Ziekenhuizen
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) Uiterste inzenddatum commentaar 6 januari 2014 naar
[email protected]
Werkgroep Infectiepreventie Versie: 1 oktober 2013
Dit document mag vrijelijk worden vermenigvuldigd en verspreid mits steeds de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) als auteur wordt vermeld. Vergewis u ervan dat u de meest recente versie van dit document hebt. Raadpleeg hiervoor www.wip.nl. De WIP acht zich na het verschijnen van een nieuwe versie van een richtlijn niet meer verantwoordelijk voor verouderde versies.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
Inhoudsopgave Samenstelling Expertgroep............................................................................................. 1 Vaststellen van de richtlijn ............................................................................................. 1 1 Inleiding.............................................................................................................. 3 1.1 Contrastvloeistof ............................................................................................... 3 2 Belangrijkste wijzigingen ................................................................................... 4 3 Afkortingen en verklarende woordenlijst ........................................................... 4 4 Bouw- en inrichtingseisen .................................................................................. 5 4.1 Ruimte-eisen bij beeldvormende diagnostiek en interventie ............................. 5 5 Infectiepreventiemaatregelen bij specifieke handelingen ................................... 7 5.1 Puncties ............................................................................................................. 7 5.2 Plaatsen van een urethrakatheter ....................................................................... 7 5.3 Echografisch onderzoek .................................................................................... 7 6 Infectiepreventiemaatregelen per ruimte ............................................................ 7 6.1 Geen bijzondere ruimte-eisen ............................................................................ 7 6.2 Zelfstandige behandelkamer.............................................................................. 7 6.3 Operatiekamer in operatieafdeling klasse 1 of 2 ............................................... 8 7 Toediening contrastvloeistof .............................................................................. 8 7.1 Infectiepreventiemaatregelen bij niet-patiëntgebonden toediening van contrastvloeistof ................................................................................................ 9 8 Reiniging, desinfectie en sterilisatie ................................................................. 10 8.1 Apparatuur ....................................................................................................... 10 9 Afval ………………………………………………………………………..11 Bijlage A. Overzicht beeldvormende technieken.................................................... 12 Bijlage B. Voorbeelden van automatische ‘power’ injectiesystemen..................... 14 Bijlage C. Ruimte-eisen beeldvormende technieken .............................................. 15 Bijlage D. Literatuur ............................................................................................... 18
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
Samenstelling Expertgroep
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Overige leden Expertgroep • Mevrouw C. van Kouwen (Hoofd behandelteam HCK), Ziekenhuis Rijnstate, Arhnem; • De heer prof. dr. J.S. Laméris (radioloog), Academisch Medisch Centrum, Amsterdam; • De heer J. Lutjeboer (radiologisch laborant - afgevaardigde van de Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie tot 1 januari 2012), Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden; • De heer dr. H. van Overhagen (radioloog), HagaZiekenhuis, Den Haag • De heer drs. C. Ticheler (nucleair geneeskundige - afgevaardigde van de Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde) Ziekenhuisgroep Twente, Hengelo; • De heer dr. J. Vos (cardioloog - afgevaardigde van Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie), Amphia Klinieken, Breda; • Mevrouw M. Zeeman (beleidsmedewerker), per 1 januari 2012 afgevaardigde van de Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie, Utrecht.
26
Vaststellen van de richtlijn
27 28 29 30 31 32 33 34
−
Kernredactie Expertgroep • De heer prof. dr. P.J. van den Broek (internist-infectioloog, voorzitter Expertgroep), Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden; • Mevrouw dr. A.K. van Vliet (bioloog-biochemicus, secretaris richtlijnontwikkeling) Werkgroep Infectiepreventie, Leiden.
Leden van de Regieraad van de Werkgroep Infectiepreventie: Voor de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie: • De heer dr. B.M.W. Diederen (arts-microbioloog), Streeklaboratorium Haarlem, Haarlem. • De heer dr. R. Hendrix (arts-microbioloog) Laboratorium voor infectieziekten, Groningen en Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen; • Mevrouw dr. J.A. Severin (arts-microbioloog), Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam.
35 36 37 38
Voor de Vereniging voor Infectieziekten: • De heer dr. G.J.H.M. Ruijs (arts-microbioloog), Isala klinieken, Zwolle; • De heer dr. E.F. Schippers (internist-infectioloog), HagaZiekenhuis, Den Haag, tevens Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden.
39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Voor de Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg: • Mevrouw Y. van Dijk (deskundige infectiepreventie), Diakonessenhuis, Utrecht; • De heer R. Lagendijk (deskundige infectiepreventie), Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht; • Mevrouw A.L. van de Pas-Commeren (deskundige Infectiepreventie), Jeroen Bosch Ziekenhuis, Afdeling Hygiëne & Infectiepreventie, ’s Hertogenbosch.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
1
1 2 3 4 5
−
Adviseur van de Regieraad: • Mevrouw drs. D. Beaujean (afdelingshoofd richtlijnontwikkeling en implementatie), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu / Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, Bilthoven.
6
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
1
Inleiding
Beeldvormende technieken kunnen uitgevoerd worden in een zelfstandige behandelkamer, operatieafdeling klasse 2, klasse 1 of in een ruimte waarvoor geen bijzondere eisen zijn gedefinieerd. De eisen die gesteld zijn aan de ruimten waar beeldvormende diagnostiek en interventies plaats vinden, zijn gebaseerd op de uitgangspunten van preventie van zorginfecties. In deze richtlijn zijn beeldvormende technieken in de cardiologie, de radiologie en de nucleaire geneeskunde onderverdeeld in diagnostiek en interventies. Diagnostiek is verdeeld in onderzoek zonder- en met contrastvloeistof en onderzoek met toediening van radionucliden. Zie voor indeling specifieke diagnostische procedures bijlage A1. Interventies zijn onderverdeeld in niet-vasculaire interventies en vasculaire interventies (zie respectievelijk bijlagen A2 en A3). Daarbij wordt verder onderscheid gemaakt tussen het niet of wel achterlaten van een lichaamsvreemd materiaal in de patiënt. Wanneer een lichaamsvreemd materiaal wordt achtergelaten in de patiënt is het van belang of dit materiaal al dan niet een open verbinding vormt tussen milieu intern en extern. Deze indeling vormt de basis voor de aanbevelingen over de bouwkundige eisen te stellen aan de ruimten waar diagnostiek en interventies worden verricht. De Expertgroep heeft op basis van de bovenbeschreven uitgangspunten de meest voorkomende beeldvormende technieken ingedeeld.
23
1.1
Contrastvloeistof
24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Aanleiding De geplande revisie van de WIP-richtlijnen Veilig werken radiodiagnostiek en hartkatheterisatie, Bouw- en inrichtingseisen radiodiagnostiek en hartkatheterisatie en Reiniging en desinfectie radiodiagnostiek en hartkatheterisatie was de aanleiding tot het opstellen van deze nieuwe richtlijn: infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken in de cardiologie, de radiologie en de nucleaire geneeskunde: diagnostiek en interventie. Doelstelling Deze richtlijn beschrijft infectiepreventiemaatregelen die specifiek zijn bij de uitvoering van diagnostiek en interventie met behulp van beeldvormende technieken en de hiervoor gebruikte apparatuur. Deze maatregelen geven veiligheid in twee richtingen; zij beschermen niet alleen de patiënt tegen zorginfecties maar ook diegenen die met de patiënt of hieraan verbonden apparatuur in contact komen tegen beroepsinfecties. De maatregelen in deze richtlijn zijn ingebed in de algemene voorzorgsmaatregelen die op alle afdelingen gebruikelijk zijn. De ‘Algemene Voorzorgsmaatregelen’ staan beschreven op de website van de werkgroep (www.wip.nl) en bevatten de volgende richtlijnen: Accidenteel bloedcontact; Handhygiëne medewerkers; Persoonlijke hygiëne medewerkers; Persoonlijke beschermingsmiddelen en Persoonlijke hygiëne patiënt en bezoeker. Toepassing van richtlijnen De richtlijn is van toepassing op volwassen patiënten, kinderen en neonaten. Afhankelijk van het lokale infectiepreventiebeleid kunnen aanpassingen aan de in de richtlijn beschreven aanbevelingen nodig zijn. Het gebruik van antibioticaprofylaxe
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
3
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
staat niet beschreven in deze richtlijn maar kunt u vinden in de richtlijnen van de stichting werkgroep antibioticabeleid (SWAB, www.swab.nl). Deze richtlijn geeft geen informatie over het veilig werken met straling of contrastvloeistoffen maar richt zich uitsluitend op het voorkomen van een microbiële infectie. Richtlijngebruikers Doelgroep zijn al diegenen die direct of indirect betrokken zijn bij het infectiepreventiebeleid van het ziekenhuis. Richtlijnontwikkeling De aangegeven maatregelen in deze richtlijn zijn gebaseerd op gepubliceerde onderzoeksgegevens indien deze beschikbaar waren. Indien er geen (betrouwbare) onderzoeksgegevens beschikbaar waren over een bepaald onderwerp werd gebruik gemaakt van de kennis van experts. Op de website van WIP vindt u informatie over de procedure voor het ontwikkelen van een WIP-richtlijn (www.wip.nl). Leeswijzer richtlijn Op het voorblad van elke richtlijn staat wanneer de richtlijn is vastgesteld, wanneer er wijzigingen waren en wanneer revisie staat gepland. Dit teken in de kantlijn (“handje”) betekent dat de Expertgroep hier een aanbeveling doet waarvan de Expertgroep het noodzakelijk vindt dat deze voorzorgsmaatregel wordt opgevolgd. Boven een aanbeveling kan een stukje inleidende tekst staan. Onder een aanbeveling kunt u een “motivatie”, een “toelichting”, of een “opmerking” vinden. De motivatie kan opgebouwd zijn uit wetenschappelijke overwegingen, overige overwegingen en een eindconclusie. Verwijzingen naar andere WIP-richtlijnen staan cursief vermeld.
2 − −
− −
3
Belangrijkste wijzigingen In deze richtlijn zijn drie richtlijnen samengevoegd tot één richtlijn. Deze richtlijn beschrijft infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken in de cardiologie, de radiologie en de nucleaire geneeskunde: diagnostiek en interventies terwijl de vorige richtlijn gericht was op radiodiagnostiek en hartkatheterisatie. De Expertgroep stelt eisen op het gebied van infectiepreventie aan de ruimte voor specifieke beeldvormende diagnostische technieken en interventies. Per ruimte is aangegeven welke infectiepreventiemaatregelen er genomen moeten worden.
Afkortingen en verklarende woordenlijst
Achterlaten lichaamsvreemde voorwerpen: voorwerpen die in het lichaam blijven na beëindiging van de ingreep. CT: computertomografie. EVAR: endovasculaire aneurysma reparatie. MRI: magnetische resonantie imaging. Meervoudige vloeistofafname: houdt in dat er meerdere malen wordt afgenomen uit dezelfde flacon/infuuszak.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Niet-patiëntgebonden (niet individueel): bedoeld voor gebruik bij meerdere patiënten. Parenteraal: buiten het maag-darmkanaal om. Patiëntgebonden (individueel): bedoeld voor gebruik per patiënt. Mag niet bij meerdere patiënten gebruikt worden. PT(C)A: percutane transluminale (coronair) angioplastiek. Port: een onderhuidse toegang tot de bloedbaan. RFA: radio frequente ablatie. SWAB : stichting werkgroep antibioticabeleid. TIPS: transjugulaire intrahepatische portosystemische shunt. Vasculair: perifeer; veneus en arteriëel. WIP: werkgroep infectiepreventie. Zorginfecties: zijn infecties die de patiënt oploopt als gevolg van verleende medische zorg.
4
Bouw- en inrichtingseisen
27 28 29 30 31 32 33
Zie voor de bouw- en inrichtingseisen van de operatieafdeling klasse 1, klasse 2 en de zelfstandige behandelkamer de WIP-richtlijn Omstandigheden (kleine) chirurgische en invasieve ingrepen.
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
4.1
Toelichting: Ter preventie van zorginfecties worden drie niveaus van ruimte-eisen gehanteerd: operatieafdeling klasse 1; operatieafdeling klasse 2 en zelfstandige behandelkamer 1.
Ruimte-eisen bij beeldvormende diagnostiek en interventie
Beeldvormende technieken kunnen uitgevoerd worden in een zelfstandige behandelkamer, operatieafdeling klasse 2, klasse 1 of in een ruimte waarvoor geen bijzondere eisen zijn gedefinieerd. De eisen die gesteld zijn aan de ruimten waar beeldvormende diagnostiek en interventies plaats vinden, zijn gebaseerd op de uitgangspunten van preventie van zorginfecties. Indien diagnostische procedures vaak aanleiding geven tot interventie of omdat daar acuut aanleiding toe is, raadt de Expertgroep aan om de diagnostische ingreep op een hoger niveau uit te voeren dat past bij de aard van de interventie die dan moet plaatsvinden.
1
Dit geldt ook voor een afdeling met meerdere behandelkamers waar aan de overige ruimten van die afdeling geen bijzondere eisen vanuit infectiepreventie worden gesteld.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
5
1
4.1.1
Geen bijzondere ruimte-eisen
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Stel geen bijzondere eisen aan de ruimten voor: − beeldvormende diagnostiek – Zie tabel A1 voor een overzicht van specifieke diagnostische procedures;
13
4.1.2
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Stel als minimale ruimte-eis een zelfstandige behandelkamer voor: − diagnostische angiografie; − beeldvormende diagnostiek waarvoor een katheter in een natuurlijke holte wordt ingebracht (met uitzondering van de blaaskatheter); − intraoculair - en intrathecaal diagnostiek met radionucliden; − niet-vasculaire interventies met onderstaande uitzonderingen.
29
4.1.3
30 31 32 33 34 35 36 37
Stel als minimale ruimte-eis operatieafdeling klasse 2 voor: − vasculaire interventies met onderstaande uitzonderingen
38
4.1.4
39 40 41 42 43 44
Stel als ruimte-eis een operatiekamer op operatieafdeling klasse 1 voor het chirurgische inbrengen van een klepprothese.
Uitzonderingen: - Angiografie en intraoculair - en intrathecaal diagnostiek met radionucliden dat minimaal uitgevoerd moet worden in een zelfstandige behandelkamer; − − −
plaatsen van een blaaskatheter; plaatsing van een voedingssonde; intraveneuze en orale behandeling met radionucliden. Zelfstandige behandelkamer
Uitzonderingen: -Ablatietechnieken en vertebroplastiek dat minimaal uitgevoerd moet worden in een operatiekamer gelokaliseerd in een operatieafdeling klasse 2 én voor plaatsing van een voedingsonde en intraveneuze en orale behandeling met radionucliden waarvoor geen bijzondere ruimte-eisen gesteld worden. − −
−
elektrofysiologisch onderzoek van het hart; plaatsing van een centraalveneuze infuuskatheter. Operatieafdeling klasse 2
Uitzonderingen: Plaatsing van een centraalveneuze infuuskatheter dat minimaal uitgevoerd moet worden in een zelfstandige behandelkamer en het chirurgisch inbrengen van een klepprothese dat minimaal uitgevoerd moet worden in een operatiekamer gelokaliseerd op een operatieafdeling klasse 1; het uitvoeren van ablatietechnieken en vertebroplastiek. Operatieafdeling klasse 1
Zie bijlagen C1-C3 voor een overzicht van de ruimte-eisen bij beeldvormende technieken voor diagnostiek en interventies.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
6
1
5
Infectiepreventiemaatregelen handelingen
2
bij
specifieke
3
5.1
4
Handel bij het verrichten van puncties conform de WIP-richtlijn Puncties.
5
5.2
6 7
Handel bij het inbrengen van een urethrakatheter conform de WIP-richtlijn Preventie van infecties als gevolg van katheterisatie van de urethra.
8
5.3
9 10 11
Puncties Plaatsen van een urethrakatheter
Echografisch onderzoek
Handel bij het verrichten van echografisch onderzoek conform de WIP-richtlijn Hygiënemaatregelen bij echografisch onderzoek.
12
6
Infectiepreventiemaatregelen per ruimte
13 14 15 16
In alle ruimten gelden de algemene voorzorgmaatregelen zoals beschreven in de WIP-richtlijnen Accidenteel bloedcontact; Handhygiëne medewerkers; Persoonlijke hygiëne medewerkers; Persoonlijke beschermingsmiddelen en Persoonlijke hygiëne patiënt en bezoeker.
17 18
6.1
Er zijn geen extra maatregelen nodig bovenop de algemene voorzorgmaatregelen.
19
6.2
20 21 22 23
Desinfecteer de huid voorafgaand aan de interventie.
24 25 26 27 28 29 30
Desinfecteer de handen voorafgaand aan de interventie.
31 32 33 34
Pas preoperatieve handdesinfectie toe voor angiografie en het plaatsen van een centraalveneuze katheter. Zie WIP-richtlijn Preoperatieve handdesinfectie voor de uitvoering van preoperatieve handdesinfectie.
35
Draag steriele handschoenen wanneer een steriel werkveld wordt gecreëerd.
Geen bijzondere ruimte-eisen Zelfstandige behandelkamer
Zie WIP-richtlijn Desinfectie van huid- en slijmvliezen voor de uitvoering van huiddesinfectie.
Zie WIP-richtlijn Handhygiëne voor uitvoering van handdesinfectie Uitzonderingen: Preoperatieve handdesinfectie wordt toegepast bij het uitvoeren van een angiografie en het plaatsen van een centraalveneuze katheter.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
6.3
Operatiekamer in operatieafdeling klasse 1 of 2
Werk in operatieafdeling klasse 1 en 2 conform de WIP-richtlijnen: Desinfectie van huid en slijmvliezen; Preoperatieve handdesinfectie; Veilig werken in de operatiekamer; Beheersplan luchtbehandeling en Preventie van postoperatieve wondinfecties. In onderstaande tabel staan de infectiepreventiemaatregelen per ruimte-eis beschreven. Tabel 2: Overzicht van de infectiepreventiemaatregelen voor diagnostiek en interventies per ruimte-eis. Infectiepreventiemaatregelen voor diagnostiek en interventies per ruimte-eis Geen eisen Zelfstandige OK klasse 2 OK klasse 1 behandelkamer Algemene voorzorgsmaatregelen# Desinfectie van huid /oog; Handdesinfectie&; Steriel werkveld*; Steriele handschoenen;
Huiddesinfectie; Preoperatieve handdesinfectie; Steriel werkveld*; Steriele handschoenen; Mondneusmasker; Oogbescherming; Steriel beschermende kleding; Muts
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
In alle ruimten gelden de algemene voorzorgmaatregelen zoals beschreven in de WIP-richtlijnen Accidenteel bloedcontact; Handhygiëne medewerkers; Persoonlijke hygiëne medewerkers; Persoonlijke beschermingsmiddelen en Persoonlijke hygiëne patiënt en bezoeker. & Uitzonderingen zijn het uitvoeren van een angiografie en het plaatsen van een centraalveneuze katheter waarbij preoperatieve handdesinfectie wordt toegepast. *Het steriele werkveld is dusdanig groot dat tijdens de uitvoering van de ingreep er geen contact mogelijk is met niet-steriele delen.
21
7
22 23 24 25 26 27 28 29 30
Contrastvloeistof kan niet-vasculair of vasculair worden toegediend. Bij nietvasculaire toediening krijgt de patiënt contrastvloeistof oraal (visualisatie van maag, dikke darm, dunne darm), via een katheter in natuurlijke lichaamsholten (visualisatie blaas), via een drain in niet-natuurlijke lichaamsholten of via een sonde of canule toegediend. Vasculaire toediening van patiëntgebonden contrastvloeistof kan handmatig of machinaal plaatsvinden via een injectiespuit, al dan niet via een katheter. Toediening van contrastvloeistof vindt in de praktijk veelal plaats via automatisch ‘power’ injectiesystemen [1]. Zie bijlage B voor een schematische weergave van twee automatische ‘power’ injectiesystemen.
31 32 33
Handel bij het toedienen van contrastvloeistof via een perifeer- of centraalveneuze infuuskatheter conform de WIP-richtlijn Flebitis en bloedbaaninfecties door intraveneuze infuuskatheters.
34 35
Handel bij het toedienen van contrastvloeistof via een arterie conform de WIPrichtlijn Arteriële katheters.
#
Toediening contrastvloeistof
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
8
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Dien contrastvloeistof patiëntgebonden toe. Motivatie: Zie voor de motivatie bij patiëntgebonden toediening van contrastvloeistof de WIP-richtlijn: Hygiënemaatregelen bij toediening van medicatie via injectie. Deze richtlijn is opgesteld conform de richtlijn van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers [2]. Er is geen wetenschappelijk bewijs waaruit blijkt dat het niet-patiëntgebonden gebruik van contrastvloeistof in automatische ‘power’ injectiesystemen onveiliger dan wel veiliger is in relatie tot het veroorzaken van een infectie. De Expertgroep raadt echter toch aan om bij niet-patiëntgebonden toediening van contrastvloeistof bij gebruik van automatische ‘power’ injectiesystemen het advies in paragraaf 7.1. ‘Infectiepreventiemaatregelen bij niet-patiëntgebonden toediening van contrastvloeistof’ op te volgen.
7.1 Infectiepreventiemaatregelen bij niet-patiëntgebonden toediening van contrastvloeistof
16 17 18 19 20 21
Voer alle handelingen aan automatische ‘power’ injectiesystemen uit zoals beschreven in de WIP-richtlijnen: Flebitis en bloedbaaninfecties door intraveneuze infuuskatheters en Hygiënemaatregelen bij toediening van medicatie via injectie.
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Gebruik alleen automatische ‘power’ injectiesystemen die voorzien zijn van antiterugslagveiligheidskleppen; detectoren die de vloeistofstroomrichting beveiligen; luchtdetectoren en druksensoren.
35 36 37 38
Vervang het patiëntgebonden gedeelte na iedere patiënt.
39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Vervang het toedieningsysteem na vijf patiënten en iedere 24 uur en direct bij zichtbare contaminatie en wanneer de contrastvloeistof langer dan 1,5 uur heeft stil gestaan in het toedieningssysteem.
Zie Bijlage B voor voorbeelden van automatische ‘power’ injectiesystemen.
Opmerking: De slang van de voorraad naar de spuit en de slang van de spuit naar het patiëntgebonden gedeelte bevatten een anti-terugslagveiligheidsklep. Het patiëntgebonden gedeelte bevat direct na de koppeling een dubbele antiterugslagveiligheidsklep. Motivatie: Anti-terugslagveiligheidskleppen en beveiliging op de opzuigrichting van de vloeistof voorkomen besmetting vanuit de patiënt naar de vloeistoffen in het injectiesysteem. Luchtdetectoren voorkomen luchtembolieën en druksensoren voorkomen extravasatie.
Motivatie: Om overdracht van micro-organismen tussen patiënten te voorkomen wordt het patiëntgebonden gedeelte na iedere patiënt vervangen.
Motivatie: Omdat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is om met zekerheid het optreden van exogene ziekenhuisinfecties uit te sluiten acht de Expertgroep het noodzakelijk om het toedieningsysteem dat nu niet-patiëntgebonden wordt gebruikt na vijf patiënten te vervangen. Hierdoor blijft het risico op besmetting beperkt tot maximaal vijf patiënten. Tevens zijn verwarmde contrastvloeistoffen een bron voor vermenigvuldiging van micro-organismen na een optredende besmetting.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept)
9
1 2 3 4 5 6 7
Gebruik katheters, connectoren en ander toebehoren waarvan de fabrikant heeft aangetoond dat zij bestand zijn tegen de maximale druk van de automatische ‘power’ injectiesystemen.
8 9 10 11 12 13 14
Breng de contrastvloeistof op lichaamstemperatuur voor toediening als de fabrikant dit aangeeft.
Motivatie: Dit voorkomt dat katheters, connectoren en ander toebehoren gaan lekken, scheuren of barsten, zodat de patiënt en het personeel niet blootgesteld worden aan contrastvloeistof en lichaamsvochten van de patiënt [3,4].
Motivatie: Verwarmen van contrast vloeistof verlaagt de viscositeit en daarmee de opgebouwde druk en resulteert in een verhoogde doorstroomsnelheid [1,5,6]. Een nadeel is dat verwarmen de groei van micro-organismen bevordert.
15
8
Reiniging, desinfectie en sterilisatie
16 17 18 19
Handel bij het uitvoeren van reiniging, desinfectie en sterilisatie conform de WIPrichtlijnen Beleid reiniging, desinfectie en sterilisatie, Reiniging en desinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpen en Bewaren en transporteren gebruikt instrumentarium voor sterilisatie.
20 21 22 23 24
Voer materialen en instrumentarium voor hergebruik voor reiniging, desinfectie of sterilisatie af naar de centrale sterilisatie afdeling van het ziekenhuis.
25
8.1
26 27
Schaf apparatuur aan dat een reinigings-, desinfectie- en sterilisatie voorschrift van de fabrikant bevat.
28 29 30
Overleg het reinigings-, desinfectie- en sterilisatie voorschrift van het aan te schaffen apparaat met de deskundige medische steriele hulpmiddelen en/of de deskundige infectiepreventie.
31 32 33 34 35
Gebruik apparatuur dat gemaakt is van materiaal dat goed te reinigen is, waarop vuil goed zichtbaar is.
36 37 38
Reinig apparatuur minstens eenmaal per dag of volgens voorschrift van de fabrikant en direct bij zichtbare verontreiniging of bij contact met de onbedekte huid van de patiënt.
39 40 41
Reinig apparatuur bij zichtbare verontreiniging met bloed of lichaamsvochten (secreta en excreta) en desinfecteer aansluitend na drogen met alcohol 70% of volgens voorschrift van de fabrikant.
42
Hanteer de benodigde contacttijd van het desinfectans met het voorwerp.
43
8.1.1
44
Gebruik wegwerptransducers voor intravasale drukmeting.
Zie voor het bewaren en transporteren van gebruikt instrumentarium de WIPrichtlijn Bewaren en transporteren van gebruikt instrumentarium voor sterilisatie.
Apparatuur
Motivatie: Ruwe materialen en geribbelde knoppen zijn moeilijk te reinigen en te desinfecteren, waardoor er vuil en micro-organismen op achter kunnen blijven.
Transducers
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 10
1
8.1.2
Infuusverwarmingssystemen
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Gebruik infuusverwarmingssystemen die het product verwarmen zonder direct contact met een verwarmingsvloeistof.
14 15
Reinig en desinfecteer de buitenkant van infuusverwarmingssystemen volgens voorschrift van de fabrikant.
16
Opmerking: De fabrikant levert instructies aan om groei van micro-organismen in het vloeistofreservoir van infuusverwarmingssystemen te voorkomen. Motivatie: De Expertgroep acht de kans op overdracht van micro-organismen naar de patiënt bij gebruik van infuusverwarmingssystemen waarbij warmte overdracht direct plaatsvindt met de verwarmingsvloeistof groot. Het voorkomen van groei van micro-organismen in het vloeistofreservoir en het indirecte contact van verwarmingsvloeistof met het product voorkomt besmetting van de patiënt na toediening van verwarmde infuusproducten.
8.1.3
Röntgenapparatuur
17 18 19 20 21
Reinig zowel de verrijdbare als de immobiele röntgenapparatuur en toebehoren zoals doorlichtingssysteem (beeldversterker) scherm, röntgentafel en statief met röntgenbuis minstens eenmaal per week of volgens voorschrift van de fabrikant en direct bij zichtbare verontreiniging of wanneer zij in contact zijn geweest met de slijmvliezen of onbedekte huid van de patiënt.
22
Trek na reiniging een plastic hoes over de röntgenapparatuur.
23 24 25
Vervang de plastic hoes voor ieder gebruik door een nieuwe al dan niet steriele plastic hoes.
26
9
Afval
27 28
Voer biologisch vast- en vloeibaar afval af volgens het Landelijk Afvalbeheersplan (www.lap2.nl) en de ADR (http://www.rivm.nl/rvs/gevaar/adr/).
29 30 31 32 33
Opmerking: ADR is het verdrag voor het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. ADR is de afkorting van ‘Accord Européen relatif au transport international de marchandises Dangereuses par Route’.
34
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 11
1
Bijlage A.
2 3 4 5 6 7 8 9
Overzicht beeldvormende technieken
In tabellen A1-A3 staat een overzicht van diagnostiek en interventies met behulp van beeldvormende technieken. De Expertgroep is zich ervan bewust dat niet alle beeldvormende technieken worden genoemd en dat de indeling ook kan wijzigen door nieuwe ontwikkelingen. Tabel A1: Overzicht van diagnostiek met behulp van beeldvormende technieken.
Diagnostiek Zonder contrast − − − − − − 10 11 12 13 14
Met contrast
Bucky-opname CT Echografie Mammografie MRI Röntgendoorlichting
− − − − − − −
* Uitzondering blaaskatheter
Met radionucliden
Angiografie Arthrografie CT Echografie Katheter in natuurlijke holten* MRI Röntgendoorlichting
− − − −
Intraveneus, intra-/subcutaan, intraoculair Intravesicaal, intrathecaal Leasionaal Oraal, intranasaal
Tabel A2: Overzicht van niet-vasculaire interventies met behulp van beeldvormende technieken.
Niet-vasculaire interventies
Zonder achterlaten van lichaamsvreemde voorwerpen Ablatietechnieken Artrografie Biopsie (Echo- of CT geleide, stereotactisch) − Endoscopische retrograde cholangiopancreaticografie − Punctie − − −
Met achterlaten lichaamsvreemde voorwerpen
− − − −
15 16 17 18
Open verbinding buitenlucht Drain (Echo- of CT geleide en/of onder röntgendoorlichting) Marker stereotactische lokalisatie# Percutane radiologische gastrostomie Voedingsonde
−
Geen verbinding buitenlucht Vertebroplastiek
#
De marker wordt aangebracht een dag voor de operatie en de volgende dag verwijderd. De marker is maximaal 48 uur aanwezig.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 12
1 2
Tabel A3: Overzicht van vasculaire interventies met behulp van beeldvormende technieken.
Vasculaire interventies
Zonder achterlaten van lichaamsvreemde voorwerpen
Met achterlaten lichaamsvreemde voorwerpen
Open verbinding buitenlucht − − − − − −
3 4 5 6 7 8
Ablatietechnieken Atherectomie Elektrofysiologisch onderzoek PT(C)A (ballondilataties) Radionuclidentherapie Valvuloplastiek
− −
Centraalveneuze infuuskatheters Trombolyse*
Geen verbinding buitenlucht − − − − − − − − −
ASD/PFO sluiting Embolisatie (coils) Klepprothese Mitraclip Percutane coronaire interventies Ports Stent/Stentsgrafts TIPS Vena cava filter
*De katheter blijft aanwezig tot aan het einde van de behandeling. De behandelingsduur bedraagt maximaal 48 uur. .
9
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 13
1 2
Bijlage B.
Voorbeelden van automatische ‘power’ injectiesystemen*
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Nietpatiëntgebonden gedeelte
Patiëntgebonden gedeelte anti-terugslagveiligheidsklep connector
*Gemodificeerd uit artikel van Buerke et al. [7].
32
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 14
voorraadvat
zoutoplossing
6
voorraadvat
5
zoutoplossing
Contrastvloeistof
4
Contrastvloeistof
3
1
Bijlage C.
2 3 4 5 6 7 8 9
Ruimte-eisen beeldvormende technieken
In tabellen C1-C3 is overzicht van de ruimte-eisen geldend voor diagnostiek en interventies met behulp van beeldvormende technieken weergegeven. Tabel C1: Overzicht van de ruimte-eisen geldend voor diagnostiek met behulp van beeldvormende technieken.
DIAGNOSTISCHE BEELDVORMENDE INGREPEN
Zonder contrast
Bucky-opname CT Echografie MRI Mammografie Röntgendoorlichting
Met contrast
Angiografie CT Echografie + Katheter in natuurlijke holten MRI Röntgendoorlichting Met radionucliden Intraoculair Intrathecaal Intraveneus, intra-/subcutaan, Intravesicaal, Leasionaal Oraal, intranasaal 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Ruimte eisen* Geen bijzondere eisen&
Zelfstandige behandelkamer
X X X X X X# X∞ X X X X X#
X X X X
X X
*De ruimte-eisen gelden alleen voor infectiepreventie. Ruimte-eisen voor stralingsbescherming, bescherming tegen magnetische velden en dergelijke zijn hier niet aangegeven. & Bijvoorbeeld een eenpersoonskamer op een intensieve zorgafdeling of een onderzoekskamer. # De ruimte-eis voor doorlichting hangt af van de ruimte-eis van de ingreep waarbij doorlichting wordt gebruikt. + Uitzondering blaaskatheter ∞ Wanneer angiografie in combinatie met een interventie wordt gebruikt geldt als ruimte-eis OK-klasse 2.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 15
1 2 3
Tabel C2: Overzicht van ruimte-eisen bij niet-vasculaire interventies met behulp van beeldvormende technieken.
Ruimte eisen*
NIET-VASCULAIRE BEELDVORMENDE INTERVENTIES
Geen bijzondere Zelfstandige eisen& behandelkamer Zonder achterlaten van lichaamsvreemde voorwerpen Ablatietechnieken X Artrografie X Biopsie (Echo- of CT geleide, stereotactisch) Endoscopische retrograde X cholangiopancreaticografie Punctie X Radionuclidentherapie oraal X Radionuclidentherapie X intraveneus Radionuclidentherapie intraX articulair
Operatieafdeling klasse 2 X
Met achterlaten van lichaamsvreemde voorwerpen Open verbinding buitenlucht
X
Drain (Echo- of CT geleide en/of onder röntgendoorlichting) Marker stereotactische lokalisatie
X
Percutane radiologische gastrostomie Voedingsonde
X X
Geen verbinding buitenlucht 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Vertebroplastiek
X
*De ruimte-eisen gelden alleen voor infectiepreventie. Ruimte-eisen voor stralingsbescherming, bescherming tegen magnetische velden en dergelijke zijn hier niet aangegeven. & Bijvoorbeeld een eenpersoonskamer op een intensieve zorgafdeling of een onderzoekskamer.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 16
1 2 3
Tabel C3: Overzicht van de ruimte-eisen bij vasculaire interventies met behulp van beeldvormende technieken.
Ruimte eisen*
VASCULAIRE BEELDVORMENDE INTERVENTIES
Zelfstandige Operatieafdeling behandelkamer klasse 2 Zonder achterlaten van lichaamsvreemde voorwerpen X Ablatietechnieken X Elektrofysiologisch onderzoek van het hart X Embolisatie X PT(C)A X Trombolyse
Operatieafdeling klasse 1
Met achterlaten van lichaamsvreemde voorwerpen Open verbinding buitenlucht Centraalveneuze infuuskatheters Geen verbinding buitenlucht Embolisatie (coils) Implanteerbare cardioverterdefibrillator (ICD) implantatie Klepprothese (percutaan en chirurgisch) Pacemaker (PM) implantatie Ports Stent/Stentsgrafts TIPS 4 5 6 7 8 9
Vena cava filter
X X X
X X X X X X
*De ruimte-eisen gelden alleen voor infectiepreventie. Ruimte-eisen voor stralingsbescherming, bescherming tegen magnetische velden en dergelijke zijn hier niet aangegeven.
10
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 17
1 2 3 4 5
Bijlage D.
Literatuur
1 Kaluski E, Moussa ID, Heuser RR, Kern MJ, Weisz G, Klapholz M et al. Automated contrast injectors for angiography: devices, methodology, and safety. Catheter Cardiovasc Interv 2009; 74(3):459-464.
6 7 8 9 10 11 12 13
2 Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers. Richtlijn voor toediening gereed maken (VTGM) van parenteraia op verpleegafdelingen in ziekenhuizen. 2009. 3 Schummer C, Sakr Y, Steenbeck J, Gugel M, Reinhart K, Schummer W. Risk of extravasation after power injection of contrast media via the proximal port of multilumen central venous catheters: case report and review of the literature. Rofo 2010; 182(1):14-19.
14 15 16
4 Sinan T, Al Khawari H, Chishti FA, Al Saeed OM, Sheikh M. Contrast media extravasation: manual versus power injector. Med Princ Pract 2005; 14(2):107110.
17 18 19 20
5 Schwab SA, Kuefner MA, Anders K, Adamietz B, Heinrich MC, Baigger JF et al. Peripheral intravenous power injection of iodinated contrast media: the impact of temperature on maximum injection pressures at different cannula sizes. Acad Radiol 2009; 16(12):1502-1508.
21 22
6 Halsell RD. Heating contrast media: role in contemporary angiography. Radiology 1987; 164(1):276-278.
23 24 25 26 27
7 Buerke B, Sonntag AK, Fischbach R, Heindel W, Tombach B. Automatic injectors in magnetic resonance imaging and computed tomography: pilot study on hygienic aspects. Rofo 2004; 176(12):1832-1836.
Infectiepreventiemaatregelen bij beeldvormende technieken (concept) 18