Tarievennota 2015
1
Inhoudsopgave Toelichting per belastingverordening...................................................................................................... 4 Onroerende zaakbelasting................................................................................................................. 4 Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting....................................................................................... 4 Hondenbelasting................................................................................................................................ 5 Forensenbelasting.............................................................................................................................. 5 Afvalstoffenheffing.............................................................................................................................. 6 Rioolheffing........................................................................................................................................ 6 Begrafenisrecht.................................................................................................................................. 7 Leges.................................................................................................................................................. 7 Marktgeldverordening......................................................................................................................... 8 Precariorecht...................................................................................................................................... 9 Tarieven belastingen en heffingen 2015............................................................................................... 10 Verordeningen...................................................................................................................................... 14 Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2015...................................... 15 Tarieventabel behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing 2015. ....................................... 16 Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2015 ....................................... 18 Verordening op de heffing en de invordering van leges 2015.......................................................... 20 Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Wormerland 2015......................................... 22 Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2015 ......................................... 40 Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2015................................. 43 Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening lijkbezorgingsrechten 2015’.................................. 46 Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2015 ...................... 49 Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015................................................. 52 Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2015............................................... 55 Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015................................................................................................................................................. 58 Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2015 ........................................ 62 Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2015’................................................................................................................ 65
2
Inleiding Geachte leden van de gemeenteraad, Geachte lezer, In deze Tarievennota 2015 treft u onze voorstellen op het gebied van de gemeentelijke belastingen voor het komende jaar aan. De kracht van deze Tarievennota is een overzichtelijke bundeling van alle belastingen/heffingen die in de gemeente Wormerland geheven worden. In de nota worden zowel de verordeningen als beleidsmatige aspecten met betrekking tot de belastingen/heffingen behandeld. Bij het samenstellen van deze Tarievennota hebben wij ons laten leiden door de uitgangspunten die door uw raad in de Kadernota 2015 en de in begroting 2015 zijn vastgelegd. Voor 2015 is het inflatiepercentage vastgesteld op 1,5%. Op grond hiervan zijn de meest recente ontwikkelingen in deze tarievennota verwerkt. Het kan zijn dat door het verloop van de tijd of door nieuwe inzichten of informatie het soms noodzakelijk is geworden de eerder ingenomen standpunten te wijzigen. Wanneer dit het geval is zullen wij u bij het betreffende onderdeel in deze nota hierover informeren. Als gevolg van wettelijke wijzigingen en nieuwe inzichten zijn in enkele verordeningen tekstuele aanpassingen aangebracht. Ook zijn de verordeningen weer getoetst aan de modelverordeningen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), wat ons eveneens op onderdelen tekstuele wijzigingen in de verordeningen heeft doen aanbrengen. Het college van burgemeester en wethouders van Wormerland de gemeente-secretaris a.i., de burgemeester,
J. Sutmuller
P.C. Tange
3
Toelichting per belastingverordening Onroerende zaakbelasting Voorstel: De opbrengst voor OZB voor het belastingjaar 2015 baseren op de opbrengst OZB 2014 inclusief een begrotingswijziging op grond van de zomernota 2014 verhoogd met 1,5 %. Reden van heffing: Algemeen dekkingsmiddel ter dekking van de gemeentelijke uitgaven. Beleidsafspraken: Het opbrengst van de OZB niet meer te laten stijgen dan het inflatiepercentage van 1,5%. Het percentage is verkregen door de totale opbrengst te delen door de totale WOZ waarden: Econ. waarde 2014 Prijspeil 01-01-2013
Econ. waarde 2015 Prijspeil 01-01-2014
Woningen eigenaren Niet-Woning eigenaren
€ €
1.421.365.532 265.037.902
€ €
Niet-Woning gebruiker
€
234.691.777
€
1.432.312.664 264.088.291
% verhoging inclusief areaal vergroting 0,7% -0,3%
222.939.983
Percentage 2014
-5%
Percentage 2015
Woningen
Eigenaar
0,1146%
0,1330%
Niet-Woning
Eigenaar Gebruiker
0,1762% 0,1357%
0,1748% 0,1469%
Woningen
Eigenaar
Verwachte opbrengst 2014 € 1.628.885
Verwachte opbrengst 2015 € 1.904.420
Niet-Woning
Eigenaar Gebruiker
€ €
466.996 318.476
€ €
461.620 327.412
Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting Voorstel: De opbrengst voor de roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting voor het belastingjaar 2015 baseren op de opbrengst voor de roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting 2014 verhoogd met 1,5%. Reden van heffing: Dit betreft een belasting op roerende woonruimten (alleen voor wat betreft het eigenarendeel ) en bedrijfsruimten, welke duurzaam aan een plaats gebonden zijn. Verder moeten deze woon- en bedrijfsruimten dienen tot permanente bewoning of permanent gebruik. Het gaat bijvoorbeeld om woonschepen. Tenslotte gelden voor deze roerende belastingen dezelfde regels en procedures als voor de OZB
4
Beleidsafspraken: De verordening van de roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting (R.W.B.B.) is eveneens als de OZB-verordening getoetst aan de modelverordening van de VNG. De veranderingen zoals beschreven bij de onroerende zaakbelasting zijn ook van toepassing op de R.W.B.B.. Deze belasting is complementair aan de OZB. Het percentage voor de roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting is gelijkgesteld aan het OZB percentage voor woningeigenaren. Overzicht baten: Percentage 2014 Woningen
Eigenaar
Roerende woon- en bedrijfsruimte belasting
Percentage 2015
0,1146%
aanslagen 2014 93
opbrengst 2014 € 16.238
0,1330%
aanslagen 2015 93
opbrengst 2015 € 16.482
Hondenbelasting Voorstel: De tarieven voor hondenbelasting voor het belastingjaar 2015 baseren op de tarieven voor hondenbelasting 2014 verhoogd met 1,5 %. Reden van heffing: Het belastbare feit voor de hondenbelasting is het houden van een hond. De hondenbelasting wordt geheven van de houder van de hond. Dat hoeft niet de juridische eigenaar te zijn. Houder van een hond is degene die feitelijke macht over de hond uitoefent, eigenlijk de “baas”. De hondenbelasting wordt geheven naar het aantal honden. Het tarief mag degressief, proportioneel of progressief zijn. Beleidsafspraken: Hondenbelasting is een algemene belasting met als doel primaire inkomsten te genereren Het beleid is dat jaarlijks 1/3 van de gemeente wordt gecontroleerd op: a. de actualiteit van het huidige hondenbestand; b. de actualiteit van de vrijstellingen zoals verleend onder artikel 3 van de verordening inzake hondenbelasting; c. de aanwezigheid van niet-geregistreerde honden binnen de gemeentegrenzen. Overzicht baten: Hondenbelasting
aanslagen 2014 911
opbrengst 2014 € 65.143
aanslagen 2015 911
opbrengst 2015 € 66.120
Forensenbelasting Voorstel: De tarieven voor forensenbelasting voor het belastingjaar 2015 baseren op de tarieven voor forensenbelasting 2014 verhoogd met 1,5%.
5
Reden van heffing: Forensenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen die geen hoofdverblijf in de gemeente Wormerland hebben, maar wel 90 dagen of meer kunnen beschikken over een gemeubileerde woning in de gemeente. In Wormerland wordt forensenbelasting geheven op basis van de gedachte dat forensen profiteren van allerlei activiteiten en voorzieningen van de gemeente, zonder dat Wormerland hiervoor een tegemoetkoming uit het Gemeentefonds ontvangt. Beleidsafspraken: Geen Overzicht baten: Forensenbelasting
aanslagen 2014 34
opbrengst 2014 € 11.255
aanslagen 2015 34
opbrengst 2015 € 11.424
Afvalstoffenheffing Voorstel: Wij stellen u voor het tarief afvalstoffenheffing voor het belastingjaar 2015 te baseren op het tarief voor 2014 verhoogd met 1,5%. Reden van heffing: Doorberekenen van de kosten, die gemaakt zijn om huishoudelijk afval in te zamelen en te (laten) verwerken. Beleidsafspraken: 100 % kostentoerekening. Gelet op de hoogte van het egalisatiefonds is het acceptabel het verschil tussen inkomsten en uitgaven te dekken uit het egalisatiefonds. Overzicht baten en lasten: De kosten voor het inzamelen en verwerken van huishoudelijk en bedrijfsafval voor 2015 zijn als volgt geraamd: De totale lasten voor 2015 bedragen € 1.577.096 forfaitaire toeslag BTW-compensatiefonds € 284.499 (1) Totale kosten € 1.861.595 De totale te verwachten inkomsten afvalstoffen stellen wij voor 2015 op:
€
1.787.216
(1) “In de afvalstoffenheffing mag als last meegenomen worden de BTW die gedeclareerd kan worden bij het BTW Compensatiefonds (BCF), zowel de exploitatie-BTW als de investerings-BTW (gedeelte in kapitaallast) binnen de kosten afval. Immers de gemeenten zijn gekort op de Algemene uitkering uit het gemeentefonds voor de BTW die gemeenten kunnen declareren bij dit Compensatiefonds (BCF). Dit is de wettelijke compensatie die gemeenten kunnen opvoeren in hun afvalstoffenheffing”.
Voor de ontwikkeling van de reserve verwijzen we naar de Programmabegroting 2015-2018
Rioolheffing Voorstel: De tarieven voor rioolheffing voor het belastingjaar 2015 baseren op de tarieven voor rioolheffing 2014 verhoogd met 1,5%, zijnde de inflatiestijging. Reden van heffing:
6
Doorberekenen van de kosten voor aanleg, onderhoud en exploitatie van de gemeentelijke riolering aan belanghebbenden.
Beleidsafspraken: 100% kostentoerekening. Overzicht baten en lasten: De kosten voor 2015 zijn als volgt geraamd: De totale lasten riool voor 2015 bedragen forfaitaire toeslag BTW-compensatiefonds Totale kosten
€ € €
1.468.331
De totale te verwachte inkomsten rioolheffing 2015
€
1.511.256
(1) 1.632.243
(1) “In de rioolheffing mag als last meegenomen worden de BTW die gedeclareerd kan worden bij het BTW Compensatiefonds (BCF), zowel de exploitatie-BTW als de investerings-BTW (gedeelte in kapitaallast) binnen de kosten afval. Immers de gemeenten zijn gekort op de Algemene uitkering uit het gemeentefonds voor de BTW die gemeenten kunnen declareren bij dit Compensatiefonds (BCF). Dit is de wettelijke compensatie die gemeenten kunnen opvoeren in hun rioolheffing”.
Het geraamde tekort wordt gedekt uit de egalisatiereserve riool. Voor de ontwikkeling van de reserve verwijzen we naar de Programmabegroting 2015-2018
Begrafenisrecht Voorstel: De tarieven voor Begrafenisrechten voor het belastingjaar 2015 te verhogen met 1,5%. Reden van heffing: Doorberekening van de lasten die verbonden zijn aan teraardebestellingen, de administratieve afhandeling en het onderhoud aan de begraafplaatsen. Beleidsafspraken: 100% kostendekkendheid Overzicht baten en lasten: Lasten 2015 begraafplaatsen Begraafplaatsen
€
Begraven Totale kosten
€ €
De totale baten voor 2015:
€
205.6 54 428 206.0 82 178.7 42
De ontwikkelingen staan zwaar onder druk en zullen worden de komende tijd gevolgd worden.
Leges Voorstel:
7
Integrale verhoging van tarieven 2015 met het inflatiepercentage van 1,5%, tenzij het Rijk het anders aangeeft. Het Rijk bepaalt voor veel producten het tarief/leges. In een aantal gevallen zijn deze tarieven niet conform het inflatiepercentage verhoogd. De oorzaak ligt in het feit dat de tarieven van de uittreksels Burgerlijke Stand door het Rijk worden bepaald. De tarieven van de Reisdocumenten, Rijbewijzen, Verklaringen omtrent het gedrag zijn opgebouwd uit een deel rijksleges en gemeenteleges. De rijksleges worden (uiteraard) door het Rijk bepaald. De tarieven zijn tevens door het Rijk gemaximaliseerd. Met andere woorden, het Rijk bepaalt wat de gemeente maximaal in rekening mag brengen. In verband met aanvraag of vernieuwing van een rijbewijs vindt het verstrekken van een Eigen Verklaring van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen plaats aan de balie Burgerzaken. De kosten van de Eigen verklaring worden één-op-één doorberekend aan de burger. Reden van heffing: Doorberekenen van de lasten verbonden aan het in behandeling nemen van aanvragen voor diverse diensten. Beleidsafspraken: • Burgerzaken: Geen • Bouwleges: Door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de tarieventabel hierop aangepast. Overzicht baten en lasten: Voor de baten en lasten met betrekking tot de leges nemen we de belangrijkste componenten, dit zijn de bouwleges en leges burgerzaken met namen burgerlijke stand, GBA en persoonsgegevens, reisdocumenten en rijbewijzen. •
•
Leges burgerzaken: De verwachte inkomsten voor 2015 zijn € 272.861,--. De tarieven worden vaak van buitenaf genormeerd of bepaald. Bouwleges: De te verwachten afgifte bouw- en sloopvergunningen voor 2015 zullen € 345.115,00 aan inkomsten zal opleveren, terwijl de kosten voor dit product € 421.442,-bedragen. Het dekkingspercentage voor bouwleges is 82%.
Marktgeldverordening Voorstel: De tarieven voor marktgelden voor het belastingjaar 2015 baseren op de tarieven van 2014 verhoogd met 1,5%. Reden van heffing: Doorberekening van de kosten voor het houden van warenmarkten aan de marktkooplieden. Beleidsafspraken: Nastreven van 100 % kostendekkendheid, waarbij ook de doorbelasting van stroomlasten is meegenomen. Overzicht baten en lasten:
8
Verwachte lasten 2015
€
17.289,--
Verwachte baten 2015
€
21.194,--
.
Precariorecht Voorstel: De tarieven voor precariorecht voor het belastingjaar 2015 baseren op de tarieven van 2014 verhoogd met 1,5%. Reden van heffing: Precariorecht wordt geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Beleidsafspraken: Geen.
9
Tarieven belastingen en heffingen 2015 In deze tabel hebben we alle belastingen en heffingen voor u op een rij gezet.
Belastingsoort
Eenheid
OZB woningen
Eigenaren
0,1146%
0,1330%
OZB niet-woningen
Eigenaren Gebruikers
0,1762% 0,1357%
0,1748% 0,1469%
Roerende Zaakbelasting
Eigenaren
0,1146%
0,1330%
Afvalstoffenheffing
Woningen
€
258,88
€
262,68
Rioolheffing
Aansluitingen Garages
€ €
205,80 68,60
€ €
208,92 69,64
Hondenbelasting
1e hond 2e hond
€ €
74,95 99,70
€ €
3e hond en meer kennel
€ €
47,60 377,90
€ €
76,08 101,1 6 48,36 383,64
Economische waarde: € 45.000 of minder tussen € 45.000 en € 110.000 € 110.000 of meer
€ € €
142,70 180,80 305,55
€ € €
144,85 183,50 310,15
Grafrechten
Graf
€
118,85
€
120,65
Precariorecht
Per meter kabel/ buis/ geleiding
€
1,45
€
1,45
Forensenbelasting
Tarief 2014
Tarief 2015
10
Vergelijking tarieven met omliggende gemeenten Onderstaande tabellen geven de voorgestelde tarieven 2015 van de gemeente Wormerland. De tarieven van andere gemeenten zijn de tarieven van 2014, daar op dit moment nog geen andere gegevens bekend zijn. 1) opgenomen het eigenarendeel exclusief het bedrag dat dient te worden betaald per m3 water. 2) opgenomen het starttarief daarbij moet nog het verbruik per m3 water worden geteld. 3) hierbij wordt uitgegaan van een huishouden van twee personen of meer. Tabel OZB, rioolrechten en hondbelasting Gemeente
OZB eigenaren woningen
OZB RioolrechtenHonden eigenaren belasting niet-woningen 1ste hond
Wormerland 2015
0,13300%
0,17480%
Zaanstad Landsmeer Oostzaan Beemster Zeevang Purmerend Edam- Volendam Waterland Amsterdam-Noord
0,14220% 0,11238% 0,10430% 0,11000% 0,10620% 0,11690% 0,09880% 0,09560% 0,06309%
0,28500% 0,21196% 0,18770% 0,11000% 0,11800% 0,20030% 1) 0,15690% 2) 0,18470% 3) 0,19921%
208,92
76,08
280,48 211,85 284,55 171,20 289,00 108,48 140,00 237,09 149,41
68,33 46,70 40,92 0,00 68,40 75,30 52,20 103,18
Tabel afvalstoffenheffing Gemeente
Algemeen tarief
Wormerland 2015
262,68
Zaanstad Landsmeer Oostzaan Beemster Zeevang Purmerend Edam- Volendam Waterland Amsterdam-Noord
273,46
Tarief 1 pers. HH
Tarief 2 pers. HH
210,60 225,00 157,80 209,00
246,00
188,00 168,46 275,47
243,65 254,57
Tarief 3 pers HH of meer
Tarief meerpers. HH
280,80 285,00
222,10 279,00
323,40 253,80 275,78 367,30
Lokale lastendruk
De lokale lastendruk wordt bepaald door de tarieven van de OZB, afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
11
In de navolgende tabel is de opbouw van de lokale lastendruk in Wormerland over de jaren 2013 t/m 2015 inzichtelijk gemaakt. Voor huurders is daarbij alleen de hoogte van de afvalstoffenheffing bepalend, aangezien zij niet worden aangeslagen voor de OZB en de rioolheffing. De eigenaren van woningen worden voor de drie onderscheiden belastingen aangeslagen. Bij de berekening van de OZB, is uitgegaan van een WOZ waarde van een koopwoning van € 220.000,. Tevens is uitgegaan van een meerpersoonshuishouden. Het betreft hier een rekenvoorbeeld. De feitelijke lastenontwikkeling voor de individuele burger kan afwijken, gelet op de feitelijke waarde –en de waardeontwikkeling van de woning.
Lokale lastendruk voor een woning van € 220.000,--
800 700 600 500
OZB afvalstoffenheffing
euro's 400
rioolheffing 300 200 100 0 2013
2014
2015
Landelijke vergelijking Jaarlijks vergelijkt het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden,kortweg Coelo, de tarieven en woonlasten van gemeenten. In 2014 stegen de woonlasten voor het gemiddelde meerpersoonshuishouden gemiddeld met 0,9%, dat is minder dan de verwachte inflatie van 1%. De gemiddelde woonlasten in de gemeente Wormerland stegen in 2014 met 2,5 %. Voor 2015 is nog geen Coelo percentage bekend. De netto woonlasten van een meerpersoonshuishouden in 2013 bedroegen € 699, per woning. In 2014 bedroegen deze woonlasten € 717,. Voor het jaar 2015 wordt verwacht dat de woonlasten bedragen € 764,, een stijging van 6,55% in totaliteit.
Opbrengsten belastingen en retributies
12
Belastingen/retributies
Rekening 2013
Begroting Begroting 2014 2015
Belastingen OZB-woningen OZB-niet woningen eigenaren OZB-niet woningen gebruikers Roerende woon- en bedrijfsruimten Hondenbelasting Forensenbelasting Totaal belastingen
1793 512 340 18 66 14 2743
1867 467 322 16 65 11 2748
1904 461 327 16 66 11 2785
Retributies Rioolrechten Afvalstoffenheffing Begrafenisrechten Leges omgevingsvergunningen Leges vergunningen Leges Burgerzaken Leges pontveren Totaal retributies
1387 1774 127 237 7 248 10 3790
1436 1704 176 369 11 277 30 4003
1511 1787 179 345 11 273 30 4136
120
123
125
6413
6628
6796
Kwijtscheldingen Totaal netto opbrengsten
13
Verordeningen
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 25 november 2014, gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
14
b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2015 (Verordening afvalstoffenheffing 2015) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit 1. Onder de naam ’afvalstoffenheffing‘ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 3 Belastingplicht De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 5 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6 Wijze van heffing 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel met toepassing van de in hoofdstuk 1 van de tarieventabel opgenomen tarieven hoger wordt als gevolg van wijziging in het aantal extra ter beschikking gestelde containers, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht respectievelijk na de wijziging als hiervoor bedoeld, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel met toepassing van de in hoofdstuk 1 van de tarieventabel opgenomen tarieven lager wordt als gevolg van wijziging in het aantal ter beschikking gestelde containers, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk na de wijziging als hiervoor bedoeld, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt waarbij het aantal ter beschikking gestelde containers ongewijzigd blijft.
15
5. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 8 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. In afwijking van de voorgaande leden moet de belasting worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6, tweede lid: a. mondeling wordt gedaan dan wel wordt uitgereikt, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. wordt toegezonden, 1 maand na de dagtekening van de kennisgeving. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.. Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2015”. Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
Tarieventabel behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing 2015. Algemeen De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is. Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing 1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar 1.1 De belasting voor 1 extra container (max. 240L) restafval bedraagt 1.2 De belasting voor 1 extra container (max. 240L) GFT-afval bedraagt
€ € €
262,68 115,56 94,32
Hoofdstuk 2 Diversen 2.1 Het storten van afvalstoffen door particulieren op de ABS Wormerland,
16
2.2
2.3 2.4
- Grof vuil ¼ m3 - Snoeiafval ¼ m3 - Ijzer ¼ m3 - Wit- en bruingoed ¼ m3 - KCAa ¼ m3 - Glas ¼ m3 - Personenautoband schoon en zonder velg per stuk - Frituurvet ¼ m3 - A/B hout - C-hout ¼ m3 - Personenautoband vervuild of met velg per stuk - Bouw- & Sloopafval ¼ m3 - Puin hard ¼ m3 - Puin hard keramisch ¼ m3 - Puin zacht ¼ m3 - Dakbedekking ¼ m3 - Motorband schoon zonder velg per stuk - Gasfles per stuk Het ophalen van particulieren op afspraak, in de gemeente Wormerland van - grof afval aan huis - bouw- en sloopafval aan huis 1/4 m3 - snoeiafval aan huis ¼ m3 Het verkopen aan particulieren van asbestfolie/asbestzak per stuk Bij verlies van pas / sleutel/chip om de ondergrondse container te openen, wordt in rekening gebracht:
€ € € € € € € € € € € € € € € € € €
Gratis Gratis Gratis Gratis Gratis Gratis Gratis Gratis Gratis 12,15 3,95 10,45 7,90 10,40 13,15 13,15 2,35 32,25
€ € € € €
Gratis 15,20 Gratis 1,65 15,00
Behorend bij raadsbesluit van 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op artikel 223 van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
17
Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2015 (Verordening forensenbelasting 2015) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘woning’: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet. Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht 1. Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. 2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Artikel 3 Vrijstellingen Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft. Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt, voor het tijdvak waarbinnen het belastingjaar valt, is vastgesteld. 2. In afwijking van het eerste lid wordt de belasting geheven naar de waarde, indien de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken. 3. In geval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting geheven naar de waarde. 4. De vaststelling van de waarde bedoeld in het tweede en derde lid geschiedt overeenkomstig de artikelen 220 tot en met 220d van de Gemeentewet, met dien verstande dat daarbij artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken niet wordt toegepast. 5. De belasting bedraagt bij een waarde van: a) € 45.000,- of minder b) meer dan € 45.000,- doch minder dan € 110.000,c) € 110.000,- of meer
€ € €
144,85 183,50 310,15
Artikel 5 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Voorlopige aanslag Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld Artikel 8 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. Ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven,, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
18
3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting. Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ’Verordening forensenbelasting 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening forensenbelasting 2015”.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014 de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014 gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet en de artikelen 2, 2 e lid, en 7 van de Paspoortwet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
19
Verordening op de heffing en de invordering van leges 2015 (Legesverordening 2015) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt; b. week: een aaneengesloten periode van zeven dagen; c. maand: het tijdvak dat loopt van de eerste dag in een kalendermaand tot de eerste dag in de volgende kalendermaand; d. jaar: het tijdvak dat loopt van de eerste dag in een kalenderjaar tot de eerste dag in het volgende kalenderjaar: e. kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam ’leges‘ worden rechten geheven voor: a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument; een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht. Artikel 4 Vrijstellingen Leges worden niet geheven voor: a. het raadplegen van de bij de gemeente berustende registers, leggers en plankaarten van de Dienst van het Kadaster en Openbare Registers door ambtenaren, in de uitoefening van hun functie; b. het in behandeling nemen van aanvragen van verklaringen omtrent het inkomen en vermogen; c. diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald; d. diensten met betrekking tot een aanvraag tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; e. het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , voor zover het een activiteit betreft bedoeld in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning beperkte milieutoets). Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven 1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet. 3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. Artikel 6 Wijze van heffing De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.
20
Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. Artikel 8 Vermindering of teruggaaf 1. Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling. 2. Voor de toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van leges, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de belastingaanslag. Artikel 9 Overdracht van bevoegdheden Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen: • a. van zuiver redactionele aard zijn; • b. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft: o 1. onderdeel 3 (akten burgerlijke stand); o 2. hoofdstuk 9(reisdocumenten); o 3. hoofdstuk 10 (rijbewijzen); o 4. hoofdstuk 4 (papieren verstrekking uit de basisadministratie persoonsgegevens); o 5. hoofdstuk 17 (verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens ); o 6. hoofdstuk 17 (verklaring omtrent het gedrag); o 7. hoofdstuk 11 (kansspelen); een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges. Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel 1. De ‘ legesverordening 2014 (1e wijziging)’ van 4 maart 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 11, vierde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt. 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 5. Deze verordening wordt aangehaald als “Legesverordening 2015".
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014
21
de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Wormerland 2015 Indeling tarieventabel Hoofdstuk Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10
Algemeen Bestuursstukken Burgerlijke stand Verstrekkingen uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Gemeentearchief Kiezersregister Kadaster Reisdocumenten Rijbewijzen
pagina 24 24 24 26 26 34 34 34 34 35
22
Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 13 Hoofdstuk 14 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 16 Hoofdstuk 17 Hoofdstuk 18
Wet op de Kansspelen Drank- en Horecawet Winkeltijdenwet Huisvestingswet Verkeer en Vervoer Naturalisatie Evenementenvergunning Diversen
35 35 35 36 36 36 ` 37 37
23
Hoofdstuk 1 Algemeen 1.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.1.1 Gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina.
€
5,40
1.1.2
Afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:
1.1.2.1 1.1.2.2 1.1.2.3 1.1.3
Per pagina op papier van A4-formaat Per pagina op papier van A3-formaat Per pagina op papier van een nader formaat Kaarten, tekeningen, lichtdrukken, al dan niet behorenden bij de in de onderdelen 1.1.1 en 1.1.2 genoemde stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per kaart, tekening of lichtdruk
€ € € €
0,50 1,05 2,95 13,75
1.1.4
Een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen. Stukken of uittreksels, welke op verzoek van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
€
13,95
€
13,95
€ €
61,10 66,65
€ €
58,30 64,00
€
148,85
1.1.5
Hoofdstuk 2 Bestuursstukken 2.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 2.1.1 een afschrift van de gemeentebegroting: 2.1.1.1 afgehaald op het gemeentekantoor 2.1.1.2 per post verzonden 2.1.2 een afschrift van de gemeenterekening: 2.1.2.1 afgehaald op het gemeentekantoor 2.1.2.2 per post verzonden 2.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 2.2.1 tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar: 2.2.1.1 op een complete set raadsstukken, inclusief agenda’s, verslagen (notulen) en raadsvoorstellen per jaar: 2.2.1.1.1 per post verzonden
Hoofdstuk 3 Burgerlijke stand 3.1 Het tarief bedraagt terzake van de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap: 3.1.1 in het gemeentehuis of daartoe aangewezen huis der gemeente op andere tijd of op andere wijze dan ingevolge artikel 4 van de wet van 23 april 1879 (Stb. 72) voor kosteloze huwelijksvoltrekking als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek is bepaald 3.1.2 op werkdagen tussen 9.00 uur en 17.00 uur € 3.1.3.1 het tarief voor de huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap € op werkdagen op een locatie anders dan het gemeentehuis tussen 17.00 uur en 24.00 uur 3.1.3.2
het tarief voor de huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap op werkdagen in het gemeentehuis tussen 17.00 uur en 24.00 uur
€
346,80 391,25
461,25
24
3.1.4.1
het tarief voor de huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap op zaterdag op een locatie anders dan het gemeentehuis tussen 9.00 uur en 24.00
€
413,45
3.1.4.2
het tarief voor de huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap op zaterdag in het gemeentehuis tussen 9.00 uur en 24.00
€
483,45
3.1.5.1
het tarief voor de huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap op zondag op een locatie anders dan het gemeentehuis en erkende christelijken feestdagen tussen 9.00 uur en 24.00
€
435,65
3.1.5.2
het tarief voor de huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap op zondag in het gemeentehuis en erkende christelijke feestdagen tussen 9.00 uur en 24.00
€
505,65
3.1.6
het tarief voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap in een bijzonder huis ingevolge artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijke Wetboek
€
435,65
3.1.7 3.1.8
voor het, van gemeentewege, leveren van een getuige, per getuige. het tarief bedraagt ter zake van het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de trouwzaal of een andere door de gemeente hiertoe aangewezen ruimte
€ €
32,40 346,80
3.1.9
€
56,85
3.2 3.2.1 3.2.1.1 3.3
administratiekosten bij annulering of wijziging van een huwelijk of geregistreerd partnerschap Het tarief bedraagt voor het verstrekken van: een trouwboekje of partnerschapsboekje een duplicaat trouwboekje of partnerschapsboekje Het tarief bedraagt voor het calligraferen van:
€ €
19,85 19,85
3.3.1
een trouwboekje of een partnersschapsboekje
€
10,00
3.3.2
een kind bijschrijven in een trouwboekje of een partnerschapsboekje
€
3,50
3.4
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een lijst waarop zijn vermeld: alle op één dag, in één week of in één maand geborenen en overledenen, € voor zover voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermelde aangifte
2,80
3.4.1
3.4.2
alle op één dag, in één week of in één maand ondertrouwde en getrouwde paren, alsmede geregistreerde partners, voor zover voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermeld paar.
3.5
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van lijsten als in 3.4.1 en 3.4.2 bedoeld:
3.5.1 3.5.2
voor de periode van een maand voor de periode van drie maanden wordt het tarief van 3.5.1 vermenigvuldigd met 3 minus 10% voor de periode van zes maanden wordt het tarief van 3.5.1 vermenigvuldigd met 6 minus 20 % voor de periode van één jaar wordt het tarief van 3.5.1 vermenigvuldigd met 12 minus 30%
3.5.3 3.5.4
€
2,80
€ €
19,40 52,40
€
93,10
€
162,95
25
3.6 3.7 3.7.1 3.7.2
Het tarief bedraagt voor het doen van nasporingen in de registers van de € Burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier De in artikel 1, eerste lid, van het Legesbesluit akten burgerlijke stand genoemde tarieven bedragen: voor de in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechten burgerlijke stand, onder € a, b en d genoemde stukken voor de onder c genoemde stukken (Verklaringen huwelijksbevoegdheid € als bedoeld in artikel 49a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek)
33,25
12,70 22,60
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basisregistratie personen * 4.1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor het bevolkings- of verblijfregister of de Basisregistratie personen *, hierna te noemen de BRP*, moet worden geraadpleegd. 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.2.1 4.2.2.2 4.2.2.3 4.4 4.5
4.6 4.6.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken van gegevens:per verstrekking tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende een periode van één jaar: voor 50 verstrekkingen wordt het tarief van 4.2.1 vermenigvuldigd met 50 minus 10% voor 100 verstrekkingen wordt het tarief van 4.2.1 vermenigvuldigd met 100 minus 20% voor 200 verstrekkingen wordt het tarief van 4.2.1 vermenigvuldigd met 200 minus 30% Het tarief bedraagt voor het op verzoek doornemen van de BRP* voor ieder daaraan besteed kwartier In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 6, zevende lid, van de BRP* (gegevenslevering op alternatief medium). Het tarief bedraagt tot het verstrekken van gegevens aan buitengemeentelijke afnemers en bijzondere derden, per verstrekking het tarief bedraagt tot het verstrekken van gegevens aan de gerechtsdeurwaarder (schriftelijk, inclusief no-hit verklaring) per verstrekking
€
9,25
€
416,25
€
740,00
€
1.295,00
€
33,25 Tarief Ministerie
€
2,50
€
2,50
Hoofdstuk 5 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning 5.1 Definities 5.1.1 Aanlegkosten de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft Voor de berekening van de leges wordt uitgegaan van de aanlegkosten inclusief omzetbelasting.. 5.1.2 Bouwkosten
26
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. Voor de berekening van de leges wordt uitgegaan van de bouwkosten inclusief omzetbelasting 5.1.3
5.1.4
5.1.5 5.1.6 5.1.7
5.2 5.2.1 5.2.1.1
Sloopkosten de aannemingssom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voorzover deze ontbreekt een raming van de sloopkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het slopen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in dit hoofdstuk onder sloopkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het slopen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. Voor de berekening van de leges wordt uitgegaan van de sloopkosten inclusief omzetbelasting Vooroverlegplan Onder een vooroverlegplan wordt in deze titel verstaan: een tekening waarop de ruimtelijke contouren, situering en afmetingen van het op te richten bouwwerk zijn aangegeven en op basis waarvan een advies kan worden verkregen met betrekking tot de vraag of het op te richten bouwwerk niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Bij strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan wordt tevens onderzocht of medewerking aan het bouwplan in rede ligt. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld. Vooroverleg(plan) Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: voor de behandeling van een vooroverlegplan bij voorgenomen bouwkosten a. om vooroverleg i.v.m. het verkrijgen van een indicatie of een voorgenomen project in het kader van de Wabo vergunbaar is b. om beoordeling van een vooroverlegplan als bedoeld in artikel 5.1.4. vermeerderd met de kostenopgave van Welstandzorg Noord-Holland c. indien het vooroverlegplan aan de gemeenteraad moet worden voorgelegd, worden de leges vermeerderd met
€
203,--
€
203,--
€
520,--
27
5.2.2
5.3
5.3.1 5.3.1.1
5.3.1.2
5.3.1.3
5.3.1.4
5.3.1.5
5.3.2 5.3.2.1
5.3.3
Indien binnen 26 weken na het verzenden van de schriftelijke reactie op het vooroverlegplan een definitieve aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, die in overeenstemming is met het eindresultaat van het vooroverleg, worden de reeds in rekening gebrachte leges voor het vooroverlegplan verrekend met de leges van de definitieve omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Restitutie van leges vindt niet plaats. De omgevingsvergunning Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel in afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. Bouwactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief voor de behandeling van de aanvraag: a. bij bouwkosten tot € 3.000,--
€ €
b. bij bouwkosten van € 3.000,-- of meer vermeerderd met 2,0% van het bedrag waarmee die bouwkosten de € 3.000,-- te boven gaan. Toetsing aan de welstand Indien voor de aanvraag van een omgevingsvergunning overeenkomstig € artikel 5.3.1.1 advies van de Welstandscommissie behoeft te worden ingewonnen dan wel het vooroverlegplan bij beoordeling duidelijk voldoet aan de vastgestelde sneltoetscriteria, of het een herhalingsplan betreft waarvoor eerder welstandelijk positief is geadviseerd, het overeenkomstig 5.2.1.2 en 5.3.1.1 berekende bedrag verhoogd met plus 0,15% van de geraamde kosten met een maximum legesbedrag van € 2.000,--
138,85 138,85
32,05
Extra toetsing aan de welstand Voor elke extra beoordeling wordt een toeslag berekend van 40% van de in artikel 5.3.1.2 berekende kosten Verplicht advies agrarische commissie Onverminderd het bepaalde in onderdeel 5.3.1.1 is het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is, gelijk aan het tarief dat bij de gemeente in rekening wordt gebracht voor dit advies. Vergunningvrij bouwwerk Als blijkt dat een ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning vergunningvrij blijkt te zijn, bedraagt het tarief Aanlegactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief: a. bij aanlegkosten tot € 3.000,-b. bij bouwkosten van € 3.000,-- of meer
€
69,35
€ €
138,85 138,85
vermeerderd met 2,0% van het bedrag waarmee die bouwkosten de € 3.000,-- te boven gaan. Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit
28
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 5.3.1: 5.3.3.1
Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1°, van de Wabo van toepassing is (binnenplanse afwijking) Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van toepassing is (buitenplanse kleine afwijking) Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo van toepassing is (buitenplanse afwijking) Indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo van toepassing is (tijdelijke afwijking) Indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo van toepassing is (afwijking exploitatieplan) Indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo van toepassing is(afwijking van provinciale regelgeving) Indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo van toepassing is (afwijking van nationale regelgeving) Indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo van toepassing is (afwijking van voorbereidingsbesluit) Indien voor een Wro procedure een publicatie nodig is worden de bedragen zoals genoemd in onderdeel 5.3.3 verhoogd met Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
€
97,25
€
97,25
€
1522,50
€
97,25
€
97,25
€
1522,50
€
652,50
€
456,65
€
27,30
Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1°, van de Wabo van toepassing is (binnenplanse afwijking): Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van toepassing is (buitenplanse kleine afwijking): Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo van toepassing is (buitenplanse afwijking): Indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo van toepassing ist (tijdelijke afwijking) Indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo van toepassing is (afwijking van exploitatieplan): Indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo van toepassing is (afwijking van provinciale regelgeving):
€
208,10
€
208,10
€
1522,50
€
208,10
€
208,10
€
1522,50
5.3.4.7
Indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo van toepassing is (afwijking van nationale regelgeving):
€
652,50
5.3.4.8
Indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo van toepassing is (afwijking van voorbereidingsbesluit): Indien voor een Wro procedure een publicatie nodig is worden de bedragen zoals genoemd in onderdeel 5.3.4 verhoogd met
€
495,25
€
27,30
5.3.3.2 5.3.3.3 5.3.3.4 5.3.3.5 5.3.3.6
5.3.3.7
5.3.3.8 5.3.3.9 5.3.4
5.3.4.1 5.3.4.2 5.3.4.3 5.3.4.4 5.3.4.5 5.3.4.6
5.3.4.9
29
5.3.5 5.3.5.1
5.3.5.2 5.3.5.3
5.3.6 5.3.6.1
5.3.6.1.1 5.3.6.1.2 5.3.7 5.3.7.1 5.3.7.1.1
In gebruik nemen of gebruiken van bouwwerken in relatie tot brandveiligheid Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d , van de Wabo, bedraagt het tarief voor een bouwwerk met een oppervlakte: a. tot 100 m2 een vast bedrag van b. van 100 tot 500 m2 een vast bedrag van en per m2 vermeerderd met c. van 500 tot 2000 m2 een vast bedrag van en per m2 vermeerderd met d. van 2000 tot 5000 m2 een vast bedrag van en per m2 vermeerderd met e. van 5000 tot 50.000 m2 een vast bedrag van en per m2 vermeerderd met f. groter dan 50.000 m2 Het tarief voor het overschrijven van een vergunning als bedoeld in artikel 5.3.5.1 bedraagt per overschrijving Indien de aanvrager van vergunning, als bedoeld in artikel 5.3.5.1 – voordat daarover definitief is beschikt – de aanvraag schriftelijk intrekt, wordt op het in artikel 5.3.5.1 genoemde tarief een restitutie van 50% verleend.
€ € € € € € € € € € €
Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale verordening of de Erfgoedverordening aangewezen monument, waarvoor op grond van die provinciale verordening of artikel 11 van de Erfgoedverordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief: Voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van € een monument Voor het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een monument op € een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in een beschermd stads- of dorpsgezicht Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk bedraagt het tarief: in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of € voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, of waarvoor op grond van een provinciale verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo:
5.3.7.1.2
indien bij de aanvraag tot het verkrijgen van een sloopvergunning een sloopveiligheidsplan moet worden ingediend, wordt het in artikel 5.3.7.1.1 genoemde tarief verhoogd met
5.3.8
Aanleggen of veranderen van een weg Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het € aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.11 van de Algemene plaatselijke verordening 2011, inclusief eerste wijziging 2012 een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief: Maken of veranderen van een uitweg
5.3.9
€
548,40 29,200 3,45 1.376,15 1,05 3.101,30 0,25 4.136,20 0,05 8.956,45 139,90
-
208,05
285,05
208,05
30
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het € maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.12 van de Algemene plaatselijke verordening 2011, inclusief eerste wijziging 2012 een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief: Kappen van houtopstand Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het € vellen of doen vellen van houtopstand een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief: Handelsreclame Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, waarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale verordening of de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, en indien niet tevens sprake is van een activiteit als bedoeld in onderdeel 5.3.1.1 (bouwactiviteit), bedraagt het tarief: indien de activiteit bestaat uit het maken of voeren van die € handelsreclame bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder h, van de Wabo:
208,05
5.3.10A.2
indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat die handelsreclame aan de onroerende zaak wordt gemaakt of gevoerd, bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder i, van de Wabo:
208,05
5.3.11
Projecten of handelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op € handelingen in een beschermd natuurgebied die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis of voor de dieren of planten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 bedraagt het tarief: Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het € realiseren van projecten of andere handelingen met gevolgen voor habitats en soorten in een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen gebied als bedoeld in artikel 19d, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 bedraagt het tarief:
5.3.10
5.3.10A
5.3.10A.1
5.3.11.1
5.3.11.2
5.3.12
5.3.13
5.3.13.1
5.3.13.2
Handelingen in het kader van de Flora- en Faunawet Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een handeling waarvoor op grond van artikel 75, derde lid, van de Floraen faunawet ontheffing nodig is, bedraagt het tarief
€
€
Andere activiteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit of handeling dan in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit of handeling: Behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen € categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, bedraagt het tarief:
76,90
208,05
208,05
208,05
208,05
208,05
Behoort tot een bij provinciale verordening, gemeentelijke verordening of waterschapverordening aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: a. als het een gemeentelijke verordening betreft: b. als het provinciale of waterschapsverordening betreft:
€ €
208,05 208,05
31
5.3.14
5.3.14.1
Omgevingsvergunning in twee fasen Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: a. bij bouwkosten tot € 3.000,-- per fase € b. bij bouwkosten van € 3.000,-- of meer per fase € vermeerderd met 1,10% van het bedrag waarmee die bouwkosten de € 3.000,-- te boven gaan voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft.
5.3.14.2
voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft.
5.3.15
Bodemonderzoeken Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld:
5.3.15.1
voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport a. bij een perceeloppervlakte kleiner dan 500 m2 b. bij een perceeloppervlakte gelijk of groter dan 500 m2 voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport a. bij een perceeloppervlakte kleiner dan 500 m2 b. bij een perceeloppervlakte gelijk of groter dan 500 m2 Advies Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij algemene maatregel van bestuur, provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.26, derde lid, van de Wabo: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. Indien een begroting als bedoeld in 5.3.16.1 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
5.3.15.2
5.3.16 5.3.16.1
5.3.16.2
5.3.17 5.3.17.1
Verklaring van geen bedenkingen Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo:
5.3.17.1.1
indien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven: indien een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.
5.3.17.1.2
104,10 104,10
€ €
265,55 403,40
€ €
265,55 403,40
€
208,05
32
5.3.17.2
Indien een begroting als bedoeld in 5.3.16.1 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
5.4 5.4.1
Vermindering Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op meer dan vijf activiteiten, bestaat aanspraak op vermindering van leges, met uitzondering van het legesdeel in verband met adviezen of verklaringen van geen bedenkingen als bedoeld in de onderdelen 5.3.17 en 5.3.18. de vermindering bedraagt
5.4.1.1
Bij 5 tot 10 activiteiten van de voor die activiteit verschuldigde leges Bij 10 tot 14 activiteiten van de voor die activiteit verschuldigde leges Bij 15 of meer activiteiten van de voor die activiteit verschuldigde leges Teruggaaf Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteit Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 5.3.1, 5.3.2, 5.3.6 en 5.3.7, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:
5.4.1.2 5.4.1.3 5.5 5.5.1
5.5.1.1
5.5.1.2
5.5.1.3
5.6
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project
5.7 5.7.1
Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten de kosten van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden via een anterieure overeenkomst met een vooraf vastgestelde kostenberekening in rekening gebracht bij de aanvrager. de kosten een aanvraag tot het wijzigen of uitwerken van een bestemmingsplan als bedoeld in respectievelijk artikel 3.6, eerste lid, onder a. en b. van de Wet ruimteijke ordening, worden in rekening gebracht bij de aanvrager Sloopmelding Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een sloopmelding als bedoeld in artikel 8.2.1 van de Bouwverordening Overschrijving vergunning op naam
5.8
5.9
3% 5%
indien de aanvraag wordt ingetrokken binnen een termijn van 4 weken na het in behandeling nemen ervan van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges; indien de aanvraag wordt ingetrokken na 4 weken en binnen 8 weken na het in behandeling nemen ervan van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges; indien de aanvraag wordt ingetrokken na 8 weken en binnen 26 weken na het in behandeling nemen ervan van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges; Wijzigingen omgevingsvergunning als gevolg van wijzigen project
5.6.1
5.7.2
2%
50%
30%
20%
€
80,40
€
40,90
33
Het tarief voor de overdracht van de tenaamstelling van een omgevingsvergunning, met uitzondering van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.5.1 of een vergunning als bedoeld in artikel 17.13, bedraagt 5.10
5.11
In deze titel niet benoemde beschikking Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking Buiten behandeling omgevingsvergunning Het tarief voor de aanvraag van een omgevingsvergunning die buiten behandeling wordt gelaten bedraagt
Hoofdstuk 6 Gemeentearchief 6.1 Het tarief bedraagt voor het doen van nasporingen in de in het gemeentearchief berustende stukken, 6.1.1 voor ieder daaraan besteed kwartier 6.1.2 indien de verzoeker de informatie binnen 24 uur wenst te hebben en aan deze wens tegemoet gekomen kan worden, wordt het legesbedrag van artikel 6.1.1 verhoogd met 6.2 6.2.1 6.2.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: een afschrift of fotokopie van een in het gemeentearchief berustend stuk, per pagina een uittreksel uit een in het gemeentearchief berustend stuk
Hoofdstuk 7 Kiezersregister 7.1 Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een inlichting betreffende de registratie van de aanvrager als kiezer, bedoeld in artikel D4 van de Kieswet (Stb. 1989, 423) per inlichting.
€
80,50
€
208,05
€ 138,85
€ €
12,45 17,30
€
0,50
€
3,35
€
9,25
Hoofdstuk 8 Kadaster 8.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot € het raadplegen van de bij het gemeentebestuur berustende kadastrale stukken indien daarbij de bijstand van een ambtenaar van de gemeente is verkregen, voor ieder daaraan besteed kwartier 8.2 8.2.1 8.2.2 8.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken van een fotokopie € tot het verstrekken van een lichtdruk € Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor € een kadastraal of hypothecair uittreksel of een uittreksel uit de kadastrale kaart
Hoofdstuk 9 Reisdocumenten 9.1 Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 9.1.1 tot het verstrekken van een Nationaal Paspoort, zakenpaspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen, voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt 9.1.2 tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort), voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
12,50
0,50 13,85 9,20
€
51,20
€
51,20
34
9.1.3
tot het verstrekken van een Nationaal Paspoort, zakenpaspoort,,2 e paspoort of faciliteitenpaspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is
€
67,10
9.1.4
tot het verstrekken van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is
€
51,20
9.2
Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet (NIK):
9.2.1
Voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt € in andere gevallen, voor personen die op het moment van de aanvraag de € leeftijd van 18 jaar of ouder zijn dan bedoeld in onderdeel 9.2.1. de tarieven als genoemd in de onderdelen 9.1.1 tot en met 9.2.2 worden € bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag
9.2.2 9.3
9.5 9.5.1 9.5.2
28,45 53,05 47,30
het tarief voor een beschermhoesje identitietskaart/ rijbewijs doorzichtig zijnde een stevig model bedraagt € het tarief voor een beschermhoesje identitietskaart/ rijbewijs zijnde een gestreept model bedraagt € het tarief voor een beschermhoesje paspoort zijnde een doorzichtig model bedraagt €
Hoofdstuk 10 Rijbewijzen 10.1 Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs 10.2 Het tarief als genoemd in 10.1 wordt bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag dat het RDW in rekening hiervoor brengt 10.3 Het tarief voor het verstrekken van een Eigen Verklaring ten behoeve van het aanvragen van een verklaring van geschiktheid is het bedrag dat het CBR daarvoor in rekening brengt.
€
2,40 1,-1,--
38,45 RDW CBR
Hoofdstuk 11 Wet op de Kansspelen 11.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning ingevolge artikel 30b van de Wet op de Kansspelen: 11.1.1 11.1.2
voor een periode van twaalf maanden voor één speelautomaat, conform € artikel 3 van het Speelautomatenbesluit (basis 2003) voor een periode van twaalf maanden voor twee of meer speelautomaten, € een basistarief van vermeerderd met € per speelautomaat (basis 2003, artikel 3 Speelautomatenbesluit)
Hoofdstuk 12 Drank- en Horecawet 12.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning ingevolge artikel 3, van de Drank- en Horecawet (Stb. 1964, 386)
59,40 23,65 35,75
€
165,60
12.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Drank en Horecawet.
€
104,55
12.3
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een nieuwe vergunning als gevolg van een kleine wijziging (bijv. bijschrijven van leidinggevende of naam lokaliteit)
€
48,30
Hoofdstuk 13 Winkeltijdenwet
35
13.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet of het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet of de Winkeltijdenverordening, dan wel wijziging of intrekking of het verlenen van toestemming tot overdracht aan een ander van zodanige vrijstelling of ontheffing bedraagt
€
80,65
€
20,55
€
83,30
14.1.3
voor het verkrijgen van een vergunning tot samenvoeging van woonruimte € met andere woonruimte als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Huisvestingswet
83,30
14.1.4
voor het verkrijgen van een vergunning tot omzetting van een zelfstandige € woonruimte in onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, van de Huisvestingswet
83,30
Hoofdstuk 14 Huisvestingswet 14.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 14.1.1 voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Huisvestingswet (stb. 1992, 548) 14.1.2 voor het verkrijgen van een vergunning tot gehele of gedeeltelijke onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Huisvestingswet
Hoofdstuk 15 Verkeer en Vervoer 15.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 15.1.1 tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 459) 15.1.2 tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 7.1 van het Voertuigreglement 15.1.3 tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet personenvervoer (stb. 1987, 175) 15.1.4 tot het wijzigen van een ontheffing als bedoeld in artikel 15.1.1 wordt 50 % van de legeskosten zoals bedoeld in artikel 15.1.1 in rekening gebracht. 15.2 Het tarief voor het verkrijgen van een pontjaarkaart bedraagt 15.2.1 Het tarief voor het verkrijgen van een pontkaartje voor een voetganger per overtocht bedraagt 15.2.2 Het tarief voor het verkrijgen van een pontkaartje voor een fietser per overtocht bedraagt 15.2.3 Het tarief voor het verkrijgen van een pontkaartje voor een bromfietser per overtocht bedraagt 15.2.4 Het tarief voor het verkrijgen van een pontkaartje voor een motor per overtocht bedraagt 15.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 15.3.1 tot het verkrijgen en/of omzetten van een gehandicaptenparkeerkaart met een geldigheidsduur van maximaal 5 jaar 15.3.2 om verlenging van een gehandicaptenparkeerkaart met een geldigheidsduur van maximaal 5 jaar 15.3.3 ter verkrijging van een duplicaat gehandicaptenparkeerkaart wegens verlies of diefstal
€
34,80
€
14,20
€
9,15
€
16,10
€
0,80
€
1,--
€
1,25
€
1,50
€
115,95
€
12,45
€
12,45
€ € €
tarief IND tarief IND tarief IND
Hoofdstuk 16 Naturalisatie 16.1 Voor het afleggen van een optie ter verkrijging van het Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap dient te worden betaald: 16.1.1 16.1.2 16.1.3 16.2
Enkelvoudige optie Nederland en buiten het Koninkrijk Gemeenschappelijke optie Nederland en buiten het Koninkrijk Optie medeopterende minderjarige Voor de behandeling van een naturalisatieverzoek dient te worden betaald:
36
16.2.1 16.2.2
Verzoek tot naturalisatie in Nederland Verzoek tot naturalisatie van de meerderjarige vreemdeling die staatloos is of houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in Nederland of een vergelijkbare verblijfsvergunning heeft in de Nederlandse Antillen of Aruba
€ €
tarief IND tarief IND
16.2.3
Gelijktijdige verzoeken tot naturalisatie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven
€
tarief IND
16.2.3.1
Indien ten minste één van deze personen een vreemdeling is als bedoeld in het tweede lid Verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, per kind
€
tarief IND
€
tarief IND
€
131,65
€ €
258,70 625,35
€
1,40
€
0,185
€
16.2.4
Hoofdstuk17 Evenementenvergunning 17 17.1 17.2 17.3 17.4 17.5
Het tarief bedraagt ter zake het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor het houden van een evenement e.d. overeenkomstig de A.P.V. voor een evenement minder dan 1000 bezoekers voor een evenement tussen de 1000 en 5000 bezoekers voor een evenement van meer dan 5000 bezoekers voor de evenementen genoemd in 17.1, 17.2 en 17.3 worden de verbruikskosten van water in rekening gebracht. Het tarief per m3 water bedraagt voor de evenementen genoemd in 17.1, 17.2 en 17.3 worden de verbruikskosten van electriciteit in rekening gebracht. Het tarief per kwh electriciteit bedraagt
Hoofdstuk 18 Diversen 18.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 18.1.1 tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag 18.1.2 18.1.3 18.1.4 18.1.5 18.2 18.3 18.3.1 18.4
18.4.1 18.5 18.6 18.6.1 18.6.2 18.6.2.1 18.6.2.2 18.6.2.3 18.6.2.4
tot het verkrijgen van een attestatie de vita tot het verkrijgen van een meertalige attestatie de vita tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening tot het verkrijgen van een bewijs van Nederlanderschap Kosten voor het registreren van een vaartuig Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het instemmen met het wijzigen of omzetten van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een visserijconsent als bedoeld in artikel 6 van de Visserijwet 1963 (Stb. 312)
€ € € € €
Tarief Ministerie 12,70 12,70 9,25 9,25 5,65
€
55,45
€
80,60
het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een visvergunning Het tarief bedraagt voor een oningevuld bewijs als bedoeld in art.16 van het Veiligheidsbesluit elektrische schrikdraden Het tarief bedraagt voor een ventvergunning: een vast tariefbedrag per dag van vermeerderd met: per dag per week per maand per kwartaal
€
14,05
€
8,30
€
7,75
€ € € €
7,75 11,65 47,80 66,75
37
18.6.2.5 18.7 18.7.1 18.7.2 18.7.2.1 18.7.2.2 18.7.2.3 18.7.2.4 18.7.2.5 18.7.3
18.8 18.9 18.10.1
18.10.1.1 18.10.2 18.10.2.1
per jaar Het tarief bedraagt voor een standplaatsvergunning: indien het een standplaats op gemeentegrond betreft een vast bedrag per dag van vermeerderd met: per dag per week per maand per kwartaal per jaar De leges voor standplaatsen worden niet geheven voor vergunningen die op basis van het gestelde in de marktverordening worden verleend aan de kooplieden die op de weekmarkt standplaats innemen.
€
121,25
€
7,75
€ € € € €
7,75 11,65 47,80 66,75 121,25
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een terrasvergunning Het tarief bedraagt voor een vergunning ten behoeve van sandwichborden voor een periode van 14 dagen per bord. het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet
€
68,40
€
5,10
€
91,70
indien het betreft werkzaamheden in tegel-, klinker- en sierbestratingen, alsmede gesloten verhardingen, wordt het tarief genoemd in artikel 17.10.1 per strekkende meter sleuf vermeerderd met het in 17.10.1 genoemde bedrag wordt: indien met betrekking tot een melding overleg moet plaatsvinden tussen gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, verhoogd met
€
1,20
€
222,40
€
90,60
€
69,40
€
70,00
18.10.2.2
indien met betrekking tot een melding onderzoek naar de status van de kabel plaatsvindt, worden de in artikel 17.10.1 leges verhoogd met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de melding aan de melder meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die terzake door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.
18.10.3
indien een begroting als bedoeld in 17.10.2.2 is uitgebracht, wordt een melding in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de melder ter kennis is gebracht, tenzij de melding voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
18.10.4
het tarief bedoeld in onderdeel 17.10.1 wordt verminderd met de van de melder verkregen of te verkrijgen privaatrechtelijke vergoeding voor beheerskosten in verband met de werkzaamheden, met dien verstande dat de uitkomst van de vermindering niet minder dan nihil kan bedragen. Dienstverlening bestemmingsplannen, bodemgesteldheid Voor het beantwoorden van vragen over bestemmingsplannen, bodemgesteldheid e.d. ten behoeve van activiteiten voor zover deze niet rechtstreeks verband houden met een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt een standaard tarief per adres in rekening gebracht
18.11
18.12
18.13
Gebruiksvergunning Het tarief voor het in ontvangst nemen van een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2.3.5 lid 2 van de brandbeveiligingsverordening bedraagt Het tarief voor het in ontvangst nemen van een aanvraag van een gebruiksvergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 2.1.1 lid 1 van de brandbeveiligingsverordening, bedraagt ten behoeve van een:
38
18.14 18.15
a. tijdelijk bouwsel of braderie b. circus c. evenement d. kampeerterrein of jachthaven e. hotelboot of restaurantboot Het tarief voor het overschrijven van een vergunning als bedoeld in artikel 17.13 bedraagt Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor overige, niet elders in de verordening of de tarieventabel met name genoemde vergunningen c.q. ontheffingen als bedoeld in de A.P.V.
€ € € € € €
279,90 419.90 419.90 419.90 1.959,25 139,90
€
23,65
Behorend bij raadsbesluit van 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
39
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op artikel 226 van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2015 (Verordening hondenbelasting 2015) Artikel 1 Belastbaar feit Onder de naam hondenbelasting wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente. Artikel 2 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 232, vierde lid, sub a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden. Artikel 3 Vrijstellingen 1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren. 2. De belasting wordt niet geheven voor honden: a. die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden; b. die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden; c. die verblijven in een hondenasiel; d. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren; e. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden; f. die uitsluitend gehouden worden ten dienste van de politie en die waarvan de houder in bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder van de hond zich verbindt deze hond met een begeleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen. Artikel 4 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
40
Artikel 5 Belastingtarief 1. De belasting bedraagt per belastingjaar: a. voor een eerste hond b. voor een tweede hond c. voor iedere hond boven het aantal van twee
€ €
76,08 101,16 48,36
€ 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 383,64 per kennel. 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag. 4. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
41
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Verordening hondenbelasting 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening hondenbelasting 2015”. Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
42
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014 gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2015 (Verordening lijkbezorgingsrechten 2015) Artikel 1 Begripsomschrijving Deze verordening verstaat onder: 1. begraafplaats: de begraafplaatsen Wormer, Wijdewormer en Jisp; 2. particulier graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot: − het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten; − het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; − het doen verstrooien van as; 3. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van stoffelijke overschotten; 4. particulier urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersonen voor bepaalde of onbepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot: − het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; − het doen verstrooien van as; 5. particulier urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen en urnen; 6. asbus: een bus ter berging van as van een overledene; 7. urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen; 8. verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen verstrooien. Artikel 2 Belastbaar feit Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. Artikel 3 Belastingplicht De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
43
Artikel 4 Vrijstellingen De rechten worden niet geheven voor: 1. het lichten van een stoffelijk overschot of asbus op rechterlijk gezag; 2. het begraven van doodgeboren kinderen of van zuigelingen die met de overleden moeder in dezelfde kist worden begraven. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief a. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. b. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. Artikel 6 Belastingjaar a. Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. b. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 4.6 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht. Artikel 7 Wijze van heffing 1. De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag. 2. Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt. Artikel 8 Ontstaan van een belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten 1. De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoelt in 4.2 en 4.3 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in 4.2 en 4.3 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Artikel 10 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de rechten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving. 2. In afwijking van het onder het eerste lid vermelde moeten de onder 4.2 tot en met 4.3 in de tarieventabel vermelde rechten in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 3. Ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 4. De Algemene Termijnwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
44
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten. Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Verordening Lijkbezorgingsrechten 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 12, vierde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt. 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 5. De verordening wordt aangehaald als de “Verordening lijkbezorgingsrechten 2015".
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014 de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
45
Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening lijkbezorgingsrechten 2015’ Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten 1.1 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier graf wordt geheven: 1.1.1 voor een periode van 20 jaar 1.1.2 voor een periode van 10 jaar 1.1.3 voor een periode van 5 jaar 1.2 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier urnengraf wordt geheven: 1.2.1 voor een periode van 20 jaar 1.2.2 voor een periode van 10 jaar 1.2.3 voor een periode van 5 jaar 1.3 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnennis wordt geheven: 1.3.1 voor een periode van 20 jaar 1.3.2 voor een periode van 10 jaar 1.3.3 voor een periode van 5 jaar Hoofdstuk 2 Begraven 2.1 Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een persoon van 12 jaar of ouder wordt geheven: 2.2 Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een kind jonger dan één jaar wordt geheven 2.3 Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een kind beneden 12 jaar wordt geheven: 2.4 Voor het begraven op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in 2.1, 2.2 en 2.3 verhoogd met 50% 2.5 Onder buitengewone uren wordt verstaan: alle uren die buiten normale werkuren vallen. Onder normale werkuren wordt verstaan: maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot en met 16.00 uur Hoofdstuk 3 Bijzetten van asbussen en urnen 3.1 Voor het bijzeten van een asbus of urn wordt geheven: 3.1.1 in een particulier urnennis: 3.1.2 op een particulier urnengraf: 3.1.3 in een particulier urnengraf: 3.1.4 op een particulier graf: 3.1.5 in een particulier graf: 3.2 Voor het afgeven van een asbus wordt geheven: Hoofdstuk 4 Grafdekking en onderhoud 4.1 Voor het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen of vernieuwen van de voorwerpen, bedoeld in de Beheersverordening begraafplaatsen wordt geheven: 4.1.1 voor de aanleg van een grafkelder: 4.1.2 voor het plaatsen van gedenktekenen en kruisen, per gedenkteken of kruis: 4.1.3 voor het aanleggen van een zerk: 4.1.4 voor het aanleggen van een graftuin: 4.1.5 voor het planten van bomen, per boom: 4.1.6 voor het planten van heesters en andere gewassen: 4.2 Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de voorwerpen, zoals bedoeld in 4.1.1 tot en met 4.1.6 wordt geheven per jaar: 4.2.1 voor een grafkelder: 4.2.2 voor gedenktekenen en kruisen, per gedenkteken of kruis: 4.2.3 voor een zerk: 4.2.4 voor een graftuin of andere beplantingen:
€ € €
1135,65 567,30 283,65
€ € €
567,30 283,65 141,80
€ € €
567,30 283,65 141,80
€
1000,45
€
261,70
€
488,20
€ € € € € €
488,20 488,20 488,20 488,20 488,20 244,10
€ € € € € €
1305,35 74,45 64,50 64,50 64,50 64,50
€ € € €
120,65 120,65 120,65 120,65
46
4.3
4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.6
4.6.1
Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een grafruimte, daaronder niet begrepen het onderhoud van voorwerpen als bedoeld in de Beheersverordening begraafplaatsen, wordt geheven per grafruimte per jaar: voor een particulier graf: voor een particulier urnengraf: voor een particulier urnennis: Verwijderen en terugplaatsen van monumenten Bandengraf Beplantingsgraf Voor het door of van gemeentewege onderhouden van een algemeen graf voor een minimale periode van 10 jaar wordt een vast berekend van: De rechten als bedoeld in onderdeel 4.2 en 4.3 kunnen worden afgekocht voor bepaalde tijd door voldoening van een bedrag bepaald volgens bijlage 1 van de tarieventabel. De afkoopsom bedraagt de contante waarde van de op het tijdstip van afkoop nog te verschijnen belastingbedragen, en wordt berekenend door vermenigvuldiging van het jaarlijkse belastingfactor. Het rentepercentage is gelijk aan de omslagrente. Het in het vorige lid genoemde omslagrente is 5%
Hoofdstuk 5 Lijkschouwing 5.1 Voor het schouwen van een lijk door de gemeentelijke lijkschouwer wordt geheven: Hoofdstuk 6 Overboeken van particuliere graven en urnennissen 6.1 Voor het overboeken van particuliere graven in het daartoe bestemd register wordt geheven: 6.2 Voor het overboeken van particuliere urnengraven in een daartoe bestemd register wordt geheven: 6.3 Voor het overboeken van particuliere urnennissen in een daartoe bestemd register wordt geheven: Hoofdstuk 7 Opgraven, ruimen, verstrooien 7.1 Voor het opgraven van een stoffelijk overschot wordt geheven: 7.2 Voor het na opgraven weer opnieuw begraven in hetzelfde particuliere graf wordt geheven: 7.3 Voor het na opgraven weer begraven in een ander particulier graf wordt geheven: 7.4 Voor het ruimen of schudden van een particulier graf op verzoek van de rechthebbende wordt geheven: 7.5 Voor het verstrooien van as wordt per asbus geheven: 7.5.1 op een verstrooiingsplaats: Hoofdstuk 8 Overige heffingen 8.1 Voor het luiden van de klok wordt geheven per kwartier
€ € €
120,65 120,65 120,65
€ € €
231,20 76,65 667,05
€
382,00
€
25,40
€
25,40
€
25,40
€ €
1038,40 0,00
€
382,00
€
1038,40
€
163,70
€
64,40
Behorend bij raadsbesluit van 16 december 2014 de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
47
Bijlage 1 behorende bij de tarieventabel van de “Verordening lijkbezorgingsrechten 2015”. Rekentabel 2015 uitgaande van een rentepercentage van 5% Aantal jaren afkoop grafonderhoud 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Samengestelde faktor 1,952381 2,859410 3,723248 4,545951 5,329477 6,075692 6,786373 7,463213 8,107822 8,721735 9,306414 9,863252 10,393573 10,898641 11,379658 11,837770 12,274066 12,689587 13,085321
48
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2015 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2015) Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven (verder: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven (verder: de gebruikgever); de gebruikgever is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1. 2. Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
49
Artikel 4 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken. j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling voor de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
50
Artikel 5 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,1469% b. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1330% 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1748% 2. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen. Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerende-zaakbelastingen 2015”
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
51
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015 (Verordening rioolheffing 2015) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan; b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft; d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater. Artikel 2 Aard van de belasting Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel. 2. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. Artikel 4 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. Artikel 5 Maatstaf van heffing rioolheffing afvalwater 1. De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
52
2. Het aantal kubieke meters wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend. 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een: a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 4. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd. Artikel 6 Maatstaf van heffing rioolheffing hemel- en grondwater De rioolheffing hemel- en grondwater wordt geheven naar een vast bedrag per perceel. Artikel 7 Belastingtarieven 1. Het tarief voor de rioolheffing afvalwater bedraagt voor elke volle eenheid van 500 kubieke meters afvalwater: a. per eenheid van 0 tot en met 500 m3 € 208,92 b. per eenheid van 501 tot en met 1.000 m3 € 417,84 c. per eenheid van 1001 tot en met 1500 m3 € 626,76 d. indien meer dan 1500 m3 wordt geloosd, € 626,76 te vermeerderen met € 208,92 per volle 500 m3 voor de hoeveelheid meer van 1500 m3. 2. In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor elk perceel dat niet direct of indirect is aangesloten op het waterleidingstelsel en van waaruit geen water via het rioleringsstelsel wordt afgevoerd dat is verkregen door middel van een eigen pompinstallatie: € 69,64 Artikel 8 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 9 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van een op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 11 Termijnen van betaling 4. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 5. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede
53
maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Verordening rioolheffing 2014’ van 17 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2015”.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014 de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
54
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2015 (Verordening marktgelden 2015) Artikel 1 Begripsomschrijving Deze verordening verstaat onder: 1. Standplaats: de op een openbare markt, door het bevoegd gezag, voor een bepaalde duur aangewezen oppervlakte voor het uitoefenen van de markthandel. 2. Openbare markt: de warenmarkt, welke krachtens besluit van de raad op de daartoe aangewezen plaats, dag en tijd wordt gehouden. 3. Marktdag: een krachtens besluit van de raad aangewezen dag voor het houden van een openbare markt. 4. Marktstal: een standplaats ter grootte van 4 strekkende meters. 5. Een dubbele marktstal: een standplaats ter grootte van 8 strekkende meters. 6. Standwerkersplaats: een standplaats ter grootte van een variabel aantal strekkende meters. 7. Tijdvak: een aaneengesloten periode van dertien weken 8. Dagplaats: een standplaats, die per marktdag beschikbaar wordt gesteld. 9. Vaste plaats: een standplaats, die voor de duur van een tijdvak, tot wederopzegging wordt beschikbaar gesteld. Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht 1. Onder de naam ‘marktgeld’ wordt een recht geheven voor het innemen van een standplaats op de openbare markt. 2. Het marktgeld wordt geheven van degene die een standplaats op de openbare markt inneemt, dan wel van degene aan wie een standplaats op de openbare markt is toegewezen. Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. Maatstaf voor de berekening van het marktgeld is het aantal strekkende meters van de marktstal of standplaats. 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt een gedeelte van een strekkende meter of een gedeelte van de marktdag voor een gehele strekkende meter of een gehele marktdag gerekend.
55
Artikel 4 Tarief 1. Het marktgeld bedraagt per stal (per marktdag) 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt het marktgeld per kraam per marktdag, indien het recht bij vooruitbetaling over een periode van een kalenderkwartaal wordt voldaan. 3. Het marktgeld bedraagt per strekkende meter − met een minimum van 3 meter
€
9,60
€ € €
8,15 2,40 7,20
4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid bedraagt het recht per strekkende meter, indien het recht bij vooruitbetaling over een periode van een kalenderkwartaal wordt voldaan. € − met een minimum van 3 meter € 5. De tarieven voor het direct of indirect gebruik maken van een door gemeente beschikbaar gestelde stroomkast bedragen per standplaats: Categorie van stroomverbruik 1 2
3
Kwartaaltarief (€) 10,35 20,70
Dagtarief (€) 0,75 1,55
62,10
4,70
2.10 6,30
Categorie 1: minimale stroomverbruikers zoals verlichting en/of een kleine radio. Categorie 2: lichte stroomverbruikers zoals weegschalen, koffiezetapparaten, veelal in combinatie met categorie 1. Categorie 3 : zware stroomverbruikers zoals bijvoorbeeld koeling en bakken, braden of frituren, veelal in combinatie met categorie 1 en 2.
Artikel 5 Wijze van heffen Het marktgeld wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 6 Termijn van betaling 1. Het marktgeld voor een vaste plaats dient te worden betaald binnen veertien dagen na dagtekening van de in het voorgaande artikel genoemde schriftelijke kennisgeving. 2. Het marktgeld voor een dagplaats dient te worden betaald dadelijk na uitreiking van de in het voorgaande artikel genoemde schriftelijke kennisgeving. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 7 Teruggaaf Aanspraak op teruggaaf van marktgeld kan ontstaan wegens niet gehouden openbare markten ingevolge een daartoe bij of krachtens de bepaling van de verordening op de openbare markten genomen besluit. Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de marktgelden
56
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Marktgeldverordening 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening marktgelden 2015”.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
57
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op de artikel 221 Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015 (Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik; b. woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden; c. bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte. Artikel 2 Belastingplicht 1. Onder de naam 'belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een bedrijfsruimte al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen gebruikersbelasting. b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven. b. het ter beschikking stellen van een bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die ruimte ter beschikking heeft gesteld. 3. Degene die een in het vorige lid bedoelde bedrijfsruimte in gebruik heeft gegeven of ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan in gebruik is gegeven of ter beschikking is gesteld. Artikel 3 Belastingobject Als één ruimte wordt aangemerkt: a. een binnen de gemeente gelegen ruimte; b. een gedeelte van een in onderdeel a bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; c. een samenstel van twee of meer onder a bedoelde ruimten of in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; d. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde ruimte, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel c bedoeld samenstel.
58
Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met: a. de aard en de bestemming van de ruimte; b. de sedert de stichting van de ruimte opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming. 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte. 5. Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel d, wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte. Artikel 5 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van: a. glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; c. ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; d. ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; e. werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten zijn aan te merken. f. bedrijfsruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige bedrijfsruimten die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; g. ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt ten behoeve van begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde bedrijfsruimte geldt niet voor de eigenarenbelasting voor zover de gemeente van die ruimten niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
59
3. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de bedrijfsruimte die in hoofdzaak dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 6 Waardepeildatum 1. De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin de ruimte op die datum verkeert. 2. De waardepeildatum ligt één jaar voor het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt bepaald. 3. Indien een ruimte in het kalenderjaar voorafgaande aan het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt bepaald: a. opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten, of b. wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, of c. een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere omstandigheid,wordt, in afwijking van het eerste lid, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar. Artikel 7 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,1469% b. de eigenarenbelasting 1. voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1330% 2. voor roerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1748% 2. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 8 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten.
60
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De ‘Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015”. Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
61
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op artikel 228 van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2015 (Verordening precariobelasting 2015) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Bij de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan; b. week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen; c. maand: een kalendermaand; d. jaar: een kalenderjaar; e. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 Belastingplicht 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft. . Artikel 4 Vrijstellingen De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van: a. voorwerpen waarvoor door de gemeente reclamebelasting of een recht op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet wordt geheven; b. voorwerpen, waarvan de gemeente als eigenaar van de grond de aanwezigheid moet gedogen; c. voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende is krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde; d. hijsbalken, raamdorpels, goten, gevellijsten; e. borden, voor zover deze bestemd zijn ter aankondiging dat het perceel, waaraan zij zijn bevestigd of één of meer gedeelten daarvan, te koop of te huur is;
62
f.
voorwerpen, die in verband met hun aard of constructie zich niet ononderbroken boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bevinden, zoals een zonnescherm, een blind, een luik, een raam, een deur of een ander dergelijk voorwerp; g. voorwerpen van particulieren die aanwezig zijn in verband met de verbetering van woningen in een door de gemeenteraad aangewezen stadsvernieuwingsgebied. h. voor rioolbuizen, die zijn aangesloten op het gemeentelijke rioleringstelsel. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde. Artikel 6 Berekening van de precariobelasting 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde tijds- of andere eenheid als een volle eenheid aangemerkt. 2. Voor de toepassing van deze verordening: a. worden voorwerpen of gedeelten van voorwerpen die naar maatschappelijke opvatting bij elkaar behoren, als één voorwerp aangemerkt; b. wordt de oppervlakte van een voorwerp bepaald op het product van de grootste lengte en de grootste breedte van dat voorwerp. 3. Indien de toepassing van het dag-, week-, of maandtarief leidt tot een hoger verschuldigd belastingbedrag dan de toepassing van respectievelijk het week-, maand- of jaartarief, wordt per week, maand of jaar niet meer geheven dan bij toepassing van het week-, maand- of jaartarief verschuldigd is. 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 7 Belastingtijdvak 1. Indien de belasting wordt berekend naar een jaartarief, is het belastingtijdvak een jaar. 2. Indien de belasting wordt berekend naar een maand-, week- en/of dagtarief is het belastingtijdvak gelijk aan de aaneengesloten periode waarover de belasting wordt geheven. Artikel 8 Wijze van heffing 1. De in artikel 7, eerste lid, genoemde precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De in artikel 7, tweede lid, genoemde precariobelasting wordt geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 9 Ontstaan belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van belastingtijdvak. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien het belastingtijdvak een jaar is en de belastingplicht na het begin van de belastingtijdvak ontstaat, wordt het verschuldigde bedrag berekend naar zoveel twaalfde gedeelten van de naar het jaartarief berekende belasting als er na de aanvang van de maand waarin de belastingplicht ontstaat maanden in het belastingtijdvak overblijven. 3. Indien het belastingtijdvak een jaar is en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op verzoek van de belastingplichtige naar tijdsgelang ontheffing van de belasting verleend. De ontheffing wordt berekend op zoveel twaalfde gedeelten van de naar het jaartarief berekende belasting als er na de aanvang van de maand, volgende op die waarin de belastingplicht eindigt, maanden in het belastingtijdvak overblijven.
63
Artikel 10 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. In afwijking van het eerste en het tweede lid moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 10 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting. Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel 1. De ‘Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening precariobelasting 2015".
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
64
Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2015’
1 1.1
Het tarief bedraagt per jaar: Voor het hebben van: Kabels, buizen en geleidingen voor gas, water en elektriciteit, per strekkende meter per jaar.
€
1,45
Behorend bij raadsbesluit van 16 december 2014 de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
65
De raad van de gemeente Wormerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, gelet op artikel 255 van de Gemeentewet, artikel 26 van de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990; overwegende dat het gewenst is om nadere regels te stellen voor het verlenen van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen; b e s l u i t: het volgende vast te stellen:
het Besluit kwijtscheldingsregels 2015
Artikel 1 Inkomensvrijstelling en kinderopvang 1. Op grond van de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 bij ministeriële regeling gestelde regels, wordt bij de invordering, in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, het percentage van de kosten van bestaan vastgesteld op 100 percent van de bijstandsnorm. 2. Op grond van de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 bij ministeriële regeling gestelde regels, wordt bij de invordering, in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, het percentage van de kosten van het bestaan voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a van de Algemene ouderdomswet , hebben bereikt, vastgesteld op 100 percent van de toepasselijke netto AOW-norm verhoogd met de toepasselijke tegemoetkoming koopkracht oudere belastingplichtige (MKOB). 3. Onderdelen 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op het vaststellen van de kosten van het bestaan bij kwijtscheldingsverzoeken van natuurlijke personen die geen verband houden met de uitoefening van een bedrijf of zelfstandig beroep door overeenkomstige toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk II van de Uitvoeringregeling Invorderingswet 1990 in plaats van de afdelingen 3 en 4 van voornoemd hoofdstuk . 4. Bij een verzoek om kwijtschelding wordt rekening gehouden met de netto-kosten voor kinderopvang. Artikel 2 Verruimde kwijtschelding Met toepassing van het in artikel 1 bepaalde, wordt kwijtschelding verleend voor: a. b. c. d. e. f.
Onroerende-zaakbelastingen; Roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting; Afvalstoffenheffing; Rioolheffing; Hondenbelasting; Forensenbelasting.
Artikel 3 Uitgesloten kwijtschelding Bij de invordering van de volgende belastingen wordt geen kwijtschelding verleend: a. b. c. d.
Precariobelasting; Marktgeld; Lijkbezorgingsrechten; Leges.
66
Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Het besluit ‘Besluit Kwijtscheldingsregels 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van dit besluit is 1 januari 2015. 4. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Kwijtscheldingsregels 2015
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 16 december 2014, de griffier,
de voorzitter,
I. P. Vrolijk
P. C. Tange
67