzenhof met zijn park en school is volledig geïsoleerd door de omringende industrie en wegenis. Naast deze grote bedrijvigheidszone noteren we de ambachtelijke zones langs de Herseltsesteenweg (13,8 ha) en die in Wolfsdonk (5,7 ha). Beide zijn ingenomen door solitaire ambachtelijk/industriële vestigingen. In het Aarschotse heerst sinds lang de problematiek rond de nood aan nieuwe vestigingsmogelijkheden. In 1992 was de gehele industriezone Nieuwland verkocht. Sinds 1988 is in Aarschot geen enkel industrieterrein meer bijgecreëerd. Ondernemers verlaten Aarschot bij gebrek aan uitbreidings- of herlokalisatiemogelijkheden.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 5.2.2.2.
41
Zonevreemde bedrijven
De stad Aarschot maakte een inventaris op van de zonevreemde bedrijven binnen de gemeente. Deze bedrijven werden allemaal aangeschreven met de vraag een bedrijvenenquête in te vullen. 38 bedrijven reageerden op deze oproep. Aan de hand van deze enquête werd onder meer gepolst naar de uitbreidings- en herlokalisatiebehoeften van de bedrijven. Daarbij werd specifiek op de deelgemeente Rillaar gefocust. Het aantal zonevreemde bedrijven in Rillaar dat zich (op termijn) wil herlokaliseren beperkt zich tot een drietal bedrijven. De ruimtelijk verspreide bedrijvigheid is overwegend slechts zonevreemd bij uitbreiding. De meeste bedrijven zitten ingebed in de vele lintvormige bebouwing die Aarschot rijk is en die bevestigd werd in het gewestplan onder de vorm van woongebied met landelijk karakter. Dit geldt in het bijzonder voor de N10 Diestsesteenweg te Rillaar.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE KAART 8– BESTAANDE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR
42
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.2.3.
43
Handel en diensten
De winkelgebieden van Aarschot kan men onderverdelen in drie types: • het binnenstedelijk winkelgebied: het kernwinkelgebied Aarschot-Centrum (de markt en omliggende straten) en het winkelcentrum Schaluin. • de grootschalige perifere winkelgebieden: dit zijn de winkelgebieden met overwegend grootschalige inplantingen, overwegend langs de invalswegen: Diestsesteenweg, Leuvensesteenweg, Tieltseweg. Bij deze tweede categorie worden ook de grootschalige solitaire detailhandelsvestigingen gerekend. • de kleinschalige perifere winkelgebieden: deze bevatten vooral inplantingen van kleine omvang, gelegen in een deelgemeente of wijk: vb. Bonewijk, Rillaar, Gijmel, Wolfsdonk, Gelrode. De commerciële uitstraling van het kernwinkelgebied van Aarschot is voor een kleinstedelijk gebied behoorlijk ruim8. Uit een passantenenquête uitgevoerd in oktober 1997 bleek dat 56% van de ondervraagde bezoekers van Aarschot Centrum afkomstig te zijn van buiten de gemeente. De niet-Aarschotse winkelaars kwamen voor het merendeel uit de direct aangrenzende gemeenten, in de eerste plaats uit Scherpenheuvel-Zichem. Bovendien bleek Aarschot voor de mensen uit Leuven en omliggende gemeenten een aantrekkelijk alternatief voor Leuven zelf. Het kernwinkelgebied van Aarschot-Centrum, met het volledige spectrum aan dagelijkse en niet-dagelijkse goederen, strekt zich vanaf de Grote Markt in drie richtingen uit: in noordelijke richting langs de Theo De Beckerstraat tot aan de brug over de Demer; in zuidelijke richting langs de Diestsestraat tot aan de afsplitsing van de Tiensestraat; en in westelijke richting langs de Martelarenlaan en de Leuvensestraat tot aan de Albertlaan (veruit de langste arm). Rekenen we de weinig commerciële Jozef Tielemansstraat en Zwanestraat bij het kernwinkelgebied om dit een compactere vorm te geven, dan bekomt men een aantal detailhandelszaken van 129 op een totaal aantal panden van 266 of een bezetting van 48%. Van de 436 commerciële of dienstverlenende panden binnen de afgebakende winkelgebieden van het grondgebied Aarschot bevindt zich de helft in het kernwinkelgebied. Hiervan behoort 60,4 % tot de detailhandel, 30,9% dienstverlening en is 8,8 % leegstaand (zie tabel). In Aarschot Centrum scoort het aantal horecazaken hoog. Binnen de detailhandel ligt het zwaarste gewicht in de branche van de kleding. Tot dit kernwinkelgebied behoort de grootschalige inplanting Unic. Het winkelgebied Schaluin wordt ruimtelijk van het kernwinkelgebied gescheiden door de Demer en strekt zich uit langs de Bogaardenstraat, de Gasthuisstraat en Schaluin zelf, waar zich de grootste winkeldichtheid voordoet. Het winkelgebied Schaluin omvat een 120-tal
8
“Strategisch-Commercieel plan Aarschot”, iris consulting/A+D Milieu, dec.1997
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
44
handelszaken, waaronder ook twee grootschalige panden, zijnde Aldi en Mestdagh. 51,3% van het aantal panden en 44 % van de verkoopsvloeroppervlakte wordt ingenomen door dienstverlenende activiteiten (zgn. baliefuncties: financiële en niet-financiële diensten, horeca,… zonder echter dienstverlenende activiteiten van publieke aard). Dit laatste is opvallend, gezien het in de sector diensten in absolute cijfers belangrijker is dan Aarschot-Centrum. Wat de detailhandel betreft zijn in Schaluin de branches voeding, kleding en luxe-artikelen ongeveer evenredig verdeeld. Aarschot telt drie verschillende winkelgebieden van het type grootschalig perifeer: - Diestsesteenweg. Dit is een grootschalig winkelgebied, 500 m tot 1 km ten zuidoosten van het kernwinkelgebied gelegen, met 13 vestigingen. Daarbij zijn o.a. een aantal winkels met tuinbenodigdheden, bloemen en planten, Unicamp- Freetime (wooninrichting, hobby, speelgoed,…). De totale verkoopsvloeroppervlakte (ca. 38.000 m²) wordt voor meer dan de helft ingenomen door één zaak van 20.000 m², nl. Bloemen Gaby. - Leuvensesteenweg. Het betreft hier een sterk gemengde zone met een groot warenhuis, meerdere garages en benzinestations, vrije beroepen en een regionaal glasbedrijf gelegen juist ten westen van het kernwinkelgebied, in het verlengde van de Leuvensestraat. - Tieltseweg. Ook hier gaat het om een solitaire vestiging: Serré Meubelen. Ze ligt op meer dan 5 km van het centrum van Aarschot, in de deelgemeente Rillaar, vlak aan de grens met Tielt-Winge. Het grootschalige karakter van deze winkelgebieden drukt zich uit in het feit dat, hoewel ze slechts 3 % van het totale aantal panden voor geheel Aarschot telt, ze toch 53% van de netto verkoopsvloeroppervlakte (vvo) innemen. Bloemen Gaby bv. neemt alleen al 1/4 van de totale Aarschotse vvo in beslag. In de grootschalige perifere winkelgebieden zijn geen dienstverlenende activiteiten gevestigd. Kleinschalige perifere winkelgebieden komen in principe overeen met de centra van dorpen en wijken. Enkel de Bonewijk en de deelgemeente Rillaar hebben een voldoende uitgebreid en ruimtelijk geconcentreerd winkelapparaat om het predikaat “winkelgebied” te verantwoorden. In de andere dorpen en gehuchten (Gelrode, Langdorp, Ourodenberg) is dit niet het geval. De kleinschalige perifere gebieden tellen een vrij aanzienlijk aantal panden, maar beslaan een zeer beperkt deel van het totale Aarschotse winkelapparaat. De Bonewijk is gelegen aan het station van Aarschot. Het telt een 20-tal kleine handelspanden van lokaal belang. Opvallend voor de Bonewijk is het grote overwicht aan horeca en dienstverlenende activiteiten, alsook een hogere graad van leegstand in vergelijking met de andere winkelgebieden van Aarschot.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
45
Het dorpscentrum van Rillaar ligt ongeveer 4 km van het centrum van Aarschot, langs de Diestsesteenweg. Rillaar heeft een vrij sterk uitgebouwd commercieel apparaat, met maar liefst 64 commerciële of dienstverlenende panden, voor het overgrote deel kleinschalig. Rillaar heeft een opmerkelijk hoog aantal financiële instellingen. Detailhandel # panden
Diensten netto vvo
# panden
Leegstand netto vvo
# panden
Totaal netto vvo
# panden
netto vvo
Aarschot Centrum
131
13209
67
4340
19
1185
217
18734
Schaluin Diestsesteenweg
49
6750
61
5575
9
335
119
12660
11
38060
2
100
0
0
13
38160
Leuvensesteenweg
1
1450
0
0
0
0
1
1450
Tieltseweg
1
3000
0
0
0
0
1
3000
Statiewijk
2
100
16
1145
3
152
21
1397
Dorpscentrum Rillaar
29
3185
29
1695
6
64
5240
Totaal
224
65754
175
12855
37
360 2032
436
80641
TABEL 3: AANTAL PANDEN EN NETTO-VERKOOOPSVLOEROPP. (VVO, IN M²) VOOR WINKELGEBIEDEN VAN AARSCHOT, BEWERKING, DEC. 1997. 5.2.2.4.
Tewerkstelling
We herhalen nog even de betekenis van de verschillende sectoren: primair: landbouw, bosbouw en visserij; secundair: industrie en nijverheid; tertiair: handel en diensten; quartair: overheidsbesturen en -instellingen (openbaar bestuur, onderwijs, verzorging, bibliotheek, musea, …). Handel en diensten vormen de sterkst vertegenwoordigde sector in Aarschot (41,3 %). In vergelijking met de provincie Vlaams-Brabant echter kunnen we stellen dat Aarschot verhoudingsgewijs meer tewerkstelling voorziet in de secundaire en quartaire sector. De tertiaire sector (handel en diensten) is minder sterk vertegenwoordigd. Het overwicht van tewerkstelling in de industrie zien we duidelijk bij de onderverdeling naar activiteitsklasse: 23.1% in Aarschot tegenover 15.5% in Vlaams-Brabant. Analoog geeft de klasse ‘openbare besturen en onderwijs’ doorslag naar de quartaire sector. Opmerkelijk is dat bij de zelfstandigen de vergelijking met het hogere niveau net omgekeerd ligt. Zo ligt het aandeel van de nijverheid in Aarschot onder zelfstandigen lager dan in de provincie. De handel is dan terug sterker vertegenwoordigd in Aarschot onder zelfstandigen. Het aandeel van de zelfstandigen in de totale tewerkstelling is echter te gering om de sectorale balans van te doen omslaan.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 5.2.2.5.
46
Pendelbewegingen
Aarschot is van oudsher een woonwerk-pendelgebied geweest. Van de actieve bevolking is 32.2 % tewerkgesteld in de eigen gemeente, ongeveer een vierde pendelt naar Leuven, Brussel of Antwerpen. De 60% van de mensen die in Aarschot werken en er niet wonen zijn allen afkomstig uit onmiddellijke buurgemeenten. De schoolgaande Aarschottenaars studeren voor 70.8% in eigen gemeente. De grootste schoolpendel gaat richting Leuven (8.8%) en in veel mindere mate Diest, Hasselt, Geel en Antwerpen. Aarschot vormt op onderwijsvlak een duidelijke aantrekkingspool: de in Aarschot schoolgaande jeugd is voor 56.2 % afkomstig van de omringende gemeenten. Woongemeente
Aarschot
Werkgemeente
Totale
%
Werkgemeente
Woongemeente
Totale
%
bevolking die
bevolking die
zich verplaatst
zich verplaatst
Aarschot
3092
32,2
Leuven
1192
12,4
Onbekend
1006
10,5
Brussel
727
A'pen Vilvoorde
3092
42,9
Scherpenheuvel-Zichem
552
7,7
Begijnendijk
498
6,9
7,6
Herselt
459
6,4
373
3,9
Tremelo
248
3,4
228
2,4
Leuven
237
3,3
Zaventem
180
1,9
Rotselaar
204
2,8
Scherpenheuvel-Zichem
163
1,7
Tielt-Winge
203
2,8
Diest
131
1,4
Heist-op-den-Berg
193
2,7
Lier
108
1,1
Holsbeek
143
2,0
99
1,0
Diest
129
1,8
2289
23,9
1249
17,3
Rotselaar overige
100,0
TABEL 4: PENDELSTROMEN, 1991
Aarschot
Aarschot
overige
100,0
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.3.
VERKEERSINFRASTRUCTUUR
5.2.3.1.
Wegverkeer
47
Aarschot is gelegen aan de snelweg A2 (E314) Leuven- Lummen- Aken en is hierop via de N223 goed aangesloten. Via de westelijke ring wordt een goede aansluiting verzekerd op een aantal andere toevoerwegen (Leuvensesteenweg, weg naar Betekom, Liersesteenweg). Sinds het doortrekken van de ring tussen de Liersesteenweg en de Herseltsesteenweg (uitvoering ’99) is ook de Herseltsesteenweg goed bereikbaar vanaf de E314. De autosnelweg A2 vormt de zuidelijke gemeentegrens van Aarschot. De verbindingsweg N223 is een sprekende poort tot de stad. Maar tegelijk leidt hij het verkeer via de insnijding in de Liederberg naar het industriegebied. De ringwegen hebben een scherp afbakenende functie van de dichte bebouwing er binnen tegenover de meer recente verkavelingen. Vanuit alle richtingen is een radiaal wegennet gericht op Aarschot. Hiermee bevestigt Aarschot zijn positie als stedelijk centrum voor de omgeving. De N10 naar Lier - Antwerpen en de N19 naar Geel zijn belangrijke (inter)regionale verbindingen die via de westelijke ring aantakken op de A2. De Leuvensesteenweg, de Langdorpsesteenweg, de Diestsesteenweg en de Gijmelsesteenweg hebben eerder een lokale functie (verbinding naar omliggende dorpen). Al deze invalswegen zijn structurerend voor de bebouwde omgeving. Ten zuiden van Aarschot vanwege de lintbebouwing die er langsheen is ontstaan (cfr. Diestse- en Leuvensesteenweg). In het noorden vanwege de uitwaaiering die gegroeid is tussen de radialen van de Lierse- en Herseltsesteenweg en de spoorlijnen ter hoogte van Gijmel en Ourodenberg. De Diestsesteenweg heeft door zijn rechtlijnigheid en het uitzicht op het zacht glooiend landschap een sterk beeld. Aarschot is dus zonder twijfel een belangrijk knooppunt in de regionale en bovenregionale verkeersstructuur en kent geen geïsoleerde ligging. Het centrum is vanuit de verschillende zijden gemakkelijk toegankelijk. Ondanks het beperkt aantal straten in het centrum is de verkeersstructuur binnen het centrum niet altijd even leesbaar. De oostelijke ring zoals we hem vandaag kennen is niet enkel van belang als ringweg, maar biedt toegang tot een aantal belangrijke stedelijke functies en parkings die onmiddellijk aansluiten op het centrum. De oostelijke ring is daardoor cruciaal voor de ontsluiting van het centrumgebied. De aantrekkingskracht van het handels- en dienstencentrum wordt mee bepaald door deze rechtstreekse aansluiting op de oostelijke ring (parking Demervallei). Nadeel is dan weer dat de oostelijke ring momenteel slecht bereikbaar is vanuit het westen. Bovendien vormt hij een grote barrière tussen de oostelijke wijken en het centrum, vooral voor voetgangers en fietsers.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
48
De verschillende steenwegen zijn grotendeels ontwikkeld als bebouwde linten, maar de handelsfunctie is er meestal beperkt, behalve op de Diestsesteenweg. Het dorp van Rillaar is in sterke mate uitgestrekt langs de Diestsesteenweg, die door de aanleg van de A2 en de herinrichting van de doortocht haar doorgaande functie heeft gereduceerd. Via de oprit van Tielt-Winge sluit Rillaar aan op de snelweg. De dorpskern van Gelrode daarentegen ligt ten zuiden van de Leuvensesteenweg maar beide dorpskernen (Rillaar en Gelrode) hebben een lokale maar rechtstreekse verbinding met de A2 via de Rillaarsebaan en de Schransstraat). Gijmel en Wolfsdonk hebben een minder overzichtelijke wegenstructuur. De bestaande bedrijvenzones Nieuwland, Ter Heidelaan en Meetshoven hebben vanuit verkeerskundig standpunt een zeer goede ligging : zeer goede verbinding naar de snelweg toe, aansluiting naar de regionale wegen, op wandel- en fietsafstand van het centrum, potentieel mogelijkheden voor aansluiting op het openbaar vervoer (treinknooppunt en busstation zijdelings van het industrieterrein). Het zware vervoer blijft uit het centrum (tenzij plaatselijke leveringen). 5.2.3.2.
Parkeren
Het centrum van Aarschot is ruim voorzien van parkings. De meeste parkings liggen nauw aansluitend bij en goed verspreid omheen het kernwinkelgebied. -
Parking Demervallei met ca. 650 P, gratis parkeren Parking A. Reyerslaan met ca. 100 P, gratis parkeren
De wandelafstand naar het centrum is telkens zeer kort. Een belangrijk nadeel is echter dat de twee grote parkings in het oosten gelegen zijn en dat ze door de onvoltooide ringstructuur moeilijk te bereiken zijn vanuit het westen en de A2/E314. Opvallend is tevens dat de parking aan de Reyerslaan slechts wordt gebruikt op zaterdagen en bij manifestaties, wanneer de betalende straatparkings op het Schaluin bezet zijn. In de handelsstraten Leuvensestraat, Theo De Beckerstraat, Schaluin en andere centrumstraten geldt betalend parkeren. De grote NMBS-parking aan het station is de enige parking in het westen en biedt ca. 430 parkeerplaatsen. De parking fungeert uitsluitend voor langparkeerders die overstappen op het openbaar vervoer, maar is ontoereikend voor de vele pendelaars uit de regio. Tijdens het week-end wordt de parking nauwelijks gebruikt. De carpoolparking aan de A2/E314 kent een groeiend belang.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 9– BESTAANDE VERKEERSSSTRUCTUUR
49
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
50
Als algemeen besluit kan worden gesteld dat het parkeeraanbod de vraag overstijgt. Het sturen van het parkeren is echter één van de meest aangewezen instrumenten om de leefbaarheid binnen het centrum te verhogen. In februari 2003 werd daarom een nieuw parkeerbeleid ingevoerd waarbij parkeren aan de rand van de stad (stationsomgeving en Demerparking) gestimuleerd wordt. 5.2.3.3.
Openbaar vervoer: trein en bus
Aarschot is als kleinstedelijk centrum een relatief belangrijk knooppunt voor het spoorverkeer. Het station van Aarschot telt tot 3.500 reizigers per dag. Er zijn zowel rechtstreekse verbindingen naar Leuven - Brussel - kust, naar Lier - Antwerpen als naar Diest - Hasselt - Luik. Deze veelzijdige spoorontsluiting in de richting van verschillende stedelijke centra kan in de toekomst een belangrijke troef betekenen, bv. als wooncentrum voor pendelaars. Er is bovendien een relatief dicht net van kleinere stations die met Aarschot verbonden zijn: Wezemaal, Langdorp, Testelt, Zichem, Begijnendijk,… zodat het ommeland ook per spoor verbonden is met de stad. Sinds mei 1998 heeft Aarschot tijdens werkdagen een vaste IC-verbinding met Brussel, Gent en de kust. Als in de toekomst nabij Leuven de verbindingsbocht tussen lijn 35 en 36 wordt aangelegd, kan de reistijd naar Brussel met ca. 12 minuten worden ingekort. De heraanleg en uitbreiding tot 4 sporen tussen Leuven en Brussel zullen de snelheid en de capaciteit naar omhoog brengen. Het spoor heeft dus nog duidelijke groeimogelijkheden naar de toekomst toe. Het station functioneert goed als intermodaal knooppunt. Hoewel het station is uitgerust met een groot aantal parkeerplaatsen, kan het nog niet voldoen aan de parkeervraag, die in de spits bovendien een grote verkeersdrukte veroorzaakt in de stationsbuurt. Het station Langdorp, gelegen tussen de kern van Langdorp en van Gijmel, kent een duidelijk lokaal belang. Sinds de IC naar Brussel er stopt, is het aantal reizigers toegenomen. Tot voor enkele jaren was er ook een stopplaats in Gelrode. De stopplaats was wel een afstand verwijderd van de dorpskern, maar de ruime parkeermogelijkheden die relatief goed bereikbaar zijn, boden een troef. Momenteel zijn er geen plannen voor de heropening van de stopplaats. Aarschot kent een belangrijke doorgang van goederentreinen. Er zijn 3 hoofdstromen te onderscheiden : -
Antwerpen - Aarschot - Leuven - Charleroi/Luxemburg,
-
Antwerpen - Aarschot - Hasselt - Duitsland/Luik: deze lijn passeert niet in het station, maar maakt gebruik van de verbindingsboog ter hoogte van de Herseltsesteenweg,
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE -
51
Zeebrugge - Gent - Mechelen - Aarschot - Hasselt – Duitsland.
Het station van Aarschot ligt op wandelafstand van het centrum. Ondanks de rol van het station kende de stationsbuurt de laatste decennia een zekere stagnatie. Het station ligt eerder buiten dan in het stadscentrumgebied. De meeste woonwijken liggen op fietsafstand van het station. Structurerend voor Aarschot qua lijninfrastructuur is ongetwijfeld de spoorweg die het door de ring afgebakende stedelijke gebied in tweeën deelt, twee onderscheiden deelgebieden, ook wat functie betreft. Te Gelrode vormt het spoor samen met de N 19 (Leuvensesteenweg) een dubbele barrière naar het Vorsdonkbos en de Demervallei toe. De sporenbundel aan het station doet dienst als wachtruimte voor de goederentreinen om de reizigerstreinen te laten passeren. Als kleinstedelijk centrum lopen vanuit de verschillende richtingen buslijnen naar het station en het centrum. Een aantal richtingen is zwak bediend. Het busgebruik wordt echter nog te eenzijdig gericht op de woon-schoolverplaatsingen en op het voortransport voor het station. Voor de woon-werkverplaatsingen naar Aarschot en voor bezoek van handel en diensten is het busgebruik vrij laag. Verder zijn de interregionale verbindingen Hamont - Leuven en Turnhout – Leuven te vermelden. Deze sneldiensten hebben een stopplaats aan het station. 5.2.3.4.
Zachte weggebruikers: fietsers en voetgangers
Er is over het algemeen een relatief goede basisinfrastructuur voor de fietsers in Aarschot. De fietsroutes worden mee bepaald door de natuurlijke structuur van heuvels en valleien. De grote fietsconcentraties doen zich voor rondom de scholen, en op de directe verbindingswegen van de scholen met de woonwijken nl. -
in het centrum op de Pastoor Dergentlaan, Elisabethlaan, Schaluin, Albertlaan en in mindere mate op de Leuvensestraat en Tiensestraat;
-
rond het centrum op de Liersesteenweg, Herseltsesteenweg, Gijmelsesteenweg, Leuvensesteenweg en Diestsesteenweg.
Van de Grote Markt tot de Schaluin loopt een belangrijke voetgangersverbinding door het handelscentrum. De parking Demervallei (met omliggende functies), het stadhuis, het park en de parking van de A. Reyerslaan sluiten hier zeer goed op aan. De stationsomgeving daarentegen is niet echt aantrekkelijk voor de voetganger en de Statiestraat is de enige straat naar het station toe die enigszins als looproute dienst doet. Andere gebieden in het stadscentrum nodigen niet echt uit voor verplaatsingen te voet.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.4.
VOORZIENINGEN: ONDERWIJS, RECREATIE EN TOERISME
5.2.4.1.
Onderwijs
52
Sinds de jaren ’60 is Aarschot uitgegroeid tot een bolwerk van scholen. De “Aarschotse Campus” (Elisabethlaan- P. Dergentlaan) is een begrip. Scholieren van Aarschot en omstreken komen naar een 30-tal scholen en afdelingen. De grootste concentratie treft men aan in het centrum van Aarschot. De deelkernen zijn allen voorzien van een basisschool. Het aanbod is zeer gevarieerd en omvat lagere en kleuterscholen, humaniora, beroepsonderwijs, kunst- en muziekonderwijs en avondonderwijs. Hoger en universitair onderwijs is niet aanwezig in Aarschot. Daarvoor dient men (dichtsbijzijnd) ofwel naar Diest, Leuven, Diepenbeek of Antwerpen uit te wijken. 5.2.4.2.
Recreatieve en toeristische structuur
5.2.4.2.1. Sportvoorzieningen Aarschot heeft een gevarieerd aanbod aan sportieve ontspanning: voetbal, basketbal, volleybal, badminton, turnen, judo, volksdans, tennis, motorracen, hondensport, paardrijden. Dit is nog een beperkte greep uit het aanbod. Deze verschillende sporttakken vinden elk plaats in een bepaalde ruimte, die al dan niet gebruikt kan worden voor verschillende doeleinden. Wat de accomodatie betreft voor sportbeoefening, kunnen we stellen dat er verschillende soorten voorzieningen zijn: zwemgelegenheden, indoor zalen, outdoor terreinen en minder specifieke ruimten die steunen op de idee van medegebruik (bv. de natuur in het algemeen (wandelen, fietsen) of cafés (biljart)). Aarschot heeft een zwembad in de Demervallei. De openbare sporthal met een totale zaaloppervlakte van 2.000 m² is eveneens in de Demervallei gesitueerd. Daarnaast heeft een zestal scholen een sporthal die door verschillende doelgroepen gebruikt wordt. De indoor terreinen zijn redelijk geconcentreerd in het centrum van Aarschot. De outdoor terreinen zijn slechts gedeeltelijk gekoppeld aan de scholen en bevinden zich verspreid over het gemeentelijk grondgebied. De stad Aarschot ging reeds van start met de opmaak van een BPA Zonevreemde Sportterreinen. Uit de inventaris bleek dat het 13 zonevreemde outdoor sportterreinen (in gebruik voor voetbal, tennis of hondendressuur), 2 zonevreemde maneges en 3 kamphuizen betreft. Van deze 18 lokaties liggen er 7 ten zuiden van de Demer in het Noordelijk Hageland, allen in landbouwgebied. 1 daarvan ligt nabij Gelrode, 3 in de omgeving van Dubbeek, en de rest ten oosten van Rillaar. 7 andere (waaronder 2 kamphuizen) liggen in de zuid-kempische bossen tussen Gijmel en Wolfsdonk, in bosgebied of aansluitend daarop in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. 3 anderen liggen tenslotte in agrarisch en agrarisch waardevol gebied rondom Wolfsdonk. In de beschrijving van de deelruimten zullen elk van deze locaties gedetailleerd aan bod komen, zowel in de bestaande structuur als in de gewenste ruimtelijke structuur van de gebieden.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
53
De grote outdoor terreinen zijn de terreinen aan de Grote Laakweg en het recreatiegebied Schoonhovenbos. In het recreatiegebied Schoonhoven kan men zwemmen, petanque spelen, van de speeltuin gebruik maken en vooral hengelen (dagvisvijver, een kleine en een grote wedstrijdvisvijver). Het gebied heeft ook een camping met vaste caravans. Het kader van de bosgebieden nodigt uit tot paardrijden. Deze sport kan beoefend worden in de boscomplexen van Bloemse Hoeve en Ruitershof in Langdorp, maar ook in het heuvelachtig Hagelands landbouwgebied ten zuiden van het stadscentrum (Speelhoven). In Bekaf tenslotte bevindt zich een speelplein met onderhouden speeltuigen en een winterspeeltuin.
5.2.4.2.2. Wandel- en fietspaden Het grondgebied van de gemeente Aarschot is bijzonder interessant voor de wandelaar en de fietser omwille van het gevarieerde landschap met aanwezigheid van zowel bos en heide als moeras en weiland. Een zestal wandelpaden is in de deelgemeenten uitgestippeld, waaronder de Heidewandeling en Bloesemwandeling te Gelrode. Ook het gebied van Langdorp, Gijmel en Wolfsdonk biedt de dagrecreant mooie routes. In Rillaar belicht een route van 11 km de agrarische aspecten van de gemeente. Een kaart met drie fietspaden (door Langdorp, Gelrode en Rillaar) is eveneens te verkrijgen bij de gemeente. Het fietspad Aarschot- Herentals loopt over de vroegere geasfalteerde spoorwegbedding. Er wordt onderzocht of het fietspad kan doorgetrokken worden tot in het centrum van Aarschot. De aanleg van de Demerboorden kadert in de promotie van deze recreatievorm. 5.2.4.2.3. Sociaal- culturele voorzieningen In Aarschot is er behoorlijk wat activiteit onder de jeugd. In het jaarverslag van 1996 tellen we een 38- tal jeugdverenigingen. Een aantal jeugdbewegingen heeft een werking op basis van wekelijkse bijeenkomsten en activiteiten. Zij hebben ruimte nodig om die activiteiten mogelijk te maken en hun leden op te vangen. Er zijn groepen chiro, scouts en KSA in Aarschot. In Bekaf blijkt zich een concentratie voor te doen van jongerenactiviteit: naast aanwezigheid van de scholen en de speeltuin ook scouts-, chiro- en KSA- lokalen. Nabij het jeugdcentrum in Rillaar is een polyvalente zaal in ontwikkeling. Het bibliotheekwezen is goed uitgebouwd in de gemeente. De hoofdbibliotheek bevindt zich in het centrum. Filialen van de bibliotheek vindt men in Ourodenberg en Rillaar. Uitleenposten zijn gevestigd in Gelrode, Langdorp en Wolfsdonk. Aarschot heeft bovendien een cultureel centrum: ‘Het Gasthuis’. Eén deel bevindt zich in de Gasthuisstraat, een ander deel bevindt zich in de Demervallei, vlakbij de grote parking. Naast het aanbod in theater en film kunnen allerhande activiteiten (bijeenkomsten, lezingen, workshops) georganiseerd worden in de stadsfeestzaal en andere polyvalente zalen. De polyvalente zalen beheerd door de gemeentelijke cultuurdienst zijn:
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
54
de stadsfeestzaal in de Demervallei, de refters van SIMA en SIBA (Leuvensestraat en P. Dergentlaan), de refters van BLO (Elzenhof) en BUSO (Amerstraat). In Gelrode is er een polyvalente zaal in de school in de P. Dergentstraat. Tenslotte is het belangrijk er op te wijzen dat ‘shopping’ en horecabezoek een zeer belangrijke vorm van recreatie is. Het centrum van Aarschot vormt hierbij een belangrijke pool, mede dankzij de parkeervoorziening in de Demervallei én de aanwezigheid van restaurants en cafés. Een ander knooppunt van shopping activiteit is de strook van de Diestsesteenweg waarin o.a. het tuincentrum Gaby en een doe- het- zelf- zaak zijn gelegen. 5.2.4.2.4. Toerisme en verblijfsrecreatie Aarschot heeft een toeristische intensiteitsindex (aantal overnachtingen/ aantal inwoners) die past in het beeld van de Kempen als toeristisch recreatief netwerk. Aarschot ligt aan de rand van dit netwerk. De type- toerist in de Kempen is in hoge mate gericht op de natuur, waarin vooral bos en heide als attractiepolen primeren. (bron: ruimtelijke spreiding van de toeristische intensiteitsindex in Vlaanderen, Geografisch Instituut, VUB, in RSV, kaart 3.1., p.142) Aarschot bezit een aantal bezienswaardigheden zoals de Grote Markt, de OLV- kerk, het Capuceinenklooster, de oude Cantorij, de Aureliaanstoren, de Sint-Rochustoren en het Begijnhof met het museum. De kastelen in Aarschot zijn tevens een aantrekkingspool voor de gemeente: kasteel van Schoonhoven, kasteel van Nieuwland, kasteel van Rivieren en het Elzenhofkasteel. Ook de molens geven Aarschot een apart karakter: s Hertogenmolens (centrum), Molen van Leefdael (Rillaar), Moedermolen (Gelrode), de Heimolen (Langdorp). Tenslotte zijn er de Tiense en de Drossaerdepoort, het grotteke O.L.V. van Lourdes, de Kasseistamper, de imker Gelrode en wijnboer Daems. Uiteraard kunnen voorgaande sportieve voorzieningen en het landschap op zich een toeristische aantrekkingskracht hebben. Langdorp beschikt in haar bosgebieden over heel wat infrastructuur (kamphuizen en campings) om onderdak te bieden aan kampeerders. Daarnaast kan men als toerist in de stad ook kiezen voor één van de drie hotels. Twee hotels zijn gelegen in het domein Nieuwland (het kasteel en de Postiljon) en één in Rillaar. 5.2.4.3.
Overige voorzieningen
De overheidsvoorzieningen zijn sterk geconcentreerd in het centrum van Aarschot, enkel voorzieningen met een sterk verspreid netwerk zoals postkantoren en uitleenposten van de openbare bibliotheek vinden we terug in de deelgemeenten. De gemeentelijke diensten zijn in het centrum gesitueerd, net als de stadsfeestzaal, de brandweer, politie en rijkswacht, en het gemeentehuis. Aarschot is ook kantonhoofdplaats en
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
55
dit betekent de vestiging van de verschillende diensten zoals de Directe Belastingen, BTW Registratie en Domeinen, BTW controle, Douanen en Accijnzen, het Kadaster. Ook het vredegerecht is er gevestigd. De medische voorzieningen worden geleverd door de dagkliniek van het Medisch Centrum Aarschot aan de Langdorpsesteenweg. Daarenboven heeft Aarschot ook een bloedtransfusiecentrum (afdeling Rode Kruis Aarschot), een rustoord en een rust- en verzorgingstehuis. 5.2.4.4.
Knelpunten en potenties
•
+: concentratie in de kern van onderwijs, indoorsport, culturele activiteiten en shopping > potentie kernversterking
•
+: potentie om de outdoorsport aan de Grote Laakweg uit te bouwen, te versterken, dichtbij de kern van Aarschot
•
+/-: Bekaf: jongerenactiviteiten pool, van de stad afgesneden door de ringweg
•
+: concentratie sport en socio- culturele activiteiten in de Demervallei; parking uitvalsbasis naar het centrum
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 10– LIGGING OPENBARE FUNCTIES
56
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 11– SPORT EN RECREATIE
57
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 12– SOCIO-CULTURELE VOORZIENINGEN & TOERISME
58
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
59
DE OPEN RUIMTE 5.2.5.
DE NATUURLIJKE STRUCTUUR
Wat we verstaan onder ‘de natuurlijke structuur’, kan als volgt samengevat worden: ‘het samenhangend geheel van de rivier- en beekvalleien, de boscomplexen en de andere gebieden waar de voor de natuur structuurbepalende elementen en processen tot uiting komen; maar ook de ecologische infrastructuur gevormd door lijn-, punt- en vlakvormige natuurelementen en geïsoleerde natuur- en bosgebieden en door parkgebieden is belangrijk. Deze laatsten kunnen dan de verbinding maken tussen de grote rivier- en beekvalleien en boscomplexen, zodat migratie van soorten mogelijk blijft. Men moet opmerken dat de bestemming ‘natuur’ op het gewestplan geen garantie is dat in deze zones de natuurfunctie primeert. Het gros van het natuurgebied in Aarschot heeft als hoofdfunctie bosbouw. 5.2.5.1.
Rivier- en beekvalleien: belangrijke structuurbepalende elementen
• De Demervallei: de vallei is vrij breed en relatief vlak. Deze zone vormt een gradiëntzone tussen twee landschapsstreken: de Zuiderkempen en het noordelijk of Droog Hageland. Verschillende donken liggen over de vallei verspreid. Het alluviale landschap bestaat uit bossen, akkerland en weiden (begraasd en extensief). De landbouwgronden zijn versnipperd en hebben een ongunstige perceelsstructuur. Er bestaat een sterke neiging de onproductieve, drassige weiden te beplanten met snelgroeiende, niet streekeigen populieren voor houtproductie. De ganse vallei is landschappelijk en biologisch zeer interessant. De talrijke afgesneden meanders verhogen in hoge mate de waarde van de vallei. Het uitgestrekt alluviaal landschap van de Demervallei, stroomopwaarts van Aarschot, is in het noorden begrensd door Langdorp, met het Schoonhovenbos en de Konijntjesberg. Het landschap bestaat uit een afwisseling van velden (vooral maïs, granen en biet), begraasde en natte weiden, Canadapopulier-aanplantingen, natuurlijke en aangelegde vijvers (al dan niet met weekendhuisjes), enkele naaldbosjes en tenslotte een stukje ongerepte natuur. In de Demervallei stroomafwaarts van Aarschot vinden we ten noorden de Grote Laak en ten zuiden het Vorsdonkbos en de Turfputten. • De Mottevallei: de Motte wordt omringd door akkerlandpercelen, wei- en grasland en enkele bospercelen. De vallei wordt sterk teruggedrongen ter hoogte van Rillaar. Grote delen van de vallei zijn waardevol of zeer waardevol biologisch gebied (agrarisch gebied met ecologische waarde). Een deel van het gebied is reservaat. Verder vinden we er ook een recreatiegebied.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
60
• Het meandergebied van Rillaar: dit gebied omvat vooral het reservaatgebiedje Leengoedhol-Ossebeek. Het bestaat uit begraasde weiden, populierenaanplantingen en naaldbosjes. Ten oosten van de Ossebeek vinden we loofbos (els, populier en berk). De open plekken tussen de populieraanplantingen bestaan uit kruidachtige gebieden. • De vallei van de Grote Laak: Deze vallei is gelegen in het noordoosten van Aarschot en wordt omringd door akker- en bosperceeltjes. De vallei loopt uit op Schotsbroek, Demerbroek en Lakervelden. 5.2.5.2.
De boscomplexen
De boscomplexen maken deel uit van de beperktere landschappen van ecologisch belang. In grote lijnen kunnen we een opdeling naar bostype maken volgens het landschapstype. In de zuidelijke Kempen treffen we hoofdzakelijk naaldhoutbossen aan. Twee grotere boscomplexen, Bosberg en Molenheide, kunnen nog onderscheiden worden in een versnipperde vlakte van bosperceeltjes. Bosberg/ Molenheide bestaat uit een gemengd bestand met een dominantie van dennensoorten en is artificieel van oorsprong. Er komen een aantal percelen voor met struikheidevegetatie. In de Kempen van Waver-Heist treffen we percelen naaldhout en gemengd bos aan. Door de aanplant van naaldhout is Meetshoven-Meertsels een verarmd bos met heiderestanten, gelegen op een rivierduin. De naaldhoutaanplantingen zijn doorgaans ongedifferentieerd en te dicht. De bodembedekking bestaat uit een dik pakket onverteerde naalden. In de Demervallei vinden we grote aanplantingen van populieren: het Vorsendonkbroek, de Demerbroeken en Schoonhoven. Het Vorsdonkbroek vertoont een grote variatie aan bostypes en meer open vegetaties. Meer naar de Demer toe vinden we wei- en hooilanden en enkele akkers. Plaatselijk werd Canadapopulier aangeplant. Het grootste deel is als natuurreservaat bestemd. Schoonhoven bestaat uit een mozaïek van vochtige graslanden, weilanden, hooilanden en enkele percelen gemengd loofbos. De graslanden evolueren meer en meer van halfnatuurlijk naar bemest grasland. Sommige van de graslanden worden door Natuurreservaten beheerd. In het Droog Hageland vindt men zowel loofhoutbossen als naaldhoutbossen. De Eikelberg is een Diestiaanheuvel begroeid met eikenberkenbos. Hij sluit via de Liederberg aan bij het natuurgebied van ’s Hertogenheide, een natuurgebied met landduinen en wisselend reliëf. Het Kloesebos vormt een uitloper van ’s Hertogenheide en bestaat vooral uit dennenaanplanten en enkele percelen Amerikaanse eik. In de omgeving liggen verlaten landbouwgronden. Het Tienbundersbos is een meer kunstmatig boscomplex bestaande uit aanplanten van grove den en Amerikaanse eik.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
61
Verder vinden we in deze uitgestrekte en aaneengesloten natuurgebieden van het noordelijk Hageland ook vochtige graslanden, moerassen, laagvenen en lokale restanten van heiden. Er is een grote verscheidenheid aan vegetatietypes en flora. De natuurwaarden zijn er hoog tot zeer hoog. 5.2.5.3.
Kleine landschapselementen
Kleine landschapselementen zijn veel minder structuurbepalend dan bossen en beekvalleien, maar zijn omwille van hun ecologische waarde van belang voor de natuurlijke structuur van Aarschot. Het betreft o.a. volgende elementen: holle wegen, solitairen, poelen en meanders,..., maar ook bomenrijen, houtkanten en hagen. Vaak verbinden de lijnvormige elementen grotere en waardevolle natuurgebieden met elkaar en fungeren hierdoor als corridors voor de fauna. Bovendien hebben deze elementen een belangrijke rol te vervullen in de waterkwantiteitsbeheersing, vooral wat betreft het bergen van overtollig water. De kleine landschapselementen in Aarschot zijn sterk uitgedund. De inventarisatie van deze landschapselementen is opgenomen in het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan. Holle wegen vinden we vooral terug tussen de Bloemberg en de Bosberg, tussen de Liederberg en de Eikelberg, ten oosten van de Wijngaardberg, ten zuiden van Gelrode, ten zuiden van de Aureliaanstoren en tussen Oudenbos en Biezehuizekens. Taluds vertonen een grote densiteit ten zuiden van de Demer en rond de Diestiaanheuvels ten noorden van de Demer. Op plaatsen die gekenmerkt zijn door verkavelingen, zoals op de Gijmelberg en Doornberg zijn ze quasi verdwenen. Enkel in wegbermen komen ze nog voor. 5.2.5.4.
Andere gebieden van de natuurlijke structuur
Verder worden genoemd als gebieden van de natuurlijke structuur waar voor natuur structuurbepalende elementen en processen tot uiting komen: 1) kwellen , 2) winterinundaties: door hoge grondwaterstanden in alluvia of op plaatsen met stuwwater en door overstromingen met oppervlaktewater, en 3) getuigenheuvels: dominante structuren in het landschap door hun reliëf, de samenstelling en de aard van het substraat, de bodem en de hydrologie; vaak met eigen microklimaat door hun ligging en expositie. Allen zorgen ze voor bijzondere standplaatsfactoren waaraan specifieke organismen gebonden zijn en die zeer kwetsbaar (kunnen) zijn.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 13– BESTAANDE NATUURLIJKE STRUCTUUR
62
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.6.
63
DE AGRARISCHE STRUCTUUR
Landbouw is traditioneel de belangrijkste ruimtelijke drager van het buitengebied. Hier wordt dieper ingegaan op de belangrijkste aspecten en evoluties in landbouw, die structurerend zijn voor de ruimte in Aarschot en bepalend zijn voor de ruimtelijke behoeften vanuit landbouw. Daarna gaat de aandacht naar de ruimtelijke spreiding van de landbouw en de ruimtelijke knelpunten en potenties. 5.2.6.1.
Profiel van de landbouw
5.2.6.1.1. Bodemgeschiktheid: veeteelt, land- en tuinbouw in relatie met de bodem Het grondgebruik naar land- en tuinbouwteelten of voor veeteelt hangt samen met de bodemgeschiktheid. De bodemgeschiktheid wordt bepaald door een combinatie van de kenmerken textuur, vochttoestand en profielontwikkeling van de bodem. In Aarschot vinden we enerzijds de vallei- en depressiegronden en anderzijds landduinen en hun hellingsgronden. Eerstgenoemden zijn jonge, meestal alluviale bodems zonder profielontwikkeling. We vinden ze in de laaggelegen vlakte van de Demer- en Mottevallei en in de kernen van de voornaamste beekvalleien (Grote Laak, Ossebeek-Leengoedhol). De rivier- en beekvalleigronden vertonen gleyige verschijnselen, wat wijst op minder snelle drainering. Deze natte bodems zijn volgens de kaart van de bodemgeschiktheid in België (Marechal ’88), ‘matig geschikt’ voor landbouw. Ze worden hoofdzakelijk als weiland gebruikt. De landduinen en hellingsgronden in het noordelijk deel van de gemeente zijn volgens hogergenoemde kaart matig geschikt voor landbouw. De leem- en zandgronden in het zuidelijk deel van de gemeente hebben een wisselend substraat en zijn volgens de bodemgeschiktheidskaart geschikt voor landbouw. •
Vallei- en depressiegronden ten noorden van de Demer
Een deel van de gronden is hier bewerkt met plaggen waardoor deze een gunstige vruchtbaarheid kregen en een groter waterbergingsvermogen. Mits een gunstige bemesting kunnen hier hoge oogstcijfers behaald worden. Overige gronden zijn vrij droge zandgronden waar men mits bewerking aan land- of tuinbouw kan doen. Naast graangewassen die niet al te vochtige gronden nodig hebben (rogge en haver) vinden we hier ook vele groenten terug (asperges en witloof). De gronden op het kleiig alluvium zijn vanuit landbouwkundig oogpunt vaak waterziek. Zonder bemaling zijn ze weinig geschikt voor landbouw. In de loop der jaren zijn vele van deze gronden echter gedraineerd en in cultuur genomen. Deze kleibodems zijn geschikt voor veeleisende landbouwgewassen en voor het gebruik als graasweide.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE •
64
Vallei- en depressiegronden ten zuiden van de Demer
De zandleemgronden zijn in feite rijker dan de zandgronden in het noorden maar de afgezette laag is zeer dun waardoor het waterbergingsvermogen ook kleiner is. We zitten meestal op droge tot zeer droge bodems, ook afhankelijk van het grote percentage zand dat aanwezig is in het zandleem. Aan de kanten van Rillaar is de vochtigheid duidelijk groter dan aan de westkant van Aarschot. Toch zijn deze gronden mits bewerking goed bruikbaar om aan land- of tuinbouw te doen. Een belangrijk nadeel vormt dan weer de grote erosiegevoeligheid. De zuidelijk gerichte hellingen zijn hier geschikt voor fruitteelt. Op kleiig alluvium zijn ze zonder bemaling weinig geschikt voor landbouw. Deze kleibodems zijn mits drainage geschikt voor veeleisende landbouwgewassen en voor het gebruik als graasweide. •
Op landduinen en hun hellingsgronden
Op de landduinen bestaat het grootste deel van de oppervlakte uit tertiaire lagen die in vele gevallen niet bedekt werden met kwartaire lagen. De grondwatertafel situeert zich hier op grote diepte en deze bodems worden gekenmerkt door een marginale inwendige drainage. De gronden zijn dan ook niet geschikt voor land- of tuinbouwgewassen en zijn in de meeste gevallen dan ook beplant met bomen. Vroeger bepaalde de bodemgeschiktheid de aanwezigheid van land- of tuinbouwgronden. Vandaag is het echter zo dat ook marginalere gronden mits noodzakelijke bemesting en irrigatie door de landbouw gebruikt kunnen worden. Toch is deze eigenschap ‘bodemgeschiktheid’ voor afbakening van agrarisch gebied niet te verwaarlozen. Er moet immers de voorkeur gegeven worden aan gebieden met naast een goede landbouwkundige structuur ook een goede intrinsieke bodemgeschiktheid. 5.2.6.1.2. Grondgebruik naar teelt Wanneer we het grondgebruik naar teelten bekijken kunnen we volgende besluiten trekken: • Een relatief groot oppervlakte van het cultuurareaal wordt ingenomen door tuinbouwteelten: 13 % versus 7% voor Vlaams-Brabant. • De groententeelt (o.a. aspergenteelt) in open lucht nam gedurende de laatste 10 jaar sterk af in areaal (60 %). • De fruitteelt in open lucht is licht gestegen tot ongeveer 90 ha. Het areaal fruitteelt nam wel sterk af (van 14 naar 3 ha) tijdens de laatste 10 jaar. • Het areaal aan landbouwteelten is de laatste 10 jaar gestegen, vooral dankzij de stijging van het areaal graangewassen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
65
• Ongeveer de helft van het areaal landbouwgewassen wordt ingenomen door granen. Ook de totale oppervlakte aardappelen nam sterk toe, alhoewel het totale areaal niet meer dan 40 ha beslaat. • De veestapel in Aarschot bestaat vooral uit leg- en vleeskippen. Schapen vormen het kleinste aandeel van de veestapel. We vinden in Aarschot zowel grondgebonden als grondloze bedrijven. 5.2.6.1.3. Bedrijven Hier komen aan bod: de evolutie van het aantal bedrijven, de bedrijfsgrootte, de bedrijfsinplanting en grondgebondenheid en de opvolging. Het aantal landbouwbedrijven in Aarschot is gedurende de laatste 10 jaar met ongeveer 54 % gedaald. In 1985 telde men nog 238 bedrijven, in 1990 148, in 1995 nog 119 en in 1996 tenslotte nog 110. Voor Vlaams-Brabant bedraagt dit over dezelfde periode 42 %, voor Vlaanderen slechts 31 % . De grootste concentraties van landbouwzetels komen voor in het noordelijk Hageland, in het landbouwgebied tussen Gelrode en Rillaar, ten zuidwesten van Gelrode zelf en ten Noorden van Rillaar. In het Noorden van de gemeente bevinden de landbouwzetels zich hoofdzakelijk ten Noorden van Wolfdonk en Gijmel. De gemiddelde oppervlakte per bedrijf is sinds 1985 met 58 % toegenomen. Ze is dus meer dan verdubbeld. Voor Vlaams-Brabant bedraagt deze stijging slechts 39 %, voor Vlaanderen is ze nog lager nl. 31 %. Dit groot verschil in schaalvergroting is het gevolg van de volgende evoluties gedurende de laatste 10 jaar: een grotere daling in het aantal landbouwbedrijven en een stijging in cultuurareaal waar men gemiddeld voor Vlaams-Brabant en Vlaanderen een daling heeft. In Aarschot komen er afwisselend grondgebonden en grondloze bedrijven voor. De rundveeteelt is voornamelijk grondgebonden op uitzondering van een 2-tal bedrijven (met mestkalveren). De lage intensiveringsgraad brengt met zich mee dat de grond moeilijk gemist kan worden. Verder komen er nog grondloze varkens- en kippenbedrijven voor. Serres voor fruit of groenten komen hier en daar verspreid voor. Eén van de grote problemen voor de nabije toekomst in de landbouw, is de bedrijfsopvolging. Steeds meer landbouwers hebben geen opvolger. Een groot deel van de huidige landbouwbedrijven is dus gedoemd om binnen bepaalde tijd te verdwijnen. Vanuit het ruimtelijk belang van de spreiding der tuin- en landbouwbedrijven zou het ook interessant zijn de opvolging op te splitsen naar land- en tuinbouwbedrijven, maar in de landbouwtellingen werd dit onderscheid niet gemaakt. We beperken ons hier dus tot een cijfer voor alle agrarische bedrijven in Aarschot.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
66
We zien dat 56 % van de bedrijven in 1996 een bedrijfsleider heeft van 50 jaar of ouder. Deze vergrijzing blijkt niet enkel in Vlaams-Brabant een probleem te zijn maar over heel Vlaanderen. 73% van hen heeft geen opvolger. Dit komt erop neer dat binnen twintig, vijfentwintig jaar ruim 40 % van het totaal aantal bedrijven van vandaag niet langer zal functioneren als landbouwbedrijf. Dit betekent eveneens dat er een belangrijke schaalvergroting voor de deur staat. Het grootste deel van de gronden zal overgenomen worden door andere bedrijven. Een klein aandeel zal gaan naar de functies wonen, zonevreemde bedrijvigheid of hobby-landbouw. De bedrijfsgebouwen zelf vormen een apart probleem. De toekomst ervan zal in grote mate bepaald worden door de locatie en de staat van het gebouw.
1985
1990
1995
1996
Aantal bedrijven Bedrijfsleiders ouder dan 50 jaar
238 146
148 93
119 72
110 62
Aandeel van bedrijven met bedrijfsleider ouder dan 50 jaar
61 %
63 %
61 %
56 %
Aantal bedrijfsleiders van 50 jaar zeker zonder opvolging
115
60
53
45
Aandeel bedrijfsleiders van 50 jaar en ouder zonder opvolging
78 %
65 %
74 %
73 %
TABEL 5: OPVOLGING IN DE LANDBOUW IN AARSCHOT 9 5.2.6.1.4. Dierlijk mest Het decreet inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en bijhorende uitvoeringsbesluiten omvatten concrete maatregelen om overmatige spreiding van dierlijke en kunstmest te voorkomen, een ecologisch verantwoorde afzet van dierlijke mest te bevorderen en het lozen en dumpen van mest te verhinderen. Het mestdecreet heeft een gebiedsgerichte en een brongerichte aanpak. De gebiedsgerichte aanpak baseert zich op het gegeven dat bepaalde gebieden nood hebben aan speciale bescherming, terwijl in andere de mestproblematiek minder acuut is. De brongerichte aanpak houdt in dat de mestproductie beperkt moet worden, binnen de grenzen van wat sociaal en economisch haalbaar is, zowel op Vlaams als op gemeentelijk niveau.
9
Bron: Nationaal Instituut voor Statistiek: Land- en tuinbouwtellingen 1985-1996
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
67
Vlaams-Brabant is over het algemeen een provincie zonder mestoverschotten. Ze trekt zelfs eerder overschotten aan uit andere provincies, die gekenmerkt worden door concentratie en specialisatie van grondloze veehouderij. In 1996 was in Aarschot de productiedruk van dierlijke mest gesitueerd tussen 0 en 170 kg N/ha cultuurgrond en 0 tot 75 kg P205/ha cultuurgrond. Uit de transportgegevens 199510 van dierlijke stikstof en fosfaat, blijkt dat er in Aarschot voor stikstof een netto-afvoer bestaat van -60 kg per hectare cultuurgrond, voor fosfaat een netto-aanvoer tussen 30 en 40 kg per hectare cultuurgrond. Er kan worden geconcludeerd dat er in Aarschot met het oog op de mestafzet enkel voor stikstofafzet grond tekort is. Aangezien Aarschot rijk is aan ecologisch waardevolle gebieden, is het dan ook belangrijk dat in deze gebieden geen mesttoevoer gebeurt. Verder benadrukken we dat vele gronden erosiegevoelig zijn (vooral in het zuiden) waardoor door run-off de meststoffen rechtstreeks beken en waterlopen kunnen eutrofiëren. 5.2.6.1.5.
Ligging t.o.v. concentratiegebieden van productie, toeleverings- en afzetkanalen
De gemeenten die grenzen aan het zuiden van Aarschot zijn ‘tuinbouwgemeenten’ die voornamelijk gericht zijn op de fruitteelt (Bekkevoort, Tielt-Winge). Belangrijk voor de land- en tuinbouw is dat er voldoende afzetkanalen aanwezig zijn. De voornaamste afzetkanalen in de omgeving zijn: de fruitveiling in Glabbeek, de tuinbouwveiling in Betekom en de veiling C.V. BRAVA in Kampenhout (witloof). De veiling in Kampenhout is gericht op de witlofteelt en richt zich recentelijk ook meer en meer op producten uit de biologische landbouw. Als deze gerichtheid zich doorzet, kan dit gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering in de omgeving van de veiling. Verder is ook de aanwezige kennis belangrijk alsook de aanwezigheid van specifieke landbouwscholen. In en rond Aarschot vinden we volgende centra: Proeftuin tuinbouwstichting en het Fruitteeltcentrum van de K.U.L in Rillaar en de land- en tuinbouwschool in Leuven. 5.2.6.2.
Ruimtelijke spreiding van de landbouwgronden
Kempen van Waver-Heist: Ten noorden van dit gebied vinden we nog een klein areaal landbouwgrond, de rest van het gebied is sterk bebouwd. Het gaat hier in hoofdzaak over weilanden. Zuid-Kempisch Heuvelland: De grootste concentratie aan landbouwgronden situeert zich hier ter hoogte van Wolfsdonk. De landbouwpercelen komen er vaak versnipperd voor tussen beboste percelen en zijn meestal klein in omvang. We vinden hier een mengeling van groenten (asperges, witloof), graangewassen, weilanden en sporadisch enkele grondloze tuinbouwserres.
10
VLM, 1997 : berekening mestbankgegevens per fusiegemeente (ha cultuurgrond per inrichting in 1995 en transport dierlijke mest per inrichting in 1995)
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
68
Valleigebied van de Demer: Hier komen maïs-, graan- en bietvelden, begraasde weiden en extensievere weilanden voor. Deze worden onderbroken door percelen populierenbossen. De versnippering maakt de landbouw moeilijk in het valleigebied. De perceelsstructuur en de bereikbaarheid zijn er ongunstig. Droog Hageland: Het zuiden en zuidoosten van Rillaar maakt deel uit van een akkerbouwgebied. De percelen zijn hier duidelijk iets groter vergeleken met overig percelen in Aarschot. Ten zuiden van Gelrode concentreren zich enkele fruitboomgaarden, aansluitend bij de fruitstreek. In het gebied tussen Gelrode en Rillaar verkleinen de percelen van west- naar oostzijde. We vinden hier afwisselend akkerbouw, weilanden, aardbeien en fruitboomgaarden (o.a. fruitteeltcentrum van de K.U.L.).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 14– BESTAANDE AGRARISCHE STRUCTUUR
69
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.2.7.
HET LANDSCHAP
5.2.7.1.
Landschapseenheden
70
Het landschap is het resultaat van de wisselwerking tussen het substraat (geologie en reliëf), het klimaat en de menselijke activiteiten (landbouw, wonen, werken, recreatie). Bij landschapsanalyse bekijkt men eerst de holistische en perceptieve kenmerken (bv. maat van de ruimten, verhouding bebouwd- onbebouwd en de open- geslotenheidsgraad) . Dan bekijkt men de ruimtelijke structuren (bv. bewoning, percelering, netwerken van wegen). Hier kunnen we dan ook beroep doen op de kennis die we verzamelden in het kader van de reeds bestudeerde structuren, zijnde de natuurlijke, agrarische en bosstructuur en de nederzettingsstructuur en infrastructuur. De vegetatie is één van de elementen die het uitzicht van het landschap sterk bepaalt. Ze wordt in belangrijke mate door de mens gestuurd. Bij de landschapsanalyse houdt men rekening met de ecologische waarde, de belevingswaarde en de gebruikswaarde. In Aarschot kunnen we onderscheid maken tussen het stedelijk en eerder landelijk landschap en tussen valleigebieden en heuvelige landschappen. Het onderscheid tussen valleigebieden en hellingen, zogenaamde landfacetten11, worden in de eerste plaats bepaald door het reliëf. Deze landfacetten lopen vaak geleidelijk over in elkaar, hoewel toch soms markante overgangen in het landschap tot uiting komen. In volgende paragrafen onderscheiden we de verschillende landschapseenheden in Aarschot. Elke landschapseenheid heeft een vrij specifieke visueel-ruimtelijke identiteit en is in grote mate homogeen wat betreft landgebruik en ecologie. Alluviaal landschap: Demer- en Mottevallei
Vanwege de langgerekte heuvelruggen varieert de breedte van de Demervallei sterk. De dalflanken tegen deze heuvelruggen zijn soms zeer flauw, soms zeer steil en wisselen af met vlakke gebieden waarvan de horizon begrensd wordt door bomenrijen of bosjes. De steilere valleiflanken zijn rijk aan holle wegen. De hoge belevings- en gebruikswaarde omwille van de aanwezigheid van reliëf, grote afwisselingen binnen dit reliëf, het ontbreken van bewoning in de alluviale vlakte en de historische kernen maken de Demervallei tot een zeer aantrekkelijk landschap op Vlaams niveau. De ecologische betekenis hangt nauw samen met het van oudsher gevoerde gebruik (in hoofdzaak moerassig bos en later hooi- en weilanden) en de vaak hoge waterstanden. Het gebied vormt een vrij groot gevrijwaard open ruimte gebied in de regio en heeft een ecologische waarde. Het alluviaal landschap bestaat uit weiden, bossen en akkerland. Er bestaat een sterke neiging om de onproductieve drassige weiden te beplanten met snelgroeiende (niet streekeigen) populieren. In de Demervallei ligt nog een gradiëntrijk gebied
11
Antrop, M. Het landschap meervoudig bekeken, standaardclassificatie van landeenheden, 1989.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
71
met een grote diversiteit: de Vorsdonk-Turfputten. Belangrijke delen van het Vorsdonkbroek, een typisch mesotroof elzenbroek, worden door de v.z.w. Natuurreservaten beheerd. De Mottevallei kan getypeerd worden door een afwisseling van gesloten en open landschappen. In de open delen (moerassige weiden) heeft men vanuit de meeste plaatsen weidse panoramische zichten. De gesloten delen (populieraanplantingen en bosjes) kenmerken zich door een beperking van de gezichtswijdte in alle richtingen en dit ongeveer in dezelfde mate. Ook hier hangt de ecologische betekenis nauw samen met het landgebruik (natte weilanden) en de hoge waterstanden. De belevings-, gebruiks- en ecologische waarde van de Motte ter hoogte van Rillaar is geringer dan in het overige deel van dit valleigebied. De vallei wordt er sterk teruggedrongen door bebouwing. Het Zuid- Kempisch Heuvellandschap/ De Kempen van Waver- Heist
In het zandige landschap ten noorden van de Demer is het uitzicht heel verschillend. Dit landschap wordt gekenmerkt door de typische evenwijdig aan elkaar lopende, zuidwest-noordoost georiënteerde heuvels (cfr. Historiek). Het is een bosrijk landschap gekenmerkt door een sterk versneden topografie. Typerend zijn de getuigenheuvels en parallelle heuvelruggen, die sterk contrasteren met de relatief vlakke en min of meer van bebouwing gespaarde Demervallei. Vele bossen trokken weekendverblijven en zelfs villa’s aan, al dan niet in overtreding met de wettelijke richtlijnen. De niet- beboste delen bestaan uit een kleinschalig agrarisch landschap met veel bebouwing en bosrelicten. Het gebied bestaat uit een groot aantal kleine perceeltjes, waar naast de teelt van graangewassen van de zandstreek (rogge, haver) ook het verbouwen van vele soorten groenten (witloof, asperges) kenmerkend is geweest. Naast enkele uiterst kleine bosjes vindt men er twee grotere boscomplexen (Bosberg en Molenheide); ze komen voor op gronden die te nat of te droog zijn voor landbouw. De weiden zijn zeldzaam en liggen kort bij de boerderijen. Voorts wordt de streek gekenmerkt door een grote versnippering van kleine bosperceeltjes die nog in de eerste helft van deze eeuw een aaneengesloten geheel vormden. Het gedeelte van de Kempen van Waver-Heist op grondgebied Aarschot valt samen met de uitgestrekte landelijke woonzone ten noorden van het stadscentrum. Een resterend interessant element in het landschap is Meetshoven. Er is een grote landschappelijke variatie bos-akker-weide aanwezig. Ongeveer 70 % van de beboste oppervlakte ligt op het duinmassief, dat centraal gelegen is. Naast het grote boscomplex van Meetshoven en het bosgebied van de Meertsels is de overige ruimte bijna volledig ingepalmd door woongebied. Enkel ten noorden van dit complex komen er nog weilanden voor. Het Noordelijke Hageland
De noordelijke heuvelrij van het Droog Hageland kent hoogteverschillen tot meer dan 50 m. De toppen bereiken iets meer dan 70 m absolute hoogte. Vooral in de westelijke helft zijn de meeste heuvelrijen bebost. Op de open gedeelten zijn er wijdse vergezichten. De parallelle
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
72
structuur met al dan niet beboste ruggen maakt dit gedeelte van het Hageland zeer karakteristiek en visueel zeer aantrekkelijk. In dit gebied dat slechts laat in cultuur gebracht werd, zijn de percelen zeer klein en het netwerk aan holle wegen zeer dicht. Het bodemgebruik is zeer afwisselend. De duinen van ‘s Hertogenheide bestaan uit lemige zandgronden, ze vormen één van de duinmassieven van eolische oorsprong afgezet langs de Demer. Op de Diestiaanse heuvels (vb. Eikelberg) is het aandeel heide teruggedrongen tot relictpopulaties. Men vindt er wel loofhout- (‘s Hertogenheide, Eikelberg, Tienbundersbos) of naaldhoutbossen (Kloesebos) op terug. Het complex gevormd door ‘s Hertogenheide, Schaapsvijverloop en Kloesebos is waardevol. Het landschap ten zuiden van Gelrode en ten zuiden van Rillaar wordt in belangrijke mate bepaald door akkerbouw. Centrum Aarschot
Het centrum van Aarschot wordt gekenmerkt door stedelijkheid. De maat van de ruimten is er niet te vergelijken met die in de andere landschapseenheden. De bebouwing is er dicht en het zicht is beperkt op vele plaatsen. Toch moeten we ook opmerken dat de aanwezigheid van de Demer in het centrum en de omringende heuvellandschappen het stedelijk landschap typeert. Ze bieden het centrum bijzondere kwaliteiten.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 15– BESTAANDE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR
73
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.3.
74
DEELRUIMTEN
In voorgaande hoofdstukken werden een aantal deelstructuren besproken. Hierin kwam telkens slechts één aspect van de maatschappelijke en fysische processen die zich in Aarschot afspelen aan bod, waardoor de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende sectorale aspecten dreigt verloren te gaan. Vandaar dat in dit hoofdstuk, de verschillende deelstructuren in onderlinge samenhang worden bekeken door deelruimten af te bakenen. De volgende deelruimten worden onderscheiden: -
stedelijk gebied met het kernstedelijk gebied en de stedelijke nevel
-
Noord-Hagelands landbouwlandschap met Rillaar en Gelrode
-
Zuid-Kempisch boslandschap met Wolfsdonk en Gijmel
-
Demervallei
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 16– DEELRUIMTEN
75
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.3.1.
76
STEDELIJK GEBIED AARSCHOT
Het stedelijk gebied van Aarschot kunnen we opdelen in 2 grote eenheden nl. het kernstedelijk gebied met de industriezone en de noordoostelijke nevel. 5.3.1.1.
Kernstedelijk gebied Aarschot
Het kernstedelijk gebied wordt begrensd door de spoorweg in het westen, de 20ste eeuwse stedelijke uitbreiding in het oosten en het natuurlijk reliëf in het zuiden. Deze drie grenzen hebben een sterk verschillend karakter. De spoorweg is een artificiële fysieke barrière, die slechts op twee plaatsen oversteekbaar is nl. aan het station en aan de Betekomsesteenweg. Deze grens van het kernstedelijk gebied is dus zeer hard en maakt dat er, tenzij over de Betekomsesteenweg, geen enkele ruimtelijke of functionele continuïteit bestaat over deze grens heen. De overkant van de spoorweg is één grote industriezone. Het natuurlijk reliëf ten zuiden van het kernstedelijk gebied vormt ook een sterke fysieke grens. Toch zien we dat de historische bebouwing er sterk vergroeid is met het accidentele terrein. Het woongebied tussen het centrum en Braekepoort, bestaat hoofdzakelijk uit kleine werkmanshuizen, waarvan velen aan renovatie of vervanging toe zijn. Toch is dit een gebied met belangrijke woonkwaliteiten door het uitzicht over de stad, de nabijheid van het centrum en de onmiddellijke toegang tot het grote open-ruimte gebied ten zuiden van de stad. Hier ligt tevens de Orleanstoren. In het westen wordt het kernstedelijk gebied eerder begrensd door een sterk gefragmenteerd gebied dat een 20ste eeuwse uitbreiding is van het historische centrum. Dit gebied is in het noorden nog open en wordt naar het zuiden toe ingevuld door een sociale verkaveling rondom de Kristus Koningkerk. Daarna volgen de terreinen van de elektriciteitsmaatschappij die volstaan met transformatoren, en tenslotte belanden we zo in de Demervallei. Hier bevindt zich een parking en verschillende openbare functies zoals het zwembad, de politie, maar ook de cinema. Binnen deze grenzen bevindt zich een kernstedelijk gebied dat historisch groeide rondom de handelsas Leuvensestraat – Martelarenstraat – Grote Markt – Theo De Beckstraat – Bogaardenstraat – Gasthuisstraat – Schaluin. Rondom deze as bevindt zich vandaag nog steeds het commerciële centrum van de stad. Dit commerciëel centrum ondervindt echter belangrijke concurrentie van het Gouden Kruispunt en de toenemende commerciële verlinting langsheen de Diestse- en Liersesteenweg. Opvallend is ook dat de Demer, ooit de ader waarrond Aarschot ontstond, vandaag een sterke ruimtelijke en functionele barrière vormt in dit kernstedelijk gebied. Ten zuiden ervan is het commerciële centrum veel sterker, alsook de samenhang in de nederzettingsstructuur. Ten
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
77
noorden ervan vinden we totaal verschillende woonwijken, sommigen al in een betere staat dan anderen. Ze vertonen weinig binding met elkaar en met de zuidkant van de Demer. De vervallen toestand van de ‘s Hertogenmolens, ooit een belangrijk centrum op de Demer, illustreren zeer duidelijk hoe de Demer hier een ‘achterkant’ en/of een barrière is geworden. Voor de rest onderscheiden we enkele woonwijken met een sterke identiteit. Anderen hebben een sterk gefragmenteerd voorkomen omdat ze deeluitmaken van recente BPA’s of BPA’s in opmaak zoals de wijk rondom het Pieter Verhaegenplein en rondom de Elisabethlaan. De Albert- en de Elizabethlaan, zijn beide brede beplante lanen, die vandaag echter geen echte structurerende rol vervullen in het centrum maar eerder als parkeerruimte worden gebruikt. Stedelijk groen vinden we in stadspark en het open-ruimte gebied achter het Chrysantenplein voorziet in groene, recreatieve, maar ongestructureerde en niet efficiënt gebruikte ruimte. Het Begijnhof, het plein aan de OLV-Kerk, de Grote Markt en het plein aan de Leuvensestraat zijn de structurerende openbare ruimten van het centrum. De oevers van de Demer zijn vaak zichtbaar, doch vervullen vandaag een zeer beperkte beeldbepalende en helemaal geen structurerende rol. Het commerciële centrum is goed bediend met het openbaar vervoer, beschikt over een ruim aantal parkeerplaatsen, maar lijdt onder het doorgaand verkeer langsheen de commerciële as. 5.3.1.2.
Noordoostelijke nevel: Langdorp, Ourodenberg
De stedelijke nevel bestaat uit verschillende kleine kernen die door de 20ste eeuwse stedelijke ontwikkeling aan mekaar groeiden en de open ruimtes daartussen die vandaag verschijnen als gaten in de nevel. Het is een gebied met een lage bebouwingsdichtheid, weinig of geen voorzieningen, doorsneden door enkele belangrijke infrastructuren maar zonder structuur of herkenningspunten. Met uitzondering van de zuidelijke begrenzing door de Demervallei, zijn ook de randen van het gebied niet zo sterk. In het Noorden vinden we Bloemse Hoeve – Ourodenberg dat vooral met mekaar verbonden wordt door de Oude Mechelsebaan. Het weefsel wordt echter doorsneden door -
de steenweg op Lier: een sterke ruimtelijke en functionele barrière
-
het spoor naar Antwerpen: een sterke fysische barrière
-
en de Herseltsesteenweg.
Het enige ruimtelijke centrum bevindt zich rondom de kerk van Ourodenberg, maar voorzieningen zijn hier zo goed als niet aanwezig.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
78
Tussen Ourodenberg en het centrum van Aarschot bevindt zich vandaag nog een gat in de stedelijke nevel. Dit is echter sterk versnipperd door de spoorwegen, de Herseltsesteenweg en het recent aangelegde viaduct van de ring die er doorheen lopen. Naast het viadukt bevindt zich ook het beschermde monument en stadsgezicht de Witte Molen. Vanaf het spoor naar Hasselt tot aan de Demer bevindt er zich een deel van de stedelijke Nevel dat historisch weinig bebouwd was. We herkennen hier enkele zeer karakteristieke woonwijken uit verschillende periodes zoals de wijk rondom de Bloemenlaan, de wijk rondom de Jan Van Harcourtlaan, de witte wijk rondom de Dennen- en Berkenstraat en de recente verkaveling Bekaf in de Demervallei.. Het historisch centrum van Langdorp tenslotte bevindt zich in het uiterste Oosten van de nevel en grenst aan de Demervallei. De gebieden rondom de Dorenberg werden allen ingenomen door vrijstaande woningen. 5.3.1.3.
Knelpunten en potenties
•
+ actief commerciëel stadscentrum
•
- concurrentie van commerciële verlinting
•
- verkeersonleefbaarheid van het centrum
•
+ invulling van belangrijke gaten in centrum en stedelijke nevel kunnen deze gebieden versterken, karakter en structuur geven
•
+ sterke functionele scheiding tussen industriezone en stadscentrum
•
- te sterke ruimtelijke scheiding tussen industriezone en stadscentrum
•
- slecht ruimtegebruik op bestaande industrieterreinen
•
- gefragmenteerde en onduidelijke overgang van stadscentrum naar stedelijke nevel
•
- gebrek aan structuur en samenhang in de stedelijke nevel
•
- gevaar van verderzetten van de stedelijke nevel
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 17– BESTAANDE STRUCTUUR KERNSTEDELIJK GEBIED
79
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 18– BESTAANDE STRUCTUUR STEDELIJKE NEVEL
80
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.3.2.
HET NOORD-HAGELANDS LANDBOUWLANDSCHAP MET RILLAAR EN GELRODE
5.3.2.1.
Algemeen
81
In deze deelruimte vinden we een sterk golvend tot heuvelig reliëf. Kenmerkend zijn de westzuidwest-oostnoordoost gerichte heuvels en heuvelrijen, die van elkaar gescheiden zijn door vrij brede, vlakke depressies, vaak zonder eigenlijke rivieren (cfr. deze streek wordt het ‘Droog’ Hageland genoemd). De heuvels zijn er hoger dan in het Kempisch heuvelland (tot 50 m boven de depressies en toppen met een absolute hoogte van 70m). Vooral in de westelijke helft zijn de meeste heuvelrijen bebost. Landschappelijk wordt dit gebied gekenmerkt door een netwerk van holle wegen. Wat landbouw betreft vinden we hier drie elementen terug: de boomgaarden, het akkerbouwlandschap met groene snippers en het akkerbouwlandschap afgewisseld met weiden en grasland. •
In het gebied tussen Gelrode en Rillaar vinden we afwisselend akkerbouw, weilanden en fruitboomgaarden. landbouwpatrimonium een netwerk aan holle wegen.
•
In het zuidoosten en zuidwesten van Rillaar wordt het uitzicht van het landschap in belangrijke mate gekenmerkt door akkerbouw (voornamelijk graanteelten). De percelen zijn er groter dan in de rest van Aarschot.
•
De N19 (Leuvensesteenweg) en N19d (Dietsesteenweg) begrenzen deze deelruimte in het noorden. De steenweg verbindt Gelrode via Aarschot-kern met Rillaar. De steenweg is een tweebaansweg, gedeeltelijk met middenberm, grotendeels zonder fietspad en voetpad. De N19 is als infrastructurele ingreep ook een voorbeeld van een geleidelijk verlies aan landschappelijke samenhang door doorsnijding van het landschap. Hier en daar bestaan echter een aantal doorzichten naar de achterliggende open ruimte.
Tevens bevat het
o
De Leuvensesteenweg dicht bij Aarschot-centrum komt rommelig over door bestaande doorzichten naar het achterliggende industrieterrein. Meer richting Gelrode bestaat de steenweg uit een afwisseling van groen en wonen.
o
Op de Diestsesteenweg onwikkelde zich een weefsel van tuincentra (Gabby, Sabine,...) onafhankelijk van het centrum van Aarschot en van de deelkern Rillaar die haar centrumfunctie behield.
o
De ruimtelijke aanleg van de Diestse- en Leuvensesteenweg is eerder onaangenaam en voornamelijk afgesteld op het autoverkeer, waardoor alle andere weggebruikers van de weg worden geweerd. Voetpaden zijn over lange gedeelten onbestaande. Door de grote breedte en het snelle verkeer is de steenweg daarenboven moeilijk oversteekbaar. Ook de bushalte is moeilijk bereikbaar. Recent werden wel vrijliggende fietspaden aangelegd.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 5.3.2.2.
82
Rillaar
Rillaar is na het centrum van Aarschot, het best uitgeruste centrum van de gemeente. Gelegen langs de Diestsesteenweg vervult het niet enkel een rol op lokaal niveau, maar de handelszaken trekken eveneens mensen van andere kernen aan. Rillaar wordt ruimtelijk gekenmerkt door de Mottevallei die het centrum als het ware in twee snijdt. In het centrum zelf, langsheen de Diestsesteenweg, merken we daar echter nog weinig. Voor en na de dorpskern is er een graduele overgang naar een meer ingegroende Motte. Een aantal outdoor sportterreinen bevinden zich naast de Motte. De kern is sterk verstedelijkt en bestaat hier hoofdzakelijk uit gesloten bebouwing rondom de Diestsesteenweg, het J. Daemsplein, de Molenstraat, de Blankestraat, de Oudebaan en de Tieltseweg. Het functionele centrum ligt rondom de Diestsesteenweg, ter hoogte van het J. Daemsplein. Wanneer we de gemeente bekijken in relatie tot het reliëf dan zien we dat ze als het ware in een trechter tussen de Hagelandse heuvels ligt, wat sterke gevolgen heeft voor de waterproblematiek. Daarenboven merken we dat er vooral op de zuid-westelijke landbouwhellingen, die gekenmerkt worden door een gemengd landbouwgebruik, heel wat zonevreemde woningen voorkomen. Ook ten oosten van de kern merken we enkele concentraties van zonevreemde woningen op en verspreide zonevreemde woningen komen veelvuldig voor in het landbouwgebied rondom de kern. Er zijn ook een aantal zonevreemde bedrijven. De Diestsesteenweg werd een tiental jaren geleden ingericht als doortocht in het centrum, wat de leefbaarheid sterk verhoogde. Ten noordoosten van het centrum ligt een groot woonuitbreidingsgebied dat reeds gedeeltelijk werd ingevuld met sociale woningbouw. In de omgeving van het rustoord Sint-Jozef, ten oosten van het centrum, bevindt zich nog een klein binnengebied in de woonzone dat goed aansluit bij het centrum. We stellen vast dat de gemeente beschikt over 4 locaties waar zich zonevreemde sportterreinen bevinden, waarvan slechts één aansluit bij een recreatiezone. 5.3.2.3.
Ladderlint Gelrode
Gelrode is een duidelijk landelijke kern met een zeer lage ruimtelijke en functionele verstedelijking. Zelfs in het centrum van de deelgemeente treffen we bijna uitsluitend open bebouwing aan. Het voorzieningsniveau is er zeer laag en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer matig. Door het centrum van de gemeente loopt de Heilaakbeek, de omvangrijke zuidelijke landbouwhellingen kennen een sterk gemengd gebruik en ten noorden wordt de gemeente hoofdzakelijk begrensd door 2 lineare infrastructuren (Diestsesteenweg en spoorweg), bos- en natuurgebied.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
83
Rondom het centrum bevinden zich 4 natuurgebieden nl. Turfputten-Vorsendonkbos, Eikelberg, ’s-Hertogenheide en Kloesbos. De natuurwaarden zijn dus niet gering rondom Gelrode. In het centrum van de gemeente bevindt zich een groot woonuitbreidingsgebied rondom de Heilaakbeek. In dit gebied ligt tevens een voormalige school die nu enkel als ontmoetingscentrum wordt gebruikt. Inbreidingsgebieden in de woonzone zien we ten zuiden van de Pastoor Dergentstraat. Omwille van deze verschillende gaten in de structuur van de bebouwde ruimte, noemen we het lintvormige Gelrode een ladderlint. Verder merken we op dat ook hier de problematiek van de zonevreemde, verspreide bebouwing, groot is. Belangrijke concentraties van zonevreemde woningen merken we op de zuidelijke, toch reeds kwetsbare, landbouwhellingen, en ten noordoosten van de kern aansluitend op of in de bosgebieden. Langsheen de Leuvensesteenweg bevinden zich enkele zonevreemde KMO’s, en tussen Leuvensesteenweg en Rillaarsebaan ook een zonevreemd sportterrein. Recent werd in het centrum van de gemeente het Lambert Verlindenplein, een ontmoetingsplaats en speeltuin aangelegd. 5.3.2.4.
Knelpunten en potenties
-
overstromingsproblematiek
-
verdwijnen van kleine landschapselementen in de agrarische gebieden
+
belangrijke natuurwaarden in de omgeving van Gelrode
+
kwalitatieve woonomgeving in beide woonkernen
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 19– BESTAANDE STRUCTUUR KERN RILLAAR
84
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 20– BESTAANDE STRUCTUUR KERN GELRODE
85
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.3.3.
HET ZUID-KEMPISCH BOSLANDSCHAP
5.3.3.1.
Algemeen
86
Deze deelruimte wordt gekenmerkt door typisch evenwijdige aan elkaar lopende, zuidwest-noordoost georiënteerde Diestiaanheuvels (Bosberg, Wijngaardberg, Steenheuvels, Doornberg). De hoogteverschillen tussen de parallelle valleien en lage heuvelruggen blijven beperkt. De landbouwpercelen komen versnipperd voor tussen de beboste percelen en zijn klein in omvang. Daartussen vinden we verschillende bosgebiedjes met een relatief kleine omvang, die min of meer op zichzelf liggen. Ze vormen eilandjes binnen de bestaande agrarische structuur. Grote boscomplexen (Bosberg en Molenheide, Homberg, Steenheuvels en Gijmelberg) vinden we op gronden die te droog zijn voor landbouw. Het betreft voornamelijk naaldbomen. Deze gebieden lenen zich tot wandelen en fietsen. Op twee plaatsen is kamperen mogelijk. Het natuurgebied Langdonken, dat hoofdzakelijk in de gemeente Herselt ligt, heeft een kleine uitloper in de gemeente Aarschot. Deze kleine uitloper heeft praktisch geen connectie meer met het overige deel van het natuurgebied. Een wildgroei van villabouw en vakantiewoningen tast de op het gewestplan aangeduide natuurgebieden (Kalsterbos, Gijmelberg, Steenheuvels,...) aan. Het gebied wordt van zuidwest naar noordoost doorsneden door de spoorlijn. Dit alles maakt dat de deelruimte zeer complex is. De functies natuur, bos, wonen en recreatie zijn er slecht op elkaar afgestemd. 5.3.3.2.
Wolfsdonk
Wolfsdonk ligt in het uiterste noordoosten van de gemeente en is eveneens een zeer landelijk kern. Toch is deze kern veel compacter dan deze Gelrode waardoor het uitrustingsniveau hoger lijkt. Het centrum is zeer klein maar bestaat wel uit gesloten en half-open bebouwing. Ten noorden van de kern vormt de Kalsterloop de gemeentegrens, in een agrarisch landschap. Ten zuiden en zuidwesten treffen we een sterk versnipperd boslandschap aan door verspreide en lintbebouwing, waarvan zeer veel zonevreemd. Ook ten noordoosten van de gemeente treffen we belangrijke concentraties van zonevreemde woningen aan. Ten zuiden van het centrum bevindt zich één groot tuinbouwbedrijf met teelt onder glas. Verder vinden we zonevreemde voetbalvelden nabij het dorpscentrum, twee zonevreemde kamphuizen, een zonevreemde tennisclub en een zonevreemde hondenclub. In het uiterste noorden van de gemeente langsheen de Senatorlaan bevindt zich een kleine ambachtelijke zone voor één enkel bedrijf. Aquafin plant hier een RWZI. Wolfsdonk wordt relatief goed bediend met het openbaar vervoer.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 5.3.3.3.
87
Gijmel
Gijmel maakt geen deel uit van de stedelijke nevel rondom Aarschot maar is nog steeds omgeven door natuur-, bos- en agrarische gebieden. Hierdoor blijft het tot vandaag een landelijke kern in het Zuid-kempisch boslandschap. De kern wordt gekenmerkt door bebouwing met een zeer lage dichtheid, met een uitzondering langsheen de Gijmelsesteenweg. Voor de rest zien we een landelijke kern met gaten, die bestaan uit natuur- of woonuitbreidingsgebied. Het voorzieningsniveau in Gijmel is zeer laag, maar de bebouwingsdruk is er net als in Wolfsdonk hoog omwille van de aantrekkelijke bosrijke omgeving. Tussen de kernen van Gijmel en Langdorp bevindt zich wel een station. In het centrum van de kern ontspringt de Venneloop in een natuurgebied waarin zich vandaag een zonevreemde voetbalveld bevindt. De waterkwaliteit van de Venneloop is slecht. Nochtans beschikt Gijmel over een ander voetbalterrein langsheen de Gijmelsesteenweg. Ook een zonevreemd kamphuis bevindt zich in het bosgebied ten oosten van het centrum. In het noorden van de kern ligt een hippodroom. 5.3.3.4.
Knelpunten en Potenties
•
- sterke versnippering van het Zuid-Kempisch boslandschap en degradatie van de natuurwaarden
•
+ kwalitatieve woonomgeving
•
+ mogelijkheden voor recreatie
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 21– BESTAANDE STRUCTUUR KERN WOLFSDONK
88
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 22 – BESTAANDE STRUCTUUR KERN GIJMEL
89
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
5.3.4.
90
DE DEMERVALLEI
De Demer komt van Diest (oostelijk ten opzichte van Aarschot), en deelt met zijn brede, relatief vlakke vallei het grondgebied van de gemeente Aarschot zowat doormidden. Verscheidene donken (Rommelaar, Doornberg) liggen over de vallei verspreid. Het zijn zandige hoogten van enkele aren tot verschillende hectaren groot. De Demer treedt Aarschot binnen doorheen een alluviaal landschap gevormd uit bosjes, akkerland (maïs-, graan- en bietenvelden) en weiden (begraasd en extensief). De landbouwgronden zijn er versnipperd en hebben een ongunstige perceelsstructuur. Onproductieve, drassige weiden werden in de Demerbroeken beplant met snelgroeiende, niet streekeigen populieren). Het gebied heeft landschappelijke en natuurwaarde voor fietsers en wandelaars. Dit betekent echter niet dat het één groot natuurgebied is. Na het boscomplex Schoonhoven (met nabijgelegen camping) en de parking Demervallei met zwembad, sporthal en politiediensten op de linkeroever, passeert de Demer op de rechteroever langs het deels nog braakliggende (momenteel akker- en weiland) woonuitbreidingsgebied Bekaf. In dit gebied zijn het beeld en de beleving van de Demer beperkt, ondanks het feit dat de Demer voor Aarschot een van de belangrijkste natuurlijke dragers is. We vinden hier zware infrastructuren die zich wilden ontdoen van hun natuurlijke begrenzingen (opgehoogde wegen, brede bruggen). Deze liggen dwars over de vallei en eisen de aandacht voor zich op. De Laak speelt in dit gebied geen enkele rol meer en is gereduceerd tot een eenvoudige gracht. In de lobvormige structuur van Aarschot-stad blijft de Demer aanwezig, zij het met opgehoogde oevers op de zomerbedding. De dijken sluiten de Demer af van haar vallei en weerhouden enkel de watervoerende functie als essentie. Als enig voordeel van de dijken kan men stellen dat ze als lint in het landschap een indicatie geven van de rivier. De steile helling die hier de vallei begrenst, is bebouwd tot op de oevers, waardoor deze helling bijna volledig uit verharde oppervlakte bestaat. De bebouwing en de straten maken dat deze zone een belangrijke potentie heeft om als kwalitatieve ‘verstedelijkte ‘oever te fungeren, met kwalitatief wonen aan het water. De vallei wordt hier doorsneden door enkele grote infrastructuren: de Gijmelse- en Hertselsesteenweg en de spoorlijn. In dit gebiedje bevindt zich een pool aan toeristische bezienswaardigheden, alsook een concentratie aan sport- en cultuurmogelijkheden. Als tussengebied in het deel Aarschot-stad markeren ’s Hertogenmolens de overgang. Ze hebben een zeer verwaarloosd voorkomen. Nochtans hebben ze een belangrijke beeldwaarde. Stroomafwaarts bevindt zich de opgehoogde industriezone Nieuwland/Meetshoven/Ter Heidelaan. De Demer loopt meanderend door het industrieterrein, langs ingedijkte oevers.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 23– SYNTHESE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
91
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.
PLANNINGSCONTEXT
6.1.
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV)
92
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd op 23 september 1997 definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Hiermee beschikt de Vlaamse regering over een ruimtelijk beleidskader tot 2007. Op 19 maart 2004 bekrachtigde het Vlaams parlement een beperkte herziening van het RSV inzake de verdeling van het wonen over het stedelijk gebied en het buitengebied en de opname van de zonevreemde bedrijven in de ruimtebalans. De uitgangsvisie van het RSV is een duurzame ruimtelijke ontwikkeling, gebaseerd op draagkracht en kwaliteit van de ruimte. De visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen wordt op een heldere wijze gesynthetiseerd in de metafoor: “Vlaanderen, open en stedelijk. Deze metafoor omschrijft het gewenste resultaat, de visie en duidt het onderscheid aan in beleid dat men wenst te voeren in de stedelijke gebieden en de buitengebieden. Deze visie wordt vertaald in de volgende 4 basisdoelstellingen: -
de selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden, het gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen;
-
het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied en een bundeling van wonen en werken in de kernen van het buitengebied;
-
het concentreren van de economische activiteit in die plaatsen die deel uitmaken van de bestaande economische structuur van Vlaanderen;
-
het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer en de organisatie van vervoers-genererende activiteiten op punten die ontsloten worden door openbaar vervoer.
In het RSV maakt men onderscheid tussen ‘de stedelijke gebieden en stedelijke netwerken’, ‘het buitengebied’, ‘de gebieden voor economische activiteiten’ en ‘de lijninfrastructuur’. Zij vormen de structuurbepalende componenten.
6.1.1.
AARSCHOT : STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED
De stad Aarschot wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen opgenomen als een goed uitgeruste kleine stad (niveau 3a) . Delen van de gemeente Aarschot worden afgebakend als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. De exacte afbakening van het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied gebeurt door de provincie, in overleg met het Vlaams Gewest en de betrokken gemeenten.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
93
Het ruimtelijk beleid is erop gericht de stedelijke kern en het stedelijk functioneren te consolideren en te versterken door het creëren van ruimte voor een bijkomend aanbod aan woningbouw, aan stedelijke voorzieningen en aan economische activiteiten. Dit aanbod kan - omwille van de aanwezigheid van een relatief sterke stedelijke kern - ook worden ingeplant op plaatsen binnen het stedelijk gebied die vandaag nog weinig stedelijkheid bezitten. De afbakeningsgrens van het stedelijk gebied heeft een beleidsmatige betekenis: stedelijk gebiedbeleid versus buitengebiedbeleid. De grens van het stedelijk gebied zal meestal niet overeenstemmen met de administratieve gemeentegrens. Het stedelijk gebied zal meestal bepaalde delen van de gemeente bedekken, en soms zelfs delen van buurgemeenten. Het afbakeningsproces bevat een formeel engagement van de betrokken bestuursniveaus en betrokken overheidssectoren om het in de afbakening opgenomen ruimtelijk beleids- en actieprogramma uit te voeren, conform de visie op de ontwikkeling van het betrokken stedelijk gebied. Instrumenten voor de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur van het stedelijk gebied zijn de strategische stedelijke projecten en de stadsrenovatie en -vernieuwing.
6.1.2.
AARSCHOT BINNEN HET BUITENGEBIED
Het overgrote deel van het grondgebied van Aarschot is onderdeel van het buitengebied. Het is het gebied waarin de open, onbebouwde ruimte overweegt. Elementen van bebouwing, woningen of bedrijfsgebouwen, en infrastructuren, zoals wegen of nutsvoorzieningen, die functioneel (wonen, verplaatsen, dienstverlening, …) met de open ruimte verbonden zijn, maken er ook deel van uit. Het is een zeer ruim begrip en zal er, afhankelijk van de streek, soms geheel anders uitzien. De ruimtelijke structuur van het buitengebied wordt bepaald door de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en de infrastructuur. De natuurlijke structuur van het buitengebied wordt in verschillende ruimtelijke beleidscategorieën opgedeeld: -
de grote eenheden natuur (GEN’s): een aaneengesloten gebied met hoge biologische waarde, waar de natuurfunctie bovengeschikt is. Het beleid is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud en de verdere ontwikkeling van de huidige biologische waarde.
-
de grote eenheden natuur in ontwikkeling (GENO’s): een aaneengesloten gebied waar de natuurfunctie bovengeschikt is aan de andere functies, of waar dit op termijn gewenst wordt. Het betreft gebieden met een geringe biologische waarde of sterk versnipperde natuur met hoge biologische waarde en een hoge toekomstwaarde, die op basis van de kenmerken van het fysische systeem de potentie hebben te evolueren naar een GEN. Voor zowel de GEN’s als de GENO’s betekent dit het behoud en versterking van het niet-bebouwd karakter, het kenmerkend biotisch en abiotisch milieu en de kenmerkende ruimtelijke relatie tussen de waterloop en de omgevende vallei.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
94
-
de natuurverbindingsgebieden: andere functies (landbouw, bos,…) komen als hoofdgebruiker voor, de natuurfunctie is ondergeschikt aan andere functies en wordt bepaald door de aanwezigheid van kleine landschapselementen en kleinere natuurgebieden als verbinding. In natuurverbindingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de hoofdgebruiker, van de kleinere natuurgebieden en van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschapselementen. De ruimtelijke ondersteuning betekent concreet het behoud van kleine landschapselementen, alsook van de niet-bebouwde onderdelen van de natuurverbindingsgebieden.
-
de natuurverwevingsgebieden: aaneengesloten gebied waar de functie landbouw, bos en natuur nevengeschikt zijn en waar elke functie behouden kan worden zonder de andere functies te verdringen. Het beleid is er gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verschillende functies; concreet betekent dit het behoud en de versterking van het niet-bebouwd karakter, het kenmerkend biotisch en abiotisch milieu en de kenmerkende ruimtelijke relatie tussen de waterloop en de omgevende vallei.
De meerderheid van de bestaande bossen zal worden opgenomen in de natuurverwevings- en natuurverbindingsgebieden. Daarnaast wordt in ruimtelijke uitvoeringsplannen bosgebied en bosuitbreidingsgebied afgebakend waar het beleid gericht is op de uitbreiding van het bosarsenaal. De grote eenheden natuur en natuur in ontwikkeling, natuurverwevings-, bos- en bosuitbreidingsgebieden worden afgebakend in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. De natuurverbindingsgebieden worden in provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend. Voor de natuurlijke structuur wordt een gebiedsgericht beleid gevoerd dat streeft naar de aanduiding van een samenhangend en georganiseerd geheel van gebieden. De agrarische structuur van het buitengebied is continu onderhevig aan sterk wisselende externe invloedsferen. Vier factoren spelen daarin een belangrijke rol: -
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid binnen de EU
-
de wereldhandelsovereenkomsten (Gatt)
-
de milieuproblematiek in Vlaanderen
-
het consumentengedrag
De agrarische structuur is ook onlosmakelijk verbonden met een aantal agrarische bedrijfsgebouwen. De verschillende typen van agrarische bebouwing kunnen op een gedifferentieerde manier worden aangepakt op lokale schaal. Voor de nederzettingsstructuur van het buitengebied worden volgende beleidscategorieën van toepassing op Aarschot,vooropgesteld:
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
95
-
de kernen: zijn de hoofddorpen en de woonkernen. Een woonkern (morfologische agglomeratie) is het landschapsdeel dat aaneensluitend bebouwd is. Steden, dorpen en gehuchten kunnen woonkernen zijn. Een hoofddorp is een woonkern die minstens over een voldoende uitrustingsgraad beschikt. In het provinciaal structuurplan wordt de bindende selectie gemaakt van hoofddorpen en woonkernen.
-
het lint: bebouwde omgeving aan één of beide zijden van een straat met een typische lineaire structuur en die niet als woonkern is geselecteerd.
-
de verspreide bebouwing: iedere vorm van bebouwing die niet op basis van de definiëring tot één van de vorige beleidscategorieën kan worden gerekend wordt als verspreide bebouwing opgevat.
Op basis van het principe van de gedeconcentreerde bundeling (zie hoger) wordt voor de provincie Vlaams-Brabant gesteld dat slechts 50% van de te realiseren bijkomende woningen in het buitengebied mag gerealiseerd worden. De behoefte aan bijkomende woningen wordt wat het buitengebied betreft dus opgevangen in de bestaande kernen. Conform het principe van de gedeconcentreerde bundeling kan een verdere groei van linten en een toename van de verspreide bebouwing niet aanvaard worden. (versnippering, hoge maatschappelijke kost, centrumfunctie en leefbaarheid, bereikbaarheid en (verkeers-)leefbaarheid). Instrumenten ter verwezenlijking van de gewenste ruimtelijke structuur van het buitengebied zijn: een geïntegreerd plattelandsbeleid, de landinrichting, de ruimtelijke ondersteuning van het integraal waterbeheer, maatregelen op het bouwen in het buitengebied en strategische projecten voor het buitengebied.
6.1.3.
AARSCHOT ALS ECONOMISCH KNOOPPUNT
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil de economische activiteiten in Vlaanderen concentreren in de economische knooppunten en de poorten. Als stedelijk gebied is Aarschot geselecteerd als economisch knooppunt. Dit wil concreet zeggen dat, wanneer dat past in de globale visie en de gewenste ruimtelijke structuur van Aarschot, vanuit het RSV de mogelijkheid bestaat om bijkomende regionale bedrijventerreinen te ontwikkelen. Ook hieraan zijn echter enkele voorwaarden verbonden. Volgende principes gelden voor de lokalisatie en inrichting van regionale bedrijventerreinen: -
lokalisatie bij voorkeur aansluitend bij de bestaande bedrijventerreinen
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE -
verantwoording vanuit de globale ruimtelijke visie op het economisch knooppunt en haar positie in Vlaanderen en de provincie
-
afstemming van de oppervlakte van het regionaal bedrijventerrein op de reikwijdte en het belang van het economisch knooppunt en de spreiding van bedrijventerreinen in de overige economische knooppunten in de provincie
-
afstemming van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie op het mobiliteitsprofiel van de voorziene bedrijven (=locatiebeleid)
-
geen kleinhandelsbedrijven op regionale bedrijventerreinen
-
ontsluiting uitsluitend en rechtsreeks via primaire of secundaire wegen
-
maximale algemene én specifieke uitrusting voor de specifiek regionale bedrijventerreinen
96
De ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen, worden vooral bepaald door de aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. De gemeente zal deze ruimtelijke draagkracht van de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen. Volgende principes staan voorop bij de beoordeling van de ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen: -
goed nabuurschap
-
alle mogelijkheden en voorzieningen voor ontwikkeling op de bestaande locatie worden uitputtend aangewend
-
ruimtelijke implicaties bij herlokalisatie worden afgewogen tegen die van ontwikkeling op bestaande locatie
-
de ruimtelijke draagkracht mag niet worden overschreden
-
er wordt t.a.v. de ontwikkeling van de economische activiteit een maximale beleidszekerheid en beleidscontinuïteit nagestreefd, zowel in ruimte als in tijd
6.1.4.
LIJNINFRASTRUCTUUR
Het RSV wil de mobiliteit optimaliseren door een functionele categorisering van het wegennet, die gebeurt op basis van het selectief prioriteit geven aan ofwel de bereikbaarheid ofwel aan de leefbaarheid. Het Vlaams Gewest staat in voor de selectie van de hoofdwegen, primaire wegen I en II. De provincie heeft als taak de secundaire wegen te selecteren. De afbakening van lokale wegen is een gemeentelijke taak. Op de lokale wegen gaan de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid boven de afwikkelingssnelheid. De E314 behoort tot het hoofdwegennet op Vlaams niveau. De N223, van de E314 tot de R25, is in het RSV geselecteerd als primaire weg, type II, net als de R25 zelf.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
97
Tot de selectie van het hoofdspoorwegennet voor personenvervoer behoren de lijnen Brussel-Leuven-Landen/Aarschot-Hasselt-Genk en Antwerpen-Lier-Aarschot-Hasselt. Er wordt voorgesteld om een beperkt aantal nieuwe spoorinfrastructuren te realiseren. Deze nieuwe spoorinfrastructuur wordt in minstens één van de provinciale multimodale verkeers- en vervoermodellen geanalyseerd en geëvalueerd. Voor de weerhouden infrastructuren worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinreserveringen vastgelegd. Deze verbindingen maken dan ook in de toekomst onderdeel uit van het hoofdspoorwegennet. Voor het personenvervoer behoort daarbij een bocht tussen lijn 35 (Leuven-Hasselt) en lijn 36 (Brussel-Luik) te Leuven. Voor het goederenvervoer langs Aarschot is er een capaciteitsverhoging voorzien tussen de zeehaven en de omgeving van Lier, met vertakking tussen lijn 15 (Berchem-Mol) en lijn 16 (Lier-Aarschot). Delen van het hoofd- en van het secundair spoorwegennet voor het goederenvervoer moeten worden aangepast voor een snelheid van 120 km/u. Dit is onder meer het geval voor lijn 16 (Lier-Aarschot). Voor de door de NMBS niet meer bediende lijnen en spoorwegterreinen wordt de nieuwe bestemming vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Voor secundaire stations en halteplaatsen worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen de mogelijkheden aangegeven voor een verdichting en intensivering van het ruimtegebruik (bv. de locatie van een woongebied, schoolcomplex, recreatiegebied, e.d.) en voor de verbetering van het voor- en natransport voor verschillende vervoersmodi. In de oost-westrichting biedt de uitbouw van een sneltramnet de mogelijkheid om in het bebouwd perifeer landschap ten noodoosten van Antwerpen en in het oostelijke en zuidelijk gelegen gefragmenteerd gebied een ruimtelijke bundeling tot stand te brengen. De bestaande spoorverbindingen over Lier (lijnen 15 (AntwerpenHerentals-Mol) en 16 (Lier-Aarschot)) worden hierin ingepast. Deze opties moeten worden geanalyseerd in het multimodale verkeers- en vervoersmodel.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.2.
98
PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT
Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant werd op 11 mei 2004 definitief vastgesteld door de Bestendige Deputatie. In de onderstaande beschrijving beperken we ons tot die elementen die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur van de gemeente Aarschot en waarmee we rekening moeten houden bij de opmaak van dit GRS.
6.2.1.
KERNPRINCIPES
Op basis van de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur werden een aantal uitgangspunten en kernprincipes ontwikkeld. Aan de basis van het toekomstig ruimtelijk beleid in de provincie Vlaams-Brabant en van de indeling in verschillende deelruimten liggen volgende kernprincipes: -
Herwaardering van het fysisch systeem
-
Een centrumprovincie met Brussel
-
Een provincie met diverse stedelijke kernen
-
Vlaamse Ruit biedt een duidelijke structuur
-
Mobiliteit als sturend gegeven
6.2.2.
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – OPEN RUIMTE
De open ruimte omvat de gebieden waarin de onbebouwde ruimte overweegt. De open ruimtefragmenten verschillen naar vorm, functie en samenstelling. Deze verscheidenheid wordt door de provincie onderkend en men wenst hierop in te spelen door middel van het voeren van een gedifferentieerd open ruimte beleid. De provincie onderscheidt 4 verschijningsvormen van de open ruimte, die vertaald worden naar streefbeelden: -
uitgestrekte boscomplexen en natuurgehelen transportcorridor ingericht land- en tuinbouwgebied een groen dooraderde stad
De provincie wenst de verschillende open ruimtefragmenten onderling te verbinden via een fijnmazig netwerk en beoogt een open ruimtegeheel dat bestaat uit verscheidende componenten.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
99
Binnen de gewenste natuurlijke structuur worden op provinciaal niveau de natuurverbindingsgebieden (NVGB) en de ecologisch infrastructuur van bovenlokaal belang geselecteerd. In de omgeving van Aarschot worden volgende NVGB geselecteerd: (5a): verbinding van natuurkernen langs de Dijle (6h): verbinding boscomplex Walenbos en Demer via Nieuwe Motte (10c): verbinding Winge-Molenbeek via Wijngaardberg-Beninksberg (NK) naar ’s Hertogenheide (NK) (12a): verspreide boskernen Diestiaanheuvels (12b): rivierduinen in het samenvloeiingsgebied van Demer en Dijle De provincie vermeldt hierbij dat in de Demervallei eveneens een oplossing moet gegeven worden aan de ecologische en landschappelijke barrière die de stedelijke kernen van Diest en Aarschot vormen. De provincie wenst de agrarische structuur te vrijwaren en te versterken opdat het duurzaam functioneren van de landbouw kan verzekerd worden. Zeker in open landbouwgebieden wordt het agrarisch grondgebruik bestendigd en de open ruimte behouden. De provincie differentieert de ruimtelijke agrarische deelgebieden, afgebakend door het Vlaams Gewest, op basis van de agrarische mogelijkheden en knelpunten. Er worden drie categorieën onderscheiden, waarin nog subcategorieën met een specifiek beleid worden aangeduid, zijnde: gebieden met structurele beperking: non-aedificandi – zones, valleigebieden, land- en tuinbouwgebieden met aandacht voor het landschap en landbouwgebieden omheen het stedelijk gebied gebieden met agrarische verbreding: grondgebonden en grondloze land- en tuinbouw, intensieve grondgebonden tuinbouw met voldoende oppervlaktewater, gebieden met concentratie van tuinbouw onder glas of plastiek, bedrijventerreinen voor agro-industrie en verbreding naar bosbouw of boomkwekerijen gebieden met structurele verbreding Voor de gewenste landschappelijke structuur beoogt de provincie een complementair samengaan van zowel de nieuwe stedelijke landschappen als de meer traditionele relictlandschappen. Volgende beleidscategorieën worden onderscheiden: gave landschappen: in de omgeving van Aarschot bevindt zich de ‘Demervallei Vlaams-Brabant’ structurerende reliëfcomponenten: in de omgeving van Aarschot bevinden zich de ‘Diestiaanheuvels van de Demer’ landschappelijke bakens
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.2.3.
100
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – BEBOUWDE RUIMTE
De provincie wenst de complementariteit tussen de verschillende steden, buitenkerngebieden en alleenstaande bebouwing te versterken. Daarom hanteert de provincie het begrip bebouwde ruimte, zijnde gebieden waar de bebouwing overheerst los van de bestemming of van de activiteiten die er worden uitgevoerd. De gewenste bebouwde structuur wordt opgesplitst in twee delen, zijnde de nederzettingsstructuur en de economische structuur. Gewenste nederzettingsstructuur Binnen de nederzettingsstructuur worden volgende taakstellingen ingevuld: -
selectie van de hoofddorpen en woonkernen
-
verdeling van de behoefte aan bijkomende woningen naar buitengebiedgemeenten en gemeenten opgesomd als kleinstedelijk gebied
-
ontwikkelingsperspectieven voor specifieke doelgroepen
Daarbij dient de relatie tussen de bebouwde ruimte en de open ruimte versterkt te worden. Als stedelijke kern worden op grondgebied van Aarschot geselecteerd: Aarschot en Ourodenberg. Indien Ourodenberg niet wordt opgenomen binnen de afbakening van het kleinstedelijk gebied Aarschot, dan wordt ze geselecteerd als woonkern Geen enkele kern wordt door de provincie geselecteerd als hoofddorp. Gelrode en Rillaar worden geselecteerd als woonkern en Gijmel, Langdorp en Wolfsdonk als kernen in het buitengebied. De taakstelling voor Aarschot bedraagt 2.079 woningen (periode 1992-2007). Deze taakstelling moet als een minimum richtkader gehanteerd worden bij de afbakening van deze stedelijke gebieden. Evoluties sinds 1992 worden uiteraard verrekend. Om het aanbod aan sociale huurwoningen in de stedelijke gebieden ook naar de toekomst op een voldoende peil te houden wordt een streefcijfer voor de realisatie van sociale huurwoningen vooropgesteld van 5% op het totaal aantal gezinnen en van 5% van de taakstelling aan bijkomende woningen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
101
Voor elk van deze onderdelen worden specifieke ontwikkelingsperspectieven opgesteld: Kleinstedelijke gebieden: stedelijke kern (Aarschot en Ourodenberg) Stedelijke gebieden zijn prioritaire groeipolen in de nederzettingsstructuur, waar hogere dichtheden zijn na te streven, maar het stedelijk weefsel dient voldoende verlucht te worden. Binnen kleinstedelijke gebieden dient het wonen prioritair te worden gestimuleerd. Het woningaanbod dient divers te zijn om de verschillende sociale lagen van de bevolking een onderkomen te kunne bieden. Dit houdt een menging in van kleine en grote woningen, alsook aangepaste woningen voor ouderen, jonge gezinnen, gehandicapten,... Daarnaast zal het woningaanbod ook moeten bestaan uit een evenwichtige menging van huur- en koopwoningen. Er dient binnen het stedelijk gebied belangrijke aandacht te gaan naar de kwaliteit en het aanbod van groene en openruimte elementen, die voor een groot deel de aantrekkelijkheid van het buitengebied uitmaken. De lokale en bovenlokale voorzieningen van de kleinstedelijke gebieden dienen optimaal te worden gestimuleerd. Er dient gestreefd te worden naar een maximale verweving van de economische activiteiten. Nieuwe locaties worden prioritair afgestemd op een multimodale bereikbaarheid in functie van de activiteit. Een beheers- en begeleidingsprogramma wordt opgesteld met afstemming van de aard van activiteiten op het stedelijk gebied en een complementaire werking t.o.v. het binnenstedelijke handelsapparaat (dus niet in concurrentie), als doelstelling. De kleinhandelsconcentraties op de invalswegen worden prioritair afgebakend. Het multimodale en bovenlokale karakter van kleinstedelijke gebieden moeten maximaal worden uitgebouwd en de verschillende initiatieven voor de uitbouw van een collectief vervoersnet (o.a. GEN en BB-net) worden er maximaal geïmplementeerd. De hoogdynamische recreatie wordt prioritair gebundeld in stedelijke gebieden. De laagdynamische recreatie – d.m.v. onder meer medegebruik van natuur, groen (parken,...) landbouw,... – dient maximaal ondersteund en uitgebouwd te worden.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
102
Woonkernen (Gelrode en Rillaar) De woonkernen staan in voor de opvang en het bundelen van de plaatselijke woonbehoeften. Het wonen staat hier dus prioritair boven de andere mogelijke functies. Wel voorziet de woonkern in de lokale basisbehoeften. De ontsluitingsmogelijkheden van de woonkernen worden maximaal gestuurd naar het openbaar vervoer. Indien de basismobiliteit niet aanwezig is, dient deze prioritair te worden uitgebouwd en indien ze wel aanwezig is, dient ze te worden uitgebreid met regionale OV-lijnen. De natuurlijke structuur wordt versterkt en voor zover mogelijk uitgebouwd in functie van het medegebruik. Waar mogelijk, wordt de ecologische infrastructuur gekoppeld aan laagdynamische recreatieve elementen die het woonklimaat versterken. Kernen in het buitengebied (Gijmel, Langdorp en Wolfsdonk) Woonuitbreidingsgebieden worden hier in principe niet aangesneden. De basisvoorzieningen dienen er te worden beperkt tot het primaire niveau. Enkel laagdynamische recreatieve functies komen in aanmerking op voorwaarde dat deze beperkt en kleinschalig zijn. De basismobiliteit wordt ondersteund en gericht naar het hogere net van collectief vervoer, zonder zelf als bovenlokaal knooppunt te functioneren. Met betrekking tot de open ruimte zal prioritair aandacht gaan naar de natuurlijke en landschappelijke waarden. Gewenste ruimtelijk-economische structuur Binnen de ruimtelijk – economische structuur worden volgende taakstellingen ingevuld: -
verdeling van de behoefte aan bedrijventerreinen naar de kleinstedelijke gebieden en overige economische knooppunten
-
selecteren van economische netwerken
-
uitwerken van een ruimtelijke visie voor de kleinstedelijke gebieden
-
uitwerken van een visie op de kleinhandel van een regionale schaal
Om de regionale functie van het kleinstedelijk gebied Aarschot te versterken, wordt in eerste instantie een beperkte uitbouw van de bestaande industriezone bepleit voor kleinschalige productie, logistiek en distributie. Personeelsintensieve activiteiten kunnen aansluitende bij de
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
103
stationslocatie ontwikkeld worden. Op lange termijn wordt de optimalisatie van de volledige bedrijvenzone nagestreefd, de middelen hiertoe kunnen worden ingezet, zullen onderzocht worden. Bij het doortrekken van de ring rond Aarschot kan een bijkomende kleinhandelszone ten noorden van Aarschot ontwikkeld worden, op voorwaarde dat een goede relatie met het centrum voorzien wordt en dat gestreefd wordt naar een sterke clustering van deze activiteiten. Voor het kleinstedelijk gebied Aarschot stelt de provincie een oppervlakte (af te bakenen oppervlakte voor bedrijventerreinen, zonder rekening te houden met het reservegedeelte van pakket 3) voorop van 25 ha. De provincie ijvert om deze oppervlakte binnen de planperiode te realiseren. Daarnaast stelt de provincie een streefcijfer voorop van de oppervlakte die de provincie zich ten doel stelt en beschouwt als de meeste optimale invulling van de gewenste ruimtelijke structuur, dit cijfer is echter niet te beschouwen als een maximum voor deze zone, maar als een te behalen doelstelling waarbij in functie van de mogelijkheden van de zone een grotere oppervlakte dan het streefcijfer kan afgebakend worden. Voor het kleinstedelijk gebied Aarschot bedraagt het streefcijfer 45 ha.
6.2.4.
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – MOBILITEIT
Vlaams-Brabant wordt in belangrijke mate geconfronteerd met de congestieproblematiek op de verkeerswegen. De provincie wenst de mobiliteit beter te beheersen door het versterken van alternatieven voor het wegverkeer; het belang van het collectief vervoer wordt benadrukt. Binnen het thema mobiliteit worden volgende taakstellingen ingevuld: -
selectie van openbare vervoersknooppunten
-
selectie van secundaire wegen
Aarschot wordt geselecteerd als interregionaal knooppunt. Een interregionaal knooppunt zal zich vooral richten op de ontsluiting van het kleinstedelijk gebied waartoe ze behoren en op de ontsluiting van een ruimere regio waarvoor het kleinstedelijk gebied als centrum fungeert. De comfort- en kwaliteitseisen liggen op een gemiddeld niveau. Het betreft een spoorstation van waaruit de regio met regionale en lokale OVlijnen bediend wordt. Parkeervoorzieningen in het vervoerknooppunt zijn gewenst en kunnen eventueel instaan voor de opvang van een deel van de parkeermogelijkheden voor het kleinstedelijk gebied waartoe het knooppunt behoort, inzoverre deze optie vanuit het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt ondersteund. Dit soort knooppunt dient minimaal in een aantal basisvoorzieningen te voorzien (zoals bewaakte fietsstallingen, fietsverhuur, fietsherstelplaats, cafetaria, krantenkiosk, handel met basisproducten, verwarmde wachtruimte, bemand loket,...).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
104
De provincie selecteert de secundaire wegen, dit zijn wegen die een belangrijke rol spelen in het ontsluiten van gebieden naar de primaire wegen en naar de hoofdwegen (= verzamelfunctie op bovenlokaal niveau) en die tevens op lokaal niveau van belang zijn voor de bereikbaarheid van de diverse activiteiten langsheen deze wegen (= toegang geven). De provincie maakt onderscheid tussen 3 types secundaire wegen: o
Secundaire wegen type I: De hoofdfunctie van de weg is verbinden op bovenlokaal niveau op basis van mobiliteitsgenererende elementen op provinciaal niveau. Omwille van de verkeersleefbaarheid en de mogelijke maaswijdteverkleining tussen twee hoofdwegen wordt het concept van filters toegepast. Selectie secundaire wegen type I: N10 van R25 (Aarschot) tot grens met provincie Antwerpen (naar R16, Lier). De provincie Antwerpen heeft deze weg niet geselecteerd als secundaire weg type I, maar als drager voor het stedelijk netwerk Lier-Aarschot. In het kader van de streefbeeldstudie voor de N10 zal een verdere afstemming met de provincie Antwerpen gebeuren. N19 van R25 (Aarschot) tot grens met provincie Antwerpen (naar R14, Geel). In de 2de discussienota werd de selectie van deze weg naar voor geschoven omdat hij een belangrijke invalsweg vormt voor het kleinstedelijk gebied Aarschot. De weg is tevens geselecteerd door de provincie Antwerpen. N223 van N3 (Tienen) naar A2/E314 (Aarschot).
o
Secundaire wegen type III: De hoofdfunctie van de weg is het garanderen van een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer en de fiets. De weg behoudt een verbindingsfunctie voor het autoverkeer, maar deze is ondergeschikt aan het openbaar vervoer en/of de fiets. Doorgaans worden dit type van wegen ontdubbeld door een hoofdweg, waardoor de verkeersfunctie voor het autoverkeer verminderd is. Een groot deel van de secundaire wegen type III (m.n. de oude steenwegen) hebben een ruimtelijk structurerend karakter omwille van de bebouwing en de aanwezige activiteiten. Deze wegen hebben momenteel, naast een verbindende functie vaak ook een erftoegangsfunctie voor diverse activiteiten. Om het verkeerskundige conflict tussen verbinden en ontsluiten op te lossen dient de wegbeheerder de verkeersfunctie van de weg af te stemmen op de ruimtelijke structuur, waarbij speciale aandacht gaat naar het beschermen van de verkeersleefbaarheid langs de weg.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
105
Selectie secundaire wegen type III : N10 van R25 (Aarschot) naar R26 (Diest). De weg loopt parallel aan de E314/A2 en vormt een belangrijke verbinding tussen Aarschot en Diest. N19 van R23 (Leuven) naar Kapitein Gilsonplein (Aarschot). R25 (Aarschot) Oost, van de Langdorpsesteenweg tot de N10 R25 (Aarschot) Oost (aan te leggen), van de N19 tot de Langdorpsesteenweg
6.2.5.
GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR – TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR
De provincie wenst een toeristisch-recreatief netwerk uit te werken die een rijke variatie aan ontspanningsmogelijkheden biedt. Binnen de toeristisch-recreatieve infrastructuur worden volgende selecties gemaakt: -
toeristisch-recreatieve netwerken
-
toeristisch-recreatieve knooppunten
Aarschot behoort tot het toeristisch-recreatief netwerk ‘Demernetwerk’, waar men de aanwezige landschappelijke kwaliteiten wenst te gebruiken om de regio toeristisch-recreatief te promoten. Oude hoeves, puntrelicten, panoramische zichtpunten en het wijdse open landschap zijn basiselementen voor de uitbouw van een netwerk van fiets- en voetgangersroutes. Nieuwe grootschalige openluchtrecreatieve verblijven zijn in de regio niet gewenst, bestaande dienen geoptimaliseerd te worden en kunnen eventueel nog (beperkt) uitbreiden. Wel is er behoefte aan comfortabelere nieuwe logiesmogelijkheden. In dit toeristisch-recreatief netwerk worden de kleinstedelijke gebieden Diest en Aarschot en de gemeente Scherpenheuvel-Zichem als toeristisch-recreatief knooppunt aangeduid. Het structuurondersteunend stedelijk gebied Aarschot wordt geselecteerd als toeristisch-recreatief knooppunt. Deze aanduiding wordt verantwoord wordt door een aantal cultuurhistorische elementen en de stedelijke voorzieningen. Vanuit dit goed bereikbaar stedelijk gebied is ook de Demervallei toegankelijk, waardoor Aarschot ook een rol op te nemen heeft binnen het Demernetwerk.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.2.6.
106
AARSCHOT ALS ONDERDEEL VAN DE DEELRUIMTE ‘DEMERNETWERK’
De provincie onderscheidt in het structuurplan 4 deelruimten.De volledige gemeente Aarschot, maakt naast delen van de gemeenten Begijnendijk, Diest, Scherpenheuvel-Zichem, Bekkevoort, Holsbeek, Rotselaar, Tielt-Winge en Tremelo deel uit van de deelruimte Demernetwerk, dat zich in de noordoostelijke hoek van de provincie bevindt en de schakel vormt met de provincie Limburg en Antwerpen en de overgang tussen de Kempen en het Hageland. Het voorontwerp stelt dat het Demernetwerk een relatief versnipperd gebied is waarbij de Demer een sterk structurerende rol heeft. De provincie kiest voor een fijnmazige oplossing waarbij elk van de ruimtelijke componenten deel uitmaken van een netwerk. Voor de deelruimten worden knelpunten en potenties aangehaald, alsook een verwoording van de ruimtelijke principes. Deze principes vinden hun doorwerking in de verschillende deelstructuren (open ruimte, bebouwde ruimte, mobiliteit en toeristisch-recreatieve structuur) en zijn de leidraad voor het uit te stippelen ruimtelijk beleid in de deelruimte. Knelpunten : • De kleinstedelijke gebieden zijn niet in voldoende mate aantrekkelijk. • Aarschot en Diest scoren qua werkgelegenheid in vergelijking tot andere kleinstedelijke gebieden binnen de provincie VlaamsBrabant matig tot slecht. • De verlinting en uitwaaiering van de kleinstedelijke gebieden naar de open ruimte toe, zorgt voor een verspreide bebouwing, die nefast is voor de creatie van stedelijk draagvlak en voorzieningen. • De lintvormig uitgebouwde handelsvoorzieningen langsheen de N10 verzwakken het handelsgebeuren in de kleinstedelijke gebieden Aarschot en Diest. • De stations te Aarschot en Diest zijn niet optimaal afgestemd op het stedelijk weefsel en stratenpatroon. Hierdoor wordt een kwalitatieve uitbouw van de stationsomgevingen gehypothekeerd. • Verlinting binnen het Demernetwerk verlaagt de slaagkansen van een efficiënt alternatief voor de auto en bedreigt bijgevolg de uitbouw van een kwalitatief collectief vervoerssysteem. • De bereikbaarheid van het stations te Aarschot en Diest is matig.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
107
Potenties : • Het “Laakproject” biedt nieuwe mogelijkheden voor Aarschot. • Diest en Aarschot bezitten de potentie, gezien hun cultuurhistorische waarden, hun uitgebouwd “shopping”-apparaat en een aantal bovenlokale voorzieningen om uit te groeien tot volwaardige kleinstedelijke gebieden, die een sterke aantrekkingskracht uitoefenen naar de omliggende regio. De aansluiting op het spoorwegennet en het primair en secundair wegennet vormen belangrijke motoren van ontwikkeling. • De ontdekking van de regio - voornamelijk Aarschot - als vestigingslocatie voor bedrijvigheid biedt kansen voor het reduceren van pendelbewegingen en het verstevigen van de identiteit van het Demernetwerk. • De regio is, gezien haar ligging en aantakking nabij de E314 en de spoorlijn Aarschot-Diest, goed ontsloten. • De historische landschappen en de cultuurhistorische centra Diest en Aarschot en de uitgebouwde kleinstedelijke voorzieningen verschaffen potenties naar het aantrekken van toerisme en recreatie. Ruimtelijke principes : •
•
•
Het Demernetwerk : een netwerk van verschillende ruimtelijke componenten Een verdere verspreiding van de sterk gefragmenteerde nederzettingsstructuur dient een halt toegeroepen te worden. Het ruimtelijk beleid dient zich te richten op de vrijwaring en versterking van de lijnelementen (spoor, snelweg, steenweg) en hun functie in het landschap. Nieuwe ontwikkelingen dienen zich te enten op de lijninfrastructuren. Nood aan nieuwe dwarsverbindingen, enerzijds bestaande uit een aantal kleinschalig fiets- en voetgangersverbindingen over de Demer(vallei) heen, anderzijds is er ook nood aan noord-zuid gerichte open ruimte natuurverbindingen. Dit dient vooral om de ongebreidelde verlinting langs de N10 een halt toe te roepen. Aarschot en Diest als complementaire stedelijke gebieden Aarschot en Diest dienen als ontwikkelingspolen binnen het Demernetwerk versterkt te worden. Complementariteit tussen beide stedelijke gebieden versterken. Specifieke eigen ontwikkelingsmogelijkheden (vb bedrijvigheid in Aarschot – de toeristisch-recreatieve potenties in Diest) Kleinstedelijk gebied Aarschot Verdere uitwaaiering van Aarschot tegen gaan. Kiezen voor een beleid van verdichting. Een afstemming en verbinding van het deel voor wonen en het deel voor industrie is wenselijk. De stationsomgeving kan hierin een cruciale rol spelen. De ontsluiting van de stationsomgeving is hierbij essentieel.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
•
•
•
108
Om de regionale functie van Aarschot te versterken wordt een beperkte uitbouw van de industriezone bepleit. Op lange termijn wordt tevens de optimalisatie van de volledige bedrijvenzone nagestreefd. Aarschot krijgt 45 ha aan bijkomende bedrijventerreinen toebedeeld als streefcijfer, waarvan minimum 25 ha dient gerealiseerd. Doortrekken van de ring in het noorden van de stad: nieuwe mogelijkheden voor de vestiging van eerder lokale bedrijven. De vestiging van een kleinhandelsconcentratie als alternatief voor de uitzwermende kleinhandel langsheen de N10 en de N19. Tussen de spoorweg en de brug over de Demer dient de N10 eerder als stadsboulevard uitgebouwd te worden. Ten noorden van de stad is de open ruimte meer versnipperd, waardoor het aangewezen is er een verbinding van open ruimte-functies te realiseren in de richting van de beboste Gijmelberg. Ontwikkelen en verdichten van goed ontsloten tussenliggende kernen Er wordt een beleid gevoerd dat een verdere uitbreiding van linten en verspreide bebouwing een halt toeroept. Bij de uitbouw van de kernen dient rekening gehouden te worden met de landschappelijke inpassing van de kern in het landschap. De uitbouw van een ecologische component is dan ook essentieel. Uitbouwen van bundel infrastructuren als ondersteuning voor de ruimtelijke ontwikkelingen De provincie wenst de spoorlijn tussen Diest en Aarschot verder uit te bouwen en stopplaatsen langsheen het traject aan te duiden als ontwikkelingspolen. De provincie wenst te onderzoeken of een of meerdere extra fietsverbindingen over de Demer tot de mogelijkheden behoren, waarbij uiteraard rekening dient gehouden te worden met de natuurwaarden van de Demervallei. Erkennen en versterken van de verschillende landschappelijke eenheden Raster- of Kamerlandschap, een sterk versplinterd landschap ten westen van Aarschot: • Kanaliseren van de bebouwingsdruk naar de kernen De heuvelbossen, de versnipperde boscomplexen ten noorden en noordoosten van Aarschot: • Behoud en versterking van de natuurlijk en typerende bosstructuur en heuvelruggen. • De toekomstperspectieven voor de landbouw zijn in deze regio relatief beperkt. Het Demeralluvium, het natuurlijk overstromingsgebied van de Demer: • Maximaal ontwikkelen van deze open ruimte. • Bijzondere aandacht aan de wijze waarop de Demer langs en door de kernen loopt. Zuidelijk zandleemplateau, ten zuiden van de Demer: • Behoud en versterking van de agrarische activiteiten
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 24– DEMERNETWERK
109
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.3.
PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN ANTWERPEN
6.3.1.
STEDELIJK NETWERK LIER – AARSCHOT
110
Door de provincie Antwerpen werd een strategisch gebiedsgericht plan voor de deelruimte “stedelijk netwerk Lier – Aarschot” uitgewerkt (synthesenota december 2002) Bij de opmaak van het streefbeeld voor de drager van het provinciaal stedelijk netwerk Lier – Aarschot N10, R16 en N14 tussen Aarschot en de E313 worden drie scenario’s voorgesteld: •
Scenario 1: Distributie- en productielijn tussen Kempen en Hageland. Een maximalisering van de economische ontwikkeling.
• Scenario 2: Geconcentreerde ontwikkelingen. Lier ontwikkelingspool in de Vlaamse Ruit, Heist-op-den-Berg en Aarschot autonome stedelijke gebieden in het buitengebied. •
Scenario 3: Ontwikkelingen op lokaal niveau. Een maximalisering van het leefbaarheidsconcept.
De scenario’s worden in de start- en conceptnota kort omschreven en vervolgens per deelgebied verder uitgewerkt aan de hand van een omschrijving van de maatregelen, die zowel op ruimtelijk als op verkeerskundig vlak dienen te worden genomen. Aarschot binnen deze drie scenario’s: Scenario 1: In het eerste scenario wordt de primaire functie van de N10 (en de ring rond Lier) zonder meer uitgevoerd om zo maximaal mogelijke economische ontwikkelingen aan te trekken. Aarschot en Heist-op-den-Berg worden als nieuwe kernen opgenomen in de Vlaamse Ruit. Scenario 2: In het tweede scenario ontwikkelen de kleinstedelijke gebieden Aarschot en Heist-op-den-Berg zich als autonome kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau in het buitengebied. Om het buitengebiedkarakter te versterken moet de leefbaarheid (voornamelijk verkeersleefbaarheid) sterk worden verbeterd. Scenario 3: In het derde scenario wordt gesteld dat Lier wel een geconcentreerde bebouwing heeft, maar een vergelijkbaar aantal inwoners telt als Heist-op-den-Berg en Aarschot en dus op dienstverlenend vlak voor wat betreft cultuur, onderwijs en diensten een vergelijkbare rol vervult.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
111
Economische ontwikkeling van industrie en distributie wordt in Brussel, Antwerpen, Mechelen en het economische netwerk Albertkanaal gelokaliseerd. In dit scenario wordt het openbaarvervoeraanbod geoptimaliseerd en worden de stationsomgevingen als aantrekkelijke ontwikkelingspolen uitgebouwd. Aan de actoren van de stuurgroep werd gevraagd om een schriftelijke evaluatie van de scenario’s op te maken. Op basis van deze weging wordt een voorkeurscenario gedistilleerd dat als kader voor de verdere uitwerking van het ruimtelijk streefbeeld gebruikt wordt.
6.4.
JURIDISCHE CONTEXT
6.4.1.
GEWESTPLAN
De bodembestemmingen van Aarschot worden bepaald door het gewestplan Aarschot-Diest. Het gewestplan Aarschot-Diest werd goedgekeurd bij KB van 7/11/1978. Binnen het grondgebied van Aarschot zijn er geen wijzigingen van het gewestplan doorgevoerd. We onderscheiden op het gewestplan volgende bestemmingszones: -woongebieden: gegroepeerd in de fictieve verbindingsbocht tussen de N19 Leuvensesteenweg en N10 Liersesteenweg, met in haar schoot het centrum van Aarschot, ten zuiden Gelrode en ten noorden geprangd tussen de sporen Ourodenberg. In noordoost en zuidelijke richting vinden we respectievelijk aansluitend nog Gijmel en Langdorp. Op het gehele grondgebied is de kern van Rillaar de enige woonzone die niet rechtstreeks verbonden is met Aarschot. Het geheel heeft een onnatuurlijke ontwikkelingsmodel weer van een stadskern die onvolgroeid is gebleven ten gevolge van een sterk noordoostelijk uitwaaiering. -woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde: handelscentrum met kerk, begijnhof en ‘s Hertogenmolens. -woonuitbreidingsgebied: verspreid in het woongebied een 6-tal opmerkelijk grote zones nabij de stadskern van Aarschot, één bij Gelrode, één bij Rillaar en een drietal kleinere in Gijmel. Het merendeel van deze zones is momenteel reeds aangesneden. -woongebieden met een landelijk karakter: de slierten richting NO met grote gedeelten van Langdorp (Langdorpse en Testeltsesteenweg) en de volledige bebouwing van Wolfsdonk, zuidoostelijke tentakels vanuit Aarschot-stad (Tieltsebaan, Diestsesteenweg) alsook vanuit zuidwestnoordoost over Gelrode en in sterke mate radiaal vanuit Rillaar. Deze verlinting bepaalt in sterke mate het (kaart)beeld van Aarschot. Uit studie van verschillend gedateerde luchtfoto’s kan men besluiten dat het gewestplan de verlinting duidelijk ondersteund heeft. -woonparken: één in Schoonhoven en een tweede ter hoogte van het kerkhof te Ourodenberg.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
112
-industriegebieden: één enorme zone voor milieubelastende industrieën ten westen van de spoorlijn, doorsneden door een woonlint en omzoomd door natuur-, parkzones en agrarisch gebied met ecologisch belang. -gebieden voor ambachtelijke bedrijven of KMO: over het grondgebied van Aarschot liggen een zevental ‘paarse snippers’ verspreid, waarvan vier tegen de noordelijke gemeentegrens, twee gelegen nabij de industriezone Meetshoven/Ter Heidelaan en een laatste nabij Schoonhoven (Houthandel in de Mottestraat). -agrarisch gebied: vormt de onderlegger van het gewestplan, in grote trekken te herleiden tot het gebied van Demervallei tot de autosnelweg A2 en tegen de noordergrens van de gemeente. De Demervallei staat ingekleurd als agrarisch gebied met ecologisch belang. Landschappelijk waardevolle gebieden voor de strook ten noorden van Aarschot tussen de N10 en Wolfsdonk; in de Demervallei: de flanken van Bos- en Wijngaardberg , de Mottevallei voorbij Rillaar tot Rommelaar en stroomafwaarts Aarschot tussen Demer en N19 en tenslotte langs de zuiderlijke gemeentegrens: quasi het volledige agrarisch gebied van Gelrode en ten zuiden van Rillaar, van het Tienbundersbos tot de Hazeberg. -bosgebieden: Een groot aaneengesloten bosgebied in het NO van Langdorp, in Gijmel, ten noorden van de Oude Mechelse baan en de Gijmelsesteenweg. Verder ook vlekjes bosgebied verspreid in de Demervallei en ten zuiden van Aarschot-stad. -groengebieden: natuurgebieden, al dan niet met wetenschappelijke waarde (natuurreservaten, aangestipt met *), parkgebieden en bufferzones verspreid over het gehele grondgebied van Aarschot; de bossen van Wolfsdonk, parkgebieden in de woongebieden van Gijmel en Ourodenberg, Meetshoven, enkele bufferzones en een parkgebied, Vorsdonkbos*, Turfputten, Ijzerenberg, Eikelberg*, Liederberg, Schaapvijver, ‘s Hertogenheide* en Konijntjesberg, parken van Kasteel van Rivieren, De Elzen en de Orleanstoren. In Rillaar zijn de Mottevallei en de Ossebeek duidelijk afleesbaar in als zones voor natuur- of parkgebieden. Waterwinningsgebieden zijn afgebakend rond het kasteel met laan van Schoonhoven en aan de Motte (Weerderlaak). -recreatiegebieden: concentratie in de oostelijke Demervallei, langs de noordelijke grens van de gemeente en een drietal kleine gebieden in Rillaar. -reservatiezones voor de aanleg van wegeninfrastructuur: Een groot gedeelte van de in ’78 voorziene wegeninfrastructuur is inmiddels gerealiseerd: de A2 autosnelweg, de oostelijke R25 vanuit Schoonhoven tot aan de N19 en de westelijke ring van de verbindingsweg N223 naar de Ter Heidelaan. De uitvoering van de volledige sluiting van de noorderring is gepland voor de nabije toekomst. De reservatiestrook voor de grote omleiding van de noorderring (rond het Meetshovenbos) is volgens gewestplan nog steeds van toepassing, maar als optie niet realistisch of
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
113
wenselijk. Zo ook de omleidingsweg naast de dorpskern van Betekom, die uitgestippeld was langsheen de Grote Laak en deels door agrarisch gebied met ecologisch belang.
BESTEMMING GEWESTPLAN woonzone woonuitbreidingsgebied woonpark
Oppervl. (ha)
%
623,2 148,1
10,0 2,4
10,2
0,2
landelijk woongebied
527,2
8,4
industriezone
171,4
2,7
32,2
0,5
ambachtelijke zone agrarisch en landschappelijk waardevol agrarisch gebied
2783,2
44,5
bosgebied
489,3
7,8
natuurgebied
633,8
10,1
natuurreservaat
173,6
2,8
parkgebied
173,7
2,8
bufferzone
10,7
0,2
recreatie
35,7
0,6
dagrecreatie
13,0
0,2
verblijfsrecreatie
-
-
openbaar nut
56,6
0,9
ontginningsgebied
12,0
0,2
356,1
5,7
6250,0
100
agrarisch ecologisch gebied TOTAAL
TABEL 6: OPPERVLAKTE VAN DE BESTEMMINGSZONES VOLGENS GEWESTPLAN
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 25– GEWESTPLAN
114
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.4.2.
115
DE BIJZONDERE PLANNEN VAN AANLEG
Plannen van aanleg zijn gedetailleerde bodembestemmingsplannen voor het gehele of een gedeelte van het grondgebied van een gemeente, met daaraan gekoppeld voorschriften betreffende de ruimtelijke ordening. Ze vormen het laagste planningsniveau en worden opgemaakt in opdracht van het gemeentebestuur. Men onderscheidt het Algemeen Plan van Aanleg (APA), dat het gehele grondgebied beslaat, en Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA). Aarschot beschikt niet (meer) over een APA. Wel werden verschillende BPA’s opgemaakt voor de definitieve goedkeuring van het gewestplan. Slechts drie ervan werden behouden bij BVR van 30/3/2001. Naam BPA
Nr BPA
Wijziging
Goedkeuring
Herziening
Meest voorkomende bestemming
Stadscentrum
11
B
06/09/82
goedgekeurd
verscheiden
Statiewijk
3
07/06/50
goedgekeurd
gesloten bebouwing
Elisabethlaan
6
18/12/86
-
Wonen, openbaar nut, slechts gedeeltelijk behouden
Gelrodeweg
7
12/04/71
-
Bebouwing
G
TABEL 7: GELDIGE BPA’S VOOR HET GRONDGEBIED VAN AARSCHOT.
6.4.3.
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN ZONEVREEMDE RECREATIE
Om een exploitatievergunning te bekomen dienen alle openluchtrecreatieve verblijven (campings) te beschikken over een attest dat aantoont dat rekening gehouden wordt met de bepalingen van de wet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw. In dit kader werden door de Provincie Vlaams – Brabant twee gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt i.v.m zonevreemde openluchtrecreatieve verblijven. Het zijn camping Dennenlust en camping Sparrenhof. Het recreatieoord Schoonhovenvijvers werd na de plenaire vergadering niet meer weerhouden. 6.4.3.1.
Camping Dennenlust
De camping is deels gelegen in recreatiegebied en deels in bosgebied (40%). Ze ondersteunt de uitbouw van de toeristische infrastructuur van de stad en sluit dus aan bij de beleidsdoelstellingen “promotie van minder bezochte stedelijke gebieden”. Het aandeel van Dennenlust in het toeristisch recreatief potentieel van de stad Aarschot is eerder beperkt te noemen. Door de beperkte doelgroep en de kleine schaal is integratie in het landschap mogelijk. Mits strenge beperkingen voor dynamische recreatie kan de camping blijven bestaan.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 6.4.3.2.
116
Camping Sparrenhof
De toeristische waarde van de camping Sparrenhof is beperkt. De camping profileert zich als een weekendverblijf voor een vast cliënteel. De ligging naast het Kalsterbos maakt de inplanting van de camping delicaat. De zonevreemde oppervlakte is beperkt. Bovendien wordt de omzetting van natuurgebied naar verblijfsrecreatie gecompenseerd door herbestemming van recreatiegebied naar groenzone ter hoogte van de vijvers. De omzetting van groenzone achteraan rechts is noodzakelijk voor het goed functioneren van de camping, en bijgevolg voor het verkrijgen van een exploitatievergunning. Een bestemmingswijziging van het agrarisch waardevol gebied is mogelijk op voorwaarde dat de recreatieve functie hier beperkt blijft tot de bestaande inrichting.
6.4.4.
GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN “KONIJNTJESBERG”
In de loop van 2003 liep het openbaar onderzoek omtrent het ontwerp van gewestelijk RUP voor de Konijntjesberg gelegen tussen Rillaar en Aarschot als onderdeel van de Grote Eenheid Natuur “Demervallei ten oosten van Aarschot”. De Konijntjesberg is een getuigenheuvel aan de rand van de vallei van de Demer. De getuigenheuvels (Diestiaanheuvels) vormen mini-cuesta’s met steile zuidhellingen. Op de steile reliëfovergang naar de vallei van de Demer is een gevarieerd landschap ontstaan van holle wegen, kruidenrijke akkers op het plateau, schrale graslanden en kleine boscomplexen (naald en loofhout) op de hellingen. Het gebied was al gedeeltelijk bestemd als natuurgebied in het gewestplan (de rest landschappelijk waardevol agrarisch gebied), maar anderzijds voor het grootste gedeelte reeds aangeduid als vogelrichtlijngebied en habitatrichtlijngebied.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 26– BPA’S EN GRUP’S
117
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.4.5.
118
BESCHERMDE LANDSCHAPPEN EN MONUMENTEN
Een rangschikkingsbesluit (7 aug. 1931, Decreet 3 maart 1976) beoogt de bescherming van een landschap of monument omwille van het historisch, esthetisch of wetenschappelijk belang. Verschillende belangrijke grote natuureenheden of gebouwen worden op deze manier gevrijwaard. Het besluit bevat een opsomming van de beperkingen die aan de rechten van de eigenaar(s) worden opgelegd. Enkel de ruimtelijk relevante beschermingen zijn opgesomd. datum
Gemeente
Beschrijving BESCHERMD MONUMENT
31/07/36
Aarschot
Aurelianustoren
31/07/36
Aarschot
Oud Begijnhof
25/03/38
Aarschot
Onze-Lieve-Vrouwekerk
25/03/38
Aarschot
St. Rochustoren
04/04/44
Gelrode
Houten windmolen op de Hondsheuvel
04/04/44
Langdorp
Heimolen (houten windmolen) op de Molenheide (zie nr. 2295)
13/03/79
Aarschot
Haterbeekstraat 90: Hoeve "Speelhoven" (met bijgebouwen)
04/01/80
Rillaar
Dorp 103/105: Dubbel huis met café "De Zwaan"
11/12/80
Rillaar
Molenhuis van de watermolen "Te Leefdaal", m.i.v. het lopend werk, het sluiswerk, de verharde beddingen en de oevers (watermuren) (zie nr.1113)
11/09/86
Aarschot
Demerstraat 1: 's Hertogenmolens (glasmolen en watermolen), omvattende woonhuis; sluizengedeelte (m.i.v. 3 turbines met toebehoren voor de regeling); sluiswerk met ophaalsysteem, maal- en lossluizen; en werkplaatsen (zijnde 3 zolders m.i.v. interieur)
07/06/94
Aarschot
Gasthuisstraat: voormalige St. Elisabethgasthuis (oude klooster-gebouwen (m.i.v. apotheek met inboedel), hoevegebouwen met bakstenen ommuring, gasthuis en neo-gotische kapel met meubilair)
09/11/94
Aarschot
Herseltsesteenweg 162: De Witte Molen (windmolen, m.i.v. volledige maalinstallatie met toebehoren)
05/07/96
Aarschot
Diestsesteenweg 12: Watermolen Te Schoonhoven (met molengebouw, sluis, stenen damwanden, brugje, sluiswerk, waterrad en het roerend werk met toebehoren)
09/03/99
Rillaar
Montenaken 1: Lemen vakwerkhoeve
09/03/99
Aarschot
Ontwerp van bescherming: Grote Laakweg - Pastoor Dergentlaan (zonder huisnr.) "Sluisje op de Grote Laak"
19/02/03
Langdorp
Pastorie, Sint-Pieterskerk en kerkhof
TABEL 8: BESCHERMDE MONUMENTEN VAN AARSCHOT.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
datum
Gemeente
Beschrijving BESCHERMD LANDSCHAP
10/06/77
Rillaar
Omgeving van de molen "Te Leefdaal" (zie nr.1536)
13/09/78
Aarschot
‘s Hertogenheide (ged. intrek. BE 20/07/83)
06/10/80
Aarschot
Natuurgebied "Achter Schoonhoven"
02/03/94
Gelrode
Meander van Vorsdonk-Turfputten
10/11/95
Gelrode
Eikelberg
119
TABEL 9: BESCHERMDE LANDSCHAPPEN VAN AARSCHOT. datum
D/
Gemeente
Beschrijving BESCHERMD STADS- of DORPSGEZICHT
S 13/03/79
D
Aarschot
Haterbeekstraat 90: Hoeve "Speelhoven" en onmiddellijke omgeving
04/01/80
D
Rillaar
Dorpskern en huisgevels gelegen op de grens van het dorpsgezicht
11/12/80
D
Rillaar
Watermolen "Te Leefdaal" en onmiddelijke omgeving (zie nr.1113)
11/09/86
S
Aarschot
‘s Hertogenmolens en onmiddellijke omgeving
01/07/87
D
Langdorp
Omgeving van de Heimolen (zie nr. 0113)
07/06/94
S
Aarschot
Gasthuisstraat: voormalige St. Elisabethgasthuis en onmiddellijke omgeving
09/11/94
D
Aarschot
Herseltsesteenweg 162: onmiddellijke omg. van De Witte Molen (stenen windmolen)
05/07/96
S
Aarschot
Diestsesteenweg 12: Watermolen Te Schoonhoven en omgeving
19/02/03
D
Langdorp
Dorpscentrum Langdorp
TABEL 10: BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN VAN AARSCHOT.
6.4.6.
HABITAT- EN VOGELRICHTLIJNGEBIEDEN
De Habitatrichtlijn werd in 1992 uitgevaardigd. Het is een Europese Richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora. Als uitvoeringsmaatregel moet elk land speciale beschermingszones aanduiden die deel zullen uitmaken van het Europese Natura2000-netwerk. Het Natura2000-netwerk is een Europees ecologisch netwerk in het kader van de EU-Habitatrichtlijn. De afbakening in Vlaanderen gebeurde door het Instituut voor Natuurbehoud. In totaal werden er 40 gebieden of gebiedscomplexen aangemeld bij de Europese Commissie, met een totale oppervlakte van 69 942 ha. In Aarschot vinden we twee habitatrichtlijngebieden terug: de ‘Demervallei ten westen van Aarschot’ en de ‘Demervallei ten oosten van Aarschot’
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
120
De Vogelrichtlijn (Richtlijn inzake het behoud van de vogelstand) werd in 1979 uitgevaardigd door de Europese Gemeenschap. Het doel ervan is de instandhouding van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied. Deze Vogelrichtlijngebieden zullen ook deel uitmaken van het Natura2000-netwerk. In het kader van deze Europese vogelbeschermingsrichtlijn, werden in Vlaanderen door de Vlaamse Executieve 23 beschermingszones aangeduid. De Demervallei is er daar één van. Enkel het alluviaal gebied tussen Aarschot en Diest is in het volgelrichtlijngebied opgenomen. De beschermde habitats zijn er de ruigten, moerassen, riet- en zeggevelden, heiden, heiderelicten, vijvers, oude riviermeanders en turfputten, loofbossen, holle wegen en broekbossen.
6.4.7.
WATERWINGEBIEDEN
Waterwingebieden zijn gebieden waar beperkingen kunnen worden opgelegd met het doel om waterwinning te beschermen. Vlarem II bevat verbods- en afstandsregels m.b.t. ‘waterwingebieden’. De term waterwingebieden verwijst naar het Grondwaterdecreet van 1984. De geldende verbodsbepalingen kunnen niet enkel slaan op het lozen, deponeren of opslaan, maar ook op het vervoeren of afvoeren van stoffen en daarnaast ook op kunstwerken of werkzaamheden die een wijziging van de ondergrond teweeg kunnen brengen, die een gevaar voor vervuiling van het grondwater inhoudt. Voorschriften in waterwingebieden hebben een verordenende werking. Dat betekent dat de overheid, bij het nemen van besluiten op basis van een andere wet of reglementering, niet mag ingaan tegen de regels die in die gebieden van kracht zijn.
6.4.8.
NATUURRESERVATEN
De Vlaamse Regering kan terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu aanwijzen of erkennen als natuurreservaat. In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer, een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld. Voor elk natuurreservaat wordt een beheersplan opgesteld. Het betreft maatregelen die worden getroffen voor het beheer en de inrichting van het gebied, waarbij om redenen van natuurbehoud en natuureducatie kan worden afgeweken van de voorschriften van het decreet. In Aarschot treffen we volgende natuurreservaten aan: Schoonhoven, Eikelberg, ’s Hertogenheide, Vorsdonkbroek. Natuurbehoud maakt deel uit van het milieubeleid. Dit integratieprincipe wordt bevestigd door het Decreet van 05.04.95 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Volgens dit decreet heeft het milieubeleid o.m. het natuurbehoud en de bevordering van de biologische en landschappelijke diversiteit tot doel. Dat gebeurt door de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke habitats, ecosystemen en landschappen met ecologische waarde en door het behoud van wilde soorten, in het bijzonder deze die bedreigd, kwetsbaar, zeldzaam of endemisch zijn. Het Natuurbehoudsdecreet vult deze bepaling verder aan. Het beleid inzake natuurbehoud en de vrijwaring van het natuurlijk milieu is gericht op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, alsook op de handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 27– SECTORALE BESCHERMINGSPLANNEN NATUUR
121
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.5.
SECTORALE STUDIES EN BELEIDSDOCUMENTEN
6.5.1.
MOBILITEITSPLAN
122
In het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen streeft het Vlaamse Gewest in samenwerking met de gemeentelijke overheden en de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn naar een duurzaam en multimodaal mobiliteitsbeleid. Instrumenten daarbij zijn het mobiliteitsconvenant en het mobiliteitsplan. De Gemeenteraad van Aarschot heeft in juni 1996 het moederconvenant met de Vlaamse Gemeenschap en De Lijn ondertekend. Begin augustus 1997 werd het ingenieursbureau A+D Milieu de opdracht gegeven voor het opstellen van het mobiliteitsplan voor het gehele grondgebied van Aarschot. Uitgaande van een ruimtelijk ontwikkelingsplan dient het mobiliteitsplan een kader te vormen en maatregelen te nemen, welke de verkeersveiligheid verhogen, de verkeersleefbaarheid verbeteren en waardoor een belangrijke verschuiving van het autoverkeer naar voetgangers- en fietsverkeer en openbaar vervoer zal ontstaan. De opmaak van een mobiliteitsplan bestaat uit drie fasen: de oriënteringsnota, de opbouw van het plan en het beleidsplan. In 2003 werd het mobiliteitsplan conform verklaard door de Provinciale auditcommissie.
6.5.2.
VERKEERSVEILIGHEIDSPLAN
In het kader van de leefbare doortochten en de daaraan verbonden convenanten heeft het ingenieursbureau A+D Milieu in de loop van 1995’96 een verkeersveiligheidsplan voor het ganse grondgebied van Aarschot opgesteld. Hierin werd voor Aarschot een totale verkeerskundige en planologische visie onderbouwd en weergegeven. Het verkeersveiligheidsplan is dan ook een beleidsdocument waarin het verkeer in zijn globaliteit onderzocht wordt en van waaruit maatregelen in een duidelijke context kunnen worden genomen. De studie is opgebouwd uit twee fasen, namelijk: • analyse en probleemstelling: de bestaande toestand van het verkeer werd in zijn globale context geïnventariseerd en geanalyseerd. Op basis van deze gegevens werden de probleemvelden binnen Aarschot nader omschreven. • meerjarenplan: op basis van de probleemstelling, de doelstellingen en de visie betreffende het verkeer werd een wensstructuur opgemaakt, voor zowel het licht, het zwaarverkeer als voor de zwakke weggebruikers. Deze wensstructuur werd vervolgens vertaald in een wegcategorisering, een fietsnetwerk, een voetgangersnetwerk, een snelheidszoneringsplan en een route voor zwaar verkeer.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.5.3.
123
GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN
Het GNOP werd in het kader van het gemeentelijk milieuconvenant opgesteld door het Laboratorium Algemene Plantkunde en Natuurbeheer van de Vrije Universiteit Brussel. Het heeft tot doel een instrumentarium aan te bieden waarmee het bestuur de natuur op het Aarschotse grondgebied kan veilig stellen en versterken. Globaal kan gesteld worden dat het behoud en de ontwikkeling van een ecologische infrastructuur van primordiaal belang is voor de natuur. Deze ecologische structuur heeft haar basis in diverse beekvalleien binnen het grondgebied. Kleine landschapselementen vormen hierbij de noodzakelijke verbindingen. Het GNOP bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft in hoofdzaak een beschrijving van de bestaande toestand: na een algemene situering wordt een grondige inventarisatie aangebracht van waardevolle vegetatieoppervlakten, (kleine) landschapskenmerken, wegbermen, beken en de natuur in stedelijke sfeer. Tot slot volgt een knelpuntenanalyse. Deel II omschrijft de algemene en specifieke doelstellingen voor de verschillende natuurlijke deelgebieden (Droog Hageland, Kempen WaverHeist, Kempisch Heuvelland, Demer- en Mottevallei) als zowel de stedelijke omgeving van Aarschot. Meerdere actieplannen (Bermbeheersplan, Stadsontwikkelingsplan, Waterbeheersing), passieve, actieve en educatieve instrumenten worden beschreven ter realisatie van de doelstellingen.
6.5.4.
STRATEGISCH - COMMERCIEEL PLAN
In het kader van het Mercuriusfonds werd in december 1997 door het studiebureau Iris Consulting/A+D Milieu in opdracht en in samenwerking met het stadsbestuur enerzijds en de middenstandsraad anderzijds een strategisch-commercieel plan opgemaakt. Als onderdeel van het stedelijk herwaarderingsbeleid van de Vlaamse regering en met het doel de steden op een structurele manier terug ten volle deel te laten uitmaken van de Vlaamse economische ontwikkeling, tracht een nieuwe maatregel de handelsactiviteit te stimuleren binnen de steden en kerngemeenten. Het Fonds voor Binnenstedelijke Commerciële Centra - Mercuriusfonds – wordt gebruikt voor het geven van financiële stimuli aan lokale besturen om in overleg met een koepelplatform (plaatselijke handelaars, comités, …) het commerciële centrum aan te pakken. In een eerste fase (strategisch-commercieel plan ) moet een toekomstvisie ontwikkeld worden, die dan uitgewerkt wordt in een resultaatgericht projectenplan (fase 2). Dat moet leiden tot investeringen die de aantrekkelijkheid van het commerciële centra voor de consument verhogen en de handelsactiviteiten in steden en kerngemeenten een nieuwe impuls geven. Het strategisch-commercieel plan is als volgt opgebouwd: • analyse van de aanbodzijde (handelsapparaat): winkelgebieden werden afgebakend, het commercieel en dienstverlenend apparaat werd zowel aan een kwantitatieve (aantal, netto verkoopsvloeropp., brancheverdeling) als kwalitatieve analyse onderworpen • analyse van de vraagzijde (consumenten): afbakening van de commerciële invloedssfeer van het kernwinkelgebied Aarschot (Aarschot Centrum en Schaluin) d.m.v. enquêtering en analyse van demografische en fiscale gegevens • SWOT- analyse van het winkelapparaat: sterkten/ zwakten/ kansen/ bedreigingen en ontwikkelingen die het lokale niveau overschrijden (maatschappelijke variabelen en recente ontwikkelingen in de detailhandel) • de ontwikkelingsvisie en acties: het verhogen van de stedenbouwkundige en verblijfskwaliteit (weren van niet-bestemmings- en parkeerzoekverkeer, sfeerschepping, inrichting openbaar domein)
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
124
Aarschot heeft van het Vlaamse Gewest echter geen steun ontvangen in het kader van het Mercuriusfonds, waardoor aan het rapport geen gevolg werd gegeven naar concrete projectuitvoering toe. Enkel een parkeersignalisatieplan ligt in het verlengde van deze studie.
6.5.5.
ANDERE PLANNEN EN PROJECTEN
6.5.5.1.
Structuurschets Aarschot 1981 - Structuurschetsen dorpskernen 1990
In 1981 werd door het ISRO (Interfacultair Instituut voor Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) van de KU Leuven een aanzet gegeven tot het opmaken van een eerste structuurschets voor Aarschot. In de nota “Ontwerp doelstellingen m.b.t. de toekomstige ruimtelijke ordening in de gemeente Aarschot” werden volgende doelstellingen geformuleerd:
• • • • •
versterken van het stedelijk hoofdcentrum en verhogen van de identiteit van ondergeschikte woonbuurten (functionele hiërarchie) het streven naar meer geconcentreerde woonvormen, binnen het principe van gebundelde deconcentratie. het verbeteren, behouden en/of herstellen van het woon- en leefklimaat in de verouderde woongebieden bescherming, inrichting en beheer van open ruimten, van ecologisch of landschappelijk waardevolle gebieden en van economisch waardevolle landbouwgronden het verminderen van de mobiliteitsbehoefte en beïnvloeding van de keuze van verplaatsing
Begin jaren ’90 werd aanvang genomen met het opstellen van structuurschetsen voor de verschillende dorpskernen. Algemeen geldende beleidsopties werden opgemaakt voor geheel Aarschot, specifieke opties voor de kernen. Basisoptie is het verhogen van de leefbaarheid en de kwaliteit van de woonomgeving in de dorpen. De kernen moeten weer aantrekkelijke woongebieden worden, zodat wonen in het dorp gestimuleerd wordt. De leefbaarheid wordt verhoogd door het aanpassen van de openbare ruimte zodat er een evenwicht komt tussen verblijfsen doorgangsruimte (aangepaste snelheid, gelijkstelling van alle weggebruikers in de dorpskom, het creëren van openbare verblijfs- en ontmoetingsruimten). Ook het versterken of ontwikkelen van gemeenschapsfuncties, zowel privé als openbaar, verhoogt de aantrekkingskracht van de dorpskern. Verder dient het dorpswonen gepromoot te worden door inbreiding en renovatie van de kern en uitbreiding buiten de kern alleen toe te staan als die gegroepeerd opgevat is en centrumversterkend werkt. In de verschillende kernen werden van eind 1990 tot voorjaar 1992 met de betrokken bewoners hoorzittingen georganiseerd. Het aan deze structuurschetsen gekoppelde actieplan voorziet in de eigenlijke herinrichting van de dorpskernen. De eerste fase is momenteel uitgevoerd (Langdorp, Wolfsdonk en Gelrode). 6.5.5.2.
Doortocht Rillaar 1984-’90
In het kader van de pilootprojecten van het programma “Leefbare Doortochten” heeft het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur de gewestweg N10 Diestsesteenweg ter hoogte van de dorpskern Rillaar heringericht. De studie werd in samenwerking met Langzaam Verkeer opgestart in 1984 en werd gerealiseerd in 1990. Het bijzondere aan dit project is dat de doortocht niet
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
125
enkel heringericht werd in functie van het gemotoriseerd verkeer, maar dat er tevens ook rekening gehouden werd met factoren als verkeersleefbaarheid, randactiviteiten en ruimtelijke inpassing. Uit de evaluatie blijkt het succes van het project. Niet alleen vindt iedereen dat de dorpskern mooier is geworden, maar daalde zowel het aantal en de ernst van de ongevallen als de snelheid. 6.5.5.3.
Demervalleiprojecten
6.5.5.3.1. ecologisch impulsgebied Demer en Dijle Het project Ecologisch Impulsgebied Demer en Dijle werd door AMINAL, afdeling Natuur eind 1993 opgestart met een planningsfase. Het gehele impulsgebied werd verkend, afgebakend en beschreven. Ongeveer 10.000 ha werden opgenomen in een gebied langs Demer en Dijle strekkende van Diest tot Overijse- Waver. Een visie op de gewenste natuurontwikkeling werd uitgewerkt en er werd gezocht naar de mogelijke knelpunten die een dergelijke ontwikkeling in de weg konden staan. De planningsfase werd afgerond met de uitwerking van een operationeel programma. Halfweg 1995 werd gestart met de voorbereiding en realisatie van de projecten. De structuurvisie is ondertussen gedeeltelijk achterhaald. Heel wat projecten die er in voorgesteld worden, zijn niet opgestart. De belangrijkste projecten die wel opgestart zijn in het ecologisch impulsgebied en zich binnen het grondgebied van Aarschot situeren zijn: het Integraal Waterbeheer Project van de Demer (zie verder) en het project Eykelberg (Gelrode, heideherstelproject). Ook het project “De Laak, een groen lint door de stad” wordt door het ecologisch impulsgebied Demer en Dijle gesteund. 6.5.5.3.2. integraal waterbeheerproject van de demer Op initiatief van de afdeling Water van AMINAL werd begin 1996 het Integraal Waterbeheersproject (IWP) voor de Demer opgestart. Bedoeling is voorstellen te formuleren voor een nieuw beheer van Demer. Uitgangspunten zijn dat vooral in de zomer het Demerpeil hoger moet komen, dat bij hoge waterstanden de natuurlijke bergingscapaciteit (buffering) van de vallei maximaal aangesproken wordt en dat de veiligheid niet in het gedrang mag komen. Deze aanpak is niet alleen gericht op het ontwerpen van de waterbeheersinfrastructuur, maar ook op het ontwikkelen van beheersinstrumenten die de waterbeheerder toelaten zijn beslissingen beter te onderbouwen. 6.5.5.3.3. project de Laak, een groen lint door de stad De (Grote) Laak is van oorsprong een leibeek of laak, die de functie had de overstroombare valleien te draineren en bij piekdebieten een gedeelte van het Demerwater om te leiden rond de stad. Door het rechttrekken van de Demer en de aanleg van de oostelijke ring rond Aarschot werd de Laak van de Demer afgesloten. De Laak kwam droog te staan en werd een dode riool. Het Regionaal Landschap Noord-Hageland vzw heeft een projectvoorstel opgemaakt om de Laak opnieuw watervoerend te maken door het graven van een nieuwe bedding door Bekaf en de installatie van een pomp. Aan en op de oevers zal streekeigen groen aangeplant worden en er komen paaiplaatsen voor vissen, faunapassages, hengelplaatsen, poelen. Langs de oever komen een wandel- en fietspad, infoborden, zitbanken. . In samenwerking met de stad Aarschot en het
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
126
Demerbekkencomité werden de zorg voor het historisch erfgoed (het “Saske op de Grote Laak”), de stadskernherwaardering en het streefdoel naar een ecologisch levende Laak aan elkaar gekoppeld. Bovendien steunt het Ecologisch Impulsgebied Demer en Dijle dit project. 6.5.5.4.
Stadsvernieuwingsproject Amerstraat en ’s Hertogenmolens
Het project ’s Hertogenmolens en Amer is gesitueerd ten noorden van het kernwinkelgebied van Aarschot en omvat de Demer vanaf de Hoogbrug (Theofiel De Beckerstraat) tot aan de spoorweg. Het project geeft een globale visie op de beschermde maar leegstaande preindustriële site van ’s Hertogenmolens en de ruime omgeving ervan. Concreet heeft het onder meer betrekking op de restauratie en de inrichting van ’s Hertogenmolens en het eilandje in de Demer zelf, de bouw van een wandelpromenade op de oever van de Demer met een voetgangersbrug over de Demer tussen de Amerstraat en Ten Drossaarde, de ontwikkeling van projecten langs de spoorweg en Demer met kantoor-, woon- en handelsfuncties. De Demer krijgt door het ontwerp van Robbrecht en Daem architecten eindelijk zijn betekenis als slagader voor de stad terug. Door de rivier zichtbaarder aanwezig te maken in het stadsbeeld moet de relatie tussen de stad en de Demer worden hersteld. Naast de Demer worden ook de stationsomgeving en de grote – bijna overschaalde – lanen op de plaatsen van de oude stadsvesten als strategische projecten erkend. Dit stadsvernieuwingsproject werd ingediend en ook goedgekeurd door de Vlaamse Regering waardoor het op haar cofinanciering kan rekenen.
FIGUUR 2: Stadsvernieuwingsproject Robrecht & daem
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 28– LAAKPROJECT
127
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
6.5.5.5.
128
Waterbeheersingsplan Aarschot
In opdracht van de gemeente heeft het studiebureau Mens en Ruimte in 1999-2000 gewerkt aan een gemeentelijk waterbeheersplan. Dit project, dat als voorbeeld kan dienen voor andere gemeenten in het stroomgebied, is supplementair aan de acties die het Gewest treft in het Demerbekken. De problemen op gemeentelijk vlak kan men als volgt omschrijven: teveel water komt te snel in te enge beekvalleien terecht. Het probleem doet zich vooral voor in de Demervallei (o.a. de Demerparking) en in het centrum van Rillaar. Als acties werden voorgesteld: 1° bevorderen van lokale infiltratie van hemelwater 2° vergroten van het kombergend vermogen van de beekvalleien Hieronder valt o.a. het herinrichten van beekbegeleidende gronden, reservatiestroken voorzien via ruimtelijke plannen, het vrijwaren van valleigronden voor bijkomende bebouwing 3° vertragen van de snelheid waarmee hemelwater wordt afgevoerd o.a. door het behoud, onderhoud en uitbreiding kleine landschapselementen, acties op hellingen (herbebossing).
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7.
BEHOEFTEN EN PROGNOSES
7.1.
WONEN
129
De woningbehoeftestudie onderbouwt de visie m.b.t. bijkomende woongelegenheden in het structuurplan. In volgend hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten van de woningbehoeftestudie. Het integraal document is afzonderlijk beschikbaar bij de gemeente. De werkwijze bestaat er in de behoeften te schatten en die behoeften dan af te wegen tegenover de bestaande woningvoorraad. Op die manier kunnen conclusies getrokken worden naar de hoeveelheid woningen die nog te voorzien is en het gewenste beleid. Dit hoofdstuk vormt dan ook de ideale aanzet of schakel naar het tweede deel van het structuurplan, zijnde ‘de gewenste ruimtelijke structuur’.
7.1.1.
BEVOLKINGS- EN GEZINSPROGNOSES
De bijkomende behoefte aan woningen in de stad Aarschot tot 2002, 2007 en 2013, wordt berekend op basis van een bevolkingsprognose. Deze kan een open of een gesloten prognose zijn. Een gesloten bevolkingsprognose is gebaseerd op de te verwachten natuurlijke toe- of afname van de huidige Aarschotse bevolking op basis van sterftes en geboorten (de natuurlijke toe- en afname). Bij een open bevolkingsprognose houdt men niet enkel rekening met interne factoren zoals geboorten en sterftes, maar ook met migraties van en naar Aarschot. Tot op heden trekken in Vlaanderen nog steeds heel wat bewoners weg uit de stedelijke gebieden. Het RSV wenst wat dit betreft een trendbreuk tot stand te brengen. Ook in Aarschot, dat een algemeen positief migratiesaldo kent, stellen we sterke lokale verschillen vast tussen wat er zich voordoet in het stadscentrum, en de deelgemeenten in het buitengebied. 7.1.1.1.
Gesloten bevolkingsprognose
De gesloten prognose vertrekt van de bevolking van Aarschot per leeftijd en geslacht op 31/12/1998. Deze bevolkingsaantallen worden geprojecteerd in de toekomst door rekening te houden met leeftijds- en geslachtsspecifieke overlevingscijfers. Voor het berekenen van het aantal geboorten wordt tevens rekening gehouden met vrouwelijke leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers. De bevolkingsprognoses van Aarschot zijn dus afhankelijk van de huidige structuur van de bevolking. Methodologie Er werd voor de stad Aarschot een bevolkingsprognose opgesteld voor de jaren 2002, 2005, 2007, 2010 en 2013 op basis van:
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
130
-
De basisbevolking op 31/12/98 per leeftijd en geslacht voor de stad Aarschot.
-
De overlevingskansen naar leeftijd en geslacht voor de provincie Antwerpen op basis van de sterftetafels 1995 -199712. Hieruit werden de overlevingskansen berekend naar leeftijd voor de totale bevolking. Wij hebben gekozen voor de overlevingskansen naar leeftijd en geslacht van de provincie Antwerpen, en dit na een onderzoek van het natuurlijk saldo van de stad Aarschot in het verleden. De stad Aarschot kent duidelijk hogere overlevingskansen in vergelijking met de andere gemeenten in de provincie Vlaams-Brabant en leunt wat dit betreft dus dichter aan bij de provincie Antwerpen.
-
De leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers (TVC’s) per jaar voor Vlaanderen van 1995 tot 205013. Daarbij werd het ‘scenario 1,9’ gehanteerd, wat betekent dat het totale vruchtbaarheidscijfer zal evolueren naar 1,9 kinderen per vrouw in 2030, in vergelijking met circa 1,6 op dit moment (het vervangingscijfer bedraagt 2,1). Hierdoor kennen we een daling van het aantal jongeren (d.i. ontgroening). Tevens ligt het aantal geboorten lager omdat het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijdsklasse afneemt.
Dit scenario sluit het best aan bij de te verwachten ontwikkeling in Aarschot. Deze TVC’s werden voor ieder jaar van de prognose toegepast op de 14-49 jarige vrouwen van de stad Aarschot. Aangezien het totaal aantal geboorten voor 1998 in feite hoger lag dan het uit de TVC’s berekende cijfer, werd een correctie doorgevoerd. De trend die berekend kon worden uit de TVC-cijfers werd namelijk voor ieder jaar toegepast op het werkelijk aantal geboorten. Bespreking van de gesloten prognose De bevolking van Aarschot zal toenemen tot het jaar 2005, daarna zal ze afnemen tot 2013. Weliswaar niet spectaculair, nl. met zo’n 200-tal personen, d.i. 1% van de huidige bevolking. Deze daling van de bevolking is vooral te merken in de leeftijdscategorie 20 tot 59 jaar. Daarentegen neemt het aantal Aarschotse jongeren toe. Ook de vergrijzing wordt verder gezet. Het aantal mensen in de leeftijdsgroep 60+ en in de leeftijdsgroep 80+ in het bijzonder, neemt fors toe.
12 13
NIS, Bevolkingsstatistieken. Sterftetafels 1995-1197, Brussel, 1998. NIS, Bevolkingsvooruitzichten 1995-2050. NIS en het Federaal Planbureau, Brussel, 1997.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
131
Gesloten prognose van de stad Aarschot, 1998-2013 Absolute cijfers 1998 2000
2002
2005
2007
2010
2013
0-19 jaar
5 492
5 479
5 514
5 666
5 738
5 802
5 740
20-59 jaar
15 461
15 391
15 328
14 957
14 705
14 310
14 008
60+
6 520
6 666
6 731
6 969
7 127
7 328
7 489
80+
963
1 027
1 125
1 326
1 414
1 570
1 668
Totaal
27 473
27 535
27 573
27 592
27 570
27 440
27 237
1998
2000
2002
2005
2007
2010
2013
0-19 jaar
19,99
19,90
20,00
20,54
20,81
21,15
21,07
20-59 jaar
56,28
55,89
55,59
54,21
53,34
52,15
51,43
60+
23,73
24,21
24,41
25,26
25,85
26,70
27,50
80+
3,51
3,73
4,08
4,80
5,13
5,72
6,12
Totaal
100
100
100
100
100
100
100
1998
2000
2002
2005
2007
2010
2013
0-19 jaar
100
99,76
100,40
103,17
104,48
105,65
104,51
20-59 jaar
100
99,54
99,14
96,74
95,11
92,55
90,61
60+
100
102,24
103,23
106,89
109,31
112,39
114,86
80+
100
106,65
116,80
137,65
146,79
162,99
173,19
Totaal
100
100,23
100,36
100,43
100,35
99,88
99,14
Procentueel
Index (1998 = 100)
TABEL 11: GESLOTEN PROGNOSE VAN DE STAD AARSCHOT, 1998-201314.
14
Bron : Cijfers 1998 Stad Aarschot, overige cijfers eigen berekening Groep Planning
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 7.1.1.2.
132
Open bevolkingsprognose
Methodologie Doordat bij een open prognose rekening wordt gehouden met het natuurlijk saldo van de bevolking (geboorten en sterftes) en de migratie (inen uitwijking), geeft deze berekening een betere benadering van de werkelijkheid. Voor het berekenen van de open bevolkingsprognose wordt dezelfde methodologie gehanteerd, als voor de gesloten bevolkingsprognose, wat betreft de basisbevolking, de overlevingskansen en de leeftijdspecifieke vruchtbaarheidscijfers. De invloed van migraties op de bevolking binnen deze prognose wordt uitgedrukt in migratiecoëfficiënten. Deze werden als volgt berekend: -
Voor de periode 1988-1997 werd per jaar en per leeftijd het migratiesaldo berekend en vergeleken met de totale bevolking binnen deze leeftijdscategorie. Aangezien er grote schommelingen merkbaar waren tussen de jaren onderling, o.a. te wijten aan de schrappingen van ambtshalve en herinschrijvingen, werd een tienjaarlijks gemiddelde berekend. In de prognose worden deze migratiecoëfficiënten constant gehouden.
-
Migraties zijn leeftijdsgebonden, dit blijkt o.a. uit onderzoek van Michel Poulain15. Volgens Poulain is de mobiliteit het grootst bij 2425 jarigen. Tussen 25 en 60 jaar neemt de mobiliteit voortdurend op exponentiële wijze af. Exact op de leeftijd van 60 jaar voor vrouwen en op 65 jaar voor de mannen, zijn er plaatselijke maxima te meten en dit door pensioensgebonden migratie. Boven de 65 jaar neemt de mobiliteit verder langzaam af en bereikt tenslotte op 74 jaar bij de mannen en 72 jaar bij de vrouwen een absoluut minimum. Op die leeftijd speelt fysieke afhankelijkheid nog geen uitgesproken rol en zijn er weinig elementen die een verandering van woonplaats verantwoorden. Boven de 75 gaat de mobiliteitscurve - en dit vooral bij de vrouwen - weer omhoog. Het is de leeftijd waarop men weduwe, weduwnaar of fysiek afhankelijk wordt en naar het rusthuis verhuist of bij één van de kinderen zijn intrek neemt. Tussen de 72 en 95 jaar verdrievoudigt het mobiliteitsniveau bij de vrouwen, maar dat valt niet zo op in het absolute aantal migraties aangezien het risico blootstaande bevolking dan zeer snel afneemt.
Voor Aarschot zien we een gelijkaardige proces. Aarschot kent gemiddeld een positief migratiesaldo, slechts voor enkele leeftijden kent men een negatief migratiesaldo (d.w.z. dat er meer uitwijkelingen zijn dan inwijkelingen). De leeftijdsgroepen 33 tot 36 jarigen en hun kinderen van 0-4 of tussen 6 en 9 jaar verlaten Aarschot. De 40-jarigen, en ook de 47 en 56 jarigen kennen meer verlaters van de stad dan nieuwe
15
POLAIN M. : ‘Interne Migraties’ in, Bevolkingsvooruitzichten 1995-2050, NIS en het Federaal Planbureau, Brussel, 1997.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
133
inwijkelingen. Bij de oudere bevolking kent men bij de 66, 72 en 83 jarigen en de leeftijdscategorie 93 en 94 jaar, meer stadsverlaters dan stadsinwijkelingen. Resultaten van de open prognose Open prognose voor de stad Aarschot, 1998-2013 Absolute cijfers 0-19 jaar 20-59 jaar 60+ 80+ Totaal Procentueel 0-19 jaar 20-59 jaar 60+ 80+ Totaal Index 0-19 jaar 20-59 jaar 60+ 80+ Totaal
1998 5.492 15.461 6.520 963 27.473
2000 5.419 15.524 6.711 1.040 27.653
2002 5.377 15.603 6.822 1.154 27.802
2005 5.408 15.442 7.130 1.378 27.979
2007 5.389 15.332 7.335 1.479 28.056
2010 5.343 15.148 7.611 1.656 28.102
2013 5.162 15.059 7.844 1.774 28.064
19,99 56,28 23,73 3,51 100
19,60 56,14 24,27 3,76 100
19,34 56,12 24,54 4,15 100
19,33 55,19 25,48 4,93 100
19,21 54,65 26,14 5,27 100
19,01 53,90 27,08 5,89 100
18,39 53,66 27,95 6,32 100
100 100 100 100 100
98,67 100,40 102,93 108,02 100,66
97,90 100,92 104,63 119,79 101,20
98,46 99,87 109,35 143,13 101,84
98,13 99,17 112,50 153,59 102,12
97,29 97,79 116,73 171,93 102,29
93,99 97,40 120,30 184,18 102,15
TABEL 12: OPEN PROGNOSE VOOR DE STAD AARSCHOT, 1998-2013 Volgens de open prognose neemt de Aarschotse bevolking tegen 2013 met zo’n 2% toe. Dit is vooral te danken aan de migraties. De natuurlijke loop van de bevolking (geboorten en sterftes) zorgt slechts voor een lichte stijging van een aantal leeftijdsklassen. Het aantal jongeren zal met drie procent afnemen terwijl hun aandeel ten opzichte van de totale bevolking slechts in geringe mate afneemt. Het aantal 20 tot 59 jarigen neemt vanaf het jaar 2007 met twee procent af. Deze groep, namelijk de actieve bevolking, zal ook ten opzichte van de gehele bevolking procentueel afnemen. De zestig en tachtig plussers zullen zowel in aantal als in aandeel enorm toenemen. Concreet wil dit zeggen dat men rekening dient te houden met een toename van het aantal bewoners bovenop de gesloten prognose tegen het jaar 2002 van ongeveer 229 personen. Tegen 2007 verwacht men ongeveer 486 personen meer door migratie.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 7.1.1.3.
134
Te verwachten gezinsgrootte
Om het aantal gezinnen te kennen wordt het aantal inwoners gedeeld door de gemiddelde gezinsgrootte. Algemeen wordt verwacht dat gemiddelde gezinsgrootte zal afnemen in de komende decennia. Hoe sterk die zal afnemen is moeilijker in te schatten. De verschillende berekeningswijzen kunnen tot grote verschillen leiden in de voorspelling. Ook hier grijpen we terug naar de trendbreuk in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het bepalen van de gezinsverdunning gebeurde in drie stappen. -
Eerst werd de evolutie en de prognose van de gemiddelde gezinsgrootte voor het arrondissement Leuven overgenomen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
-
Nadien werd de gemiddelde gezinsgrootte van de Stad Aarschot berekend voor dezelfde jaartallen als deze van de arrondissementele evolutie uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
-
Tenslotte werd de prognose van het arrondissement Leuven gecorrigeerd aan de hand van de voorbije evolutie in de stad Aarschot.
Bij de berekening van de gezinsgrootte werd enkel rekening gehouden met de particuliere gezinnen, de collectieve gezinnen16werden niet mee verrekend omdat hun evolutie geen invloed heeft op de vraag naar particuliere woningen. De gemiddelde gezinsgrootte voor het arrondissement Leuven werd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als volgt berekend.
Arrondissement Leuven
1981
1991
1997
2002
2007
2,82
2,55
2,44
2,35
2,28
TABEL 13: EVOLUTIE EN PROGNOSE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT LEUVEN BRON RSV, P 242. De evolutie van de gemiddelde gezinsgrootte in de Stad Aarschot is als volgt verlopen.
16
Als collectieve gezinnen worden kloostergemeenschappen, gevangenissen, weeshuizen, kazernes enz. beschouwd. Particuliere gezinnen bestaan hoofdzakelijk uit familiale gezinnen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
135
Totale bevolking in particuliere gezinnen
Aantal particuliere gezinnen
Gemiddelde gezinsgrootte
1/3/81
25 865
9 053
2,86
1/3/91
25 985
10 396
2,50
1/1/97
27 049
11 391
2,37
1/1/98
27 105
11 495
2,36
1/1/99
27 231
11 617
2,34
1/1/00
27 259
11 740
2,32
TABEL 14: DE EVOLUTIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN DE STAD AARSCHOT, BRON: VOLKSTELLINGEN NIS Als men de evolutie van de stad Aarschot en het arrondissement Leuven met elkaar confronteert, dan blijkt: 1981
1991
1997
1998
1999
2000
Arrondissement Leuven
2,82
2,55
2,44
2,42
2,41
2.41
Aarschot
2,86
2,50
2,37
2,36
2,34
2.32
Verschil arrondissement-stad
0.04
0,05
0,07
0,06
0,07
0,09
TABEL 15: CONFRONTATIE VAN DE GEMIDDELDE GEZINSGROOTTE IN HET ARRONDISSEMENT MET DEZE VAN AARSCHOT17. De evolutie van de gemiddelde gezinsgrootte in Aarschot loopt parallel met deze van het arrondissement Leuven.
17
Bron: Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (voor de jaren 81, 91 en 99) en Volkstellingen NIS (voor de jaren 98 en 99), eigen berekeningen Groep Planning.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
136
We hanteren als prognoses voor de gemiddelde gezinsgrootte voor de stad Aarschot 2,30 personen per gezin in 2002 en 2,23 in 2007. 7.1.1.4.
Het verwachte aantal particuliere gezinnen
Op basis van de gesloten prognose enerzijds, die toelaat het aantal inwoners te ramen en de te verwachten gezinsgrootte anderzijds, die een daling van de gemiddelde gezinsgrootte laat zien, kan het toekomstig aantal gezinnen worden geraamd. In onderstaande tabel wordt de voorspelde groei van het aantal gezinnen aangegeven. Gezien de prognose gemaakt werd op basis van de gegevens van 1998, wordt hiermee verder gerekend. 1998
2002
2007
2013
27 105*
27 573
27 570
27 237
1
aantal inwoners op basis van een gesloten prognose
2
gemiddelde gezinsgrootte
2,36**
2,30
2,23
2,18
3
aantal gezinnen
11 495
11 988
12 363
12494
4
groei van het aantal ten opzichte van 1998
+ 493
+ 868
+ 999
5
migratie (verschil open-gesloten prognose) in aantal inwoners
+ 229
+ 486
+ 827
6
migratie omgerekend in aantal gezinnen
+ 100
+ 218
+ 379
7
prognose van het totaal aantal gezinnen (3+6)
12 088
12 581
12 873
TABEL 16: VERWACHTE AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN * Aantal inwoners in particuliere gezinnen in 1998. Inwoners die deel uitmaken van een kloostergemeenschap bijvoorbeeld zijn hier niet in opgenomen waardoor het aantal inwoners dat hier wordt weergegeven verschilt van het eerder vermelde aantal (nl. 27.476 inwoners). ** als gemiddelde gezinsgrootte voor 2000 wordt deze van Aarschot gebruikt. Voor deze van 2002 en 2007 zijn het de waarden uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. We nemen aan dat dezelfde tendens zich de komende jaren verderzet en dat de gemiddelde gezinsgrootte tot 2013 ongeveer even snel zal dalen; voor de prognose van het aantal gezinnen in 2013 rekenen we met een gemiddelde gezinsgrootte van 2,18.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
137
Op basis van de gesloten prognose moet men dus uitgaan van een toename van het aantal particuliere gezinnen in Aarschot met 868 tegen het jaar 2007 en met 999 tegen 2013, dat is een toename van respectievelijk 7.6 % en 8.7 %. Dit ondanks het feit dat de bevolking in dezelfde periode niet spectaculair toeneemt. De oorzaak hiervan is gezinsverdunning hetgeen zich in een teruglopende huishoudgrootte uit. De daling van de huishoudgrootte heeft een aantal oorzaken: -
Jongeren gaan eerst een tijdje alleen wonen voor zij gaan trouwen of samenwonen.
-
Gehuwden of samenwonenden krijgen steeds minder kinderen.
-
Mensen worden steeds ouder waardoor de kans groter wordt dat één van de partners achterblijft.
-
Echtscheidingen en daarmee gepaard het toenemend aantal éénpersoonshuishoudens.
Op basis van de migratietendens en vertrekkend van dezelfde raming inzake gezinsgrootte (open prognose), komt men nog eens tot een bijkomend aantal gezinnen van 218 tot 2007 en 379 tot 2013. Dat brengt ons dus op een totale behoefte van 1086 bijkomende wooneenheden tot 2007 en 1378 bijkomende wooneenheden tot 2013. Ondertussen weten we ook dat in de periode 1998-2000 245 nieuwe gezinnen zich bijkomend gevestigd hebben in Aarschot.
Aantal gezinnen ‘91
Aantal gezinnen ‘98
Aantal gezinnen ‘00
Verschil
Aarschot-stad
5 819
6 365
6 489
124
Buitengebied
4 577
5 130
5 251
121
TOTAAL
10 396
11 495
11 740
245
TABEL 17: TOENAME IN AANTAL PARTICULIERE GEZINNEN TUSSEN 1998-2000.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7.1.2.
BEHOEFTERAMING WONINGEN
7.1.2.1.
Demografische woonbehoefte
138
In voorgaande paragrafen werd een gesloten en open bevolkingsprognose gemaakt. Bij de gesloten bevolkingsprognose voor Aarschot worden in totaal 12.363 gezinnen verwacht tegen 2007. Indien men rekening houdt met migratiestromen verwacht men nog eens 218 gezinnen extra, wat neerkomt op 12.581 te verwachten gezinnen tegen 2007. Tegen 2013 worden er – wanneer we uitgaan van een gemiddelde gezinsgrootte van 2,18 – 12.494 gezinnen verwacht (gesloten prognose). Wanneer we van een open prognose uitgaan verwachten we 12.873 gezinnen tegen 2013. De demografische woonbehoefte, dit wil zeggen een woonbehoefte die rekening houdt met de verwachte geboorten en sterftes is gelijk aan de vooruitberekening van het aantal gezinnen plus de woningmutatiereserve. De woningmutatiereserve is het woningbestand plus de frictieleegstand. Frictieleegstand is nodig om vlotte verhuisbewegingen mogelijk te maken. In de omzendbrief RO97/03 wordt de frictieleegstand geschat op 2,5% à 3,5%, afhankelijk van de migratiedruk. In deze studie wordt de frictieleegstand gesteld op 3%. Dit stemt overeen met de frictieleegstand zoals die gegeven is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voor het arrondissement Leuven18. Het aantal woningen wordt gelijkgesteld aan het aantal gezinnen plus de leegstaande wooneenheden. De leegstaande wooneenheden stellen we gelijk aan de frictieleegstand in ’98, d.w.z. 3% van 11.495 = 345 woningen. Het exacte aantal leegstaande woningen is niet gekend, enkel de leegstand van meer dan 1 jaar (+/- 100 woningen). We bekomen een woningaanbod van 11.495 + 345 = 11.840 in 1998. Voor de woningbehoefte betekent dit het volgende:
18
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, integrale versie, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 273.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
1998
Aantal gezinnen
11 495
Nodige frictieleegstand (3,0%) Totale woonbehoefte Bestaande wooneenheden * Leegstand Totaal woningaanbod Aantal te realiseren woningen
139
2002
2007
2013
Gesloten
Open
Gesloten
Open
Gesloten
Open
prognose
prognose
prognose
prognose
prognose
prognose
11 988
12 088
12 363
12 581
12 494
12 873
360
363
371
377
375
386
12 348
12 451
12 734
12 958
12 869
13 259
508
611
894
1 118
1 029
1 419
1952
2055
2338
2562
2473
2863
11 495* 345 11 840
t.o.v. 1998 t.o.v. 1991
TABEL 18: TE REALISEREN WONINGEN IN AARSCHOT Bron :Volks- en Woningtelling 1991; eigen berekeningen Groep Planning * We veronderstellen dat één gezin overeenkomt met één woning.
Dit houdt in dat in de planperiode 1998-2007, rekening houdend met een gesloten prognose, 894 woningen moeten bijkomen in Aarschot om de eigen demografische behoeften op te vangen. De eerste 4 jaar (tussen ’98 en ’02) ongeveer 127 woningen per jaar, de volgende 5 jaar (periode 2002-2007) ongeveer 77 woningen per jaar. Tussen 2007 en 2013 is er een bijkomende behoefte van 135 woningen (gesloten prognose). Volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen moet het ruimtelijk beleid in structuurondersteunend kleinstedelijk gebied gericht zijn op het consolideren en versterken van de stedelijke kern en het stedelijk functioneren door het creëren van een bijkomend aanbod van woningbouw19. Naast de natuurlijke groei heeft de stad dus ook een functie in de opvang van de migratiestromen.
19
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, samenvatting, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 37.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE 7.1.2.2.
140
Behoeften in de sociale woonsector
Het aandeel sociale huurwoningen t.o.v. het gehele woningbestand in Aarschot bedraagt momenteel 2.6% (304 sociale woningen op een totaal van 11.617 in 1999). Dit aandeel ligt onder het Vlaams Gemiddelde (5%). Er is in Aarschot dus zeker nood aan sociale woningbouwprojecten. De omvang van de doelgroep voor sociale woningen wordt in de eerste plaats bepaald door het inkomensniveau. Vanuit de Administratie voor Huisvesting werd gesteld dat vanuit een budgettaire visie 25% van de totale woningbehoeften voorzien moet worden voor sociale huisvesting: 10% door huur- + koopwoningen en 15% door sociale kavels 20. Op basis van bovenstaande redenering dienen volgende aantallen aan sociale huurwoningen en –kavels gerealiseerd te worden. 2002
2007
2013
Gesloten
Open
Gesloten
Open
Gesloten
Open
prognose
prognose
prognose
prognose
prognose
prognose
Totale woonbehoefte
508
611
894
1118
1029
1419
waarvan sociale huur + koop (10%)
51
61
89
112
103
142
waarvan sociale kavels (15%)
76
92
134
167
154
213
Totaal aantal in de sociale sector
127
153
223
279
257
355
TABEL 19: WONINGBEHOEFTE IN DE SOCIALE SECTOR TOT 2002 EN 2007-201321. Afgaande op de plannen van de samenwerkende bouwmaatschappij voor Goedkope Woningen (82 wooneenheden), betekent dit dat er niet voldoende sociale huurwoningen worden gepland tegen 2007. Er bestaat in Aarschot een duidelijke woonbehoefte op sociaal vlak, zowel wat betreft sociale huurwoningen als sociale koopwoningen.
20 21
Nota ‘Woonbehoeften in Vlaanderen’, Administratie voor de Huisvesting. Eigen berekeningen Groep Planning.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7.1.3.
141
VERDELING VAN DE BEHOEFTEN OVER STEDELIJK GEBIED EN BUITENGEBIED
Hoe moet de behoefte aan 894 woningen tegen 2007 nu verdeeld worden over het stedelijk en het buitengebied? Een deel van Aarschot behoort immers tot het stedelijk gebied, een ander deel tot het buitengebied, waar volgens de uitgangspunten van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen alleen voor de natuurlijke groei mag worden gebouwd. Rillaar, Gelrode, Wolfsdonk, Gijmel en Langdorp worden als buitengebied beschouwd. Als hypothese wordt verder aangenomen dat de deelgemeente Aarschot, aangevuld met de statistische sector Dorenberg het stedelijk gebied van de gemeente vormt. Volgens de gesloten prognose zijn er 894 woningen nodig in Aarschot tot 2007. Op basis van de Volks- en Woningentelling van 1991 is 46 % van de Aarschotse woningen in een van de deelgemeenten van het buitengebied gesitueerd en 54 % in het stedelijk gebied. Dit betekent dat 46 % van de woningbehoefte tegen 2007 in het buitengebied dient te worden gerealiseerd, te weten maximaal 411 woningen. De overige 483 woningen dienen binnen de grenzen van het stedelijk gebied gerealiseerd worden. Het surplus uit de open prognose dient eveneens in het stedelijk gebied gerealiseerd worden. Dat geeft nog eens 224 bijkomende woningen in stedelijk gebied. Tegen 2013 is er volgens de gesloten prognose een bijkomende behoefte van 1029 woningen, 473 (46 %) in buitengebied en 566 (54 %) in stedelijk gebied. Het surplus uit de open prognose dat in het stedelijk gebied gerealiseerd dient te worden bedraagt 390. Conclusie: De woonbehoefte tot 2007 voor het stedelijk gebied wordt op 707 woningen geraamd, de behoefte van woningen in de kernen van het buitengebied komt op 411 woningen. Tot 2013 wordt de behoefte voor het stedelijk gebied op 956 woningen geraamd, de woonbehoefte in de kernen van het buitengebied bedraagt 473 woningen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7.1.4.
WONINGVOORRAAD
7.1.4.1.
Inventaris van de onbebouwde percelen – juridisch beschikbare bouwkavels
142
Voor het berekenen van het theoretisch aantal beschikbare bouwpercelen in Aarschot werd de Inventaris van Onbebouwde Percelen( IOP 97) als uitgangspunt genomen. Deze IOP werd opgemaakt door de gemeente Aarschot, voor onbebouwde kavels in woongebied. Van deze kavels kan men juridisch gezien één of meerdere nieuwe bouwkavels maken. Juridisch beschikbare gronden zijn die percelen die volgens een bestemmingsplan (Gewestplan, BPA) of een verkavelingsvergunning bebouwd mogen worden. Het aantal beschikbare bouwkavels op deze bouwgronden hangt af van de bestaande bebouwing in de directe omgeving, en is in het geval van bouwgronden die deel uitmaken van een verkaveling of een BPA, reeds grotendeels bepaald. 7.1.4.1.1. Aanbod aan onbebouwde percelen in woongebied of woongebied met landelijk karakter De inventaris van de onbebouwde percelen is tweeledig: enerzijds is er de inventaris van de onbebouwde kavels in niet-vervallen verkavelingen, anderzijds is er de inventaris van de onbebouwde percelen langs uitgeruste wegen in woongebied (met landelijk karakter)22. Onderstaande tabel geeft per ruimtelijke entiteit weer hoeveel percelen beschikbaar zijn volgens de IOP97.
22
Indien het bebouwingstype niet was aangegeven in de IOP, werd bij de berekening uitgegaan van halfopen bebouwing (10 m kavelbreedte). Dit komt de woonkwaliteit (onder meer straatparkeerprobleem) ten goede.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
Ruimtelijke
Percelen in niet vervallen verkavelingen
143
Percelen langs de uitgeruste weg
Totaal
entiteiten Woongebied
Woongebied met
Aantal
%
landelijk karakter Stedelijk gebied
201
543
204
747
28
Gelrode
0
121
153
274
10.3
Rilaar
40
162
488
650
24.3
-
194
194
7
-
394
394
15
286
124
410
15.4
1 112
1 557
2 669
100 %
Langdorp Wolfsdonk
143
Gijmel TOTAAL
384
TABEL 20: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN AARSCHOT, BRON: IOP INVENTARIS 1997 EN EIGEN AANVULLINGEN Het aantal juridisch beschikbare én uitgeruste kavels in woongebied en woongebied met landelijk karakter in Aarschot, bedraagt dus 3.053. 7.1.4.1.2. Aanbod aan niet ontsloten, onbebouwde terreinen in woongebied, woongebied met landelijk karakter Daarnaast zijn er nog verschillende niet ontsloten, maar juridisch wel bebouwbare terreinen.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
144
Ruimtelijke
Niet ontsloten terreinen in
Niet ontsloten terreinen in
entiteiten
woongebied
woongebied met landelijk karakter
Totaal
ha
aantal
ha
aantal
ha
aantal
%
Stedelijk gebied
4.5
113
0.4
10
4.9
123
24.2
Gelrode
5.7
86
2.5
37
8.2
123
24.2
Rillaar
1.5
23
1.6
24
3.1
47
9.1
Langdorp
-
-
2.6
39
2.6
39
7.6
Wolfsdonk
-
-
3.8
57
3.8
57
11.2
Gijmel
8.0
120
0.1
1
8.1
121
23.7
TOTAAL
19.7
342
11
168
30.7
510
100
TABEL 21: INVENTARIS ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN TERREINEN IN WOONGEBIED NAAR OPPERVLAKTE BRON IOP ’97 EN EIGEN AANVULLINGEN
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen streeft een minimale dichtheid na van respectievelijk 15 en 25 woningen (woongelegenheden) per hectare in de kernen van het buitengebied en in stedelijk gebied. In bovenstaande tabel passen we deze dichtheden toe op Aarschot, uitgaande van de afbakening van buitengebied en stedelijk gebied zoals hoger vermeld. Dit wil zeggen dat het aantal beschikbare kavels in Aarschot dat kan gerealiseerd worden op niet ontsloten, maar juridisch wel bebouwbare terreinen, 510 kavels bedraagt.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
145
7.1.4.1.3. Aanbod aan al dan niet, geheel of gedeeltelijk ontsloten terreinen in woonuitbreidingsgebied Ruimtelijke entiteiten
Percelen langs de uitgeruste
Niet ontsloten terreinen
Totaal
weg ha
aantal
136
27.7
692
828
-
11.0
165
165
35
8.6
129
164
Langdorp
-
-
-
-
Wolfsdonk
-
-
-
-
Gijmel
71
4.0
60
131
TOTAAL
242
51.3
1 046
1 288
Stedelijk gebied Gelrode Rilaar
TABEL 22: INVENTARIS ONBEBOUWDE, UITGERUSTE PERCELEN EN ONBEBOUWDE, NIET ONTSLOTEN GRONDEN IN WUG BRON IOP ’97 EN EIGEN AANVULLINGEN
In Aarschot zijn daarenboven 1 288 kavels beschikbaar in woonuitbreidingsgebied. Ook deze zijn juridisch bebouwbaar, maar weliswaar onder bepaalde voorwaarden.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
146
Conclusie: Het aantal juridisch beschikbare en uitgeruste kavels in woongebied en woongebied met landelijk karakter in Aarschot, bedraagt dus 3.053. Het aantal beschikbare kavels in Aarschot dat kan gerealiseerd worden op niet ontsloten, maar juridisch wel bebouwbare terreinen, bedraagt 510 kavels. Daarenboven 1.288 kavels beschikbaar in woonuitbreidingsgebied. Ook deze zijn juridisch bebouwbaar, maar weliswaar onder bepaalde voorwaarden. In totaal zijn er in Aarschot dus nog 4 851 kavels die vanuit juridisch oogpunt geschikt zijn om te bebouwen. Daarvan liggen 384 in goedgekeurde verkavelingen, 1 454 kavels in woongebied, 1 725 kavels in woongebied met landelijk karakter en 1 288 in woonuitbreidingsgebied. 7.1.4.2.
Reëel beschikbare kavels en woningen
Op basis van bovenstaand onderzoek wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven van het reële aanbod aan bouwmogelijkheden in Aarschot in de planperiode tot 2007. Het reële aantal kavels dat op de markt komt is immers niet gelijk aan het juridisch aantal beschikbare bouwkavels. Dit ligt om een aantal redenen lager. Aanbod Aanbod aan onbebouwde percelen in woongebied of woongebied met landelijk karakter
Aanbod aan niet ontsloten, onbebouwde terreinen in woongebied, woongebied met landelijk karakter
Aanbod aan al dan niet, geheel of gedeeltelijk ontsloten terreinen in woonuitbreidingsgebied
Omschrijving -
-
-
-
de gronden gelegen aan een uitgeruste weg kunnen juridisch gezien onmiddellijk op de markt komen en bebouwd worden een deel van de eigenaars van deze onbebouwde percelen zal echter om familiale, speculatieve of andere redenen niet dadelijk overgaan tot de verkoop of het bebouwen van zijn bouwkavel in de periode 1997 – 2007 zullen dus maar 30% van de uitgeruste percelen in woongebied en woongebied met landelijk karakter en 80% van de percelen in niet – vervallen verkavelingen op de markt komen van de niet – uitgeruste bouwgrondreserve nemen we enkel deze gronden gelegen in (landelijke) woongebieden in rekening voor het berekenen van het aanbod aan bouwmogelijkheden op het grondgebied van Aarschot rekening houdend met een woonequivalent van 15 woningen per hectare in de kernen en 25 woningen per hectare in stedelijk gebied komen we tot 510 mogelijk te realiseren woningen in niet – ontsloten binnengebieden zonder stimulerende maatregelen vanuit het beleid, zullen deze percelen niet op de markt komen het ontwikkelen van deze gronden vraagt immers dat de overheid investeert in de aanleg van wegen en nutsvoorzieningen op deze plaatsen
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
Ruimtelijke entiteiten
Percelen in niet-
Percelen in woongebied en woongebied met
vervallen verkavelingen
landelijk karakter aan uitgeruste weg
80%
100%
30%
45%
(2007)
(2013)
(2007)
(2013)
161
201
224
Gelrode
0
0
Rillaar
32
40
Realisatiegraad Aarschot stedelijk gebied
Langdorp Wolfsdonk
114
143
Gijmel TOTAAL
147
307
384
Percelen in WUG
Totaal
niet ontsloten 100%
0%
2007
2013
336
123
-
508
660
82
123
123
-
205
246
195
293
47
-
274
372
58
87
39
-
118
177
57
-
123
185
121
-
800
1201
510
-
809 630
1.617
2.087
TABEL 23: INVENTARIS REËEL BESCHIKBARE KAVELS, ZONDER ACTIEVE BELEIDSMAATREGELEN, TOT 2007-2013 BRON IOP ’97 EN EIGEN AANVULLINGEN
Conclusie: Zonder stimulerende maatregelen zullen er in de periode 1997-2007 dus slechts 1.617 percelen op de markt komen. Tegen 2013 komen in principe 2.087 percelen op de markt.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
KAART 29– NIET-UITGERUSTE BOUWGRONDEN
148
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7.1.4.3.
149
Verdichtingsmogelijkheden
Verdichting van het bestaande weefsel kan worden gerealiseerd op verschillende manieren, vb. via woningsplitsing, appartementsbouw, woonintensivering, het herbruiken van leegstaande bedrijfspanden voor wonen, enz. Daartegenover staat ook het feit dat sommige woningen te klein zijn om een volwaardig modern wooncomfort te bieden. In sommige gevallen zullen twee kleine woningen samengevoegd worden om wel voldoende woonkwaliteit te bieden. Er wordt verondersteld dat deze twee tendensen elkaar in evenwicht houden en geen reële kwantitatieve rol spelen. Wat betreft de leegstaande bedrijfspanden met woonpotenties, is dit eveneens zo goed als nihil. Het meest in het oog springende geval zijn de ruines van de ’s Hertogenmolens. Gezien hun ligging (zich uitstrekkend over de Demer) lijken ons de woonmogelijkheden beperkt.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7.1.5.
150
CONFRONTATIE VAN DE BEHOEFTE EN AANBOD
In de volgende tabel wordt een vergelijking gemaakt tussen de berekende behoefte, het theoretisch aanbod Ruimtelijke entiteiten
Berekende behoefte (1)
Reëel aanbod zonder stimulerende maatregelen (2)
2007
2013
2007
2013
Stedelijk gebied Aarschot
707
956
508
660
Buitengebied
411
473
1.109
1.427
1.118
1.429
1.617
2.087
TOTAAL
TABEL 24: CONFRONTATIE VAN BEHOEFTE EN AANBOD, BRON: IOP 97, EIGEN BEREKENING GROEP PLANNING. Wanneer we de behoefte (1) vergelijken met het reëel aanbod (2), krijgen we een sterk negatief saldo in het stedelijk gebied en een positief saldo in het buitengebied. Dit wil zeggen dat in de planperiode tot 2007 wel bijkomende stimulerende maatregelen nodig zullen zijn vanuit het beleid, om te kunnen voorzien in de vraag naar bouwgrond in het stedelijk gebied. Wanneer we de prognose voor 2013 bekijken, zien we dat de huidige trend zich verder zet en nog duidelijker wordt. De behoefte in het stedelijke gebied wordt steeds groter. Het aanbod in het buitengebied neemt ook verder toe. Wellicht zullen ook tijdens de volgende planperiode geen bijkomende woongebieden moeten aangesneden worden in buitengebied. Conclusie: De gemeente moet in het stedelijk gebied een actief beleid voeren naar de toekomst toe, om te kunnen voorzien in de woonbehoefte. In het buitengebied volstaat het bestaande aanbod ruimschoots om in de behoefte te voorzien. In het richtinggevend gedeelte kan echter nagegaan worden of dit bestaande aanbod in het buitengebied wel ruimtelijk wenselijk is om aan te wenden voor de lokale behoefte.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
7.2.
BEDRIJVIGHEID
7.2.1.
VRAAG NAAR BEDRIJVENTERREINEN
151
De vraag naar bedrijventerreinen wordt volledig bepaald door de provinciale taakstelling: minimum 25 ha en als streefcijfer 45 ha. Een deel hiervan moet worden voorbehouden voor lokale bedrijven, m.n. de herlocalisatie van ruimtelijk slecht gelegen zonevreemde bedrijven en specifiek in de omgeving van Rillaar.
7.2.2.
AANBOD BEDRIJVENTERREIN
Vanuit een terreininventarisatie is gebleken dat op de industriezone Nieuwland ca. 17 % braakliggende terreinen aanwezig zijn, allen in eigendom van de bestaande bedrijven. Deze reserve gronden liggen willekeurig verspreid over de industriezone. Een aantal bedrijven hebben reservegronden voorhanden, die qua omvang en ontsluiting op zich verkoopbare percelen zouden kunnen vormen. Het grootste bedraagt maar liefst 2,26 ha maar vereist een aparte toegangsweg, tenzij het zou ontsloten worden via het naburige braakliggende perceel. Met de reservegronden onder de 50 a kan weinig aangevangen worden gezien ze dikwijls niet rechtstreeks aan de straat gelegen zijn en bovendien zo verspreid liggen dat een bundeling tot een groot kwalitatief perceel onmogelijk is. Ook op de industriezone Meetshoven zijn verscheidene braakliggende terreinen aanwezig. Ongeveer 4 ha van de braakliggende terreinen blijken in handen te zijn van particulieren. Deze reserve gronden concentreren zich op de percelen gelegen aan de Ter Heidelaan. De KMO-zone Ourodenberg (14 ha) is slechts voor de helft bezet. KMO-zone Wolfsdonk (5.7 ha) is eveneens nog niet volledig bezet, maar moet als reserveterrein voor de voorkomende bedrijven wordt aangezien.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE
8.
152
SWOT - ANALYSE
Bij een SWOT-analyse worden de sterkten (Strengths), de zwakten (Weaknesses), de kansen (Opportunities) en de bedreigingen (Threats) van de stad thematisch in tabelvorm gegoten. De sterkten/zwakten-tabel heeft betrekking op de bestaande toestand, de kansen/bedreigingen-tabel geeft een aanzet tot visievorming omtrent de gewenste ruimtelijke structuur voor de stad, daarbij geconfronteerd met sociaal-economische trends op grote schaal.
RUIMTELIJKE STRUCTUUR ALGEMEEN
•
REGIONALE GERICHTHEID VAN
AARSCHOT
STERKTEN
ZWAKTEN
- ALS GOED UITGERUSTE STAD HEEFT AARSCHOT SAMEN MET DIEST EEN AARSCHOT ONDERVINDT CONCURRENTIE VAN DE OVERIGE KERNEN IN DE DEMERVALLEI. IN DEZE KETEN LIGGEN DE VERSCHILLENDE KERNEN TE DICHT BIJEEN , ZODAT GEEN ENKEL VAN DEZE STEDEN - CENTRUMFUNCTIE VOOR ONDERWIJS, HANDEL, SOCIO-MEDISCHE TOT EEN HOGER NIVEAU KAN UITGROEIEN.
BELANGRIJKE REGIONALE POSITIE
VERZORGING
BEBOUWDE RUIMTE
•
STRUCTUUR VAN HET
- RUIMTELIJK EN FUNCTIONEEL STERK OPGESPLITST KERNSTEDELIJK
- ONGECONTROLEERDE UITWAAIERING VAN DE BEBOUWING
KERNGEBIED
GEBIED,‘CLEAR CUT’ TER HOOGTE VAN SPOORLIJN
RICHTING NOORDOOST: OURODENBERG, GIJMEL EN LANGDORP
- AANTAL DUIDELIJKE FYSIEKE GRENZEN DIE DIT KERNSTEDELIJK GEBIED AFBAKENEN: DE RINGBANEN, DE KONIJNTJESBERG, …
- DE NIET ONTWIKKELDE TERREIN BINNEN DIT KERNGEBIED (BV ROND HET STATION)
COMPACTE BUNDELING VAN HISTORISCH CENTRUM, HANDEL, SCHOLEN, OPENBARE EN SOCIO-MEDISCHE DIENSTEN EN CULTUUR
•
DEELGEMEENTEN
HEBBEN DOOR HUN SPECIFIEKE LIGGING EN TOPOGRAFIE POTENTIE
- DEINEN UIT LANGS STEENWEGEN EN VEROORZAKEN HET
OM EEN EIGEN KARAKTER TE ONTWIKKELEN, IN HET BIJZONDER HUN
DICHTSLIBBEN VAN DE OPEN RUIMTES
LIGGING TEN OPZICHTE VAN DE HEUVELRUGGEN: GELRODE
- HUN GROEI VORMT EEN BEDREIGING VOOR DE OPEN RUIMTES ‘VERBORGEN’ ACHTER DE EIKELBERG, LANGDORP OP DE FLANKEN VAN RONDOM AARSCHOT-STAD DOORN- EN BOS- EN WIJNGAARDBERG, … - MISSEN DUIDELIJK AFLEESBARE KERN
•
DE STREEK KENT EEN STERKE BEVOLKINGSGROEI, VOOR HET GROOTSTE
DE IMMIGRATIE CONCENTREERT ZICH OP DE DEELGEMEENTEN, VEEL
DEEL TOE TE SCHRIJVEN AAN IMMIGRATIE
MINDER OP DE STAD AARSCHOT ZELF.
BEDRIJVIGHEID
EEN BLOEIENDE EN EXPANSIEVE REGIONAAL GERICHTE INDUSTRIE
GEBREK AAN NIEUWE TERREINEN
KLEINHANDEL
- HET CENTRUM VAN AARSCHOT HEEFT REEDS EEN SHOPPING-IMAGO (ZIJ HET LOKAAL GERICHT), HET AANBOD KAN UITGEBREID WORDEN
BETAALBARE PANDEN) GEDAALDE KOOPBINDING (CONSUMENTEN
WONEN
- TREND NAAR SCHAALVERGROTING (HET GEBREK AAN GROTE, WORDEN KRITISCHER EN MOBIELER)
- BEPERKTE DRAAGKRACHT VAN DE BEVOLKING IN HET STADSCENTRUM (VERGRIJZING, VEEL ALLEENSTAANDEN, LAGERE INKOMENS)
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE •
153
ARCHITECTURALE
RELATIEF COMPACT CENTRUM-GEBIED, AANWEZIGHEID VAN EEN
- VERSNIPPERD PATRIMONIUM IN HET CENTRUM GEBIED, GEBREK
KWALITEIT VAN HET
AANTAL HISTORISCHE GEBOUWEN
AAN GLOBAAL STRUCTUREREND ELEMENT
BEBOUWDE GEBIED
- DE VORMLOOS- EN KARAKTERLOOSHEID VAN DE INVALSWEGEN BUITEN HET KERNSTEDELIJK GEBIED
OPEN RUIMTE
•
KWANTITATIEF
•
KWALITATIEF
DE DEMERVALLEI BEHOORT TOT DE BELANGRIJKSTE
BESTAANDE EXTENSIEVE TERREININNAME IN DE DEMERVALLEI.
NATUURCOMPLEXEN VAN VLAAMS-BRABANT
- ‘STRUCTUURKWALITEIT’: DE DEMERVALLEI LIJDT AAN VERDROGING TEN GEVOLGE VAN INFRASTRUCTUUR-WERKEN (HET ZONES:’S HERTOGENHEIDE, VORSDONKBOS, MOLEN “TE LEEFDAAL” RECHTTREKKEN, HET OPHOGEN DIJKEN EN DE VERSNELDE WATERAFVOER).HET ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN COUPURES (MOTTEVALLEI) (STORTPLAATS, VISVIJVER, WEEKENDVERBLIJVEN) BETEKENDE HET - DE SCHERPE AFLIJNING VAN HET COMPACTE STEDELIJKE GEBIED VERLIES VAN HUN NATUURLIJK BIOTOOP. MAAKT DAT OPEN RUIMTEN ER NAUW TEGEN AANSLUITEN - ‘WATERKWALITEIT’: MOMENTEEL WORDT NOG ONGEZUIVERD AFVALWATER IN DE DEMER GELOOSD. - VERSCHILLENDE WAARDEVOLLE LANDSCHAPPEN VERSTERKEN HET
GRONDGEBIED VAN DE DEMERVALLEI TOT TEGEN DE BEBOUWDE
BOSSEN
•
GROEN IN HET STEDELIJK GEBIED
DE STREEK HEEFT EEN HOGE BELEVINGSWAARDE OMWILLE VAN HET
HEUVELFLANKEN WORDEN VOLGEBOUWD OMWILLE VAN HET
AANWEZIG RELIEF.
PANORAMISCH ZICHT OVER DE DEMERVALLEI (LANGDORP)
.
- DE GROTE BOSCOMPLEXEN RONDOM AARSCHOT SPELEN EEN - DE BOSSEN TEN NOORDEN SPOORWEG NAAR DIEST WORDEN OP BELANGRIJKE ROL BINNEN DE GROENE HOOFD-STRUCTUUR. GROTE SCHAAL INWENDIG AANGEVRETEN DOOR DE INPLANTING VAN WEEKEND-VERBLIJVEN. - HET BOSCOMPLEX MEETSHOVEN STUIT DE INDUSTRIE-UITBREIDING IN HET NOORDWESTEN. - DE DEMER BEHIELD ONGEVEER EEN NATUURLIJKE MEANDERLOOP BIJ - DIRECT BUITEN DE STAD IS DE DEMER GEKANALISEERD (STROOMOPWAARTS SCHOONHOVEN, IN HET WESTEN ONBEBOUWD GEBLEVEN. NIEUWLAND).
ZIJN DOORGANG IN DE STADSKERN, DE RIVIEROVERS ZIJN ER
- HET STADSPARK IS AAN DE DEMER GELEGEN, IS GOED GESITUEERD - ONDANKS DE INITIATIEVEN OM DE WATERKWALITEIT TE OPZICHTE VAN HET KERNWINKELGEBIED EN HERBERGT VERBETEREN, WORDT DE DEMER DOOR DE BEVOLKING NOG STEEDS VERSCHILLENDE FUNCTIES WAARONDER HET STADHUIS DE RUG TOEGEKEERD. TEN
•
LANDBOUW
- SCHAALVERGROTING VAN DE BEDRIJVEN VERHOOGT DE
- RELATIEF OUDE BEROEPSBEVOLKING MET EEN ZEER GROOT GEBREK
LEEFBAARHEID VAN DE LANDBOUWONDERNEMINGEN
AAN OPVOLGING
- BELANGRIJKE VEILINGEN EN PROEFTUINEN IN OMGEVING AANWEZIG
- VERSNIPPERING LANDBOUWGEBIED
- ZUIDELIJK GEORIËNTEERDE HELLINGEN TEN ZUIDEN VAN DE DEMER
- OVER HET ALGEMEEN MATIGE LANDBOUWGRONDEN, VAAK ZEER
GESCHIKT VOOR FRUITTEELT
ZANDIG
- SLECHTS EEN BEPERKTE OVERSCHOT AAN MESTSTOFFEN VERKEERSINFRASTRUCTUUR
•
BEREIKBAARHEID VAN
AARSCHOT
- AARSCHOT - INZONDER DE INDUSTRIEZONE - IS GOED ONTSLOTEN VIA DE A2
- VERLINTING (WONEN EN GROOTSCHALIGE WINKEL-COMPLEXEN) LANGS DE VROEGERE INVALSWEGEN VEROORZAAKT VERKEERSONVEILIGHEID EN BEDREIGT DE LEEFBAARHEID VAN DEZE WEGEN.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE •
•
154
BEREIKBAARHEID VAN
- HET CENTRUM IS NAUW OMSLOTEN DOOR DE RING EN HEEFT VIA
- HET KERNWINKELGEBIED IS OP DEZE INVALSWEGEN GESITUEERD EN
HET CENTRUM
VERBINDINGSWEG N223 EEN DIRECTE UITVAL OP DE AUTOSNELWEG,
LIJDT ONDER VERKEERSDRUK EN ONVEILIGHEID
- RUIME PARKEERGELEGENHEID GOED VERDEELD OVER HET
- PARKEERPLAATSEN ZIJN IN HET OOSTEN GELEGEN, BEPERKT
WINKELGEBIED EN DIRECT AANSLUITEND OP DE WINKELSTRATEN
AANBOD IN HET WESTEN
SPOORWEGINFRA-
- HET SPOORWEGSTATION IS CENTRAAL GELEGEN TUSSEN
- TEN NOORDEN VAN AARSCHOT IS ER EEN KNELPUNT TERHOOGTE
STRUCTUUR
INDUSTRIEZONE EN WOONGEBIED.
VAN DE KRUISING VAN DE LIERSE- EN HERSTELSESTEENWEG EN DE TREINSPOREN
- EEN DUIDELIJK ‘LEESBARE’ VERBINDINGSWEG VAN STATION NAAR CENTRUMGEBIED ONTBREEKT
RUIMTELIJKE STRUCTUUR ALGEMEEN
BEBOUWDE RUIMTE
• •
KANSEN
GERICHTHEID VAN
SELECTIE VAN AARSCHOT BINNEN RSV ALS STRUCTUUR
AARSCHOT
ONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBEID
STRUCTUUR VAN HET
HET EXTRA BENADRUKKEN VAN AFBAKENING VAN HET STEDELIJK
KERNGEBIED
GEBIED A.D.H.V. ‘STADSPOORTEN’ IS RELATIEF EENVOUDIG REALISEERBAAR LANGS DE INVALSWEGEN
BEDREIGINGEN
- DE BLIJVENDE URBANISATIEDRUK - AANGROEI IN DE DEELGEMEENTEN TEGEN AARSCHOT AAN - DE VERLINTING VAN DE INVALSWEGEN
DE BRAAKLIGGENDE PERCELEN BINNEN DE RING BIEDEN DE MOGELIJKHEID TOT VERDICHTING VAN HET STEDELIJK WEEFSEL DOOR INBREIDINGSPROJECTEN
•
DEELGEMEENTEN
CONCENTRATIE SCHEPT EEN GROTER DRAAGVLAK EN GEEFT DE BUITENKERNEN DE MOGELIJKHEID HUN EIGEN KARAKTER VERDER TE ONTWIKKELEN.
•
WONEN
WONEN IN HET STADSCENTRUM KAN AANTREKKELIJK GEMAAKT WORDEN ZODAT DE STERKE IMMIGRATIE OP AARSCHOT ZELF GERICHT WORDT
•
KLEINERE GEZINNEN EN EENPERSOONSGEZINNEN VRAGEN NIEUWE VORMEN VAN HUISVESTING, DIE KUNNEN GEREALISEERD WORDEN BINNEN DE INBREIDINGSPROJECTEN
•
KLEINHANDEL
- EEN STERK KERNWINKELGEBIED: COMPACT, CENTRAAL EN GOED BEREIKBAAR GELEGEN, GROTE VERKOOPSVLOEROPP., GEVARIEERD AANBOD
- GESLAAGDE FUNCTIEVERWEVING - INVESTERINGEN KUNNEN DE VERKEERSVEILIGHEID EN DE VERBLIJFSKWALITEIT VERBETEREN, HERAANLEG VAN DE GROTE MARKT ALS HART VAN DE STAD
- CONCURRENTIE VAN NABIJGELEGEN KERNEN EN BAANWINKELS - UITZWERMEN VAN GROOTSCHALIGE HANDELSZAKEN LANGS DE INVALSWEGEN
STRUCTUURPLAN AARSCHOT – INFORMATIEF GEDEELTE OPEN RUIMTE
•
ALGEMEEN
155
- HET VERBINDEN VAN GROTE NATUURZONES AAN DE
- CONTSTANTE BEDREIGING (VOORAL VAN OPEN RUIMTE) DOOR
HOOFDSTRUCTUUR DEMERVALLEI VERHOOGT DE SLAAGKANSEN OP
GRONDSPECULATIE VOOR INDUSTRIE OF WONEN
BEHOUD VAN OPEN RUIMTE
- HEIDEONTWIKKELING IN DROOG HAGELAND : ’S HEERTOGENHEIDE EN KLOESEBOS
- HET BLIJVENDE GEVAAR VAN OVERSTROMING - PROBLEMATIEK ZONEVREEMDE RECREATIE - DALING VAN DE BIODIVERSITEIT OA DOOR POPULIERAANPLANT EN NAALDHOUTAANPLANT
• •
DEMERVALLEI-
MENIG PROJECT IS REEDS OPGESTART TER HERWAARDERING VAN DE
PROJECTEN
DEMER EN LAAKVALLEI
GROEN IN HET STEDELIJK GEBIED
- DE DOORGANG VAN DE DEMER IN DE WOONKERN IS KARAKTERVOL: GROOTSTE PROBLEEM VAN DE DEMERDOORGANG IN AARSCHOT IS ‘S HERTOGENSMOLENS, DE DE VERVUILING. DEZE DIENT PRIORITAIR AANGEPAKT TE WORDEN. OEVERS ZIJN NIET BEBOUWD.
ZACHT MEANDEREND, EILANDJE AAN
- AANSLUITEND OP HET STADSPARK IS HET DUS RELATIEF MAKKELIJK GROENSLINGER / RUGGENGRAAT LANGS DE DEMER TE REALISEREN. EEN
•
LANDBOUW
- MOGELIJKHEDEN TOT BEHEERSLANDBDOUW
- BEPERKTE MOGELIJKHEDEN MET BEDRIJFSOPVOLGING
- TOERISTISCH AANTREKKELIJKE STREEK MET MOGELIJKHEDEN NAAR MARKTEGERICHTE VERBREDING: HOEVETOERISME
- EROSIE VAN GRONDEN IN HET ZUIDEN - WAARDEVOLLE LANDBOUWGEBIEDEN ZIJN ZEER GEVOELIG VOOR OVERBEMESTING EN VERSTORINGEN IN DE WATERHUISHOUDING
VERKEERS-
•
BEREIKBAARHEID VAN
•
SPOORWEGINFRA-
- SPOORWEG(BERMEN) VORMEN VEELAL EEN SCHEURLIJN IN HET
STRUCTUUR
STEDELIJK WEEFSEL; IN AARSCHOT ECHTER KAN DEZE
INFRASTRUCTUUR
AARSCHOT
HET SLUITEN VAN DE NOORDELIJKE RING ZAL ER HET KNELPUNT TER HOOGTE VAN DE KRUISING STEEN- EN SPOORWEGEN VERLICHTEN
BARRIEREWERKING VERSTERKT WORDEN IN ALS ZONERINGS-ELEMENT TUSSEN INDUSTRIE EN WOONGEBIED
- AANTAKKEN VAN DE INDUSTRIEZONE AAN HET SPOOR
.
STRUCTUURPLAN AARSCHOT
Opgesteld te Brugge, september 2005
GROEP PLANNING Vennootschap van stedenbouwkundigen, verkeerskundigen, architecten en ingenieurs. U. KEPPLER, dipl. ing. sted., P. MAES, geograaf-ruimtelijk planner vennoten van Groep Planning Véronique Henderix, architect-ruimtelijk planner Koen Van Bouchout, bio-ingenieur Hannelore Vandorpe, geografe Ans Vanhevel, geografe-ruimtelijk planner Simon Verledens, architect-ruimtelijk planner
156