In het Volkshuis geboren Iets voor vijf kondigt Mercurius, een heldere stip boven de beboste noordoostelijke rand van de vallei, de ochtend aan in mijn geboortestad. Aurora spreidt daarna vlug haar roze armen over het hemelgewelf. Het is 16 mei 1946 en de zeven dochters van Atlas en Pleione en ook Aldebaran, het rode oog van Taurus, en Betelgeuse, de lichtende schouder van de zopas geïnitieerde Orion, begeleiden het rijzen van de stralende Helios. In deze ochtendlijke stoet van hemelse mythen trekt Venus ook mee op, evenals Ouranos uit wiens in zee gevallen teelballen de liefdesgodin is geboren. Het is donderdag en Voddekesmet. "Van de statie tot op de markt ziet ge defileren en dikke pakken dragen." De cafés zitten vol: "Het is commerce voor de stad".1 JEAN DEVILLÉ, “Ambtenaar van den Burgerlijke Stand der stad Halle in het Arrondissement Brussel", noteert op een geboorteakte:“Ten jare negentienhonderd en zes en veertig den zestiende Mei" heeft ROBERT SERMON “getoond een kind van het mannelijk geslacht. Hetwelk hij verklaard heeft geboren te zijn (…) om negen uur ‘s morgens in zijn voormelde woonst.“ De vrede is teruggekeerd in Europa. De farandoles en stoeten bij het vieren van de val van het Duizendjarige Rijk zijn voorbij. Velen voelen ineens een explosieve drang naar procreatie. In het jaar 1946 volgt een geboortegolf, oorzaak van een latere Grijze Golf. Als babyboomer ben ik het resultaat van geboorteplanning. Op de leeftijd van grote nieuwsgierigheid gekomen, heb ik ooit in een ouderlijke schuif een beduimeld boekje gevonden over Ogino-Knaus.2 Ik ben dus geboren in vredige jaren van zwijgende wapens (in Europa), genietend van de immer stijgende welvaart (in Europa) en opgroeiend, gevoed met de eerste Halle, het stadhuis
doordachte pedagogische theorieën van Angelsaksische signatuur, voortgesproten uit de geniale breinen van voor de Nazi's gevluchte oosterburen. Mijn geboortestad is weliswaar lange tijd bestuurd door de Christelijke Volkspartij en door de bedevaart naar het mirakeldoende zwart Mariabeeld is onze stoep scheef gelopen met grote groepen zingende en biddende, vooral uit de Vlaanders toegestroomde, diepgelovigen. Maar ikzelf heb mijn jeugdjaren gesleten in een sociaaldemocratisch milieu, in een (door onze ouders duurbevochte) sfeer van vrijheid van denken en spreken. 1 2
Parafrase van het gekende lied De Voddekesmet. Kalendermethode volgens OGINO-KNAUS of Periodieke Onthouding.
Thuis stond een ruime bibliotheek met de achttien delen van de Winkler Prins Encyclopaedie, alle publicaties van socialistische huize, de geschiedenis van de arbeidersbeweging, WALSCHAP, ELSSCHOT, MARX, ENGELS, KINSEY, VAN OSTAIJEN, CAMUS, SARTRE, een complete uitgave van de Verborgenheden des Volks en de Statenbijbel. Ze leverden zuurdesem voor een maatschappijkritisch beslag dat op jonge leeftijd zal uitmonden in een beeldenstormend en melancholisch anarchisme. Op de burgerlijke stand verklaart mijn vader dat het betrokken kind van hem is en van zijn “echtgenoote” MERCKX THERESIA, THÉRÉSIA MERCKX, mijn moeder. Houtskooltekening door vader ROBERT. eveneens geboren te Halle, “vijfentwintig jaar oud, wonende met hem.” Er is ook een naam gekozen en de ambtenaar noteert: “en aan welk kind hij verklaart den voornaam te geven van Armand.” Ik krijg maar één voornaam. Hiervoor ben ik mijn ouders eeuwig dankbaar. Het bespaart me bij het invullen van allerlei formulieren het schrijven van een tweede of zelfs een derde en vierde naam zoals sommige geïnspireerde ouders hun kinderen kunnen aandoen. Mijn vader, onder de indruk van de voorbije prestaties van het Rode Leger, zou mij liever SERGEI noemen. Dat ligt in de lijn van de naamgeving voor mijn oudere broer en zuster die respectievelijk als IVAN en NADIA geboekt staan. Merk op dat zij hun naam krijgen tijdens de oorlogsjaren 1942 en 1944 Met mijn BOMMA HELENE in de zaal van het Volkshuis. en dat bij de geboorte van mijn oudere broer iedereen een nakende militaire ineenstorting van vadertje STALIN verwacht. De keuze voor die Russische voornamen is vermoedelijk oorzaak van familiaal krakeel want grootmoeder langs vaders kant, HELENE, is diepchristelijk. Mijn
BOMMA brengt de mooiste uren van de dag door in de Paterkeskerk in de Volpestraat. Vermoedelijk heeft ze er dikwijls een gebedje achter gelaten voor mij, haar troetelkleinkind. Mijn vader heeft haar eens voor sjeffroen verweten want naast brandende kaarsjes hebben ook meer tastbare bijdragen van harentwege de Minderbroeders geholpen bij hun godvruchtige taak. Al bij al heb ik altijd met mijn BOMMA goed opgeschoten. Grootmoeder, BOMMA HELENE, vindt het gebruik van goddeloze voornamen dus stilaan wellekes! Maar belangrijker, het is de beurt aan ARMAND MONSIAUX, een naast familielid en bekend kunstenaar, om te peteren en dus krijg ik de voornaam ARMAND. In deze stad, waar het betere deel van de inwoners dan in de publieke ruimte het Frans gebruikt, klinkt deze naam zeker niet slecht. (Laat het duidelijk zijn dat mijn familie eerder behoort tot de proletarisch cohorte die gewoon de lokale taal in ere houdt.) ARMAND SERMON heeft twee mooie zachte “r’s”, opwellend diep vanuit het strottenhoofd, en uitgesproken zonder ook maar enig getril vooraan de tong. Terloops gezegd, wegens die welluidende naam krijg ik later ambras met WIM JORISSEN. Deze was senator voor de Volksunie, en in mijn jeugdjaren ook leraar in het Koninklijk Atheneum onder de roepnaam De "kolmajenne" (école moyenne) heden Atheneum DEN JOE. Hij weigerde mijn naam correct uit te spreken, JACQUES BREL zou later zingen over: "Aboyer en flamand". Op een dag moest ik, om een rammeling te ontlopen, de klas uitvluchten terwijl hij mij, twaalfjarige, nariep: "Vuile socialist!" Volgens mijn geboorteakte (zie afbeelding verder) zijn mijn ouders “gehuisvest” en staat mijn wieg in de Stadhuisstraat, in de volksmond: de Keute Stieweg. De Korte Steenweg vormt samen met de Lange Steenweg en de Bosstraat de centrale verkeersader en het handelscentrum van de stad. In lang vervlogen tijden krijgt deze middeleeuwse handelsbaan tussen het Graafschap Vlaanderen en rijke steden in Brabant (Nijvel in Waals-Brabant) een verhard wegdek, vandaar de naam Steenweg. Misschien hebben zelfs de Romeinen de eerste stenen nog gelegd want in oudere teksten spreekt men van Cauchie, wat in het Picardisch naar een heirweg verwijst.
De Steenweg verbindt de grote gotische kerk aan de Grote Markt vanaf het fraaie renaissance stadhuis met het, weliswaar neogotische maar toch ook fraaie, treinstation van weleer. Mede om het godsvolk te ontrekken aan het wild om zich heen grijpende socialisme, communisme en atheïsme besluit de Paus van Rome her en der belangrijke bedevaartskerken te promoveren tot basiliek. Zo wordt in het jaar mijner geboorte de Halse Sint-Martinuskerk verheven tot O.L.V.-basiliek. De vieringen en de bedevaart naar de ZWARTE MADONNA lokken heel wat "De stoese", het vroegere neogotisch station te Halle volk en veel van dat volk landt in de stoese, het treinstation, en dreigt verloren te lopen tussen de treinstop en het wijwatervat. Daarom worden de namen van de straten tussen kerk en station samen gevoegd tot Basiliekstraat. Om in de nieuwe basiliek te geraken kunnen de bedevaarders voortaan gewoon de straat met die naam volgen. Zo woon ik niet langer in de Stadhuisstraat maar wordt mijn geboortestraat geklerikaliseerd. (Maar die van Halle spreken gewoon verder over de Keute Stieweg. Zie ook hieronder de rouwbrief van mijn grootmoeder SABINE.)
De jaren dertig met de socialistische turners op de trappen van het Volkshuis.
Het huis op de “Stieweg” waar ik ter wereld kom, is in Halle bekend als “De Peupel”, plaatselijke verbastering voor “La Maison du Peuple”. De naam luidt in het Nederlands “Volkshuis” maar de volkse benaming is en blijft Peupel. Het is een zeer groot huis! Wij wonen op het tweede verdiep samen met mijn grootouders langs moeders kant. Op het eerste verdiep is de “weig”. Onder die naam openden de socialistische vrouwen hier een raadpleging voor zuigelingen. Daarachter liggen de bureaus van de vakbond. Ik herinner me de secretaris van de métallos, een potige zwetende Waal die bij een reis naar het Joegoslavië van TITO een goedogende brunette van het partizanentype opgescharreld had. Deze doet mee de “permanentie” van de vakbond. Mijn broer IVAN voor het Volkshuis met de Onder onze etage, maar in feite het huis reus van de Stieweg ernaast, is de kruidenierszaak van de Coöperatieve. Gelijkvloers is er een immens groot café dat gedomineerd wordt door mijn grootmoeder van moeders kant SABINE CARDIJN, verre familie van de kardinaal maar rabiaat antiklerikaal. Ze is trouwens de eerste vrouw die in Halle een burgerlijke begrafenis krijgt. Men noemt haar in de partij3 “La Passionaria”, bijnaam die mijn moeder later erft. Achter het café is een immens grote zaal, althans zo lijkt het mij dan. Op de grote dagen loopt deze vol met rokende, discussierende en applaudisserende mannen. En er zijn vele grote dagen. Mijn vaagste en verste herinneringen zijn camions volgeladen met rokende, discussiërende en Zingende mannen in de zaal van het Volkshuis, in beeld o.a. mijn NONKEL POL (PAUL VANDEVELDEN zingende mannen. Later besef ik dat deze dan op weg zijn naar Brussel. De zingende mannen zijn arbeiders uit de Centre en de Borinage bezig LEOPOLD III het land uit te zetten met de bedoeling daarna meteen ook de Rooie Republiek uit te roepen. Zo komt het dat ik op de leeftijd dat kinderen liedjes kwelen 3
Men gebruikte nooit de naam Belgische Werklieden Partij (B.W.P.) later Belgische Socialistische Partij (B.S.P.) maar men sprak altijd over de Partij: de Partee.
zoals Alle eendjes zwemmen op het water, ik gewend ben met het linkervuistje in de lucht de Internationale te zingen. Door deze vocale specialisatie ben ik voor de eerste maal uit een onderwijsinstelling verwijderd. Om mij uit het gewoel te houden en waarschijnlijk ook omdat mijn grootmoeder SABINE intussen ziek of overleden is, stuurt men mij naar de Papschool, vlak achter de deur aan de overkant van de Zenne. Daar is de kleuterafdeling van 't Sacre Coeur, de katholieke meisjesschool. Het is zangles! Om beurten moeten de kindjes een lieke brengen. Het zingen van het enige lied dat ik in deze revolutionaire dagen ken, betekent meteen het einde van mijn carrière in de kleutertuin. Op staande voet wordt ik aan de poort gezet en deze wordt luid toegesmeten door de zuster met deurdienst. Zodoende kan ik mijn kinderdagen weer doorbrengen tussen de rokende, discussierende, applaudisserende en zingende mannen op weg naar Brussel. De waarheid gebiedt te zeggen dat ik daarna mijn studies als kleuter verder heb gezet in de Marmitkesschool op de Posweg.4 De Koningskwestie is dan verleden tijd. Mijn BOMMA HELENE woont dichtbij, aan 't Plein5, en ik logeer daar dikwijls.
Jaren dertig, socialistische turners op het "Plaan" (Plas de Lion)
Eén bijkomstigheid rond mijn geboorte kan ik niet weglaten. Mijn moeder heeft me ooit verteld dat ik weliswaar geen Russische naam heb gekregen maar toch ontsnapt ben aan andere klerikale ingrepen vanwege mijn grootmoeder HELENE. De lange kwispelende arm van de pastoor is aan mij voorbij gegaan en ik ben dus niet opgenomen in de schoot van de Heilige Roomse Kerk. Dat had zo zijn reden. Grootmoeder HELENE heeft grootvader ZJANG, JEAN SERMON, die er waarschijnlijk geen was maar die men toch een framason6 noemde, kerkelijk doen begraven. Daarbij negeert ze niet enkel canon 11847 maar ook de overtuiging en 4
Postweg, heden Zuster Bernardastraat. Leeuwenplein of Plasdelion (sic), heden Oudstrijdersplein 6 Franc-maçon of vrijmetselaar. 7 Canon 1184! Alle gedoopten hebben recht op een kerkelijke begrafenis, tenzij zij door het recht daarvan uitdrukkelijk worden uitgesloten (c. 1239 § 3). De door het recht uitdrukkelijk uitgeslotenen worden opgesomd in c. 1240/1917. Het punt 1 voorziet: zij die bekend staan als afgevallen van het christelijk geloof, of 5
wilsbeschikking van mijn grootvader. Meteen is het subtiele familiale evenwicht tussen de klerikale en de antiklerikale traditie doorbroken. Voortaan is buitenkerkelijkheid de enige geldende regel. Wanneer ik nog geen jaar na het overlijden van mijn grootvader JEAN geboren wordt, zal in de Peupel op de Stieweg meer dan één glas Faro, Geuze of Lambik gedronken zijn, maar wijwater is er niet meer bij. Grootvader, vaders kant, heette eigenlijk JEAN-FRANÇOIS in de lijn van een lange genealogische afstamming sinds 1707 waarin de zonen uit het geslacht SERMON altijd een deugdelijke christelijke voornaam krijgen, hetzij JOANNES FRANCISCUS, hetzij JOANNES BAPTISTA. Ook zijn eerste, zeer jong gestorven, zoon heeft hij ooit JEAN-FRANÇOIS genoemd maar het overlijden van deze telg na enkele maanden heeft waarschijnlijk een schok veroorzaakt waardoor de naamgeving bij zijn tweede zoon, mijn vader, in 1907 meteen de andere richting uitgaat. Mijn vader ROBERT, zelfportret
Een ambtenaar noteert: "Comparu SERMON JEAN, (28), journeur, né Hal, domicilié Hal, rue de l'Ecole, (…) auquel enfant il déclare donner les prénoms de ROBERTPIERRE." De naamkeuze was in die dagen beperkt tot de heiligen van de kalender zodat ROBESPIERRE waarschijnlijk er over was. Maar de helden van de Franse Revolutie waren nog niet vergeten bij de vrijdenkers van de vorige eeuwwissel. JEAN DEVILLÉ, de Ambtenaar van Burgerlijke Stand der Stad Halle, vermeldt dat mijn vader mijn geboorteaangifte doet in tegenwoordigheid van MERCKX MAURICE, oud vijftig jaren, beroep herbergier en DE BEER OMER, oud zevenentwintig, beroep herbergier. “Van welke akte er hun lezing werd gehouden en die zij getekend hebben.” Twee herbergiers die mij mede een naam geven en mijn burgerlijke identiteit bevestigen. Ik heb dus een speciaal doopsel ontvangen bij mijn geboorteaangifte. Toch nog een kleine verwijzing betreffende MERCKX MAURICE. Deze is mijn BOMPA aan moeders kant en staat op mijn geboorteakte vermeld als herbergier, maar dat is hij dan enkel als echtgenoot van mijn grootmoeder SABINE die, intussen weten we,
aanhangers van een ketterse of schismatieke sekte of van de vrijmetselarij of van ander soortgelijke verenigingen. http://www.rorate.com/kerkrecht/kr_print.php?t=ro_kerkrecht&id=119
de Peupel van Halle openhoudt. Over het militante en alcoholvrije leven van mijn grootvader MAURICE heb ik een relaas geschreven dat elders te lezen is.8
Kort na de oorlog wordt grootmoeder SABINE ziek. Als gerante had ze op het bovenverdiep van de Peupel een woonst waar wij ook inwoonden. Ze was bestuurslid en militante van de Socialistische Werkersbond van Halle en in Halle gekend als ‘PASSIONARIA’. Geholpen door haar jongste dochter, mijn moeder THERÈSE, hield ze tijdens de oorlog het café van het Volkshuis open. Waar ze zelf schrijnende armoede lijden, helpt ze waar ze kan met eten en goederen. Gedurende de oorlog brengen boeren boter, brood en vis naar haar café vanwaar een zwart bevoorradingscircuit ontstaat. Mijn herinneringen aan grootmoeder SABINE zijn eerder vaag. Ik heb een beeld in geheugen waarbij ze bedlegerig is en er onder glazen stolpjes op haar lichaam kleine kaarsjes branden. Men zegt dat de spanningen van de oorlog te veel waren 8
SERMON, A. (2005). De Odyssee van mijn grootvader.
voor haar. Met heel gezin in de weerstand waren het bange dagen. Dat vreet aan een mens. Mijn verblijf in het Volkshuis eindigt na de dood van mijn grootmoeder SABINE in 1950. Ze krijgt de eerste vrouwelijke burgerlijke begrafenis in de stad Halle wat reacties uitlokte bij de kerkelijke overheid. De toenmalige deken bracht een huisbezoek om toch een kerkelijke dienst te kunnen organiseren.
Begrafenisstoet van grootmoeder SABINE vertrekt aan het Volkshuis
De begrafenisstoet aan de Lenniksesteenweg. De begrafenis van grootmoeder SABINE kent veel medeleven. Tijdens de oorlog heeft haar gezin heel wat mensen geholpen. De stress van de verzetsactiviteiten onder het oog van de in het Volkshuis gelogeerde Duitse militairen hebben haar gezondheid geknakt.
De naamsverandering van de Basiliekstraat uit 1946 is niet verteerd. Op de rouwbrief van grootmoeder SABINE wordt in 1950 nog als adres de Stadhuisstraat vernoemd.9 Hier eindigt mijn verblijf in de Peupel van Halle. Mijn ouders en hun drie kinderen verhuizen naar de Beertstraat, een belangrijk stuk van de traditionele Wegom waar jaarlijks honderden bedevaarders ter ere van de ZWARTE LIEVE VROUW passeren
Armand SERMON november 2010 Mail
[email protected]
Web Facebook GSM
www.armandsermon.net facebook armand sermon 0475 83 08 57
9
Volgens JOHAN VANVOLSEM gebeurt de naamsverandering naar Basiliekstraat in 1946. Hallensia, Nieuwe Reeks, 1995, jrg. 17, nr. 2 – 3, p. 36: "0792 Lange Steenweg (Halle - Centrum) Vroegere benaming van een deel van de Basiliekstraat (1946)."