Impulsen in Onderwijs 2005-2010 krachtig onderwijs, veiligheid en een sluitende aanpak
Regionaal Arrangement Albrandswaard-Hoogvliet-SpijkenisseBernisse-Hellevoetsluis-Westvoorne-Brielle-Rozenburg
Bijlagen 1. Demografische en sociaal-economische gegevens Tabel 1. Inwonersaantallen in de acht regionale (deel)gemeenten in de periode 1994-2004 Tabel 2. Aantal werkzoekende per gemeente Tabel 3. Inkomende en uitgaande pendel in Rijnmond 2002 Tabel 4. Prognose basisgeneratie 0-12 jaar in aantallen Tabel 5. Prognose basisgeneratie 0-12 jaar geïndexeerd (2003 = 100) 2. Scholen, leerlingaantallen, opleidingen en risicoleerlingen Tabel 6. Overzicht van scholen en leerlingaantallen per 1 oktober 2002, 2003 en 2004 Tabel 7. Overzicht van het huidige aanbod van opleidingen Tabel 8. Overzicht van het toekomstige aanbod van opleidingen Tabel 9. Overzicht van mbo-opleidingen Tabel 10. Resultaten categorieën risicoleerlingen 3. Overzicht van de vo-scholen Eindrapportage van de werkgroep dienstverlening Eindrapportage van de werkgroep Gemengde en Theoretische Leerweg Eindrapportage van de werkgroep techniek Eindverslag van de werkgroep Praktijkonderwijs Eindverslag van de werkgroep lwo/risicoleerlingen
Bijlage 1. Demografische en sociaal-economische gegevens Tabel 1. Inwonersaantallen in de acht regionale (deel)gemeenten in de periode 1994-2004 (bron: PAR) Gemeente
1994
1996
1998
2000
2002
2004
Stijging tov 1994
Albrandswaard 14.920
15.325
15.395
16.420
18.092
19.607
31%
Bernisse
12.267
12.495
12.502
12.754
12.760
12.684
3%
Brielle
15.514
15.819
15.842
15.869
16.001
15.948
3%
Hellevoetsluis
36.617
36.632
37.356
38.358
39.017
40.164
10%
Hoogvliet
35.431
Rozenburg
14.204
13.986
13.767
13.348
13.291
13.173
- 7%
Spijkenisse
70.464
70.515
71.513
73.078
75.147
75.170
7%
Westvoorne
13.780
13.810
13.921
13.857
14.195
14.265
4%
totalen
177.766
178.582
180.296
183.684
188.503
191.011
7,4%
In de periode 2003-2009 neemt de beroepsbevolking in Rijnmond naar verwachting met 8.1% toe. (bron PAR). Omgerekend is dit een gemiddelde groei van 1.3% per jaar. Tabel 2. Aantal werkzoekende per gemeente (bron: PAR) Gemeente
2003
2004
Toename
Albrandswaard 440
557
27%
Bernisse
286
305
3%
Brielle
445
545
22%
Hellevoetsluis
1.572
1.891
20%
Hoogvliet
3.968
Rozenburg
462
613
33%
Spijkenisse
3.427
4.358
27%
Westvoorne
297
376
27%
Tabel 3. Inkomende en uitgaande pendel in Rijnmond 2002 (bron: PAR) inkomend
uitgaand
Van en naar Haaglanden
24.000
40.000
Van en naar Rijn-Gouwe
19.000
12.000
6.000
11.000
21.000
10.000
Van en naar Utrecht-Midden Van en naar West-Brabant
1
De pendel tussen Rijnmond en de andere grootstedelijke gebieden is aanzienlijk. De pendel vanuit Rijnmond gaat voornamelijk naar Haaglanden (40.000). Dit is te verklaren uit het hoge aandeel van in het openbaar bestuur van de werkzame personen. Tabel 4. Prognose basisgeneratie 0-12 jaar in aantallen bron: besturenraad 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Albrandswaard
2112
2160
2173
2182
2233
2300
2313
2292
2247
2246
2211
2178
Bernisse
1302
1315
1319
1340
1281
1250
1229
1213
1181
1131
1087
1045
Brielle
1586
1590
1621
1636
1623
1603
1622
1639
1672
1667
1681
1645
Hellevoetsluis
4147
4155
4018
3981
3971
3910
3921
3894
3831
3785
3737
3685
Rozenburg
1292
1259
1303
1279
1268
1272
1243
1217
1176
1168
1129
1116
Spijkenisse
7781
7560
7337
7175
7083
6943
6889
6825
6718
6621
6521
6453
Westvoorne
1462
1426
1445
1437
1407
1391
1391
1362
1347
1327
1307
1272
19682
19465
19216
19030
18866
18669
18608
18442
18172
17945
17673
17394
1849
1926
Totaal Hoogvliet*
1727
1550
Voor de deelgemeente Hoogvliet betreffen de cijfers de realisatie en prognose voor de 12-15 jarigen.
Tabel 5. Prognose basisgeneratie 0-12 jaar geïndexeerd (2003 = 100) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Albrandswaard
100
102
103
103
106
109
110
109
106
106
105
103
Bernisse
100
101
101
103
98
96
94
93
91
87
83
80
Brielle
100
100
102
103
102
101
102
103
105
105
106
104
Hellevoetsluis
100
100
97
96
96
94
95
94
92
91
90
89
Rozenburg
100
97
101
99
98
98
96
94
91
90
87
86
Spijkenisse
100
97
94
92
91
89
89
88
86
85
84
83
Westvoorne
100
98
99
98
96
95
95
93
92
91
89
87
Totaal
100
99
98
97
96
95
95
94
92
91
90
88
Hoogvliet
100
104
93
84
2
Bijlage 2. scholen, leerlingaantallen, opleidingen en risicoleerlingen Tabel 6. Overzicht van scholen en leerlingaantallen per 1 oktober 2002, 2003 en 2004 vestiging
aantal lln hele vestiging 2002
2003
waarvan lln vmbo
waarvan lln lwoo/pro
2004
2002
2003
2004
2002
2003
2004
Spijkenisse OSG De Eilanden
592
590
495
397
430
359
195
160
136
PENTA CSG De Oude Maas
1007
1066
1084
644
780
770
363
286
314
PENTA CSG Blaise Pascal
1157
1178
1267
348
311
408
-
-
-
PENTA CSG Angelus Merula
1175
1197
1163
385
315
377
-
-
-
De Ring van Putten
1369
1406
1408
518
547
555
-
-
-
NOVA College Ch. de Foucauld
273
304
334
273
302
330
-
2
4
De Sluis
216
243
263
-
-
-
216
243
263
PENTA CSG West IJsselmonde
566
580
635
361
449
467
204
131
168
Einstein Lyceum
847
888
868
-
-
-
-
-
-
Hoogvliet
Brielle PENTA CSG Bahûrim
216
217
230
216
217
230
-
-
-
1234
1238
1256
456
376
158
179
246
183
Wellantcollege
760
709
728
551
512
501
209
197
227
De Schakel
112
145
132
-
-
-
112
145
132
211
234
252
211
234
180
-
-
-
1542
1664
1715
701
549
182
164
221
243
1365
1337
1305
424
414
402
Maerlant College
Rozenburg PENTA CSG Godfried Richter Hellevoetsluis GSG Helinium PENTA CSG Jacob van Liesveldt Totalen
lwoo pro eindtotaal
12.642
12.996
13135
5.485
5.436
4.919
-
-
-
1.314
1.243
1.275
328
388
395
1.642
1.631
1.670
3
Tabel 7. Overzicht van het huidig aanbod van opleidingen sector
zorg en welzijn economie
techniek
landbouw
overig
isp zorg en welzijn
administratie
handel en verkoop
isp handel en administratie
consumptieve techniek
bouwtechniek
elektrotechniek
installatietechniek
voertuigentechniek
metaaltechniek
isp instalektro
isp metaleketro
landbouw
?
?
?
?
isp landbouw breed
uiterlijke verzorging
= groei verwacht = stabiele ontwikkeling verwacht = krimp verwacht
Verzorging
afdeling / isp
SPIJKENISSE - OSG De Eilanden
bk
- PENTA Oude Maas
bk
bk g
bk
bk bk
bk
bk
bk
bk
bk
bk
bk bk
bk
t g
- PENTA Blaise Pascal
t
- PENTA Angelus Merula
t
- De Ring van Putten
t
- Nova CdF
t
HOOGVLIET - PENTA West IJsselmonde
bk
bk
gbk
bk
t
- Einstein Lyceum
t
BRIELLE - Wellantcollege - Maerlant College
b bk
bk
- PENTA Bahûrim
bk
bk
bk
gk t
g
t
ROZENBURG - PENTA Godfried Richter
t
HELLEVOETSLUIS - Helinium - PENTA Jacob v Liesveldt
bkg
bkg
g
g
bk
bkg
t g
t
1. Het schema gaat uit van het perspectief van de leerling op de arbeidsmarkt na het doorlopen van het vmbo en mbo. Vmbo als eindonderwijs biedt nauwelijks perspectief. 2. Het PAR geeft te verwachten groei aan in zorg en welzijn, openbaar bestuur, (zakelijke) dienstverlening en horeca/toerisme. ICT zal licht herstellen. Negatief scoren industrie, bouw, groothandel, vervoer, telecom, financiële instellingen e landbouw/visserij. Landelijke cijfers (bron: Volkskrant) bevestigen het beeld van matig scoren van administratief/economie. 3. De toptien vacatures van het PAR in volgorde van hoog naar laag: paramedisch, beveiliging, installatie/montage, onderwijs, horeca, commercieel, landbouw en creatief.
4
zorg en welzijn
economie
techniek
landbw
id
intersectoraal dienstverlening
sector
isp landbouw breed
Tabel 8. Overzicht van het toekomstig aanbod van opleidingen
theoretische leerweg
landbouw
isp metaleketro
isp instalektro
isp techniek breed
transport en logistiek
metaaltechniek
voertuigentechniek
bk
installatietechniek
bouwtechniek
bk
elektrotechniek
isp consumptie breed
consumptieve techniek
sport, dienstverlening en veiligheid
isp handel en administratie
handel en verkoop
administratie
isp zorg en welzijn breed
uiterlijke verzorging
verzorging
afdeling / isp
SPIJKENISSE - OSG De Eilanden
bk
- PENTA Oude Maas
bk
bk g
bk
bk bk
bk
bk
bk
bk
bk
t bkg
- PENTA Blaise Pascal
t
- PENTA Angelus Merula
t
- De Ring van Putten
t
- Nova CdF
t
HOOGVLIET EN ALBRANDSWAARD - PENTA West IJsselmonde
bk
bk
bkg
bk1
bk*
- Einstein Lyceum
t t
BRIELLE - Wellantcollege - Maerlant College
b bk
bk
- PENTA Bahûrim
bk2
bk2
bk2
bk
kg
bk
bk
t
g
t
ROZENBURG - PENTA Godfried Richter
t
HELLEVOETSLUIS - Helinium - PENTA Jacob v Liesveldt 1
bkg
bkg
g
g
2
bkg
bkg
2
g
t t
De afdeling consumptieve techniek zal worden afgebouwd als het intersectorale programma dienstverle-
ning is opgezet. 2 Over de positie van de ‘onderliggende’ afdelingen zal in de toekomst besloten worden nadat de regelgeving bekend is geworden.
5
Tabel 9. Overzicht van het aanbod van mbo-opleidingen Hoogvliet
Spijkenisse
Brielle
Hellevoetsluis
Techniek
Middenkaderfunctionaris Milieutechniek (NIV-4) BOL
Zh
Middenkaderfunctionaris Procestechniek (NIV-4) BOL
Zh (PMR)
Middenkaderfunctionaris Alg. Operationele Techniek (NIV-4) BBL
Mechanisch operator B (NIV-3) BBL
Zh
Procesoperator B (NIV-3) BBL + BOL
Zh (PMR)
Medewerker algemene operationele techniek (NIV-2) BBL
Mechanisch operator A (NIV-2) BBL
Zh
Basisoperator (NIV-1) BBL
Zh
Assistent monteur sterkstroom installaties (NIV-1) BOL
Zp
Assistent constructiewerker/ lasser (NIV-1) BOL
Zp
Assistent mobiliteitsbranche (NIV-1) BOL
Zp
Assistent mobiliteitsbranche 2-jarige met extra NT2 (NIV-1) BOL
Zp
Autotechnicus (NIV-2)
A
Eerste Autotechnicus (NIV-3)
A
Techniekoriëntatie BOL
Zp
Uitvoerend milieumedewerker (NIV-1) BBL
Zh
STC (PMR)
STC (PMR)
ICT
Service medewerker ICT (NIV-2) BOL
Z- A
Medewerker beheer ICT (NIV-3)BOL
Z
ICT-beheerder (NIV-4)BOL
Z
Applicatiebeheerder (NIV-4) BOL
Z
Netwerkbeheerder (NIV-4)BOL
Z
Administratie
Bedrijfsadministratief medewerker (NIV-2) BOL
Z
A
Secretarieel medewerker (NIV-2), BBL-2 BOL
Z
A
Boekhoudkundig medewerker (NIV-3), BBL-3 BOL
Z
Administrateur (NIV-4) BOL
Z
Directiesecretaresse/managementassistent (NIV-4), BBL-4 BOL
Administratief medewerker (NIV-1) BOL
Commercieel medewerker marketing (NIV-4) BOL
Z Zp
Z-A
A
Z
Handel
Internationale handel en groothandel
Z
o Commercieel medewerker Binnendienst (NIV-3) BOL o Assistent export manager (NIV-3) BOL o Ondernemer groothandel (NIV-4) BOL Verkoopmedewerker (NIV-2) BBL + BOL
Z
Verkoopchef (NIV-3), BBL-3
Z
Ondernemer/manager (NIV-4) BOL
Winkelassistent (NIV-1) BBL + BOL
Ondernemer/manager detailhandel (NIV-4) BOL
Z
Eerste verkoper(NIV-3) BBL
Z
Z Zp
6
Welzijn, Sport en Bewegen
Sport- en Bewegingsbegeleider (NIV-2) BOL
Z -A
Sport- en Bewegingsleider (NIV-3) BOL
Z-A
Sport- en Bewegingscoördinator (NIV-4)
A
Helpende welzijn (NIV-2) BBL + BOL
Z
Assistent basisonderwijs (NIV-3) BOL
Z
Onderwijsassistent (NIV-4) BOL
Z
Sociaal pedagogisch werker (NIV-3) BBL + BOL
Z
Sociaal pedagogisch werker (NIV-4) BBL+BOL
Z
Zorg
Helpende (NIV-2) BBL+BOL
Z
Verzorgende (NIV-2) BBL+BOL
Z
Verpleegkundige (NIV-4) BOL
Z
Kraamverzorgende (NIV-3) BBL+BOL
Z
Verzorging
uiterlijke verzorging (NIV-2)
toeleidingstraject kappen
Z (2005) Zp
Consumptief
Horeca medewerker (NIV-2)
Horeca-assistent (NIV-1)
Z (2005) A
Beveiliging
Beveiliger (NIV-2)
A
Z = ROC Zadkine (Zp = locatie Posweg, Hoogvliet, Zh = locatie Hoefsmidstraat, Hoogvliet) A = Albeda College STC = Scheepvaart en Transport College PMR = Procescollege Mainport Rotterdam
7
Risicoleerlingen Inleiding In het schooljaar 2003-2004 heeft in vier scholen een inventariserend onderzoek naar risicoleerlingen plaatsgevonden. De vier scholen waar het onderzoek heeft plaatsgevonden zijn drie vmbo scholen met leerwegondersteunend onderwijs, namelijk De Eilanden, West-IJsselmonde en De Oude Maas en een school voor praktijkonderwijs, De Sluis. Opbrengst onderzoek De vier scholen wilden zicht krijgen op de leerlingen die ondanks aantoonbare intensieve begeleiding vast liepen. Vastlopen in de betekenis van blijven zitten, zakken voor het diploma of schooluitval. De inventarisatie is uitgevoerd door de zorgcoördinatoren van de vier scholen. Vervolgens zijn de geïnventariseerde leerlingen in categorieën ingedeeld. Categorieën De namen van de categorieën komen soms overeen met stoornisnamen uit de DSM IV (classificatiesysteem psychologen/psychiaters). Dit wil echter niet zeggen dat een leerling in een bepaalde categorie die stoornis ook daadwerkelijk heeft. Er is niet persé een diagnose nodig van een erkend persoon. Het gaat om vermoedens en/of soortgelijk gedrag als dat omschreven in de categorie. Het grootste probleem op school van het kind bepaalt de categorie. Bijvoorbeeld wanneer een kind oppositioneel gedrag laat zien en ADHD, heeft wordt een inschatting gemaakt welk probleem het grootst is. Oppositioneel gedrag zal dan vaak prevaleren boven ADHD. Zie verder bijlage ‘Omschrijving kenmerken categorieën’. Conclusies In totaal zijn na dossieronderzoek en bespreking 121 leerlingen in één van de categorieën ingedeeld. Van deze 121 leerlingen bevindt zich ongeveer de helft in de categorie oppositioneel/agressief. In deze groep bevindt zich waarschijnlijk een substantieel aantal zmok- leerlingen. De door de scholen voorlopige gestelde conclusie is de groep oppositioneel en de zwaarste adhd’ers in een aparte setting te plaatsen. Hetzelfde geldt voor de meest ernstige angstige leerlingen en de psychiatrische groep. Van belang is de cluster 4 leerlingen (psychiatrische en gedragsstoornissen) en in een enkel geval de cluster 3 leerlingen eruit te filteren Tabel 10. Resultaten categorieën risicoleerlingen Categorieën
aantal
1. Oppositioneel / Agressief 2. Angst
59 6
3. Autisme
5
4. Specifieke leerproblemen 5. ADHD
6 7
6. Psychiatrisch NOS 7. Motivationele problemen
11 17
8. Aanleg komt niet overeen met prestatie 9. Verzuim Totaal
10 10 121
8
Bijlage 3. Eindrapportages van de 5 werkgroepen Eindrapportage van de werkgroep dienstverlening De betrokkenen zien de functie van het vmbo in de verticale beroepskolom vooral als oriënterend: het vmbo leidt niet op tot beginnend beroepsbeoefenaar. In het vmbo verwerven de leerlingen algemene competenties om te functioneren als persoon, burger en arbeidende mens en leren verschillende arbeidssituaties kennen. Deze uitgangspositie heeft gevolgen voor de inhoud, inrichting en organisatie van het onderwijs op het vmbo. 1. Breed naast smal De betrokkenen kiezen voor een verbreding van programma’s om leerlingen de gelegenheid te geven verschillende arbeidssituaties te leren kennen. Zij willen de leerlingen niet afhouden van een keuze, maar ook niet dwingen op jonge leeftijd een keuze voor een beroep(sopleiding) te maken. Leerlingen die echter een duidelijke beroepswens hebben, zullen met opdrachten uit dat beroep aan de slag moeten gaan. 2. Competentiegericht opleiden De betrokkenen kiezen ervoor programma’s meer te richten op competentieverwerving in verscheidene contexten. Zij stellen zich voor een programma te ontwikkelen waarbinnen rekening kan worden gehouden met de vragen die een leerling zich stelt. Zij willen zich meer gaan richten op talentontwikkeling dan op curriculumafwikkeling. Binnen de opleiding zal veel aandacht zijn voor reflectieve vragen. 3. Doorlopende leerlijnen De betrokkenen zien het leren van de leerlingen en deelnemers als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Samen willen zij vormgeven aan doorlopende leerlijnen (betreffende de inhoud), ontwikkellijnen (betreffende de persoonlijke vaardigheden) en werklijnen (betreffende de werkervaringen). Zij streven naar een regionale samenwerken van vmbo-scholen, mbo’s, kenniscentra en bedrijven en instellingen en willen afspraken maken over de vraag ‘wat, leer en toets je waar en wanneer’. Naarmate er meer differentiatie komt in de inhoud, de plek en de het moment zal een portfolio noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van de leerling te documenteren. Het vmbo kan een krachtige context zijn voor het leren van deelnemers aan niveau-4 opleidingen. 4. Inhouden Er is gekozen voor Dienstverlening als inhoudelijk onderwerp omdat het mogelijk is om in een beroepscontext twee posities te kiezen. De leerling kan zich telkens afvragen: vond ik het leuker om te werken vanuit de positie als vakspecialist (in de keuken, aan het bed, achter het bureau, aan de werkbank, …) of als dienstverlener tussen de opdrachtgever en de vakspecialist. In de bijlage (beroepscontexten dienstverlening) wordt deze gedachtegang geïllustreerd. 5. Verscheidenheid De betrokkenen onderschrijven de visie op het leren en het organiseren van het leren zoals deze in dit stuk is beschreven. Zij zullen deze niet allemaal op dezelfde wijze en in hetzelfde tempo vormgeven. Zij willen
9
elkaar echter ruimte bieden om een schoolspecifieke invulling te geven aan deze visie, in gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de macro-doelmatigheid van het totale onderwijsaanbod in de regio. NB in de notulen van de bijeenkomst van 17 november staan de posities van de scholen als volgt beschreven. -
-
-
-
-
De Eilanden zou graag SDV starten, naast ISP-s instalektro en Consumptief-breed, dit alles in relatie tot het sluiten van de afdeling metaaltechniek. Wellantcollege Brielle wil vormgeven vanuit de visie van Natuurlijk Leren en ruimte bieden aan leerlingen om een eigen koers te ontwikkelen. Het programma dienstverlening biedt daar mogelijkheden toe en de school zou er graag mee starten. Penta College wil op de locatie WIJ de ontwikkeling van dit programma - samen met Zadkine in de campus - vormgeven. Op de locatie OM kiest men voor zorg-en-welzijn-breed. Door alle afdelingen heen zou men een accent rondom veiligheid willen ontwikkelen. Er is niet perse behoefte aan het complete SDV-programma, wel aan ruimte voor een veiligheidsaccent. Maerlant College is bezig met een visieontwikkeling op de school in relatie tot nieuwbouwplannen die over 4 jaar gerealiseerd kunnen gaan worden. De visie die in deze werkgroep geformuleerd is wordt onderschreven. De school kan op dit moment echter nog geen keuzes maken omdat de visievorming nog niet uitgekristalliseerd is. Helinium heeft een goed lopende zorg-en-welzijn-breed afdeling en heeft niet de noodzaak om een nieuw programma in te voeren. De uitgangspunten worden echter wel gedeeld. Helinium zou graag ruimte willen om - in gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het totale onderwijsaanbod in de regio (= macro-doelmatigheid) - vorm te geven wat de leerlingen nodig hebben. Het Regionaal Arrangement moet ruimte bieden en geen ontwikkelingen blokkeren. We staan er met elkaar voor dat de macro-doelmatigheid niet in gevaar komt. Indien zal blijken dat het niet mogelijk is een breed, intersectoraal programma dienstverleining vorm te geven wil Helinium graag het programma SDV kunnen aanbieden. Ook de ROC’s ondersteunen de ontwikkeling van dit programma. Zij hopen op beter voorbereidde, meer gemotiveerde leerlingen waardoor de uitval in het eerste jaar geringer zal zijn.
17 november 2004 Het advies van de werkgroep dienstverlening kwam tot stand dankzij de medewerking van: Anton Roelofs (Penta College, voorzitter), Tet Pel en Jan Karreman (OSG De Eilanden), Luuk Oortwijn en Hans van der Zwan (Penta College Oude Maas en West IJsselmonde), Richard Grooten en Jos Mak (GSG Helinium), Piet van Adrichem en Bob Philipse (Wellantcollege Brielle), Bob Janknegt (Maerlant College), Erik Botter en Gaby Vink (Albeda College), Klaas Schipper en Guus Tomassen (ROC Zadkine), Els Borsboom (OVDB), Ko Steenwinkel (Stichting projectorganisatie Leren Werken) en Ricardo Buskop (gemeente Spijkenisse) en Peter van der Zwaal (Cordys Onderwijstrajecten)
10
Eindrapportage van de werkgroep Gemengde en Theoretische Leerweg De betrokkenen onderschrijven de gedachte dat de gemengde en de theoretische leerweg een onderdeel zijn van de verticale beroepskolom, zonder daarmee de doorstroming naar de havo te willen uitsluiten. Deze positie heeft gevolgen voor het programma dat op de vmbo-school zal worden aangeboden, voor het gekozen pedagogisch-didactische model en voor de aansluiting tussen vmbo en mbo (pedagogisch, didactisch, inhoudelijk en organisatorisch).
1. Brede, beroepsoriënterende programma’s De betrokkenen vinden het van belang dat de leerlingen die de gemengde of theoretische leerweg hebben afgerond een duidelijk(er) beeld hebben van hun eigen wensen en mogelijkheden én een realistisch(er) beeld hebben van beroepen en opleidingen en de functies die zij na een niveau-4-opleiding kunnen gaan uitoefenen. Zij zien de ontwikkeling en invoering van brede, oriënterende programma’s in dit licht als wenselijk. De AXIS-programma’s zoals Technologie, ICT-route bieden hiertoe mogelijkheden, misschien kan er ook nieuw intersectoraal programma ontwikkeld worden zoals Dienstverlening voor de GTL. Zij menen dat een breed, oriënterend programma voor de GL en TL te verkiezen is boven de bestaande - smalle - beroepsvoorbereidende programma’s. Het doel van deze vakken is niet in de eerste plaats dat de leerlingen vakkennis van een toekomstig beroep krijgen maar dat ze algemene competenties verwerven en van veel beroepen en opleidingen een beeld krijgen. Combinaties van vakken zoals techniek en marketing, of zorg-en-welzijn en communicatie bieden de leerlingen kansen om zich breed en praktisch te ontwikkelen. De programma’s kunnen competentiegericht opgebouwd worden zodat in de opdrachten ook gewerkt wordt aan de eindtermen van examenvakken. Een nauwe samenwerking met bedrijven, Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en ROC’s (en overige mbo’s) is bij het vormgeven van deze vakken van groot belang. Zij ondersteunen de oproep die op 26 oktober j.l. door VNONCW en schoolmanagers_VO aan de minister gedaan is om in regionaal overleg de programmatische aansluiting te optimaliseren. De betrokkenen zien dat deze oriëntatie ook voor het programma in de onderbouw gevolgen zal moeten hebben.
2. Werken in contextgerichte leeromgevingen. De betrokkenen erkennen dat het breed en vaardig (competent) opleiden van de leerlingen en deelnemers de vormgeving van nieuwe onderwijskundige concepten noodzakelijk maakt. In de komende jaren zal gewerkt dienen te worden aan onderwijs waarbij aan de contexten van het beroepsvoorbereidende programma ook inhouden uit de traditionele vakken gekoppeld worden. Werken met contextrijke opdrachten (projectonderwijs, probleemgestuurd onderwijs etc.) is binnen het mbo al langer bekend en de ervaringen kunnen vmbo-scholen helpen goede vormen te vinden. e
Voor deelnemers van bijvoorbeeld een 3 jaar-niveau-4-opleiding kan een contextrijke opdracht zijn een e groep 3 jaar vmbo-leerlingen te begeleiden (tutoraat). Voor de vormgeving van contextrijke opdrachten zal contact gezocht worden bij de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.
11
3. Een ononderbroken leerlijn a. De onderbouw De betrokkenen zien dat het werken een ander pedagogisch-didactisch klimaat in de bovenbouw van vmbo-t gevolgen zal moeten hebben voor de keuzes die bij de herinrichting van de onderbouw in de komende jaren zullen moeten worden gemaakt: wel of geen leergebieden, wel of geen vormen van projectonderwijs etc. b. Beeldvorming, binnen- en buitenschools leren Leerlingen hebben vaak zeer stereotiepe beelden van beroepen. Beelden van de werkelijkheid worden niet alleen in de school gevormd, zelfs niet in een beroepsoriënterend programma. Voor een programma met buitenschools leren zijn contacten nodig met bedrijfsleven en ROC’s. Contextgerichte programma’s zoals deze in 2. genoemd zijn zullen hierbij een belangrijke rol spelen. c. Doorstroming naar technische opleidingen Belangstelling voor de technische beroepen en opleidingen vereist extra aandacht binnen beroepsoriënterende programma’s zoals die hiervoor in b. beeldvorming genoemd zijn. Zeker van de beroepen en functies in de sector techniek hebben de leerlingen geen of geen actueel beeld. Als er een beeld is, is dat het beeld van harde techniek terwijl er tegenwoordig juist veel verpakte en zachte techniek is. De betrokken scholen zien de vergroting van de belangstelling voor technische beroepen en opleidingen als een belangrijke taak. Daarnaast wordt de keuze voor technische opleidingen mede bepaald door het plezier dat leerlingen ervaren bij en het succes in NASK1. De betrokkenen erkennen dat extra aandacht voor de vormgeving van dit vak (of het vakgebied mens en natuur / science) zowel in de onderbouw als in de bovenbouw noodzakelijk is. d. Warme overdracht De betrokkenen zien een warme overdracht van de leerlingen naar het mbo als een belangrijk element in de ononderbroken leerlijn. Zij willen werken aan een goede dossieroverdracht en een aansluiting in pedagogisch-didactisch klimaat. Zij stellen zich voor te werken aan
een portfolio waarin de ontwikkeling en de competenties van leerlingen beschreven worden. Het portfolio is de basis voor het doorstroomgesprek op het mbo.
een kennismaking van docenten met de werkwijzen op de onderscheiden opleiding (docentenstages)
een studieverlatersvolgsysteem, feedback van oud-leerlingen
dossieroverleg
4. Verscheidenheid De betrokken scholen en ROC’s onderschrijven alle deze visie, maar zullen deze niet op dezelfde wijze in de praktijk vormgeven. Zij kiezen hierbij voor de volgende keuzes speerpunten.
OSG De Ring van Putten
Op de school wordt nog overlegd over de wenselijkheid het programma Technologie voor de Gemengde Leerweg in te (kunnen) voeren.
12
Einstein Lyceum
NOVA College
voor de Gemende Leerweg (kunnen) invoeren. Oriënteert zich op invoering van het vak Technologie
Charles de Foucauld GSG Helinium
Wil op een ander te bepalen moment het programma Techniek
Wil in de toekomst als het programma Techniek-breed voor de afdeling techniek vormgegeven wordt dit programma ook aanbieden aan de gemengde leerweg.
Wil in de toekomst als het Intersectorale programma Dienstverlening of het programma SDV vormgegeven gaat worden dit ook op de gemengde leerweg
Maerlant College
Wil in de toekomst het programma Technologie voor de Gemengde Leerweg (kunnen) invoeren.
Zal in de komende jaren gaan werken aan het algemeen aanbieden van de gemengde leerweg in de 3e klas waarna de leerlingen in de 4e klas een keuze kunnen maken
5. De uitvoering De betrokkenen vinden dat de afspraken die gemaakt worden niet vrijblijvend mogen zijn. De nagestreefde veranderingen zijn complex en de problemen die de betrokkenen tegenkomen legio. Het is een voorwaarde dat er een organisatie komt die de doelen en activiteiten bewaakt en waar nodig bijstelt, de betrokkenen scherp houdt en ‘dwingt’ aan elkaar verantwoording af te leggen.
december 2004
Het advies van de werkgroep Gemengde en Theoretische Leerweg kwam tot stand dankzij de medewerking van: Jan Bitter (OSG De Ring van Putten, voorzitter), Jan Huibers (Nova College Charles de Foucauld), Ed van Bork (Einstein Lyceum), Jos Grootveld (Penta College CSG), Bob Zonneveld (Wellantcollege), Marco Stoppelenburg en Richard Grooten (GSG Helinium), Ben van Polen (Maerlant College), Erik Botter (Albeda College), Klaas Schipper (ROC Zadkine), Norbert de Groot (Stre@m-opleidingen) en Peter van der Zwaal (Cordys Onderwijstrajecten)
13
Eindrapportage van de werkgroep techniek De vmbo-scholen met een aanbod in de sector techniek, de ROC’s en de bedrijven in de regio vinden een impuls in de kwaliteit de technische opleidingen van groot belang en zij willen daarom investeren in de toekomst van de technische opleidingen. Drie uitgangspunten daarbij zijn ‘doorlopende lijnen’, ‘brede naast smalle opleidingen’ en ‘talentontwikkeling’.
Doorlopende lijnen De betrokkenen zien het vmbo als de eerste stap in de beroepskolom. De leerling zal een ononderbroken leerlijn vmbo-mbo (-hbo) moeten hebben (gericht op de vakinhoudelijke ontwikkeling), een ononderbroken ontwikkellijn (gericht op de persoonlijke ontwikkeling) en een ononderbroken werklijn (gericht op de werkervaringen). De ontwikkelingen die de leerling doormaakt moeten worden gedocumenteerd in een doorstroomdossier (portfolio). Daarnaast zullen er ijkpunten moeten zijn: proeven van bekwaamheid die aan de leerling, diens ouders en de school de mogelijkheid geven de ontwikkeling van de leerling (deelnemer) te vergelijken met een regionale of landelijke ‘standaard’.
Brede naast smalle opleidingen De functie van het vmbo wordt in de eerste plaats gezien als oriënterend. De leerlingen zullen met een duidelijk beroepsbeeld naar het mbo moeten gaan waardoor uitval op het mbo zal worden teruggedrongen en de leerlingen een flexibele houding voor de eigen ontwikkeling aanleren (employability). Leerlingen met een duidelijke opleidingswens zullen een ‘smal’ programma kunnen volgen. Leerlingen die nog geen duidelijke keus gemaakt hebben zullen breed opgeleid worden. Alle betrokken zien in het ontstaan van brede(re) techniekopleidingen een mogelijkheid om boeiende(r) programma’s te maken rondom realistische contexten. In deze opleidingen zal minder de nadruk liggen op vakinhoudelijke vaardigheden en inzichten en meer op algemene competenties binnen duidelijke beroepscontexten. De betrokkenen willen de inhouden van het onderwijs vormgeven samen met bedrijven en instellingen en kenniscentra zodat het leren in de school en het leren buiten de scholen organisch verbonden worden. Voor de verwachte ontwikkeling binnen de opleidingen op niveau-3 en -4 zien zij het zelfs van groot belang dat de deelnemers in staat zijn om over de grenzen van de smalle vakrichting heen te kijken.
Talentontwikkeling De betrokkenen zien in leerlingen en deelnemers veel talent en willen zich erop richten dit te ontwikkelen. De leerlingen volgt minder een vast programma en volgt meer een programma dat toegesneden is op de eigen leervragen. Competentieontwikkeling zal meer en meer de plaats in nemen van curriculumafwikkeling. Het portfolio zal de leerling, de school, de vervolgopleiding en de werkgever (het stagebedrijf) inzicht geven in de ontwikkeling die de leerling (deelnemer) heeft doorgemaakt, de prestaties die de leerling (deelnemer) heeft geleverd en de vragen die de leerling zich stelt. De onderscheiden scholen en ROC’s willen vanuit deze gemeenschappelijke visie, elk op een eigen wijze invulling geven aan deze uitgangspunten.
14
ROC Zadkine en Albeda College -
samen met de vmbo-scholen vormgeven van een doorgaande leer- en ontwikkellijn samen met alle vmbo-scholen
-
samen met de vmbo-scholen vormgeven aan brede programma’s
Penta College -
verbreding van de opleidingen metaal-, elektro- en installatietechniek aanvullingen van het techniekprogramma met een economische module (bijvoorbeeld technisch ondernemer)
Maerlant College -
starten van een nieuw afdelingsprogramma ‘transport en logistiek’ en dit laten aansluiten bij de sector economie
-
verbreding van de technische programma’s
Wellantcollege -
brede programma’s waarin leerlingen zich door zelf gekozen prestaties kunnen specialiseren, de
-
vraag van de leerling wordt leidend verbreding van agrarische technieken oa. tot dienstverlenende techniek
GSG Helinium -
verbreding van de bestaande technische programma’s door combineren en integreren tot een nieuw breed intrasectoraal programma Techniek Breed. ∗
OSG De Eilanden -
sluiten van de afdeling metaaltechniek in relatie tot aanvraag SDV
-
starten van de intersectorale programma’s instalektro en consumptief-breed
27 november 2004
Het advies van de werkgroep Techniek kwam tot stand dankzij de medewerking van: Dick Bijdevaate (GSG Helinium, voorzitter), Bob Janknegt (Maerlant College), Jan Karreman (OSG De Eilanden), Martin ’t Hart (Penta College), Hans de Romph (Wellantcollege), Kees Breederland (GSG Helinium), Peter Speekenbrink (ROC Zadkine), Erik Botter en Herman Klop (Albeda College) en Wilfried Broer (Technocentrum Metalektro Rijndelta)
∗
Mogelijk met oriëntatie op het ondernemerschap In projectweken producten ontwerpen en fabriceren voor
in- en externe klanten waarmee het onderwijs een probleemgestuurd karakter krijgt (PGO).
15
Eindverslag van de werkgroep Praktijkonderwijs Gegevens over het aanbod en het gebruik van het praktijkonderwijs Het praktijkonderwijs wordt in de regio verzorgd door twee zelfstandige scholen voor praktijkonderwijs, namelijk De Sluis in Spijkenisse en De Schakel met een hoofdvestiging in Brielle en een nevenvestiging in Hellevoetsluis. De leerlingen van de beide scholen zijn afkomstig uit alle gemeenten van regio. Prognoses leerlingen De prognoses van de aantallen leerlingen voor het praktijkonderwijs in de regio gaan uit van een stijging tot 2006-2007. Vanaf het jaar 2007 zal er vermoedelijk sprake zijn van stabiliseren (bron Deloitte). Totaal
Spijkenisse
Brielle
2004/2005
332
167
165
2005/2006
476
291
185
2006/2007
501
311
190
De huidige voorzieningen van De Schakel en De Sluis zijn naar de overtuiging van de werkgroep zowel kwantitatief als kwalitatief ontoereikend om deze groei verantwoord het hoofd te kunnen bieden. Visie op onderwijs Het samenwerkingsverband heeft zich tot doel gesteld het onderwijs en de zorg zo dicht mogelijk bij de leerling te brengen. Voor de jonge kinderen die het praktijkonderwijs volgen is de nabijheid van het onderwijs van groot belang. Het reizen blijft beperkt en de omgang met leeftijdsgenoten vanuit het regulier onderwijs wordt niet verbroken. De school voor praktijkonderwijs van morgen is geen geïsoleerde onderwijsvoorziening, maar loopt in een aantal innovaties voorop in de ontwikkelingen. Duaal leren, stage en werktrajecten, programma’s binnenschool en buitenschools leren, de relaties met de ROC’s en AOC en het bedrijfsleven zijn hierbij speerpunten. Juist het praktijkonderwijs dient te staan voor de vernieuwing van het beroepsonderwijs. Relaties omgeving, partners In de visie voor de nieuwe school voor praktijkonderwijs zijn er vele partners. Allereerst de mbo-colleges en verder de plaatselijke arbeidsmarkt en brancheorganisaties. De lokale, regionale en landelijke overheden. En tenslotte instellingen m.b.t. MEE, de gezondheidszorg en de instellingen voor openbare orde en veiligheid. De sterconstructie De werkgroep praktijkonderwijs stelt voor een sterconstructie praktijkonderwijs. Deze constructie houdt in één school voor praktijkonderwijs, met vier instroompunten (groep 1 tot en met 3) in de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis, Spijkenisse en Hoogvliet (deelgemeente Hoogvliet behoort tot de gemeente Rotterdam) en een centrale bovenbouw praktijkonderwijs (groep 4 en 5) in de gemeente Spijkenisse. In een eerder stadium is aan de gemeenten dit construct en het bijbehorende voorstel voor gezamenlijke financiering voorgelegd. Wat betreft de voorgelegde verdeelsleutel heeft de gemeente Hellevoetsluis aangegeven hierin niet te willen participeren. Hiermee is naar het idee van de werkgroep het voorstel verdeelsleutel financiën van de baan. Echter niet de sterconstructie als organisatievorm voor het praktijkonderwijs. De redenen voor de keuze van dit model zijn gelegen in de betere spreiding (zorgnabijheid), de doelmatiger inzet van personeel en middelen en het versterken van het praktijkonderwijs als gesprekspartner naar
16
ROC’s, brancheorganisaties en arbeidsmarkt. De aanvraag voor het praktijkonderwijs in Hoogvliet zal in het regionaal arrangement worden opgenomen. Locaties en financiën De sterconstructie houdt in vier instroompunten en een centrale bovenbouw. Op dit moment wordt praktijkonderwijs verzorgd in drie gemeenten, namelijk Brielle, Hellevoetsluis en Spijkenisse. Voor de ‘betalende’ gemeenten Brielle en Spijkenisse levert de sterconstructie geen bijkomende financiële gevolgen op. Met betrekking tot Hoogvliet is sprake van een aanvraag voor een school met praktijkonderwijs, met alle daaruit voortvloeiende activiteiten. De ontwikkeling van het praktijkonderwijs naar een branchegerichte opleiding. Met de ontwikkeling van het praktijkonderwijs naar een branchegerichte opleiding dient de leerling na het beëindigen van de school aan de slag op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs. Hierbij zijn drie zaken van belang: differentiatie van het onderwijsaanbod van het praktijkonderwijs, verbetering van de aansluiting van het praktijkonderwijs en de arbeidspraktijk. verbetering van de aansluiting praktijkonderwijs – ROC/AOC Een aantal van bovenstaande activiteiten worden reeds uitgevoerd. De werkgroep praktijkonderwijs is van mening dat de sterconstructie (zie voordelen) van groot belang is voor de uitvoering van de ontwikkeling van het praktijkonderwijs.
Het advies van de werkgroep Praktijkonderwijs kwam tot stand dankzij de medewerking van: Léon Lemmens (Praktijkschool De Sluis), Ad Groenewegen (Praktijkschool De Schakel), Erik Botter (Albeda College), Arie Kooyman (CVO-Accent), Floor van Acquoy (Gemeente Brielle), Marianne Steenvoorde (ROC Zadkine) en Peter Klop (Cordys Onderwijstrajecten)
17
Eindverslag van de werkgroep lwo/risicoleerlingen Inleiding. In toenemende mate krijgen de scholen voor voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs te maken met leerlingen met zeer problematisch gedrag. Behalve Catch (opvangtraject voor – dreigende – schooluitval) kent het samenwerkingsverband Voorne-Putten/Rozenburg geen speciale voorzieningen voor deze leerlingen. Sinds kort laat de cluster-4-voorziening (locaties in Westvoorne en Spijkenisse) ‘verbreed’ toe, waardoor ook ruimte ontstaat voor onderwijs aan zmok-leerlingen. Veel problematische leerlingen komen echter niet in aanmerking voor een cluster-4-indicatie en gaan de zorg van het regulier onderwijs ver te boven. Een gespecialiseerde voorziening, in de vorm van een onderwijsopvangvoorziening om deze leerlingen een goed perspectief te bieden, is derhalve zeer gewenst. Samenwerking. Onderwijsopvangtrajecten zijn gericht op de terugplaatsing van de leerling op de ‘eigen’ school (leerling blijft daar ingeschreven). Naast het onderwijs (is vertrekpunt en vormt onderscheid met Catch) moet worden samengewerkt met Jeugdzorg, Jeugdhulpverlening, Gezondheidszorg en gemeenten. Deze betrokkenheid betreft zowel het doel – het bieden van perspectief aan kansarme jongeren en het voorkomen van vroegtijdig schooluitval – als de inbreng in de vorm van expertise, formatie, financiën, e.d. Het initiatief onderwijsopvangtrajecten past naadloos in de ambities van de stuurgroep van het Zorgprogramma Onderwijs – Jeugdzorg. Visie op zorg Het samenwerkingsverband VO van Voorne Putten/Rozenburg heeft het onderwijs en de zorg georganiseerd in een cascademodel. Dit model wordt gekarakteriseerd door het aanbieden van basiszorg in de volle breedte van het onderwijs en wordt naarmate de problematiek van de leerling ernstiger is, steeds meer specialistisch. De top van het cascademodel is het onderwijsopvangtraject. Sluitende aanpak Onderwijsopvangtrajecten moeten ervoor zorgen dat de kaartenbakken (‘leerlingen op straat’) van de leerplichtambtenaren leeg raken en leeg blijven. Het fenomeen ‘Leerlingen op straat’ mag niet bestaan. Jongeren blijven op deze wijze kansarm en lopen een verhoogd risico (semi)-criminele circuits in te gaan. Het later, curatief, weer terugbrengen van deze jongeren op het juiste spoor, kost de samenleving een veelvoud van een vroegtijdige opvang. Doelgroepen onderwijsopvang Recent onderzoek van de scholen De Eilanden, De Sluis, West-IJsselmonde en De Oude Maas heeft inzicht gegeven over de typen van problematieken. De gevonden typen probleemleerlingen zijn uitgangspunt voor toelating en voor de benodigde expertise in het onderwijsopvangtraject. Ervaringen in den lande tonen dat het in het leven roepen van een onderwijsopvangtraject voor een toename in de vraag kan zorgen. Een belangrijk uitgangspunt is dan ook dat de begeleiding die de leerling in het onderwijsopvangtraject ontvangt gericht moet zijn op de terugkeer van de leerling in het regulier voortgezet onderwijs. Dat betekent naast individuele acties het voortdurend uitbouwen van de basiszorg van het voortgezet onderwijs. Toelating Scholen beschikken over multidisciplinair samengestelde teams (schoolconsultatieteams) waarin de meest problematische leerlingen van de school worden besproken. Het ligt voor de hand deze goed werkende infrastructuur een rol van betekenis te geven in het aanname-/toelatingsbeleid van de onderwijsopvangtrajecten.
18
Verantwoordelijkheid en kerntaken De verantwoordelijkheid van de onderwijsopvangvoorziening(en) ligt bij het samenwerkingsverband VO Voorne Putten/Rozenburg. In de operationalisering zijn ook de andere partners vertegenwoordigd. De dagelijkse leiding is in handen van de directie van het onderwijsopvangtraject. Het onderwijsopvangtraject heeft drie kerntaken, te weten de lesplaats voor de korte en middellange termijn, de taak van observatie en diagnostiek en de ambulante begeleiding Organisatie huisvesting De werkgroep lwo/risicoleerlingen van het regionaal arrangement stelt voor te komen tot het organiseren van drie kleinschalige onderwijsopvangtrajecten in Brielle, Hellevoetsluis en Spijkenisse. De voorzieningen staan fysiek los van de vo-scholen. Financiën Er kunnen drie kostenposten worden onderscheiden: Huisvestingskosten, kosten eerste inrichting en exploitatiekosten. In de bijlage zijn gespecificeerde ramingen opgenomen.
Het advies van de werkgroep LWO/Zorgleerlingen kwam tot stand dankzij de medewerking van: Elena Carmona (GSG Helinium), Charlotte Valk (De Sluis), Herman Voorbrood (Wellant college), Herman Zoetemeijer (gemeente Westvoorne), Bert Vollaard (ODC Markant), Annemarie Verhaagen (De Eilanden), Ans Langeveld (Bureau Jeugdzorg), Rob van Everdingen (Catch) en Peter Klop (Cordys).
19