58. Heracles op de Olympus – een verheven apotheose
I
N TEGENSTELLING MET DE PHRYNOS-SCHILDER wilde de Sosias-schilder wel degelijk de sublieme verhevenheid weergeven van de godenvergadering waarin Heracles mocht doordringen (afb. 282a-b,283-284): deze prachtige godenvergadering was bedoeld als de afsluiting van dit boek en zou tegelijkertijd – schrik niet – uw eindexamen moeten zijn, want zo had ik dat graag gezien. En voor dat eindexamen zouden, denk ik, velen van u zakken als een baksteen. ‘Wat is dat nou weer voor onzin?’ hoor ik u denken. Dat zit zo. Geestelijke gulzigheid Kennis maken met zoveel goden tegelijk gaat waarschijnlijk boven uw kracht en vooral boven uw belangstelling: ik kan u een beetje kennis bijbrengen, maar niet de onvoorwaardelijke toewijding die nodig is voor de ware waardering van de genialiteit van de Grieken in het algemeen en, in dit bijzondere geval, voor de verwerking van deze indrukwekkende vergadering op de Olympus. Kortom ik vrees – of heb in elk geval het sterke vermoeden – dat het u schort aan de geestelijke hebzucht die ik zo lief heb in mijn leerlingen; want dat is, zoals u vast niet weet, het hoogste goed dat een leraar in zijn klas kan aantreffen: geestelijke gulzigheid. Het is een groot geluk en een zeldzaam genot wanneer men in zo’n groep leerlingen een grote karper aantreft die gretig toehapt en voor de rest van zijn bestaan vast aan de haak zit; dat komt voor, ik zweer het u, en na dertig, veertig jaar heb ik dat wel eens mogen vernemen en dat heeft me met diepe voldoening en dankbaarheid vervuld; ja, ik dacht: ‘Ik heb dus niet voor niets geleefd.’ Maar, zoals ik zeg, ik vrees dat u niet voldoende aan de haak zit en dat u nu de lust zal vergaan om al die goden van afb. 282-284 te bestuderen, te benoemen en in u op te nemen. Het is een zware taak, en de tekst is lang niet zo luchtig om te lezen als anders. U bent gewaarschuwd: die Sosiasschilder (een fraai voorbeeld van het Griekse genie) stelt hoge eisen, and so do I. Een duizelingwekkende godenvergadering
Afb.282a. Ilias IV 1-4; godenvergadering
Op de buitenkant van een kylix in Berlijn toont de Sosias-schilder een verzameling van maar liefst achttien godheden (afb. 283-284). Kennelijk had de schilder scènes uit het epos voor ogen, bijv. een passage uit de Ilias (afb. 282a; Ilias,1-4): Zij, de goden, zaten vergaderd bijeen bij Zeus op de guldenen zaalvloer; daar, temidden van hen, schonk machtige Hebe de wijn voor de goden: nektar. En zó, met de bekers van goud, begroetten allen elkander. (doch met de ogen gericht op de stad der Trojanen) De afb. 283-284 lijken een weergave van deze verzen, maar de schilder maakte het tafereel opwindender dan het rustige verhaal van Homerus. Hij was er kennelijk op uit te tonen hoe duizelingwekkend het was voor Heracles (afb. 282b) om zo maar, vanaf de vertrouwde aarde, op de Olympus te belanden, midden tussen die ontelbare hoogverheven wezens; en om daar dan – helemaal aan de andere kant van die godenvergadering (afb. 283a, 284a) op een afstand van minstens
168
Makron 2 Boek A4 HR.indd 168
18-11-14 16:09
(17)
(18)
twintig meter, zeg maar – zijn vader te ontwaren: Zeus zelf, nooit eerder aanschouwd (afb. 282b, 284d)…. en hem dan met een bedremmeld handgebaar van uit de verte als groet toe te roepen (afb 282b): ‘Lieve Zeus’ (M¡pqfh¡) – want dat heeft de schilder erbij geschreven! Deze eerste woorden van de heroïsche zoon gericht tot zijn vader, de oppergod, zijn verrassend en – vind ik – ontroerend. In dit opzicht is de schilder volledig geslaagd in zijn opzet, maar toch heeft hij te hoog gegrepen, want hij maakte een aantal merkwaardige fouten, in de uitvoering, en vooral in de bijschriften. Ook deze schildering heeft (evenals afb. 280) een sterk profetisch karakter: want zij ‘voorspelt’, als het ware, die beroemde feestelijke bijeenkomst op het oostfries van het Parthenon, waar de goden bijeen zitten om de nieuw geweven peplos voor het Athene-beeld in ontvangst te nemen. U kent de tondo al (afb. 282c); die hebben we uitgebreid bestudeerd (Makron 1 blz. 93 e.v.; afb. 87-92: ‘Achilles verbindt de schouder van Patroclus’). Ik heb toentertijd, zoals ik wel vaker deed, eenvoudigweg verzwegen wat er op de buitenkant van deze schaal te zien is (afb. 283-284).
Afb.282b. Heracles betreedt de Olympus en groet Zeus met ‘Zeu phile’; achter hem Athene; Sosias-schaal, Berlijn (nrs 17 en 18 van afb. 284a); tekening Reichhold
Goden bij Zeus en Hera De scène is helaas nogal slecht bewaard. Voor de duidelijkheid nummer ik de goden (sommige namen stonden erbij geschreven en zijn gedeeltelijk bewaard). Afb. 283a: nrs 1 en 2 zijn Zeus en Hera; van hen is weinig over; zij zitten als enigen naar rechts gekeerd. Nr 3 (afb. 283b) is Hebe (er is één letter van haar naam bewaard). Hebe is de godin van de jeugd (de naam betekent ‘Jeugd’). Zij is als bruid bestemd voor Heracles; in deze afbeelding is ze gevleugeld, als Nike of Iris, en ze schenkt de goden wijn in de plengschalen, want goden plengen bij plechtigheden als een soort welkomstgroet (en de mensen doen hen dit na, zo wordt wel beweerd); het is dus niet zo dat ze de wijn klaar houden om plengend Heracles op de Olympus te verwelkomen; ze zijn zich in het geheel niet bewust van zijn komst (dit is, geloof ik, de bedoeling van de schilder). Hebe staat rechtop en houdt haar kannetje boven de plengschaal van Hera; dat is nog duidelijk in afb. 283b (u ziet haar kannetje van boven met de typische klaverbladvormige uitstulpingen voor het gieten). Ze draagt een lange chiton en heeft haar himation tot over haar hoofd getrokken, want bij plechtige gelegenheden bedekte men het hoofd uit eerbied voor de situatie (afb. 283b). Nrs 4 en 5 zijn de goden van de zee, Amphitrite (afb. 283b rechts) en Poseidon. Hoewel zij woonachtig zijn in de diepten van de zee, komen zij geregeld bij de bijeenkomsten op de Olympus. Poseidon is de jongere broer van Zeus. Amphitrite klemt een forse vis tegen haar borst (wel 40 cm lang, afb. 283b). Dat doet ze natuurlijk met haar linkerarm, maar hier heeft de schilder zich vergist; we zien een réchterAfb.282c. Sosias-schaal, tondo: Achilles arm die uit een mouw steekt die bij Amphitrite past (wijd, verbindt Patroclus (= afb. 87)
169
Makron 2 Boek A4 HR.indd 169
18-11-14 16:09
(4)
(5)
(6) (7)
(3)
(8) (2)
(9)
(1)
Afb.283a. Buitenzijde van zelfde schaal: nrs 1-2= Zeus en Hera; 3= Hebe; 4-5= Amphitrite en Poseidon; 6-7= Aphrodite en Ares; 8-9= Semele of Ariadne en Dionysus (3) (4)
Afb.283b. Idem; nr.3, Hebe schenkt wijn in de plengschalen van goden; gezicht van Amphitrite (nr 4 met grote vis in handen); lichaam van nr 5, Poseidon
met spikkeltjes), maar die kennelijk bij Poseidon zou moeten horen, want die houdt natuurlijk ook een plengschaal klaar om wijn te ontvangen; het is bijna niet te geloven, maar het lijkt zeker dat de schilder Poseidons mannenarm per abuis vervrouwelijkt heeft. (In tegenstelling tot deze zee-goden ontbreken de goden van de onderwereld, Hades en Persephone, de dochter van Demeter, die door Hades was ontvoerd.) Nrs 6 en 7 zijn Ares en Aphrodite (afb. 283c); die zijn hier weergegeven als echtpaar maar volgens sommige mythen zijn zij geen echtgenoten maar echtbrekers, ook in de Odyssee (boek 8, 266 e.v.). Want Aphrodite was gehuwd met Hephaistos. Dat is een lang en prachtig verhaal, dat ik u niet kàn onthouden; ik zal u erop vergasten in het afsluitend hoofdstuk. Helemaal rechts, afb. 283a en d, zitten – zwaar beschadigd – nrs 8 en 9: Dionysus en – zo verwacht men – Ariadne, de Kretenzische prinses die Theseus redde uit het Labyrinth, maar later door hem
170
Makron 2 Boek A4 HR.indd 170
18-11-14 16:09
(6)
8)( (9)
Afb.283c. Idem; nrs 6-7, hoofd van Aphrodite en arm van Ares
Rechts: Afb.283d. Idem; Dionysus en Ariadne of Semelé (nrs 8-9)
op Naxos stiekem verlaten werd: gelukkig ontdekte Dionysus haar en nam haar als minnares aan. Anderen beweren dat met de godin nr 8, naast Dionysus, Semelé bedoeld is (zijn moeder). Semelé, die door Zeus bevrucht was, wenste hem in levende lijve te aanschouwen en zo verscheen hij voor haar met bliksem en donder en kwam zij natuurlijk om in de vlammen; maar later werd ze toch tot de goden toegelaten! Kortom, het is niet bekend welke godin de schilder met nr 8 bedoelde. Alle goden op deze kant van de schaal, behalve Hebe, zijn gezeten, niet op plechtige tronen, zoals je zou verwachten, maar op die simpele vouwstoeltjes, die we al vaker ontmoet hebben (Makron 1 blz. 114 afb. 106-108). In dit geval zijn die krukjes bedekt met prachtige, gevlekte pantervellen. Overal zie je panterstaarten en -klauwen en vooral panterkoppen met gespleten onderkaak (afb. (13) (12)
(14)
(15) (16) (17)
(11) (18)
(10)
Afb.284a. Keerzijde van Sosias-schaal; goden nrs 10-18; tekening Reichhold
171
Makron 2 Boek A4 HR.indd 171
18-11-14 16:09
(11) (12) (10
Afb.284b. Idem, drie Horen met vruchten in de hand (nrs 10-12)
283b en d). Alle goden houden (gouden) plengschalen in hun uitgestrekte rechterhand om nectar te ontvangen voor de plechtige plenging en onderlinge begroeting (afb. 283a-b). De andere zijde (afb. 284) is veel beter bewaard: hier lopen drie godinnen statig voorop, nrs 10-12 (afb. 284b); het zijn de Horen (Horai), godinnen van de aardse jaargetijden die vruchten aandragen. Ze hebben tal van namen, o.a. Dike, Eunomia, Eirènè (= Recht, Welbestuur, Vrede), maar hier is geen inscriptie bewaard gebleven. Dan volgen nrs 13 en 14 (afb. 284c) die de bijschriften Hestia en Amphitrite noemen (niet goed gespeld); maar Amphitrite zit al als nr 4 naast Poseidon op de andere kant; de naam had misschien Demeter moeten zijn (zo veronderstelt de zeer geleerde archaeoloog Karl Schefold). Inderdaad kan met de godin die vooraan zit (afb. 284, nr 14 en 284c) Demeter bedoeld zijn: zij was Moeder Aarde en godin van het koren en de planten in het algemeen; haar lange staf met langwerpige vruchten is mij echter onbekend (het lijken wel tuinbonen!). Zij is de enige godin wier haar onbedekt is, want ook Hestia (nr 13) is ‘gesluierd’. Misschien bedoelt de schilder dat zij niet geheel bij de situatie betrokken is, omdat ze nog rouwt om het verlies van haar dochter Persephone, die immers door Hades naar de onderwereld was ontvoerd en hier dus ontbreekt. Hestia is de godin van de huiselijke haard en zo hoog geëerd dat ze deel had aan alle offers die gebracht werden! Ook deze twee godinnen, nrs 13 en 14, houden de plengschaal in de uitgestrekte rechterhand klaar voor de nectar. De zittende goden en godinnen zijn natuurlijk veel groter dan de staande, zoals Hebe (nr 3) en de Horen, nrs 10-12 (afb. 284b), en de goden nrs 15-18 (afb. 284d). Hermes (nr 15) lijkt uitgesproken klein vergeleken bij de godin die misschien Demeter is (nr 14, afb. 284c): hij treedt hier op als de goede herder en draagt een ram in de armen, met zijn kerykeion (herautstaf) er nog bij in zijn linkerhand (afb. 284d). Hij is de enige die (half)naakt is, maar hij draagt wel laarsjes met vleugels erop: daarmee vliegt hij pijlsnel door de lucht als bode van de goden. Hij kijkt om naar nr 16,
172
Makron 2 Boek A4 HR.indd 172
18-11-14 16:09
(13)
(14)
(12)
Afb.284c. Idem, nrs 12-14: de derde Hora, Hestia (= Haard, Lat.Vesta) en (misschien) Demeter
Apollo (afb. 284d), die zijn lier in de hand heeft en naast zich een gespikkelde ree, half verscholen achter zijn benen. Hij is echter met de naam Artemis aangeduid en kennelijk met haar verward! Voor haar was er blijkbaar geen plaats meer en daardoor is ook Apollo alweer bijna in een vrouw veranderd, net als Poseidon, nr 5 in afb. 283a-b; hij is gehuld in lange gewaden en draagt zelfs een slip van zijn himation over het hoofd: hij is dus ‘gesluierd’ als de godinnen! (afb. 284d, midden): blijkbaar is hij broer en zuster ineen, Apollo-Artemis. Hij heeft zijn rechterarm op de schouder van Hermes gelegd. Heracles Pas nu komen we bij Heracles, nr 17 (afb. 282a en 284d), die voor ons toch eigenlijk de hoofdpersoon is van de hele scène, maar hij is door de schilder opzettelijk naar de uiterste hoek verbannen. Hij heft zijn rechterhand op met een aarzelend, ja, bedremmeld gebaar, de vingers gespreid: en hij groet zijn vader, daar in de verte, met de woorden Zeu phile (‘lieve Zeus’). Verrassing en vreugde zijn op zijn gezicht te lezen (let op zijn wenkbrauw, oog en lachend mondje): dit soort gezichtsuitdrukking is in deze tijd heel uitzonderlijk. Hij draagt de leeuwenhuid en zijn hoofd is omhuld door de kop van de leeuw, de staart is opgebonden onder zijn gordel, maar de achterklauwen van de leeuw zie ik niet; wel heeft hij een korte chiton aan en zijn knots in de hand (de linkerhand, bij uitzondering, want hij groet natuurlijk met de rechter en heeft de knots daarom overgenomen in de linkerhand); ook zien we zijn grote gorytos (een geschubd foedraal voor boog-en-pijlen) hangend aan een draagband over zijn schouder op zijn linkerheup. Hij wordt, als altijd, gevolgd door zijn beschermster Athena (nr 18, afb. 284d), tenminste, zo noem ik haar maar; ze is echter onherkenbaar, want afgebeeld als een statige dame, gehuld in zeer lange
173
Makron 2 Boek A4 HR.indd 173
18-11-14 16:09
(16)
(17)
(15)
(18)
Afb.284d. Idem, nrs 15-18; Hermes, Apollo-Artemis, Heracles; Athena
gewaden; haar himation heeft ze over haar achterhoofd gelegd, en ze is zonder aegis, helm en schild, maar ze houdt wél een speer in de hand, nu echter in de linker, als enige draagt ze een armband (maar misschien is er een armbandje om de pols van nr 4 Amphitrite, afb. 283b). Kortom, ook zij is in hoge mate gemaakt tot een dame; ja, dat alles is waarlijk zeer verwonderlijk en niet goed te begrijpen. Zij legt (evenals de derde Hore, nr 12, afb. 284b, en Apollo, nr 16, vlak voor Heracles) haar rechterarm en hand op de schouder van haar metgezel of voorganger (Heracles). Ten slotte is er onder het oor (afb. 283a, links) een medaillon uitgespaard met een raadselachtig kopje; misschien is het een portretje van Seléne (de Maan), om aan te duiden dat dit alles plaats vindt als de nacht wijkt voor de dag. Nog één opmerkelijk detail moet ik vermelden: bijna alle godinnen lijken halskettingen van vrij grote kralen te dragen (ook Seléne en zelfs Apollo!); het lijken wel barnsteenkettingen, maar zijn in feite de sierlijke omzomingen van de randen van de stof bij de openingen voor de hals en de mouwen: u kunt dat met enige moeite zelf bevestigen (bijv. in afb. 284a bij Hestia en ‘Demeter’, nrs 13 en 14 (en bij nrs 3 en 4, afb. 283b). Maar nu wordt het langzamerhand tijd Sosias met zijn drukke beeldtaal te verlaten; want ons hoofdthema, de apotheose, is wel een hoopvol onderwerp maar past slecht in de Griekse gedachtewereld van de vijfde eeuw. Doodsbeeld van de Grieken Want na 500 v.Chr. verdwijnt de belangstelling voor het religieuze wonder van de apotheose van Heracles. Er bestond in Griekenland – buiten de mysteriën van Eleusis, waarvan we zo goed als niets weten – geen hoop op gelukzaligheid na de dood. Het doodsbeeld van de Grieken was
174
Makron 2 Boek A4 HR.indd 174
18-11-14 16:09
schimmig en oninteressant, zo niet afschrikwekkend; hun aandacht werd niet opgeslokt door zorg voor het hiernamaals, zoals bij de oude culturen van de Oriënt en Egypte. De Grieken waren integendeel geheel gericht op het aardse leven, op de mens, op zijn lot, zijn aspiraties en denkkracht, zijn nieuwsgierigheid en onderzoekingsdrift: het was deze mensgerichtheid van de Grieken die de basis legde voor onze Westerse rationele, sterk intellectualistische beschaving en ons hardnekkige individualisme (zie Epiloog). Hijgende haast Dit moet genoeg zijn, dat vindt u stellig ook, al zouden Sosias en zijn schilder dat, denk ik, niet appreciëren: er zijn te veel interessante details en vraagstukken buiten beschouwing gebleven. Mijn brave studenten van weleer zouden nog geduldig een half uur langer naar de plaatjes gekeken en mijn commentaar geluisterd hebben, maar u, goede lezer, bent, denk ik, geheel buiten adem: u bent nu eenmaal geprogrammeerd op bewegende beelden, hoe sneller en korter des te mooier; zo is het op de tv, en die hijgende haast is de dood van de liefde voor het detail; da’s vast. Hoe dit ook zij, ik dank u uit de grond van mijn hart voor uw geduld en aandacht. Ja, ik vind zelfs dat u nog iets leuks verdient, en dat krijgt u dan ook: in een slothoofdstuk dat volgens Shakespeare zou moeten heten: All is well that ends well oftewel: Eind goed al goed.
175
Makron 2 Boek A4 HR.indd 175
18-11-14 16:09