Nr
72 JANUARI - MAART 2015
INFORMATIEMAGAZINE OVER DE BRUSSELSE SOCIALE HUISVESTING
info Dossier : Energiebesparingen in de Brusselse sociale huisvestingssector EN VERDER : • INTERVIEW MET MINISTER CÉLINE FREMAULT, BELAST MET HUISVESTING IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST, • INTERVIEW MET MEVROUW BRIGITTE DE PAUW, VOORZITTER VAN DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE BGHM.
BGHM-info BGHM-Info is een publicatie van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij n Verantwoordelijke uitgevers Yves Lemmens Directeur-generaal Dorien Robben Adjunct-directeur-generaal Jourdanstraat 45-55 1060 Brussel Tel. : 02/533.19.11 http://www.bghm.irisnet.be n Redactieleiding Marie-Noëlle Livyns n Begeleidingscomité Alain Adriaensen Abderrahim Cherké Cécile Coddens Valentine Colot Naïma Ghanmi Catherine Grosjean Nathalie Kezer Salma Lasri Xavier Leroy Nathalie Ramani Caroline Osselaer Daniel Termont Jo Van Cleven Pol Zimmer n Vertaling Vertaalbureau Rammant
De BGHM zet zich in voor de bescherming van het leefmilieu en dit informatiemagazine werd op gerecycleerd papier gedrukt.
2
Inhoud nr. 72 : • Het editoriaal artikel van de hoofdredacteur.............................. 3 • Interview met Minister Céline Fremault, belast met Huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (MN. Livyns)....................................... 4 • Interview met mevrouw Brigitte De Pauw, Voorzitter van de Raad van Bestuur van de BGHM (MN. Livyns).................................................... 9 • De Gewestelijke Beleidsverklaring voor de regeerperiode 2014-2019. Belangrijkste rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen voor de Brusselse sociale huisvestingssector (C. Coddens)................................ 10 • Wat houdt de Brusselse Gewestbegroting voor 2015 in petto voor de sociale huisvestingssector ? (C. Coddens).......................................... 12 DOSSIER : ENERGIEBESPARINGEN IN DE BRUSSELSE SOCIALE HUISVESTINGSSECTOR...................................................... 15 • Sociale huurders voor energiebesparingen warm maken. Het voorbeeld van de Lakense Haard. (T. Leenaerts)............................ 15 • Een nieuwe functionaliteit in het kadasterprogramma: de energieboekhouding (R. Rixen)...................................................... 17 • Je energieverantwoordelijke helpt je met de verbetering van de energieprestaties van je vastgoedpatrimonium (J-P. Gerkens).......................... 19 • De rol van de energieverantwoordelijke in het onderhoudscontract (F. Bisshop)........................................................................................ 22 • Eerste balans van de gezamenlijke opdrachten voor de levering van aardgas en elektriciteit tussen de BGHM en de aangesloten OVM’s..... 24 • Energiezuinige gebouwen (EZG) worden door hun bewoners op de proef gesteld. Op weg naar een beter gebruik (S. Cailler)............................. 29 Technieken en methodes................................................................. 31 • Door Leefmilieu Brussel voor de professionals van de sector georganiseerde opleidingscyclus........................................................ 31 Nieuws in ‘t kort............................................................................... 32 • BGHM kent acht erkenningen voor 9 december 2014 toe ................... 32 • Acht nieuwe erkenningsaanvragen lopen tegen 9 december 2014 binnen.............................................................................................. 32 Publicaties........................................................................................ 33 • Conjunctuurbarometer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nr. 28.. 33 • Welzijnsbarometer, Brussels armoederapport in 2014 Observatorium voor gezondheid en welzijn......................................... 33 • Overzicht van het kantorenpark: balans 2013; Brussel Stedelijke Ontwikkeling............................................................ 33 • Overzicht van de productieactiviteiten. Werkplaatsen, opslagplaatsen en vervuilde bodems – Brussel Stedelijke Ontwikkeling.............................. 34 • Activiteitenverslag 2013 van Citydev................................................... 34 • Handelingen van het colloquium, De overheidsmissie in complex gebied, Citydev ....................................................................................................34 • Beter bouwen en verbouwen – nr. 304, november 2014..................... 34 • Le logement social en Europe au début du XXIème siècle.................... 35 Food for thought: “Hedendaagse architectuur houdt zich bezig met huizen. Gewone, doordeweekse huizen voor gewone, doordeweekse mensen. Architectuur heeft geen aandacht meer voor paleizen. Een teken van de tijd”. Le Corbusier
D/2015/5637/115
AAN ONZE LEZERS
De overname van teksten en illustraties is enkel toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie en de auteur en mits de bron alsook de naam van de auteur vermeld worden. De gepubliceerde artikels geven enkel de mening weer van de auteur(s).
Om de ecologische impact van het magazine te beperken, kunt u in plaats van een gedrukt exemplaar ook een elektronische versie ontvangen. Het volstaat een e-mailbericht met uw precieze personalia te sturen naar mnlivyns@bghm. irisnet.be. Met dank voor uw medewerking.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Het editoriaal artikel van de hoofdredacteur Beste lezers,
H
et is niet meer dan normaal om aan het begin van deze regeerperiode kennis te maken met onze nieuwe Voogdijminister en onze nieuwe Voorzitter van de Raad van Bestuur. Ik ben ervan overtuigd dat die kennismaking aan de hand van onze interviews met Minister Céline Fremault en Voorzitter Brigitte De Pauw geslaagd is.
Hierop aansluitend vindt u in dit nummer een artikel over de Gewestelijke Beleidsverklaring van de Brusselse Regering en een artikel over de aanzienlijke middelen die in het kader van het gewestelijk budget 2015 aan huisvesting werd toegewezen. Ons driemaandelijks dossier is dit keer gewijd aan de vermindering van de energiefactuur die de sociale huurders maandelijks in de bus krijgen. De OVM’s pakken energie trouwens niet alleen technisch aan. Een sprekend voorbeeld van een andere aanpak is de sociale dienst van de Modelwijk. Die dienst zet zich er al jarenlang voor in om de huurders van de Lakense Haard ertoe aan te zetten hun energieverbruik binnen de perken te houden. In de artikels vindt u trouwens een concrete beschrijving van enkele verwezenlijkingen in het kader van het kadasterprogramma “Antilope” en van het project “PLAGE” om de opvolging van de energieboekhouding objectief te maken. De ervaringen van Assam-Sorelo, van de Brusselse Haard en van Le Logement Molenbeekois worden erin beschreven. U krijgt ook een artikel waarin een voorlopige balans wordt gemaakt van de gezamenlijke opdracht voor de energielevering die de BGHM in 2007 samen met de OVM’s organiseerde om de inspanningen te bundelen en de sociale huurders bodemprijzen voor de levering van gas en elektriciteit te kunnen aanbieden. Het nummer wordt afgerond met een bijdrage over gebouwen met een hoge energieprestatie. Tot slot breng ik hulde aan de steeds nauwere samenwerking met onze collega’s van Leefmilieu Brussel die onlangs in een passiefgebouw op de site van Tour en Taxis hun intrek namen. Een mooi symbool voor één van de tien door de Brusselse regering opgelijste ontwikkelingspolen. Ik wens u veel leesplezier toe.
• Yves Lemmens, Directeur-generaal
BGHM-Info vind je ook op onze website: www.bghm.irisnet.be/Publicaties/BGHM-info www.bghm.irisnet.be/publicaties/artikels
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
3
Interview met Minister Céline Fremault : « Ik wil bijzondere aandacht schenken aan kwetsbare bevolkingsgroepen (bejaarden, personen met een handicap, personen in moeilijkheden,…) en aan de middenklasse die de middelen in handen moeten kunnen houden waarmee zij hun leven en hun toekomst in Brussel kunnen blijven opbouwen. » Mevrouw de Minister, in de regering Vervoort II beschikt u op budgettair vlak en wat bevoegdheden betreft over een aanzienlijke portefeuille. U bent bevoegd voor huisvesting, levenskwaliteit, leefmilieu en energie. Welke kansen ziet u in die bijzondere bevoegdheidscluster en wat zijn uw precieze ambities in het kader van de GBV en op het kruispunt van die bevoegdheden voor de komende regeerperiode?
D
oorheen mijn bevoegdheden Huisvesting, Leefmilieu en Energie, Sociale actie, Gezin en Personen met een handicap loopt er een duidelijke rode draad en dat is de verbetering van de levenskwaliteit van de Brusselaars. Ik wil bijzondere aandacht schenken aan kwetsbare bevolkingsgroepen (bejaarden, personen met een handicap, personen in moeilijkheden,…) en aan de middenklasse die de middelen in handen moeten kunnen houden waarmee zij hun leven en hun toekomst in Brussel kunnen blijven opbouwen. Wij moeten in Brussel zorgen voor een betere levenskwaliteit voor alle Brusselaars. Tijdens deze regeerperiode 2014-2019 zie ik uitdagingen in de waarborg op kwaliteitsvolle huisvesting voor iedereen, de strijd tegen
4
de stadsvlucht van de middenklasse, de inzet van de bevolkingsaangroei en in de overgang van onze economie naar een duurzamere economie die zorgt voor groene werkgelegenheid. Ik wil mij ook inzetten voor een betere sociale samenhang en een grotere solidariteit in onder andere de armoedebestrijding en de integratie van personen met een handicap. Om de levenskwaliteit van de Brusselaars te verbeteren en de stadsvlucht van de middenklasse in te dijken, wil ik in de eerste plaats het aanbod en de kwaliteit van de woningen optimaliseren, een omkaderde en geplafonneerde huurtoelage invoeren, de toegang tot huisvesting voor lage en middeninkomens vergemakkelijken en de ontwikkeling van een gezonde en veilige omgeving waarborgen. Uiteraard gaat mijn aandacht ook naar het hefboomeffect op economie en werkgelegenheid waarvoor de uitdagingen betreffende leefmilieu kunnen zorgen.
eenvoudig en tegelijkertijd fundamenteel antwoord op de demografische explosie. De GBV bepaalt: “betaalbare en aangepaste woningen bouwen die beantwoorden aan de doelstelling van de sociale mix, nieuwe openbare ruimten en uitrustingen van algemeen nut, en daarbij de vestiging van nieuwe ondernemingen in Brussel bevorderen en een goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer waarborgen. Ook de kwaliteit van leven, architectuur en landschap in deze nieuwe wijken moet als doelstelling worden gehanteerd.”
De Regering Vervoort wil instaan voor de ontwikkeling van tien stadszones. Welke plaats zal uw beleid inzake leefmilieu en huisvesting in die ontwikkelingszones innemen ?
Als Minister voor Huisvesting EN Leefmilieu EN Levenskwaliteit sluit ik uiteraard volledig aan op de GBV. Niemand twijfelt er nog aan dat er in het Gewest meer moet worden gedaan op een kleinere oppervlakte. In technische termen heet dat de noodzakelijke verdichting van de stad. Tegelijkertijd wil niemand de typisch Brusselse levenskwaliteit in gevaar brengen. Dat is immers één van de factoren waarom de stad zo aantrekkelijk is. Het huisvestingsen leefmilieubeleid zal dan ook een prioritaire rol spelen bij de keuzes die moeten worden gemaakt bij de ruimtelijke ordening en de ontwikkeling van die stadszones.
De GBV is glashelder. De ontwikkeling van tien nieuwe wijken is een
Het is dus fundamenteel dat die tien stadszones, waarbij de overheid
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Welke richting gaat u uit met de Alliantie Wonen en het GHP waar de BGHM een centrale plaats inneemt? Welke impulsen wenst u te geven aan het werk met de partners in het kader van vastgoedprojecten die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest soms vrij ingewikkeld kunnen uitvallen?
voor enkele over het gedeeltelijke of volledige grondbeheer beschikt, het mogelijk maken om het door de GBV bepaalde doel te realiseren. Hiermee bedoel ik dat tijdens deze regeerperiode het startschot wordt gegeven voor de verwezenlijking van 6.500 openbare woningen. En daarmee bedoel ik zowel sociale als middenklassewoningen en zowel huur- als koopwoningen. Ik zal er ook in het bijzonder op toezien dat de verdichting van die nieuwe wijken harmonieus en in het voordeel van de groene en blauwe netwerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verloopt. Ik ben ervan overtuigd dat die verdichting van het gewestelijke grondgebied alleen houdbaar is als de kwaliteit niet wordt verwaarloosd. Er moet dus ook worden gezorgd voor meer en gediversifieerde groene ruimten die een netwerk vormen en elkaar aanvullen. Mijn initiatieven via mijn bevoegdheden en de initiatieven van de Minister-President als Minister van Ruimtelijke ordening moeten elkaar aanvullen, versterken en onderling van elkaar afhangen. Die afhankelijkheid is een basisvoorwaarde om de ontwikkeling van die 10 wijken tot een succes te maken.
Met betrekking tot de productie van woningen zijn de uitdagingen in het Gewest niet gering. In dat verband verwijs ik in het bijzonder naar de aspecten die verband houden met het aanbod dat niet aan de vraag voldoet. Momenteel ligt de productie van nieuwe woningen ruimschoots onder de 6.000 woningen waarnaar jaarlijks wordt uitgekeken. Het overzicht van de huisvestingsvergunningen telt jaarlijks om en bij de 4.000 “woonvergunningen” die hoofdzakelijk aan de privésector worden uitgereikt. In het kader van de Gewestelijke Beleidsverklaring 20142019 heeft de Regering zich met betrekking tot de doorstart van de productie van openbare woningen ertoe verbonden om via de Alliantie Wonen ambitieuze doelstellingen te realiseren. In dat verband wordt de productie van 6.500 openbare woningen opgestart. Er worden zowel huur- als koopwoningen en zowel sociale als middenklassewoningen gepland. De BGHM krijgt hiervoor een doorslaggevende rol toebedeeld. Het succes van de opzet hangt zowel van het budgettaire aspect als van de beschikbare terreinen af. En ook de versnelling van de administratieve procedures en de coördinatie van de betrokken actoren zijn van doorslaggevend belang. Wat doelstellingen betreft, wens ik trouwens ook dat het Gewestelijk Huisvestingsplan dat ondertussen alweer 10 jaar geleden werd opgestart - wordt voltooid. De komende jaren moeten er ongeveer nog 3.600 woningen worden opgeleverd en dat Plan moet absoluut tot een goed einde gebracht worden zodat de verbintenissen van mijn voorgangers nageleefd worden.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Wat de methodologie betreft, vond ik het van bij mijn aantreden belangrijk om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen die het mogelijk maken om de doelstellingen inzake woningproductie te realiseren. Ik heb dan ook vrij snel een Raad voor de Coördinatie van de Huisvesting opgericht met in eerste instantie alle openbare huisvestingsactoren om hun samenwerking te verbeteren en de uitwerking van gezamenlijke gemengde projecten aan te moedigen. De openbare sector kan dat echter niet alleen. Daar waar het relevant is, moet er met de privésector worden samengewerkt om voor een toegankelijk aanbod te zorgen. Dat kan onder andere aan de hand van financieringsplannen zoals de PPP’s 1. Op dit moment zorgt de privésector al voor een groot deel van de nieuwe woningen te Brussel. De sector beschikt in dat verband over ervaring en als openbare dienst moeten wij de privésector zo doeltreffend mogelijk begeleiden bij de diverse procedures (meer bepaald voor de verkrijging van de stedenbouwkundige vergunningen en de milieuvergunningen). Ook de privésector moet zijn steentje bijdragen, onder andere met betrekking tot stedenbouwkundige lasten. Ik zie mogelijkheden zoals heuse win-win-samenwerkingsverbanden tussen de overheids- en de private sector. Wat de beschikbare terreinen betreft, zal er bijzondere aandacht worden besteed aan de tien prioritaire wijken die werden aangeduid en aan de versnelling van de uiteenlopende administratieve procedures. Uiteraard kunnen andere grote projecten die op korte termijn voor resultaten zorgen en niet in die tien wijken liggen, op aanzienlijke steun rekenen. Ook in dat verband moet de Raad voor de Coördinatie van de Huisvesting een doorslaggevende rol spelen en hiervoor nauw samenwerken met de toekomstige “overkoepelende instantie” die zal instaan 1 Publiek-private partnerschappen
5
Staatshervorming als nooit tevoren over zoveel beleidsinstrumenten. Uiteraard wil een Minister voor Huisvesting er in de eerste plaats voor zorgen dat de burgers makkelijker toegang tot een kwaliteitsvolle woning krijgen. Het is ongetwijfeld onontbeerlijk dat de overheid hiervoor een aanzienlijk aantal woningen in openbaar beheer en met een sociaal doel verwezenlijkt. Maar dat is niet genoeg.
voor de territoriale uitwerking van de tien prioritaire wijken. Tot slot weze het duidelijk dat ik binnen de Regering er prioritair zal op toezien dat de noodzakelijke begrotingsmiddelen zowel voor investeringen als voor de werking vrijgemaakt kunnen worden om de doelstellingen te kunnen realiseren. Dat werk zal in nauwe samenwerking verlopen met de in ons Gewest voor huisvestingsbeleid verantwoordelijke instanties. En de BGHM hoort daar natuurlijk bij. Zoals gebruikelijk erft ook u dossiers van uw voorgangers over. Wat zijn uw prioriteiten en die van de Regering voor belangrijke en soms gevoelige dossiers zoals het rationaliseringsverloop van de OVM’s, de hervorming van de huurprijs van de sociale woningen en hierbij aansluitend van de financiering van de sector, de precaire bewoningen, de huurprijstoelage in de privésector en tot slot de alternatieve woonvormen? Nooit eerder stond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zo vele uitdagingen, maar tegelijkertijd beschikken wij sinds de zesde
6
Het Gewest beschikt voortaan over meer fiscale autonomie en het is normaal dat de prioriteiten van de Regering in het bijzonder gefocust worden op maatregelen die het begrotingsevenwicht van het Gewest verzekeren en daarmee zijn duurzaamheid waarborgen. In dat verband is het rationaliseringsverloop van de OVM’s één van de absolute prioriteiten, aangezien het een voorwaarde is voor de herfinanciering van het Gewest. Tot mijn tevredenheid nemen de fusies stilaan vaste vorm aan en dat zal op termijn zorgen voor de leefbaarheid van de OVM’s. Ik zal er trouwens in het bijzonder op toezien dat de fusies, na dat lange en soms ingewikkelde verloop, niet alleen daadwerkelijk plaatsvinden, maar ook feitelijk een succes worden. Zodoende kunnen de belangrijkste stakeholders er immers het meeste profijt uit halen. Natuurlijk denk ik in de eerste plaats aan de huurders, maar ook aan alle personeelsleden van die maatschappij. Zij staan immers voor heel wat uitdagingen. Om dat doel te bereiken, heb ik trouwens ook beslist om de opdracht van het aanwezige expertteam te verlengen tot 30 november 2015 via een individuele begeleiding na de erkenningsaanvragen. Ik ben ook heel erg begaan met de leefbaarheid van de sociale huisvestingssector. Dat betekent dat de financieringswijze van de sector en de budgettaire houdbaarheid van ons model in het algemeen gewaarborgd moeten worden. In dat verband moet er vanzelfspre-
kend rekening worden gehouden met nieuwe elementen zoals de recente consolidatie van de BGHM en de aanzienlijke en onophoudelijke stijging van de GST (Gewestelijke Solidariteitstoelage) 2. Een minder recent element dat daarom niet minder onthutsend is. Hierbij kwam ook de hervorming van de huurprijsberekening vaak aan bod. De afgelopen Regeringen hebben hierover nagedacht. Zij hebben zich ertoe verbonden dergelijke hervorming op termijn door te voeren. Nochtans is die hervorming niet uitdrukkelijk als een doelstelling in de GBV opgenomen. Dat zou kunnen betekenen dat dit eigenlijk geen prioriteit is van de Regering. Het gaat inderdaad om een zeer gevoelig onderwerp. Aan het einde van de vorige regeerperiode is er een principiële nota over de hervorming van de huurprijsberekening in de Brusselse sociale huisvestingssector goedgekeurd. Hierin stonden een aantal principes die in geval van een hervorming gevolgd moest worden en waren er een reeks vaststellingen over het huidige huurstelsel opgenomen. Ik zal erop toezien dat er met de sector overleg gevoerd wordt over de door mijn voorgangers vastgelegde kaderprincipes. Momenteel neem ik dan ook geen enkele optie in deze of gene zin. Het is daarvoor nog te vroeg. Ik sta erop dat de analyses en de evaluaties worden voltooid en dat er een sereen debat wort gevoerd waarbij er op regeringsniveau wordt bepaald welke doelen er worden vooropgesteld voor de huurders, de sector en de gewestelijke financiën. Als er op een bepaald moment een beslissing moet worden genomen, vind ik dat er een zo evenwichtig mogelijke oplossing uit de bus moet komen die 2 NVDR: De Gewestelijke Solidariteitstoelage wordt toegekend aan OVM’s die verlies lijden omdat huurders geen of een laag inkomen hebben. Die toelage dekt 75 % van het eventuele tekort dat OVM’s het vorige jaar opliepen (Brusselse Huisvestingscode, art 41, 5)
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
vervolgens gefaseerd wordt ingevoerd. Het gaat hier om een problematiek die rechtstreeks met het dagelijkse leven van mensen te maken heeft en het is dus niet meer dan normaal dat er in deze of gene richting geen onevenwichten ontstaan. Ook de tijdelijke bewoningen worden momenteel onder de loep gehouden om te kijken hoe ze voor de kwetsbaarsten een oplossing kunnen zorgen. Ik bedoel hiermee de mensen die in onhoudbare situaties verkeren, zoals daklozen. Die oplossing mag natuurlijk niet in de plaats treden van de alternatieve woonvormen of de transit- en urgentiewoningen waarover ik het zo meteen zal hebben en die iedereen in staat moeten stellen om een gepaste vorm van wonen te vinden. Of het nu koop- of huurwoningen of sociale, bescheiden of middenklassewoningen zijn. Wat precaire bewoning betreft, namen tot hiertoe slechts 4 OVM’s samen met de BGHM het initiatief om voor die woningen tot bewoonbaarheidsvoorwaarden te komen. Ik vind dat de sector een inspanning zou kunnen leveren om kansarmen in staat te stellen een tijdelijke oplossing te vinden. Als was het maar om hen de nodige stabiliteit te bieden om naar een duurzamere oplossing op zoek te gaan. In dat verband kunnen de verenigingen een rol spelen om die precaire bewoningen te vergemakkelijken via de begeleiding van de betrokken gezinnen en de OVM’s van een “institutionele” gesprekspartner te voorzien. Kortom, tijdelijke bewoningen zijn mogelijk, maar niet om het even hoe en enkel als aanvulling op een klassieker aanbod zoals de geïnstitutionaliseerde urgentie- en transitwoningen. Ook de huurtoelage is één van de absolute prioriteiten van de Regering. Hiermee kan er immers voor worden gezorgd dat heel wat gezinnen het hoofd kunnen bieden aan de onophoudelijke stijging van de huurprijzen op de privémarkt. Tegen uiterlijk 2016 wordt een alge-
mene huurtoelage uitgewerkt voor huurders die op de privémarkt huren. Eerst wordt de tijdens de vorige regeerperiode opgestarte proeffase geëvalueerd en worden gelijkaardige buitenlandse systemen geanalyseerd. Vervolgens wordt er werk gemaakt van de juridische, budgettaire en operationele aspecten (meer bepaald wat de referentiehuurprijzen en het beoogde publiek betreft) die nodig zijn om dat nieuwe beleid in de praktijk te brengen. Een openbare opdracht voor diensten met het oog op de evaluatie van de proefervaring en de omkadering van de denkoefening werd begin 2015 opgestart. De resultaten worden eerlang verwacht. Het is de bedoeling om een reglementering te kunnen voorstellen waarmee het kader van de huurtoelage kan worden ingericht en waarmee de toelage niet later dan 2016 kan worden ingevoerd. Tot slot, wat de alternatieve woonvormen betreft, is er aan ideeën geen gebrek! Denk in de eerste plaats maar aan de situaties waarvoor dringende oplossingen moeten worden gevonden en hierbij gaan mijn gedachten dan uiteraard naar daklozen uit. Nogmaals, precaire bewoningen moeten niet opzij worden geschoven, maar hiermee kan er doorgaans niet voor goede woonomstandigheden worden gezorgd. En zeker niet als gezinnen met kinderen een onderdak moeten krijgen. Mijn eerste concrete maatregel was de uitwerking van de “Housing First”. Er werd in 2014 reeds een budget van 750.000 euro vastgelegd en hiermee kon een gebouw worden aangekocht waar de meest kwetsbare personen terechtkunnen. Ik heb het dan over gezinnen die dringend naar onderdak op zoek zijn. Hiermee kan gedeeltelijk worden tegemoetgekomen aan de verzadiging van de gemeentelijke transitwoningen. De Community Land Trust (CLT’s) is nog een andere alternatieve woonvorm. In dat geval gaat het om koopwoningen. De CLT’s zijn als instrument vrij nieuw voor Brussel, maar
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
in andere landen heeft het systeem zijn sporen ruim verdiend. In de Angelsaksische landen bestaat het al ettelijke decennia. Met CLT’s komen woningen tegen betaalbare prijzen tot stand. Vernieuwing is bijzonder belangrijk om de uitdagingen te kunnen aangaan waarmee wij in het Brussels Gewest wat woongelegenheid betreft, worden geconfronteerd. Het thans in Brussel uitgewerkte CLTmodel is op verscheidene vlakken vernieuwend. Zowel wat de juridische modellen betreft als met betrekking tot het participatiemodel. Ook de verkoopclausules zijn meer dan vernieuwend. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de overheidssubsidie en bijgevolg het feit dat de woningen voor lage inkomens betaalbaar blijven, van generatie op generatie wordt doorgegeven. Er werd een budget van 2.000.000 euro per jaar gepland en op basis van dat voor het Gewest vernieuwende concept moet de productie van minstens honderd twintig woningen tot in 2017 worden opgestart.
Mevrouw de Minister, er staat dus een vrouw aan het hoofd van het Brusselse huisvestingsbeleid (hoewel dat geen primeur is) en er zetelen vier vrouwen in de achtkoppige regering. U bent dan wel niet bevoegd voor het gelijkekansenbeleid, maar u heeft ongetwijfeld een mening. Wat is uw standpunt hieromtrent ? Ik ben uiteraard opgezet met de perfecte pariteit tussen mannen en vrouwen in de Brusselse regering. Dat is jammer genoeg niet in alle regeringen het geval… Ik ben inderdaad niet bevoegd voor het gelijkekansenbeleid, maar dat betekent allerminst dat het mijn strijd niet is. Integendeel. Ik geef toe dat ik in dat verband trouwens nogal obsessief uit de hoek kan komen. De onthutsende kloof tussen gelijke kansen op papier en in de feiten moet absoluut onder de aandacht
7
worden gebracht. De ongewenste effecten doen zich hoofdzakelijk voor op het vlak van de levensomstandigheden en het inkomen van vrouwen en dat heeft uiteraard gevolgen voor de economische en financiële onafhankelijkheid die een basisvoorwaarde voor gelijkheid is. Het is trouwens geen strikt vrouwelijke strijd. Het is een strijd van ons allemaal die symbool staat voor de samenleving die wij voor onze kinderen willen opbouwen. De gelijkheid tussen mannen en vrouwen heeft op hele lagen van de maatschappelijke organisatie betrekking.
8
Werkgelegenheid, besluitvorming, onderwijs, gezondheid, gezin… Vandaag kom ik op voor mijn feminisme dat zich uit aan de hand van uiteenlopende eisen. De noodzaak van een versterkt beleid betreffende positieve discriminatie ten opzichte van vrouwen, de individualisering van de sociale rechten, de onophoudelijke strijd tegen de met gender verband houdende vooroordelen die in het dagelijkse leven problemen blijven veroorzaken en de nultolerantie tegen iedere vorm van al dan niet zichtbaar partner- of gezinsgeweld.
• Interview door Marie-Noëlle Livyns Coördinatrice cel “Studies en Communicatie”, BGHM
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Interview met mevrouw Brigitte DE PAUW, Voorzitter van de Raad van Bestuur van de BGHM Mevrouw de Voorzitter, Kent u de huisvestingssector in het algemeen en de sociale huisvestingssector in het bijzonder? Hoe? Wat is uw mening hierover?
D
e sociale huisvestingssector is voor mij allerminst onbekend terrein. Van 2004 tot 2009 was ik immers lid van de commissie huisvesting in het Brussels Parlement. Ook toen was er natuurlijk al sprake van het probleem van de vele woningaanvragen en het ontoereikende aanbod. Het is een probleem dat al jarenlang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat. Ik kan natuurlijk geen wonderen verrichten, maar ik ben daarom niet minder van plan om samen met het kabinet van Minister Fremault alles in het werk te stellen om de aan de sociale huisvestingssector toegekende financiële middelen zo verstandig en doeltreffend mogelijk te gebruiken en daarbij de renovatieprojecten in een stroomversnelling te brengen. Ik ben ook van plan om de samenwerkingsverbanden met de eigenaars van terreinen in een hogere versnelling te brengen om nieuwbouwprojecten in het kader van de Alliantie Wonen zo snel mogelijk te realiseren. Wat zijn uw ambities met betrekking tot uw nieuwe mandaat? Hoe wenst u uw voorzitterschap te profileren? Als ik als voorzitter een ambitie moet koesteren, moet het een realistische zijn, die de sector ten goede komt. Op het einde van mijn mandaat moet ik als voorzitter samen met de raad van bestuur van de BGHM kunnen
worden geëvalueerd aan de hand van het werk dat wij met het kabinet van de Minister hebben verzet. Ik ben van plan om met de Raad van Bestuur, de administratie en het kabinet ook oplossingen te zoeken voor delicate problemen zoals de vrijmaking van woningen die momenteel worden betrokken door gezinnen met een hoog inkomen of de mutatie van in bovenmatige woningen gehuisveste gezinnen naar aangepaste woningen. Ik ben mij ervan bewust dat de sociale huisvestingssector zowel een kwestie van denken als doen is. Een dubbele aanpak die zowel de huurders als de projecten ten goede komt. Ik ben in ieder geval van plan om overeenkomstig de doelstellingen van de gewestelijke beleidsverklaring mij van harte voor het voorzitterschap van de BGHM in te zetten. Hoe zou u zich in enkele regels aan onze lezers kunnen voorstellen? Als maatschappelijk assistent heb ik een kloppend hart voor alles wat met sociale aangelegenheden te maken heeft. In dat verband kan ik bogen op een lange beroepservaring in de sociale sector en in het politieke bedrijf. Ik was lid van de raad van bestuur van diverse VZW’s en adjunct-kabinetsdirecteur van een Brusselse minister. Zoals eerder gezegd, zetelde ik in het Brussels Parlement en momenteel ben ik voorzitter van het OCMW van Jette. Ik meen te mogen zeggen dat al die mandaten geworteld zijn in mijn bekommernis voor de problemen van de kwetsbaren in onze samenleving en in mijn inzet voor de naleving van ieders rechten. Ik geloof rotsvast in de kracht van het overleg
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
en sluit mij aan bij de Adjunct-directeur-generaal van de BGHM die van overleg een pijler wil maken van haar managementprofiel van de BGHM. Ik ben evenzeer van plan om mijn voorzitterschap van de BGHM in het teken te plaatsen van overleg met alle partners en betrokken overheden. In de vijf jaar die mij als voorzitter gegund worden, wil ik de dynamiek van de sociale huisvestingssector voortzetten en hiervoor reken ik op het professionalisme en de goede wil van alle betrokken partijen. Ik heb al gemerkt dat de administratie van de BGHM zeer doeltreffend is en ik kijk er naar uit om met die woonprofessionals samen te werken en met de Raad van Bestuur en het kabinet ook een hele stapel dossiers tot een goed einde te brengen zodat meer mensen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over degelijke huisvesting kunnen beschikken.
• Interview door
Marie-Noëlle Livyns Coördinatrice cel “Studies en Communicatie”, BGHM
9
De Gewestelijke Beleidsverklaring voor de regeerperiode 2014-2019 Belangrijkste rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen voor de Brusselse sociale huisvestingssector
I
n 2014 vierde het Brussels gewest zijn vijfentwintigste verjaardag. In een kwarteeuw is het stedelijke landschap ingrijpend veranderd. Heel wat wijken en uitrustingen werden vernieuwd en de diensten aan de bevolking, de stedenbouw en de ruimtelijke ordening werden uitgebouwd. Bovendien zette de zesde Staatshervorming met de overdracht van een aantal bevoegdheden naar het Brussels Gewest en de context van budgettaire inspanningen en economische vertraging de nieuwe Regering ertoe aan heldere en ambitieuze prioriteiten te bepalen. Om die prioriteiten tot een goed einde te brengen, worden alle overheidsdiensten te Brussel tijdens deze regeerperiode ontsloten. Die prioriteiten zijn rond drie grote richtsnoeren geconcentreerd: onderwijs, economie en rationalisering van de gewestelijke instrumenten. Naast het in de COMORI-akkoorden bepaalde fusieverloop van de OVM’s, hebben de in de GBV met betrekking tot huisvesting bepaalde maatregelen enkel betrekking op het patrimonium. U vindt ze hierna. • Wat de vierjarenprogramma’s voor de renovatie van het patrimonium betreft, zal de Regering erop toezien dat de OVM’s kunnen beschikken over de middelen waarmee alle woningen aan de normen van de Brusselse huisvestingscode kunnen worden aangepast.
10
• Het is de bedoeling dat de BGHM tijdens onderhavige regeerperiode de productie van 6.500 openbare woningen opstart waarvan 3.000 sociale woningen en 1.000 middenklassewoningen.
huisvesting. De wettelijke termijnen voor projecten die zowel onder gemeentelijke als gewestelijke bevoegdheid ressorteren, zullen verder worden verkort. Het BWRO1 zal onder andere worden herzien.
• De in het kader van het eerste Gewestelijk Huisvestingsplan en de Alliantie Wonen vastgelegde begrotingsmiddelen worden opnieuw geëvalueerd om ervoor te zorgen dat die woningen kunnen worden verwezenlijkt.
• De bestaande structuren worden gerationaliseerd zodat de aanvrager en de ontwerper nog slechts één enkele gewestelijke gesprekspartner hebben die zowel stedenbouwkundige vergunningen en attesten en milieuvergunningen kan behandelen als alle andere aanverwante materies: EPB, bodemvervuiling en preventie-advies brandweer.
• De Regering zal de stedenbouwkundige procedures verminderen voor de sociale woningen en zal alle mogelijkheden nagaan om de overheidsopdrachten doeltreffender te organiseren. Vooruitgang die wordt geboekt in andere hoofdstukken van de Gewestelijke Beleidsverklaring blijft evenmin zonder gevolgen voor de sociale huisvestingssector: • In het kader van de regionalisering van de huurovereenkomst met betrekking tot de hoofdverblijfplaats zal de Regering werk maken van een duidelijke lijst met werken ten laste van de eigenaars enerzijds en ten laste van de huurders anderzijds, waarvan niet mag worden afgeweken. • De Regering zal de stedenbouwkundige procedures vereenvoudigen, onder meer om de verwezenlijking van grote openbare en privé-vastgoedprojecten mogelijk te maken die onder andere bestemd zijn voor
• Er wordt een gewestelijk territoriaal platform opgericht dat uit twee afzonderlijke entiteiten bestaat: het met de sociaaleconomische en territoriale planning belast « Brussels Planbureau » en “de gewestelijke overkoepelende instantie”. Het planbureau zal de volgende instanties omvatten: – de Directie Studie en Planning (de DSP van het BROH), – het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA), – het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ATO), – een deel van de Grondregie, – de cellen die binnen het Bestuur Uitrusting en Vervoer (AED of Brussel Mobiliteit), de MIVB en het BIM belast zijn met de strategische gebiedsplanning, – de themagebonden observatoria.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
“De gewestelijke overkoepelende instantie” moet de uitvoering van de strategische ontwikkelingskrachtlijnen coördineren zowel voor de openbare actoren (Citydev, MIVB, BGHM, Haven, gemeenten, …) als voor de privépartners en moet datgene doen waarmee geen enkele operator belast is (bijvoorbeeld het bouwrijp maken van terreinen, bepaalde studies, … Hierin worden de Maatschappij voor de Verwerving van Vastgoed (MVV), de gewestelijke Grondregie en het overgedragen personeel van het Aankoopcomité samengebracht. • Om de bevolkingsgroei op te vangen, voorziet de Regering in de ontwikkeling van tien nieuwe wijken. Het gaat om de volgende polen: 1. De sites Schaarbeek-Vorming en Tour&Taxis, die complementair zijn met de ontwikkeling van het Kanaal 2. De Heizelvlakte en het NEO project 3. De pool Reyers 4. De Zuidwijk 5. De site van het Weststation 6. De site Josaphat 7. De pool Delta-Vorstlaan 8. De site van de Kazernes van Etterbeek en Elsene 9. De site van de gevangenissen van Sint-Gillis en Vorst 10. De Leopold III-laan en de NAVO-site • Het is ook de bedoeling om de ontwikkeling van andere wijken die aan gewestelijke behoeften voldoen, voort te zetten of op te starten. Er wordt onder andere verwezen naar de Witte Vrouwen2. De Regering zal ook de GSV3 wijzigen om er de principes van een beheerste verdichting in op te nemen die zich correct verhoudt tot de stedenbouwkundige typologie van de wijken. • Tot slot zal de functie van Bouwmeester worden bevestigd en worden diens opdrachten uit-
gebreid tot privé-projecten op gewestelijke schaal. Onderstaande maatregelen hebben meer bepaald betrekking op de door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) beschermde tuinwijken: • Met het oog op een beter evenwicht tussen de bescherming van het erfgoed en om de renovatie van bepaalde wijken te versnellen, is de Regering van plan om het eensluidend advies van de KCML te herzien in het licht van de andere uitdagingen verbonden aan stedelijke ontwikkelingen en in voorkomend geval ook het dwingend aspect hiervan af te schaffen als een meerderheid gunstig heeft geoordeeld in de overlegcommissie. • De uitwerking van patrimoniumbeheerplannen, onder andere voor sociale woningen met inbegrip van de verbetering van de energieprestaties en met naleving van het patrimonium, wordt aangemoedigd. Nog andere maatregelen zullen de sector onrechtstreeks beïnvloeden: • Er wordt een autonome gewestelijke veiligheids- en preventiedienst opgericht. Hiermee moet worden gezorgd voor een betere samenwerking tussen de politiezones en moet het mogelijk zijn om de politiediensten per wijk te reorganiseren, te zorgen voor een kwaliteitsvolle veiligheidsopleiding en het aantal politiediensten te doen stijgen. • De inventaris van de vervuilde bodems moet over twee jaar afgesloten zijn en de bodemordonnantie wordt gewijzigd om de verplichtingen en de administratieve lasten te verminderen.
de Regering erop toezien dat er mobiele containerparken op braakliggende terreinen worden geplaatst zodat alle inwoners niet verder dan drie kilometer afstand van een containerpark verwijderd zijn. Er wordt ook gezorgd voor meer openbare vuilnisbakken, asbakken, openbare toiletten, ondergrondse containers en glasbakken. • De Regering zal ook het aantal voetgangerszones en fietspaden uitbreiden. Er zal in eerste instantie gezorgd worden voor de uitbreiding van de metro naar Schaarbeek en Evere. Hierop aansluitend worden studies georganiseerd over de uitbreiding van de metro naar Ukkel. • Tot slot zal de Regering de mogelijkheid onderzoeken om ongebruikte daken van openbare gebouwen om te vormen tot tuin of horecavoorziening en de daken van de nieuwe torengebouwen die in Brussel worden opgetrokken het statuut van “openbare ruimte” te geven. De Gewestelijke Beleidsverklaring van deze regeerperiode omvat aanzienlijke veranderingen zoals de invoering van de VIe Staatshervorming en de hervorming van instanties die van ver of dichtbij met ruimtelijke ordening te maken hebben. Die grote projecten zullen voor sociale huisvesting van belang zijn. Bovendien zullen de reeds verwezenlijkte projecten zoals de fusie van de OVM’s en Alliantie Wonen worden bestendigd.
• Cécile Coddens, Econoom, “dienst Studies en kwaliteit”, BGHM
• Er wordt gepland het aantal gewestelijke containerparken in vijf jaar van twee naar tien te vermeerderen. Ondertussen zal
1. BWRO: Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening 2. Witte Vrouwen: wijk van Sint-Pieters-Woluwe 3. GSV : Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
11
Wat houdt de Brusselse Gewestbegroting voor 2015 in petto voor de sociale huisvestingssector? B
ij de opstelling van het budget 2015 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd zoveel mogelijk geprobeerd de stijging van de werkingskosten te beperken. Het is ook het eerste budget waarin de BGHM in de gewestelijke begrotingsperimeter wordt geconsolideerd. Sinds september 2014 zijn zowel de BGHM als het Woningfonds, wat statistieken en rekeningen betreft, immers opgenomen in het budget en de rekeningen van het Gewest. Dat heeft aanzienlijke gevolgen, aangezien een onevenwicht in het budget van de BGHM of van het Woningfonds voortaan gecompenseerd moet worden door het budget van het Gewest. Dat heeft vooral te maken met de financieringswijzen die verband houden met de Alliantie Wonen1 waarvan beide instellingen de belangrijkste stakeholders zijn. Hiervoor zal begin 2015 een analyse aan de Regering worden voorgelegd. Rekening houdend met beide elementen klokt de gewestelijke begroting voor huisvesting af op 399.017.000 euro2 en dat is 4% hoger dan de initiële begroting voor 2014. Wat het voor sociale huisvesting bestemde gewestelijke budget betreft, beloopt de stijging 3%. De gewestelijke solidariteitstoelage kent 1. Voor de Brusselse sociale huisvestingssector heeft dat meer bepaald betrekking op het vierjaarlijkse investeringsprogramma 2014-2017 en de productie van 3.000 sociale woningen en 1.000 middenklassewoningen. 2. Het bedrag van 399.017.000,00 euro is uitgedrukt in vereffeningskredieten. Het betreft uitgaven die tijdens het begrotingsjaar 2015 zullen plaatsvinden.
12
de sterkste stijging: 14%. Vervolgens komen de kredieten die bestemd zijn voor de storting van de subsidies en de terug te betalen voorschotten voor de financiering van de renovatieprogramma’s. De andere begrotingskredieten betreffende de sociale huisvestingssector blijven op het peil van 2014. Behalve de aan de OVM’s gestorte inkomensoverdracht om de aan de huurders toegekende sociale verminderingen te financieren (stijging van 1%), worden de andere begrotingsposten niet geïndexeerd. De subsidie voor de animatieactiviteiten in de sociale huisvesting wordt beperkt. De subsidie daalt van 74.000 euro naar 50.000 euro omdat de begrotingskredieten de afgelopen jaren niet volledig werden gebruikt. Het begrotingsjaar 2015 zal de uitwerking van vijf prioriteiten mogelijk maken: 1. De doelstellingen van de Alliantie Wonen voor de productie van sociale en middenklassewoningen en de renovatie van bestaande woningen blijven behouden. De BGHM moet bijdragen tot de start van de productie van 4.000 van de 6.500 geplande woningen (3.000 sociale woningen en 1.000 huurwoningen voor middeninkomens). 120 woningen wordt ter beschikking gesteld volgens de methode van de “Community Land Trust”. De rest via Citydev en de gemeenten via de duurzame wijkcontracten. 2. In de komende jaren wordt een algemene huurtoelage ont-
wikkeld. In dat kader wordt er gezorgd voor de evaluatie van het proefproject waarbij een toelage wordt toegekend aan mensen die op een sociale woning wachten en wordt er werk gemaakt van een studie die ingaat op de juridische, budgettaire en operationele aspecten van een nieuwe toelage. 3. Een Huisvestingsplan voor studenten: tegen de start van het volgende academiejaar wordt het eerste Sociaal Verhuurkantoor (SVK) voor studenten opgericht. Hiertoe worden de aan de SVK’s toegekende kredieten met 1.518.000 euro vermeerderd. 4. Meer steun aan de Brusselaars die prioritaire kandidaten zijn en aan de jongeren via de leningen van het Woningfonds die met 10% worden vermeerderd en naar 1.400 leningen moeten doorgroeien. 5. De vooruitgang in andere prioritaire dossiers zoals de fusie van de OVM’s, de regionalisering van de huurovereenkomst, de strijd tegen leegstaande en ongezonde woningen, de hervorming van het kader van de Verenigingen die zich inzetten voor Integratie via Huisvesting (AIPL), de
nieuwe beheersovereenkomst van de BGHM, de herziening van het besluit over de SVK’s om de kantoren in staat te stellen doeltreffender te werken.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Tabel 1 : Evolutie van de voor huisvesting bestemde begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgedrukt in vereffeningskredieten (in duizenden euro)
2009 initieel
Steun van het algemeen beleid Specifieke initiatieven in het kader van de Huisvestingscode Sociaal huisvestingsbeleid* Fusie van de OVM's
2010 initieel
2012 initieel
2011 initieel
2013 initieel
2014 initieel
groeipercentage 2014-2015
2015 initieel
485
835
1.025
990
835
535
865
62%
803 122.582
755 85.116
2.641 107.696
2.411 122.760
916 146.977
760 192.387
905 197.783
19% 3%
84
84
84
3.284
3.184
3.184
3.184
0%
Subsidie
-
-
-
500
400
400
400
0%
Deelname in het kapitaal van de BGHM en van sommige OVM’s
84
84
84
2.784
2.784
2.784
2.784
0%
7.301
7.301
7.913
8.467
8.570
8.986
8.986
0%
Werking en studies Huisvestingsobservatiecentra voor de BGHM Werkingsdotatie aan de BGHM Sociaal beleid van de sector DMBSH ARHUU’s
150
150
200
200
200
200
200
0%
7.151
7.151
7.713
8.267
8.370
8.786
8.786
0%
7.151
7.151
7.713
8.267
8.370
8.786
8.786
0%
25.948
33.288
34.955
35.509
36.944
39.168
42.014
7%
2.581
2.695
2.749
2.805
2.852
2.925
2.925
0%
2.581
2.695
2.749
2.805
2.852
2.925
2.925
0%
330
330
330
330
330
330
330
0%
PSC’s
1.681
1.681
1.800
1.836
1.860
1.897
1.897
0%
GST
12.031
14.791
16.120
16.582
17.531
19.645
22.437
14%
Sociale verminderingen
9.185
13.677
13.842
13.842
14.257
14.257
14.335
1%
ADL
40
40
40
40
40
40
40
0% -32%
Animatieactiviteiten Productie van woningen GHP-dotatie
100
74
74
74
74
74
50
6.878
7.378
11.179
16.518
16.521
16.775
16.775
0%
212
212
216
221
224
228
228
0% 0%
BGHM-dotatie voor Alliantie wonen
-
-
-
-
-
250
250
Subsidie bouw van sociale woningen en middenklassewoningen
6.666
7.166
10.963
16.297
16.297
16.297
16.297
0%
82.371
37.065
53.565
58.982
81.758
124.274
126.824
6%
1.000
1.000
1.020
1.029
1.046
1.046
0%
80.336
34.030
24.030
20.207
15.301
35.300
36.750
4% 0%
Investeringsprogramma's Expertisepool Toekenning kredieten voor bouw, renovatie en rehabilitatie Dotatie voor bouw, renovatie en rehabilitatie sociale huisvesting
-
-
10.000
8.927
26.834
26.834
26.834
Investeringssubsidies voor sociale woningen en omgeving**
1.535
1.535
18.035
28.328
38.094
60.594
61.694
2%
Toekenning kredieten voor toepassing openbaar beheerrecht
500
500
500
500
500
500
500
0%
34.373
34.373
21.780
26.238
162.166
163.010
169.213
4%
250
250
0%
37.760
43.963
16%
Woningfonds
Werkingssubsidie Investeringsdotatie aan Woningfonds
34.373
34.373
21.780
26.238
16.165
16.021
20.421
23.921
Provisie voor uitzonderlijke lening aan WF voor financiering opdrachten
Andere opdrachten inzake huisvesting
Investeringssubsidies voor innoverende projecten*** Verhuis-, installatie- en huurpremies gemeentelijke regies
37.166 125.000
125.000
125.000
0%
25.027
26.681
30.226
13% 54%
52
902
1321
3151
3039
1970
3027
10066
7.511
9.100
10.500
10.300
9.200
11.540
25%
2.000
625
-69%
Huurtoelage aan particulieren die op een sociale woning wachten SVK’s FEDSVK VIH's Huisvestingsobservatiecentra voor de gemeenten Geïntegreerde privéverenigingen of partnership met openbare actoren
4257
5.085
7.100
7.370
8.598
10.121
11.639
15%
0
150
150
150
150
150
150
0%
1620
2.023
2.400
2.400
2.400
2.700
2.700
0%
100
100
100
100
100
100
100
0%
70
250
250
250
435
235
240
2%
200
200
0%
5
5
0%
"Community Land Trust - Brussel" Centrum voor Gelijkheid van Kansen
Stimuleren van privé-eigenaarschap
TOTAAL
5
100
100
100
100
25
25
25
0%
174.508
137.200
153.663
176.420
335.946
383.398
399.017
4%
* Inclusief het project “Marollen” en de opdracht voor de toepassing van het aan de BGHM toevertrouwde openbaar beheerrecht ** Inclusief project “Marollen” van 35.000 euro. *** Inclusief de 20.000 euro van de investeringssubsidies aan verenigingen die zich met huisvesting bezighouden
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
13
Grafiek 1: Verdeling van de huisvestingsbegroting tussen de verschillende rubrieken en actoren (in duizenden euro).
Steun van het algemeen beleid Initiatieven in het kader van de Huisvestingscode Sociaal huisvestingsbeleid Woningfonds VIHT’s SVK’s VIH’s Verenigingen, innoverende projecten en observatiecentra
In deze grafiek wordt geen rekening gehouden met de 125.000.000 euro aan provisie voor uitzonderlijke lening aan het Woningfonds omwille van de incidentele aard ervan. Het aandeel van het Woningfonds daalt bijgevolg van 169.213.000 euro naar 44.213.000 euro. Tot slot kan worden gesteld dat de aan huisvesting gewijde Brusselse gewestelijke begroting in 2015 met 4% stijgt, zegge met 15.619.000 euro. De onderdelen van die stijging vloeien voort uit de diverse sectoren van de Brusselse openbare huisvesting. Het gaat in hoofdzaak om de dotatie aan het Woningfonds
14
(goed voor een stijging met 6.203.000 euro), vervolgens de sociale huisvesting met een stijging van respectievelijk 2.792.000 euro en 1.550.000 euro voor de gewestelijke solidariteitstoelage en de investeringskredieten, de SVK’s met een stijging van hun budget ten belope van 1.500.000 euro en de investeringssubsidies voor vernieuwende projecten ten belope van 1.057.000 euro. Tot slot stijgen de verhuis- en huurtoelagen met 965.000 euro. De begroting van 2015 voorziet dus in de middelen voor een ambitieus beleid met betrekking tot openbare woningen.
• Cécile Coddens, Econoom, “dienst Studies en kwaliteit”, BGHM
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
DOSSIER Energiebesparingen in de Brusselse sociale huisvestingssector Sociale huurders voor energiebesparingen warm maken. Het voorbeeld van de Lakense Haard. De Vrije Markt
D
e aankondiging van de vrije energiemarkt voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf januari 2007, was de aanleiding voor de vzw Modelwijk en de Lakense Haard om zich te verdiepen in de materie. Maatschappelijk werker Tom Lenaerts ging seminaries volgen in de aanloop naar de vrijmaking. In september 2007 werd een delegatie van Sibelga ontvangen om de veranderingen met betrekking tot de liberalisering toe te lichten aan de personeelsleden van de Lakense Haard. Voor de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dus ook voor onze huurders hield de voornaamste verandering in dat er naast Electrabel ook enkele nieuwe gasen elektriciteitsleveranciers op de markt kwamen. Er kwam keuzevrijheid en de opzegvergoeding voor contracten werd afgeschaft.
Black-outs Met het doemscenario van de black-outs dat ons boven het hoofd hangt, is energie besparen actueler dan ooit tevoren. De huurders sensibiliseren om rationeel om te gaan met hun energieconsumptie is volgens Tom Lenaerts maatwerk van lange adem. Een opleiding sociale begeleiding en rationeel energieverbruik bracht hem dit inzicht bij en in combinatie met de grote
renovatiewerken op de site van de Modelwijk leidde deze cocktail tot een energieproject. De gebouwen 13 en 14 herbergen de eerste 39 appartementen van de Modelwijk die opgetrokken werden volgens de nieuwe standaarden met betrekking tot energiezuinigheid. Performante isolatie, een integrerende verwarmingsmeter, nieuwe thermostaat, een elektriciteitsmeter met dag- en nachttarief enz. De Lakense Haard zorgde met een overzichtelijke energiegids voor een handig werkinstrument, dat de huurder niet enkel informatie en nuttige tips gaf over elektriciteit, water en verwarming, maar hem ook de mogelijkheid bood om zelf zijn energieverbruik bij te houden.
Italië, Syrië, Ethiopië… Gewoontes veranderen vraagt echter wat meer dan een papieren gids die je zelfstandig kan lezen en invullen. Na een rondvraag stapten in september 2010, 6 gezinnen in het energieproject. De doelstelling was de huurders bewust te maken van hun energieconsumptiegedrag. Bewustwording kan vervolgens leiden tot verandering van gewoontes. Op die manier kunnen grote verbruikers hun manier van omgaan met water, elektriciteit en verwarming aanpassen. Tom Lenaerts ging op huisbezoek bij elk van de zes gezinnen. Ethiopische thee, Syrische koekjes, Italiaanse en Georgische gastvrijheid en Belgische ijver zijn warme herinneringen aan het energieproject. Aanvankelijk werd maandelijks samen met de huurders de meterstanden genoteerd en geanalyseerd. Reeds vier
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
maanden later namen de gezinnen zelf de taak op zich om elke maand de indexen te noteren. Om de drie maanden kwam de maatschappelijk werker langs om alle gegevens te bekijken en ze aan de hand van de tabellen en grafieken in de energiegids visueel overzichtelijk te maken.
Gasten Gedurende drie jaar werden de 6 gezinnen opgevolgd en bijgestaan. Onderweg werden tips en nieuwe inzichten uitgewisseld. Na drie jaar energiegegevens verzamelen, werden consumptiepatronen heel duidelijk. De ene winter is de andere niet, feestdagen zorgen voor een piek, de jaarlijkse vakanties zijn zichtbaar in de grafieken, het is zelfs mogelijk te zien dat er de voorbije maand gasten waren. De 6 gezinnen zijn zich volledig bewust geworden van hun energieconsumptiegedrag. Bij elk huisbezoek waren ze nieuwsgierig of hun maandelijks verbruik lager lag dan de vorige keer. Enkele zijn van elektriciteitsleverancier veranderd. Aankopen van verlichting en elektrische huishoudtoestellen zijn heel bewuste keuzes geworden. Aan de verwarmingsknop draaien is een weloverwogen handeling geworden, alsook een douche of een bad nemen. Ze doen dit alles op rationale wijze zonder aan comfort in te boeten. Want het is niet de bedoeling dat je je alles ontzegt. Een samenwerking met “Le Défi Energie” waarbij de verbruiksgegevens van de gezinnen verwerkt werden, toont aan dat de energieprestatie van de gebouwen inderdaad
15
schillende energiebronnen in hun appartement. Wat betekent het om een dag- en nachtteller te hebben op de elektriciteitsmeter? Hoe werkt de thermostaat en waarvoor staan de cijfers op de thermostatische kranen van de verwarming? Wie is er verantwoordelijk voor het onderhoud van de geiser?...
Ambitie
vele malen hoger ligt dan bij oude gebouwen. De verwarmingsgegevens bewijzen dat de gebouwen correct geïsoleerd zijn. Het elektriciteitsverbruik ligt bij de helft van de gezinnen lager dan het gemiddelde verbruik van gezinnen die rationeel omgaan met hun energie. De energieprestatiecertificaten van het BIM geven deze nieuwe gebouwen echter slechts een C+ quotering met betrekking tot de isolatie.
2921 De Lakense Haard telt vandaag 2.927 woningen. Dankzij het energieproject gaan 6 gezinnen bewuster om met hun energieverbruik. Nog 2.921 te gaan! Om alle huurders te bereiken, zal de Lakense Haard en haar sociale dienst het over een andere boeg moeten gooien. Verschillende momenten bieden zich aan, zo is er de jaarlijkse afrekening van de energielasten. De huurders hebben niet allemaal toegang tot de watermeters. In sommige complexen bevinden die zich in
16
voor de huurders afgesloten ruimten. De maatschappelijk werker kan hen toegang verschaffen, de meterstanden noteren en deze voor hen vertalen. Een vaak gebruikt beeld is bijvoorbeeld dat één minuut douchen overeenkomt met 9 liter water verbruiken, of anders gesteld een emmer vol. Ook het totale verbruik verrekenen naar dagelijks verbruik doet ogen opengaan. Tijdens de sociale permanenties komen de maatschappelijk werkers weleens in contact met huurders die vragen hebben in verband met de elektriciteitsafrekening. Na een analyse van de gegevens worden verschillende tips meegegeven. Soms wordt de optie voorgesteld om van leverancier te veranderen. Dan verwijzen we graag door naar “Infor Gaz Elec”. Sinds de vrijmaking van de energiemarkt is er door toedoen van de sociale dienst al een 50-tal gezinnen van elektriciteitsleverancier veranderd.
Er zijn nog veel zaken voor verbetering vatbaar. Het patrimonium van de Lakense Haard en bij uitbreiding van andere openbare vastgoedmaatschappijen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt nog vele oude gebouwen die een renovatie op energieprestatie kunnen gebruiken. Onze verschillende diensten kunnen nog beter op elkaar afgestemd worden opdat de beschikbare informatie in verband met de energieaccomodaties op het ideale moment bij de huurders terecht komt. En ook de huurders zelf hebben een verantwoordelijkheid op te nemen willen we black-outs vermijden. Gelukkig staan we er niet alleen voor en groeit de ambitie om rationeler en efficiënter om te gaan met onze energie.
• Tom Lenaerts, Maatschappelijk assistent, Modelwijk, ”Lakense Haard”
De huurders die hun intrek nemen in één van de nieuwe gebouwen, krijgen tijdens een eerste contactname door maatschappelijk werker Tom Lenaerts uitleg over de ver-
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Een nieuwe functionaliteit in het kadasterprogramma : de energieboekhouding
• Verbruiken wij meer of minder dan vorig jaar? • Hoe situeert zich het verbruik ten opzichte van gelijkaardige gebouwen ? Om op die vragen te antwoorden, maakt Antilope vergelijkingsgrafieken. Het komt er dan in de eerste plaats op aan om te vergelijken. Een alleenstaand cijfer zegt immers niets. Het is dan ook mogelijk om: • verscheidene jaren van verbruik onderling te vergelijken. In dat geval moet er rekening worden gehouden met de buitentemperaturen. Dan is er sprake van genormaliseerd verbruik.
• o ok het energieverbruik van verscheidene gebouwen onderling te vergelijken en daarbij rekening te houden met de verwarmde oppervlakte. • het verbruik van een maand te vergelijken met een “verwacht verbruik”. Antilope berekent immers voor iedere maand het “normale” verbruik door rekening te houden met de buitentemperaturen (het programma is gebaseerd op de verbruiksresultaten van de voorgaande jaren).
Onderstaande tabel illustreert de variaties tussen het geplande verbruik en het werkelijke verbruik dat Sorelo optekende voor het gebouw in de Georges Henrilaan 134 te 1040 Brussel.
gepland
14 pt
.-
14 se
14
.au g
4 -1
14
ei
ju li -
m
ju ni -
r. -
14
14 ap
rt
.-
14 m
.fe b
14 .-
-1 3
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
ja n
c. de
no v. -
13
reëel
-1 3
1. Antilope: Het technisch kadaster is een inventaris van het hele vastgoedpatrimonium van de OVM’s. Die gegevensbank wordt in real time door de OVM’s en op gezette tijden door de BGHM aan de hand van enquêtes over specifieke onderwerpen van informatie voorzien.
• Is het verbruik van deze maand (van dit jaar) normaal?
t.
In het Antilope-programma kunnen meters worden beheerd en verbruik worden ingevoerd. Het instrument wordt in het kader van het Plageprogramma (Lokaal Actieplan voor Energiebeheer) op punt gesteld. In het kader van dat door Leefmilieu Brussel gesubsidieerde programma zijn zes energieverantwoordelijken sinds 2012 actief bij een aantal OVM’s. Zij streven naar de vermindering van het verbruik van vooral aardgas in de sociale woningen. De opvolging van fluctueringen in het verbruik van de gezinnen staat in het Plage-programma centraal. Aan de hand van een boordtabel kunnen de installaties regelmatig opgevolgd worden. Zodra het verbruik van een gebouw gekend is, kan de evolutie ervan worden gevolgd en kan worden gepeild naar het resultaat van de eventuele tussenkomsten die gericht zijn op de vermindering ervan. 1
De energieboekhouding is pas doeltreffend als er antwoorden op concrete vragen gegeven kunnen worden :
ok
Eind 2014 werd een nieuwe functionaliteit aan Antilope toegevoegd (de kadastersoftware van de OVM’s): de energieboekhouding. Een energieboekhouding betekent in de eerste plaats dat het verbruik van zowel gas, water als elektriciteit regelmatig wordt opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld jaarlijks, maar ideaal gebeurt het maandelijks.
17
graden overdag
jaarverbruik normaal verbruik graden overdag
Die tabellen geven dus de verbruiksschommelingen in KWh tussen 2009 en 2014 aan voor het gebouw in de Georges Henrilaan te 1040 Brussel.
18
Tot slot onthouden wij enkele eenvoudige punten :
vergelijken, kan een bepaald verbruik worden vergeleken met andere jaren of met andere gebouwen. Hiermee kunnen ook eventuele anomalieën bij hoog verbruik worden opgespoord en kan er worden gereageerd. Het systeem is voor alle OVM’s in de Antilopesoftware beschikbaar.
• een goed opgevolgde energieboekhouding biedt een objectieve kijk op het verbruik. Door de gegevens in grafiekvorm te
• Roland Rixen, Ingenieur Energieverantwoordelijke, ASSAM-SORELO.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Je energieverantwoordelijke helpt je met de verbetering van de energieprestaties van je vastgoedpatrimonium D
e “Energieverantwoordelijke” staat garant voor de energieprestatie van het vastgoedpatrimonium van zijn maatschappij. Het is hem erom te doen de aan de huurders aangerekende verwarmingskosten zo veel mogelijk te beperken. Hij moet hen ook al het nodige comfort bieden … maar tegen de laagst mogelijke prijs en uiteraard ook voor alle huurders. Dat is een primordiale opdracht voor een sociale verhuurder!
wordt gezorgd voor eenvoudige in te voeren oplossingen.
Hiervoor moet hij op verschillende niveaus optreden. Niet alleen door de energieprestatie van zijn vastgoedpatrimonium “dagelijks” op te volgen (meer bepaald de opvolging van het onderhoud van de stookplaatsen en de advisering van specifieke verbeteringsmaatregelen), maar ook door zijn expertise ten dienste te stellen voor de ontwerpfasen van de “grote werken” (bijvoorbeeld projecten voor nieuwbouw, zware renovatie of renovatie/isolatie van gevels).
« Meten is weten ». Om betere energieprestaties te kunnen halen, moet het verbruik worden gemeten en verbeterd op basis van het klimaat van het betrokken jaar. Dat verbruik moet vervolgens geanalyseerd worden. Vóór 2012 werd het energieverbruik bij de Brusselse Haard al ingevoerd, maar er was geen sprake van een echte energieboekhouding waarmee dat verbruik gedetailleerd geanalyseerd kon worden. De uitwerking van een energieboekhouding startte eind 2012 en komt stilaan in de professionaliseringsfase. Hiertoe leggen wij samen met vijf andere energieverantwoordelijken die in het kader van het PLAGE-project1 werken, de laatste hand aan een energieboekhouding binnen de Antilopesoftware. Dat systeem wordt ter beschikking gesteld van alle OVM’s die dat wensen.
Om de “dagelijkse” opvolging van de energieprestatie zo goed mogelijk te kunnen verzekeren, moet hij over doeltreffende sturingsinstrumenten kunnen beschikken, zoals een degelijke energieboekhouding en een degelijk instrument om de correcte werking van de klimaatregelingen op te volgen. Het geheim van zijn succes ligt in de ontwikkeling van een pragmatische en systematische aanpak waarbij
In onderhavig artikel wordt er niet gesproken over het beheer van versleten stookplaatsen. Dat heeft immers niets met klimaatregelingen te maken. Het is een onderwerp dat een afzonderlijk artikel verdient.
Waarom een energieboekhouding?
Waarom een klimaatregeling? Om een minimumcomfort te waarborgen, wordt het vermogen van de verwarmingsinstallaties altijd bepaald in functie van de minimumbuitentemperatuur van de betrokken streek (-9°C te Brussel). Gelukkig vriest het niet alle dagen -9°C en bijgevolg moet de warmteaanlevering in de woningen worden aangepast aan de echte behoeften van de bewoners (naargelang de buitentemperatuur). Om de kosten te optimaliseren, moet die aanpassing ook rekening houden met het uur (bijvoorbeeld via een temperatuurvermindering ‘s nachts of als de woning langere tijd niet bewoond wordt). Door de temperatuur van het water in het verwarmingscircuit aan te passen, kies je voor de allerbeste oplossing om de warmteaanlevering aan de werkelijke behoeften aan te passen. Die regeling gebeurt automatisch in de stookplaats op basis van de meting van de buitentemperatuur. Dat heet een “klimaatregeling”. De correcte werking van de klimaatregelingen is van essentieel belang voor de beheersing van het verbruik. Hiermee kan worden gezorgd voor aanzienlijke besparingen met terugverdienperioden die vaak minder dan een jaar belopen.
1. PLAGE : Plan voor Lokale Actie voor het Gebruik van Energie. Dat voordelige en vrijwillige initiatief om het energieverbruik te verminderen, heeft betrekking op de grote vastgoedgehelen. Sinds 2012 hebben zes Openbare Vastgoedmaatschappijen (OVM’s) en hun Federaties zich hiervoor geëngageerd. Er gingen ondertussen twee jaar voorbij en de eerste resultaten zijn al voelbaar (zie ook BGHM-Info nr. 68).
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
19
Vaststellingen – de klimaatregelingen bij de Brusselse Haard
Actie – nieuwe regelsystemen met telebeheer
In het kader van hun opdrachten doen bedrijven die stookplaatsen onderhouden er alles aan om klimaatregelingen in perfecte staat te onderhouden, maar niettemin merken wij dat de optimale werking ervan niet altijd hun hoofdbekommernis is. Uitgezonderd het specifieke geval van een onderhoudsfirma die contractueel “gesensibiliseerd” werd om energie te besparen, willen de meeste bedrijven er in de eerste plaats voor zorgen dat de huurders zo weinig mogelijk klachten hebben. En dat betekent dat de regelsystemen soms op de manuele bedrijfsstand worden gezet. In dat geval circuleert het water constant op hoge temperatuur door de verwarmingsleidingen en krijgen alle huurders warmte “op verzoek”. Helaas betekent dat ook dat de lasten steil de hoogte ingaan (gemiddeld 20 à 30% supplement in vergelijking met een goed afgestelde installatie).
Zodoende nam de OVM de beslissing om de regelsystemen van de grootste gebouwen eenvormig te vernieuwen door een “eenvoudig en doeltreffend” systeem te plaatsen. De bedoeling hiervan is om het systeem volledig intern te kunnen beheersen. Ook de defecte regelsystemen van de kleinere sites worden in geval van panne vervangen door precies dezelfde systemen.
Uit een in maart 2013 uitgevoerde steekproefanalyse van 17 regelingen van de Brusselse Haard is gebleken dat slechts 25 % van de regelsystemen correct werkte. Een andere vaststelling betreft de complexiteit van sommige regelsystemen. Studiebureaus kozen die systemen voor de vele technische kwaliteiten, maar het gebruiksgemak en het belang om ze gebruiksvriendelijk te maken, werd over het hoofd gezien. Het gebeurt dan ook vaak dat de met het onderhoud belaste firma die installaties niet echt onder de knie heeft. Die moeilijkheid wordt nog versterkt door de vele merken en geïnstalleerde regelsysteemmodellen.
De keuze voor dat “eenvoudige en doeltreffende” regelsysteem vond plaats op basis van de ervaring van onze collega energieverantwoordelijken die actief waren in het kader van “PLAGE Scholen” of van “PLAGE Gemeenten» en na analyse van de opdracht. In het specifieke geval van de sociale huisvesting is een “Rolls-Royce”2 onder de regelsystemen te vermijden! De ervaring leert ons immers dat het handenvol geld kost om een klimaatregeling die in vergelijking met de werkelijke behoeften van de klant te ingewikkeld is, in werking te houden. Van een meerwaarde is er bovendien geen sprake. Erger, wij stellen vaak vast dat dergelijk systeem omwille van technische redenen niet correct werkt en aanleiding geeft tot buitensporig verbruik. Alles wat ingewikkeld is, werkt zelden optimaal tenzij er allerlei middelen worden ingezet om de installatie op te volgen. Om situaties te vermijden waarin het regelsysteem door de geringste anomalie voor een ongecontroleerde periode opnieuw in “de manuele stand” wordt gezet, werd beslist om aan ons “eenvoudig en doeltreffend” regelsysteem een telebeheersysteem te koppelen. Met telebeheer kan de correcte werking
van de verwarmingsinstallaties van op afstand beheerd worden, kunnen alarmboodschappen via e-mail worden toegestuurd en diverse werkingsparameters worden geregistreerd. Het telebeheersysteem bestaat uit een webserver en een toegangsmodem tot het internet (Adsl of 3G).
Feedback over ervaringen – enkele aandachtspunten Er moet niet alleen op de eenvoud van de voorgestelde klimaatregelingen gelet worden. Bij de parametrering van een klimaatregeling moet ook het hele systeem worden geanalyseerd. Van de kwaliteit van de meting van de temperatuur door de buitensonde tot en met de temperatuur van het water dat toekomt in een woning die zich op afstand bevindt van de stookplaats (die temperatuur kan in vergelijking met de temperatuur bij vertrek uit de stookplaats soms sterk verschillen). Zo stelde ik al buitentemperatuurverschillen vast van soms meer dan 10°C tussen de temperatuursondes van diverse sites. Ik ken ook gevallen waarbij de klimaatregeling correct werkte in de stookplaats, maar verstoord werd door een hydraulische anomalie. Gevolg hiervan was een sterke daling van de watertemperatuur bij aankomst in de woningen en een gebrek aan warmte voor de huurders.
De eerste resultaten De vervanging en de gedetailleerde opvolging van de regelsystemen van de prioritaire sites van de Brusselse Haard (zeven stookplaatsen die 50% vertegenwoordigen van
2. “Rolls-Royce” moet je hier begrijpen als een algemene term die verwijst naar “de absolute top” van wat er met betrekking tot kwaliteit en prestaties bestaat.
20
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Warmtewisselaar met plaatjes SWW
Vertrekpunt SWW-circuit
Terugstroom SWW-circuit
11.9° C Gemengde buitentemperatuur 11.4 °C Gedempte buitentemperatuur 10.4 °C
Toevoer SKW
Comforttemperatuur
23.0 °C
Precomforttemperatuur
21.0 °C
Spaartemperatuur
16.0 °C
Eco dag
18.0 °C
Eco nacht
10.0 °C
Stooklijn
Bedrijfswijze Automatisch Preselectie Automatisch Stand
in werking
Reden
Vraag gebruiker omgeving Verwarmingscircuit B, A en C
In werking
Afbeelding van een stookplaats met toezicht op afstand
het totale energieverbruik) hebben al gezorgd voor een vastgestelde verbruiksvermindering van om en bij de 20%. De invoering van een dagelijkse opvolging van de correcte werking en een verbetering van de parametrering zou ons voorbij de grens van 20% moeten kunnen brengen zonder echt comfortverlies voor de huurder en zonder bijkomende investeringen.
Conclusie Er moet tijd en een beetje geld in de klimaatregelingen gestopt worden, maar als sociale verhuurders moeten wij onze huurders warmte aanbieden tegen de juiste prijs!
• Jean-Philippe Gerkens, Project PLAGE, Brusselse Haard
Neem gerust contact met mij op voor meer informatie of adviezen.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
21
De rol van de energieverantwoordelijke in het onderhoudscontract L
e Logement Molenbeekois besteedt het beheer van de verwarmingsinstallaties helemaal uit. Het maintenancecontract werd voor tien jaar gesloten en bestaat uit verschillende delen, namelijk een overeenkomst voor de werking, allriskwaarborg, energiebeheer en investeringen in de installaties. De relaties tussen het maintenancebedrijf en Le Logement Molenbeekois zijn van het type “onderaanneming of outsourcing” van het beheer van de technische installaties. Hiermee staat de dienstverlener helemaal in voor de herstellingen of afstellingen van de verwarmingsinstallaties. Via haar technische dienst en haar energieverantwoordelijke (EV) moet de firma er echter op toezien dat de contractuele bepalingen worden nageleefd.
Figuur 1. Voorbeeld van temperatuurregistratie van de circuits .
Dat gebeurt concreet aan de hand van driemaandelijkse vergaderingen met energie als leidraad. Aangezien de maintenancefirma de installaties op energievlak moeten optimaliseren, staat de energieverantwoordelijke (EV) in voor diverse controles en audits om eventuele problemen op te sporen. Hiervoor beschikt de energieverantwoordelijke over diverse controle-instrumenten : 1. De date-logging van de temperaturen. Het betreft een instrument waarmee de goede werking van de regelsystemen in de stookplaatsen gecontroleerd kan worden. Een concreet voorbeeld: Stookplaats waarop 290 woningen aangesloten zijn.
22
Figuur 2. Profiel van de aanvangstemperaturen van het verwarmingscircuit voor interventie
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Figuur 2 laat zien dat de temperatuur van het circuit ’s nachts stijgt in plaats van te dalen. Uit figuur 3 blijkt dat het defect van figuur 2 werd gerepareerd. Het probleem vloeide voort uit een verkeerde programmering van de Synco-regelaar. Hiermee kon het verbruik dus met ongeveer 3% verminderd worden.
2. De maandelijkse opmeting van het verbruik : De maintenancefirma moet de 139 gas- en watermeters en de caloriemeters ook komen opmeten. De energieverantwoordelijke voert de gegevens in en interpreteert ze. Uit sommige opmetingen blijken defecten. Sommige opmetingen problemen aan het licht.
brengen
Figuur 3. Zelfde verwarmingscircuit na herstelling Er werd gevraagd beide installaties in orde te brengen en de productie van zonne-energie werd hersteld.
• Frédéric Bisshop, Energieverantwoordelijke, Le Logement Molenbeekois
Conclusies
Reëel voorbeeld: Drie stookruimten die elk 57 woningen bedienen :
m2 water
De zonne-installatie van de drie gebouwen is identiek en zodoende kunnen wij uit de maandelijkse opmetingen van de zonneproductie afleiden dat twee installaties slechts de helft van hun theoretisch vermogen en/of van de derde installatie produceren.
Via de opmeting van de energiestromen en de waarneming van de functionering van de stookplaatsen, kan de energieverantwoordelijke het dagelijkse verbruik verminderen. Op langere termijn speelt hij een rol in de keuze van de investeringen die verband houden met de energie en zelfs van het type maintenancecontract.
augustus september oktober
november december
januari
februari
maart
april
mzi
m SWW Gandhi 6 3
m3 SWW Gandhi 8 m3 SWW Gandhi 10 kWh zonne-energie Gandhi 6 kWh zonne-energie Gandhi 8 kWh zonne-energie Gandhi 10
Maandelijkse zonneproducties van Gandhi 1 6-8-10 1.Gebouwen in de Mahatma Gandhilaan te 1080 Brussel
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
23
Eerste balans van de gezamenlijke opdrachten voor de levering van aardgas en elektriciteit tussen de BGHM en de aangesloten OVM’s I
n bepaalde domeinen kunnen partijen zich verenigen en kunnen ze hun energievraag samen indienen om zo goedkopere tarieven te genieten. Maar hoe staat het met de energiemarkt? De vrijmaking van de gas- en elektriciteitsmarkt trad op 1/1/2007 in werking en maakte een definitief einde aan het systeem waarbij de intercommunale de energie leverde en de facturatie aan een gereguleerde prijs op federaal niveau werd beslist. De vrijmaking betekende ook dat niet alleen het aantal verplichte stakeholders (energieproducenten, energietransporteurs, leveranciers, distributeurs, meetbedrijven), maar ook de toegepaste tarieven sterk toenamen. Bovendien werd de factuur ook een stuk ingewikkelder (vervoerskosten en -taksen, opmetings- en validatiekosten, distributie- en vervoerskosten, gemeentetaksen, gewestelijke en federale taksen,…). Sinds 2007 moeten de openbare aankopers krachtens de regels betreffende de overheidsopdrachten de leveranciers ook met elkaar laten concurreren. Gezien de voordelen van aankopen via gezamenlijke opdrachten (schaalvoordeel, groter onderhandelingsvermogen, eenvormigheid en eenvoud van de procedure) boog een werkgroep met leden
24
van de VSH, de FESOCOLAB, de BGHM en van de Kabinetten van de Voogdijminister en de Minister van Leefmilieu zich (in 2007) over deze kwestie en koos de gezamenlijke opdracht als juridisch meest aangepast instrument om de opdracht op te starten. Bij een gezamenlijke opdracht beslissen aanbestedende overheden om hun opdrachten voor werken, leveringen en diensten gezamenlijk uit te voeren. Hiervoor wijzen zij een instantie aan die namens hen als aanbestedende overheid optreedt. Op voorwaarde dat dit in de documenten van de opdracht wordt aangegeven, kunnen de aangesloten partijen ook afzonderlijk betalen (Art. 19 van de wet van 24 december 1993 en art. 38 van de wet van 15 juni 2006). De eerste opdracht werd in 2007 opgestart en was zoals steeds ook de moeilijkste om te realiseren. Er moest niet alleen gepeild worden naar de belangstelling van de aangesloten OVM’s, ook de bestaande situatie moest onderzocht worden door de EAN-codes te identificeren en te tellen (European Article Numbering-18 cijfers waarmee elk leveringspunt kan worden geïdentificeerd), de profielen van het referentieverbruik van voornoemde leveringspunten moesten vastgesteld worden, het globale volume diende geëvalueerd te worden en er moesten mandaten worden gesloten die de BGHM aanduiden als een instan-
tie die in hun collectieve naam als aanbestedende overheid optreedt. Gezien de complexiteit van de opdracht werd de assistentie van een consultant noodzakelijk geacht. De consultant kreeg de opdracht om de gas- en elektriciteitshoeveelheden op te stellen, de percelen van de opdracht te bepalen, de Bijzondere Bestekken (BB’s) voor de levering op te stellen en de offertes van de diverse leveranciers te analyseren. De consultancybureaus Siemat (vervolgens Summit en later Schneider Electric) voor de eerste twee procedures) en Coretec voor de derde procedure werden aangewezen na onderhandelingsprocedures zonder bekendmaking. Zodoende werden drie gezamenlijke opdrachten voor energielevering opgestart. Wat deelname betreft, waren de drie opdrachten een groot succes. Wij konden op de onherroepelijke trouw van onze partners rekenen. (Bij de redactie van dit artikel telden wij als gevolg van de fusies van de OVM’s negenentwintig aangesloten OVM’s in plaats van de eenendertig ervoor.) Hierna vindt u een overzichtstabel met de belangrijke gegevens van de diverse gezamenlijke opdrachten voor energieleveringen (2 percelen – aardgas en elektriciteit):
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Eerste opdracht
Tweede opdracht
Derde opdracht
Leveringsperiode
van 1/10/2009 t/m 31/12/2011 ( 27 maanden )
van 1/01/2012 t/m 31/12/2014 ( 36 maanden )
van 1/01/2015 t/m 31/12/2016 ( 24 maanden )
Type procedure
Europese openbare aanbesteding
Europese openbare aanbesteding
Europese openbare aanbesteding
Datum van de aankondiging van een opdracht
12 april 2009
31 augustus 2011
12 september 2014
Opening van de offertes
2 juni 2009
17 oktober 2011
30 oktober 2014
Aanbestedende overheid
BGHM
BGHM
BGHM
Partners:
31 OVM’s+VLM+BGHM
31 OVM’s+BGHM
29*+BGHM
Volume perceel elektriciteit: MWh/jaar
19.266
20.488,58
21.166
Volume perceel aardgas: MWh/jaar
249.794
271.828,89
307.731,430*
Inschrijvers perceel elektriciteit
Lampiris en Electrabel
Lampiris en Electrabel
Lampiris
Inschrijvers perceel aardgas
Electrabel
Electrabel
Electrabel
Toewijzing perceel elektriciteit
Lampiris
Lampiris
Lampiris
Toewijzing perceel aardgas
Niet toegewezen
Niet toegewezen
Electrabel
*Détail in MWH/jaar : Sociaal tarief : 302.914,441 - Eigen sites : 801,422 - Woningen waarvan de herverhuring loopt : 4.015,567 Het eerste bestek betrof de levering en de twee volgende waren toegespitst op de opdeling van de opdracht in twee afzonderlijke percelen. De ene voor levering van aardgas en de andere voor levering van elektriciteit. Een bijkomende optie was bovendien in elk bestek bepaald om de individuele sociale huurders in staat te stellen zich bij de opdracht aan te sluiten. Voor die optie diende echter geen enkele leverancier prijs in.
Voor de analyse van de verkregen prijzen moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de elektriciteits- en de gasopdracht. Het betreft telkens een afzonderlijk perceel dat afzonderlijk kan worden toegewezen. 1. Wat het “perceel elektriciteit” betreft Er moet worden gepreciseerd dat het voorwerp van het “perceel elektriciteit” enkel de mededinging betreft van : – de commodity, zegge het onderhandelbare deel van de elektriciteitskosten (prijs van het elektron groencertificaten inbegrepen in de eerste twee opdrachten en onderscheiden in de derde opdracht).
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
De commodity is ongeveer gelijk aan 55% van de totale elektriciteitskosten. De transport- en distributiekosten en de taksen en heffing maken bijgevolg geen deel uit van dat perceel, aangezien hierover door de aard ervan niet kan worden onderhandeld. – de elektriciteitsbevoorrading van de gemeenschappelijke delen van de gebouwen, de eigen meters van de OVM’s en de “woningen waarvan de herverhuring loopt”. Alle opdrachten moeten aansluiten op een bijzondere prijscontext. Uit de grafiek kan u de extreme volatiliteit van de elektriciteitsprijzen sinds 2009 beter afleiden.
25
Elektriciteit Y +1
( Bron : Coretec )
Hierna vindt u een overzichtstabel die voor de 3 opeenvolgende opdrachten een beter inzicht verschaft in de prijs evolutie van de “commodity” (excl. belastingen enElectricité distributie)2010-2016 voor het perceel “elektriciteit”: Evolution Lampiris 20102011
Analyse prijsgeschiedenis elektriciteit 2010 - 2016 KWH Piekuur KWH Daluur
HS
KWH Piekuur KWH Daluur
Lampiris Lampiris 20152012-2013-2014 2016
3.153.657 3.267.116 4.149.473
LS
KWH Enkelvoudig Totaal
4.532.289 6.063.087 21.165.622
Vergoeding/maand
€ 16,53
€ 0,00
E.P. MWH piekuur LS
€ 84,21
€ 71,03
€ 65,87
E.P. MWH daluur LS
€ 51,30
€ 43,91
€ 47,81
E.P. MWH piekuur HS
€ 84,21
€ 70,79
€ 65,87
E.P. MWH daluur HS
€ 51,30
€ 43,60
€ 47,81
E.P. MWH enkelvoudig LS
€ 66,40
€ 57,53
€ 57,00
€ 3,17
€ 4,32
E.P. Groenestroomcertificaten leverancier BHG
21.165.622
Kosten vergoeding
€ 46.714
€0
Kosten MWH piekuur HS
€ 265.557
€ 223.251
€ 207.736
Kosten MWH daluur HS
€ 167.603
€ 142.440
€ 156.201
Kosten MWH piekuur LS
€ 349.411
€ 294.743
€ 273.332
Kosten MWH daluur LS
€ 232.506
€ 199.028
€ 216.689
Kosten MWH enkelvoudig LS
€ 402.616
€ 348.816
€ 345.616
Groenestroomcertificaten leverancier BHG
€0
€ 67.053
Totale kosten levering
€ 1.417.692
€ 1.322.044
Gemiddelde EP levering
66,98
€ 62,46
€ 91.435 € 1.291.009 € 61,00
26/03/15 Uit de tabel blijkt een dalende trend waarvan uiteenlopende factoren aan de basis liggen en verband houden met de evolutie van de elektriciteitsprijzen en de perioden waarin de opdrachten werden uitgeschreven.
SLRB
26
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Voor de recentste opdracht (20152016) zijn de groenestroomcertificaten met 1.3 % gestegen en dat is een stijging als gevolg van het Brussels Gewest die 1 euro/MWh (+ 22.000 euro) kost. Onze consultant koos ervoor om voor die recentste opdracht de bijdrage voor hernieuwbare energie (groencertificaten) uit de algemene formule (commodity) te halen om de aandacht te vestigen op het stijgende belang van die post op de factuur. De kost van de heffing werd bovendien geschrapt.
2. Wat het “perceel aardgas” betreft Het perceel “aardgas” betreft enkel de mededinging van : – de prijs van de molecule en het transport en dat komt ongeveer overeen met 60 à 80% van de totale kosten. Over het overige deel (distributie, taksen en heffingen) kan niet worden onderhandeld. – de gasbevoorrading van de collectieve stookketels (centrale verwarming en/of sanitair warm water). De prijs van de gasmolecule ligt echter nooit vast, maar volgt de marktkoers.
Tot slot moet er worden aangestipt dat het sociale tarief van toepassing is op aardgasleveringen voor sites die hierop aanspraak kunnen maken. Het tarief wordt om de zes maanden vastgelegd door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) op basis van de laagste tarieven van de elektriciteits- en aardgasleveranciers. Het sociaal tarief is hetzelfde bij alle leveranciers die het bovendien moeten toekennen aan iedereen die hierop aanspraak kan maken. Dat geldt bijvoorbeeld voor sommige huurders van sociale woningen. Uit de grafiek kan u de prijsevolutie van de aardgasprijzen sinds 2008 beter afleiden.
Gas Y +1
( Bron: Coretec )
Wat aardgas betreft, waren de eerste twee opdrachten erop gericht bij de leveranciers een contractuele prijs onder het sociaal tarief te bedingen. Die opzet is helaas niet gelukt. Dat komt waarschijnlijk omdat er voor zo’n groot volume geen effectieve concurrentie is bij gasleveranciers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dat perceel werd voor de eerste twee opdrachten bijgevolg niet toegewezen, aangezien de door Electrabel aangeboden prijs niet voordeliger was dan het sociaal tarief. Voor de derde opdracht werd in vergelijking met de vorige twee van tactiek veranderd.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Het perceel aardgas werd in drie categorieën sites onderverdeeld zodat de inschrijvers een beter zicht kregen op de volumes van dat perceel. Het gaat om de volgende categorieën sites : - S ites sociaal tarief : Wij verplichten de inschrijvers om het
27
sociaal tarief toe te passen op alle sites die hierop recht hebben. Historisch gezien is dat ook het voordeligste tarief op de markt. - E igen sites : Die sites worden over het algemeen voor andere doeleinden dan sociale verhuring gebruikt en hebben geen recht op het sociaal tarief. Hiervoor wordt een tarief aangerekend dat allesbehalve voordelig is. Dankzij een specifieke formule voor deze sites zal er dus aanzienlijk bespaard kunnen worden. - S ites leegstaande huizen : Een speciaal uitgewerkte formule kan voor een verheldering zorgen van de situatie ter zake waar er thans van geen enkele rationalisering sprake is. Iedere categorie kan via een verschillende tarifering gefactureerd worden en daardoor kunnen inschrijvers hun administratieve kosten doorrekenen. Bij de indiening van een offerte voor het “ perceel aardgas” verbond de leverancier zich er dit keer toe het sociaal tarief aan te rekenen aan de rechthebbende sites (moeilijk te beconcurreren tarief) en moest hij prijs indienen voor de levering van aardgas aan de eigen sites van de OVM’s en aan de in herverhuring
28
verkerende woningen die het sociaal tarief niet konden genieten. Hiermee konden de voor die sites aangerekende tarieven bovendien veralgemeend worden. Als enige inschrijver kreeg Electrabel de opdracht toegewezen. Tot slot hangen de aan het einde van alle gegunde gezamenlijke opdrachten fundamenteel af van de evolutie van de koersen op de energiemarkten. Dankzij de vrijmaking van de elektriciteitsmarkt kan een private aankoper zijn voordeel doen door zijn opdracht snel te gunnen bij een dalende trend van de koersen. Dat is niet het geval voor de openbare aankopers. Door de procedures inzake overheidsopdrachten wordt hun reactiviteit vertraagd.
Ondanks voornoemd voorbehoud biedt de gezamenlijke energieopdracht ons een duidelijker inzicht in de verbruiksprofielen en –volumes en de tarieven, krijgen wij betere prijzen aangeboden en voldoen wij aan onze verplichtingen inzake overheidsopdrachten. Tot slot gaat onze hartelijke dank uit naar de initiatiefnemers van deze opdracht en de woningmaatschappijen die zich bij het project aansloten. Dank ook aan onze opeenvolgende consultants. Door die samenwerking kon de omvangrijke opdracht mogelijk gemaakt worden. Voor iedereen die bijkomende inlichtingen wenst, blijven wij uiteraard ter beschikking.
• Valentine Colot,
Jurist, cel “overheidsopdrachten en vastgoedrechten”, BGHM
Bovendien hebben blijkbaar slechts twee leveranciers belangstelling voor die opdrachten. Onze opeenvolgende consultants wijten dat aan het gebrek aan leveranciers die dergelijk groot verbruiksvolume kunnen leveren en aan de administratieve rompslomp die in het kader van overheidsopdrachten en sociale woningen met de facturatie gepaard gaat.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Energiezuinige gebouwen (EZG) worden door hun bewoners op de proef gesteld. Op weg naar een beter gebruik 1 Eerste bewoners, eerste lessen
O
ver deze kwestie dachten de ontwerpers en de gebouwbeheerders flink na en Leefmilieu Brussel bestelde er een studie 2 over. De resultaten zijn gestoeld op interviews die werden afgenomen van bewoners en leden van de beheersdiensten en technische diensten van vijf gebouwen 3 waarvan vier woninggebouwen.
De mens staat in het centrum van de bekommernissen Het is belangrijk dat de opvolging start zodra het gebouw bewoond en in gebruik is. De uitwisseling van ervaringen is onontbeerlijk aangezien high performance een breukinnovatie 4 kan zijn. Er moet dus geprobeerd worden om de fouten uit het verleden te vermijden en bijzondere aandacht besteed worden aan de sociologische aspecten. Dat betekent onder andere dat een gebouw ontworpen moet worden voor de gebruikers. Het is bemoedigend dat zelfs daar waar er klachten waren, niemand het zich beklaagde in een gebouw met hoge energieprestaties te zijn getrokken !
Zelfs daar waar er klachten waren, beklaagde niemand zijn keuze om er te gaan wonen !
Verwachtingen die bij de prestaties aansluiten Een opmerkelijke vaststelling van de studie was dat de moeilijkheden in die eerste gebouwen niet systematisch verband hielden met de hoge energieprestaties (HEP), meer bepaald met de passiefnorm. HEP-gebouwen vergen dan wel bijzondere aandacht vanwege de bewoners, maar zij besteden over het algemeen ook meer aandacht aan de werking van hun gebouw.
Stakeholders, communiceer! De moeilijkheden hebben vaker te maken met de menselijke factor. Tussen de programmeringsfase en de indienststelling van het gebouw volgen heel wat stakeholders elkaar op (bouwheer, ontwerper, beheerder, kandidaat-huurder,…). In elke fase van het project beïnvloeden die stakeholders de toekomstige gebruiksvoorwaarden van het gebouw. Over het algemeen zijn
een goede samenwerking en een doeltreffende communicatie sleutelelementen in de organisatie van een bouwproject en in het beheer ervan.
De rol van de bewoners Niet alleen de opvolging van het gebouw door professionals heeft een impact op de werking van het gebouw. Ook het gedrag van de gebruikers blijft niet zonder gevolgen. Zowel nieuwe technologieën (mechanische dubbele fluxventilatie) als traditionelere systemen (kamerthermostaat, enz.) zijn voor gebruikers niet altijd even makkelijk te begrijpen of te beheersen. Uit de studie blijkt ook dat de meeste bewoners nieuwsgierig zijn om de werking te kennen van de systemen die voor hun comfort instaan. Precies daarover willen ze meer vernemen, al was het maar om gepeperde energiefacturen te vermijden. De begeleiding moet per groep gebeuren aan de hand van eenvoudige en geïllustreerde boodschappen. Bewoners die de techniek het best begrijpen moeten bewoners die er in eerste instantie mee worstelen, helpen en met de nodige solidariteit benaderen.
1. Artikel gebaseerd op het in be.passive 18, p. 51-54 gepubliceerde artikel 2. Het consultancybureau 3E voerde de studie uit. 3. Het project « Espoir », dat 14 sociale passiefwoningen telt, maakt er deel van uit. Er bestaat een blog waar u kan ontdekken wat er gebeurt op het vlak van begeleiding van de bewoners: http://espoirmolenbeek.blogspot.be/p/ambassadeurs-de-maisons-passives.html?m=1. 4. Gérald Gaglio, Sociologie de l’innovation, Éditions des PUF, Parijs, 2011.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
29
Zorg voor een periode waarin de bewoners hun woning leren kennen De voorlopige oplevering en het eerste jaar van bewoning zijn een cruciale fase in het leven van het HEP-gebouw. Het is een periode waarin de nieuwe bewoners zich aan hun omgeving aanpassen, de installaties in werking worden gesteld en afgesteld en ontwerpers en beheerders informatie uitwisselen. Tegelijkertijd moet de bouwheer de gebruikers op de hoogte brengen van eventuele werkingsproblemen die zich tijdens die sleutelperiode voordoen.
Anticiperen op de afstelling, het onderhoud en de maintenance Iedere technologische keuze heeft gevolgen voor de maintenance van een gebouw en het toekomstige gebruik ervan. Uit de studie blijkt dat de keuze van het systeem zelf rekening moet houden met de capaciteiten van het maintenanceteam en de aanpassingsmogelijkheden van de toekomstige gebruikers.
Sleutels tot succes ? ✓ Ervaringen delen ✓ Collectief en samen werken ✓ De vertrekken ontwerpen volgens het gebruik ervan (de bewoners betrekken en de installaties eenvoudig houden)
Checklist alvorens te beginnen : ✓ De maintenanceteams raadplegen vooraleer de stedenbouwkundige aanvraag wordt ingediend ✓ De technische systemen eenvoudig in gebruik maken (geen ingewikkelde systemen) en de systemen zelfs aanpassen aan wat de mensen kunnen begrijpen ✓ De teams opleiden voor de nieuwe manier om de systemen te regelen of voor andere technieken ✓ De gebruikers in staat stellen de verwarmingstemperatuur, de zonneweringen, de verlichting en andere systemen plaatselijk te regelen ✓ De bewoners begeleiden in de periode waarin zij zich het gebouw eigen maken (tijdens het eerste en zelfs het tweede jaar) ✓ De begeleiding moet per groep en met behulp van eenvoudige en geïllustreerde boodschappen verlopen En vooral, zoals voor alles waarbij mensen betrokken zijn: COMMUNICEER!
Van hoge energieprestatie (HEP) kan er enkel sprake zijn als er aandacht wordt besteed aan de sociologische aspecten. Een gebouw moet voor de gebruikers ontworpen zijn. Hiervoor moeten bewoners tijdens het eerste jaar worden begeleid.
Project : Bruyn Ouest, bouw van 79 passiefwoningen, Bruynstraat te 1120 Brussel Foto: Yvan Glavie Bouwheer: OCMW van Brussel Architect: Pierre Blondel Architectes sprl
• Steve Cailler, Project Engineer bij 3E (Artikel gebaseerd op het in be.passive 18, p. 51-54 gepubliceerde artikel)
30
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
TECHNIEKEN EN METHODES Opleidingen duurzaam bouwen
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
31
NIEUWS IN ‘T KORT D
e algemene vergadering van “ASSAM” besliste op 12 november 2014 om de maatschappij om te vormen tot een coöperatieve huurdersvennootschap. Hiervoor moesten de statuten gewijzigd worden. Die statutenwijziging is pas van 1 januari 2015 tegenstelbaar tegen derden. In die vorm van coöperatieve zijn de huurders deelgenoten en beschikken zij onder andere over een stemrecht tijdens de algemene vergadering.
V
oor 9 december 2014 kende de BGHM acht erkenningen toe overeenkomstig artikel 54, §2bis van de Brusselse Huisvestingscode. Het gaat om de volgende OVM’s: 1. De Moderne Woning 2. De Anderlechtse Haard 3. Le Logement Molenbeekois 4. De Lakense Haard 5. De Schaarbeekse Haard 6. Zuiderhaard (fusie tussen Le Foyer Saint-Gillois en Le Foyer Forestois. Deze fusie ging op 16 juli 2014 effectief in.) 7. Fusie Assam en Brussels Thuis 8. Everecity (fusie tussen Germinal en Ieder zijn huis. Deze fusie ging op 1 januari 2015 effectief in.)
O
p 9 december 2014 liep de termijn af om in de derde en laatste fase een erkenningsaanvraag in te dienen. De BGHM ontving acht nieuwe aanvragen van : 1. De Brusselse Haard en Gebruwo 2. Le Foyer Etterbeekois en De Koekelbergse Haard + Sorelo (voor inbreng) 3. Le Foyer Ixellois en de Ukkelse Maatschappij voor de Huisvesting 4. Le Logis en Floréal 5. De Jetse Haard en De Villa’s van Ganshoren 6. De GW van Sint-Joost-ten-Node 7. Cobralo, Kapelleveld, les Foyers Collectifs, De Verenigde Huurders en Messidor 8. Bouw Sociale Woningen van Sint-Pieters-Woluwe, HLS van Oudergem en Ville et Forêt. Hiermee komt het aantal erkenningsaanvragen precies overeen met het maximumaantal te begeven erkenningen. Op 9 december 2014 diende La Cité Moderne ook een erkenningsaanvraag in om aan te sluiten bij de OVM-groep “Assam en Brussels Thuis, “ die op 29 april 2014 al een erkenning had gekregen. Na advies van de Regering moet de BGHM zich tegen 9 maart 2015 over die erkenningsaanvragen uitspreken. De laatste stand van zaken vindt u op de website van de BGHM : www.bghm.irisnet.be
32
• Caroline Osselaer,
Jurist, dienst “Juridische en administratieve voogdij”, BGHM
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
PUBLICATIES Conjunctuurbarometer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nr. 28”- IBSA, oktober 2014.
I
n zijn barometer van oktober 2014 houdt het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse de economische conjunctuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder de loep en legt hierbij het verband met de wereldwijde groei, de Belgische economische activiteit, de situatie op de Brusselse arbeidsmarkt en de economische activiteit in de eurozone. Voor meer info : www.bisa.irisnet.be
Welzijnsbarometer, Brussels armoederapport in 2014 - Observatorium voor gezondheid en welzijn.
Overzicht van het kantorenpark van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, stedenbouwkundige vergunningen 2013 - nr. 34
O
Brussel Stedelijke Ontwikkeling 34-2014.
ngeveer een derde van de Brusselaars moet het stellen met een inkomen dat lager ligt dan de armoedegrens. Het is er de Barometer om te doen de evolutie van de sociaaleconomische situatie van de Brusselaars op te volgen door de recentste cijfers in te zamelen over armoede en sociale uitsluiting. De bevolkingsaangroei en de defederalisering van een aantal bevoegdheden wegen zwaar door op de gewestbegroting. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staat voor aanzienlijke uitdagingen inzake werkgelegenheid, onderwijs, huisvesting en in het bijzonder werkgelegenheid voor jongeren. De sociale barometer wordt jaarlijks gepubliceerd en maakt deel uit van het Brussels armoederapport zoals bepaald door de ordonnantie betreffende het opstellen van het armoederapport van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 juli 2006. De uitgave 2014 van de barometer is ook op papier verkrijgbaar en kan op volgend emailadres worden besteld :
[email protected]
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
D
e gevolgen van de crisis blijven in 2013 voelbaar voor de kantoorvergunning. De markt blijft veranderen via de voortzetting van de conversies, het behoud in het gemiddelde van de renovatie van bestaande gebouwen en de schier afwezigheid van nieuwe kantoorgebouwen. Meer info : https://stedenbouw.irisnet.be/ studiesenpublicaties/studies-enobservatoria/overzicht-van-hetkantorenpark?set_language=nl
33
Overzicht van de productieactiviteiten. Werkplaatsen, opslagplaatsen en verontreinigde bodems Brussel Stedelijke Ontwikkeling - 3/2014
Activiteitenverslag Citydev
C
itydev publiceerde haar activiteitenverslag 2013. In het verslag is er sprake van de werking van de instelling, de bevoegdheden, enkele veelzeggende sleutelgegevens (hectaren gecommercialiseerde terreinen, verhuurde of onderverhuurde gebouwen, woningprojecten …), het beleid voor een duurzame stad en de toekomstige projecten ten dienste van de Brusselse economie en de stadsvernieuwing. Ook de beheers overeenkomst die met de Brusselse Hoofdstedelijke Regering werd ondertekend, komt aan bod. Contact: citydev.brussels.be
N
aast een objectieve weergave van de vervuilde terreinen (ongeveer 4.000 hectare) en de impact ervan op de gewestelijke economische dynamiek, geeft deze studie een overzicht van de mogelijke oplossingen om deze problematiek te beheren. De bedrijfswereld en Leefmilieu Brussel hebben in het kader van deze thematiek de handen in elkaar geslagen. Tot slot hebben Brussel Stedelijke Ontwikkeling en Citydev de vervuilde bodems in verband gebracht met de voor de ondernemingen beschikbare terreinen. Ook dat deel kwam tot stand in samenwerking met Brussel Leefmilieu.
34
Handelingen van het colloquium van 7 oktober 2014 van Citydev
Beter bouwen en verbouwen – nr. 304, november 2014
H
et nummer staat in het teken van “duurzaam wonen”. Moet warm water in een vat worden opgeslagen of onmiddellijk worden aangemaakt? Verdienen radiatoren dan wel vloerverwarming de voorkeur ? Wat moet je doen om optimaal comfort te bereiken ? Hoe ver moet je gaan om naar “nulenergie” te streven ?
D
e overheidsmissie in complex gebied. Bedoeling van de studiedag was vooral om richtsnoeren te vinden om de strategische keuzes van de instelling in de komende jaren richting te geven aan de hand van drie thema’s: de plaats van de onderneming in de stad, de verdichting ten dienste van de levenskwaliteit en de functionele gemengdheid ten dienste van de buurtstad. Meer info : www.citydev.brussels of 02/422 51 11
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
Le logement social en Europe au début du XXIème siècle1 Onder leiding van Claire Lévy-Vroelant en Christian Tutin Presse universitaire Rennes
D
eze uitgave is het resultaat van een collectief werk waaraan een twintigtal Europese onderzoekers gedurende twee jaar heeft bijgedragen. Het werk verscheen in 2007 oorspronkelijk in het Engels en kwam in 2010 in het Frans uit.
De publicatie speurt naar de mogelijke wegen die de Europese sociale huisvesting kan inslaan. Er wordt meteen gesteld dat er eigenlijk geen eenduidige definitie van sociale huisvesting bestaat en daarbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën Europese landen: een groep van landen waar sociale huisvesting vrijwel niet bestaat (minder dan 5 % van het totale woningenbestand)2, een tweede groep waar sociale huisvesting als residueel wordt beschouwd3 (tussen 5 en 10 %) en een laatste groep waar meer dan 12% van de gezinnen een sociale woning betrekt4 met maxima boven de dertig percent. 1. Sociale huisvesting in Europa aan het begin van de eenentwintigste eeuw. 2. 7 nieuwe landen van het Europa van de 27, Luxemburg en Spanje, Griekenland en Portugal. 3. Waartoe Duitsland, België en Italië onder andere behoren.
Om de mogelijke toekomst van de sociale huisvesting te vatten, wordt de evolutie van de afgelopen twintig jaar voor het licht gehouden. In de eerste plaats wordt vastgesteld dat heel wat landen een aantal evoluties en thema’s gemeen hebben. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de evolutie van het vak van sociale verhuurder waarbij de oorspronkelijke sectorale opdracht van de terbeschikkingstelling van woningen wordt overstegen. Er is ook de sterke stijging van de sociale vraag naar woningen wat nieuwe reglementen nodig maakt, de komst en bevestiging van de interculturaliteit in het leven van de sociale woonwijken, de talrijke uitdagingen met betrekking tot investeringsbeleid (uitbreiding, renovatie en verbetering van de energieprestaties van de gebouwen), de vraag of mensen met een inkomen boven de toegangsvoorwaarden in de sociale huisvestingssector mogen blijven, enz. Uiteraard doen deze gemeenschappelijke problemen zich in specifieke nationale of regionale contexten voor die in hoofdzaak verband houden met het belang van de private woonsector, de verhoudingen van de uiteenlopende bewoningsstatuten en andere instrumenten van het woonbeleid die onder andere verband houden met de regeling van de private huurmarkt. Wij denken hierbij aan al dan niet omkaderde huurprijzen en het bestaan of niet van een huurtoelage.
Tot slot komen de krachten voor de vernieuwing van de sector in het laatste deel van het werk aan bod. Deze staan sinds het tweede deel van de jaren 1980 op de agenda en steunen op bewegingen die in heel wat landen wijzen in de richting van decentralisering, contractualisering en diversifiëring. Die evoluties monden uit in de vraag of de sector in staat is om zijn rol voor de toekomst te herformuleren. Die herformulering moet in ieder geval antwoorden geven op vijf bijzondere uitdagingen die Laurent Ghékière in de conclusies op een rijtje zet : – de toegankelijkheid van de huisvesting voor zoveel mogelijk mensen, gelet op de stijgende sociale vraag; – de nieuwe demografische situatie die naargelang de landen varieert; – de meer eenvormige giekwestie;
ener-
– de noodzaak van een stedelijke en gemeenschappelijke duurzame ontwikkeling; – de noodzaak van een stabiele omkadering door Europa.
Vervolgens wijst een tiental monografieën op de feitelijke aanvechting vandaag van het generalistische model van volkshuisvesting waarbij de terbeschikkingstelling van een openbare woning voor alle werknemers als absolute norm gold. Door die verzwakking in combinatie met de crisis waarin de welvaartstaat verkeert, wordt het Europese sociale model in vraag en in perspectief gesteld.
4. In hoofdzaak Oostenrijk, Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland en de Scandinavische landen.
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015
35
36
BGHM-INFO | 72 | JANUARI - MA ART 2015