C E N T R A L E
B A N K
VAN
S U R I N A M E
ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET EERSTE HALFJAAR VAN 2012
Paramaribo, november 2012*
INHOUD
BEGRIPPENLIJST ......................................................................................................................... 4 INLEIDING .................................................................................................................................... 6 1. INTERNATIONALE ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN .............................................. 7 2. DE NATIONALE ECONOMISCHE ONTWIKKELING ....................................................... 10 2.1
Productie en inflatie ....................................................................................................... 10
Bauxietsector......................................................................................................................... 10 Oliesector .............................................................................................................................. 11 Goudsector ............................................................................................................................ 11 Bananensector....................................................................................................................... 12 Rijstsector ............................................................................................................................. 12 Toerisme................................................................................................................................ 12 Inflatie ................................................................................................................................... 13 2.2
Betalingsbalans en wisselkoers ...................................................................................... 14
Lopende rekening .................................................................................................................. 14 Kapitaalrekening................................................................................................................... 16 Financiële rekening .............................................................................................................. 16 Goud- en deviezenreserves ................................................................................................... 17 Wisselkoersbeleid .................................................................................................................. 18 2.3
Staatsfinanciën en staatsschuld ...................................................................................... 20
Inkomsten, uitgaven en financiering ..................................................................................... 20 Staatsschuld .......................................................................................................................... 21 2.4
Monetaire en financiële sector ....................................................................................... 23
Geld en krediet ...................................................................................................................... 23 Stabiliteit van het financiële stelsel....................................................................................... 26
*Publicatie disclaimer. Het rapport is in november gepubliceerd. Vanwege doorlopende datarevisies is voor het rapport een sluitingsdatum voor databijstelling van eind september gehanteerd. 2
TABELLEN Tabel 1: Reële BBP-groei in een aantal ontwikkelde en opkomende economieën ........................ 7 Tabel 2: Internationale grondstofprijzen ......................................................................................... 8 Tabel 3: Indicatoren voor reële productie ..................................................................................... 10 Tabel 4: Inflatie ............................................................................................................................. 13 Tabel 5: Betalingsbalans ............................................................................................................... 14 Tabel 6: Lopende rekening ........................................................................................................... 15 Tabel 7: Financiële rekening ......................................................................................................... 17 Tabel 8 Wisselkoersen .................................................................................................................. 18 Tabel 9: Omzet valutamarkt.......................................................................................................... 18 Tabel 10: Staatsfinanciën .............................................................................................................. 20 Tabel 11: Staatsschuld per type schuldeiser ................................................................................. 22 Tabel 12: Ontwikkelingen in geldaggregaten ............................................................................... 23 Tabel 13: Oorzaken van veranderingen in M2 ............................................................................. 24 Tabel 14: Kredieten en rentetarieven voor overige deposito-instellingen .................................... 25 Tabel 15: Financiële dollarisering ................................................................................................ 26 Tabel 16: Indicatoren voor de financiële stabiliteit van banken ................................................... 27 FIGUREN Figuur 1 Export per grondstof....................................................................................................... 15
3
BEGRIPPENLIJST Bruto Binnenlands Product (BBP) De totale waarde van de goederen en diensten die jaarlijks in een land worden geproduceerd, verminderd met de waarde van de ingevoerde ruwe grondstoffen en halffabricaten. Economische groei De procentuele toename van het volume van de goederen en diensten die in een land per jaar worden geproduceerd, gemeten door procentuele veranderingen in het reële BBP (het BBP gecorrigeerd voor inflatie). Consumentenprijsindex (CPI) Een gewogen gemiddelde prijsindex op basis van een pakket goederen en diensten dat wordt geconsumeerd door een gemiddeld huishouden. Gemiddelde inflatie De procentuele verandering van de gemiddelde CPI in een bepaalde periode, vergeleken met de gemiddelde CPI van een overeenkomstige voorgaande periode. CPI-inflatie De procentuele verandering van de CPI aan het einde van een bepaalde periode, vergeleken met de CPI aan het einde van een overeenkomstige voorgaande periode. Betalingsbalans Een systematisch overzicht van de handels- en geld- en kapitaalstromen tussen een land en de rest van de wereld gedurende een bepaalde periode. Saldo lopende rekening Het saldo van de goederen, diensten, inkomsten en overdrachten op de betalingsbalans van een land. Saldo kapitaalrekening en financiële rekening Het saldo van kapitaal- en financiële overdrachten op de betalingsbalans van een land. Goud- en deviezenreserve De officiële voorraad goud en buitenlandse betaalmiddelen van een land. Invoerdekking De verhouding tussen de goud- en deviezenreserves van een land en de totale invoer van goederen en diensten, uitgedrukt in maanden.
4
Basisgeldhoeveelheid De som van bankbiljetten in omloop en de direct-opeisbare verplichtingen van overige depositonemende instellingen bij de Centrale Bank. Primaire liquiditeiten (M1) De som van bankbiljetten buiten de depositonemende instellingen en giraal geld van het publiek in binnen- en buitenlandse valuta, aangehouden bij overige depositonemende instellingen. Liquiditeitenmassa in ruime zin (M2) De som van M1, termijndeposito’s, spaardeposito’s en overige deposito’s in binnen- en buitenlandse valuta plus effecten, met uitzondering van aandelen. Geldmultiplicator (money multiplier) De verhouding tussen de liquiditeitenmassa in ruime zin en de basisgeldhoeveelheid. Kapitaaldekkingsgraad (capital adequacy) Een indicator die meet in hoeverre de balansen van financiële instellingen bestand zijn tegen schokken. Return on Assets (ROA) Een maatstaf voor rentabiliteit die meet hoe efficiënt een onderneming gebruik maakt van haar activa. Return on Equity (ROE) Een maatstaf voor rentabiliteit die meet hoe efficiënt een onderneming gebruik maakt van haar kapitaal.
5
INLEIDING De wereldwijde financiële markten kenmerkten zich ook in de eerste helft van 2012 door hoge volatiliteit en een lage groei. Veel economieën worstelen nog steeds met de nasleep van de financiële crisis uit 2007/2008, terwijl de aanhoudende financiële onrust in de eurozone het economische herstel in de belangrijkste ontwikkelde en opkomende economieën heeft vertraagd. De crisis in de eurozone oefende niet alleen druk uit op de financiële markten, maar ook op het vertrouwen en de risicobereidheid van beleggers. Dit stond een opleving van de internationale vraag naar goederen en diensten en van de kapitaalstromen uit investeringen in de weg.
De ontwikkelingen in de nationale economie werden bepaald door de wereldwijde marktomstandigheden voor binnenlandse exportgrondstoffen. De daling van de internationale aluminiumprijzen had nadelige gevolgen voor de bauxietsector, die kampte met lagere exportinkomsten en een aanhoudende internationale overproductie. Ondanks een tijdelijke daling van de internationale olieprijzen registreerde het nationale oliebedrijf resultaten die vergelijkbaar waren met dezelfde periode in 2011. De investeringen van Staatsolie namen aanzienlijk toe in lijn met de toegenomen bouwactiviteit voor de uitbreiding van de raffinaderij. De internationale goudprijzen toonden eveneens een tijdelijke daling, maar bleven gemiddeld 10,4% boven de niveaus van de periode tussen januari en juni 2011. De toename van zowel de productie als de export van goud zorgde wederom voor de grootste stijging van de exportwaarden in de verslagperiode. Goud neemt dan ook de belangrijkste plaats in bij de traditionele exportgrondstoffen. Tenslotte nam het aantal inkomende toeristen toe, hoewel er sprake was van een duidelijke afname van het aantal toeristen uit Nederland, de belangrijkste doelmarkt voor deze sector.
De Centrale Bank zette haar gematigde monetaire beleid voort, dat gericht is op de beperking van de inflatiedruk en de handhaving van een stabiele wisselkoers. De overheid financierde het begrotingstekort voornamelijk met de opname van deposito’s bij de Centrale Bank. Als gevolg van de ontwikkelingen in de reëele economie en het prudente monetaire en fiscale beleid bleef de inflatie gematigd, de wisselkoers stabiel en namen de goud- en deviezenreserves toe. In dit halfjaarverslag is een sectie gewijd aan de stabiliteit van het financiële stelsel, dat goed
6
gekapitaliseerd, redelijk winstgevend en uiterst liquide lijkt. De banksector wordt echter nog steeds gekenmerkt door een hoge graad van dollarisatie.
1. INTERNATIONALE ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN In het eerste kwartaal van 2012 verbeterde het klimaat op de wereldwijde financiële markten, onder meer nadat Griekenland erin was geslaagd een herstructurering van zijn staatsschuld overeen te komen met zijn schuldeisers en de Europese Centrale Bank de leenvoorwaarden had versoepeld voor Europese financiële instellingen met problemen. Marktdeelnemers bleven weliswaar bezorgd over de staatsschulden en de veerkracht van de overheidsbegrotingen in de eurozone, maar gaven blijk van meer vertrouwen. De groei in de eurozone was beperkt in de verslagperiode (Tabel 1). De impact van de Europese schulden- en financiële crisis op de economieën buiten de eurozone was wisselend. De Verenigde Staten en Japan lieten een bescheiden groei van hun economie zien van rond de 2% op jaarbasis. Het trage economische herstel in de ontwikkelde landen en de aanhoudende problemen in Europa raakte ook de opkomende economieën, die een vertraging van hun groei registreerden.
Tabel 1: Reële BBP-groei in een aantal ontwikkelde en opkomende economieën (%) Land
VS Eurozone Japan Brazilië Rusland India China Zuid-Afrika
2011 Jaarbasis K1 K2 1,8 1,9 2,4 1,7 -0,1 -1,7 4,1 3,3 3,6 3,6 5,8 8,6 9,4 9,6 3,7 3,3
2012 Jaarbasis K1* K2* 2,4 2,2 0,0 -0,4 2,7 3,6 0,7 0,5 4,9 n.v.t. 5,7 n.v.t. 8,1 7,6 2,1 2,7
Bron: OESO * Voorlopige schatting n.v.t. Gegevens niet beschikbaar
7
De onzekerheid over de politieke en economische vooruitzichten in de door schulden geplaagde Europese economieën leidde tot een verzwakking van het financiële marktklimaat in het tweede kwartaal van 2012. Het marktsentiment verslechterde vanwege zorgen over het vermogen en de bereidheid van regeringen met schuldproblemen om bezuinigingen en hervormingen door te voeren en vanwege de patstelling tussen het IMF, de ECB en de Europese regeringsleiders bij het vinden van een oplossing voor de crisis. Het gebrek aan politieke besluitvaardigheid werd gevolgd door verdere verlagingen van de kredietbeoordeling van een aantal landen. Dit dreef de leenkosten voor zwakke Europese economieën omhoog. Als resultaat van de staatsschuldcrisis en de problemen in de bankensector, naast het afnemende vertrouwen onder producenten en consumenten, ondervond de economische activiteit in de eurozone als geheel in het tweede kwartaal een inkrimping. Besmetting door de situatie in de eurozone was merkbaar in de vertragende groei van de belangrijkste handelspartners, met name de Verenigde Staten, Brazilië en China. Een andere belangrijke handelspartner, Japan, bleek in staat om de nadelige effecten van de Europese schuldencrisis te weren. De economische groei in dit land versnelde dankzij hogere binnenlandse bestedingen aan de wederopbouw en een toename van de export naar de Verenigde Staten.
Tabel 2: Internationale grondstofprijzen Per eind Aluminium (US$/ton) Goud (US$/troy ounce) Gem. prijs ruwe olie (US$/vat) Wisselkoers (US$/euro)
Aluminium (US$/ton) Goud (US$/troy ounce) Gem. prijs ruwe olie (US$/vat) Wisselkoers (US$/euro)
Jun-11
Jun-12
2.555,04 1.528,66
1.884,50 1.596,70
105,80
90,73
1,44
1,25
32,3 24,0
%-verandering per jaar -26,2 4,5
41,6
-14,2
17,8
-12,9
Bron: UNCTAD 8
De hindernissen voor het herstel van de economische groei in zowel ontwikkelde als opkomende economieën hadden ook invloed op de belangrijkste grondstoffenprijzen. Een zwakkere wereldwijde vraag en een aanhoudende toename van de voorraden en productiecapaciteit resulteerden in een scherpe daling van de aluminiumprijs (Tabel 2). De daling van de gemiddelde prijs voor ruwe olie weerspiegelde de gecombineerde effecten van een matige groei van de vraag, de afnemende spanningen in het Midden-Oosten en de aanhoudende overproductie boven hun quota van de leden van de Organization of Petroleum Exporting Countries (OPEC). De internationale goudprijs bleef hoog onder invloed van de aanhoudend sterke vraag naar de fysieke aanlevering van goud en de traditionele rol van het edelmetaal als ‘veilige haven’ voor beleggers.
9
2. DE NATIONALE ECONOMISCHE ONTWIKKELING
2.1
Productie en inflatie Tabel 3: Indicatoren voor reële productie
Bauxiet in dmt x 1.000 Aluinaarde in tonnen x 1.000 Ruwe olie in vaten x 1.000 Goud in troy ounces x 1.000 Bananen in tonnen Rijstexport in tonnen Inkomende toeristen*
Jan-jun 2011 1.732 754 2.936 492 37.204 26.751 84.267
Jan-jun 2012 1.659 614 2.991 511 42.522 34.33 88.606
Bronnen: Bauxite Institute, SBBS, CBvS, RGM, Staatsolie en STS. * Gedurende jan-mei
Bauxietsector De productie van bauxiet en aluinaarde bleef dalen in de eerste helft van 2012 (Tabel 3). De aluinaardeproductie leed onder de lagere kwaliteit van bauxieterts in de bestaande mijnen en een afname van de productie als gevolg van de relatief hoge binnenlandse verwerkingskosten in vergelijking met buitenlandse raffinaderijen. Als gevolg van de lagere productie werd de bauxietinvoer uit Brazilië stopgezet. De afname van de productie vond plaats tegen de achtergrond van zwakte in de wereldwijde markt voor aluminium, waardoor de winstgevendheid van smelterijen en raffinaderijen wereldwijd is aangetast. De verwachte stijging van de wereldwijde vraag werd niet bewaarheid. Dit leidde tot een overmatig aanbod en prijsverlagingen voor bauxietderivaten in de wereldmarkt. De vooruitzichten voor de nabije toekomst zijn niet bemoedigend. Alcoa maakte haar voornemen bekend om de productie van de aluinaarderaffinaderij in de Atlantische regio met gemiddeld 4% per jaar in te krimpen.
10
Oliesector De productie van ruwe olie nam licht toe in de eerste helft van 2012 (Tabel 3). In deze periode bedroeg de productie van ruwe oliederivaten door Staatsolie 1,2 miljoen vaten. De exportinkomsten in 2012 zullen naar verwachting vergelijkbaar zijn met 2011. De ontwikkelingen in de oliesector werden gekenmerkt door de opstart van een grootschalige uitbreiding van de olieraffinaderij. De bouwactiviteiten vingen officieel aan in februari 2012 en zullen naar verwachting eind 2014 zijn voltooid. De uitbreiding van de raffinaderij zal leidden tot een sterke afname van de invoer van oliederivaten en een vergelijkbare afname van de export van ruwe olieproducten aan het begin van 2015. Andere investeringsprojecten betroffen een proefproject voor de productie van ethanol, dat in 2010 van start ging en zich nu in de eindfase bevindt. Een technisch en economisch haalbaarheidsonderzoek zal worden voorbereid. Andere onderzoeken vinden plaats op het gebied van waterkrachtenergie, zoals het TapaJai project. Staatsolie is ook betrokken bij elektriciteitsopwekking. De “Staatsolie Power Company Suriname” (SPCS), die deel uitmaakte van de commerciële activiteiten, werd in april 2012 omgezet in een naamloze vennootschap. De opwekkingscapaciteit zal naar verwachting in 2013 uitgebreid zijn met 34 megawatt.
Staatsolie verwerkte drie zendingen olie in het kader van de deelname van Staatsolie aan het Petro Caribe protocol. Dit akkoord werd op initiatief van Venezuela in 2005 afgesloten en stelt deelnemende landen in staat om brandstof te kopen onder gunstige financieringsvoorwaarden, mits de Surinaamse overheid de ‘windfall’ gebruikt voor de financiering van sociale projecten. Goudsector De totale goudproductie groeide in de eerste helft van 2012 circa 3,7% (Tabel 3). Deze groei is grotendeels toe te schrijven aan de goudproductie van de kleinschalige goudmijnbouwsector, die met 5,7% steeg. De productiedoelstelling van Rosebel Gold Mines voor 2012 bedraagt tussen de 395.000 en 415.000 troy ounces. De gemiddelde productiekosten stegen in de eerste helft van 2012 met bijna 11% tot USD 683/ounce, als gevolg van de langere afstand tussen de nieuwe mijn en de verwerkingsplant, evenals de omschakeling bij de verwerking van zacht gesteente naar hard gesteente. Deze omschakeling van het productieproces bracht hogere energiekosten met zich mee en vereiste de aankoop van nieuwe apparatuur.
11
Bananensector De bananenproductie steeg in de eerste helft van 2012 met 13%. De Stichting Behoud Banana Sector (SBBS), de belangrijkste bananenproducent van Suriname, streeft naar een uitbreiding van de productie met ongeveer 20% in 2012. Vooruitlopend op het feit dat de preferentiële toegang tot de Europese markt binnenkort zal eindigen, investeert de onderneming in moderne productiemiddelen
en
bereidt
zich voor
op privatisering.
In
het
kader van het
samenwerkingsakkoord tussen de landen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACP-landen) en de Europese Unie zijn afspraken gemaakt om de concurrentiepositie van de bananenindustrie in de ACP-regio te versterken. Rijstsector De rijstproductie nam naar schatting met 4% af in de eerste helft van 2012 (Tabel 3). Deze daling kan worden verklaard door hogere productiekosten, voor meststoffen en chemicaliën, een verslechterende infrastructuur en watertekorten tijdens de zaaiperiode in november en december 2011. In combinatie met een daling van 4% in de verkoopprijs voor boeren nam de productiewaarde met ongeveer 7% af, van SRD 114,1 miljoen tot SRD 105,3 miljoen. Ondanks de lagere productie steeg het exportvolume in de eerste helft van 2012 met 28%, hetgeen hogere exportopbrengsten dan in het eerste helft van 2011 tot gevolg had. De binnenlandse verkoop van rijst daalde in deze periode met 13%, wat lijkt gecompenseerd te zijn met invoer en vervangende producten.
Voorafgaand aan de zaaiperiode sloot de regering een akkoord met Venezuela voor de levering van grote hoeveelheden meststoffen om de productiekosten te drukken. Bovendien sloot de regering een overeenkomst met India voor een lening van USD 30 miljoen voor de rehabilitatie en uitbreiding van de fysieke infrastructuur van de rijstsector. Toerisme In de periode tussen januari en mei 2012 nam het aantal inkomende toeristen met 5,1% toe in vergelijking met dezelfde periode in 2011. Toeristen uit Nederland blijven de toeristische markt in Suriname domineren, ofschoon hun aantal in de verslagperiode met 3,7% daalde. De afname van inkomende Nederlandse toeristen kan wellicht verklaard worden uit de aanhoudende economische crisis in Europa. De regering streeft op de middellange termijn naar een jaarlijkse groei van 10% van inkomende toeristen in Suriname. In dit kader werkt het Ministerie van 12
Transport, Communicatie en Toerisme (TCT) aan de voorbereiding van een twintigjarig masterplan voor de toeristische sector, dat naar verwachting in de tweede helft van 2012 aan het parlement zal worden voorgelegd. Het plan zal toeristische zones in kaart brengen die uiteindelijk deel moeten uitmaken van de zone voor duurzaam toerisme in het bredere Caribische gebied. Met dit plan zal de Stichting Toerisme Suriname (STS) in staat zijn zichzelf te ondersteunen en onafhankelijk op te treden in de toekomst. Inflatie De inflatie nam af in de eerste helft van 2012, vooral vergeleken met dezelfde periode in 2011 (Tabel 4). Nadat de eerste- en tweede-ronde prijseffecten van de devaluatie van de Surinaamse munt en de verhoging van de brandstofbelasting aanvankelijk hadden geresulteerd in een tijdelijke stijging van de consumentenprijzen in de eerste vier maanden van 2011, nam de inflatiedruk vervolgens af als gevolg van prudente begrotings- en monetaire beleidsmaatregelen die tevens hielpen om de wisselkoers stabiel te houden. De lage inflatie hield aan in de eerste helft van 2012. De volatiliteit van de internationale olieprijzen en seizoensfactoren, in het bijzonder in verband met de lokale voedselprijzen, leidden tot kleine veranderingen in de maandelijkse inflatiepercentages. Afgezien van seizoensfactoren is de inflatie sinds maart 2012 negatief geweest rond een niveau van -0,2% per maand. Opmerkelijk is dat de helft van de sinds augustus 2011 opgetekende inflatie te wijten is aan prijsstijging voor huisvesting, voornamelijk als gevolg van hogere prijzen voor materialen en diensten voor woningreparatie en –onderhoud.
Tabel 4: Inflatie (%) Jan - jun 2011 Jan - jun 2012 Gemiddeld (op jaarbasis) Einde periode (op jaarbasis)
9,1 17,7
6,3 3,5
Bron: Algemeen Bureau voor de Statistiek
13
2.2
Betalingsbalans en wisselkoersbeleid
In de eerste zes maanden van 2012 toonde de betalingsbalans een forse verbetering. De balans was per saldo USD 69 miljoen hoger dan in de eerste helft van het voorgaande jaar (Tabel 5). De verbetering was te danken aan hogere overschotten op de lopende en financiële rekeningen.
Tabel 5: Betalingsbalans (In miljoen USD)
Saldo lopende rekening Saldo kapitaalrekening Saldo financiële rekening Totale balans Statistische verschillen Verandering in goud- en deviezenreserves (toename [-]) Per eind Toelichtingen: Goud- en deviezenreserves Invoerdekking (in maanden) Invoerdekking ( excl. Staatsolie, RGM, Suralco)
Jan-jun 2011 194,1 22,9 -218,0 -26,9 27,9
Jan-jun 2012 231,6 -6,3 88,7 -95,9 -218,2
-26,9
-95,9
Jun-11
Jun-12
745,4 4,0
905,3 5,2
5,0
7,1
Bron: Centrale Bank van Suriname * Voorlopige cijfers
Lopende rekening Het grotere overschot op de lopende rekening was vooral het resultaat van hogere grondstoffenprijzen. De export van grondstoffen was 18% hoger dan in de periode van januari tot en met juni 2011, terwijl de invoer van goederen 2% lager uitviel, als gevolg van de lagere gemiddelde brandstoffenprijzen.
14
Tabel 6: Lopende rekening
Goederen Diensten Inkomsten Overdrachten Saldo lopende rekening
(In miljoen USD) Jan - jun 2011 364,3 -127,2 -87,0 43,9
Jan - jun 2012 428,5 -149,1 -89,6 41,9
194,1
231,6
Bron: Centrale Bank van Suriname De export van goud steeg met ongeveer USD 125 miljoen tot USD 804 miljoen. Dit compenseerde ruimschoots de terugval van de aluinaarde export, die met meer dan 25% daalde tot USD 193 miljoen. Figuur 1 toont de samenstelling van de export in percentages.
Figuur 1: Export per grondstof (%-aandeel in totale exporten, eerste halfjaar 2012)
Goud 65% Overige 4% Aluinaarde 16% Olie 15%
Rijst 1%
Hout 1%
Vis 1% Overige 0% Bananen 1%
Groenten 0%
Bron: Centrale Bank van Suriname
15
De totale invoer van goederen nam met 2% af, hoofdzakelijk als gevolg van de dalende invoer van mineralen. Brandstoffen, voornamelijk uit Trinidad en Tobago, vertegenwoordigen circa 80% van deze invoer. Het tekort op de dienstenrekening steeg met 17%, voornamelijk als gevolg van betalingen aan buitenlandse bedrijven voor bouwwerkzaamheden bij Staatsolie en Rosebel Goldmines en als gevolg van een daling van de inkomsten uit zakelijke dienstverlening.
Het tekort op de inkomstenrekening bleef redelijk stabiel in vergelijking met de voorgaande periode. Deze netto uitstroom wordt veroorzaakt door dividenduitkeringen aan buitenlandse aandeelhouders, vooral in de mijnbouwsector, en rentebetalingen voor overheids- en particuliere schulden. De veel lagere rente-inkomsten bestaan voornamelijk uit rente die wordt ontvangen uit hoofde van beleggingen van commerciële banken in het buitenland. Het overschot op de rekening voor financiële overdrachten is voornamelijk afkomstig van inkomstenoverdrachten uit het buitenland die grotendeels bestemd zijn voor de ondersteuning van familieleden. Kapitaalrekening In het verleden vertegenwoordigden transacties voor ontwikkelingshulp uit Nederland het grootste deel van de kapitaalrekening. Nu er grotendeels een einde is gekomen aan de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, is er slechts een klein overschot op deze rekening, dat voornamelijk afkomstig is van particuliere giften. Financiële rekening Vergeleken met de forse uitstroom tussen januari en juni 2011 toont de financiële rekening voor de eerste helft van 2012 een aanzienlijk overschot (Tabel 7). Dit kan worden toegeschreven aan de herinvesteringsactivieiten van mijnbouwondernemingen, met onder meer een toename van de verplichtingen van hier gevestigde directe investeringsmaatschappijen aan hun buitenlandse groepsondernemingen.
16
Tabel 7: Financiële rekening (In miljoen US$)
Directe investeringen Overige investeringen Saldo financiële rekening
Jan - jun 2011 -15,8 -202,2 -218,0
Jan - jun 2012 39,0 49,7 88,7
Bron: Centrale Bank van Suriname Financiële transacties leidden tot een afname van de buitenlandse activa met ongeveer USD 89 miljoen. Het saldo van buitenlandse activa en passiva van banken en overige sectoren vertegenwoordigde een uitstroom van USD 60 miljoen in de eerste helft van 2012, vergeleken met een instroom van USD 221 miljoen in dezelfde periode in 2011. Het saldo van buitenlandse passiva daalde doordat de particuliere sector zijn buitenlandse schuld met circa USD 34 miljoen reduceerde, terwijl de netto passiva van de overheidssector ongeveer USD 5 miljoen hoger uitkwamen, met leningen van USD 40 miljoen en aflossingen van USD 35 miljoen. Goud- en deviezenreserves De goud- en deviezenreserves van de Centrale Bank stegen met USD 160 miljoen. Gemeten in invoerdekking, dekten deze reserves ongeveer 5,2 maanden aan invoer van goederen en diensten. Met uitsluiting van de invoer door mijnbouwondernemingen, die zichzelf financieren en geen aankopen van deviezen op de markt benodigen, bedraagt de dekkingsratio 7,1 maanden.
17
Tabel 8 Wisselkoersen
SRD per USD (gemiddelde verkoopkoers): Centrale Bank Banken/wisselkantoren Marge (%) SRD per EUR (gemiddelde verkoopkoers): Centrale Bank Banken/wisselkantoren Marge (%)
Jan-jun 2011
Janjun2012
3,291 3,286 0,2
3,350 3,346 0,1
4,629 4,702 -1,6
4,359 4,341 0,4
Bronnen: Centrale Bank van Suriname en Europese Centrale Bank (ECB) Wisselkoersbeleid De wisselkoers tussen SRD en USD bleef stabiel na de aanpassing aan het begin van 2011. Gemiddeld verschilde de koers van de Centrale Bank slechts marginaal van die van de banken en wisselkantoren. De binnenlandse schommelingen in de wisselkoers van de euro vielen samen met de bewegingen van de dollar/euro koers op de internationale valutamarkt. Het verschil tussen de SRD-EUR koersnotering van de Centrale Bank en de overige officiële wisselkantoren werd kleiner. Dit is deels het gevolg van de doeltreffendheid van het prudente monetaire en fiscale beleid dat de kredietgroei in de publieke en particuliere sector beperkte en het grotere vertrouwen van marktdeelnemers in de vaste wisselkoers. Bovendien was de ruime beschikbaarheid van vreemde valuta op de markt toereikend om aan de vraag naar deviezen van importeurs te voldoen. Tabel 9: Omzet valutamarkt
USD gekocht (US$ million) USD verkocht (US$ million) EUR gekocht (€ million) EUR verkocht (€ million)
Jan-jun 2011 93,3 117,5 99,8 87,9
Jan-jun 2012 158,1 186,3 83,8 74,4
Bron: Centrale Bank van Suriname 18
Een vergelijking van de halfjaarlijkse omzet op de binnenlandse deviezenmarkt tussen januari en juni 2012 en dezelfde periode in 2011 geeft blijk van een aanzienlijke toename van de omzet in USD (Tabel 9). De Centrale Bank deed meer aankopen van de opbrengsten van de mijnbouwexport en voorzag de markt van buitenlandse deviezen, voornamelijk voor de financiering van invoer. De omzet in euro nam af. Dit kan gekoppeld worden aan de afname van het aantal inkomende toeristen uit Nederland en de effecten van de staatsschuld- en begrotingscrisis in de eurozone.
19
2.3
Staatsfinanciën en staatsschuld
Inkomsten, uitgaven en financiering Het begrotingstekort nam in de eerste helft van 2012 in nominale termen toe, vergeleken met dezelfde periode in 2011. Als percentage van het zes-maanden bruto binnenlands product name het tekort met een half procent toe (Tabel 10).
Tabel 10: Staatsfinanciën (In miljoen SRD)
Inkomsten (inclusief schenkingen) Belastinginkomsten Niet-belastinginkomsten Kapitaalinkomsten Schenkingen Uitgaven Lopende uitgaven Kapitaaluitgaven Netto leningen Totaal overschot (+) / tekort (-) (A) Financiering (I t/m III) (B) I. Extern (netto) II. Binnenlandse financiële instellingen en leveranciers III. Overige/Statistische afwijking Liquiditeitstekort (-) / overschot (+) (A + B) Liquiditeitsvoorziening voor de overheid Netto krediet (+) van Centrale Bank Netto krediet (+) van overige depositonemende instellingen Mutatie munten en muntbiljetten in omloop
Jan-jun 2011* 1.391,6 1.067,4 265,0 0,0 59,1
Jan-jun 2012* 2.035,3 1.485,8 549,5 0,0 0,0
1.628,2 1.360,5 267,7 0,0
2.292,8 2.046,2 246,5 0,0
-236,6
-257,5
113,2 75,7 12,8 24,7
37,8 27,1 17,1 -6,5
-123,4
-219,7
123,4 158,9
219,7 200,1
-34,8
20,7
-0,7
-1,0
Bronnen: Centrale Bank van Suriname en Ministerie van Financiën * Voorlopige cijfers. 20
De inkomsten uit de mijnbouwsector, exclusief loonbelasting, bedroeg SRD 661 miljoen in de periode van januari tot en met juni 2012, vergeleken met SRD 679 miljoen in dezelfde periode vorig jaar. De lagere inkomsten zijn te wijten aan een tijdsverschil voor de ontvangst van dividenden van Staatsolie. De grootste toename aan inkomsten was afkomstig van Iamgold, waar de belastingopbrengsten 18% hoger waren dan in de eerste zes maanden van 2011.
De overheid financierde het begrotingstekort voornamelijk met interne middelen met een opname van SRD 272 miljoen uit de overheidsrekening bij de Centrale Bank. Het merendeel hiervan bestond uit buitenlandse betaalmiddelen, met inbegrip van het gebruik van multilaterale kredieten en middelen voor de volledige terugbetaling van een schuld van ongeveer USD 22 miljoen aan de Amerikaanse overheid. Tevens reduceerde de overheid haar schuld aan de Centrale Bank met SRD 96 miljoen. Staatsschuld In juni 2012 was de totale staatsschuld volgens de internationale definitie met 12% gestegen ten opzichte van juni 2011. De staatsschuld volgens de definitie van de Wet op de Staatsschuld nam met 1% af. Het verschil in definitie wordt weergegeven in Tabel 11.
Ongeacht de definitie is er sprake van een duidelijke afname van de totale binnenlandse schuld die ruim binnen de grenzen van de Wet op de Staatsschuld blijft. De overheid betaalde een deel van haar kortlopende schuld aan de Centrale Bank af, waardoor de binnenlandse schuld volgens de internationale standaardomschrijving met 2% afnam. Er werd getrokken op leningen die gecommitteerd waren door de overheid. Dit leidde tot een afname van de niet-getrokken gecommitteerde leningen en daarmee tot een afname van de totale binnenlandse schuld met 6% volgens de nationale definitie. De verstrekking van binnenlandse leningen hield voornamelijk verband met overheidskredieten aan de particuliere sector, die met 21% toenamen. De schuld aan de particuliere sector bestond uit leverancierskredieten in verband met de uitvoering van verscheidene infrastructuurprojecten.
De externe schuld toonde op basis van de internationale definitie een toename van 29%. De stijging betrof voornamelijk multilaterale schuld die bestond uit leningen van de InterAmerikaanse ontwikkelingsbank voor projecten zoals de Nationale Volkstelling. De overheid 21
ontving ook een bilaterale lening van USD 9 miljoen van de Chinese regering. De afname van niet uitgekeerde verplichtingen op leningen met 30% leidde slechts tot een bescheiden groei van de totale externe schuld volgens de nationale definitie. In verhouding tot het BBP bedraagt de totale externe schuld volgens de nationale omschrijving naar schatting 19% van het BBP en blijft daarmee ruim onder de wettelijke grens van 35% van het BBP.
Tabel 11: Staatsschuld per type schuldeiser Jun 2011*
Jun 2012*
1.053,7 140,2 293,3 0,8
954,1 152,4 355,2 0,8
1.488,0
1.462,5
222,3
151,2
1.710,3
1.613,7
121,5 241,2 0,0 362,6 299,9
203,8 263,0 0,0 466,8 211,8
662,5
678,5
Totale schuld (internationale definitie)**
2.702,8
3.026,1
Totale schuld (definitie Wet op de Staatsschuld)**
3.929,7
3.886,7
Binnenlandse schuld in mln SRD Schuld aan CBvS Schuld aan andere banken Schuld aan overige particuliere sector Afgeroepen garanties en achterstallige betalingen Totale binnenlandse schuld (internationale definitie) Niet-afgeroepen garanties en alle niet-opgenomen leningen Totale binnenlandse schuld (definitie Wet op de Staatsschuld) Externale schuld in mln USD Multilaterale schuldeisers Bilaterale schuldeisers Commerciële schuldeisers Totale external schuld (internationale definitie) Alle garanties en niet-opgenomen leningen Totale externe schuld (definitie Wet op de Staatsschuld)
Bron: Bureau voor de Staatsschuld * Voorlopige cijfers. ** Externe schuld omgerekend tegen SRD 3,35 per US$ 1,00
22
2.4
Monetaire en financiële sector
Geld en krediet Een prudent monetair en wisselkoersbeleid stelde de Centrale Bank in staat om een nietinflatoire groei te handhaven, terwijl de wisselkoers stabiel bleef en de kredietverlening aan de particuliere sector bescheiden groei toonde.
In de eerste helft van 2012 nam de basisgeldhoeveelheid aanzienlijk toe als gevolg van een sterke toename van de reserves van de overige depositonemende instellingen bij de Bank (Tabel 12). De groei van M2 was echter bescheiden, vergeleken met de eerste helft van 2011. De verandering in de geldmultiplicator (“money multiplier”) wijst op een vertraging bij de liquiditeitscreatie door commerciële banken in de eerste helft van 2012.
Tabel 12: Ontwikkelingen in geldaggregaten (In miljoen SRD) Basisgeldhoeveelheid Chartaal geld Giraal geld M1 Overige deposito's Effecten m.u.v. aandelen (goudcertificaten) M2 (geldhoeveelheid in ruime zin)
Basisgeldhoeveelheid M1 M2 Ratio: Geldmultiplicator M2 Verandering (%)
Jun-11 Jun-12 1.627,1 2.180,9 615,7 674,5 2.746,2 3.259,3 3.361,9 3.933,8 2.919,7 3.379,2 104,6 110,5 6.386,2 7.423,5 Jaarmutatie in % 14,9 34,0 18,2 17,0 24,7 16,2
3,92 8,4
3,40 -13,3
Bron: Centrale Bank van Suriname
23
De groei van M2 was voornamelijk te wijten aan de instroom uit buitenlandse bronnen en de toename van de kredieten aan de particuliere sector (Tabel 31a). De sterke toename van uit het buitenland afkomstige liquiditeit hield verband met de grotere instroom van deviezen uit de goud- en oliesector. Bovendien accumuleerde de overheid reserves, waardoor de groei van M2 met SRD 125 miljoen afnam in vergelijking met juni 2011.
De omschrijving van overheidsfinanciering in paragraaf 2.3 is gebaseerd op veranderingen in vergelijking met december 2011. Wanneer wijzigingen in M2 vanuit deze invalshoek worden geanalyseerd, verandert de uitleg (Tabel 13b). De groei van M2 met SRD 714 miljoen in vergelijking met december 2011 werd voornamelijk veroorzaakt door een groter instroom vanuit het buitenland, opnamen door de overheid en een toename van de kredieten aan de particuliere sector.
Tabel 13: Oorzaken van veranderingen in M2 Tabel 13a (In miljoen SRD, jaarmutatie)
Netto buitenlandse activa Netto krediet aan overheid1) Krediet aan particuliere sector Overig Totaal
1)
Jun-11 Jun-12 1.118,9 616,6 138,6 -124,4 608,3 443,7 -602,8 101,4 1.263,0 1.037,3
Tabel 13b (In miljoen SRD, versus december vorig jaar)
Netto buitenlandse activa Netto krediet aan overheid1) Krediet aan particuliere sector Overig Totaal
Jun-11 1.032,5 88,6 389,0 -649,1 861,0
Jun-12 217,1 220,8 222,4 53,2 713,5
Bron: Centrale Bank van Suriname Inclusief mutaties in munten en muntbiljetten in het bezit van het publiek.
24
Tabel 14 geeft een overzicht van de kredietverstrekking in binnenlandse en buitenlandse valuta en de gemiddelde rentevoeten.
Tabel 14: Kredieten en rentetarieven voor overige deposito-instellingen
Periode SRD: Krediet en beleggingen (miljoen SRD) Gemiddelde leenrente (%) Gemiddelde depositorente (%)
Jun-11
Jun-12
2.201,4 11,6 6,4
2.498,1 11,9 6,8
USD: Krediet en beleggingen (miljoen US$) Gemiddelde leenrente (%) Gemiddelde depositorente (%)
312,3 9,6 2,7
368,4 9,5 2,6
75,2 9,8 0,9
93,4 10,0 0,8
EUR: Krediet en beleggingen (miljoen Є) Gemiddelde leenrente (%) Gemiddelde depositorente (%) Bron: Centrale Bank van Suriname
De kredietportefeuille in SRD per eind juni 2012 was met 13,5% toegenomen ten opzichte van eind juni 2011. Ongeveer 86% van de kredieten werd verleend aan indirect productieve sectoren, zoals transport, opslag en communicatie. De resterende 14% werd verleend aan direct productieve sectoren, zoals mijnbouw en de bouwsector. De gemiddelde rentetarieven stegen licht.
Het krediet in Amerikaanse dollar steeg met 18%, ondanks de hogere kasreservevereisten. De indirect productieve sectoren ontvingen 73% van het totale krediet, terwijl 27% bestemd was voor de direct productieve sectoren. Handel, transport en opslag, en communicatie ontvingen het merendeel van het krediet voor indirect productieve sectoren. In de andere categorie waren mijnbouw (40%) en industrie (17%) de belangrijkste ontvangers van krediet. De rentetarieven daalden licht.
25
De uitstaande kredieten in euro stegen met 24%. Het groter valutarisico van de euro, vanwege de volatiliteit van de wisselkoers van de euro tegenover de SRD, had weinig invloed op het leengedrag van het publiek. Ongeveer 21% van deze leningen werden verstrekt aan direct productieve sectoren en ongeveer 76% werd verstrekt aan de indirect productieve sectoren. De wijzigingen in de rentetarieven waren minimaal.
Tabel 15: Financiële dollarisering Omschrijving I. II. III. IV.
Vreemde valuta deposito’s van ingezetenen Totale deposito´s 1) Vreemde valutakredieten aan particuliere sector Totaal krediet aan particuliere sector 2)
V. VI. VII.
Depositodollarisering (I als percentage van II) Kredietdollarisering (III als percentage van IV) Financiële dollarisering (I+III als percentage van II+IV)
Jun-11
Jun-12
3.117,5 5.481,5 1.367,6 3.425,9
3.459,3 6.490,2 1.574,5 3.868,2
56,9 39,9 50,4
53,3 40,7 48,6
Bron: Centrale Bank van Suriname 1) Som van de deposito´s van particulieren in binnen- en buitenlandse valuta bij overige depositonemende instellingen 2) Som van de kredieten aan particulieren in binnen- en buitenlandse valuta bij overige depositonemende instellingen
Tabel 15 geeft een overzicht van de financiële dollarisering in de banksector. De graad van dollarisering voor deposito’s daalde, maar is voor de banksector als geheel nog steeds hoog gemeten aan internationale standaarden. De autoriteiten hebben sinds 2011 maatregelen genomen om aan dollarisering het hoofd te bieden. Stabiliteit van het financiële stelsel Het financiële stelsel wordt beheerst door de commerciële banken, die in het bezit zijn van meer dan 70% van de totale activa van de financiële instellingen die onder het toezicht van de Centrale Bank vallen. De beoordeling van de gezondheidstoestand van financiële instellingen is een onlosmakelijk onderdeel van de toezichthoudende rol van de Centrale Bank. Tabel 16 toont een aantal indicatoren die hiervoor worden gebruikt. 26
Tabel 16: Indicatoren voor de financiële stabiliteit van banken (%) Kapitaaldekkingsgraad Verplichte kapitaalreserve Verplichte Tier-I kapitaalreserve versus risicogewogen activa Kapitaal (netto) versus activa Kwaliteit van de activa NPL’s ten opzichte van bruto leningen NPL's na aftrek kapitaalvoorzieningen Winst en winstgevendheid ROA ROE Liquiditeit Liquide activa ten opzichte van totale activa Liquide activa ten opzichte van totale kortlopende passiva
Jun-11
Jun-12
11,5 10,2 6,0
11,9 10,8 6,0
8,2 48,7
7,3 38,9
1,6 21,6
2,1 15,1
27,2 49,8
31,6 57,0
Bron: Centrale Bank van Suriname
De banksector lijkt goed gekapitaliseerd, redelijk winstgevend en uitermate liquide. De kapitaaldekkingsgraad, die kan worden beschouwd als een indicator die meet in hoeverre de balansen van banken bestand zijn tegen mogelijke schokken, verbeterde licht en ligt boven het wettelijke minimumvereiste van 8%. Dit is ook het geval bij de Tier-I kapitaalratio’s, waarvoor een minimumeis van 4% geldt. De eigen vermogendekkingsgraad, die de mate weergeeft waarin de activa van een bank worden gefinancierd met eigen kapitaal en reserves, bedraagt nog steeds 6%.
De voorziening voor de zogeheten non-performing loans (NPL) nam af in vergelijking met de eerste helft van 2011. Dit kan erop wijzen dat banken gebruik hebben gemaakt van de voorzieningen om NPL’s af te schrijven. Er bestaat geen internationale standaard voor een aanvaardbare NPL-ratio, maar 7% wordt over het algemeen als hoog beschouwd.
De Return on Equity (ROE) van commerciële banken daalde tot rond 15%, maar de rentabiliteitsratio’s kunnen als redelijk worden aangemerkt in vergelijking met de regio. In maart 27
2012 bedroeg de ROE van het bankstelsel in Trinidad en Tobago 15%, terwijl dit 7,6% was in Barbados. De banken beschikken over voldoende liquide middelen om aan hun kortlopende verplichtingen te voldoen en lijken te beschikken over ruime en onderbenutte liquiditeit voor leendoeleinden. Dit kan een verklaring zijn voor de afname van hun rentabiliteit.
28