In dit nummer: 3
Mogelijkheden van windenergie nog steeds onderschat ................
Kritisch bekeken 7 Schone technologie ......................................... 7 Wit vlees ................................................. Oost-Groningen" milieu ~n werkgelegenheid ..................... 7 ’Natuur en milieu’ is het maandblad van de Stichting Natuur en Milieu
’Afwijkende’ boeren leveren geen pasklare modellen voor rendabele en milieuvriendelij ke bedrijfsvoering .............................8
Eindredactie: drs. Marijke M. A. Brunt en Vic Langenhoff
Het landelijk gebied de regering een zorg ........................
Aan dit nummer werkten verder mee: drs. R. Boeringa drs. Irene Dankelman Eliane Heldring (index) P. ’Nijhoff dr. S. Parma dr. L. Reijnders drs. Chr. Westra
Wat onze aandacht heeft Begrotingsbehandeling Milieuhygi~ne .........................27 27 Verbetervariant rijksweg 62 .................................. 28 LPG ..................................................... 28 Toxic substances ........................................... Intemationaal geco6rdineerd onderzoek ........................28 Te weinig aandacht voor ge’integreerde landbouw .............-... 29 Pleidooi ontwikkeling ’stromingsbronnen’ . ...................... 29
Druk: De Volharding, Amsterdam Abonnementen: f 30, per jaar.
Giro 51880 t.n.v. Natuur en Milieu ab. adm., ’s-Graveland, ondet vermelding van ’abonnement Natuur en Milieu’. Toezending losse nummers f 4, (f 2,50 + f 1,50 verzendkosten), giro 51880 t.n.v. Natuur en Milieu ab. adm.. ’s-Graveland. Overname tekst en illustraties: Overname tekst is toegestaan (met bronvermelding); voor ovemame illustraties dient men contact op te nemen met de redactie. Kopij: Kopij en suggesues voor kopij zijn van harte welkom bij de redactie. Adres redactie en administratie: Noordereinde 60, 1243 JJ ’s-Graveland, tel. 035-62004.
Dit tijdschrift is gedrukt op ~ kringlooppapier Bij de voorplaat: Het onderzoek naar windenergie maakt sndle vordedngen, maar /aet overkeidsbeleid loopt weer ackteraan. De tekemng toont een experimentde windturbine van bet ECN, met een asvermogen van 300 kW, een rotordiameter van 25 men een askoogte van 22 m. n+m 80/12/~
18
19 Index Natuur en Milieu 1979/1980 ................................ ’Zachte’ energie en haar maatschappelijke gevolgen ..................23
Verlenging bijdrageregeling knotbomen ........................ ,29 Uit het bestuur ................................................
30
Actie in het land Nederlandse activiteiten bescherming Zuidpool .................. 31 31 Geinboulevard ............................................ 32 Inzendingen Nijkampprijs ...................................
Publikaties Ons leven verzuurt de neers!ag ..................... " ........... Bescherm onze inheemsevleermuizen ......................... : De Makkumerwaarden ....................................... Stort en opslag in het Sticht ........................ ~ .......... Bemesting, waterhuishouding en intensivering in de landbouw en het natuurlijke milieu .......................................... Utopics .................................................. Energetisch slokje melk ..................................... Energie, groei en ecologie .................................... Expositie Energie Anders .................................... Tentoonsteliing Energie Edukatief ............................ Milieu-agenda ..................................................
33 33 34 34 35 36 36 36 36 36 37
37 Adreswijzigingen, opgeheven werkgroep ...........................
Bericht aan de abonnees en de begunst@ers van Natuur en Milieu U ontvangt in december de acceptgirokaart voor uw abonnement/bijdrage voor 1981. De abonnementsprijs van het maandblad ’Natuur en milieu’ wordt, in verband met de gestegen druk- en verzendkosten, met ingang van 1981 verhoogd van f 30, - tot of 35, -, De bijdrage van de begunstigers van de Stichting wordt minimaal of 70,- en van de ondersteunende orga~isaties of 100, -. P. R. Leopold, penningmeester
Mogel~~kheden w~ndenerg~e nog steeds onderschat door Chris Westra Ruimtelijke aspecten Aanvankelijk werd bij toepassingen van windenergie in Nederland gedacht aan grote windmolenparken. Grote molens, met diameters groter dan 50 meter, zouden in groepen van minimaal 50 .worden geplaatst. In een ruimtelijke verkenni~g, uitgevoerd door her Energie-onderzoek Centrum Nederland (ECN), her Ministerie van Ruimtelijke Ordening en her Ministerie van Economische Zaken, bleek dat op die manier de totale Nederlandse elektriciteitsbehoefte kon worden opgewekt(1). Hiervoor zouden dan 52. van dergelijke windmolenparken n0odzakelijk zijn, buiten de stdden. Maar her is uiteraard ook mogelijk kleine molens in’de bebouwde omgeving te plaatsen. Bij een derge.lijke gedecentraliseerde energievoorziening wordt dicht bij de gebruiker de elektriciteit of warmte opgewekt. Hierdoor worden de transportverliezen beperkt en blijft het vrije veld ongerept. Ruimtelijk gezien zijn er geen problemen bij her plaatsen van windmolens in de bebouwde omgeving. Molens kunnen voldoende uit elkaar worden geplaatst, zodat ze elkaars wind niet wegvangen en toch voldoende elektriciteit leveren voor de plaatselijke woningen(2). Maar goede molens zijn er nog niet. Wie vandaag. besluit z’n radio te laten spelen op windstroom heeft een zeer beperkte keus in de aanschaf van een betrouw-, bare windmolen. Je kunt er zelf een bouwen, maar daar komt heel wat voor kijken. Her makkelijkste blijft het om er een te kopen. De meest verkochte windmolen in Nederland is de Wincharger: een 12 volts molentje met loodaccu’s als opslag. De Wincharger levert s!echts 450 kWh per
jaar. Een normaal huishouden heeft per jaar genoeg aan 2000kWh. Een Wincharger wordt dan ook meestal aangeschaft door zeer zuinige elektriciteitsgebruikers, zoals woonbootbewoners. Grotere molens die in Nederland te koop zijn leveren reel te veel elektriciteit en zijn vrij kostbaar. Een 220-Voltmolen van de firma Lagerweij van de Loenh0rst levert voldoende energie voor ca. 15 huishoudens en kost ca. 40.000 gulden. Deze molen wordt aan het openbare elektriciteitsnet gekoppeld; wanneer de door de molen geleverde elektriciteit niet
Eind ditjaar loopt bet Nationaal Onderzoeksprogramma Windenergie af Daarom wordter momenteel bij /set ECN /sard gewerkt aan vervolg onderzoeksvoorstellen, die zullen worden ingediend bij /set Ministerie van Economisa/se Zaken. Wil Nederland bijblijven bij de internationale ontwikkelingen op /set gebied van windenergie, dan zal er in Den Haag meer geld voor moeten worden uitgetrokken. Niet alleen voor wetensc/sappelijk onderzoek, maar ook voor de ondersteuning van (demonstratie)projecten en de ontwikkeling van de industrigle produktie. Drs. C/sris Westra werkt bij de Interfacultaire Vakgroep Milieukunde van de Universiteit van Amsterdam en is auteur van !set zojuist bij de Eko!ogisc/se Uitgevenje (A ’dam)verscisenen Windwerkboek. Red. ten. Er zijn nog enkele andere Nederlandse bedrijven bezig met de ontwikkeling van middelgrote molens (diameters fond de 10 meter). Nieuwe ontwikkelingen De huidige stand van ontwikkeling van de windmolen is te vergelijken met die van de vliegtuigbouw in de dertiger jaren. Er is een politieke cri-
nodig is wordt deze aan het net geleverd. Per geleverde kwh ontvangt men dan van her elektriciteitsbedrijf een brandstofvergoeding van ca. 5 cent. Er worden dan door het elektriciteitsbedrijf rwee kwh meters bij de moleneigenaar geplaatst en er wordt een terugleveringscontract afgeslo-
keling van windenergie weer op gang te brengen: de olieboycot van 1973. Windmolens hebben nog geen fundamentele ontwikkeling doorgemaakt. Volgens de onderzoeksgroep van de TH Delft onder leiding van Theo van Holten kan men het vermogen van een molen minstens ~eemaal zo groot maken door vleugeltjes te monteren aan het eind van de wieken. De vleugeltjes zorgen ervoor dat er meer lucht door het rotoroppe~lak wordt gezogen, waardoor er meet n+m 80/1273
energie aan w0rdt onttrokken. Als men-ook hog een speciale vorm aan de wiek geeft is het niet uitgesloten dat in de toekomst het vermogen kan worden vertienvoudigd. Dit zou een enorme doorbraak betekenen voor de windenergie. Ook voor de industri~le activiteit is dit een belangrijk onderzoek. Voorzichtige s.chattingen geven een kostenveilaging aan van 30%. Overheidsbeleid beneden de maat In het overheidsbeleid voor de elektriciteitsvoorziening wordt windenergie als een marginale energiebron gezien. Dat is voornamelijk toe te schrijven aan de onwetendheid en het gemis aan creativiteit bij de diverse overlegcommissies en scenarioschrijvers. Het is niet duidelijk welk beleid men wil voeren op het gebied van duurzame energiebronnen. Men is met name voorzichtig omdat het gaat over een str0omleverancier waar je niet altijd op kunt rekenen. Men vergeet ge.makshalve dat je ook niet altijd op de huidige centrales kunt rekenen! Voor de rentabiliteit van de huidige centrales (en misschien voor de windmolens) worden de mogelijkheden van een ’natte’ Markerwaard onderzocht..Het zgn. plan:Lievense maakt het in de eerste plaats mogelijk dat de rentabiliteit van de conventionele centrales verbetert. ’s Nachts pompt men water op met goedkope nachtstroom. De piekbelasting wordt opgevangen door het water door turbines te laten ’vallen’ en daarmee generatoren aan te drijven. Uiteraard kunnen ook windmolens worden gebruikt voor het oppompen manier wordt opgeslagen. Er is echter hog m~r mogelijk met windenergie, In Nieuwegein worden vanuit de elektrici,teitscentrale de elektrische warmwaterboilers in de wijken ingeschakeld op het moment dat de belasting laag is. De extra belasting van de bo.ilers zorgt er dan voor .dat de centrale ge!ijkmafig belast blijft, Men past de vraag aan het aanbod aan. Dat is ook bij windmolens toepasbaar. Bij voldoende wind kunnen ze extra worden ingeschakeld.
Verschillende typen windmolens getekend door Rudolf Das bij het plan Lievense voor een ’natte Markerwaard’: ~1. horizontale as windmolens uitgerust met "tipvanes" 2. weerstandsmolen 3. windmolens met vertikale as (let op de combinatie met hoogspanningsmasten)
. ’miracomputer
_.~~. Prioriteit 1..]
2 ~ Prioriteit
~
voorbeelden verlichting -- radio, televisie etc. -- stofzmger -- strijkijzer koelkast (met extra capaciteit) -- boiler (met extra capaciteit) wasmachine (gevuld met warm water uit boiler) ruimte verwarming (in combinatie met cv-installatie)
~-- openbaar elektriciteitsnet
Voorbeeld van gebruik van minicomputer bij windmolen
Geluidsbronnen van een windmolen: (A) de rotor; (B) overbrenging (randwiden); (C) mast en overige constructie
1 ro~orblad;2 rotor: 3. molenhuis: 4. kruilager; 5. aluminium mast; 6. scharnierpunt: 7. funderingsplaat; 8. generator; 9. fundenng; 10. tuidraad: 11. lier; 12. elektriciteitskabel; 13. regelpaneel; 14. accurs.
Opslag van elektriciteit Een aantal jaren geleden was een discussiepunt: ’War doe je als her niet waait en je elektriciteit wilt gebruiken?’. Nu is de vraag: ’War doe je als bet hard waait met alle elektriciteit die je niet direkt nodig hebt?’ Het is mogelijk door middel van een microcomputer meet of minder belasting in te schakelen naarmate her meet of minder waait. Door nu de opslagcapaciteit van bijvoorbeeld een boiler te vergroten zodanig dat er windstille periodes mee kunnen worden overbrugd, is 100% ’windwarmwater’ haalbaar. Bij een koelkast is hetzelfde denkbaar. Op die manier kan in verschillende apparaten opslag worden gecre~erd. De microcomputer schakelt dan bij een opkomende wind die belasting in die de elektriciteit op dat moment her hardst nodig heeft. Bijvoorbeeld een koelkast waarvan de temperatuur tot -3 ° is opgelopen. Aan de hand van her windaanbod ter plaatse en de vraag naar elektriciteit van de diverse apparaten is uit te rekenen hoe groot de molen en de opslagcapaciteiten moeten zijn. We hebben her dan nog niet eens gehad over de mogelijkheden in de industrie. Daar is opslag mogelijk in (half)produkten. Toen de bakkers hog afhankelijk waren van de molenaars hebben we ook nog nooit een snee brood minder gegeten omdat het niet waaide.. De molenaar zorgde voor een meelvoorraad. Door de vergaande automatisering zou dat nu met veel produkten ook weer mogelijk zijn, zonder op winderige zondagen te moeten werken. Warmte-krachtkoppeling Een be!angrijke antwikkeling in de industrie is het .toenemend gebruik van warmte-krachtkoppeling. Bij dit proces wordt met een zeer hoog rendement warmte en elektriciteit uit fossiele brandstoffen gewonnen. De Vereniging van Krachtwerktuigen heeft berekend dater in de industrie met deze methode net zoveel elektrisch vermogen is op te wekken als nu in de centrales staat opgesteld~ Dit kan voor de toekomst betekenen dat de overheidszorg voor elektriciteit in de industrie (ca. 50% van het totaal) n+rn 80/12/5’
tot een minimum zal worden beperkt. Milieu-problemen vallen mee Er zijn tot nu toe drie belangrijke punter, die als problemen van de windenergie worden gezien nog niet aan de orde geweest: visuele vervuiling; Himaatveranderingen ten gevolge van het remmen van de wind door molens; het geluid dat molens produceren. Over de visuele vervuiling k’unnen we kort zijn. Natuurlijk moeten molens vrij staan om wind te vangen. Je kunt molens niet wegstoppen. Het blijven opvallende elementen in het land~ schap. Maar wat voor flatgebouwen geldt, geldt ook voor windmolens: voorkom eentonigheid door verschillende typen en molens van verschillende grootte te plaatsen. Verschillende molens zijn ook noodzakelijk ¯ nit een oogpunt v.an gedecentraliseerde elektriciteitsopwekking. Er zullen optimale molens moeten komen bij verschillende gebruikers. Molens van 2000 kWh per jaar zullen in woonwijken geen angstaanjagende kolossen zijn. D~igr hoeft immers niet de elektriciteit voor de industrie te worden opgewekt. Grotere industriemolens zullen bij de bedrijven moeten worden geplaatst. Het vrije veld moet molenvrij blijven. AIs molens op deze manier zullen worden toegepast zal een-gedeelte van het hoogspanningsnet niet meer nodig zijn. Er zal dan geen transport meet hoeven plaats te vinden van grote hoeveelheden energie over grote afstanden. De visuele vervuiling door hoogspanningsmasten zal dus verminderen.
len zijn drie geluidsbronnen aanwijsbaar" 1. de draaiende rotor in de luchtstroom’ 2. de tandwielkast (de overbrenging) en eventueel de generator; 3. de trillingen in de mast en in de overige constructies (zie de tekening). Algemeen geldt dat hoe groter de diameter van een molen is, des te minder lawaai hij maakt. Ook neemt het geluidsnivea.u af met het aantal wieken. Bij een tweebladige rotor veroorzaakt een beschadiging aan een wiek al snel extra geluid.
Meer wieken, minder lawaai (foto: Chris Westra)
Rotoren met meerdere wieken maken geen lawaai omdat ze veel langzamer draaien. Het is te vergelijken met bet piepende geluid van een _niet goed eJ’- bij ~" ...... 1 Het remmen van de wind door wind- heid en het zoevende geluid van een molens zou voor ]2et klimaat .beteke- oudhollandse windmolen.nen dat we terug gaan in de tijd. Geluid is energie. Als een molen bij Door de ontbossingen die op grote normale wind veel geluid produceert, schaal hebben plaatsgevonden is niet is er iets mis met de vorm van de wiealleen het CO2 gehalte, maar ook de ken: er gaat energie verloren.Goede windkracht, toegenomen. Windmo- molens maken geen lawaai. lens zouden dus het ’oorspronkelijke De tweede geluidsbron is gemakkeklimaat’ kunnen terugbrengen. lijk te isoleren. Om de tandwielkast Een probleem dat door velen wordt en generator moet geluiddempend genoemd als het gaat om windener- materiaal worden aangebracht. Ook gie, is bet lawaai dat windmolens is een verbeterde constructie van de zouden produceren. Bij een windmo- tandwieloverbrenging denkbaar, zo-
als bijvoorbeeld schuine vertanding en twee wielen van verschillende materialen. Geluid in constructie en mast van de molen kan men voorkomen door ervoor te zorgen dat de frequentie ervan een andere is dan die waarmee de rotor draait. Om te voorkomen dat een buismast als een soort klankkast gaat fungeren kan hij worden volgeschuimd met een kunststof (midden in her schuim en de mast komt dan een ruime pijp voor de afvoer van de stroomdraden). Bij de constructie van een .molen moet worden gelet op een geluidsarme werking. In een normale wind mag het geluid van de molen niet veel boven bet achtergrondgeluid uit: komen. De windmolens die momenteel in Nederland worden geproduceerd zijn ontworpen zonder dat is gelet op geluidsproducerende onderdelen. Er moet daaro.m niet al te veel waarde worden toegekend aan een onlangs gepubliceerde studie naar de plaat-. singsmogelijkheden van windmolens aan de hand van toelaatbare geluidsniveau’s(3). Deze studie is verricht op basis van gegevens van een molen waarvan de twee wieken niet goed waren afgewerkt. Daarbij komt dat het betrokken model nu wordt verkocht met drie langzamer draaiende, goed afgewerkte wieken. Twee van deze verbeterde molens van de fa. Lagerweij van de Loenhorst zullen worden geplaatst in Camperduin in Noord-Holland, dichtbij Petten, Zij gaan de elektriciteit leveren aan 28 nieuwbouwwoningen. In dit project werken het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland (PEN) en het ECN samen. Een goede start voor de gedecentraliseerde toepassing van wifidenergie.
Literatuur (1) J. M. van de Berg e.a., Ruimtelijke aspekten van de grootschalige toepassing van windenergie in Nederland, Nationaal Onderzoekprogramma Windenergie, mei 1978. (2) C. A. Westra en H. Tossijn, Windwerkboek. Ekologische Uitgeverij Amsterdam. 1980. (3) I~ Arkesteijn, A. Bleyenberg enJ. van Dalen. Voorlopige verkennende studie Geluidsaspekten van Kleine windturbines en meetresultaten van de Klaver 10 turbine. Centrum voor Energiebespating Rotterdam. 1980.