'In goede banen' - Competenties voor repressieve brandweerfuncties Eindrapportage
Oktober 2002 Drs. I.W.M. Benthem Drs. J.A. van Lakerveld Drs. C.A.J.M. Zonneveld PLATO (Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie) Universiteit Leiden Wassenaarseweg 52 2333 AK Leiden
In samenwerking met: Drs. J. Bos en prof. dr. M.H.W. Frings-Dresen Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en Gezondheid (AMC, UvA) Drs. E. Mol en drs. B. Visser ERGOcare, Faculteit der Bewegingswetenschappen (VU Amsterdam)
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Inleiding
5
Hoofdstuk 1.
Achtergrond en doel van de eindrapportage
8
Hoofdstuk 2.
Totstandkoming van de eindrapportage
9
Hoofdstuk 3. 3.1. 3.2. 3.3.
Integratie en samenvatting van de resultaten van 'In goede banen' Werk- en denkniveau per functie Competenties en meetinstrumenten per functie: ter toelichting vooraf Competenties en meetinstrumenten per functie: de schema's
10 10 11 12
A. BRANDWACHT: COMPETENTIES EN MEETINSTRUMENTEN Brandwacht algemeen Chauffeur/Pompbediener Duiker Gaspakdrager
15 16 23 29 36
B. BEVELVOERDER: COMPETENTIES EN MEETINSTRUMENTEN Bevelvoerder
42 43
C. OFFICIER VAN DIENST: COMPETENTIES EN MEETINSTRUMENTEN Officier van Dienst
51 52
D. HOOFDOFFICIER VAN DIENST / COMMANDANT VAN DIENST: COMPETENTIES EN MEETINSTRUMENTEN Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst
61 62
E. OVERIGE REPRESSIEVE FUNCTIES O.G.V. AANVULLENDE OPLEIDINGEN: COMPETENTIES EN MEETINSTRUMENTEN Centralist Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen Waarschuwings- en Verkenningsdienstdeskundige
69 70 76 85
Samenhang tussen toetsmomenten en blijvende relevantie van vereiste competenties
93
Hoofdstuk 4.
Conclusies en aanbevelingen
94
Hoofdstuk 5.
Het vervolg na 'In goede banen'
100
3.4.
Bijlage 1. Leden Klankbordgroep 'In goede banen' Bijlage 2. Betrokkenen BZK bij 'In goede banen' Bijlage 3. Literatuuroverzicht
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
104 105 106
2
Samenvatting Voor u ligt de eindrapportage van het project 'In goede banen', uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In dit project hebben drie universitaire onderzoeksinstituten samengewerkt in een onderzoek naar standaardisatie van competenties voor de repressieve brandweerfuncties. Het betreft de volgende instituten: Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en Gezondheid (AMC, Universiteit van Amsterdam); ERGOcare (Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam); Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie (PLATO) van de Universiteit Leiden. De onderzoekers zijn in hun werkzaamheden geadviseerd door een Klankbordgroep, waarin uiteenlopende achterbannen waren vertegenwoordigd (zie bijlage 1). Het onderzoek ving aan met de opdracht, voor de repressieve brandweerfuncties van de vier functieniveaus onderzoek uit te voeren met betrekking tot standaardisering van de selectiecriteria. De vraag was, welke eisen op psychisch en fysiek/medisch gebied moeten worden gesteld bij de selectie voor die repressieve functies. Daarnaast was de vraag, te onderzoeken welke valide en betrouwbare meetinstrumenten beschikbaar zijn en/of ontwikkeld moeten worden om die selectie uit te voeren. Coronel/ERGOcare richtten hun gezamenlijke onderzoek op de fysieke en medische functieeisen voor de repressieve brandweerfuncties. PLATO richtte het onderzoek op de psychische eisen bij die brandweerfuncties: eisen met betrekking tot kennis, (sociale) vaardigheden, attituden en persoonskenmerken. Het onderzoek 'In goede banen' heeft veel opgeleverd: Het denken in termen van competenties is geïntroduceerd in relatie tot het selecteren van brandweerpersoneel. Competenties worden gezien als het vermogen van iemand om een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden, attitudes en persoonskenmerken adequaat toe te passen in een bepaalde taaksituatie. In dit onderzoek spelen drie elementen een belangrijke rol bij de definitie van competentie. Het gaat om de taken (wat moet iemand kunnen doen), de context (waarin moet iemand dat kunnen doen) en de kwaliteiten (waarmee iemand dat doet). Een competentie is: het kunnen verrichten van bepaalde taken in een bepaalde context met bepaalde kwaliteiten. Er is vastgesteld om welke repressieve brandweerfuncties het in het onderzoek feitelijk zou gaan. Voor de betreffende functies zijn, in breed overleg met het brandweerveld, functietaakbeschrijvingen opgesteld. Daarin is per functie aangegeven wat de betreffende taken en context zijn. In samenspraak met deskundigen en het veld is onderzocht, wat bij elke functie de psychische functie-eisen zijn: over welke kwaliteiten moet de functionaris beschikken, om de betreffende taken in de betreffende context te kunnen uitvoeren? In uitgebreid empirisch onderzoek naar de fysieke kant van de taakuitvoering is de functie-uitoefening bovendien objectief gemeten en vastgesteld. Op grond hiervan zijn per functie de bijzondere functie-eisen vastgesteld. Een groot vragenlijstonderzoek onder het repressieve brandweerpersoneel heeft inzicht gegeven in de vraag, welke aspecten van het gezondheidsprofiel per functie in het geding zijn. Deze aangegeven aspecten dienen in de aanstellingskeuring of medische begeleiding punt van aandacht te zijn. Voor de psychische, fysieke en medische functie-eisen is vervolgens bepaald, op welke momenten deze eisen van toepassing dienen te zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit, dat mensen kunnen 'groeien' in bepaalde kwaliteiten en dat dat voor een deel ook na de eerste selectie zou kunnen en mogen plaatsvinden. Bepaalde competenties zijn al vereist om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding, andere kunnen gaandeweg eigen worden gemaakt of dienen zich pas aan bij een periodiek meetmoment. Er is daarom een opsplitsing van meetmomenten gemaakt: drie meetmomenten met betrekking tot de selectie en één periodiek terugkerend meetmo-
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
3
ment. In de rapportage is aangegeven, op welk moment een functionaris over welke competenties moet beschikken. Bij alle genoemde eisen is onderzocht en vastgesteld, op welke wijze valide en betrouwbaar kan worden getoetst of een kandidaat daaraan voldoet. In deze rapportage worden uiteenlopende meetinstrumenten genoemd, die daarbij gehanteerd kunnen worden. Waar mogelijk wordt een geïntegreerde toetsing van eisen aanbevolen. Bij de aanbevolen meetinstrumenten gaat het om bestaande of nieuw te ontwikkelen instrumenten. Met name bij het toetsen van het gezondheidsprofiel wordt verwezen naar bestaande tests; bij de fysieke capaciteiten en psychische eisen worden veel nieuw te ontwikkelen instrumenten aanbevolen. De aldus in dit onderzoek opgestelde competenties zijn representatief voor alle brandweerfunctionarissen van de genoemde functies, ongeacht afkomst, sekse, vrijwillige of beroepsachtergrond, of horizontale dan wel verticale instroom. Bovenstaand zijn alle resultaten van 'In goede banen' opgesomd. Voordat de competentiegerichte selectie een feit kan zijn, moet er echter ook nog het nodige gebeuren. In deze rapportage worden onder andere de volgende aanbevelingen gedaan en toegelicht: informeren van de achterbannen over de resultaten en consequenties van 'In goede banen'; nader beschouwen van de aangegeven competenties op efficiency en effectiviteit; ontwikkelen van tests en protocollen in het verlengde van 'In goede banen'; opzetten van een organisatiestructuur voor centralisatie van de selectie; trainen van assessoren, leidinggevenden en personeelsfunctionarissen in het gebruik van de nieuwe instrumenten en protocollen; uitzetten van nader onderzoek, onder andere naar wervingsbeleid, competenties voor niet-repressieve brandweerfuncties/-taken en voorspellers van ziekteverzuim/uitval; monitoren van de invoering van selectie volgens competentie-eisen. Met 'In goede banen' is een groot onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek heeft veel gegevens en conclusies opgeleverd, maar daarnaast ook een hoop beweging en samenhang in die beweging tot stand gebracht. Er is veel in ontwikkeling. Dat is een grote uitdaging, en die wordt nu al opgepakt door diverse betrokkenen. Een samenhangend systeem van 'life long learning' en professioneel werken ligt nu mogelijk binnen handbereik.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
4
Inleiding In mei 2000 verscheen het rapport 'Vrijwilligheid in de Openbare Veiligheid'. Als één van de belangrijkste conclusies kwam naar voren, dat de criteria die bij selectie van nieuw brandweerpersoneel worden gehanteerd om meer standaardisering vragen. Het is van belang dat er voor de brandweer relevante selectie-eisen worden ontwikkeld die de kandidaten gelijke kansen bieden om bij de brandweer te worden aangesteld, ongeacht afkomst, sekse, vrijwillige of beroepsachtergrond, of horizontale dan wel verticale instroom. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties acht het daarom wenselijk, dat landelijk de competenties van brandweerpersoneel worden gestandaardiseerd. Meer standaardisering kan daarnaast waarborgen dat in de toekomst in het gehele land een brandweerorganisatie aanwezig is van een voldoende en gelijkwaardig niveau. De onderzoekers geven aan, dat het in dit kader ook van belang is dat brandweerprotocollen worden opgesteld voor begeleiding, om uitval ten gevolge van gezondheidsproblemen te voorkomen. De bij de selectie gehanteerde functie-eisen/-criteria moeten vanzelfsprekend worden afgestemd op de te verrichten functietaken. Daarnaast zijn de eisen afhankelijk van onder andere de taken van het korps in regionaal verband, de wijze waarop het werk is georganiseerd, het materieel waarover het korps beschikt en de verhouding beroepskrachten - vrijwilligers. In dit kader hebben, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, drie universitaire onderzoeksinstituten samengewerkt in een onderzoek naar standaardisatie van competenties voor de repressieve brandweerfuncties. Het betreft de volgende instituten: Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en Gezondheid (AMC, Universiteit van Amsterdam); ERGOcare (Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam); Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie (PLATO) van de Universiteit Leiden. Het onderzoek draagt als naam: 'In Goede Banen - Competenties voor repressieve brandweerfuncties'. Het onderzoek ving aan met de opdracht, voor de repressieve brandweerfuncties van de vier functieniveaus onderzoek uit te voeren met betrekking tot standaardisering van de selectiecriteria. De vraag was, welke eisen op psychisch en fysiek/medisch gebied moeten worden gesteld bij de selectie voor die repressieve functies. Daarnaast was de vraag, te onderzoeken welke valide en betrouwbare meetinstrumenten beschikbaar zijn en/of ontwikkeld moeten worden om die selectie uit te voeren. Coronel/ERGOcare richtten hun gezamenlijke onderzoek op de fysieke en medische functieeisen voor de repressieve brandweerfuncties. PLATO richtte het onderzoek op de overige eisen bij die brandweerfuncties: eisen met betrekking tot kennis, (sociale) vaardigheden, attituden en persoonskenmerken. Gedurende het onderzoek werden deze kortweg aangeduid als 'psychische eisen'. Voor de leesbaarheid wordt die term ook in deze eindrapportage gehanteerd. De werkzaamheden van zowel Coronel/ERGOcare als PLATO waren binnen het onderzoek opgedeeld in een aantal fasen. Coronel/ERGOcare en PLATO hebben afzonderlijk verslag gedaan van de onderzoeksresultaten per fase. Alle rapportages zijn vermeld in de literatuurlijst en staan op de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: http://www.minbzk.nl/selectiecriteria Nu alle onderzoeksfasen zijn voltooid, worden in deze eindrapportage de bevindingen samengevat en geïntegreerd weergegeven. Aangezien deze eindrapportage derhalve voortbouwt op eerdere bevindingen, is het voor het verkrijgen van een compleet, gedetailleerd beeld noodzakelijk ook de eerdere rapportages te raadplegen. Coronel/ERGOcare en PLATO hebben in dit onderzoek gevarieerde onderzoeksmethoden gehanteerd. Er zijn zowel methoden voor kwantitatief als voor kwalitatief onderzoek toegepast. De onderzoeksmethoden met betrekking tot respectievelijk de fysieke/medische eisen en de psychische eisen wordt in het hiernavolgende toegelicht.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
5
Onderzoeksmethode fysieke/medische eisen Binnen bijzondere functie-eisen worden bijzondere fysieke functie-eisen en overige bijzondere functie-eisen onderscheiden. Om bijzondere fysieke functie-eisen voor de te onderzoeken repressieve brandweerfuncties op te stellen, heeft Coronel/ERGOcare de Wet op de Medische Keuringen, de systematiek van de Algemene Richtlijn Aanstellingskeuringen (ARA) en een 'meerstappenplan' Bos et al. (2000) gebruikt. Dit meerstappenplan is als volgt ingevuld om te komen tot fysieke functie-eisen: 1. informatie over blootstelling aan fysieke taken en activiteiten uit Fase 2 Bos et al. (2002); 2. literatuuronderzoek; op basis hiervan is onderzocht welke fysieke taken of activiteiten een verhoogd risico voor gezondheidsklachten vormen; 3. vragenlijstonderzoek (2529 vragenlijsten) bij 20 Nederlandse brandweerkorpsen; op basis hiervan is geïnventariseerd welke gezondheidsklachten en beperkingen relatief veel voorkomen bij brandweerpersoneel; 4. literatuuronderzoek; op basis hiervan is geïnventariseerd welke fysieke taken en activiteiten (abeids)gezondheidkundige richtlijnen voor arbeidsbelasting overschrijden. Vervolgens zijn aan de hand van onder andere de ARA en de Amerikaanse richtlijn (NFPA 1582) de overige bijzondere functie-eisen benoemd. Medische functie-eisen: Om criteria te vinden voor de aanstellingskeuring en medische begeleiding is een literatuuronderzoek gedaan en een bijeenkomst georganiseerd met experts uit de bedrijfsgezondheidszorg. Brandweerspecifieke tests: Deze zijn gezocht in de wetenschappelijke en 'grijze' literatuur. De gevonden brandweerspecifieke tests zijn beoordeeld aan de hand van vooraf opgestelde testcriteria. Medische test: Om tests of functie-onderzoeken te vinden voor orgaansystemen, gekoppeld aan medische eisen, zijn een aantal literatuurbronnen geraadpleegd. De gevonden medische tests zijn beoordeeld aan de hand van vooraf opgestelde testcriteria. Onderzoeksmethode psychische eisen Fase 1 van het onderzoek naar psychische eisen richtte zich op het onderzoeken/analyseren van de te verrichten functietaken. PLATO voerde hiertoe eerst een oriënterende documentenstudie uit en kwam na onderzoek en overleg met deskundigen en opdrachtgever tot een afbakening van de functies waarop het onderzoek zich zou moeten richten. Vervolgens werd relevant materiaal met betrekking tot deze functies geïnventariseerd en geanalyseerd, werd veldonderzoek verricht in een aantal korpsen om het beeld van de functietaken nader in te vullen en werden enkele diepteinterviews gehouden met leidinggevenden. Op basis hiervan werden concept-functietaakbeschrijvingen opgesteld volgens een vast format, die op een werkconferentie met 56 velddeskundigen werden gevalideerd. In fase 2 werden uit de vastgestelde functietaakbeschrijvingen heldere en eenduidige functieeisen afgeleid. Deze zijn beschreven in termen van competenties. Hierbij is ook een onderscheid gemaakt in momenten waarop een functionaris over een competentie moet beschikken. In deze fase werd het van cruciaal belang geacht, uiteenlopende deskundigen te raadplegen over de vereiste competenties van de brandweerfunctionarissen. Deze zijn in brede kring gezocht en gevonden: onder andere binnen de brandweerorganisatie, op het gebied van personeelswerk, op het gebied van rampenbestrijding en deskundigen uit andere kolommen (politie, GGD, bestuurlijk…). Het raadplegen van deze deskundigen vond plaats in de vorm van afstemmen van scenario's, houden van een groepsbijeenkomst, afnemen van interviews en overleggen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij het bepalen van competenties staan vragen centraal als: wat zijn kernkwaliteiten; als er wel eens kritiek is op een persoon in deze functie, waarop richt die zich dan; waar ligt het afbreukrisico van deze functie in het algemeen? In fase 3 + 4 moest worden onderzocht en bepaald, welke meetinstrumenten (bestaand of nog te ontwikkelen) valide en betrouwbaar zijn om de aangegeven competenties te meten. Voor nog te ontwikkelen meetinstrumenten diende te worden aangegeven, aan welke criteria deze moeten voldoen. Ten behoeve van deze vragen voerde PLATO een websearch en documentenstudie uit. Ook werden enkele interviews gehouden met deskundigen op het gebied van tests en testresearch en P&O/managementdevelopment. Op grond hiervan werd een algemeen hanteerbaar schema 'meetinstrumenten bij competenties' opgesteld. Daarin wordt aangegeven, bij welke
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
6
competenties welke meetinstrumenten van toepassing zijn. Tevens is een indeling van soorten meetinstrumenten per toetsmoment opgesteld. Beide schema's zijn gebruikt om een voorstel te maken van meetinstrumenten per functie. Op de meetinstrumenten is een toelichting gegeven en zijn criteria opgesteld waaraan te ontwikkelen instrumenten moeten voldoen. Deze uitwerking is besproken in de Klankbordgroep (zie hieronder) en in een raadpleegronde voorgelegd aan een grote groep P&O-functionarissen van de brandweer. De competentieprofielen zijn positief ontvangen door de P&O-functionarissen. Ook kwamen enkele reacties binnen voor aanpassing of aanscherping van de profielen. In fase 5 van het onderzoek heeft PLATO aanbevelingen geformuleerd ten aanzien van enkele aanvullende kwesties die genoemd zijn in het Startdocument. Dit zijn items waarmee de werkgroep in een later stadium eventueel rekening zou kunnen houden, bijvoorbeeld: het reeds aanwezige personeel; volgorde van selectie-onderdelen; stimuleren en enthousiasmeren van korpsen om een eenduidige selectieprocedure te hanteren. PLATO heeft de aanbevelingen bij deze items gedaan naar aanleiding van de resultaten van de eerste vier fasen, en alle gesprekken en gedachtewisselingen die daarvan deel hebben uitgemaakt. Voor deze vijfde onderzoeksfase zijn dus geen extra onderzoeksactiviteiten uitgevoerd. Doel en methode van fase 6 van het onderzoek worden in deze eindrapportage toegelicht. De aldus in dit onderzoek opgestelde competenties zijn representatief voor alle brandweerfunctionarissen van de genoemde functies, ongeacht afkomst, sekse, vrijwillige of beroepsachtergrond, of horizontale dan wel verticale instroom. Het traject dat in dit onderzoek is afgelegd was soms niet eenvoudig. Gaandeweg werd het concept 'competentiedenken' steeds nader uitgewerkt en ingevuld, voor een terrein ('de brandweer') dat zich laat kenmerken door een grote diversiteit aan werkwijzen en zienswijzen. Om daarin aanbevelingen te kunnen doen die een zekere standaardisering realiseren, vergde het vergaren, verwerken en interpreteren van een grote hoeveelheid gegevens en meningen. Mede dankzij het meewerken, meepraten en meedenken van vele betrokkenen, kan nu in deze eindrapportage de vruchtbare opbrengst van 'In goede banen' worden aanschouwd. De onderzoekers zijn in alle fasen van hun werkzaamheden geadviseerd door een Klankbordgroep, waarin uiteenlopende achterbannen waren vertegenwoordigd (zie bijlage 1). Het doel van deze Klankbordgroep was tweeledig. Ten eerste heeft het onderzoek veel baat bij de expertise vanuit verschillende achterbannen. Ten tweede kan het onderzoek consequenties hebben voor die verschillende achterbannen; hun betrokkenheid en inbreng bij het onderzoek vergroten het draagvlak van de resultaten. Leden van de Klankbordgroep hebben veelvuldig ruggespraak gehouden met hun achterbannen. Coronel/ERGOcare en PLATO willen de leden van de Klankbordgroep vanaf deze plaats heel hartelijk danken voor hun inbreng en betrokkenheid bij 'In goede banen'. Ditzelfde geldt voor de vertegenwoordigers van de opdrachtgever: de directie Rampenbeheersing en Brandweer (voorheen directie Brandweer en Rampenbestrijding) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (zie bijlage 2). De discussies en suggesties waren zeer inspirerend en zijn de kwaliteit van het onderzoek beslist ten goede gekomen. Tot slot gaat ook grote dank uit naar de brandweerkorpsen waar metingen hebben plaatsgevonden en naar overige niet-genoemde personen, die op welke wijze dan ook hebben bijgedragen aan dit project. In deze eindrapportage komen achtereenvolgens aan de orde: achtergrond en doel van de eindrapportage (hoofdstuk 1); totstandkoming van de eindrapportage (hoofdstuk 2); integratie en samenvatting van de resultaten van 'In goede banen' (hoofdstuk 3); conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 4); het vervolg na 'In goede banen' (hoofdstuk 5). Voor de leesbaarheid is bij verwijzing naar bijvoorbeeld een specifieke functionaris steeds gekozen voor de mannelijke vorm. In feite zou hier natuurlijk steeds hij/zij en hem/haar moeten staan.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
7
Hoofdstuk 1. Achtergrond en doel van de eindrapportage De deelrapportages van respectievelijk Coronel/ERGOcare en PLATO van de voorafgaande fasen bouwen steeds op elkaar voort. Tezamen geven deze een gedetailleerd beeld van onderzoeksopzet, -uitwerking en -resultaten. In deze eindrapportage worden de twee onderzoekslijnen, naar enerzijds fysieke/medische en anderzijds psychische functie-eisen, geïntegreerd en samengevat weergegeven. Op deze wijze ontstaat per repressieve brandweerfunctie een compleet (samengevat) beeld van de genoemde eisen die daarbij kunnen worden gesteld. Tevens zijn in deze rapportage alle eerdere en ook de nieuw-geformuleerde conclusies en aanbevelingen ten aanzien van het totale onderzoek 'In goede banen' opgenomen. Doel van deze eindrapportage is het verschaffen van voldoende informatie om een selectieprocedure te kunnen opzetten en aansturen. Daarnaast kunnen op grond van deze rapportages protocollen ter begeleiding worden opgesteld. Voor details wordt verwezen naar de deelrapportages (zie literatuurlijst). De volgende personen/instanties zullen naar de mening van de onderzoekers de eerste 'gebruikers' van deze eindrapportage zijn: -
Ontwikkelaars van (zo mogelijk centraal te ontwikkelen) tests en protocollen De rapportages geven hen een duidelijk en compleet beeld van de vereiste competenties voor het repressieve brandweerpersoneel, de fasering daarin en suggesties voor meetinstrumenten.
-
Brandweeropleidingsinstituten In deze rapportage worden bij toetsmoment 2 expliciet de eisen genoemd, die tijdens de opleiding of het examen getoetst worden (en die tijdens de opleiding aan de orde dienen te komen). Aanbevolen wordt, dat de opleidingen aandacht zullen besteden aan het verwerven en toetsen van deze eisen in een competentiegericht curriculum.
-
Brandweertoetsorganisatie / toetsende instanties en personen Het toetsen van competenties vergt een andere wijze van toetsing dan hetgeen nu nog gebruikelijk is bij de brandweer. Overstappen op een 'competentiegerichte toetsing' vraagt aanpassingen in toetsorganisatie, toetsinhoud en timing. In deze rapportage worden daarvoor vele concrete suggesties gedaan.
-
Bureaus voor werving en selectie, plus de daarbij aansturende organisatie Wanneer de tests zijn ontwikkeld, kan deze rapportage achtergrondinformatie en houvast bieden aan degenen die de werving/selectie gaan uitvoeren dan wel aansturen. Een specifieke handleiding waarin het gebruik van nog te ontwikkelen tests wordt toegelicht, is echter ook noodzakelijk.
-
Werkgevers Een conclusie uit dit onderzoek is, dat in het verlengde van de competentiegedachte de werkomgeving een 'werkleeromgeving' moet zijn. Naar aanleiding van deze rapportage kunnen werkgevers hun standpunt bepalen en uitwerken over hoe zo'n werkleeromgeving gecreëerd kan worden.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
8
Hoofdstuk 2. Totstandkoming van de eindrapportage Tijdens de uitvoering van het onderzoek 'In goede banen' is al regelmatig vooruitgeblikt naar de eindrapportage: wat moet daarin staan, op welke manier, voor wie en met welk doel? Coronel/ERGOcare en PLATO hebben, in overleg met de opdrachtgever, hierover tijdens de voorafgaande fasen al concrete afspraken gemaakt. Na afronding van fase 3 + 4 (door Coronel/ERGOcare) en fase 5 (door PLATO) werd de informatie door de onderzoeksinstituten op afgesproken wijze uit de eerdere rapporten gedestilleerd. De volgende stap was het samenvoegen en integreren van die informatie door PLATO. Dit was ook het moment waarop raakvlakken, discrepanties, overlappingen en onduidelijkheden in de beide onderzoeksdelen zich duidelijk aandienden; dit betrof zowel reeds bekende kwesties als nieuwe kwesties. Deze kwesties werden punt van overleg en afstemming tussen Coronel/ERGOcare en PLATO. Gezamenlijk zijn antwoorden of oplossingen gezocht en gevonden. Ook de conclusies en aanbevelingen in deze eindrapportage zijn gebaseerd op een gezamenlijke inbreng. Coronel/ERGOcare en PLATO blijven inhoudelijk verantwoordelijk voor de uitwerking van hun respectievelijke onderzoeksdelen. De samenvoeging van die onderzoeksresultaten, zoals weergegeven in deze rapportage, is echter een product waar zowel Coronel/ERGOcare als PLATO volledig achter staat.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
9
Hoofdstuk 3. Integratie en samenvatting van de resultaten van 'In goede banen' In dit hoofdstuk worden de resultaten van het totale onderzoek 'In goede banen' geïntegreerd en samengevat weergegeven. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1. het werk- en denkniveau per functie; 2. competenties en meetinstrumenten per functie: ter toelichting vooraf; 3. competenties en meetinstrumenten per functie: de schema's; 4. de samenhang tussen toetsmomenten en blijvende relevantie van vereiste competenties. 3.1. Werk- en denkniveau per functie (samenvattend overgenomen uit de PLATO-rapportage fase 3 + 4) Met name bij het werken in multidisciplinaire samenwerkingsverbanden wordt duidelijk, dat er behoefte is aan 'territoriale congruentie'. Daarbij zijn onder andere de (opleidings)niveaus van de brandweerfunctionarissen en de functionarissen uit de andere kolommen meer op elkaar afgestemd. Op die manier legt ieder een meer gelijk gewicht in de schaal en wordt de effectiviteit van het optreden vergroot. Om hieraan invulling te geven worden onderstaande werk- en denkniveaus aanbevolen bij de verschillende brandweerfuncties. Hierbij is een onderscheid gemaakt in twee mogelijke uitwerkingen: de brandweeropleiding wordt een reguliere opleiding, of de brandweeropleiding is een (korte) bedrijfsopleiding, die wordt gevolgd door personen die reeds in functie zijn. Hierin zal een keuze gemaakt moeten worden. Mobiliteit van het brandweerpersoneel kan hiervan een indirect gevolg zijn.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
10
Werk- en denkniveau per functie Functie:
Als brandweeropleiding een reguliere opleiding is ('school' die opleidt voor de brandweerfunctie + algemeen vormende vakken) Mogelijke duur van de reguliere opleiding:
Brandwacht Chauffeur/Po. Duiker Gaspakdrager
Als brandweeropleiding een bedrijfsopleiding is (korte opleiding voor personen reeds in functie, die niet leidt tot hoger eindniveau): Instapeis:
Instapeis voor de reguliere opleiding:
Reguliere opleiding leidt op tot:
VBO, LBO, MAVO, VMBO of vergelijkbaar werk- en denkniveau
Certificaat Veiligheidsmedewerker (KMBOniveau)
VBO, LBO, MAVO, VMBO
Centralist Bevelvoerder
3 tot 4 jaar
VBO, LBO, MAVO, VMBO
MBO-niveau
MBO
OvD ROGS WVD-deskundige
4 jaar
HAVO, VWO, MBO
HBO-niveau (bachelor)
HBO*
CvD
4 jaar
HBO, WO
WO-niveau (master)
Minimaal HBO
* In bovenstaande werk- en denkniveaus wordt in de laatste kolom bij OvD aanbevolen: instapeis HBO-niveau. Sec gezien is dit is in afwijking van de huidige praktijken en het CCRB-advies, dat ook een MBO-er kan doorgroeien tot OvD (AHBM). Er zou dus een gat ontstaan als deze MBO-er niet kan doorstromen tot OvD. PLATO is daarom van mening dat, indien de betreffende MBO-er over een HBO-werk- en denkniveau beschikt, die doorstroom wel mogelijk moet zijn. Er dient derhalve een procedure te worden ontwikkeld waarmee dat niveau beoordeeld en vastgesteld kan worden. 3.2.
Competenties en meetinstrumenten per functie: ter toelichting vooraf
Competenties worden gezien als het vermogen van iemand om een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden, attitudes en persoonskenmerken adequaat toe te passen in een bepaalde taaksituatie. In dit onderzoek spelen drie elementen een belangrijke rol bij de definitie van competentie. Het gaat om de taken (wat moet iemand kunnen doen), de context (waarin moet iemand dat kunnen doen) en de kwaliteiten (waarmee iemand dat doet). Een competentie is: het kunnen verrichten van bepaalde taken in een bepaalde context met bepaalde kwaliteiten.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
11
(Onderstaande is samenvattend overgenomen uit de PLATO-rapportage fase 3 + 4) Veel kwaliteiten zijn voor meerdere functies van belang. Enkele voorbeelden van deze kwaliteiten zijn: met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis; vaardig in samenwerken; omgevingsbewust. Voor het 'testen' van dezelfde kwaliteiten bij verschillende functies worden vaak wel, maar niet altijd dezelfde meetinstrumenten genoemd. Dit hangt mede af van het soort functionaris en het niveau van de functie. Wanneer voor dezelfde kwaliteiten bij verschillende functies wél hetzelfde meetinstrument wordt genoemd, dient dit instrument per functie of specialisatie wel een andere invulling te krijgen. Bijvoorbeeld: 'omgevingsbewust' dient bij zowel Brandwacht algemeen als bij Duiker (en nog vele andere functies) op toetsmoment 3 getoetst te worden middels voortgangsbesprekingen/functioneringsgesprekken/beoordelingsgesprekken. In zo'n gesprek zal het wel of niet 'omgevingsbewust'-zijn van de kandidaat aan de hand van concrete voorvallen worden besproken. De kwaliteit 'omgevingsbewust' wordt in zo'n gesprek bij Brandwacht algemeen en bij Duiker verschillend ingevuld. Bij de Brandwacht gaat het bij 'omgevingsbewust' onder andere om alert zijn op risico's als insluiting door vuur, explosiegevaar en dreigende instortingen. Bij de Duiker gaat het om onder andere alert zijn op stromingen, vervuiling en obstakels. Alle kwaliteiten, en dus ook het toetsen ervan, moeten dus steeds in relatie gezien worden met de taken en context van de betreffende functie. Die taken en context zijn bij elk competentieprofiel steeds als eerste samengevat weergegeven (de uitgebreide beschrijving van taken en context is opgenomen in de rapportage van fase 1). Uitgaan van die samenhang tussen taken-context-kwaliteiten is van cruciaal belang bij het spreken over en testen van competenties. Let op het volgende onderscheid: Wanneer in de kolom 'meetinstrumenten bij toetsmoment X' staat: 'gelijk aan Brandwacht algemeen', dan wordt hiermee hetzelfde instrument in dezelfde uitwerking bedoeld als bij Brandwacht algemeen. Zo zal bijvoorbeeld de hoogtevreestest voor de Brandwacht algemeen identiek zijn aan de hoogtevreestest voor de Bevelvoerder. Wordt in de kolom 'meetinstrumenten' bij functie X hetzelfde meetinstrument genoemd als bij functie Y (bijvoorbeeld: bij zowel Brandwacht algemeen als bij Duiker wordt bij de kwaliteit 'omgevingsbewust' aanbevolen dit te toetsen middels 'voortgangs-/functionerings/beoordelingsgesprekken'), dan wordt hiermee wel tweemaal hetzelfde instrument bedoeld (namelijk 'voortgangs-/functionerings-/beoordelingsgesprekken'), maar de uitwerking ervan varieert. Zie hiervoor de toelichting in de eerste alinea van deze paragraaf. Bovenstaande maakt duidelijk, dat dezelfde kwaliteiten bij verschillende functies en/of op verschillende toetsmomenten soms met identieke meetinstrumenten getoetst worden. 3.3.
Competenties en meetinstrumenten per functie: de schema's
In deze paragraaf wordt per functie aangegeven, welke meetinstrumenten gebruikt kunnen worden om per functie, per meetmoment, de competenties te meten. Achtereenvolgens worden de volgende tien functies beschreven: A.
Brandwacht Differentiaties: 1. Brandwacht algemeen 2. Chauffeur/Pompbediener 3. Duiker 4. Gaspakdrager
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
12
B.
Bevelvoerder 5. Bevelvoerder
C.
Officier van Dienst 6. Officier van Dienst
D.
Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst 7. Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst
E.
Overige repressieve functies op grond van aanvullende opleidingen 8. Centralist 9. Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen 10. Waarschuwings- en Verkenningsdienstdeskundige
Per functie start elke beschrijving met een kader, waarin een samenvatting is opgenomen van 'taken en context': welke taken voert de betreffende functionaris uit en in welke omgeving? De uitgebreide beschrijving van taken en context is opgenomen in de PLATO-rapportage van fase 1. Vervolgens wordt per toetsmoment (1, 2, 3 en periodiek toetsmoment) aangegeven, over welke kwaliteiten de functionaris op dat moment moet beschikken om de genoemde taken in de genoemde context te kunnen (gaan) uitvoeren. Dit wordt weergegeven in de linkerkolom. De combinatie 'specifieke taken in een specifieke context kunnen uitvoeren met specifieke kwaliteiten' wordt een competentie genoemd. Ter toelichting op de verschillende toetsmomenten is het volgende onderscheid van belang. Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: Deze kwaliteiten zijn vereist om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding. Er is nog geen specifieke brandweeropleiding vereist. Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2: Deze kwaliteiten zijn vereist om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten. Het voltooid hebben van één of meer specifieke brandweeropleiding(en) is nu vereist. Eventueel kunnen door de werkgever ook aanvullende eisen worden gesteld. Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3: Dit zijn de kwaliteiten waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken. Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: Dit betreft de kwaliteiten die periodiek getoetst moeten blijven worden. Het gaat om fysieke vereisten en/of medische begeleiding, voortkomend uit de bijzondere functie-eisen en andere risico's uit het brandweerwerk en de daarbij betrokken orgaansystemen. Voor wat betreft de psychische eisen zijn de toetsmomenten 1, 2 en 3 relevant. Bepaalde psychische kwaliteiten (in samenhang met taken en context te beschouwen als competenties) moeten al aan de kandidaat worden gesteld om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding. In andere psychische kwaliteiten is een 'groei' mogelijk. Het gaat dan om psychische kwaliteiten die men zich gaandeweg de opleiding en/of inwerkperiode in de betreffende functie (verder) eigen kan maken. Op toetsmoment 2 en 3 wordt gemeten, of die groei ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Eenmaal voldaan hebben aan de vereiste competenties is niet hetzelfde als gedurende de gehele loopbaan blijven voldoen aan die eisen. Het is daarom sterk aan te bevelen, (een deel van) de competenties periodiek te hertoetsen. Er komen hier echter geen nieuwe psychische eisen bij;
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
13
het gaat om het onderhoud van het bestaande. In het kader van dit onderzoek naar selectiecriteria, is deze kwestie geen onderwerp van nader onderzoek geweest. Derhalve wordt bij 'psychische kwaliteiten' bij het periodieke toetsmoment aangegeven: 'n.v.t.'. Voor de fysieke/medische eisen (fysieke capaciteiten en gezondheidsprofiel) geldt, dat al op toetsmoment 1 (bij toelating tot de brandweer / de brandweeropleiding) moet worden getoetst of de kandidaat aan de vereiste kwaliteiten voldoet. Het gaat dan om het toetsen van de fysieke/ medische kwaliteiten in een test die weliswaar al zo (brandweer)specifiek mogelijk is, maar waarin nog geen beroep wordt gedaan op specifieke brandweerkennis en –vaardigheden; die worden immers pas na toetsmoment 1 eigen gemaakt. Een geschikte 'leek' zou deze test dus in principe goed moeten kunnen uitvoeren. Op toetsmoment 2 gelden dezelfde fysieke/medische eisen als op toetsmoment 1, maar ze worden dan niet getoetst. Op toetsmoment 3 gelden wederom dezelfde fysieke/medische eisen als op toetsmoment 1 en 2, en nu dient weer wél toetsing plaats te vinden. Op dit toetsmoment heeft de kandidaat zijn specifieke brandweeropleiding en ook inwerkperiode achter de rug. De fysieke/ medische kwaliteiten dienen daarom getoetst te worden in een brandweerspecifieke test, waarin wél een beroep wordt gedaan op specifieke brandweerkennis of –vaardigheden. Vervolgens dient ook periodiek getoetst te worden of de kandidaat nog voldoet aan de fysieke/medische eisen. De bijzondere functie-eisen en andere risico's uit het brandweerwerk en de daarbij betrokken orgaansystemen kunnen namelijk gevolgen kunnen hebben voor de fysieke en medische aspecten. Middels periodieke toetsing moet bij de brandweerfunctionarissen vinger aan de pols worden gehouden, voor wat betreft ontwikkelingen op fysiek en/of medisch gebied. Om te meten of een (aanstaande) functionaris beschikt over de vereiste competenties, moet dit op de drie achtereenvolgende toetsmomenten en het periodieke toetsmoment worden gemeten met de aanbevolen meetinstrumenten. De aanbevolen meetinstrumenten staan genoemd en toegelicht in de rechterkolom.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
14
A. Brandwacht: competenties en meetinstrumenten Voor de differentiaties: - Brandwacht algemeen - Chauffeur/Pompbediener - Duiker - Gaspakdrager
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
15
Competentieprofiel Brandwacht algemeen Taken en context De Brandwacht algemeen werkt in een team. Zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben betrekking op operationele uitvoering en ondersteuning. Tijdens de uitruk met de bluseenheid en/of een bijzonder voertuig verricht hij taken op het gebied van brandbestrijding, hulpverlening, redding en ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen. De opdrachten hiertoe worden gegeven door de Bevelvoerder. Indien de omstandigheden dit noodzakelijk maken, wordt op eigen initiatief gehandeld. Zonodig gaat de Brandwacht algemeen met adembeschermende apparatuur een brandend object binnen. Voorbeelden van taken zijn: opsporen van mens en dier in gevaar; bevrijden/redden van mens en dier; eerste hulp verlenen of reanimatie toepassen bij slachtoffers; hulp verlenen bij ongevallen met voertuigen/machines in industrie; personen bevrijden uit liften; verkennen; armaturen opbouwen; pompbediener assisteren; blushaard benaderen; blussen; schade beperken; bergingswerk uitvoeren; nablussen; materiaal en voertuig uitrukgereed maken; objecten stabiliseren. De Brandwacht algemeen gebruikt hierbij diverse hulpmiddelen en apparatuur.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
16
(Brandwacht algemeen)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten Handelingsgericht: - Een doener - Praktisch en handig - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Geduldig (kunnen wachten tot je iets kunt doen) - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken - In staat om met agressie om te gaan
Praktijksimulatie Een simulatie waarin een beroep gedaan wordt op het improvisatietalent van de kandidaat. De omstandigheden stellen de concentratie op de proef. Er worden niet veel, maar wel heldere commando's gegeven. Bijvoorbeeld: Er worden aan de kandidaat enkele brandweerspecifieke hulpmiddelen (bijvoorbeeld brandslang, meetapparatuur, mobilofoon, stutmiddelen) getoond en de werking ervan wordt kort gedemonstreerd. Naar aanleiding van een aantal achtereenvolgende commando’s moet de kandidaat deze hulpmiddelen gebruiken. Soms wordt reeds halverwege de actie van de kandidaat het volgende commando gegeven. De kandidaat moet kunnen benoemen wat hij doet (gebruik van brandweerspecifieke termen is daarbij niet nodig). De beoordeling richt zich met name op de aanpak en niet zozeer op het resultaat daarvan. Een volledig juiste hantering van de hulpmiddelen is immers op toetsmoment 1 nog niet noodzakelijk. Gericht intakegesprek Bijvoorbeeld: Er wordt door bevoegd gezag of opleiding gevraagd naar relevante ervaringen van de persoon, met betrekking tot diens handelingsgerichtheid en mentale gesteldheid.
Met een goede ruimtelijke oriëntatie: - Met goed oriëntatievermogen - Zonder (of met beheersbare) claustrofobie - Zonder (of met beheersbare) hoogtevrees
Respectievelijk: - Oriëntatie-/claustrofobietest Bijvoorbeeld: Geblindeerd een gesimuleerd vuur zoeken in complexe ruimte met vastgestelde moeilijkheidsgraad (vastgesteld aantal bochten, hoogteverschillen, zeer krappe doorgangen, in het donker) en na terugkomst de afgelegde route tekenen. - Hoogtevreestest Bijvoorbeeld: Een los in de ruimte staande autoladder beklimmen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
17
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Goed kunnen luisteren
Onderdeel van de bovengenoemde praktijksimulatie
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: De bijzondere functie-eisen: - staan - bukken - lopen - rennen - tillen/dragen - ladder-/traplopen - duwen - trekken/slepen - forceren/openbreken - zwemmen
Een te ontwikkelen specifieke aanstellingstest in de geest van de Candidates Physical Ability Test (IAFF, 1997)
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel - bewegingsapparaat - longsysteem - visus en gehoor (in verband met communicatie) - thermoregulatiesysteem - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd.
Beoordelingscriteria: - uitvoering taken - persoonsgebonden risico’s in relatie tot taken - risico’s voor derden
Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd met betrekking tot: - hart- en vaatstelsel: lengte/gewicht, Body Mass Index, pols/bloeddruk, ECG en ergometrie - bewegingsapparaat: lichamelijk onderzoek bewegingsapparaat - longsysteem: spirometrie, histamine provocatietest - visus: visus-bepaling - gehoor: audiometrie - thermoregulatiesysteem: een te ontwikkelen brandweerspecifieke test - psychische functies in verband met werkdruk/stress: Ubos-vragenlijst (‘burn-out’), pols/bloeddruk en ECG - psychische functies in verband met aandacht, concentratie en bewustzijn: een te ontwikkelen brandweerspecifieke test
NB. Bij de eis 'zonder (of met beheersbare) claustrofobie' kan zonodig worden vooruit gelopen op de eisen ontleend aan een mogelijke eerstvolgende specialisatie of stap in de loopbaan: Duiker of Gaspakdrager. Of een werkgever kiest voor de 'basiseis' (claustrofobietest op niveau Brandwacht algemeen) of voor de 'basiseis +' (striktere claustrofobietest op niveau Gaspakdrager) hangt samen met de situatie van het specifieke korps en welke carrièreperspectieven men voor de Brandwacht algemeen voor ogen heeft.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
18
(Brandwacht algemeen)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding Brandwacht algemeen, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets
Verstandig: - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Sociaal vaardig m.b.t. (familie van) slachtoffers
Praktijksimulatie (groepsopdracht), tijdens de opleiding en voorafgaand aan de inwerkperiode van de functie Bijvoorbeeld: een simulatie van een hulpverleningssituatie. Betrokkenen hierbij zijn (naast de kandidaat) een groep vergelijkbare nieuwe functionarissen of de groep aanstaande collega’s. Speciale aandacht wordt gegeven aan de mate waarin de kandidaat constructief reageert op acties van 'collega’s' en oog/zorg/respect heeft voor derden.
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
19
(Brandwacht algemeen)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten Doortastend: - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Sociaal en communicatief: - Klantgericht
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken (niet geformaliseerde feedbackbesprekingen) en functioneringsgesprekken (geformaliseerde besprekingen) op grond van concrete optredens, uitmondend in beoordelingsgesprek. De Brandwacht algemeen wordt geobserveerd bij en beoordeeld op het functioneren tijdens een uitruk. De direct-leidinggevende voert met betrokkene evaluatiegesprekken over concrete optredens. Van de gesprekken worden de conclusies vastgelegd. Eventueel kan een kwantitatieve minimumeis worden gesteld aan het aantal optredens waaruit de competenties moeten blijken.
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
Een te ontwikkelen brandweerspecifieke test in de geest van Deakin et al. (1998)
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
20
(Brandwacht algemeen)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: Gelijk aan toetsmoment 1
Een te ontwikkelen brandweerspecifieke test in de geest van Deakin et al. (1998)
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
21
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1 Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk fysische risico’s: lawaai, trillingen, ioniserende straling, hitte/koude gevaarlijke stoffen: rook, oplosmiddelen, asbest, overige agentia
Gelijk aan toetsmoment 1 Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd. Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd met betrekking tot: fysieke risico's: - bewegingsapparaat i.v.m. repeterende bewegingen: zie toetsmoment 1 - bewegingsapparaat en visus i.v.m. beeldschermwerk: zie toetsmoment 1 fysische risico’s: - gehoor i.v.m. lawaai: zie toetsmoment 1 - bewegingsapparaat i.v.m. trillingen: lichamelijk onderzoek bewegingsapparaat (bovenste extremiteiten en rug) - huid, visus, centraal zenuwstelsel, bloed/bloedbereidende organen i.v.m. ioniserende straling: lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek - thermoregulatiesysteem i.v.m. hitte/koude: zie toetsmoment 1 gevaarlijke stoffen: - longsysteem i.v.m. rook: zie toetsmoment 1 - huid en centraal zenuwstelsel i.v.m. oplosmiddelen: lichamelijk onderzoek (VIA-lijst huid) en psychometrische screening - longsysteem en hartvaatstelsel i.v.m. asbest: zie toetsmoment 1 - orgaansystemen betrokken bij overige agentia: bijvoorbeeld lichamelijk onderzoek, longfunctie, bloedonderzoek, urine-onderzoek en allergologisch onderzoek
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
22
Competentieprofiel Chauffeur/Pompbediener Taken en context De Chauffeur/Pompbediener werkt in een team. Zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben betrekking op operationele uitvoering en ondersteuning. Tijdens de uitruk met de bluseenheid en/of een bijzonder voertuig is hij verantwoordelijk voor het onder grote tijdsdruk veilig aanrijden naar het incident, het plaatsen van het voertuig (in overleg met de Bevelvoerder), het bedienen van voertuig/apparatuur, het zonodig opheffen van eenvoudige storingen, het uitgeven en innemen van gereedschappen/hulpmiddelen en het onderhouden van contact met (eventueel) RAC, Bevelvoerder en Brandwachten. De Chauffeur/Pompbediener gebruikt hierbij diverse hulpmiddelen en apparatuur, met name het voertuig en de gehele inventaris daarvan. Hij handelt op grond van opdrachten van de Bevelvoerder en werkt nauw samen met alle leden van de bluseenheid. Indien de omstandigheden dit noodzakelijk maken, wordt op eigen initiatief gehandeld.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
23
(Chauffeur/Pompbediener)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Chauffeur/Pompbediener 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Chauffeur/Pompbedienerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Chauffeur/Pompbediener, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Handelingsgericht: - Een doener - Praktisch en handig - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Geduldig (kunnen wachten tot je iets kunt doen) - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken - In staat om met agressie om te gaan
Met een goede ruimtelijke oriëntatie: - Met goed oriëntatievermogen - Zonder (of met beheersbare) claustrofobie - Zonder (of met beheersbare) hoogtevrees
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Goed kunnen luisteren
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Overig: - In bezit van rijbewijs BE
Check in bijvoorbeeld intakegesprek
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
24
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Met betrekking tot fysiek en medisch heeft Coronel/ERGOcare geen onderzoek verricht naar de vereiste kwaliteiten van Chauffeur/Pompbediener 'sec' (= op grond van alleen de specifieke Chauffeur/Pompbedienerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Coronel/ERGOcare beziet de eisen aan Chauffeur/Pompbediener in vaste relatie tot de eisen die aan Brandwacht algemeen worden gesteld. Onderstaande fysieke en medische kwaliteiten gelden dus voor de Brandwacht algemeen die tevens Chauffeur/Pompbediener is.
Fysieke capaciteiten: De bijzondere functie-eisen: - staan - bukken - lopen - rennen - tillen/dragen - ladder-/traplopen - duwen - trekken/slepen - forceren/openbreken - zwemmen
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel - bewegingsapparaat - longsysteem - visus en gehoor (in verband met communicatie) - thermoregulatiesysteem - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Beoordelingscriteria: - uitvoering taken - persoonsgebonden risico’s in relatie tot taken - risico’s voor derden
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
25
(Chauffeur/Pompbediener)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Chauffeur/Pompbediener 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Chauffeur/Pompbedienerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Chauffeur/Pompbediener, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Verstandig: - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding Brandwacht algemeen, plus van de opleidingen Chauffeur/Pompbediener en Brandweerchauffeur, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets In de opleiding Chauffeur/Pompbediener worden specifieke kennis en vaardigheden op het gebied van de chauffeurs-/pompbedienerstaak getoetst, inclusief de rijvaardigheid. De opleiding Brandweerchauffeur richt zich nog specifieker op het rijden zelf.
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Sociaal vaardig m.b.t. (familie van) slachtoffers
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Overig: - In staat om zich geconcentreerd, snel en veilig door het verkeer te verplaatsen
(Praktijk)simulatie: de rijvaardigheidstoets die onderdeel is van de Chauffeursopleiding
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
26
(Chauffeur/Pompbediener)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Chauffeur/Pompbediener 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Chauffeur/Pompbedienerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Chauffeur/Pompbediener, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Doortastend: - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Sociaal en communicatief: - Klantgericht
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken (niet geformaliseerde feedbackbesprekingen) en functioneringsgesprekken (geformaliseerde besprekingen) op grond van concrete optredens, uitmondend in beoordelingsgesprek De Chauffeur/Pompbediener wordt geobserveerd bij en beoordeeld op het functioneren tijdens een uitruk. De direct-leidinggevende voert met betrokkene evaluatiegesprekken over concrete optredens. Van de gesprekken worden de conclusies vastgelegd. Eventueel kan een kwantitatieve minimumeis worden gesteld aan het aantal optredens waaruit de competenties moeten blijken.
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
27
(Chauffeur/Pompbediener)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Met betrekking tot fysiek en medisch heeft Coronel/ERGOcare geen onderzoek verricht naar de vereiste kwaliteiten van Chauffeur/Pompbediener 'sec' (= op grond van alleen de specifieke Chauffeur/Pompbedienerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Coronel/ERGOcare beziet de eisen aan Chauffeur/Pompbediener in vaste relatie tot de eisen die aan Brandwacht algemeen worden gesteld. Onderstaande fysieke en medische kwaliteiten gelden dus voor de Brandwacht algemeen die tevens Chauffeur/Pompbediener is.
Fysieke capaciteiten: Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk fysische risico’s: lawaai, trillingen, ioniserende straling, hitte/koude gevaarlijke stoffen: rook, oplosmiddelen, asbest, overige agentia
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
28
Competentieprofiel Duiker Taken en context De Duiker werkt als specialist in een team. Zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben betrekking op operationele uitvoering en ondersteuning. De Duiker werkt onder leiding van de duikploegleider (meestal de Bevelvoerder). Hij spoort mensen, dieren, materialen of voertuigen op, redt of bergt deze via verschillende zoekmethoden/ procedures, met behulp van verschillende duikersuitrustingen en hulpmiddelen in water van maximaal 15 meter diep. Dit voor zover het geen uitstel kan verdragen of er gevaar voor het milieu dreigt. Eventueel spoort hij niet-spoedeisende of niet-milieubedreigende zaken voor derden op en bergt deze. Psychisch en fysiek is het duikerswerk zwaar vanwege het (vaak) alleen werken, in duikuitrusting, onder water, in een omgeving die slecht te overzien is. Hierbij wordt een groot beroep gedaan op de risico-inschattingen van de duiker. Met name in geval van mogelijke slachtoffers is het duikerswerk extra stressvol en traumatiserend. Bij grotere inzetten wordt samengewerkt met andere duikers.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
29
(Duiker)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Duiker 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Duikerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Duiker, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Handelingsgericht: - Een doener - Praktisch en handig - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Geduldig (kunnen wachten tot je iets kunt doen) - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel t.a.v. veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken - In staat om met agressie om te gaan
Met een goede ruimtelijke oriëntatie: - Met goed oriëntatievermogen - Zonder (of met beheersbare) claustrofobie - Zonder (of met beheersbare) dieptevrees
Respectievelijk: - Oriëntatie-/claustrofobietest onder water - Dieptevreestest Bijvoorbeeld: Met (eenvoudige) duikersuitrusting aan en zeer slecht zicht onder water een ‘slachtoffer’ zoeken in een situatie met vastgestelde moeilijkheidsgraad (vastgestelde diepte en krapte van de werkruimte). Aangezien het hier een test betreft aangaande een eventuele toelating tot de duikersopleiding, moet er bij het opstellen en uitvoeren van de test rekening mee worden gehouden dat de kandidaat nog geen ervaring heeft met duikerswerk (veiligheidsmaatregelen treffen!). Na terugkomst moet de kandidaat de aangetroffen situatie beschrijven. De beoordeling richt zich op de wijze waarop de kandidaat op de situatie reageert en niet op het resultaat van het duiken.
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Goed kunnen luisteren
Gelijk aan Brandwacht algemeen
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
30
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Met betrekking tot fysiek en medisch heeft Coronel/ERGOcare geen onderzoek verricht naar de vereiste kwaliteiten van Duiker 'sec' (= op grond van alleen de specifieke Duikerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Coronel/ERGOcare beziet de eisen aan Duiker in vaste relatie tot de eisen die aan Brandwacht algemeen worden gesteld. Onderstaande fysieke en medische kwaliteiten gelden dus voor de Brandwacht algemeen die tevens Duiker is.
Fysieke capaciteiten: De bijzondere functie-eisen: - staan - bukken - lopen - rennen - tillen/dragen - ladder-/traplopen - duwen - trekken/slepen - forceren/openbreken - zwemmen
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel - bewegingsapparaat - longsysteem - visus en gehoor (in verband met communicatie) - thermoregulatiesysteem - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Gelijk aan Brandwacht algemeen Tevens dient het werken onder hyperbare omstandigheden te worden getest, door middel van een te ontwikkelen brandweerspecifieke test.
Beoordelingscriteria: - uitvoering taken - persoonsgebonden risico’s in relatie tot taken - risico’s voor derden
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
31
(Duiker)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Duiker 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Duikerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Duiker, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Verstandig: - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding Brandwacht algemeen plus van de opleiding Duiker*, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets In laatstgenoemde opleiding worden specifieke kennis en vaardigheden op het gebied van de duikerstaak getoetst, inclusief de te hanteren veiligheidsregels/werkwijzen/procedures die gelden bij opsporing, redding en berging onder water. * NB. In het rapport 'Duikongeval Kernhaven' (2002) wordt een aantal omissies in de huidige, landelijke les- en leerstof Duiker genoemd. Het betreft o.a.: - huidige les- en leerstof nog voornamelijk afgestemd op 'nat duiken'; - onvoldoende aandacht voor noodmaatregelen door duiker zelf en noodprocedures (o.a. voor het gecoördineerd redden van duikers in noodsituaties); - onevenwichtigheid in de les- en leerstof, waardoor bepaalde veiligheidsaspecten niet aan de orde komen. De onderzoekscommissie van het Duikongeval Kernhaven beveelt daarom aan, dat de omissies in de les- en leerstof worden gesignaleerd 'met het doel het tot stand komen van aanvullende landelijke modellen te bevorderen'. Ook moeten noodprocedures voor benarde duikers en noodopstijgingen van duikers in de lesen leerstof worden opgenomen. Alle duikers dienen onderwezen en getraind te worden in de (nieuwe) modellen, procedures en vaardigheden. Zie het duikrapport voor meer informatie.
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Sociaal vaardig m.b.t. (familie van) slachtoffers
Gelijk aan Brandwacht algemeen: praktijksimulatie (groepsopdracht), tijdens de opleiding en voorafgaand aan de inwerkperiode van de functie. Daarnaast vindt een aparte praktijksimulatie plaats (onderdeel van de duikersopleiding), waarin speciale aandacht wordt gegeven aan de mate waarin de kandidaat de specifieke regels, die gelden voor samenwerking en communicatie bij optreden onder water, juist hanteert.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
32
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
33
(Duiker)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Duiker 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Duikerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Duiker, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Doortastend: - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Sociaal en communicatief: - Klantgericht
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken (niet geformaliseerde feedbackbesprekingen) en functioneringsgesprekken (geformaliseerde besprekingen) op grond van concrete optredens, uitmondend in beoordelingsgesprek De Duiker wordt geobserveerd bij en beoordeeld op het functioneren tijdens een uitruk. De directleidinggevende voert met betrokkene evaluatiegesprekken over concrete optredens. Van de gesprekken worden de conclusies vastgelegd. Eventueel kan een kwantitatieve minimumeis worden gesteld aan het aantal optredens waaruit de competenties moeten blijken.
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
34
(Duiker)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Met betrekking tot fysiek en medisch heeft Coronel/ERGOcare geen onderzoek verricht naar de vereiste kwaliteiten van Duiker 'sec' (= op grond van alleen de specifieke Duikerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Coronel/ERGOcare beziet de eisen aan Duiker in vaste relatie tot de eisen die aan Brandwacht algemeen worden gesteld. Onderstaande fysieke en medische kwaliteiten gelden dus voor de Brandwacht algemeen die tevens Duiker is.
Fysieke capaciteiten: Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Tevens dient het werken onder hyperbare omstanAangevuld met aspecten op basis van de volgende digheden te worden getest, door middel van een te beoordelingscriteria: ontwikkelen brandweerspecifieke test. - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk fysische risico’s: lawaai, trillingen, ioniserende straling, hitte/koude, hyperbare omstandigheden gevaarlijke stoffen: rook, oplosmiddelen, asbest, overige agentia
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
35
Competentieprofiel Gaspakdrager Taken en context De Gaspakdrager werkt in een gaspakkenteam van 4 personen (2 personen ingezet, 2 personen stand-by). Hij is een specialist en zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben betrekking op operationele uitvoering en ondersteuning. Tijdens zijn inzet bij een incident met (mogelijk) gevaarlijke stoffen verricht hij zijn taken op grond van opdrachten van de inzetleider. Indien de omstandigheden dit noodzakelijk maken, wordt op eigen initiatief gehandeld. De Gaspakdrager werkt nauw samen met zijn collega-gaspakdrager. Voorbeelden van taken zijn: ontsmettingsveld inrichten; locatie van het incident verkennen; gevaarlijke stoffen identificeren; aard en omvang het incident vaststellen; slachtoffers opsporen, bevrijden en transporteren; bronbestrijdingswerkzaamheden verrichten; ontsmetttingsprocedure uitvoeren. De Gaspakdrager gebruikt hierbij diverse hulpmiddelen en apparatuur, onder andere met betrekking tot communicatie, persoonlijke bescherming en het verrichten van metingen. Het werken in een gaspak met beperkte bewegingsvrijheid, in een potentieel levensgevaarlijke omgeving, maakt het werk erg stressvol. De Gaspakdrager moet steeds alert zijn op mogelijke risico's voor zichzelf, collega's en omgeving.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
36
(Gaspakdrager)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Gaspakdrager 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Gaspakdragerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Gaspakdrager, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Handelingsgericht: - Een doener - Praktisch en handig - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Geduldig (kunnen wachten tot je iets kunt doen) - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken - In staat om met agressie om te gaan
Met een goede ruimtelijke oriëntatie: - Met goed oriëntatievermogen - Zonder (of met beheersbare) claustrofobie - Zonder (of met beheersbare) hoogtevrees
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Goed kunnen luisteren
Gelijk aan Brandwacht algemeen
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
37
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Met betrekking tot fysiek en medisch heeft Coronel/ERGOcare geen onderzoek verricht naar de vereiste kwaliteiten van Gaspakdrager 'sec' (= op grond van alleen de specifieke Gaspakdragerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Coronel/ERGOcare beziet de eisen aan Gaspakdrager in vaste relatie tot de eisen die aan Brandwacht algemeen worden gesteld. Onderstaande fysieke en medische kwaliteiten gelden dus voor de Brandwacht algemeen die tevens Gaspakdrager is.
Fysieke capaciteiten: De bijzondere functie-eisen: - staan - bukken - lopen - rennen - tillen/dragen - ladder-/traplopen - duwen - trekken/slepen - forceren/openbreken - zwemmen
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel - bewegingsapparaat - longsysteem - visus en gehoor (in verband met communicatie) - thermoregulatiesysteem - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Beoordelingscriteria: - uitvoering taken - persoonsgebonden risico’s in relatie tot taken - risico’s voor derden
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
38
(Gaspakdrager)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Gaspakdrager 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Gaspakdragerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Gaspakdrager, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Verstandig: - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Sociaal vaardig m.b.t. (familie van) slachtoffers
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding Brandwacht algemeen plus van de opleiding Gaspakdrager, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets In laatstgenoemde opleiding worden specifieke kennis en vaardigheden op het gebied van de gaspakdragerstaak getoetst, inclusief de te hanteren regels/werkwijzen/procedures voor veilig optreden als Gaspakdrager. Gelijk aan Brandwacht algemeen
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
39
(Gaspakdrager)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten NB. Met betrekking tot psychisch heeft PLATO onderzocht, wat de vereiste kwaliteiten voor Gaspakdrager 'sec' zijn (= op grond van de specifieke Gaspakdragerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het betreft hier dus de additionele eisen aan Gaspakdrager, die komen bovenop de eisen aan Brandwacht algemeen.
Doortastend: - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Sociaal en communicatief: - Klantgericht
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken (niet geformaliseerde feedbackbesprekingen) en functioneringsgesprekken (geformaliseerde besprekingen) op grond van concrete optredens, uitmondend in beoordelingsgesprek De Gaspakdrager wordt geobserveerd bij en beoordeeld op het functioneren tijdens een uitruk. De direct-leidinggevende voert met betrokkene evaluatiegesprekken over concrete optredens. Van de gesprekken worden de conclusies vastgelegd. Eventueel kan een kwantitatieve minimumeis worden gesteld aan het aantal optredens waaruit de competenties moeten blijken.
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
40
(Gaspakdrager)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Met betrekking tot fysiek en medisch heeft Coronel/ERGOcare geen onderzoek verricht naar de vereiste kwaliteiten van Gaspakdrager 'sec' (= op grond van alleen de specifieke Gaspakdragerstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Coronel/ERGOcare beziet de eisen aan Gaspakdrager in vaste relatie tot de eisen die aan Brandwacht algemeen worden gesteld. Onderstaande fysieke en medische kwaliteiten gelden dus voor de Brandwacht algemeen die tevens Gaspakdrager is.
Fysieke capaciteiten: Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk fysische risico’s: lawaai, trillingen, ioniserende straling, hitte/koude gevaarlijke stoffen: rook, oplosmiddelen, asbest, overige agentia
Tevens geldt, dat de Gaspakdrager mogelijk langdurig werkzaamheden moet kunnen uitvoeren in een gas- en/of chemiepak, waarbij warmteontwikkeling plaats kan vinden. Hier dient tijdens de medische begeleiding aandacht aan besteed te worden, maar dit is geen bijzondere functie-eis.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
41
B. Bevelvoerder: competenties en meetinstrumenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
42
Competentieprofiel Bevelvoerder Taken en context De Bevelvoerder voert het bevel over de bemanning van 1 TS (4 bemanningsleden en chauffeur/pompbediener) en de bemanning van bijzondere voertuigen bij een brandbestrijding, hulpverlening, redding en/of incident met gevaarlijke stoffen van beperkte omvang. Zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben betrekking op de operationele leiding en uitvoeringscoördinatie van zowel bemanning als materieel dat onder zijn bevel staat, vanaf het moment van uitruk tot het moment van terugkeer op de kazerne. In geval van opschaling heeft de Bevelvoerder de directe leiding over meerdere bluseenheden tot aankomst van de OvD op de plek van het incident en anticipeert hij zonodig op de taken van de aankomende voertuigen. Bij een middelbrand (twee tankautospuiten) en bij complexe hulpverleningssituaties ontvangt de Bevelvoerder leiding van de OvD. Voorbeelden van taken van de Bevelvoerder zijn: beslissen over aard en prioriteit van in te zetten acties en hulpmiddelen; oriënteren op risico's; zorgen voor veiligheid van manschappen en materieel; beoordelen of opschaling nodig is; contact houden met RAC; bepalen wanneer de situatie 'onder controle' ofwel 'gestabiliseerd' is; coördineren van nablussing. De Bevelvoerder gebruikt hierbij diverse hulpmiddelen en apparatuur, onder andere voertuigen en materieel, verbindingsmiddelen, aanvalsplannen e.d. en diverse meters voor gevaarlijke stoffen.
Bevelvoerder ook Brandwachttaken? In bovenstaand kader staan de specifieke Bevelvoerderstaken en –context beschreven. Het is de onderzoekers echter gebleken, dat in meerdere korpsen de Bevelvoerder zonodig ook (fysieke) taken uitvoert die gelijk zijn aan die van Brandwacht algemeen. Het is overigens een punt van discussie, of en hoe dit wenselijk, noodzakelijk en mogelijk is. Voor de korpsen waarbij de Bevelvoerder eveneens ingezet kan worden als Brandwacht, dient de kandidaat daarom niet alleen getoetst te worden op de specifieke competenties voor Bevelvoerder, maar eveneens op de competenties voor Brandwacht algemeen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
43
(Bevelvoerder)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten NB. Onderstaand zijn de psychische kwaliteiten voor Bevelvoerder 'sec' weergegeven (= op grond van de specifieke Bevelvoerderstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het is echter gebleken, dat in meerdere korpsen de Bevelvoerder, indien nodig, ook taken moet kunnen uitvoeren die gelijk zijn aan die van Brandwacht algemeen. In dat geval komen de eisen aan Brandwacht algemeen bovenop de hieronder vermelde eisen aan Bevelvoerder.
Handelingsgericht: - Praktisch en handig - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Praktijksimulatie Een simulatie waarin een beroep gedaan wordt op het improvisatietalent van de kandidaat. De omstandigheden stellen de concentratie op de proef. Er worden niet veel, maar wel heldere commando's gegeven. Bijvoorbeeld: Er is middels een maquette een repressieve inzet gesimuleerd. Deze wordt toegelicht door de ‘testleiding’. De kandidaat is bij deze simulatie de Bevelvoerder van een TS. Hij krijgt de opdracht zich met het voertuig op een bepaalde positie op te stellen en de inzet van de TS te leiden. Na enige tijd geeft de testleiding aan, dat er een verandering in de situatie optreedt (bijvoorbeeld aanwezigheid van slachtoffers of gevaarlijke stoffen). De kandidaat moet hierover communiceren met de testleiding. Vervolgens geeft de testleiding een nieuw commando aan de Bevelvoerder, dat ook opgevolgd dient te worden. De beoordeling richt zich met name op de aanpak door de kandidaat (voldoende handelingsgericht, sociaal en communicatief) en niet zozeer op het resultaat daarvan. Het volledig juist leidinggeven aan een inzet met de TS is immers op toetsmoment 1 nog niet noodzakelijk.
.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
44
Verstandig: - Analytisch en probleemoplossend
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Geduldig (kunnen wachten tot je iets kunt doen) - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken - In staat om met agressie om te gaan
Gericht intakegesprek of criteriumgericht interview Bijvoorbeeld: Er wordt in een intakegesprek door bevoegd gezag of opleiding gevraagd naar relevante ervaringen van de persoon, met betrekking tot diens analytisch/probleemoplossend vermogen en mentale gesteldheid. In geval van een criteriumgericht interview vindt het gesprek plaats op grond van een gestructureerde gedragscriterialijst, met bijbehorende scoringsschaal. De hiernaast genoemde kwaliteiten bij 'mentaal sterk' dienen bovendien aan de orde te komen in bovenvermelde praktijksimulatie.
Met een goede ruimtelijke oriëntatie: - Met goed oriëntatievermogen - Zonder (of met beheersbare) claustrofobie - Zonder (of met beheersbare) hoogtevrees
Gelijk aan Brandwacht algemeen
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Met goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid - Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - Goed kunnen luisteren
'Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid' wordt gemeten in een schriftelijke (deel)toets m.b.t. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. De overige kwaliteiten zijn onderdeel van de bovengenoemde praktijksimulatie.
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Voor de specifieke Bevelvoerderstaken en –context (zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving) zijn geen aanvullende specifieke fysieke en medische kwaliteiten vereist. Echter, in verband met het algemeen optreden van de Bevelvoerder als lid van de uitrukeenheid gelden voor hem dezelfde eisen voor wat betreft 'fysieke capaciteiten' en 'gezondheidsprofiel' als voor Brandwacht algemeen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
45
(Bevelvoerder)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten NB. Onderstaand zijn de psychische kwaliteiten voor Bevelvoerder 'sec' weergegeven (= op grond van de specifieke Bevelvoerderstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het is echter gebleken, dat in meerdere korpsen de Bevelvoerder, indien nodig, ook taken moet kunnen uitvoeren die gelijk zijn aan die van Brandwacht algemeen. In dat geval komen de eisen aan Brandwacht algemeen bovenop de hieronder vermelde eisen aan Bevelvoerder.
Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Verstandig: - Reflectief (beschouwend, afstand kunnen nemen) - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Overtuigend: - In staat om kritisch met mededelingen/informatie om te gaan
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding Bevelvoerder, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets In deze opleiding wordt, naast operationele kennis en vaardigheid, ook kennis en vaardigheid op tactisch gebied getoetst.
Beoordelingsgesprek. De bevindingen van daarvan worden geregistreerd. Bijvoorbeeld: Het handelen van de (toekomstige) Bevelvoerder moet gebaseerd zijn op inzicht in de situatie, tot stand gekomen naar aanleiding van kritisch beschouwde mededelingen en informatie. Ten behoeve van het beoordelingsgesprek wordt van tevoren vastgesteld, welke criteria gelden voor ‘kritisch omgaan met mededelingen/informatie’. In het beoordelingsgesprek wordt samen met de kandidaat bekeken in hoeverre deze reeds op toetsmoment 2 heeft voldaan aan de criteria. Daarop wordt een oordeel geveld. De bevindingen worden geregistreerd.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
46
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Sociaal vaardig m.b.t. (familie van) slachtoffers
Praktijksimulatie (groepsopdracht), tijdens de opleiding en voorafgaand aan de inwerkperiode van de functie Bijvoorbeeld: een simulatie van een reddingsinzet met de TS. Betrokkenen hierbij zijn de kandidaat (als Bevelvoerder) en een groep aanstaande collega’s (Chauffeur/Pompbediener en Brandwachten). Speciale aandacht wordt gegeven aan de mate waarin de kandidaat als Bevelvoerder constructief reageert op acties van zijn bemanning en oog/zorg/respect heeft voor derden.
Overige: - Vaardig met computers / ICT-middelen
(Eenvoudige opgezette) simulatie om ICTvaardigheden te beoordelen Hierbij wordt de Bevelvoerder beoordeeld op bijvoorbeeld: - bedreven zijn in gebruik van verbindingsmiddelen (gesprek voeren volgens de radioprocedures) - kunnen omgaan met computers
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
47
(Bevelvoerder)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten NB. Onderstaand zijn de psychische kwaliteiten voor Bevelvoerder 'sec' weergegeven (= op grond van de specifieke Bevelvoerderstaken en –context, zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving). Het is echter gebleken, dat in meerdere korpsen de Bevelvoerder, indien nodig, ook taken moet kunnen uitvoeren die gelijk zijn aan die van Brandwacht algemeen. In dat geval komen de eisen aan Brandwacht algemeen bovenop de hieronder vermelde eisen aan Bevelvoerder.
Met kennis van zaken: - Met geografische kennis van het verzorgingsgebied, sleutelpersonen, bedrijven, instellingen
Bevragen met behulp van cases (casuïstiek) Bijvoorbeeld: Enkele situaties van repressieve inzetten uit de eigen regio schetsen, waarbij achtereenvolgens verschillende bedrijven/instellingen zijn betrokken. Aan Bevelvoerder steeds vragen hoe aangereden kan worden, wie van betrokken bedrijf/instelling (en eventueel breder) in eerste instantie benaderd moet worden, wie in tweede instantie, waar aanpalende risico’s liggen, hoe namen beschikbaar komen, hoe personen ’s nachts of in de vakantie bereikt moeten worden, etcetera. Afhankelijk van de complexiteit/omvang van de regio moet de Bevelvoerder dit uit het hoofd kunnen noemen, of de daarvoor bestemde (informatie-) bronnen kunnen gebruiken om dit te achterhalen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
48
Verstandig: - Met overzicht over de situatie - Betrokken, maar met professionele distantie
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken en functioneringsgesprekken, uitmondend in beoordelingsgesprek), n.a.v. concrete ervaringen, verzameld in portfolio en met 360°-feedback
Met managementkwaliteiten: - Met gevoel voor maatschappelijke implicaties - Met organisatorische kwaliteiten - Vaardig in delegeren
Als de ervaringen op onderdelen te weinig houvast bieden voor gesprekken of het aan de orde stellen van belangrijke functioneringskwesties, kunnen aanvullend authentieke opdrachten uit de beroepspraktijk worden voorgelegd.
Doortastend: - Besluitvaardig - Zeker van zijn zaak - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Ook oefeningen kunnen worden aangegrepen om de bevelvoerder te zien functioneren in die werkzaamheden die zich anderszins te weinig voordoen. 360°-feedback vormt ook hierbij een zinvolle input in een gesprek en uiteindelijk in de beoordeling.
Overtuigend: - Vertrouwenwekkend - Met leidinggevende kwaliteiten (m.b.t. vast of wisselend team) - Consequent in inzet van en omgang met personen - Adviesvaardig
Sociaal en communicatief: - Met oog voor de wijze waarop medewerkers/collega's traumatische ervaringen verwerken - Klantgericht
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Voor de specifieke Bevelvoerderstaken en –context (zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving) zijn geen aanvullende specifieke fysieke en medische kwaliteiten vereist. Echter, in verband met het algemeen optreden van de Bevelvoerder als lid van de uitrukeenheid gelden voor hem dezelfde eisen voor wat betreft 'fysieke capaciteiten' en 'gezondheidsprofiel' als voor Brandwacht algemeen.
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
49
(Bevelvoerder)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten NB. Voor de specifieke Bevelvoerderstaken en –context (zie kader bij het begin van deze functiebeschrijving) zijn geen aanvullende specifieke fysieke en medische kwaliteiten vereist. Echter, in verband met het algemeen optreden van de Bevelvoerder als lid van de uitrukeenheid gelden voor hem dezelfde eisen voor wat betreft 'fysieke capaciteiten' en 'gezondheidsprofiel' als voor Brandwacht algemeen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
50
C. Officier van Dienst: competenties en meetinstrumenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
51
Competentieprofiel Officier van Dienst Taken en context De OvD draagt zorg voor uitvoering van de brandweerbasiszorg. Hij is verantwoordelijk voor het hele incident, waarbij maximaal 4 bluseenheden (TS) zijn betrokken, aangevuld met bijzondere voertuigen. Hij is daarbij de hoogst leidinggevende ter plaatse en geeft leiding aan de bevelvoerders. Wanneer gewerkt gaat worden in pelotonsstructuur, kan de OvD de rol vervullen van Pelotonscommandant. De PC draagt zorg voor uitvoering van een (brandweer)deeltaak, bij grootschalig optreden/rampenbestrijding waarbij gewerkt wordt in pelotonsstructuur. Hij is verantwoordelijk voor de deeltaak van 1 peloton, waarvan hij de bevelvoerders aanstuurt. Zelf wordt hij in het proces aangestuurd door de hoofd-OvD of CvD (als het peloton optreedt als zelfstandig onderdeel) of door de Compagniescommandant (bij optreden in compagniesverband). Ook de rol van CC kan vervuld worden door de OvD. De CC draagt zorg voor de operationele organisatie en aansturing van het (brandweer)proces bij grootschalig optreden/rampenbestrijding. Hij geeft leiding aan 2 brandweerpelotons en 1 ondersteuningspeloton. De CC ontvangt leiding van de Commandant Rampterrein of eventueel de Operationeel Leider (via hoofd sectie Brandweer uit (R)OT). De lokale commandant brandweer is steeds eindverantwoordelijk voor het operationele optreden van de brandweer in zijn gemeente. In alle gevallen (OvD, PC, CC) is de OvD als 'specialist' belast met de operationele leiding en uitvoeringscoördinatie van de inzet. De OvD initieert zonodig de opschaling en start samen met OvD-G en OvD-Politie de multidisciplinaire coördinatie in het CTPI op. Bij een inzet heeft hij een adviserende rol naar derden en onderhoudt hij in eerste instantie de contacten met bevoegde gezagen, pers en publiek. Bij grootschalig multidisciplinair optreden kan de OvD de volgende multidisciplinair coördinerende rollen vervullen: - eventueel Vertegenwoordiger Brandweer in PCC - BT; - Vertegenwoordiger Brandweer in RCC - BT; - Hoofd Sectie Brandweer in RCC - OT; - Vertegenwoordiger Brandweer in GCC - BT; - Hoofd Sectie Brandweer in CORT; - Verantwoordelijke functionaris in Actiecentrum Brandweer. Hulpmiddelen van de OvD zijn onder andere: dienstauto, verbindingsmiddelen, aanvalsplannen, persoonlijke beschermingsmiddelen, naslagwerken, meetapparatuur, externe experts, rampen(bestrijdings)plannen en kaartmateriaal. De aard van de werkzaamheden van de OvD is overwegend niet fysiek.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
52
(Officier van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten Handelingsgericht: - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Praktijksimulatie. De kandidaat wordt getoetst in een praktische opdracht die concentratie en nauwkeurigheid vereist, terwijl de omgeving die concentratie en nauwkeurigheid op de proef stelt. De commando's zijn helder maar complex en laten manoeuvreerruimte open. Bijvoorbeeld: Er wordt een hulpverleningsinzet met 4 bluseenheden gesimuleerd. De kandidaat-OvD heeft daarbij de opdracht, leiding te geven aan de uitvoering van de hulpverlening ter plaatse. De bluseenheden zijn aan het werk en de kandidaatOvD krijgt vervolgens informatie aangereikt over de voortgang van de inzet. Er blijken zich diverse zaken/problemen tegelijkertijd voor te doen (bijvoorbeeld: een tekort aan materieel of bluswater, mogelijke aanwezigheid van slachtoffers of gevaarlijke stoffen, aankomst van de politie ter plaatse, pers die te woord gestaan moet worden). Van de kandidaatOvD wordt verwacht dat hij deze zaken secuur maar snel beoordeelt op urgentie, doelen stelt en acties laat ondernemen om die doelen te bereiken. Hiertoe moet hij communiceren met de diverse betrokkenen. De beoordeling richt zich met name op de aanpak door de kandidaat-OvD (voldoende handelingsgericht, mentaal sterk en sociaal en communicatief) en niet zozeer op het resultaat daarvan. Het volledig verantwoordelijk zijn voor de inzet van 4 bluseenheden is immers op toetsmoment 1 nog niet aan de orde.
Verstandig: - Analytisch en probleemoplossend
Gericht intakegesprek of criteriumgericht interview over authentieke beroepssituaties waarin complexe problemen en dilemma's herkenbaar zijn. De beoordeling richt zich met name op de aanpak door de kandidaat (analytische en probleemoplossende insteek) en niet zozeer op het resultaat daarvan of 'de juiste oplossing'.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
53
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken - In staat om met agressie om te gaan
Praktijksimulatie (zie hierboven) en psychologische tests (assessment center) Bijvoorbeeld: copingtest
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Met goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid - Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - Goed kunnen luisteren
'Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid' wordt gemeten in een schriftelijke (deel)toets m.b.t. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. Overige kwaliteiten: praktijksimulatie (zie hierboven) en psychologische tests (assessment center; zie hierboven)
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: In het kader van bijzondere functie-eisen geen vereisten
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel - visus en gehoor (in verband met communicatie) - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd.
Beoordelingscriteria: - uitvoering taken - persoonsgebonden risico’s in relatie tot taken - risico’s voor derden
Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd met betrekking tot: - hart- en vaatstelsel: lengte/gewicht, Body Mass Index, pols/bloeddruk, ECG en ergometrie - visus: visus-bepaling - gehoor: audiometrie - psychische functies in verband met werkdruk/stress: Ubos-vragenlijst (‘burn-out’), pols/bloeddruk en ECG - psychische functies in verband met aandacht, concentratie en bewustzijn: een te ontwikkelen brandweerspecifieke test
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
54
(Officier van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets Al deze onderdelen richten zich op het toetsen van: - operationele kennis en vaardigheid; - tactische kennis en vaardigheid; - strategisch inzicht.
Verstandig: - Reflectief (beschouwend, afstand kunnen nemen) - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Onderdeel van de bovengenoemd theorie- en praktijkexamen, waarin het terugkomt in: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets Daarnaast: voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken (niet geformaliseerde feedbackbesprekingen) en functioneringsgesprekken (geformaliseerde besprekingen), uitmondend in beoordelingsgesprek over voortgang n.a.v. bijgehouden portfolio van de cursist/student.
Overtuigend: - In staat om kritisch met mededelingen/informatie om te gaan
Praktijksimulatie (in opleiding; zie hierboven) en beoordelingsgesprek (de bevindingen daarvan worden geregistreerd). Bijvoorbeeld: Het handelen van de (toekomstige) OvD moet gebaseerd zijn op inzicht in de situatie, tot stand gekomen naar aanleiding van kritisch beschouwde mededelingen en informatie. Ten behoeve van het beoordelingsgesprek wordt van tevoren vastgesteld, welke criteria gelden voor ‘kritisch omgaan met mededelingen/informatie’. In het beoordelingsgesprek wordt samen met de kandidaat bekeken in hoeverre deze reeds op toetsmoment 2 heeft voldaan aan de criteria. Daarop wordt een oordeel geveld. De bevindingen worden geregistreerd.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
55
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Sociaal vaardig m.b.t. (familie van) slachtoffers - Met voldoende functionele uitdrukkingsvaardigheid in de Engelse taal (en evt. overige relevante talen)
De eerste twee kwaliteiten zijn onderdeel van een praktijksimulatie (groepsopdracht), tijdens de opleiding en voorafgaand aan de inwerkperiode van de functie. Bijvoorbeeld: een simulatie van een repressieve inzet met 4 bluseenheden. Betrokkenen hierbij zijn de kandidaat (als OvD) en een groep aanstaande collega’s (Bevelvoerders en overige bemanningsleden van de bluseenheden). Speciale aandacht wordt gegeven aan de mate waarin de kandidaat als OvD effectief communiceert met en reageert op acties/informatie van de direct betrokkenen en oog/zorg/respect heeft voor derden. De laatste kwaliteit wordt gemeten in een schriftelijke/mondelinge (deel)toets m.b.t. uitdrukkingsvaardigheid in de Engelse taal (en evt. overige relevante talen), eventueel verweven in de praktijksimulatie (groepsopdracht).
Overige: - Vaardig met computers / ICT-middelen - In staat om zich geconcentreerd, snel en veilig door het verkeer te verplaatsen
Respectievelijk: Simulatie om ICT-vaardigheden te beoordelen (bijvoorbeeld aangaande computerprogramma's en verbindingsmiddelen) Praktijksimulatie (rijvaardigheidstest)
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
56
(Officier van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met kennis van rampenplan van het verzorgingsgebied - Met geografische kennis van het verzorgingsgebied, sleutelpersonen, bedrijven, instellingen
Bevragen m.b.v. cases (casuïstiek) Bijvoorbeeld: situatie van een complexe grootschalige inzet uit de eigen regio schetsen, waarbij meerdere bedrijven/instellingen zijn betrokken. Aan de OvD wordt gevraagd hoe het rampenplan benut kan worden, wie hierbij van de betrokken bedrijven/instellingen (en eventueel breder) in eerste instantie benaderd moeten worden, wie in tweede instantie, waar aanpalende risico’s liggen, hoe namen beschikbaar komen, hoe personen ’s nachts of in de vakantie bereikt moeten worden, etcetera. Afhankelijk van de complexiteit/omvang van de regio moet de OvD dit uit het hoofd kunnen noemen, of de daarvoor bestemde (informatie-)bronnen kunnen gebruiken om dit te achterhalen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
57
Verstandig: - Met overzicht over de situatie - Betrokken, maar met professionele distantie - Met gevoel voor politiek - Met gevoel voor strategie
Met managementkwaliteiten: - Met gevoel voor maatschappelijke implicaties - Met organisatorische kwaliteiten - Vaardig in delegeren
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken (niet geformaliseerde feedbackbesprekingen) en functioneringsgesprekken (geformaliseerde besprekingen), uitmondend in beoordelingsgesprek, naar aanleiding van concrete ervaringen verzameld met bijvoorbeeld 360-feedback en door de OvD vastgelegd in portfolio (in de vorm van beschrijvingen van ervaringen, gegevens en reflecties daarop van de persoon zelf en zijn directe omgeving). De gesprekken hebben afwisselend een voortgangs- en een beoordelingskarakter. De leidinggevende registreert de voortgang en legt die op schrift vast.
Doortastend: - Besluitvaardig - Zeker van zijn zaak - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Creatief (nieuwe oplossingen/aanpakken kunnen vinden) - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Overtuigend: - Vertrouwenwekkend - Met leidinggevende kwaliteiten (m.b.t. vast of wisselend team) - Consequent in inzet van en omgang met personen - Adviesvaardig
Sociaal en communicatief: - Met oog voor de wijze waarop medewerkers/ collega's traumatische ervaringen verwerken - Klantgericht
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
58
(Officier van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: N.v.t.
N.v.t.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
59
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn) - visus en gehoor (in verband met communicatie) - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn) Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk, fysieke activiteiten fysische risico's: lawaai, trillingen, ioniserende straling, hitte/koude gevaarlijke stoffen: rook, oplosmiddelen, asbest, overige agentia
Meetinstrumenten m.b.t.: - hart- en vaatstelsel - visus en gehoor - psychische functies gelijk aan toetsmoment 1 Brandwacht algemeen. Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd. Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd m.b.t.: fysieke risico's: - bewegingsapparaat i.v.m. fysiek belastende activiteiten: lichamelijk onderzoek bewegingsapparaat - bewegingsapparaat i.v.m. repeterende bewegingen: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - bewegingsapparaat en visus i.v.m. beeldschermwerk: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen fysische risico’s: - gehoor i.v.m. lawaai: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - bewegingsapparaat i.v.m. trillingen: lichamelijk onderzoek bewegingsapparaat (bovenste extremiteiten en rug) - huid, visus, centraal zenuwstelsel, bloed/bloedbereidende organen i.v.m. ioniserende straling: lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek - thermoregulatiesysteem i.v.m. hitte/koude: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen gevaarlijke stoffen: - longsysteem i.v.m. rook: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - huid en centraal zenuwstelsel i.v.m. oplosmiddelen: lichamelijk onderzoek (VIA-lijst huid) en psychometrische screening - longsysteem en hart- en vaatstelsel i.v.m. asbest: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - orgaansystemen betrokken bij overige agentia: bijvoorbeeld lichamelijk onderzoek, longfunctie, bloedonderzoek, urine-onderzoek en allergologisch onderzoek
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
60
D. Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst: competenties en meetinstrumenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
61
Competentieprofiel Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst Taken en context In principe kan het hierbij gaan om een zestal functieaspecten, die samenhangen met de aard van de taak (uitvoerend, tactisch of strategisch) en met ketenverantwoordelijkheid of multidisciplinaire verantwoordelijkheid (brandbestrijding of rampenbestrijding). In zijn algemeenheid heeft deze functionaris bij een inzet de volgende taken. De Hoofd-OvD/CvD coacht de officieren in de eigen organisatie (binnenring). Hij anticipeert op, en coördineert de opschaling. Hij coördineert activiteiten met die van andere disciplines. Hij rapporteert aan, en adviseert en ondersteunt het bevoegd gezag. Hij beoordeelt voortdurend de situatie en ontwikkelingen, schat in of specialisten moeten worden ingezet en informeert/adviseert over risico's. Hij onderhoudt contacten in het kader van voorlichting. Bij grootschalig multidisciplinair optreden kan deze functionaris de volgende multidisciplinair coordinerende rollen vervullen: - Vertegenwoordiger Brandweer in multidisciplinaire beleidsstaven; - eventueel Operationeel Leider (OL in RCC - BT; Voorzitter OT in RCC - OT; OL in GCC - BT). Dit vereist specifieke competenties; taken en context OL zijn beschreven in Prot et al., 1998; - eventueel Commandant Rampterrein in CORT. Dit vereist specifieke competenties; taken en context Commandant Rampterrein zijn beschreven in Prot et al., 1998. Hieronder volgen twee specifieke functie-invullingen, zoals die in de praktijk worden aangetroffen: De Hoofd-OvD/CvD is bij de brandweerinzet eindverantwoordelijk (ketenverantwoordelijke) voor het operationele optreden, zowel bij de basisbrandweerzorg als bij grootschalig multidisciplinair optreden, zowel binnen als buiten het eigen verzorgingsgebied. Hij functioneert conform opdrachten van het bestuur en geeft leiding aan de coördinatiecentra. Hij werkt daardoor nauw samen met andere disciplines en diensten. De OL is eindverantwoordelijk voor het operationele optreden bij een ramp. Hij is in het grootschalige multidisciplinaire proces de link tussen OT en BT. Hij monitort het totale proces van (GCC/)RCC - OT, formuleert beleidsvoorstellen aan BT over de aanpak van de rampenbestrijding, vertaalt en coördineert besluiten van BT naar OT en ziet toe op de uitvoering, en staat de burgemeester bij in de perscontacten. De OL moet dus breed inzicht hebben in multidisciplinaire zaken en deze kunnen behartigen, en moet de verschillende disciplines in de inzet 'gelijk op' kunnen laten lopen.
Steeds geldt, dat de functionaris zowel operationeel als politiek-bestuurlijk moet kunnen denken om een inzet in beide contexten te kunnen plaatsen. Het betreft in dat opzicht een specialist. Zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben betrekking op beleidsadvisering en operationele leiding / uitvoeringscoördinatie. De burgemeester is bestuurlijk eindverantwoordelijk. Hulpmiddelen bij het uitvoeren van de functie zijn onder andere: dienstauto, verbindingsmiddelen, GCC/RCC/AC, handboeken en rampen(bestrijdings)plannen. De aard van de werkzaamheden van de Hoofd-OvD/CvD is overwegend niet fysiek. NB. De volgorde van de toetsmomenten voor Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst hoeft niet te zijn als hierna beschreven. Momenteel is het zo dat de persoon reeds in functie is en pas dan in opleiding gaat. Toetsmoment 1 komt dan in feite na toetsmoment 2.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
62
(Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten Verstandig: - Analytisch en probleemoplossend
Praktijksimulatie en psychologische tests (assessment center) en intakegesprek door professionals (beroepsmensen uit het veld) Bijvoorbeeld: praktijksimulatie met accent op strategisch inzicht, vaardigheden en attitude
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken
De kwaliteit 'Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid' wordt nog apart getoetst in een schriftelijke (deel)toets m.b.t. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid.
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Met goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid - Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - Goed kunnen luisteren
Fysieke en medische kwaliteiten
Fysieke capaciteiten: In het kader van bijzondere functie-eisen geen vereisten
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
63
(Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten Toetsmoment 2 start met een selectiegesprek voor de functie (intakegesprek / criteriumgericht interview), waarin onder andere een analyse plaatsvindt van het arbeidsverleden/curriculum. Hieruit blijkt of bepaalde competenties eventueel reeds beheerst worden. Voor de afzonderlijke (clusters van) kwaliteiten vinden waar nodig de hieronder genoemde aanvullingen plaats op dat selectiegesprek voor de functie.
Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets Het accent ligt hier op het toetsen van strategisch inzicht, vaardigheden en attitude.
Verstandig: - Reflectief (beschouwend, afstand kunnen nemen) - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Simulatie (in assessment center) en psychologische tests
Overtuigend: - In staat om kritisch met mededelingen/informatie om te gaan
Praktijksimulaties en opdrachten/cases/dilemma's in de opleiding
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Met voldoende functionele uitdrukkingsvaardigheid in de Engelse taal (en evt. overige relevante talen)
Praktijksimulatie (deels groepsopdracht, tijdens de opleiding en voorafgaand aan de inwerkperiode van de functie) m.b.t. samenwerkingsvaardigheden, waarin zo mogelijk ook de uitdrukkingsvaardigheid in Engelse taal (en evt. overige relevante talen) wordt getoetst. Ook bij de taaltest is namelijk een realistische setting (bijvoorbeeld een persconferentie) van belang. Indien de taaltest niet verweven kan worden in de praktijksimulatie, dan dient deze in een andere realistische context te worden geplaatst.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
64
Overige: - Vaardig met computers / ICT-middelen - In staat om zich geconcentreerd, snel en veilig door het verkeer te verplaatsen
Respectievelijk: Simulatie om ICT-vaardigheden te beoordelen (bijvoorbeeld aangaande computerprogramma's en verbindingsmiddelen) Praktijksimulatie (rijvaardigheidstest)
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
65
(Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met kennis van rampenplan van het verzorgingsgebied - Met geografische kennis van verzorgingsgebied, sleutelpersonen, bedrijven, instellingen
Verstandig: - Met overzicht over de situatie - Betrokken, maar met professionele distantie - Met gevoel voor politiek - Met gevoel voor strategie
Met managementkwaliteiten: - Met gevoel voor maatschappelijke implicaties - Met organisatorische kwaliteiten - Vaardig in delegeren
Doorspreken van de bestaande plannen aan de hand van 'evolving cases' ('zich ontwikkelende cases') Hierbij aandacht voor onder andere: - risico-analyse - multidisciplinaire coördinatievraagstukken - contacten met actoren binnen en buiten de eigen kolom - de bestuurlijke inbedding van de rampenbestrijding Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken en functioneringsgesprekken, uitmondend in beoordelingsgesprek. Een bijgehouden en goed gedocumenteerd portfolio, peer-assessment en 360°-feedback vormen de input voor dergelijke besprekingen. Van elke bijeenkomst wordt een verslag gemaakt en bewaard.
Doortastend: - Besluitvaardig - Zeker van zijn zaak - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Creatief (nieuwe oplossingen/aanpakken kunnen vinden) - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden) Overtuigend: - Vertrouwenwekkend - Met leidinggevende kwaliteiten (m.b.t. vast of wisselend team) - Consequent in inzet van en omgang met personen - Adviesvaardig Sociaal en communicatief: - Met oog voor de wijze waarop medewerkers/ collega's traumatische ervaringen verwerken - Klantgericht
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
66
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
67
(Hoofdofficier van Dienst / Commandant van Dienst)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: N.v.t.
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn) - visus en gehoor (in verband met communicatie) - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Meetinstrumenten m.b.t.: - hart- en vaatstelsel - visus en gehoor - psychische functies gelijk aan toetsmoment 1 Brandwacht algemeen.
Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk fysische risico’s: lawaai, ioniserende straling
Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd. Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd met betrekking tot: fysieke risico's: - bewegingsapparaat i.v.m. repeterende bewegingen: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - bewegingsapparaat en visus i.v.m. beeldschermwerk: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen fysische risico’s: - gehoor i.v.m. lawaai: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - huid, visus, centraal zenuwstelsel, bloed/bloedbereidende organen i.v.m. ioniserende straling: lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
68
E. Overige repressieve functies op grond van aanvullende opleidingen: competenties en meetinstrumenten -
Centralist Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen Waarschuwings- en Verkenningsdienstdeskundige
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
69
Competentieprofiel Centralist Taken en context De Centralist werkt in een team. Zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden betreffen de (operationele) uitvoeringscoördinatie en operationele ondersteuning. De Centralist neemt de telefonische melding aan, vraagt deze uit, stelt urgentie en prioriteiten in alarmering vast en verwerkt dit tot een inzetvoorstel, eventueel met behulp van computerdatabestanden. Hij waarschuwt op grond van de melding zonodig personen en instanties en communiceert tijdens de inzet met de voertuigen. Verder verwerkt hij verzoeken van de bevelvoerder of OvD en handelt deze af. Tot slot houdt de Centralist gegevens bij en houdt overzicht over materieel, personeel en verzorging. Zonodig herdefinieert hij de inzet en stelt deze bij. De Centralist werkt dus nauw samen met de eenheden. Eventueel werkt de Centralist onder de directe leiding van de OvD in de RAC. Hij moet kunnen inspelen op onverwachte situaties. Er is een groot verschil tussen de meldkamer als 'doorgeefluik' onder de relatief kleinschalige omstandigheden van alledag, en de meldkamer tijdens de opschalingsfase als centraal coördinatiepunt in crisissituaties. In zijn werk maakt de Centralist gebruik van uiteenlopende (technische) hulpmiddelen, bijvoorbeeld: apparatuur RAC/VC/regionaal operationeel centrum, meldtafel, geautomatiseerde gegevensopslag, verbindingsmiddelen, formulieren, kaarten, plannen, OMS. In voorkomende gevallen moet de Centralist (kleine) storingen aan de apparatuur kunnen oplossen. De aard van de werkzaamheden van de Centralist is overwegend niet fysiek.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
70
(Centralist)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten Handelingsgericht: - Praktisch en handig - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Verstandig: - Analytisch en probleemoplossend
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Geduldig (kunnen wachten tot je iets kunt doen) - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken - In staat om met agressie om te gaan
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Met goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid - Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - Goed kunnen luisteren
Praktijksimulatie: telefonische simulatie. Het betreft een zo realistisch mogelijke nabootsing van het werk van de Centralist. De kandidaat wordt gebeld met uiteenlopende meldingen, vragen en bevelen. Er wordt nog geen beroep gedaan op brandweerkennis; het gaat om het toetsen van de aanpak, houding (attitude) en sociale vaardigheden van de kandidaat. Gericht intakegesprek of criteriumgericht interview. Hierin worden n.a.v. de praktijksimulatie vragen gesteld aan de kandidaat omtrent zijn aanpak, houding en sociale vaardigheden. Eventueel kunnen de vragen ook schriftelijk worden gesteld.
Onderdeel van bovengenoemde praktijksimulatie. Schriftelijke (deel)toets: schrijfopdracht m.b.t. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid (is onderdeel van bovengenoemde praktjiksimulatie)
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: In het kader van bijzondere functie-eisen geen vereisten
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
71
(Centralist)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding Centralist, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets In deze opleiding wordt getoetst: - algemene brandweerkennis; - enige kennis uit andere kolommen; - specifieke centralistenkennis (over meldkamer, apparatuur, automatisering, werkprocedures e.d.).
Verstandig: - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Psychologische test en onderdeel van (praktijk)simulaties (o.a. telefonische simulaties) uit de opleiding
Overtuigend: - In staat om kritisch met mededelingen/informatie om te gaan
(Praktijk)simulaties (o.a. telefonische simulaties waarin Centralist moet 'uitvragen') uit de opleiding. Daarnaast: voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken over voortgang.
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Indien de centralist rechtstreeks communiceert met de melder: Sociaal vaardig m.b.t. (familie van) slachtoffers - Met voldoende functionele uitdrukkingsvaardigheid in de Engelse taal (en evt. overige relevante talen)
Overige: - Vaardig met computers / ICT-middelen - In staat om na doorvragen in te schatten of een melding serieus is
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
72
(Centralist)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met kennis van rampenplan van het verzorgingsgebied - Met geografische kennis van het verzorgingsgebied, sleutelpersonen, bedrijven, instellingen
Bevragen m.b.v. cases (casuïstiek) Bijvoorbeeld: verschillende situaties van inzetten uit de eigen regio schetsen, waarbij respectievelijk één of meerdere bedrijven/instellingen zijn betrokken. Aan Centralist vragen hoe rampenplan benut wordt, hoe aangereden moet worden (speciale aandacht hierbij voor stratenplan, verkeersstromen, obstakels e.d.), welke personen op welke wijze benaderd moeten worden en in welke volgorde, etcetera. Afhankelijk van de complexiteit/omvang van de regio moet de Centralist uit het hoofd kunnen noemen, of de daarvoor bestemde (informatie-)bronnen kunnen gebruiken om dit te achterhalen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
73
Verstandig: - Met overzicht over de situatie - Betrokken, maar met professionele distantie
Met managementkwaliteiten: - Met gevoel voor maatschappelijke implicaties - Met organisatorische kwaliteiten
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken. De direct-leidinggevende voert deze gesprekken met de kandidaat, registreert de voortgang en beoordeelt die. Als input voor de besprekingen fungeren logboeken, computerregistraties en informatie verzameld met behulp van 360°feedback.
Doortastend: - Besluitvaardig - Zeker van zijn zaak - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Overtuigend: - Vertrouwenwekkend
Sociaal en communicatief: - Klantgericht
Fysieke en medische eisen Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
74
(Centralist)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: N.v.t.
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn) - visus en gehoor (in verband met communicatie) - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Meetinstrumenten m.b.t.: - hart- en vaatstelsel - visus en gehoor - psychische functies gelijk aan toetsmoment 1 Brandwacht algemeen.
Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk
Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd. Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd met betrekking tot: fysieke risico's: - bewegingsapparaat i.v.m. repeterende bewegingen: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - bewegingsapparaat en visus i.v.m. beeldschermwerk: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
75
Competentieprofiel Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen* * In de 'Leidraad Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen' van het Landelijk Netwerk OGS wordt geadviseerd de ROGS aan te duiden als Adviseur Gevaarlijke Stoffen.
Taken en context De ROGS is een specialist op het gebied van gevaarlijke stoffen. Hij wordt in het brongebied ingezet als dit volgens de 'inzetprocedure gevaarlijke stoffen' gewenst is of wanneer de leidinggevende om zijn inzet verzoekt. De ROGS werkt als leidinggevende in een team: hij is belast met de operationele leiding en uitvoeringscoördinatie van 1 of 2 meetploegen in het brongebied. Op grond van bevindingen, herkenning van basisscenario's en situatie-inschattingen adviseert de ROGS de hoogst leidinggevende van de brandweer ter plekke over de meest geschikte inzetmethoden, gezien aard en omvang van het incident. De adviezen kunnen gaan over geschikte wijzen van redding, bronbestrijding, ontsmetting en afhandeling van het incident na stabilisatie. Het besluitvormingsproces van de ROGS wordt hierbij verdeeld in twee fasen: allereerst geeft de ROGS een expertadvies onder tijdsdruk (bij onmiddellijke bedreiging van mensenlevens), daarna volgt een berekend vervolgadvies op grond van een degelijker situatie-inschatting. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ROGS betreffen dus 'beleidsadvisering'. Omdat hij zelfstandig adviseur is krijgt hij in de praktijk weinig leiding. Formeel gezien functioneert de ROGS onder leiding van de hoogst leidinggevende van de brandweer ter plekke. De ROGS werkt nauw samen met de WVD-deskundige voor wat betreft informatie-uitwisseling. Tevens is hij intermediair tussen lokaal commando en externe deskundigheid. Bij uitzondering geeft de ROGS zelf het voorbeeld aan zijn meetploegen en is dan ter plaatse uitvoerend bezig. Als hulpmiddelen heeft de ROGS de beschikking over een ROGS-auto met daarin uiteenlopende apparatuur, naslagwerken, handboeken, verbindingsmiddelen, plannen en kaarten. De aard van de werkzaamheden van de ROGS is overwegend niet fysiek.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
76
(ROGS)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten Handelingsgericht: - Praktisch en handig - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Praktijksimulatie. De kandidaat wordt getoetst in een praktische opdracht die concentratie en nauwkeurigheid (en handigheid) vereist, terwijl de omgeving die concentratie en nauwkeurigheid op de proef stelt. De commando's zijn helder maar complex. Bijvoorbeeld: de ROGS moet een concrete, praktische, complexe opdracht uitvoeren waarbij nauwkeurig moet worden gemeten. Hij moet tegelijkertijd een aantal meters aflezen, interpreteren en er berekeningen aan verrichten (zonder hiervoor al specifieke kennis van gevaarlijke stoffen nodig te hebben).
Verstandig: - Analytisch en probleemoplossend
Gericht intakegesprek of criteriumgericht interview over authentieke beroepssituaties waarin complexe problemen en dilemma's herkenbaar zijn. De beoordeling is gericht op de manier van benaderen (aanpak) die de kandidaat kiest, niet op de juiste oplossing.
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken
Praktijksimulatie (zie hierboven) en psychologische tests (assessment center)
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Met goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid - Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - Goed kunnen luisteren
'Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid' wordt gemeten in een schriftelijke (deel)toets m.b.t. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. Overige kwaliteiten: onderdeel van bovengenoemde praktijksimulatie en psychologische tests (assessment center)
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
77
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: In het kader van bijzondere functie-eisen geen vereisten
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
78
(ROGS)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding ROGS, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets
Verstandig: - Reflectief (beschouwend, afstand kunnen nemen) - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Onderdeel van (praktijk)simulaties uit de opleiding. Daarnaast: voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken over voortgang n.a.v. bijgehouden portfolio (verslag van activiteiten, meetgegevens, aantekeningen en reflecties) van de kandidaat
Overtuigend: - In staat om kritisch met mededelingen/informatie om te gaan
Onderdeel van (praktijk)simulaties uit de opleiding. Daarnaast: voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken over voortgang
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Met voldoende functionele uitdrukkingsvaardigheid in de Engelse taal (en evt. overige relevante talen)
Praktijksimulatie (deels groepsopdracht, tijdens de opleiding en voorafgaand aan de inwerkperiode van de functie) m.b.t. samenwerkingsvaardigheden, waarin zo mogelijk ook de uitdrukkingsvaardigheid in Engelse taal (en eventueel overige relevante talen) wordt getoetst. Ook bij de taaltest is namelijk een realistische setting van belang. Indien de taaltest niet verweven kan worden in de praktijksimulatie, dan dient deze in een andere realistische context te worden geplaatst. Bijvoorbeeld: een simulatie van een inzet van de ROGS en een meetploeg in het brongebied. Speciale aandacht wordt gegeven aan de mate waarin de kandidaat ROGS effectief communiceert met en reageert op acties/informatie van de meetploeg.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
79
Overige: - Vaardig met computers / ICT-middelen - In staat om zich geconcentreerd, snel en veilig door het verkeer te verplaatsen
Respectievelijk: Simulatie om ICT-vaardigheden te beoordelen (bijvoorbeeld aangaande computerprogramma's en verbindingsmiddelen) Praktijksimulatie (rijvaardigheidstest)
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
80
(ROGS)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met geografische kennis van het verzorgingsgebied, sleutelpersonen, bedrijven, instellingen
Bevragen m.b.v. cases (casuïstiek) Bijvoorbeeld: enkele voorbeelden van mogelijke inzetten bij gevaarlijke stoffen in de eigen regio schetsen. Aan ROGS vragen hoe de inzet voor wat betreft de gevaarlijke stoffen moet verlopen. Speciale aandacht hierbij voor infrastructuur en objecten die relevant zijn voor het verrichten van metingen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
81
Verstandig: - Met overzicht over de situatie - Betrokken, maar met professionele distantie - Met gevoel voor strategie
Met managementkwaliteiten: - Met gevoel voor maatschappelijke implicaties - Vaardig in delegeren
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken aan de hand van portfolio en 360feedback. Het portfolio heeft betrekking op werk dat is verricht in concrete optredens en/of in oefeningen. De vorderingen worden geregistreerd en bewaard.
Doortastend: - Besluitvaardig - Zeker van zijn zaak - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Creatief (nieuwe oplossingen/aanpakken kunnen vinden) - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Overtuigend: - Vertrouwenwekkend - Met leidinggevende kwaliteiten (m.b.t. vast of wisselend team) - Consequent in inzet van en omgang met personen - Adviesvaardig
Sociaal en communicatief - Klantgericht
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
82
(ROGS)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: N.v.t.
N.v.t.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
83
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn) - visus en gehoor (in verband met communicatie) - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn) Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk fysische risico’s: lawaai, ioniserende straling gevaarlijke stoffen: rook, vervuilde grond, oplosmiddelen, asbest, overige gevaarlijke stoffen
Meetinstrumenten m.b.t.: - hart- en vaatstelsel - visus en gehoor - psychische functies gelijk aan toetsmoment 1 Brandwacht algemeen. Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd. Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd met betrekking tot: fysieke risico's: - bewegingsapparaat i.v.m. repeterende bewegingen: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - bewegingsapparaat en visus i.v.m. beeldschermwerk: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen fysische risico’s: - gehoor i.v.m. lawaai: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - huid, visus, centraal zenuwstelsel, bloed/bloedbereidende organen i.v.m. ioniserende straling: lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek gevaarlijke stoffen: - longsysteem i.v.m. rook: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - huid en centraal zenuwstelsel i.v.m. oplosmiddelen: lichamelijk onderzoek (VIA-lijst huid) en psychometrische screening - longsysteem en hart- en vaatstelsel: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - orgaansystemen betrokken bij overige agentia: bijvoorbeeld lichamelijk onderzoek, longfunctie, bloedonderzoek, urine-onderzoek en allergologisch onderzoek
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
84
Competentieprofiel Waarschuwings- en Verkenningsdienstdeskundige* * In de 'Leidraad Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen' van het Landelijk Netwerk OGS wordt geadviseerd de WVD-deskundige aan te duiden als Meetplanleider.
Taken en context De WVD-deskundige is een specialist op het gebied van gevaarlijke stoffen. Het gaat om een eenmansfunctie die een team aanstuurt: in principe stuurt de WVD-deskundige vanuit de RAC of het RCC - OT de meetploegen in het effectgebied aan. Hij interpreteert de meetgegevens en maakt een prognose op grond van onvolledige informatie en eigen algemene kennis. Vervolgens adviseert hij in RCC - OT of GRS over de vereiste maatregelen aangaande alarmering en bescherming van de bevolking en milieubescherming. Ook bewaakt en bevordert hij de eenduidigheid van het beeld van de werkelijkheid dat op de verschillende niveaus bestaat (CTPI, RCC - OT, GRS). De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ROGS betreffen dus met name 'beleidsadvisering'. Het besluitvormingsproces van de WVD-deskundige wordt gekenmerkt onvolledige informatie, maar er is geen extreme tijdsdruk en er zijn tamelijk heldere alternatieve acties. De WVD-deskundige werkt nauw samen met de ROGS voor wat betreft informatie-uitwisseling, verder met de leider van het RCC - OT of GRS en externe experts. Hij werkt zelf onder leiding van de Operationeel Leider. Als hulpmiddelen heeft de WVD-deskundige de beschikking over het Nationaal Meetnet Radioactiviteit, kaartmateriaal, mallen, computer-/rekenprogramma's, verbindingsmiddelen, aanvalsplannen en handboeken. De aard van de werkzaamheden van de WVD-deskundige is overwegend niet fysiek.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
85
(WVD-deskundige)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 1: om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding
Meetinstrumenten bij toetsmoment 1
Psychische kwaliteiten Handelingsgericht: - Accuraat/secuur - In staat om procedures/bevelen uit te voeren
Praktijksimulatie. De kandidaat wordt getoetst in een praktijkgerichte opdracht die concentratie en nauwkeurigheid vereist, terwijl de omgeving die concentratie en nauwkeurigheid op de proef stelt. De commando's zijn helder maar complex. Bijvoorbeeld: de WVD-deskundige wordt (in een eenmansfunctie) in een situatie geplaatst, waarin hij praktijkgericht (maar niet heel concreet/praktisch) een complexe opdracht moet uitvoeren waarbij geen sprake is van extreme tijdsdruk.
Verstandig: - Analytisch en probleemoplossend
Gericht intakegesprek of criteriumgericht interview over authentieke beroepssituaties waarin complexe problemen en dilemma's herkenbaar zijn. De beoordeling is gericht op de manier van benaderen (aanpak) die de kandidaat kiest, niet op de juiste oplossing.
Mentaal sterk: - Stressbestendig - Met psychisch en fysiek doorzettingsvermogen - Flexibel ten aanzien van veranderende taak of situatie - In staat om met traumatiserende omstandigheden om te gaan en deze te verwerken
Praktijksimulatie (zie hierboven) en psychologische tests (assessment center)
Sociaal en communicatief: - Met voldoende taalbeheersing (kunnen communiceren: begrijpen en begrepen worden) - Met goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid - Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - Goed kunnen luisteren
'Met voldoende functionele schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid' wordt gemeten in een schriftelijke (deel)toets m.b.t. schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. Overige kwaliteiten: onderdeel van bovengenoemde praktijksimulatie en psychologische tests (assessment center)
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
86
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: In het kader van bijzondere functie-eisen geen vereisten
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
Gelijk aan toetsmoment 1 Officier van Dienst
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
87
(WVD-deskundige)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 2**: Meetinstrumenten bij toetsmoment 2 om in de inwerkperiode van de functie te mogen starten
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met brandweertechnisch-inhoudelijke kennis - Met kennis van materieel/hulpmiddelen en adequate inzet daarvan - Met kennis van verschillende functies/bevoegdheden
Het volledige theorie- en praktijkexamen van de opleiding WVD-deskundige, bestaande uit: - arbeidsproef + - (praktijk)simulatie + - authentieke opdracht + - schriftelijke (deel)toets
Verstandig: - Reflectief (beschouwend, afstand kunnen nemen) - Met oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden
Onderdeel van (praktijk)simulaties uit de opleiding. Daarnaast: voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken over voortgang n.a.v. bijgehouden portfolio (verslag van activiteiten, meetgegevens, aantekeningen en reflecties) van de kandidaat
Overtuigend: - In staat om kritisch met mededelingen/informatie om te gaan
Onderdeel van (praktijk)simulaties uit de opleiding. Daarnaast: voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken over voortgang
Sociaal en communicatief: - Vaardig in samenwerken - Met voldoende functionele uitdrukkingsvaardigheid in de Engelse taal (en evt. overige relevante talen)
Praktijksimulatie (deels groepsopdracht, tijdens de opleiding en voorafgaand aan de inwerkperiode van de functie) m.b.t. samenwerkingsvaardigheden, waarin zo mogelijk ook de uitdrukkingsvaardigheid in Engelse taal (en eventueel overige relevante talen) wordt getoetst. Ook bij de taaltest is namelijk een realistische setting van belang. Indien de taaltest niet verweven kan worden in de praktijksimulatie, dan dient deze in een andere realistische context te worden geplaatst. Bijvoorbeeld: simulatie van een inzet van de WVDdeskundige als expert, die vanuit RAC of RCC-OT de meetploegen in het effectgebied aanstuurt. Speciale aandacht wordt gegeven aan de mate waarin de kandidaat WVD-deskundige effectief op afstand communiceert met en reageert op acties/informatie van de meetploegen in het effectgebied.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
88
Overige: - Vaardig met computers / ICT-middelen
Simulatie om ICT-vaardigheden te beoordelen (bijvoorbeeld aangaande computerprogramma's en verbindingsmiddelen)
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
89
(WVD-deskundige)
Vereiste kwaliteiten op toetsmoment 3**: waarover de functionaris aan het eind van de inwerkperiode van de functie moet beschikken
Meetinstrumenten bij toetsmoment 3
Psychische kwaliteiten Met kennis van zaken: - Met kennis van rampenplan van het verzorgingsgebied - Met geografische kennis van het verzorgingsgebied, sleutelpersonen, bedrijven, instellingen
Bevragen m.b.v. cases (casuïstiek) Bijvoorbeeld: enkele mogelijke inzetten bij gevaarlijke stoffen in de eigen regio schetsen. WVDdeskundige vragen hoe de inzet voor wat betreft de gevaarlijke stoffen moet verlopen. Speciale aandacht hierbij voor rampenplannen van het verzorgingsgebied, infrastructuur en objecten die relevant zijn voor het verrichten van metingen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
90
Verstandig: - Met overzicht over de situatie - Betrokken, maar met professionele distantie - Met gevoel voor politiek - Met gevoel voor strategie
Voortgangsbesprekingen / tussentijdse evaluatiegesprekken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken aan de hand van portfolio en 360feedback. Het portfolio heeft betrekking op werk dat is verricht in concrete optredens en/of in oefeningen. De vorderingen worden geregistreerd en bewaard.
Met managementkwaliteiten: - Met gevoel voor maatschappelijke implicaties - Met organisatorische kwaliteiten - Vaardig in delegeren
Doortastend: - Besluitvaardig - Zeker van zijn zaak - Omgevingsbewust - In staat om eerdere ervaringen aan te wenden in nieuwe situaties - Creatief (nieuwe oplossingen/aanpakken kunnen vinden) - Met improvisatievermogen ten aanzien van de eigen taak (bij praktische beperkingen optimale oplossing kunnen vinden)
Overtuigend: - Vertrouwenwekkend - Met leidinggevende kwaliteiten (m.b.t. vast of wisselend team) - Consequent in inzet van en omgang met personen - Adviesvaardig
Sociaal en communicatief: - Klantgericht
Fysieke en medische kwaliteiten Gelijk aan toetsmoment 1
N.v.t.
** aanvullend op de eisen van de vorige toetsmomenten
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
91
(WVD-deskundige)
Vereiste kwaliteiten op periodiek toetsmoment: fysieke vereisten en/of medische begeleiding
Meetinstrumenten bij periodiek toetsmoment
Psychische kwaliteiten N.v.t.
N.v.t.
Fysieke en medische kwaliteiten Fysieke capaciteiten: N.v.t.
N.v.t.
Gezondheidsprofiel: Betrokken orgaansystemen: - hart- en vaatstelsel (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn) - visus en gehoor (in verband met communicatie) - psychische functies (in verband met werkdruk/stress, aandacht, concentratie en bewustzijn)
Meetinstrumenten m.b.t.: - hart- en vaatstelsel - visus en gehoor - psychische functies gelijk aan toetsmoment 1 Brandwacht algemeen.
Aangevuld met aspecten op basis van de volgende beoordelingscriteria: - vroege opsporing van klachten/aandoeningen (‘screening’) - risico’s van brandweerwerk: fysieke risico’s: repeterende bewegingen, beeldschermwerk
Door middel van een algemene anamnese dienen klachten en medische voorgeschiedenis te worden geïnventariseerd. Op grond daarvan kunnen op indicatie medische tests of functie-onderzoeken worden uitgevoerd met betrekking tot: fysieke risico's: - bewegingsapparaat i.v.m. repeterende bewegingen: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen - bewegingsapparaat en visus i.v.m. beeldschermwerk: zie toetsmoment 1 Brandwacht algemeen
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
92
3.4.
Samenhang tussen toetsmomenten en blijvende relevantie van vereiste competenties
Bepaalde kwaliteiten (in samenhang met taken en context te beschouwen als competenties) zijn reeds op toetsmoment 1 vereist, andere pas op een later toetsmoment. Dit is in de voorafgaande schema's opgenomen. Hierbij zijn de volgende opmerkingen van belang. (Deze zijn ook al in eerdere rapportages gemaakt, maar voor de volledigheid worden ze hier herhaald.) Competenties zijn cumulatief Een competentie die al op toetsmoment 1 vereist is, geldt nog steeds op toetsmoment 2 en 3 en verder gedurende de gehele loopbaan in die functie. Een competentie die bij toetsmoment 2 wordt genoemd, is ook vereist op toetsmoment 3 en in de verdere loopbaan in die functie. Een competentie die pas genoemd wordt bij toetsmoment 3, geldt vanaf dat moment en verder voor de gehele loopbaan in die functie. De competenties die genoemd worden bij toetsmoment 4 hebben betrekking op het periodieke toetsmoment. Het gaat hierbij om fysieke vereisten en/of medische begeleiding, voortkomend uit de bijzondere functie-eisen en andere risico's uit het brandweerwerk en de daarbij betrokken orgaansystemen. De competenties zijn dus cumulatief. Dit wordt in de schema's met twee sterretjes (**) aangegeven: '… aanvullend op de eisen van het vorige toetsmoment / de vorige toetsmomenten'. Anticiperen op aankomende vereiste competenties Bepaalde competenties zijn pas op toetsmoment 3 vereist. Een voorbeeld hiervan is de competentie met betrekking tot de kwaliteit 'met kennis van het rampenplan van het verzorgingsgebied'. Ondanks het feit dat deze competentie dus pas op toetsmoment 3 gemeten wordt, is het wel van belang dat reeds in een eerder stadium aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van die competentie. Opleiding, werkgever en werknemer dienen zich daarom bewust te zijn van op welke momenten welke competenties vereist zijn. In opleiding en/of werksituatie en/of oefeningen kan dan aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van die competenties. Concrete toetsing vindt echter pas op toetsmoment 3 plaats. (Hetzelfde principe geldt uiteraard ook voor de competenties die op toetsmoment 2 vereist zijn.) Blijvende relevantie van competenties De genoemde competenties zijn van belang voor een goede functievervulling gedurende de gehele loopbaan. Wat betreft de psychische kwaliteiten is toetsmoment 3 in de competentieprofielen ingevuld als laatste toetsmoment. Dit vanwege het feit dat toetsmoment 3 ook de toetsing van de laatste vereiste competenties in een aanvullende reeks betreft. Als een functionaris de 3 toetsmomenten goed heeft doorlopen, is hij op dat moment geschikt voor uitvoering van de functie. Eenmaal voldaan hebben aan de vereiste competenties is echter niet hetzelfde als gedurende de gehele loopbaan blijven voldoen aan die eisen. Het is daarom sterk aan te bevelen, (een deel van) de competenties periodiek te hertoetsen. Wat betreft de fysieke en medische kwaliteiten is reeds onderzocht en beschreven, welke competenties periodiek hertoetst moeten worden. Dit is in de schema's aangegeven bij 'periodiek toetsmoment'. Om aan de eisen te kunnen blijven voldoen (zeker voor personeelsleden die van functie veranderen of herintreden), is een passend aanbod van her-, na- en bijscholing noodzakelijk.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
93
Hoofdstuk 4. Conclusies en aanbevelingen In de loop van het totale onderzoek 'In goede banen' zijn vele conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Deze zijn in de deelrapportages allemaal terug te lezen. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen van die conclusies en aanbevelingen van de onderzoekers samenvattend weergegeven. Daarnaast zijn er, het totale onderzoek overziende, ook nieuwe conclusies en aanbevelingen te melden. Naar aanleiding van het onderzoek 'In goede banen' worden door Coronel/ERGOcare en/of PLATO de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Overigens brengt de Klankbordgroep van 'In goede banen' op basis van dit onderzoek ook een advies uit, waarin de specifieke conclusies en aanbevelingen van de Klankbordgroep worden beschreven. Aanvullingen op de genoemde eisen Alleen het repressieve deel In het onderzoek zijn de competenties vastgesteld met betrekking tot het repressieve deel van bepaalde brandweerfuncties. In de werkelijkheid vormen de repressieve taken echter vaak een minderheid van het totale takenpakket van een brandweerfunctionaris. Bij een selectieprocedure van brandweerpersoneel zullen daarom, afhankelijk van het betreffende niet-repressieve deel van het takenpakket, aanvullende eisen gesteld kunnen worden. Standaardeisen De vereiste competenties die in dit onderzoek zijn vastgesteld zijn standaardcompetenties. Die eisen zullen moeten gelden voor elke brandweerfunctie van een bepaald niveau, ongeacht de plaats in het land of de aard of samenstelling van het korps. Soms stellen werkgevers dat in hun korps aanvullende eisen gelden (bovenop die standaardeisen), bijvoorbeeld in verband met speciale risico's in het verzorgingsgebied of kenmerken van de eigen organisatie. Werkgevers kunnen dergelijke eisen slechts stellen, nadat zij voorafgaand daaraan zelf de kandidaten de gelegenheid hebben gegeven aan die eisen te gaan voldoen. Dit kan plaatsvinden hetzij door opleiding, hetzij door training, hetzij door oefening 'on the job'. Andere dan competentie-eisen Naast de competentie-eisen zoals in dit onderzoek beschreven, hanteren gemeenten ook een aantal andere eisen die vaak meer arbitrair worden ingevuld. Veel werkgevers hanteren bijvoorbeeld lengte-eisen, waarbij in sommige korpsen maximaal 1.95 meter het criterium is en bij andere werkgevers maximaal 2.00 meter. De keuze voor deze en dergelijke criteria is op het oog vaak willekeurig, maar kan in specifieke gevallen een verklaarbare en zinvolle achtergrond hebben. Daarom adviseert PLATO om vanuit het Ministerie van BZK liever bepaalde bandbreedten te definiëren waarbinnen de criteria van deze eisen mogen variëren, dan om in dergelijke kwesties noodzakelijk één lijn te trekken. Eisen voor huidige of toekomstige functies? De in kaart gebrachte competenties zijn vastgesteld op grond van de uit te voeren functietaken, in een bepaalde context, met behulp van bepaalde kwaliteiten. In de gesprekken en bijeenkomsten met mensen uit de brandweer- en rampenwereld zijn uiteenlopende uitspraken opgetekend, die hierbij een wens tot veranderen inhouden. Zo kwamen onder andere de volgende kwesties aan de orde: De brandweer heeft een coördinerende rol in de rampenbestrijding, maar het is onduidelijk hoe die rol concreet moet worden ingevuld. Het multidisciplinair werken zou eerder regel moeten zijn dan uitzondering. Er is behoefte aan 'territoriale congruentie': de effectiviteit van optreden zou toenemen als er een grotere mate van gedeelde werkwijzen en structuren zou bestaan in de verschillende kolommen van de rampenbestrijding.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
94
-
Ook op detailniveau speelt de discussie over het verschil tussen de huidige eisen en de wenselijke eisen die gesteld moeten worden bij een functie. Alhoewel er dus in het onderzoek aandacht is geweest voor de vraag wat wenselijk is, zijn de geformuleerde competenties toch ingekleurd door wat op dit moment de gang van zaken is. Het huidige beeld moet namelijk eerst compleet zijn, voordat nagedacht kan worden over eventuele wenselijke veranderingen. Voordat de in deze rapportage beschreven competenties tot norm worden verheven, is het aan te bevelen dit totale plaatje met een aantal deskundigen kritisch te bezien op mogelijkheden om de toegankelijkheid van de brandweer te vergroten, zonder dat daarbij de kwaliteit van het brandweerwerk in het geding komt. Met andere woorden: bekeken moet worden in hoeverre de huidige beschreven taken en context per functie een gegeven zijn, of dat hierin wellicht aanpassingen mogelijk en wenselijk zijn waardoor het werk efficiënter en effectiever kan worden uitgevoerd. Permanente 'update' van competenties De competenties zoals die nu zijn vastgesteld, eventueel aangevuld met de suggesties die voortvloeien uit de nadere beschouwing als vermeld onder het kopje hierboven, geven weer welke competenties vereist worden. Echter, het brandweerwerk is aan voortdurende ontwikkeling onderhevig. Met name als gevolg van andere contextelementen (bijvoorbeeld andere materialen, werkwijzen, samenwerkingen) kunnen taken wijzigen, waardoor ook weer andere kwaliteiten vereist kunnen zijn. De vereiste competenties zijn dus geen vaststaand gegeven, maar kunnen en zullen steeds wijzigen. Daarom is het van groot belang, de competenties permanent 'up to date' te houden. Zonodig dient ook de selectie te worden aanpast aan de gewijzigde competenties. Relevantie van opgedane ervaring Erkenning van Verworven Competenties Met een E.V.C.-instrumentarium (Erkenning Van Competenties) kunnen in de praktijk verworven competenties van een (kandidaat)werknemer worden vastgesteld en vastgelegd. Deze worden vergeleken met de eindtermen van relevante opleidingen. Zo wordt duidelijk welke delen van de opleiding een werknemer feitelijk, via de praktijk, heeft voltooid en wat nog 'ontbreekt'. Hiermee kan men leer-/scholingstrajecten op maat ontwikkelen. Ook kan EVC gezien worden als een middel om de in-, door- en uitstroom van werknemers te bevorderen. In geval van de brandweer zou een E.V.C.-instrumentarium ontwikkeld en bijgehouden kunnen worden door de examinerende instantie. Mogelijke consequenties voor opleiding en toetsing Bij competentiegerichte selectie-eisen horen competentiegerichte opleidingen en examens De in dit onderzoek geformuleerde selectie-eisen zijn geschoeid op een competentiegerichte leest. Om de opleiding en examinering daar zoveel mogelijk bij te laten aansluiten, dienen deze dus ook uit te gaan van die competentiegedachte. Daarom wordt aanbevolen dat de toetsing, meer dan voorheen, zal bestaan uit toetsing in een werksituatie of een simulatie daarvan. Tevens geldt, dat toetsing en examinering in grotere mate een integraal deel zullen worden van het opleiden. Opleiding en examens zullen immers niet langer volgtijdelijk zijn, maar grotendeels verweven. Datzelfde geldt overigens ook na entree in de functie, wanneer de werkzaamheden en de registratie van iemands vorderingen en de beoordeling daarvan een samenhangend geheel vormen. De werkgever, de opleiding en de examenverantwoordelijke instantie zullen over de taak- en rolverdeling in dezen beslissingen moeten nemen. Het civiel effect en mobiliteit Eisen aan personeel en eisen aan het eind van de opleiding zijn indicatoren voor een niveau. Binnen de brandweer eisen de opleidingen een bepaald niveau van nieuwe cursisten, maar de
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
95
opleiding zelf verschaft geen niveauverhoging in breder verband in de samenleving. Het is de moeite waard, te zoeken naar manieren om het succesvol afronden van brandweeropleidingen te honoreren met een diploma dat past in de structuur van het reguliere Nederlandse onderwijs. Op die wijze kan instroom uit andere kolommen en doorstroom naar andere kolommen bevorderd worden. Dat zal de kwaliteit van de kolommen, de kwaliteit van de brandweer in het bijzonder, maar ook de territoriale congruentie tussen de kolommen bevorderen. Consequenties voor opleidingen van de andere kolommen? Wanneer de brandweeropleidingen competentiegericht worden opgezet, dient kritisch te worden bezien wat hiervan de consequenties kunnen zijn voor de andere kolommen. Anderzijds kunnen ook de (competentiegerichte) opleidingen van andere kolommen aanwijzingen geven voor de invulling van de brandweeropleidingen. Op deze wijze kunnen de opleidingen van brandweer, GHOR, politie, de bestuurlijke kolom en in de toekomst mogelijk ook het Openbaar Ministerie optimaal op elkaar worden afgestemd. Mogelijke consequenties voor selectie Centrale selectie (Meer) standaardisatie van de selectie-eisen is een pleidooi voor een grotere overeenkomst en samenhang in de wijze waarop in het land geselecteerd wordt. In die gedachte past het, te overwegen niet alleen de selectie-eisen, maar ook de selectie zélf geheel of gedeeltelijk te centraliseren. Dit kan plaatsvinden door een gecentraliseerd instituut 'Werving en selectie' in te stellen. Nadat een kandidaat daar de procedure heeft doorlopen, maakt het instituut een rapportage waarin de bevindingen worden weergegeven. Deze rapportage wordt overgedragen aan de (toekomstige) werkgever die dan zelf - op grond van de rapportage - de eindbeslissing neemt. Multidisciplinaire aanpak bij deel van de selectie De brandweer voert een deel van haar taken uit in multidisciplinair samenwerkingsverband. Met name de functionarissen in de hogere functies hebben bij hun functie-uitoefening vaak te maken met functionarissen uit de andere kolommen. Vanuit dit oogpunt is het aan te bevelen, een deel van de selectie dan ook multidisciplinair te laten plaatsvinden. Zo kunnen bijvoorbeeld bestuurlijke kwaliteiten getoetst worden in een assessment, waaraan behalve brandweerfunctionarissen ook functionarissen uit een breder multidisciplinair verband deelnemen. Op deze wijze wordt de selectie aangaande deze kwaliteiten minder brandweerspecifiek en meer multidisciplinair ingevuld. Dat is een voordeel, met het oog op de eventuele toekomstige, multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. Werkplek is leerplek Eisen en loopbaanontwikkeling/-begeleiding De vastgestelde competenties bieden niet alleen houvast in de selectie en de opleidingen, ze zijn ook richtinggevend voor loopbaanontwikkeling en -begeleiding. Door uit te gaan van vereiste competenties per functie is het mogelijk de ontwikkeling van personeelsleden te volgen, hun een reëel loopbaanperspectief te bieden, hen te begeleiden bij daarvoor noodzakelijke leer-/ ontwikkelingsprocessen en tenslotte ervoor te waken dat mensen niet hun top voorbij schieten. Training van leidinggevenden De filosofie van competentieleren brengt met zich mee, dat gezocht wordt naar mogelijkheden om de leersituaties in de opleiding een realistisch gehalte te geven: ze moeten waar mogelijk lijken op de uiteindelijke werksituatie waarin de functionaris zal moeten opereren. Tegelijkertijd wordt ernaar gestreefd, de werksituatie zoveel mogelijk het karakter te geven van een leeromgeving, opdat de functionaris zich gedurende zijn carrière optimaal kan blijven ontwikkelen. Deel van een dergelijke werk-leeromgeving is ook een leidinggevende, of andere functionaris die in staat is dat leerproces/loopbaantraject te begeleiden. Training in vaardigheden in de sfeer van
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
96
mentoring of coaching is in dat licht essentieel. Tevens is het belangrijk, de mentor of coach instrumenten in handen te geven om de ontwikkeling van zijn mensen te kunnen volgen en naar waarde te schatten. Dergelijke instrumenten bestaan en zijn beschikbaar. De personeelsfunctionarissen van de brandweer zullen ook nauwer betrokken worden bij de loopbaanbegeleiding van de brandweerfunctionarissen. Zij kunnen taken krijgen in het stimuleren van het gebruik van portfolio, 360-feedback en het (laten) uitvoeren van voortgangs-, functionerings- en beoordelingsgesprekken. Aanbevelingen in relatie tot formele regelingen Inwerkperiode Toetsmoment 3 valt na een periode waarin de kandidaat al enige tijd in een functie actief is. De aanname daarbij is, dat voor sommige functie-eisen geldt dat men pas in de functie de kans krijgt die kwaliteit te ontwikkelen en te tonen. Daarom kan de meting pas na enige tijd plaatsvinden. Dit heeft als consequentie, dat een kandidaat in de functie een soort inwerkperiode/proefperiode doormaakt. Nagegaan moet worden, of en hoe dit advies ingepast kan worden in de vigerende regelingen en de praktijk van het personeelsbeleid. Heroverwegen inhoud Besluit Brandweerpersoneel Om te komen tot bijzondere fysieke functie-eisen, gebruikte Coronel/ERGOcare de methodiek die voorvloeit uit de Wet op de Medische Keuringen (1998) en de Algemene Richtlijn Aanstellingskeuring (2000). Dit heeft consequenties voor de inhoud van het Besluit Brandweerpersoneel. Aanbevolen wordt de inhoud van het Besluit Brandweerpersoneel te herzien. Hierbij dient ten minste te worden gelet op: 1. het introduceren van een onderscheid in aanstellingskeuring en medische begeleiding; 2. de uitvoering hiervan volgens een standaardprotocol; 3. de periodiciteit van toetsing. Aanbevolen wordt een ‘brandweerspecifieke’ test, welke betrekking heeft op bijzondere fysieke functie-eisen (‘fysieke capaciteiten’), verplicht te stellen met een frequentie van bijvoorbeeld één keer per jaar. Deze test zou de in veel korpsen jaarlijks afgenomen conditie- of sporttest moeten vervangen, aangezien die niet betrekking heeft op bijzondere fysieke functie-eisen. De medische begeleiding dient te worden uitgevoerd met een nader vast te stellen frequentie. Aanbevolen wordt dit formeel vast te leggen in een herzien Besluit Brandweerpersoneel. Te ontwikkelen tests en protocollen Ontwikkelen tests en protocollen in het verlengde van 'In goede banen' In dit onderzoek wordt de ontwikkeling van uiteenlopende meetinstrumenten aanbevolen. Degenen die de instrumentontwikkeling ter hand gaan nemen, dienen er nadrukkelijk op gewezen te worden dat hiervoor al verfijnd uitgewerkt basismateriaal voorhanden is: de onderzoeksresultaten van 'In goede banen', zoals beschreven in de deel- en eindrapportage(s) van 'In goede banen'. Deze rapportages van Coronel/ERGOcare en PLATO zijn een bron van informatie om de instrumentenontwikkeling op te baseren. Bij de uitwerking van de meetinstrumenten dient men dus in de pas te blijven lopen met de resultaten van 'In goede banen'. Ontwikkelen meetinstrumenten voor de 'psychische functie-eisen' De door PLATO gesuggereerde meetinstrumenten bij de 'psychische functie-eisen' betreffen alle nieuw te ontwikkelen meetinstrumenten, dat wil zeggen: instrumenten die in de beoogde uitwerking voor de beoogde doelgroep niet als zodanig beschikbaar zijn in het reguliere, formele testcircuit (zoals in de testliteratuur beschreven). Dit hangt samen met de competentiegerichte benadering van de toetsing: de toetsing moet de reële situatie zoveel als mogelijk benaderen, waardoor heel gerichte maar daardoor ook heel specifieke instrumenten vereist zijn. De PLATOrapportages leveren overigens wel gedetailleerde informatie voor het ontwikkelen van die instrumenten.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
97
In het informele testcircuit zijn mogelijk wel bruikbare meetinstrumenten beschikbaar, die (gedeeltelijk) overeenkomen met de door PLATO gesuggereerde instrumenten. Verbeteren brandweerspecifieke test voor de 'bijzondere fysieke functie-eisen' Coronel/ERGOcare heeft geconcludeerd, dat er diverse tests bestaan die ingaan op het testen van bijzondere (fysieke) functie-eisen. In dat geval wordt gesproken van een brandweerspecifieke test. Na een beoordeling van de bestaande tests is gebleken dat aan de criteria die de kwaliteit van een dergelijke test bepalen, te weten test-hertestbetrouwbaarheid en convergente en prognostische validiteit, niet werd voldaan. Voorgesteld wordt om in de geest van bestaande tests (bijvoorbeeld Deakin et al., 1998) en op basis van in dit onderzoek verzamelde gegevens over fysieke belasting bij Nederlands repressief brandweerpersoneel, een brandweerspecifieke test met betrekking tot bijzondere (fysieke) functie-eisen te ontwikkelen die voldoet aan voornoemde criteria. Ontwikkelen medische tests voor de 'medische functie-eisen' In het kader van het testen van medische eisen is gebleken, dat voor enkele risico’s en daarbij betrokken orgaansystemen geen geschikte specifieke valide medische test bestaat. Een voorbeeld hiervan is een test die voorspellend is voor de hittebelastbaarheid van een individu. Voorgesteld wordt om voor deze gevallen een specifieke test te ontwikkelen die voldoet aan voornoemde criteria. Ontwikkelen PAGO Brandweer (= Periodiek Arbeidsgezondheidkundig Onderzoek Brandweer) Bij de selectie van medische tests wordt regelmatig verwezen naar de PAGO-basismodule (Weel & Broersen, 1998) om inzicht te krijgen in arbeidsgerelateerde gezondheidsrisico’s. Deze basismodule is zeer algemeen van aard en gaat daarom onvoldoende specifiek in op brandweerspecifieke gezondheidsrisico’s. Voorgesteld wordt een PAGO te ontwikkelen dat specifiek is bedoeld voor het brandweerwerk. Deze zou kunnen worden ontwikkeld conform het 'PAGO voor huisvuilbeladers’ (Bos et al., 2000), welke is ontwikkeld voor de huisvuilinzamelingsbranche. Samenstellen standaardprotocol voor tests bij de aanstellingskeuring/medische begeleiding In de studie van Coronel/ERGOcare is, op basis van arbeidsgezondheidkundige risico’s, een selectie gemaakt van tests die geschikt zijn voor gebruik bij respectievelijk de aanstellingskeuring en medische begeleiding. Ten behoeve van het in de praktijk gebruiken van deze tests is het van belang een standaardprotocol samen te stellen, waarin beschreven wordt met welke tests op welke momenten en volgens welke beoordelingsprocedure gewerkt gaat worden. Voorgesteld wordt om op basis van risico’s, betrokken orgaansystemen en hiervoor geschikte tests een standaardprotocol samen te stellen dat bruikbaar is in de praktijk van keurende instanties. Ontwikkelen geïntegreerde toetsvorm voor psychische en fysieke/medische eisen Bepaalde psychische en fysieke/medische eisen zullen bij de toetsing gecombineerd en geïntegreerd kunnen worden. Bij het ontwikkelen van de meetinstrumenten moet hier expliciet aandacht aan worden geschonken. Voorgesteld wordt om, als eerste start van een geïntegreerde toetsing, bij Brandwacht algemeen al een geïntegreerde assessment af te nemen (dat wil zeggen: een assessment waarin naast psychische ook lichamelijke aspecten worden meegenomen). Het gebruik van tests en protocollen Training van assessoren Willen de te ontwikkelen instrumenten goed gebruikt worden, dan is het van belang dat de personen die de instrumenten gaan hanteren daarmee goed uit de voeten kunnen. Training van assessoren is dus relevant. Zij moeten weten hoe de instrumenten werken, hoe ze afgenomen kunnen worden, en hoe de resultaten geïnterpreteerd kunnen worden. De assessoren dienen voldoende op de hoogte te zijn van zowel werving en selectie, als van de brandweerwereld. Zij zijn daarom bij voorkeur afkomstig van het grensvlak van bedrijfspsychologie en brandweer.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
98
Nader te onderzoeken Nader onderzoek naar fysieke gevolgen van psychische belasting Gedurende het onderzoek 'In goede banen' is per functie een duidelijk beeld ontstaan van de psychische eisen enerzijds, en de fysieke en medische eisen anderzijds. Het tussengebied, waarin het bijvoorbeeld gaat over psychisch belastende onderwerpen die mogelijk fysieke/somatische gevolgen hebben, is echter nog onduidelijk. Dit is geen expliciet onderwerp van onderzoek geweest. Aanbevolen wordt, deze mogelijke relatie in een vervolgonderzoek nader te onderzoeken. Vervolg op vragenlijstonderzoek van CoronelERGOcare, om inzicht te krijgen in voorspellers van ziekteverzuim/uitval Er is nog niet veel bekend over het verloop van de ontwikkeling van gezondheidsklachten in relatie tot brandweerwerk. Coronel/ERGOcare heeft een vragenlijstonderzoek uitgevoerd, dat de stand van zaken voor wat betreft klachten en beperkingen in relatie tot diverse aspecten van het brandweerwerk in kaart heeft gebracht. Om inzicht te krijgen in het verloop van de ontwikkeling van genoemde klachten en beperkingen, wordt voorgesteld om op termijn een follow-up studie uit te voeren. De resultaten hiervan kunnen worden gebruikt bij verdere verfijning van een kwalitatief goede selectie en begeleiding van (repressief) brandweerpersoneel en om de kans op uitval/ arbeidsongeschiktheid te kunnen voorspellen. Onderzoek wervingsbeleid Meer standaardisering van selectie maakt meer standaardisering van werving ook aannemelijk. PLATO raadt aan, nader te onderzoeken welke wervingsmethodieken momenteel gebruikt worden en welke methodieken aanvullend nog gebruikt kunnen worden. Op grond hiervan kan mogelijk een meer gestandaardiseerde wervingsmethodiek worden aanbevolen. Onderzoek niet-repressieve brandweerfuncties/-taken 'In goede banen' heeft zich, volgens de onderzoeksopdracht, beperkt tot het vaststellen van de competenties voor de repressieve brandweerfuncties. Dit is echter maar een deel van het brandweerwerk. Een ander belangrijk deel van het brandweerwerk, met name bij de hogere functies, heeft betrekking op de niet-repressieve taken. Om die taken goed te kunnen uitvoeren dienen de functionarissen te beschikken over aanvullende competenties. Deze competenties zijn dus niet in dit onderzoek aan de orde gekomen. Het is aan te bevelen, spoedig per functie nader te onderzoeken welke competenties aanvullend vereist zijn. Een functionaris wordt immers niet alleen aangenomen voor het vervullen van puur de repressieve (of nietrepressieve) taken, maar voor de functie als geheel. Een onderzoeksopzet in het verlengde van 'In goede banen', waarbij wordt uitgegaan van competenties, is hierbij dan absoluut aan te raden.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
99
Hoofdstuk 5. Het vervolg na 'In goede banen' Met het opstellen en bespreken van deze eindrapportage, hebben Coronel/ERGOcare en PLATO het project 'In goede banen' afgerond. De opdracht Het project ving aan met de opdracht, voor de repressieve brandweerfuncties van de vier functieniveaus onderzoek uit te voeren met betrekking tot standaardisering van de selectiecriteria. De vraag was, welke eisen op psychisch en fysiek/medisch gebied moeten worden gesteld bij de selectie voor die repressieve functies. Daarnaast was de vraag, te onderzoeken welke valide en betrouwbare meetinstrumenten beschikbaar zijn en/of ontwikkeld moeten worden om die selectie uit te voeren. Het resultaat Het onderzoek 'In goede banen' heeft heel veel opgeleverd. Allereerst is het denken in termen van competenties geïntroduceerd in relatie tot het selecteren van brandweerpersoneel. Competenties worden gezien als het vermogen van iemand om een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden, attitudes en persoonskenmerken adequaat toe te passen in een bepaalde taaksituatie. Deze actuele benaderingswijze is overigens niet alleen aan te bevelen met het oog op selectie van personeel; het is tevens een actueel en bruikbaar kader van waaruit opleidings- en Human Resource Development-beleid kan worden vormgegeven. Als eerste onderzoeksactiviteit is vastgesteld, om welke repressieve brandweerfuncties het in het onderzoek feitelijk zou gaan. Vervolgens zijn voor de betreffende functies, in breed overleg met het brandweerveld, functietaakbeschrijvingen opgesteld. Daarin is per functie onderzocht wat de betreffende taken en context zijn. Hierover is consensus bereikt met de betrokkenen. Daarna is, onder andere in samenspraak met deskundigen en het veld, onderzocht wat bij elke functie de psychische functie-eisen zijn: over welke kwaliteiten moet de functionaris beschikken, om de betreffende taken in de betreffende context te kunnen uitvoeren? Deze reeks van contactmomenten met het veld is ook van belang geweest voor het vergroten van het draagvlak voor 'In goede banen'. In uitgebreid empirisch onderzoek naar de fysieke kant van de taakuitvoering is de functieuitoefening bovendien objectief gemeten en vastgesteld. Op grond hiervan zijn per functie de bijzondere functie-eisen vastgesteld. Een groots opgezet vragenlijstonderzoek onder het repressieve brandweerpersoneel heeft inzicht gegeven in de vraag, welke aspecten van het gezondheidsprofiel per functie in het geding zijn. Deze aangegeven aspecten dienen in de aanstellingskeuring of medische begeleiding punt van aandacht te zijn. Hierna is voor de psychische, fysieke en medische functie-eisen bepaald, op welke momenten deze eisen van toepassing dienen te zijn. In de huidige selectiepraktijk wordt een selectieprocedure uitgevoerd bij de aanname van nieuw personeel. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het feit, dat mensen kunnen 'groeien' in bepaalde kwaliteiten en dat dat voor een deel ook na de eerste selectie zou kunnen en mogen plaatsvinden. Niet alle kwaliteiten zijn immers in een even vroeg stadium vereist. Bepaalde kwaliteiten (in samenhang met taken en context te beschouwen als competenties) zijn al vereist om toegelaten te worden tot de brandweer / de brandweeropleiding, andere kunnen gaandeweg eigen worden gemaakt of dienen zich pas aan bij een periodiek meetmoment. Er is daarom in dit onderzoek een opsplitsing van meetmomenten gemaakt: drie meetmomenten met betrekking tot de selectie en één periodiek terugkerend meetmoment. In de rapportages is aangegeven, op welk moment een functionaris over welke competenties moet beschikken.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
100
Bij alle genoemde eisen (psychisch, fysiek en medisch) is onderzocht en vastgesteld, op welke wijze valide en betrouwbaar kan worden getoetst of een kandidaat daaraan voldoet. In deze rapportage worden uiteenlopende meetinstrumenten genoemd, die daarbij gehanteerd kunnen worden. Waar mogelijk wordt een geïntegreerde toetsing van eisen aanbevolen. Bij de aanbevolen meetinstrumenten gaat het om bestaande of nieuw te ontwikkelen instrumenten. Met name bij het toetsen van het gezondheidsprofiel wordt verwezen naar bestaande tests; bij de fysieke capaciteiten en psychische eisen worden veel nieuw te ontwikkelen instrumenten aanbevolen. Het feit dat er betrekkelijk weinig instrumenten reeds kant-en-klaar beschikbaar zijn om de geformuleerde competentie-eisen te toetsen lijkt enerzijds wat tegen te vallen. Anderzijds is dit verklaarbaar vanuit de selectie-praktijk en in feite in directe samenhang met het competentiedenken: Het in kaart brengen van de huidige selectiepraktijk en beschikbare meetinstrumenten bij de brandweer en ook breder (bijvoorbeeld bij andere organisaties en/of door middel van literatuursearch) leverde weinig direct overdraagbare meetinstrumenten op voor het meten van competenties. In het informele testcircuit zijn mogelijk wel bruikbare meetinstrumenten beschikbaar, die (gedeeltelijk) overeenkomen met de gesuggereerde instrumenten. Het competentiedenken vergt een heel specifieke wijze van toetsing, waarin de reële situatie zoveel als mogelijk moet worden benaderd. Daarvoor zijn heel gerichte, maar dus ook heel specifieke instrumenten vereist. De rapportages leveren overigens wel gedetailleerde informatie voor het ontwikkelen van die instrumenten. Hoe verder na 'In goede banen'? Het onderzoek heeft dus veel opgeleverd, maar voordat de competentiegerichte selectie een feit kan zijn moet er ook nog het nodige gebeuren. Hoe kan nu verder worden gegaan na 'In goede banen'? Hieronder wordt toegelicht, welke ideeën daarover bestaan bij de onderzoekers van Coronel/ERGOcare en PLATO. De Klankbordgroep van het onderzoek zal in haar advies haar eigen visie hieromtrent beschrijven. Informeren achterbannen over resultaten en consequenties van 'In goede banen' Het Ministerie van BZK heeft bij het onderzoek 'In goede banen' een Klankbordgroep samengesteld, waarin uiteenlopende achterbannen zijn vertegenwoordigd. Dit vanuit de visie dat het onderzoek baat heeft bij de expertise van die verschillende achterbannen, en ook consequenties kan hebben voor die verschillende achterbannen. In de loop van het onderzoek hebben de leden van de Klankbordgroep veelvuldig teruggekoppeld naar hun achterbannen en de onderzoekers wederom voorzien van informatie uit die achterbannen. Nu het onderzoek is afgerond, is het raadzaam elk van die achterbannen uitgebreid te informeren en adviseren over de resultaten van het onderzoek en de consequenties die hieruit kunnen voortvloeien voor hun betreffende werkveld. Nadere beschouwing competenties op efficiency en effectiviteit In het vorige hoofdstuk is onder het kopje 'Eisen voor huidige of toekomstige functies?' aanbevolen, de in deze rapportage beschreven competenties met een aantal deskundigen kritisch te bezien op mogelijkheden om de toegankelijkheid van de brandweer te vergroten, zonder dat daarbij de kwaliteit van het brandweerwerk in het geding komt. Met andere woorden: bekeken moet worden in hoeverre de huidige situatie een gegeven is, of dat hierin wellicht aanpassingen mogelijk en wenselijk zijn waardoor het werk efficiënter en effectiever kan worden uitgevoerd. Uitgangspunt is dan te kijken wat de hoogste drempels zijn in het competentieprofiel, en wat daaraan eventueel te doen is binnen de kwaliteitsnormen van de brandweer. Deze nadere beschouwing op efficiency en effectiviteit is gelijk na de afronding van 'In goede banen' aan de orde. Eventuele suggesties die hieruit voortkomen moeten volgens een passende, nog vast te stellen procedure worden behandeld. Die procedure moet garanderen dat de huidige, zorgvuldig onderzochte en opgestelde competenties niet worden vervangen door competenties
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
101
die impulsief ontstaan of op grond van de mening van slechts een enkeling. Kortom: eventuele suggesties voor aanpassingen moeten in een procedure worden onderworpen aan een kritische doorlichting op mogelijkheid, uitvoerbaarheid en draagvlak, alvorens eventueel overgenomen te worden. Ontwikkeling van tests en protocollen in het verlengde van 'In goede banen' De competentieprofielen moeten, inclusief alle benodigde achtergrondinformatie uit de deelrapportages en eindrapportage, worden uitgezet bij degenen die de tests/testmallen en protocollen gaan ontwikkelen. Het gaat hierbij met name om: het ontwikkelen van meetinstrumenten voor de psychische functie-eisen; het verbeteren van de brandweerspecifieke tests voor de bijzondere fysieke functieeisen; het ontwikkelen van medische tests voor de medische functie-eisen; het ontwikkelen van een PAGO Brandweer; het samenstellen van een standaardprotocol voor tests bij de aanstellingskeuring/medische begeleiding; het ontwikkelen een geïntegreerde toetsvorm voor psychische en fysieke/medische eisen. Een nadere toelichting op bovenstaande punten is opgenomen in het vorige hoofdstuk, bij 'Te ontwikkelen tests en protocollen'. Organisatiestructuur opzetten voor centralisatie van selectie Een aanbeveling uit het vorige hoofdstuk betreft om te overwegen niet alleen de selectie-eisen, maar ook de selectie zélf geheel of gedeeltelijk te centraliseren. Dit kan plaatsvinden door een gecentraliseerd instituut 'Werving en selectie' in te stellen. Indien de opdrachtgever deze aanbeveling overneemt, dient een organisatiestructuur te worden opgezet voor centralisatie van de selectie. Ook kan gedacht worden aan het toewijzen van deze taak aan een bestaande instelling, ofwel een bestaande instelling in deze kwestie de regiefunctie geven. Dit kan vergelijkbaar zijn met de functie van het Nibra ten aanzien van opleidingen: het Nibra verzorgt die ten dele, maar is wel de coördinerende instelling. Training van assessoren, leidinggevenden en personeelsfunctionarissen in het gebruik van de nieuwe instrumenten en protocollen Willen de te ontwikkelen instrumenten goed gebruikt worden, dan is het van belang dat de personen die de instrumenten gaan hanteren daarmee goed uit de voeten kunnen. Training van assessoren, leidinggevenden en personeelsfunctionarissen is dus relevant. Uitzetten van nader onderzoek Naar aanleiding van 'In goede banen' lijkt nader onderzoek noodzakelijk of gewenst omtrent een aantal thema's. Deze zijn in het vorige hoofdstuk genoemd en toegelicht. Samenvattend gaat hierbij om de volgende thema's: nader onderzoek naar de fysieke gevolgen van psychische belasting; vervolg op vragenlijstonderzoek van Coronel/ERGOcare, om inzicht te krijgen in voorspellers van ziekteverzuim/uitval; onderzoek naar wervingsbeleid; onderzoek naar competenties voor niet-repressieve brandweerfuncties/-taken. Onderzoek naar bovenstaande thema's, aansluitend op de methodiek en filosofie van 'In goede banen', zal zorgen voor een brede inbedding van de in dit onderzoek verkregen resultaten. Standpunt bepalen en beslissingen nemen over de overige aanbevelingen In het voorgaande hoofdstuk zijn nog meer aanbevelingen gedaan. Ze worden hier niet herhaald, maar kort aangestipt. Het betreft onder andere:
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
102
-
multidisciplinaire aanpak bij deel van de selectie; bij competentiegerichte selectie-eisen horen competentiegerichte opleidingen en examens; werkplek is leerplek; aanbevelingen in relatie tot formele regelingen; permanente 'update' van competenties. Bij elk van deze aanbevelingen kan de opdrachtgever zijn standpunt bepalen en beslissen over eventuele vervolgacties daaromtrent. Vinger aan de pols houden De standaardisering van de selectie-eisen heeft onder andere tot doel, kandidaten gelijke kansen te bieden om bij de brandweer te worden aangesteld. De selectie-eisen dienen voort te vloeien uit de vereiste competenties voor de functie-uitvoering. Mede op grond hiervan zijn de aangegeven competenties ontwikkeld. In de toekomst kan de selectie gaan plaatsvinden volgens een systeem, waarbij iemands competenties bepalend zijn om wel of niet bij de brandweer te worden aangesteld. Zoals bij de invoering van ieder nieuw systeem, zal het ook bij de invoering van selectie volgens competentie-eisen van belang zijn dit systeem te monitoren. Vragen die hierbij de aandacht dienen te krijgen zijn onder andere: Hoe gaan de betrokkenen om met het nieuwe systeem? Werkt het zoals de bedoeling was? Biedt het systeem kandidaten daadwerkelijk gelijke kansen? En heeft het nieuwe systeem ook een drempelverlagend effect op toetreding tot de brandweer, zonder dat aan kwaliteit wordt ingeboet? Tegelijkertijd met de invoering van dit systeem kan daarom een formatieve evaluatie van start gaan. Hierbij ligt het accent op de vraag of het systeem en de instrumenten worden ingezet zoals de bedoeling was. Op grond van de bevindingen kunnen mogelijk nog zaken worden aangepast. Na verloop van tijd, bijvoorbeeld na 2 of 3 jaar als het systeem zich voldoende gezet heeft, kan een summatieve evaluatie ervan plaatsvinden. Doel hiervan is te komen tot een oordeel over de totale werking van het systeem: heeft het systeem het beoogde effect? Ten slotte Met 'In goede banen' is een groot onderzoek uitgevoerd. Honderden mensen uit alle windstreken die op velerlei wijze betrokken zijn bij dit onderwerp hebben zich hierbij ingezet, bijvoorbeeld door mee te werken aan de interviews, observaties, fysieke metingen of vragenlijstonderzoeken. Tijdens alle onderzoeksfasen zijn er overwegend positieve en constructieve reacties geweest. Behalve dat het onderzoek antwoorden heeft gegeven op vele vragen, zijn er ook nieuwe vragen bij gekomen. In dit en het vorige hoofdstuk zijn ze de revue gepasseerd. Wat dat betreft markeert deze eindrapportage dus niet een eindpunt. Integendeel: er is nog veel werk aan de winkel. Dat is een grote uitdaging, en het stemt hoopvol dat die nu al wordt opgepakt door het Nibra, NBBe en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook via de Klankbordgroep worden initiatieven uitgewerkt om relevante kwesties te verspreiden naar achterbannen en andere organisaties. Zo hebben Nibra en NBBe reeds het initiatief 'Competentiegericht opleiden en toetsen' in gang gezet in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Andere initiatieven zijn het project 'Competentiegericht Oefenen' (dat ook op groepscompetenties is gericht), 'Competentiemanagement' en 'EVC op de werkplek'. Kortom: het onderzoek heeft gegevens en conclusies opgeleverd, maar daarnaast ook een hoop beweging en samenhang in die beweging tot stand gebracht. Er is veel in ontwikkeling. En daarmee ligt een samenhangend systeem van 'life long learning' en professioneel werken nu mogelijk binnen handbereik.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
103
Bijlage 1. Leden Klankbordgroep 'In goede banen' Dhr. ing. J.W.M. Boonekamp (NVBR / NVBK) Mevr. B. Dekker (Wervingscampagne, afdeling Brandweerzorg, Ministerie van BZK) Mevr. T.P. van der Drift (Nibra) Dhr. C.J.M. van Gurp (Vereniging van P&O-functionarissen) Dhr. ing. C.H.M. Haver (CCRB, brandweer Haarlem) Dhr. M. Hoefsloot (Nibra) Dhr. S. Janssen (VNG) Dhr. mr. A.P. Kaland (KNBV) Mevr. drs. J.H.M. Koonings (NBBe) Dhr. ing. P.H.J.A. Leenders (Broederschap voor brandweerofficieren CMHF) Dhr. drs. E.J. Lutgert (Arbo Unie, namens NVAB) Dhr. drs. ing. G. van Staalduinen (Nibra) Mevr. S. van der Voort (Netwerk Brandweervrouwen) Mevr. mr. R. Wevers-Bos (VNG) Dhr. ing. J.P.M. Wink (CCRB) Mevr. K. Wit-Harms (Adviseur Werving, afdeling Brandweerzorg, Ministerie van BZK) Dhr. dr. van der Zijden (Arbo Unie)
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
104
Bijlage 2. Betrokkenen BZK bij 'In goede banen' Namens de opdrachtgever (het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) waren de volgende personen betrokken in dit project: Vanuit de directie Brandweer en Rampenbestrijding / directie Rampenbeheersing en Brandweer: Dhr. drs. ing. E.M. Roders Dhr. drs. R.M.J. Voorthuis Dhr. mr. P. Hogenboom Dhr. drs. P.M. Veldman Mevr. drs. W.G.J. Brouwer Met betrekking tot de communicatie en/of projectondersteuning: Dhr. D. Visser Mevr. S.M. van der Zalm Dhr. S. van de Vooren Mevr. L. Ben alla
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
105
Bijlage 3. Literatuuroverzicht Deze eindrapportage is opgesteld op grond van de voorafgaande rapportages van Coronel/ERGOcare en PLATO (deze rapportages staan ook op de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: http://www.minbzk.nl/selectiecriteria): Bos, J., E. Mol, M.H.W. Frings-Dresen en B. Visser Onderzoek naar fysieke en medische functie-eisen en tests voor selectie en begeleiding van brandweerpersoneel in de repressieve dienst. Fase 1. Amsterdam: Coronel Instituut / ERGOcare, rapportnummer 01-09, 2001c Bos, J., E. Mol, M.H.W. Frings-Dresen en B. Visser Onderzoek naar fysieke en medische functie-eisen en tests voor selectie en begeleiding van brandweerpersoneel in de repressieve dienst. Fase 2. Amsterdam: Coronel Instituut / ERGOcare, rapportnummer 02-06, 2002 Bos, J., E. Mol, M.H.W. Frings-Dresen en B. Visser Onderzoek naar fysieke en medische functie-eisen en tests voor selectie en begeleiding van brandweerpersoneel in de repressieve dienst. Fase 3 en 4. Amsterdam: Coronel Instituut / ERGOcare, rapportnummer 02-10, 2002 PLATO, Universiteit Leiden: Benthem, I.W.M., J.A. van Lakerveld en C.A.J.M. Zonneveld In goede banen: Competenties voor repressieve brandweerfuncties. Rapportage fase 1. Leiden: Universiteit Leiden, 2002 PLATO, Universiteit Leiden: Benthem, I.W.M., J.A. van Lakerveld en C.A.J.M. Zonneveld In goede banen: Competenties voor repressieve brandweerfuncties. Rapportage fase 2. Leiden: Universiteit Leiden, 2002 PLATO, Universiteit Leiden: Benthem, I.W.M., J.A. van Lakerveld en C.A.J.M. Zonneveld In goede banen: Competenties voor repressieve brandweerfuncties. Rapportage fase 3 en 4. Leiden: Universiteit Leiden, 2002 PLATO, Universiteit Leiden: Benthem, I.W.M., J.A. van Lakerveld en C.A.J.M. Zonneveld In goede banen: Competenties voor repressieve brandweerfuncties. Rapportage fase 5. Leiden: Universiteit Leiden, 2002 Verder: Bos, J., M.H.W. Frings-Dresen en P.P.F.M. Kuijer Het PAGO voor huisvuilbeladers. Amsterdam: Coronel Instituutvoor Arbeid, Milieu en Gezondheid / AMC 00-16, 2000 Deakin, J.M., R. Pelot, J.T. Smith, J.M. Stevenson, L.A. Wolfe, S.W. Lee, S.P. Jeanen, S.A. Hughes, J.W. Dwyer en A.D. Hays The development of a bonafide physical maintenance standard for CF and DND fire fighters. Ergonomics Research Group Queens University Kingston, Ontario, 1998 Onderzoekscommissie Duikongeval Kernhaven: Klijn, W.J., M.A.M. Veldscholten, M.J. Kruidenier en L. Verhoeven Duikongeval Kernhaven 13 juli 2001. Eindrapport Intern Onderzoek. Nationaal Brandweer Documentatie Centrum, 2001 (ook te vinden op http://www.brandweer.nl/nbdc)
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
106
PLATO, Universiteit Leiden: Prot, J.M., J.A. van Lakerveld en C.A.J.M. Zonneveld Beginvereisten en eindtermen per functie in de rampenbestrijding. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1998 Alle overige bronnen die gebruikt zijn in de onderzoeksfasen 1 tot en met 5, staan vermeld in bovenvermelde rapportages van die onderzoeksfasen.
PLATO, Universiteit Leiden / BZK 'In goede banen' / eindrapportage / IB, JvL, AZ / okt 02
107