Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum voor Beleidsstatistiek
UITSTROOM UIT DE UITKERING NA START REÏNTEGRATIETRAJECT IN EERSTE HALFJAAR 2002 Paula van der Brug en Robert Selten April 2005
Op 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden. Deze wet geeft gemeenten meer verantwoordelijkheden bij de reïntegratie van personen met een bijstandsuitkering. In het kader van de deregulering zijn ook verschillende aanpassingen in de Werkloosheidswet (WW) gedaan. Om de werking van de WWB en de deregulering in de WW te kunnen toetsen, heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in de begroting van 2004 een algemene doelstelling opgenomen: “streven naar 25% meer uitstroom naar regulier werk in 2007, na deelname aan een reïntegratietraject”. Om in 2007 te kunnen vaststellen of deze doelstelling is gerealiseerd, is een nulmeting noodzakelijk. Het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft op verzoek van SZW uitkomsten berekend over de uitstroom uit de uitkering na het volgen van een reïntegratietraject. De trajecten zijn gestart in het eerste halfjaar van 2002. De uitstroom uit de uitkering heeft plaatsgehad binnen 24 maanden na de start van het traject. In deze voorlopige uitkomsten over de nulmeting van de 25%-doelstelling wordt alle uitstroom uit de uitkering meegeteld. De uitstroom uit de uitkering naar werk is lager. De voorlopige uitkomsten zijn alleen berekend over de gemeenten die trajectgegevens over het eerste halfjaar van 2002 hebben geleverd aan de Monitor Scholing en Activering (MOSA). De uitkomsten bevatten de volgende gegevens: –
Het aantal gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002.
–
Het aantal uitkeringsperioden in WW of bijstand met een of meer gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002.
–
Het aantal uitkeringsperioden die binnen 24 maanden na de start van het eerste traject zijn beëindigd.
De gepresenteerde aantallen in de tabellen zijn afgerond op tientallen. Hierdoor kan het voorkomen dat de som van de aantallen afwijkt van het totaal.
Tabellenset
Tabel 1 Trajecten van jongeren (15-22 jaar), gestart in eerste halfjaar 2002 in een gemeente uit de MOSA-respons, naar geslacht Totaal
Man
Vrouw
Gestarte trajecten
4 460
2 290
2 170
Uitkeringsperioden WW of bijstand waarin een traject is gestart
1 860
880
980
1 240
680
560
w.v. uitkeringsperioden die binnen 24 maanden na start van eerste traject zijn beëindigd
Tabel 2 Trajecten van jongeren (15-22 jaar), gestart in eerste halfjaar 2002 in een gemeente uit de MOSA-respons, naar herkomstgroepering
Gestarte trajecten Uitkeringsperioden WW of bijstand waarin een traject is gestart w.v. uitkeringsperioden die binnen 24 maanden na start van eerste traject zijn beëindigd
Totaal
Autochtoon
Westers allochtoon
Niet-westers allochtoon
4 460
1 500
320
2 640
1 860
590
150
1 130
1 240
400
100
740
Tabel 3 Trajecten van volwassenen (23-57,5 jaar), gestart in eerste halfjaar 2002 in een gemeente uit de MOSA-respons, naar geslacht Totaal
Man
Vrouw
Gestarte trajecten
38 770
18 840
19 930
Uitkeringsperioden WW of bijstand waarin een traject is gestart
22 290
10 670
11 620
8 700
4 830
3 870
w.v. uitkeringsperioden die binnen 24 maanden na start van eerste traject zijn beëindigd
Tabel 4 Trajecten van volwassenen (23-57,5 jaar), gestart in eerste halfjaar 2002 in een gemeente uit de MOSA-respons, naar herkomstgroepering Westers allochtoon Totaal Autochtoon
Niet-westers allochtoon
Gestarte trajecten
38 770
15 780
3 970
19 020
Uitkeringsperioden WW of bijstand waarin een traject is gestart
22 290
10 010
2 520
9 760
8 700
3 960
1 020
3 720
w.v. uitkeringsperioden die binnen 24 maanden na start van eerste traject zijn beëindigd
2
Tabel 5 Trajecten van ouderen (57,5-64 jaar), gestart in eerste halfjaar 2002 in een gemeente uit de MOSA-respons, naar geslacht Totaal
Man
Vrouw
Gestarte trajecten
860
520
330
Uitkeringsperioden WW of bijstand waarin een traject is gestart
570
330
240
140
80
60
w.v. uitkeringsperioden die binnen 24 maanden na start van eerste traject zijn beëindigd
Tabel 6 Trajecten van ouderen (57,5-64 jaar), gestart in eerste halfjaar 2002 in een gemeente uit de MOSA-respons, naar herkomstgroepering Totaal
Autochtoon
Westers allochtoon
Niet-westers allochtoon
Gestarte trajecten
860
440
130
290
Uitkeringsperioden WW of bijstand waarin een traject is gestart
570
310
90
180
140
80
30
30
w.v. uitkeringsperioden die binnen 24 maanden na start van eerste traject zijn beëindigd
Toelichting bij de tabellen De tabellen hebben betrekking op reïntegratietrajecten die in het eerste halfjaar van 2002 zijn gestart. De trajectgegevens zijn afkomstig uit de MOSA en de Module Inkoop Reïntegratie Werkloosheidswet (MIR-WW). Elke tabel in de tabellenset bevat drie regels met uitkomsten: –
De eerste regel geeft het totaal aantal trajecten die in het eerste halfjaar van 2002 zijn gestart. Trajecten die op dezelfde dag zijn gestart, worden geteld als één traject.
–
Op de tweede regel staat het aantal uitkeringsperioden waarin in het eerste halfjaar van 2002 een reïntegratietraject is gestart. De reïntegratie van een persoon kan uit één traject bestaan, maar ook uit verschillende samenhangende trajecten. De start van het eerste traject in de uitkeringsperiode wordt gezien als de start van de reïntegratie.
–
Op de derde regel is het aantal uitkeringsperioden vermeld die binnen 24 maanden na de start van de reïntegratie zijn beëindigd. De beëindiging van de uitkering hoeft geen direct gevolg te zijn van de reïntegratie, maar kan ook andere oorzaken hebben.
De uitkomsten hebben uitsluitend betrekking op trajecten en personen in gemeenten uit de MOSA-respons van het eerste halfjaar van 2002. De reden hiervoor is dat alleen voor deze gemeenten alle benodigde trajectinformatie beschikbaar is. Van de 85 gemeenten die benaderd zijn om mee te doen aan de Monitor Scholing en Activering, hebben 79
3
gemeenten trajectgegevens over het eerste halfjaar van 2002 geleverd. De MOSA-respons over het eerste halfjaar van 2002 bestaat uit de volgende gemeenten:
Alkmaar
Eindhoven
Maassluis
Spijkenisse
Almelo
Emmen
Maastricht
Stadskanaal
Alphen aan den Rijn
Enschede
Middelburg
Terneuzen
Amersfoort
Gorinchem
Nieuwegein
Tiel
Amstelveen
Gouda
Nijmegen
Tilburg
Amsterdam
Groningen
Noordoostpolder
Utrecht
Apeldoorn
Haarlemmermeer
Oosterhout
Veenendaal
Arnhem
Heemskerk
Oss
Velsen
Assen
Heerenveen
Purmerend
Venlo
Bergen op Zoom
Heerlen
Rheden
Vlaardingen
Breda
Helmond
Ridderkerk
Vlissingen
Brunssum
Hengelo
Rijswijk
Waalwijk
Capelle aan den IJssel
Hilversum
Roermond
Wageningen
Delft
Hoogeveen
Rotterdam
Zaanstad
Delfzijl
Hoogezand-Sappemeer
Schiedam
Zeist
Den Helder
Hoorn
’s-Gravenhage
Zoetermeer
Deventer
Kerkrade
’s-Hertogenbosch
Zutphen
Doetinchem
Landgraaf
Sittard-Geleen
Zwijndrecht
Dordrecht
Leeuwarden
Smallingerland
Zwolle
Ede
Lelystad
Sneek
Begrippenlijst Populatie
De gegevens hebben betrekking op alle trajecten die in het eerste halfjaar van 2002 zijn gestart en in de MIR-WW of MOSA zijn geregistreerd. De populatie van trajecten is beperkt tot de gemeenten uit de MOSA-respons.
MOSA-respons
Zie Toelichting bij de tabellen.
Traject
Onder een traject wordt een reïntegratietraject verstaan. Trajecten voor personen met een WW-uitkering worden geregistreerd in de MIR-WW. Gegevens over de reïntegratie van personen met een bijstandsuitkering worden geregistreerd in de MOSA. In de MOSA worden geen trajecten maar instrumenten waargenomen. De MOSA-instrumenten worden in de nulmeting als verschillende trajecten behandeld. MOSA-instrumenten die op dezelfde dag zijn gestart, worden wel als één traject geteld. Evenzo worden trajecten in de MIR-WW met eenzelfde startdag als één traject gerekend.
4
Uitkeringsperiode
Bij het bepalen van de start- en beëindigingsdatum van een uitkering is gekozen voor het betalingsconcept. Een uitkeringsmaand telt in deze optiek alleen mee als er een betaling heeft plaatsgevonden. Voorschotten en nabetalingen, d.w.z betalingen die verricht worden voordat het recht op de uitkering is begonnen of nadat het recht is beëindigd, worden buiten beschouwing gelaten. Aaneensluitende of samenlopende perioden waarin een persoon een WW- of bijstandsuitkering ontvangt, worden als één uitkeringsperiode beschouwd. Wanneer tussen twee uitkeringsperioden van een persoon een onderbreking van maximaal een maand ligt, worden deze perioden als één doorlopende uitkeringsperiode gezien. Onder bijstand wordt verstaan een periodieke algemene bijstandsuitkering of een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ. Zowel de aanvrager als de partner wordt beschouwd als de ontvanger van een bijstandsuitkering.
Uitstroom
Alle beëindigingen van een uitkeringsperiode worden beschouwd als uitstroom uit de uitkering.
Afkortingen IOAW
MIR-WW
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Module Inkoop Reïntegratie Werkloosheidswet
MOSA
Monitor Scholing en Activering
WW
Werkloosheidswet
WWB
Wet werk en bijstand
IOAZ
5