Jaargang 3 – Editie 3 – November 2008
Dossier
Dossier Financiële risico's in de sociale zekerheid
Inleiding [3] • Ziektewet-gat [4] • WIA-gaten [6] • WAZ-gat [9] • WW-gat [10] • Begrafenis- of crematiegat [11] • ANW-gat [12] • AOW-gaten [13] • Ziektekostengat [14] • Pensioengaten [15]
Inhoud Inleiding Ziektewetgat • De Ziektewet • Risico werknemer - Geen CAO - Niet-dekkende CAO - Ziek en geen werkgever • Risico werkgever • Risico zelfstandige • Verzekeringsmogelijkheden werknemer • Verzekeringsmogelijkheden werkgever • Verzekeringsmogelijkheden zelfstandige
WIA-gaten • De Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen • Risico werknemer - IVA - WGA - Loonaanvulling - Vervolguitkering • Risico werkgever - Eigenrisicodragen - Re-integratie - Premie • Verzekeringsmogelijkheden werknemer - WGA-gatverzekeringen - Aanvullende verzekeringen - Excedentverzekeringen • Verzekeringsmogelijkheden werkgever
3
WW-gat • De werkloosheidswet • Risico werknemer - Toetredingsvoorwaarden: de wekeneis - Duur en hoogte van de uitkering - Algemeen geaccepteerde arbeid - FVP-regeling • Verzekeringsmogelijkheden
4 4 4
5 5 5 5 5
Begrafenis- of crematiegat
6
ANW-gat
• De overlijdensuitkering • Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde • Verzekeringsmogelijkheden
• De Algemene Nabestaandenwet • Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde - Inkomen nabestaanden - Beëindiging Anw-uitkering • Verzekeringsmogelijkheden
6 6
8
AOW-gaten • De Algemene Ouderdomswet • Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde - Leeftijdsverschil partners - Afschaffing AOW-toeslag - Onvolledige opbouw • Verzekeringsmogelijkheden
8
• De Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen • Risico zelfstandigen • Verzekeringsmogelijkheden - Vangnetverzekering - Verruiming aanmelding vrijwillige verzekering
10 10
10
11 11 11 11
12 12
13 13 13
13
8
Ziektekostengat WAZ-gat
10
9
• De ziektekostenverzekering - Premie - Zorgtoeslag • Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde
9 9 9
Pensioengat • Pensioenvoorzieningen • Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde - Berekening pensioenopbouw - Pensioentekort • Verzekeringsmogelijkheden
14 14
14
15 15 15
15
3
Inleiding In de sociale zekerheid is de afgelopen jaren veel veranderd. Dit om voorzieningen ook in de toekomst betaalbaar te houden en om de arbeidsparticipatie te vergroten. Zo is de WAO vervangen door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), is de uitkeringsduur van de Werkloosheidswet (WW) fors beperkt en is er een nieuwe Pensioenwet. Verder heeft de overheid het zorgstelsel ingrijpend gewijzigd, is de Bijstandswet vervangen door de Wet Werk en Bijstand (WWB) en is de Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (WAZ) afgeschaft. Dat alles om het stelsel van sociale zekerheid toekomstbestendig te maken. Door hoogte, duur en de toetredingsvoorwaarden van de verschillende regelingen aan te passen zijn ‘gaten geslagen’ in het Nederlandse systeem van sociale zekerheid. Gaten die grote financiële gevolgen kunnen hebben voor werknemers, werkgevers en zelfstandigen zonder personeel. De consequenties zijn moeilijk te overzien. Het systeem is er niet eenvoudiger op geworden. Zo is bijvoorbeeld de nieuwe WIA erg complex. De regelingen zijn voor burgers, werkgevers en zelfs voor uitvoeringsinstanties moeilijk te begrijpen. Hier komt bij dat niet alle ‘gaten’ voor iedereen identiek zijn. Een ANW-hiaat is geen probleem voor een alleenstaande, tenzij deze alsnog een partner krijgt. Het WGA-hiaat geldt alleen voor mensen die in loondienst werken en niet voor zelfstandigen die op enig moment arbeidsongeschikt raken. Dit Dossier geeft zicht op recente hervormingen van de sociale zekerheid en de financiële ‘gaten’ die daardoor zijn ontstaan. Per financieel risico krijgt u een overzicht van de verzekeringsmogelijkheden om deze risico’s af te dekken. Heeft u na het lezen van dit Dossier vragen, kijk dan op Fortis ASR Cockpit of mail uw vraag naar
[email protected].
Over de auteurs P. (Peter) Verheij (Junior-adviseur) Vanaf juli 2008 is Verheij werkzaam als junior-adviseur bij het Fortis ASR Adviesbureau Fiscale en Juridische Zaken. In deze functie concentreert hij zich op de juridische aspecten van werk en inkomen en de wet- en regelgeving op het gebied van het sociale zekerheidsrecht. Binnenkort hoopt hij af te studeren op sociaal zekerheidsrecht. H. (Herman) Verhoef (Beleidsadviseur) Tot 1997 was Verhoef 25 jaar werkzaam als specialistisch staf- en beleidsmedewerker bij de rechtsvoorgangers van het huidige UWV. Sinds 1997 is hij Beleidsadviseur Sociale Zekerheid bij het Fortis ASR Adviesbureau Fiscale en Juridische Zaken. Verhoef is daarnaast freelance auteur en docent. Hij verzorgt trainingen, presentaties en publicaties over actuele onderwerpen op gebied van sociale zekerheid en financiële planning. Een groot aantal boeken over onder andere de WIA staan op zijn naam.
4
Ziektewetgat De Ziektewet
De Ziektewet regelt dat een werknemer die door werkloosheid of beëindiging van zijn arbeidscontract geen recht (meer) heeft op loondoorbetaling van zijn werkgever, zijn of haar loon, of een deel hiervan, bij ziekte krijgt doorbetaald. De Ziektewet wordt uitgevoerd door het UWV en geldt niet voor zelfstandigen of directeur-grootaandeelhouders.
Risico werknemer
Sinds 1 januari 2004 is de werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek (art.7:629) verplicht om bij ziekte van een werknemer tenminste 70% van diens loon gedurende maximaal 104 weken door te betalen. Tijdens het eerste ziektejaar moet de werkgever tenminste het voor de werknemer geldende minimumloon betalen. Tijdens het tweede ziektejaar mag dezelfde werkgever volstaan met 70% van het loon. Overigens kent de loondoorbetalingsplicht niet alleen een minimum-, maar ook een maximumdagloon. Voor 2008 is dit vastgesteld op € 179,90. De wettelijke loondoorbetaling bij ziekte bedraagt dus maximaal 70% van € 179,90 ofwel € 125,93.
Geen CAO
Als geen sprake is van een CAO en niets in de individuele arbeidsovereenkomst is geregeld, dan hoeft een werkgever tijdens ziekte van de werknemer in het eerste ziektejaar niet meer te betalen dan 70% van het loon met als minimum het voor hem of haar geldende minimumloon en als maximum het maximumdagloon. Gedurende het tweede ziektejaar vervalt bovendien de minimumloongarantie. In het tweede ziektejaar is dus het risico aanwezig dat iemand minder dan het minimumloon krijgt doorbetaald. Als de werknemer als gevolg hiervan onder het voor hem geldende sociale minimum komt, kan hij een aanvulling op grond van de Toeslagenwet aanvragen bij het UWV. Als geen CAO aanwezig is kan het totale inkomensgat bij ziekte (104 weken) dus 30% bedragen, een fors inkomensverlies. Ligt het inkomen boven het maximumdagloon, dan wordt het financiële gat nog groter. De loondoorbetaling bedraagt immers niet meer dan 70% van het dan geldende maximumdagloon.
Voorbeeld Het inkomen van Jan bedraagt € 100.000. Hij valt niet onder een CAO. Bij ziekte bedraagt zijn uitkering 70% van € 46.953,90, ofwel € 32.867,73. Dit betekent een inkomensval van € 67.132,27, een daling van 67%.
Niet-dekkende CAO
Tot 2004 was in de meeste CAO’s geregeld dat werknemers bij ziekte gedurende één jaar 100% van het loon kregen doorbetaald. Met de verlenging van de loondoorbetalingsplicht naar twee jaar is hierin verandering gekomen. In de meeste CAO’s is afgesproken dat bij ziekte gedurende de twee ziektejaren niet meer dan 170% van het loon wordt doorbetaald. Op deze wijze worden werknemers geprikkeld om niet of minder te verzuimen of om, in geval van ziekte, minder lang te verzuimen. Werkgevers die in het eerste jaar 100% van het loon doorbetalen, mogen in het tweede jaar nog maximaal 70% doorbetalen. Bij CAO-onderhandelingen verschijnen allerlei varianten (90% eerste jaar, 80% tweede jaar of twee jaar lang 85%). Over de hele linie lijkt het erop dat het inkomensrisico bij ziekte in geval van een CAO dus kan variëren van 0 tot 30% gedurende de eerste twee ziektejaren.
Ziek en geen werkgever
Als een zieke werknemer geen werkgever meer heeft (na afloop van een tijdelijk contract of bij ontslag tijdens de proeftijd) heeft hij in beginsel aansluitend recht op een Ziektewetuitkering van het UWV. Deze Ziektewetuitkering bedraagt 70% van het laatstverdiende loon met als maximum het maximumdagloon (€ 179,90). Er kan bovendien een verschil zitten tussen het met de werkgever overeengekomen loon en het loon volgens de Ziektewet, waardoor de Ziektewetuitkering lager uitvalt dan 70% van het normale loon.
5
Een werknemer die het minimumloon verdiende, krijgt van de Ziektewet niet meer dan 70%. Als het gezinsinkomen daardoor onder het bijstandsniveau komt kan er recht bestaan op een aanvullende uitkering krachtens de Toeslagenwet. Die aanvullende uitkering is afhankelijk van het inkomen van de uitkeringsgerechtigde, diens partner en gezinssituatie, en kan nooit meer bedragen dan 30% van het minimumloon. Afhankelijk van de situatie kan een werknemer bij ziekte dus een aanmerkelijke teruggang in inkomen ondervinden.
Risico werkgever
De werkgever moet bij ziekte van een van zijn werknemers het loon twee jaar lang doorbetalen. Afhankelijk van het loon van een werknemer loopt de werkgever dus een wettelijk risico van 70% van € 46.953,90, ofwel € 32.867,73 per werknemer. In de praktijk is dit risico nog groter omdat in het eerste ziektejaar veelal 100% wordt doorbetaald, ook bij het ontbreken van een CAO. Bedrijven met hoogopgeleid en vaak duurbetaald personeel (boven het maximumdagloon) lopen financieel gezien het grootste risico.
Risico zelfstandige
Een zelfstandige heeft bij ziekte geen inkomen en is geheel aangewezen op eigen middelen. Hij doet er goed aan om in gezonde tijden financiële middelen te reserveren voor het geval ziekte optreedt. Een andere mogelijkheid is dat hij een adequate verzekering afsluit.
Verzekeringsmogelijkheden werknemer
Omdat het bij ziekte doorgaans om een korte periode gaat en veel werkgevers het loon tijdens ziekte (in elk geval het eerste jaar) doorbetalen tot 100% zijn er geen private verzekeringen die het risico van inkomensachteruitgang tijdens ziekte afdekken. De werknemer is dus aangewezen op zijn eigen financiële middelen. Ook worden in de markt voor zover bekend geen Ziektewet-excedentverzekeringen aangeboden voor werknemers die meer dan € 179,90 per dag verdienen.
Verzekeringsmogelijkheden werkgever
Werkgevers kunnen het risico van loondoorbetaling bij ziekte verzekeren bij een verzekeraar, waarbij zij zelf een bepaalde eigenrisicotermijn (stop-loss) en/of een dekkingsniveau kunnen kiezen.
Verzekeringsmogelijkheden zelfstandige
Voor ziekte moet de zelfstandige zelf middelen reserveren of zich verzekeren. Private verzekeraars bieden een uitgebreid scala aan particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zowel het risico van (tijdelijke) ziekte als van langdurige of blijvende) arbeidsongeschiktheid.
6
WIA-gaten De Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
Blijft een werknemer lang ziek, dan loopt dit al snel in de papieren. Niet alleen voor de werkgever, maar mogelijk ook voor de werknemer. Na twee jaar ziekte geldt sinds 29 december 2005 de WIA. In de WIA ligt het accent niet op inkomensbescherming, maar op activering van de werknemer. Werknemers die ondanks ziekte of gebrek kunnen werken, blijven zoveel mogelijk aan de slag. Alleen werknemers die volgens de nieuwe regels ‘duurzaam en volledig arbeidsongeschikt’ zijn, krijgen adequate inkomensbescherming. De WIA vervangt de oude WAO voor alle werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden. Na twee jaar loondoorbetaling wegens ziekte volgt de WIAbeoordeling door de overheid (UWV). Het UWV bepaalt dan of een werknemer: 1. niet arbeidsongeschikt is, dat wil zeggen voor minder dan 35% arbeidsongeschikt (lees: voor meer dan 65% arbeidsgeschikt); 2. gedeeltelijk of volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is (Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten/WGA); 3. volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (Inkomensverzekering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten/IVA).
Risico werknemer IVA
In de IVA heeft een werknemer recht op een uitkering van 75% van het gemaximeerde dagloon, te weten € 46.953,90 ofwel maximaal € 35.215,43 per jaar. Deze uitkering eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Tot die tijd heeft de werknemer met een loon lager dan het maximumdagloon dus een structureel gat van 25%. Boven het maximumdagloon loopt het inkomensgat fors op.
WGA
Als het UWV oordeelt dat een werknemer 35-80% arbeidsongeschikt is, of volledig maar niet duurzaam (korter dan vijf jaar), dan heeft deze recht op een WGA-uitkering. De WGAuitkering kent een loongerelateerde uitkering, een vervolguitkering (WGA-gat of hiaat) of een loonaanvulling als voldoende wordt gewerkt. Loongerelateerde uitkering Voorwaarde Direct voorafgaand aan de ziekte moet de werknemer in tenminste 26 van 36 weken hebben gewerkt (wekeneis). Is dit niet het geval, dan volgt direct de lagere vervolguitkering of een loonaanvulling (bij voldoende werken). Duur De duur van de loongerelateerde uitkering bedraagt in beginsel drie maanden, of, als dat gunstiger is, per gewerkt jaar een extra maand. Vier jaar gewerkt betekent dan vier maanden uitkering, vijf jaar vijf maanden, enzovoort. Dit tot een maximum van 38 maanden bij 38 jaar werk. Hoogte De hoogte van loongerelateerde WGA-uitkering bedraagt in de eerste twee maanden 75% van het oude loon en daarna 70% met als maximum het maximumdagloon. Als iemand werkt tijdens de loongerelateerde fase, gaat deze er altijd op vooruit. Iedere euro aan extra inkomsten uit arbeid doet het totale inkomen toenemen met € 0,30. De € 0,70 wordt verrekend met de uitkering (0,7 x dagloon – nieuw loon). Op deze wijze wordt de gedeeltelijk arbeidsgeschikte geprikkeld om te gaan werken.
Loonaanvulling Voorwaarde Iemand die niet voldoet aan de wekeneis kan recht hebben op loonaanvulling. Dat recht kan ook bestaan na afloop van de loongerelateerde fase. Voorwaarde hiervoor is dat betrokkene minimaal 50% van zijn resterende verdiencapaciteit benut. Is dit niet het geval, dan volgt een vervolguitkering.
7
Duur Loonaanvulling vindt plaats zolang iemand aan bovenstaande voorwaarde voldoet en tot 65 jaar. Hoogte Als betrokkene een inkomen heeft dat hoger is dan 50% en minder dan 100% van de resterende verdiencapaciteit, dan bedraagt de loonaanvulling 0,7 x (dagloon – restcapaciteit). Als de verzekerde meer verdient dan 100% van de restcapaciteit, bedraagt de hoogte van de loonaanvulling 0,7 x (dagloon – nieuw inkomen). Wordt de resterende verdiencapaciteit niet geheel benut, dan betekent dit verlies aan inkomen ten opzichte van de loongerelateerde uitkering.
Vervolguitkering (WGA-gat)
Als een gedeeltelijk arbeidsgeschikte niet werkt, of minder dan 50% van zijn restcapaciteit benut, maakt hij aanspraak op een vervolguitkering. De hoogte van de vervolguitkering is een percentage van het wettelijk minimumloon.
Arbeidsongeschiktheids- percentage 35-45 45-55 55-65 65-80
Uitkeringspercentage 28 35 42 50,75
Een uitkering op minimumloonniveau betekent voor veel werknemers een forse inkomensterugval. Om deze reden wordt het verschil tussen de loongerelateerde uitkering of de loonaanvulling en de vervolguitkering aangeduid als WGA-gat of WGA-hiaat.
Het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel ziet er schematisch als volgt uit:
2 jaar loondoorbetaling werkgever
WIA-beoordeling door UWV
0-35% arbeidsongeschikt
WW
35-80% arbeidsongeschikt/ Volledig arbeidsongeschikt niet duurzaam
Volledig arbeidsongeschikt en duurzaam
WGA-loongerelateerde uitkering
IVA
Werken bij (andere) werkgever
WGA-vervolguitkering of loonaanvullingsuitkering
IVA = Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten WGA = Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
Meer informatie: www.werkennaarvermogen.nl
8
Risico werkgever Eigenrisicodragen
Alle werkgevers kunnen met ingang van 1 januari 2007 eigenrisicodrager worden voor de WGA. Een werkgever die eigenrisicodrager is voor de WGA, draagt voor tien jaar de WGAuitkeringslasten van zijn werknemers en is in die tijd verantwoordelijk voor hun re-integratie. Onder de WGA-lasten vallen: • de kosten van de loongerelateerde WGA-uitkering; • de kosten van de vervolguitkering; • de kosten van loonaanvulling (tot ten hoogste het bedrag van de vervolguitkering); • de werkgeverslasten (sociale premies).
We onderscheiden daarbij drie typen verzekeringen: • WGA-gatverzekeringen; • aanvullende verzekeringen; • excedentverzkeringen.
WGA-gatverzekeringen
Als een werknemer in de vervolgfase (na de loongerelateerde periode) minder dan 50% van zijn restcapaciteit benut, kan hij met een WGA-gatverzekering zijn inkomen (percentage minimumloon) aanvullen tot 70% voor het gedeelte dat hij arbeidsongeschikt is. Een meer uitgebreide WGA-gatverzekering verzekert ook het werkloosheidsdeel en vult het inkomen aan tot 70% van het oude (gemaximeerde) loon, tot maximaal € 46.953,90 (2008).
Re-integratie
Aanvullende verzekeringen
Premie
Excedentverzekeringen
Naast de financiële risico’s blijft de eigenrisicodrager voor een termijn van tien jaar verantwoordelijk voor de re-integratie van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer. In voorkomende gevallen zal de eigenrisicodrager als ‘bestuursorgaan’ moeten optreden. Dit impliceert dat de eigenrisicodrager indien nodig een beroep- en bezwaarprocedure inricht.
De eigenrisicodrager hoeft geen publieke gedifferentieerde WGA-premie aan de belastingdienst te betalen en betaalt alleen nog WAO-basispremie. Dit kan een voordeel zijn ten opzichte van publieke verzekering. Dit is bijvoorbeeld het geval als de potentiële eigenrisocodrager weinig verzuim kent. In dat geval is immers de kans op instroom in de WGA ook gering en zijn eventuele uitkeringslasten laag of nihil
Verzekeringsmogelijkheden werknemer De gaten in de WIA kunnen individueel of collectief via de werkgever worden gedicht.
Verder zijn er aanvullende WIA-verzekeringen. Deze vullen het inkomen van de werknemer bij arbeidsongeschiktheid aan met een bepaald percentage van het oude inkomen. Het percentage is afhankelijk van de benutting van de resterende verdiencapaciteit. Ook deze verzekeringen zijn collectief en individueel af te sluiten.
Voor werknemers met een salaris boven het maximumdagloon die arbeidsongeschikt worden zijn er excedentverzekeringen. Een excedentverzekering vult de uitkering gedurende bepaalde tijd aan tot een percentage van het oude loon (boven de loongrens).
Verzekeringsmogelijkheden werkgever
De werkgever kan het eigenrisicodragerschap privaat verzekeren bij een particuliere verzekeraar. De WGA-eigenrisicodragerverzekering dekt de wettelijke uitkeringsverplichting van de werkgever, als deze er voor kiest om eigenrisicodrager te worden. Verzekeraars leveren daarbij professionele begeleiding (vaak al in de eerste twee ziektejaren) en juridische ondersteuning.
9
WAZ-gat
De Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (WAZ)
Tot 1 januari 2004 was de WAZ een verplichte verzekering voor zelfstandig ondernemers, meewerkende partners en beroepsbeoefenaren. Recht op WAZ bestond bij een arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%. Het recht op uitkering vervalt bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. De keuring is identiek aan de WAO/WIA-keuring. Beoordeeld wordt wat betrokkene nog kan verdienen met zijn handicap in passende arbeid. De hoogte van de uitkering is afgeleid van het wettelijk minimumloon. Grondslag voor de uitkering is het inkomen in het jaar voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid en bij zelfstandigen de winst in dat tijdvak.
Risico zelfstandigen
Na de afschaffing van de WAZ lopen zelfstandigen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid een financieel risico ter grootte van de winst uit onderneming.
Verzekeringsmogelijkheden
Nu de WAZ is afgeschaft moeten zelfstandigen zelf een verzekering afsluiten om het risico op ziekte en arbeidsongeschiktheid af te dekken. Dat kan via een reguliere private verzekering bij een verzekeraar of via de vrijwillige verzekering bij UWV. Voor zelfstandigen die niet in aanmerking komen voor de vrijwillige UWV-verzekering en die zich moeilijk kunnen verzekeren op de private markt, is er een (inmiddels verbeterde) vangnetvoorziening.
Vangnetvoorziening
De vangnetvoorziening kent behalve dekking voor volledige arbeidsongeschiktheid ook dekking voor partiële arbeidsongeschiktheid. De wachttijd is verkort van twee jaar naar één jaar. De regeling wordt tijdelijk opengesteld voor bestaande zelfstandigen die daarover bericht krijgen van hun verzekeraar en vervolgens weer alleen voor starters. De verzekering kent
een maximaal verzekerd bedrag van €11.500 per jaar. De premiestelling is in handen van de individuele verzekeraars. De jaarpremie ligt tussen € 2.000 en € 2.500.
Verruiming aanmeldingstermijn vrijwillige verzekering Zelfstandigen zijn in tegenstelling tot werknemers niet verplicht verzekerd tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Mensen die vanuit loondienst of vanuit een uitkering een eigen bedrijf starten, kunnen zich bij het UWV vrijwillig verzekeren. Per 4 juni 2008 is de aanmeldingstermijn verlengd van 4 naar 13 weken na beëindiging van het dienstverband of de uitkering.
10
WW-gat De Werkloosheidswet (WW)
De WW is met ingang van 1 oktober 2006 drastisch gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op de hoogte en de duur van de uitkering. De wijzigingen zijn doorgevoerd om het WW-stelsel een meer activerend karakter te geven en om de band tussen uitkering en werk te versterken.
Risico werknemer
Om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering geldt een aantal strenge eisen. Pas als daaraan wordt voldaan bestaat recht op een uitkering van maximaal 75% van het laatstverdiende loon.
Toetredingsvoorwaarde: de wekeneis
Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet een werkloze werknemer voldoen aan de wekeneis: hij heeft slechts recht op uitkering als hij in de 36 weken voorafgaande aan de werkloosheid in ten minste 26 weken als werknemer arbeid heeft verricht. Een werknemer die niet voldoet aan de wekeneis, krijgt geen WW-uitkering en is aangewezen op bijstand (WWB). Om aan de wekeneis te voldoen hoeft de werknemer geen volledige werkweken te hebben gewerkt. Het is niet relevant op hoeveel dagen is gewerkt. Ook één dag of één uur werken per week is voldoende, mits dit in ten minste 26 weken is gebeurd. Voor bepaalde groepen werknemers, bijvoorbeeld musici en artiesten, geldt een verlaagde wekeneis.
Duur en hoogte van de uitkering
De Werkloosheidswet kent met ingang van 1 oktober 2006 twee soorten uitkeringen: de basisuitkering en de verlengde uitkering. Basisuitkering Een werknemer die voldoet aan de wekeneis heeft recht op een basisuitkering van drie maanden. De hoogte van de uitkering is de eerste twee maanden 75% van het dagloon, met een maximum van € 179,90. Vanaf de derde maand bedraagt de uitkering 70% van het dagloon.
Verlengde uitkering De basisuitkering wordt verlengd als de werknemer voldoet aan de arbeidsverledeneis (4-uit-5-eis of jareneis). Elk extra gewerkt jaar (tenminste 52 dagen per jaar) betekent een extra maand uitkering, met als maximum 38 maanden (drie jaar en twee maanden). Iemand met een arbeidsverleden van vier jaar krijgt zo vier maanden lang een uitkering, iemand met een arbeidsverleden van vijf jaar krijgt dan vijf maanden een uitkering, totdat iemand 38 jaar heeft gewerkt en 38 maanden een uitkering krijgt.
Algemeen geaccepteerde arbeid
Werknemers die na 1 juli 2008 werkloos zijn geworden, zijn na een jaar verplicht om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. De nieuwe regeling heeft geen gevolgen voor werknemers die voor 1 juli 2008 werkloos zijn geworden. Voor hen blijven de oude regels over passende arbeid van kracht.
FVP-regeling
Werknemers die werkloos zijn geworden op of na hun veertigste levensjaar en tevens deelnemer waren aan een verplichte pensioenregeling, konden tot nu toe gebruikmaken van de zogeheten ‘FVP-regeling’. Deze houdt in dat over de duur van de WW-uitkering (gratis) pensioenopbouw plaatsvindt voor rekening van het Fonds Voorheffing Pensioenen (FVP). De FVP-regeling geldt niet meer voor werknemers die op of na 1 januari 2010 werkloos worden.
ekeringsmogelijkheden
Er zijn op dit moment nog geen collectieve of individuele verzekeringen die het financiële risico van inkomensverlies door werkloosheid dekken. De werkloze is dus aangewezen op eigen middelen of de Bijstand.
11
Begrafenis- of crematiegat De overlijdensuitkering
Met ingang van 1997 is de termijn van de overlijdensuitkering in alle sociale wetten gewijzigd in één maand, te rekenen vanaf de dag na het overlijden. Zo ook in het Burgerlijk Wetboek, waarin de loondoorbetaling bij ziekte van werknemers is geregeld.
Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde
Veel werknemers en uitkeringsgerechtigden verkeren in de veronderstelling dat nabestaanden bij overlijden van een werknemer of een uitkeringsgerechtigde aanspraak kunnen maken op een overlijdensuitkering van drie maanden loon of uitkering. Met een uitkering van een dergelijke omvang kan vaak een aanzienlijk deel van de begrafenis- of crematiekosten worden bekostigd. In veel gevallen betalen werkgevers uit hoofde van een CAO-verplichting of op vrijwillige basis meer dan waartoe ze op grond van het Burgerlijk Wetboek verplicht zijn. Maar als er geen CAO geldt, of als er geen werkgever is (zoals bij sociale uitkeringen), dan moet rekening worden gehouden met een beperkte overlijdensuitkering van één maand. Dit onder aftrek van hetgeen er reeds is uitbetaald. Deze uitkering is overigens wel belasting- en premievrij.
Verzekeringsmogelijkheden.
Met een overlijdensverzekering in geld of natura kan men het begrafenis- of crematiegat op eenvoudige wijze dichten.
12
ANW-gat De Algemene Nabestaandenwet (Anw)
Veel mensen verkeren in de veronderstelling dat bij het overlijden van de partner automatisch recht bestaat op een nabestaandenuitkering. Dit is sinds de invoering van de Anw niet altijd meer het geval.
Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde
Iemand heeft recht op Anw als hij op de dag van zijn overlijden jonger is dan 65 en verzekerd is voor de Anw. Dat betekent dat hij in Nederland moet wonen of werken. Bovendien moet hij voldoen aan één of meer van de volgende regels: • hij verzorgt een of meer kinderen tot 18 jaar; • hij is voor tenminste 45% arbeidsongeschikt en de arbeidsongeschiktheid duurde tenminste drie maanden; • hij is vóór 1 januari 1950 geboren. Mensen die na 1 januari 1950 zijn geboren en geen kinderen onder de 18 hebben of niet meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn, hebben dus in het geheel geen recht op een Anwuitkering. Alleen als de nabestaande geboren is vóór 1 januari 1950 heeft men de zekerheid van een Anw-uitkering tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
Inkomen nabestaanden
Als recht bestaat op een Anw-uitkering moet bovendien rekening worden gehouden met het feit dat de hoogte van de nabestaandenuitkering afhankelijk is van het overige inkomen uit of in verband met arbeid van de nabestaande. Inkomsten uit vermogen en of een uitkering uit een zelfstandig of collectief afgesloten nabestaandenpensioen tellen niet mee als inkomen.
Beëindiging Anw-uitkering
De Anw-uitkering eindigt als: • de nabestaande opnieuw gaat trouwen of gaat samenwonen; • de nabestaande 65 jaar wordt (vanaf dan geldt het recht op een AOW-uitkering); • het jongste kind 18 jaar wordt of tot een ander huishouden gaat behoren; • de nabestaande niet langer voor tenminste 45% arbeidsongeschikt is.
Verzekeringsmogelijkheden
In veel collectieve pensioenregelingen is het nabestaandenpensioen meeverzekerd. De meeste regelingen gaan er echter nog steeds vanuit dat daarnaast recht bestaat op een wettelijke nabestaandenuitkering van de ANW. Dat is lang niet altijd het geval. Dit risico kan afgedekt worden via een collectieve ANW-verzekering via de werkgever of een individuele ANW-gatverzekering bij een verzekeraar.
13
AOW-gaten De Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is de basispensioenvoorziening voor elke Nederlander vanaf 65-jarige leeftijd. Elke ingezetene heeft vanaf het bereiken van die leeftijd recht op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. Voor een volledig AOW-pensioen moet men van het 15e tot het 65e jaar verzekerd zijn geweest. Men bouwt dus 2% per jaar op. De AOW-uitkering bedraagt een percentage van het minimumloon. Als sprake is van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongehuwd samenwonen en één van de partners bereikt de leeftijd van 65 jaar, dan bedraagt de AOW-uitkering 50% van het minimumloon. Dit is per 1 juli 2008 € 682,51. Afhankelijk van het inkomen van de jongere partner bestaat tevens recht op een toeslag van maximaal 50% van het minimumloon. De AOW-uitkering en AOW-toeslag bedragen dan tezamen 100% van het netto minimumloon (€ 1356,60 per maand ).
Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde
De AOW-uitkering is niet compleet als sprake is van een verschil in leeftijd tussen twee gehuwde of duurzaam samenwonende partners en als de opbouw onvolledig is.
Leeftijdsverschil partners
Bij een verschil in leeftijd tussen partners ontstaat een AOW-gat. Naarmate het verschil in leeftijd tussen de partners groter is en het niet duidelijk is of de jongste partner een eigen inkomen heeft totdat die zelf de leeftijd van 65 jaar bereikt, is het wenselijk daarvoor reserveringen te treffen via sparen, aankoop van lijfrentes of anderszins.
Afschaffing AOW-toeslag
Op 1 januari 2015 wordt bovendien de toeslagregeling afgeschaft. Iemand die na deze datum 65 jaar wordt en een jongere partner heeft, krijgt dus geen 100% AOW, maar nog slechts de helft. Indien de partner één jaar jonger is dan de
65-jarige betekent dit al een inkomensverlies van € 8.190,12 per jaar. Als iemand een vijf jaar jongere partner heeft dan betekent dit een inkomensverlies van ruim € 40.000 per jaar.
Onvolledige opbouw
Ook een onvolledige opbouw van de AOW kan zorgen voor een gat in het basispensioen. Voor een volledige opbouw moet iemand van zijn 15e tot zijn 65e ingezetene zijn geweest. Ieder jaar dat men geen ingezetene is geweest, wordt de AOW met 2% gekort. Dit heeft gevolgen voor mensen die tijdelijk (bijvoorbeeld voor het werk) in het buitenland verblijven en voor nieuwkomers.
Verzekeringsmogelijkheden
Er zijn op dit moment geen collectieve regelingen of verzekeringen die een dekking bieden voor het AOW-gat. Dat komt omdat het AOW-gat voor iedereen verschillend is. Het is afhankelijk van het verschil in leeftijd van de partners en het overige inkomen uit of in verband met arbeid. Bovendien is geen sprake van een onzeker voorval in de toekomst, een noodzakelijk uitgangspunt voor een verzekering Wie naar het buitenland gaat kan zijn AOW-opbouw vrijwillig voortzetten. Een verzoek tot toelating tot een vrijwillige verzekering moet men binnen een jaar nadat men in het buitenland gaat wonen of binnen een jaar nadat men zich in Nederland vestigt indienen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De duur van de vrijwillige voortzetting is beperkt tot tien jaar.
14
Ziektekostengat De ziektekostenverzekering
Op 1 januari 2006 trad het nieuwe zorgstelsel in werking. Een zorgverzekering en aanvullende verzekeringen dekken de kosten voor geneeskundige zorg. Het hebben van een basisverzekering is in Nederland wettelijk verplicht. De overheid stelt de inhoud van het wettelijke basispakket vast. Voor behandelingen die buiten het basispakket vallen, kunnen mensen zich aanvullend verzekeren. Dat is niet verplicht. Aanvullende verzekeringen verschillen per verzekeraar wat betreft het verzekerde pakket en de premie. De overheid bemoeit zich niet met de aanvullende verzekeringen.
Premie
De nominale premie voor iedere volwassene vanaf 18 jaar bedraagt in 2008 gemiddeld € 1.166. Dit was bij de introductie van het nieuwe zorgstelsel nog € 939. Kinderen onder de 18 jaar zijn gratis meeverzekerd. Naast een nominale premie betaalt iedere verzekerde een inkomensafhankelijke premie. Deze bedraagt voor werknemers 6,9% in 2009 (4,8% voor zelfstandigen zonder werkgever).
Zorgtoeslag
Zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van de (basis-)zorgverzekering. Is het inkomen in 2009 niet hoger dan € 32.369, dan ontstaat wellicht recht op zorgtoeslag. Deze kan worden aangevraagd bij de Belastingdienst.
Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde
De overheid stelt jaarlijks het basispakket vast. Een ieder doet er goed aan om afhankelijk van zijn/haar (gezondheids-) situatie te kiezen voor aanvullende verzekeringen. Het loont daarbij de aanbiedingen van diverse verzekeraars naast elkaar te leggen en te vergelijken.
15
Pensioengat Pensioenvoorzieningen
Veel mensen verkeren in de veronderstelling dat zij bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd een pensioen krijgen ter grootte van 70% van hun salaris. Dit wordt aangeduid als 'de pensioennorm'. Iemand die vanaf zijn 65e een dergelijk pensioen krijgt, heeft een goed pensioen. Een deel van dit pensioen wordt door de overheid verstrekt in de vorm van een AOW-uitkering. Een ander deel wordt verstrekt uit hoofde van deelname aan een pensioenregeling tijdens de actieve (werkende) periode. Deze laatste uitkering wordt doorgaans aangeduid met de term ‘aanvullend ouderdomspensioen’. Hiermee wordt impliciet aangegeven dat de AOW-uitkering de basis vormt van het zogenaamde pensioengebouw. De fiscale wetgeving schrijft ook voor dat bij de pensioenopbouw rekening moet worden gehouden met een minimaal AOW-bedrag.
Risico werknemer of uitkeringsgerechtigde
Het meest bekende pensioengat ontstaat door onvolledige opbouw van aanvullend pensioen. Minder bekend, maar zeker noemenswaardig is het gat dat ontstaat door onvolledige AOW-opbouw.
Berekening pensioenopbouw
In veel pensioenregelingen wordt bij de berekening van de hoogte van het aanvullend ouderdomspensioen rekening gehouden met het feit dat de verzekerde te zijner tijd een AOW-uitkering ontvangt. Hiervoor wordt bijvoorbeeld een zogenaamde ‘franchise’ gehanteerd. Over een gedeelte van het salaris wordt dan geen aanvullend pensioen opgebouwd. Voorbeeld Situatie a: de feitelijke AOW-uitkering bedraagt € 7.000. Over € 10.000 salaris hoeft dan geen aanvullend ouderdomspensioen te worden opgebouwd. Immers: 70% van € 10.000 is € 7.000. Er wordt aan de norm voldaan. Situatie b: het laatstgenoten salaris bedraagt méér dan € 10.000, bijvoorbeeld € 50.000. In dat geval moet over het meerdere (€ 40.000) € 28.000 (ofwel: 70% van € 40.000) aanvullend ouderdomspensioen worden opgebouwd om aan de pensioennorm toe te komen.
De fiscale wetgeving stelt dat in een eindloonregeling de opbouw maximaal 2% van het pensioengevend loon per dienstjaar mag bedragen (situatie b: 2% van € 40.000, ofwel € 800). Het maximale aanvullende ouderdomspensioen wordt dan opgebouwd in 35 jaar (35 x € 800 = € 28.000).
Pensioentekort
Door allerlei omstandigheden kan iemand niet aan zijn normpensioen toekomen. Gemeten aan het normpensioen is dan sprake van een pensioentekort. Het tekort kan zijn ontstaan doordat de werkgever geen pensioenregeling voor zijn personeel heeft getroffen. Maar zelfs al is dat wel het geval, dan kan nog sprake zijn van een pensioentekort. Mogelijke oorzaken: • De pensioenregeling is geen eindloonregeling (de hoogte van het op te bouwen aanvullend ouderdomspensioen is dan niet gekoppeld aan het laatstgeldende salaris). • De pensioenregeling is wel een eindloonregeling, maar bepaalde salarisbestanddelen zijn niet in het pensioengevend loon opgenomen. • Het pensioenpercentage bedraagt geen 2%, maar bijvoorbeeld 1,75% per dienstjaar. • Er een hoge franchise is ingebouwd, zodat over een kleiner deel van het salaris pensioen wordt opgebouwd. Ook privé-omstandigheden kunnen de oorzaak zijn van een pensioentekort: • Te weinig dienstjaren. (35 bij een 2%-toezegging of 40 bij 1,75% toezegging); • Wisseling van werkgever. • Uitbetaling van het ouderdomspensioen aan ex-partners bij scheiding.
Verzekeringsmogelijkheden
Bij een pensioengat is privé-aanvulling mogelijk, bijvoorbeeld door het sluiten van een lijfrenteverzekering. Ook kan worden besloten langer door te werken om tot een meer volledige opbouw van het pensioen te komen.
18
17
16
Disclaimer Dit is een uitgave van het Fortis ASR Adviesbureau Fiscale en Juridische Zaken, kenniscentrum op het gebied van Pensioen, Leven en Werk & Inkomen. Het Adviesbureau volgt ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, signaleert trends en analyseert de betekenis hiervan voor de (levens)verzekeringen van Fortis ASR. Het Adviesbureau is nauw betrokken bij de ontwikkeling en aanpassing van Fortis ASR-producten. Daarnaast voorziet het Adviesbureau het intermediair van juridisch en fiscaal advies. Deze uitgave is met de uiterste zorg samengesteld. De informatie is gebaseerd op de wet- en regelgeving zoals deze van kracht was op het moment van productie. Fortis ASR aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele onjuiste of onvolledige gegevens of de gevolgen ervan. Ook is Fortis ASR niet aansprakelijk voor de directe of indirecte schade die voortvloeit uit nadien veranderde wet- en regelgeving. Overname van (delen van) de gegevens is toegestaan met bronvermelding. Uitgebreide informatie van het Adviesbureau op het gebied van wet- en regelgeving is te vinden op Fortis ASR Cockpit. Hier is tevens een digitale versie van deze uitgave te vinden. Fortis ASR Adviesbureau Fiscale en Juridische Zaken is een onderdeel van Fortis Verzekeringen Nederland N.V. Kamer van Koophandel: 30070695.
Dossier Sociale Zekerheid
55356 (11-08)
De afgelopen tien jaar zijn ‘gaten geslagen’ in het Nederlandse systeem van sociale zekerheid. Hoogte, duur en de toetredingsvoorwaarden van diverse regelingen zijn aangepast. De ontstane gaten kunnen grote financiële gevolgen hebben voor werknemers, werkgevers en zelfstandigen zonder personeel. Dit Dossier geeft zicht op recente hervormingen van de sociale zekerheid en de gaten die zijn ontstaan. Voor elk financieel risico volgt een overzicht van mogelijkheden om het af te dekken.
Fortis ASR Archimedeslaan 10 3584 BA Utrecht www.fortisasr.nl