Impressieverslag ouderplatformbijeenkomst Het puberbrein – een uitdaging voor ouders en onderwijs, 25 november 2009 Welkom en inleiding Otger Meuwissen, penningmeester van ouderplatform Gooi & Omstreken, heet de aanwezigen welkom en stelt de bestuursleden voor. Hij geeft korte informatie over het Ouderplatform, dat sinds drie jaar bestaat; de laatste twee jaar als stichting. De doelstelling van het Ouderplatform is de belangenbehartiging van ouders van leerplichtige kinderen in de regio Gooi & Omstreken met speciale aandacht voor kinderen met een extra zorgbehoefte. Het Ouderplatform is van mening dat ouders structureel meer betrokken moeten worden in het gesprek over en met het onderwijs. De afstand tussen ouders en onderwijs is nu te groot, dat wordt ook door het onderwijs zelf ervaren. Veel onderwerpen waar scholen mee geconfronteerd worden, spelen zich ook buiten de school af en kunnen niet worden opgepakt door de scholen alleen. Ouders hebben daar ook een rol en verantwoordelijkheid in. Het Ouderplatform streeft naar beter onderwijs in de regio Gooi en omstreken door een goede samenwerking met het onderwijs. Het wil zich daarbij steeds constructief opstellen en conflicten en confrontaties mijden. In de praktijk doet het Ouderplatform dat door: • ouders die hun weg zoeken in het onderwijs en de zorg, vaak mensen die daarvoor niet terecht kunnen bij de onderwijsconsulenten en de 5010telefoonlijn, actief te begeleiden. Bijvoorbeeld ouders die pas kort bezig zijn met de zorgvraag met betrekking tot hun kind, ouders die de zorg mijden, angstig zijn voor de diagnose van hun kind en de consequenties van het contact met zorgverleners. De insteek van het Ouderplatform is ondersteuning vanuit het ouderperspectief en de ervaring met eigen en andermans kinderen. • gesprekken te voeren met gemeentebesturen in de regio over een plekje bij de Centra voor Jeugd en Gezin, waar zij in elke gemeente een dagdeel in de week een ouderspreekuur wil houden. • zich vanaf de zijlijn te bemoeien met de opzet van Passend onderwijs in het Gooi. Daarnaast heeft het Ouderplatform van de regio Eemland het verzoek gekregen hen te ondersteunen bij de opzet van een ouderplatform in die regio. • gesprekken te voeren met de gemeenten en het onderwijs om te komen tot een oplossing voor het VSO-tekort in en buiten de regio. In dat kader is gestart met een inventarisatie van het aantal rugzakleerlingen in het Gooi in groep 7 en 8 van het basisonderwijs. Door deze gegevens systematisch te verzamelen, zal eindelijk een helder beeld van de situatie ontstaan. Het Ouderplatform hoopt vervolgens dat alle betrokken partijen/bestuurders hieruit hun conclusies zullen trekken en hun verantwoordelijkheid zullen nemen. • twee keer per jaar een thema-avond te organiseren voor ouders, mensen uit het onderwijs, zorgverleners, deskundigen en andere geïnteresseerden. Doel is om in dialoog met elkaar onderwerpen bespreken die een rol spelen bij het onderwijs in de regio en ouders en onderwijs te verbinden en te versterken. Vanuit ouders is de vraag gekomen een thema-avond te organiseren over pubers en pubergedrag. Omdat veel van het pubergedrag te verklaren valt uit de ontwikkelingen van het puberbrein, is gekozen voor het ‘Puberbrein’ als hoofdthema van de avond. Het doel van de avond is om ouders handvatten te bieden om beter met het niet altijd makkelijke en begrijpelijke pubergedrag van hun kinderen om te kunnen gaan en
de mensen voor de klas handvatten te bieden om beter in te kunnen spelen op de ontwikkelingen en mogelijkheden van het puberend brein. Plenaire inleiding Otger Meuwissen introduceert Petra Verbaan, neuropsychologe van het HCO, het onderwijsadviesbureau voor scholen in Den Haag en omgeving. Petra Verbaan geeft aan dat de laatste 20 jaar veel onderzoek is gedaan naar het functioneren van het brein. Met een fMRI-scan kan hersenactiviteit zichtbaar gemaakt worden en kan worden onderzocht hoe de ontwikkeling van het brein verloopt. Het binnenste deel van je brein is het meest basale hersendeel: het reptielenbrein. Het regelt bijvoorbeeld het slaap-waakritme, reflexen (vechten of vluchten) en ademhaling. Om het reptielenbrein bevindt zich het lymbisch systeem, de plaats van de emoties. Onderdeel daarvan is de frontale cortex, die functies aanstuurt die je nodig hebt voor plannen en structureren, lange termijn denken en rationele beslissingen. In de tijd dat de hersenen groeien, komt er een vettig laagje (myeline) om. Dit zorgt voor een betere verbinding, prikkels kunnen sneller worden doorgegeven. Bij de frontale cortex komt deze myelinisatie later op gang. Pubers werken voornamelijk vanuit het reptielenbrein en het lymbisch systeem en kunnen hun ratio nog niet vooropstellen. Dit betekent dat ze nog veel meer vanuit hun emoties reageren. Ze zijn impulsief, zoeken bevrediging op korte termijn en zijn niet toekomstgericht bezig. Ze kúnnen zich dus nog niet volwassen gedragen. Nu is dit wel een generalisatie: niet alle pubers zijn er even ver in. Het brein van pubers is dus nog in aanbouw; het is pas voltooid op 24 à 25-jarige leeftijd. Ook daarna groeit het brein nog: elk moment dat je iets leert worden nieuwe verbindingen gelegd. Verbindingen die je niet gebruikt worden afgebroken: use it or loose it. De Italiaanse neuropsycholoog Rizzalotti heeft ontdekt dat mensen spiegelen: ze imiteren onbewust gedrag van anderen. Dit gebeurt al vanaf een heel jonge leeftijd. Dit is belangrijk om te weten: als je schreeuwt tegen kinderen, krijg je dat ook weer terug. Bij pubers is het dagnachtritme in disbalans. Hun brein maakt later melatonine aan, zodat ze pas later moe worden en in slaap vallen. Toch hebben ze negen uur per dag slaap nodig. Rust en een slaapritueel is ook voor pubers van belang. Het feit dat het puberbrein nog niet volgroeid is, betekent niet dat je geen eisen mag stellen: je moet de pubers wel stimuleren. In het boek 'De ontdekking van het puberbrein' wordt een link gelegd tussen wetenschap en praktijk. Tot slot stipt Petra vast de vijf principes van breinvriendelijk onderwijs aan, waar ze in haar workshop uitgebreider op in zal gaan. Otger bedankt Petra voor haar inleiding. Hij vertelt welke workshops er zijn en introduceert de workshopleiders: 1. Communicatie met pubers – Marina van der Wal (Mamma weet alles) 2. Puberteit en autisme/ADHD – Peter Mol (directeur REC4 Noord-Holland)\ 3. Breinvriendelijk onderwijs, praktische toepassingen binnen het voortgezet onderwijs – Petra Verbaan Workshop 1 – Communicatie met pubers Bij de workshop van Marina van der Wal zijn veel mensen aanwezig met kinderen jonger dan groep 7. Hoofdlijn van de workshop is het erkennen van gevoelens: Laat merken dat je iemand werkelijk ziet en communiceer doelgericht. Ouders zeggen te snel: je móet… Dat werkt niet in het puberbrein.
Wat ouders wel kunnen doen: 1. Identificeren van gevoelens 2. Uitnodigen van/tot een gesprek, bijv. Ik begrijp, ach… 3. Je verbeelding inzetten. Uiteindelijk wel zeggen maar we gaan het niet doen 4. Beseffen dat emoties buiten proportie kunnen raken Een kind hoort tot aan zijn twaalfde 400.000 keer wat hij niet goed doet. Belangrijke taak van ouders is om ondanks alles te laten blijken dat je kind er mag zijn. Nog een aantal punten, dat aan de orde komt: - 64 % van de ouders maakt zich zorgen terwijl het met hun kind juist goed gaat. - Er is veel miscommunicatie tussen ouders en kinderen. Je moet zien wat er niet gezegd wordt. Bijv. een puber die het heeft over een stomme wiskundeleraar en hem een sukkel noemt, kan een kind zijn dat roept om hulp, omdat de leerkracht de leerstof zo uitlegt dat deze leerling het niet begrijpt. - Wij hebben als volwassenen te snel de neiging om er meteen op in te gaan. Maar kijk naar het gedrag van de pubers en denk na over wat je puber bedoelt te zeggen met zijn/haar gedrag. Workshop 2 – Puberteit en autisme/ADHD Een puber verandert op fysiek, cognitief en sociaal-emotioneel gebied. Peter Mol geeft aan dat de beperkingen van pubers met autisme of ADHD andere verschijningsvormen krijgen, omdat in de nieuwe leeftijdsfase andere eisen aan hen worden gesteld. De andere eisen doen een appel op wat toch al de zwakke plekken van deze kinderen zijn: contacten leggen, communiceren, verbeelden van de wereld om zich heen, herkennen van de samenhang, plannen en coördineren en schakelen. Vaak zijn mensen geneigd om te focussen op de negatieve aspecten van gedrag, terwijl niet wordt gekeken naar wat een puber met autisme of ADHD wel goed kan. Op school zijn veel meer factoren van belang dan alleen het gedrag van de leerling, namelijk: - de emotie van de leerkracht: een leerkracht die niet lekker in zijn/haar vel zit, zal minder makkelijk met het gedrag van de leerling om kunnen gaan - onduidelijkheid van normen: als je een leerling vraagt om ‘normaal’ te doen, moet deze leerling wel weten wat je dan precies van hem/haar verwacht - interpretatie door de leerkracht: een leerkracht kan denken dat een leerling iets doet om hem/haar te sarren - psycholoogje spelen: een leerkracht kan een andere lading achter bepaald gedrag zoeken - (on)professionaliteit: een leerkracht kan gedrag vertonen dat hij/zij van een leerling niet wil hebben, bijvoorbeeld op de tafel zitten, roken - (gebrek aan) planmatigheid: een leerkracht kan chaotisch zijn/chaotisch lesgeven - uitlokkend gedrag van de leerkracht: een leerkracht kan heel sarcastisch doen of schreeuwen tegen een leerling – vaak zal een leerling dan terug gaan schreeuwen (spiegelgedrag) Het is belangrijk om pubers met autisme of ADHD goed voor te bereiden op lichamelijke veranderingen – als ze het niet begrijpen, kunnen ze bang worden. Bijvoorbeeld bij haargroei bang dat ze veranderen in een weerwolf, het zien als straf. Bereid ze ook voor op psychische en sociale veranderingen, bijvoorbeeld gevoelens van seksualiteit en verliefdheid. Pubers willen zelf bepalen wat ze met hun leven doen, los van hun ouders. Maar hoe zelfstandig ze ook willen zijn, ze hebben je nog wel nodig.
Bevorder hun gevoel van eigenwaarde: Je bent wie je bent en dat is prima. Geef aan: Je bent geen autist, je hebt autisme. Help de pubers te accepteren dat ze anders zijn, maar dat dit niet erg is. Benadruk ook de positieve aspecten: mensen met autisme zijn betrouwbaar, ze praten zonder anderen te willen beïnvloeden. Maak een lijstje waar je met een puber met autisme/ADHD over moet praten voor hij/zij naar de middelbare school gaat, zodat je niet iets vergeet. Maak het bespreekbaar, bijvoorbeeld aan de hand van het boek Pubergids autisme van Caroline van der Velde, ISBN 9789057122514. De deelnemers krijgen een boekje mee uit een serie die wordt uitgegeven door REC 4.5, met als titel: ADHD op school en ASS in de klas. De boekjes kunnen besteld worden via
[email protected]. Workshop 3 – Breinvriendelijk onderwijs, praktische toepassingen binnen het voortgezet onderwijs Petra Verbaan gaat nog kort in op een aantal vragen en opmerkingen naar aanleiding van de plenaire presentatie. Er wordt vaak gezegd dat mensen maar een gedeelte van de hersenen gebruiken. Dit is een bekende mythe. Het is echter zo dat we wel degelijk alle hersenen gebruiken. ‘Use it or loose it’. Wanneer we bijvoorbeeld stevige verbindingen in ons brein hebben gelegd, is het ook moeilijk deze weer weg te krijgen. Op de basisschool wordt er veel samengewerkt. In het voortgezet onderwijs kan dat ook, alleen moet je kijken op welke manier je dit doet. Dit heeft een andere aanpak nodig. Structuur aanbrengen in samenwerken is hierbij belangrijk. Structureel Coöperatief Leren is een manier waarop je kinderen op een bepaalde manier aan het werk kunt zetten. Er zijn vijf principes waaraan voldaan moet worden om breinvriendelijk onderwijs te realiseren. 1. Zorg voor veiligheid; in een onveilige situatie is er geen ruimte voor denken. 2. Zorg voor voeding van het brein. Ons brein leeft op zuurstof, dat via het bloed onze hersenen bereikt. Wanneer leerlingen voldoende bewegen komt de bloedsomloop op gang, wat de hersenen voedt. 3. Sociale omgang; wanneer leerlingen met elkaar communiceren en aan elkaar uitleggen, zijn meer gebieden van de hersenen actief en wordt het geleerde beter verwerkt en vastgehouden. 4. Gebruik van emoties; wanneer leerlingen echt iets hebben met het onderwerp in de vorm van humor, schok, angst of vrolijkheid beklijft de stof langer. 5. Informatieverwerkingsprocessen; met de hedendaagse onderzoeksgegevens weten we steeds beter hoe informatieverwerkingsprocessen in het brein verlopen. Zo kunnen we er ook preciezer op inspelen. Voor het onderwijs is het van belang te weten, dat het brein zoekt naar: nieuwigheid, voorspelbaarheid, feedback en betekenis. We onthouden informatie in verschillende geheugensystemen en we gebruiken verschillende intelligenties bij het verwerken van informatie. In breincentraal onderwijs creëren we onderwijsprocessen op basis van deze vijf principes. Afsluiting Otger Meuwissen en Marijke van Grafhorst, algemeen bestuurslid ouderplatform Gooi & Omstreken, bedanken de ouders voor hun komst en hopen dat deze avond hen geïnspireerd heeft. Ieder vertrekt in ieder geval met een ander brein!
Otger nodigt mensen uit om mee te denken binnen het ouderplatform of zitting te nemen in het bestuur. Zij kunnen hierover contact met hem opnemen: e-mail
[email protected] of tel. 035 - 6933268. JJG