Informatieboekje (voor)lezen
Welkom op basisschool Het Mozaïek Algemeen Uw kind is in een ontwikkelingsfase gekomen waarbij hij/zij met regelmaat in contact komt te staan met andere kinderen / volwassenen. Dit moment in de ontwikkeling van uw kind is belangrijk voor de taal/leesontwikkeling. Op school vinden veel activiteiten plaats waarbij de ontwikkeling van uw kind gestimuleerd wordt. De taal/leesontwikkeling is daarvan een belangrijk onderdeel. Dit informatieboekje is bedoeld om u als ouder/verzorger tips en ideeën mee te geven om thuis ook mee te werken aan een goede taal/leesontwikkeling van uw kind. We hopen dat u en uw kind samen veel plezier zult hebben! Drie taalvormen Wat wij nastreven is het leren lezen vanzelfsprekend te laten volgen op het leren praten. Door veel activiteiten met prentenboeken te doen komen kinderen in aanraking met een combinatie van beeldtaal, geschreven taal en gesproken taal. Al op heel jonge leeftijd krijgen kinderen met deze drie taalvormen te maken. Gesproken taal spreekt voor zich, want kinderen leren op een heel vanzelfsprekende manier praten door hun ouders na te doen. Met beeldtaal komen kinderen in aanraking zodra ze naar de tv kijken (tekenfilm), in kranten of boeken kijken (foto’s en tekeningen) en op straat om zich heen kijken (uithangborden e.d.). Geschreven taal komen kinderen tegen zodra ze voorgelezen worden en kunnen meekijken naar wat er gedrukt of geschreven staat. Het is belangrijk dat kinderen ervaren wat de mogelijkheden van de drie taalvormen zijn, dat ze gaan snappen wat je er allemaal mee kunt doen.
1. Voorlezen Voorlezen is belangrijk en kan erg gezellig zijn. U kunt uw kind voorlezen als het erom vraagt, of op een vast tijdstip bijv. voor het naar bed gaan. Veel voorlezen is belangrijk voor uw kind. Let daarbij op dat uw kind begrijpt wat u vertelt. Lees eerder voorgelezen boeken nog eens voor. Kinderen vinden het leuk om verhalen ‘te leren kennen’ en gaan door herhaald voorlezen het verhaal beter begrijpen. Kies boeken met thema’s die uw kind aanspreken of waarbij een aanleiding is in de toekomst bijv. een broertje/zusje op komst. Stel korte vragen tijdens het voorlezen, reflecteer aan ervaringen van het kind. Dit noemen we ‘interactief voorlezen’.
2. Bijwijzen Als u uw kind aan het voorlezen bent, wijst u dan met uw vinger eens aan wat u leest. Op deze manier leert uw kind de leesrichting ervaren.
3. Wat staat daar? Deze vraag zult u ongetwijfeld wel eens van uw kind horen, bijv. als u de krant leest of een reclamefolder. Lees gerust voor wat er staat, ook al denkt u zelf dat uw kind er niets aan heeft. Laat uw kind zien dat je met lezen interessante dingen kunt doen. Bijv.; door samen een recept te lezen en vervolgens met dat recept een gerechtje te maken.
4. Prenten boeken Prentenboeken zijn erg mooi. Een prentenboek kunt u op verschillende manier ‘lezen’ met uw kind. Uw kunt het verhaal voorlezen, maar u kunt ook zelf een verhaal maken n.a.v. de platen. Uw kind kan misschien ook zelf een mooie verhaal vertellen n.a.v. de prenten. Ook prentenboeken kunnen goed interactief gelezen worden. Vraag uw kind eens wat er op de plaat te zien is. Indien een prentenboek meerdere keren besproken is met een kind, kan het kind zelf gaan ‘voorlezen’ aan u of broertjes/zusjes.
5. Praten en luisteren Praten en luisteren naar elkaar is erg belangrijk. Zeker voor de taalontwikkeling van uw kind. Als u vaak praat met uw kind, leert het veel woorden kennen. Het vergroot de woordenschat. Gebruik woorden die uw tegen volwassenen ook zou gebruiken. Het liefst met zo weinig mogelijk verkleinwoorden. Praten tijdens het uitvoeren van dagelijkse handelingen is ook erg goed voor de woordenschat. Bijv. Joep, ga je je jas aandoen? Ik maak de rits voor je dicht! I.p.v. Joep, doe je jasje aan, ik maak ‘m dicht.
6. Vertellen Uw kunt uw kind vragen te vertellen over wat het die dag heeft beleefd op school, op de zwemles, enz. Daag uw kind uit door gesloten vragen te stellen bv hebben jullie in de kring gezeten? Wat heb je in de kring besproken? I.p.v. wat heb je allemaal gedaan vandaag? Een kind krijgt op een dag zo veel informatie binnen dat dit niet ineens ‘naar buiten’ kan komen. Forceer het echter niet, ook u heeft waarschijnlijk niet altijd zin om te vertellen. Ook leuk; laat uw kind eens een tekening maken over een gebeurtenis die dag, daarna kunt uw samen de tekening bespreken.
7. Vertellen over een plaat Heeft uw kind een poster of een plaat in zijn/haar kamer hangen? Het is erg leuk om daar dan over te vertellen. Wat zie je? Wat gebeurd er?
8. Nog meer vertellen Heeft u uw kind onlangs een verhaal voorgelezen? Laat het verhaal dan eens navertellen. Waar ging het over? Hoe vond je het verhaal? Ook als u in de auto zit kunt u uw kind laten vertellen over wat er onderweg allemaal te zien is.
9. Vragen stellen U kunt uw kind helpen bij het vertellen door vragen te stellen. Wie waren erbij? Wat is er gebeurd? Waar was het? Hoe is het gebeurd?
10. Poppenkast Heeft u een poppenkast? Laat uw kind dan een poppenkast spelen en natuurlijk gaat u kijken! Uw kind zal genieten als u zelf poppenkast speelt! Geen poppenkastpoppen en een poppenkast? Wat is er nou leuker dan zelf poppen maken van oude sokken en lappen! Daarna een kleed over een laag tafeltje en ….spelen maar!
11. Uitspraak Als u met uw kind praat, spreek dan zelf duidelijk. Uw kind hoort dan goed wat u zegt en kan het dan beter nazeggen. Wanneer uw kind een woord/ zin fout uitspreekt, verbeter dit dan niet, maar zeg het zelf nog eens op de goede manier. Bijv: uw kind zegt: “Wat een lekkere sjokjela”. Zeg dan: “Ja lekker hé, die chocola!”
12. Bibliotheek Prentenboeken zijn vaak duur. Wist u dat uw kind gratis lid kan worden van de bibliotheek? Gezellig samen een boek uitzoeken! Koop niet te snel boekjes, die uw kind zelf zou moeten kunnen lezen. Kijk goed of er een niveauaanduiding in staat. Kinderen die net beginnen met lezen, lezen START boekjes, daarna volgt M3 (medio groep 3) E3 (eind groep 3), M4 (medio groep 4) E4 (eind groep 4) enz. tot E8 (eind groep 8 niveau). Het verschil in de niveau’s zijn met name de woorden. Bij de start boekjes worden MKM woorden (medeklinker-klinker-medeklinker woorden, zoals maan-roos-vis) gebruikt, ook is het lettertype nog erg groot en zullen er veel duidelijke en verhelderende tekeningen in staan. Eind groep 3 is het lettertype kleiner, de woorden moeilijker (mkmm koets, mmkm knoop, mmkmm kring woorden) en er komen veel ‘open lettergrepen’ in voor zoals ko-pen, lo-pen enz. Laat uw kind zelf de boekjes inkijken. Vindt hij/zij het boekje uitdagend? Wil hij/zij het lezen? Dan mag dat zeker! Let goed op dat er geen frustratie ontstaat tijdens het lezen!
13. Leren Lezen Leren lezen wordt mogelijk nadat kinderen weten wat de mogelijkheden van geschreven taal zijn en hoe geschreven taal in elkaar zit. Het ene kind begrijpt dit eerder dan het ander kind, dat is heel normaal. Daarom zien we ook dat sommige kleuters al eenvoudige woordjes lezen en een ander er nog helemaal niet mee bezig is. Als school anticiperen we op deze verschillen. U kunt het vergelijken met leren praten. Het ene kind leert dit vlot en op heel jonge leeftijd, het andere kind praat nog heel moeilijk als het naar groep 1 van de basisschool gaat. Binnen uw gezin komt wellicht dergelijke verschillen tussen uw kinderen ook tegen.
14. Verklank de letter Als u met uw kind bezig bent met letters, is het erg belangrijk dat u rekening houdt met de manier waarop u de letters uitspreekt. Als uw kind vraagt: “Wat is dat voor een letter?” Zeg dan: “rrrr”of “ffff” Zeg nooit; “Dat is de er(r), de ef (f) of de es(s).” Dit zijn de alfabet letters, deze gebruiken we niet bij het praten en spellen van woorden. Bij het spellen van een woord: “ggg-rrr-a-sss” Niet: “gee-er-aa-es”. Zeg bij “eu” nooit e en u apart, zeg gewoon “eu”, ook bij ei, ie, oe, ui, au, ou en ij. Leer uw kind niet het alfabet! Het moet eerst de klanknamen kennen en leren gebruiken.
15. Schrijven Schrijven is moeilijk. Probeert u maar eens een aantal Arabische tekens na te schrijven. Moeilijk hè, die vreemde bewegingen? Op school leert uw kind hoe hij/zij de letters moet vormen. Daarbij beginnen we met grote bewegingen bijv. in de gymzaal, vervolgens worden die bewegingen steeds kleiner en uiteindelijk komt er papier aan te pas. Op grote vellen papier maken kleuters doorgaande lijnen, waaruit later de letters gemaakt kunnen worden. Indien uw kind wil gaan schrijven gebruik dan de schrijfletters zoals u die kunt vinden in bijlage 1. Het is erg jammer als uw kind al mooie letters kan maken, die vervolgens niet overeenkomen met de schrijfletters van school. Dit kan erg frustrerend zijn voor uw kind. Om verwarring te voorkomen is het beter om, zeker in het begin, nog geen hoofdletters te gebruiken. Later kunt u deze gebruiken bij een naam en aan het begin van een zin de hoofdletters.
16. Schrijven bij een tekening Uw kind maakt vast wel eens een tekening. Laat het dan vertellen wat het allemaal gemaakt heeft. U kunt die tekst dan bij de tekening schrijven. Precies dat, wat uw kind vertelt. En….natuurlijk weer voorlezen!
17. Brief of kaart Is dat niet spannend! Een brief of kaartje sturen of zelf krijgen? Laat uw kind vertellen wat er op moet komen staan, u schrijft het op of doet dit samen met uw kind. En dan gaan posten! Wie weet krijg je iet terug!
18. Pengreep Het vasthouden van een potlood / pen vereist enkele vaardigheden van uw kind. Het is belangrijk dat een peuter leert hoe hij/zij een potlood moet vasthouden. Kinderen maken het vasthouden van een potlood snel eigen. Indien er een verkeerde pengreep is, kan dat straks problemen op leveren met het schrijven. De juiste manier is met drie vingers! Duim en wijsvinger houden het potlood vast, het potlood mag dan ‘rusten’ op de middelvinger. Op deze manier moet het potlood kunnen ‘kruipen’ (door het bewegen van duim en wijsvinger gaat het potlood omhoog of omlaag), hiermee oefen je de druk waarmee een potlood vastgehouden wordt.
19. Wanneer schrijven? Uw kind begint in groep 3 met het schijven van letters en woorden. In groep 2 kan het al zijn/ haar eigen naam schrijven. Thuis kunt u dit stimuleren dmv het (na) schrijven van woordjes zoals de eigen naam van het kind of de namen van broertjes of zusjes. Zoals eerder aangegeven; gebruik dezelfde letters als op school! Dit zijn geen hoofdletters!
20. Uw kind vertelt…..u schrijft Zolang u kind nog niet aan schrijven toe is, kunt u zelf opschrijven, wat uw kind zou willen opschrijven. Schrijf precies op wat uw kind zegt. Lees het daarna voor!
21. Geen zin Heeft uw kind geen zin in dit soort dingen of vraagt uw kind er niet om? Voorlezen en vertellen is dan erg belangrijk. Forceer uw kind niet om taalspelletjes mee te doen, maar daag uw kind uit! Forceer niet, daar doet u meer kwaad dan goed mee! Lezen moet leuk zijn en blijven!!!
BIJLAGE 1