Il Bollettino
Driemaandelijks ledenblad van de
Vereniging Dante Alighieri Leiden-Den Haag
Colofon Il Bollettino verschijnt 4 maal per jaar
Inhoud 3
Lezing december Lezing januari
Redactie Marisa Jansen-Miglioli Coralie van Nes Redactieadres Emmaplein 17a 2225 BK Katwijk
[email protected] [email protected] Kopij voor het eerstvolgende nummer in te zenden vóór 7 februari 2016 aan te leveren in Word Gepubliceerde stukken vallen niet onder verantwoording van de redactie of het bestuur. De redactie behoudt zich het recht voor om ingezonden artikelen in te korten of niet te plaatsen Advertentiekosten kwart pagina € 37,50 halve pagina € 75,00 hele pagina € 150,00 Abonnement Het abonnement is inbegrepen bij het lidmaatschap van de vereniging (€ 25 p.p. per cursusjaar) Productie en verzending MultiCopy Katwijk Klei-Oost Aan dit nummer hebben verder meegewerkt Marjolijn van Delft, Beppe Lo Monaco
Agenda
Lezing februari 8
Studiebeurzen
10
Lezersbrieven Reis naar Turijn Anche questa è Roma
17
Leuk Italiaans
23
Cultureel nieuws
28
Bestuurssamenstelling
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Agenda De lezingen worden gehouden in het Aloysius College, aan de Oostduinlaan 50 te Den Haag in de taal waarin ze zijn aangekondigd. Tenzij anders aangegeven, beginnen de lezingen om 20:00 uur. Vrijdag 11 december
Challenging Testaccio Conferenza tenuta da R.A. Kok-Merlino
Vrijdag 22 januari 2016
Geschiedenis van de Italiaanse wijn Lezing door Marie Florence van Es
Vrijdag 13 februari 2016 Turijn in beeld, woord en klank Lezing door P. Schiozzi en P.A. Bakker Het Aloysius College, waar onze conferenze worden gehouden, is vanaf het Centraal Station in Den Haag te bereiken met bus 22, richting Duinzigt, halte Oostduinlaan, voor het AC. Deze bus rijdt elke tien minuten. Voor de terugweg kan men nemen: Bus 18, richting Rijswijk De Schilp, vertrekt om 22:17van halte Josef Israelsplein (op 8 minuten lopen van het AC). Daarmee bent u om 22:23 bij CS. Tram 9, richting Vrederust, vertrekt om 22:18 van halte Laan Copes van Cattenburch (op 7 minuten lopen van het AC). Daarmee bent u om 22:23 bij CS. Bus 22, richting Duindorp, vertrekt van halte Groenhovenstraat (op 2 minuten lopen van het AC) om 22:27. Daarmee bent u om 22:34 bij CS.
Schaatsenrijden in een dorp, Hendrick Avercamp, 1610
3
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Vrijdag 11 december
Challenging Testaccio Nuove scoperte italo-olandesi in un quartiere operaio romano Conferenza tenuta da Raphaëlle-Anne Kok-Merlino La città di Roma è nota in tutto il mondo per i suoi monumenti del periodo imperiale, che ne rispecchiavano grandezza e potere in tutto l’allora mondo conosciuto, quali il Colosseo, i Fori imperiali, il Pantheon. Ma oltre a questo, la Roma dei cesari è stata anche la prima vera megalopoli. Il numero dei suoi abitanti ha portato a dover inventare e sperimentare nuove soluzioni logistiche per permettere a questo cuore pulsante dell’antichità di funzionare. Quando però si decide di comprendere una città al di fuori del suo conosciutissimo centro storico e monumentale, per gli archeologi e studiosi si aprono necessariamente anche altre sfide. Una città è spesso costituita da edifici costruiti uno sopra l’altro, ognuno riutilizzando o adattando parte del precedente complesso. In particolare Roma, con la sua storia di quasi tremila anni, può vantare una complessità architettonica, che vale la pena di essere capita nella sua interezza e singolarità. Ogni edificio, dal più antico al più moderno, dal palazzo alla rimessa per animali, testimonia infatti un particolare momento della vita della città. Per questo motivo è nato il progetto Challenging Testaccio, riunendo ricercatori provenienti da Italia, Paesi Bassi ed altri paesi, che ha come obiettivo quello di indagare questo paesaggio urbano come un palinsesto per capire come il patrimonio storico-culturale può essere integrato nella città moderna. Il quartiere moderno romano del Testaccio si è dimostrato infatti un perfetto banco di prova. Sviluppatosi prevalentemente ad inizio ’900 come quartiere popolare ed operaio, è riuscito a conservare le sue caratteristiche di borgata con trattorie tipiche e locali per il divertimento scavati nel Monte Testaccio. Al turista che vi si avventuri si presenta un miscuglio di edifici contemporanei ed antichi, posti senza soluzione di continuità, dalla piramide di Caio Cestio e il Monte Testaccio del periodo imperiale, al Mattatoio, che oggi è diventato sede della Facoltà di Architettura dell’Università degli Studi Roma 3, di una divisio4
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
ne del MACRO (Museo d’Arte Contemporanea di Roma) e di centri sociali. Un elemento importante del progetto Testaccio è lo scavo della Porticus Aemilia, uno dei più grandi edifici dell’Impero Romano, mai indagato precedentemente in modo sistematico. Anche se i resti della cosiddetta Porticus sono ancora visibili nell’organizzazione urbana del quartiere, poco era conosciuto su questo monumento; il motivo che ha portato alla sua costruzione, ma anche come si è sviluppato negli anni fino a rimanere conservato solo per un tratto di muro con arcate ‘a forma di un dinosauro’ tra le palazzine dell’inizio 1900. Dal 2011 gli scavi condotti dal Reale Istituto Neerlandese di Roma (KNIR) in collaborazione con la Soprintendenza Archeologica di Roma (SSBAR) hanno permesso di rivelare una parte della storia della Porticus e di renderla parte integrante del quartiere. La conferenza vi porterà alla scoperta del più grande monumento dell’antica Roma dalla sua costruzione ai giorni nostri.
Raphaëlle-Anne Kok-Merlino ha ottenuto il Master of Arts nel 2004 alla Vrije Universiteit Amsterdam sotto la direzione del Prof. D. Yntema. Tra il 2005 e 2008 ha seguito la Scuola di Specializzazione in Archeologia all’Università degli Studi della Basilicata a Matera scrivendo una tesi sulla Basilicata settentrionale nell’epoca preromana con il Prof. M. Osanna, oggi Soprintendente Speciale per Pompei, Ercolano e Stabia. Dal 2007 è stata responsabile sul campo per gli scavi del Reale Istituto Neerlandese a Roma (KNIR), prima in Puglia nel Brindisino e in seguito dal 2010 a Roma. Ha lavorato per varie cooperative archeologiche in Italia meridionale prima di tornare in Olanda ed iniziare una tesi di dottorato nel 2010. In questo momento sta finendo la sua tesi e lavorando alla publicazione degli scavi della Porticus Aemilia. È sposata con Matteo Merlino e vive ad Amsterdam. 5
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Vrijdag 22 januari
Geschiedenis van de Italiaanse wijn Lezing door Marie Florence van Es De lezing gaat over de boeiende geschiedenis van de wijncultuur in Europa, die eind 19e eeuw bijna ten onder ging. Speciale aandacht wordt besteed aan de belangrijke rol die Italië speelt sinds de Feniciërs bijna 3000 jaar geleden de wijnbouw naar Sicilië brachten. De Grieken en de Etrusken en nog later de Romeinen bouwden deze verder uit. Italië is daardoor een van de oudste en grootste wijnproducerende landen ter wereld. Het aanbod is groot en gevarieerd. Italië heeft alles in huis om wijn van hoge kwaliteit te maken. Dat blijkt onder andere uit de ‘Wijnrenaissance’ die in de jaren tachtig van de vorige eeuw begon. Daarbij verlegde men het accent van bulkwijn naar kwaliteitswijn. Italiaanse wijn heeft een eigen karakter of tipicità zoals de Italianen dat zelf noemen. Dat komt vooral door de autochtone druivenrassen. Dat zijn druiven die hun oorsprong in Italië hebben en die meestal alleen in een bepaalde wijnstreek groeien. Het zijn er tegen de 400. Een groot aantal stond zo’n twintig jaar geleden op het punt van uitsterven. Gelukkig hebben wijnpioniers ze net op tijd gered en nu stijgt de belangstelling voor wijn van autochtone druiven.
Marie Florence van Es studeerde Italiaanse Taal- en Letterkunde en Rechten. Als diplomaat was ze werkzaam op een aantal ambassades, waaronder Rome. Haar belangstelling voor wijn groeide met de jaren. Ze specialiseerde zich in Italiaanse wijn, onder andere door een opleiding bij de Italiaanse Sommelier Associatie (AIS). Eind 2014 kwam haar boek ‘Langs de wijngaarden van Italië’ uit, met daarin uitgebreid aandacht voor de autochtone druiven.
6
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Vrijdag 19 februari
Turijn in beeld, woord en klank Lezing door Patrizia Schiozzi en Pieter A. Bakker Turijn gold lange tijd als typisch industriële werkstad in Noord-Italië en als het lelijke zusje van klassieke parels als Venetië, Rome en Florence. Sinds het in oude luister herstellen, aan het begin van deze eeuw, van deze voormalige hoofdstad van het verenigde Italië, straalt Turijn weer als prachtig voorbeeld van de classicistische bouwstijl: de grandeur van de paleizen in en rondom de stad, de imponerende pleinen en het veelkleurige culturele leven maken van de huidige hoofdstad van Piemonte een niet meer te missen reisdoel. In deze lezing zullen Patrizia Schiozzi en Pieter A. Bakker lijnen trekken tussen het koninklijke verleden van de stad, toen het huis Savoye de stad als domicilie koos en het opnieuw luisterrijke heden. Muziek, architectuur, eigen ervaringen en onvermoede wetenswaardigheden zullen samenkomen tot een ode in beeld, woord en klank. De lezing zal deels in het Italiaans en deels in het Nederlands plaatsvinden.
Patrizia Schiozzi is Turijnse van geboorte. Sinds 1986 woont zij in Nederland. Italië en met name haar geboortestad kunnen echter rekenen op jaarlijkse bezoeken. Ze zet vol trots haar professie (een website over Turijn is in de maak) en hobby (fotografie) in om de herboren stad voor het voetlicht te brengen. Pieter A. Bakker verzorgt als muziekhistoricus al dertig jaar cursussen en lezingen voor allerlei instellingen. Zo gaf hij reeds lezingen voor Dante Dordrecht over ‘Mozart in Italië’ en over Monteverdi’s Mariavespers. Sinds 2013 vallen deze cursussen en lezingen onder zijn muziekhistorische bureau Musica Docet. (www.musicadocet.nl) . 7
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Een aantal Italiaanse instituten en scholen geeft korting op het cursusgeld aan leden van onze vereniging. De voorwaarden en hoogte van de beurzen verschillen; minimum aantal weken, de periode waarin, leeftijd, etc. Hieronder volgt een overzicht, in alfabetische volgorde van de stad waar ze zich bevinden, van de scholen waarmee ons Comitato over het cursusjaar 2015 contact heeft gehad, met de daarbij geldende korting (kijk op website voor meer info over het instituut). Stad
Instituten en Websites
Bologna Caorle-Venezia Chiavari-Liguria Firenze Genova Genova Recanati-Marche Roma San Severino Sestri Levante Todi Venezia
MadreLingua, www.madrelinguaitalian.com Il Faro, www.ilfarolingua.it Nel Blu, www.nel-blu.it Istituto Europeo, www.istitutoeuropeo.it A door to Italy, www.adoortoitaly.com Scuola Tricolore, www.scuola-tricolore Campus L’Infinito, www.campusinfinito.it Torre di Babele, www.torredibabele.com Edulingua, www.edulingua.it SEMA, www.sema-it.com (min. 3 p.) La lingua la vita, www.wellanguage.com Istituto Venezia, www.istitutovenezia.com
Korting lesgeld 50% 50% 50% 20% 50% 15% 50% euro 100/200 30-40% 50% 15% 50%
De websites van deze scholen staan, met een doorklikmogelijkheid, ook op onze website: www.dante-alighieri.nl, onder het onderwerp Studiebeurzen. Inschrijfprocedure Op de websites van de hierboven genoemde scholen informeert u zich over de opleiding, het programma, de voorwaarden, etc. U vult het digitale inschrijfformulier van de gekozen school in en mailt dat, in overleg met Ad Spliet (
[email protected]), naar de school. Ten behoeve van de beurs/korting zal hij een begeleidende brief sturen. Verdere contacten met de school betreffende huisvesting, betaling, etc. onderhoudt u zelf. Ook de reis regelt u zelf. Op onze site kunt u ervaringen van leden lezen met verscheidene instituten. 8
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Graag maken wij u nog attent op het volgende: In het verleden hebben wij met vele andere dan de hierboven genoemde scholen contact gehad over beurzen, waarvan onze leden gebruik hebben kunnen maken. Het kan goed zijn dat deze scholen nog steeds beurzen aanbieden maar ons dat voor 2015/2016 niet uit zichzelf hebben gemeld. Mocht u een cursus willen volgen aan een school die niet in het bovenstaande rijtje voorkomt, nodigen wij u uit daarover met Ad Spliet contact op te nemen (tel: 070-358 80 80). Dan kan worden nagegaan of een ‘oud’ aanbod nog geldt, dan wel of de door u gekozen ‘nieuwe’ school een beurs wil aanbieden. Tenslotte vermelden wij dat er bemiddelingsorganisaties zijn die het regelen van een cursus voor u uit handen nemen, onder andere Italstudio (www.italstudio.nl) en Tricolore (www.tricolore.nl). In veel gevallen krijgen leden van Dante Alighieri ook korting op de door deze organisaties aangeboden cursussen. Voor meer informatie daarover verwijzen wij naar de websites en de brochures van deze organisaties. De vereniging Dante Alighieri Leiden-Den Haag staat niet garant voor de kwaliteit en inhoud van de cursussen.
9
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Torino: 25 t/m 29 oktober 2015
Een kruisbestuiving is ontstaan voor een reisje naar Turijn en het idee dat werd geboren bij Patrizia en Marjolijn. Immers... beeldende kunst en taal zijn heel nauw met elkaar verbonden dus na de maandagochtendlessen was een bestemming snel gevonden. Niet té ver weg, niet té bekend, voor liefhebbers misschien een plan en... o wat leuk... in korte tijd kwam er spontaan dit groepje van. Een beetje Dante, een beetje kunstclub, Daarbij -en dat was een cadeautjeop dit niet meer zo vroege uur, genoten we na een dag reizen van een prima temperatuur. 10
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
De tweede dag begon in delen, een groepje kunst, een groepje taal, zodat -en dat was toch het hoofddoelhet prettig was voor allemaal. De ‘kunstgroep’ deed een ochtend buiten en met de tram eerst naar de Po om uiteindelijk te zoeken naar Italiaanse Art Nouveau. Daarna de afspraak bij het paard wel aan de voet en niet erop wat dat is voor Emanuele Filibert die gaat in brons daar in galop. Palazzo Madama was de optrek van Jeanne en Marie Christine en lopend door een aantal eeuwen krijg je echt heel veel moois te zien. Maar de glimlach van de man ooit geboren in Messina, blijft op ieders netvlies staan en volgt je nog heel lang daarna. Middeleeuwen, Renaissance, een afdeling Barok doet mee en daarna is het prettig zitten met een ‘koninklijke’ thee. Arcades, gevels, galerijen, het beeld is steeds weer harmonieus, en hoewel niet zo bekend bleek ’t gaandeweg... een goede keus!!! Uiteraard ook nog de Duomo voor Torinezen heel bijzonder, de lijkwade wordt daar geëerd en hoe dan ook... nog steeds een wonder. Dag drie was van een and’re aard: Lingotto betekent klomp (van goud), 1915 was het begin en nu dus honderd jaren oud. 11
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Groots, heel veel glas, heel veel beton, Matteo Trucco heeft ’t ooit bedacht en daarna zijn er heel veel Fiats op de testspiraal gebracht. Ons doel was eigenlijk tweeledig, zowel de maag als ook de geest, dus bij de collectie van Agnelli én bij Eataly geweest. Als slagroom op een Bicerin kwam Claude Monet nog in het GAM, de ekster in ’t besneeuwde landschap straalde als je binnenkwam. Dag vier in teken van spektakel, want... ooit bedoeld als synagoge is nu de Mole Antonelliana een verrassing voor de ogen. Marlène Dietrich en Fellini en de lanterna magica in een bijzondere ambiance en dat vertel je niet snel na. Maar het spektakel ging nog voort in Museo Egizio, daar stalen farao’s en mummies in een palazzo weer de show. ’s Avonds voor ’t laatste avondmaal allemaal in de ganzenpas, de mannen in de achterhoede en de handen op de tas. Met wat hobbels in de regen zijn we in ’t restaurant gearriveerd en tijdens het gezellig eten hebben we ook nog iets geleerd. Naast beeldende kunst en Italiaans voor ’t oog en ’t hoofd nu ook het oor en hoorden we opeens de klanken van een onlangs gevormd koor.
12
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Tussen de gangen ging het verder en klonk een wonderschoon duet over een koe die niet bestond met veel geloei op toon gezet. En ja… het waren maar vijf dagen, maar het leken er wel tien, want als je de film nog even terug draait, hebben we heel veel gezien. ’n Aantal van ons spreekt nu dus vloeiend de mooie Italiaanse taal en wie weet bij een volgend reisje doen we dat dan allemaal. Wij danken jullie echt voor alles, de inzet, de gezelligheid en hopen dat iedereen kan zeggen: Turijn... het was een leuke tijd
Salute!!!! Patrizia Mignano en Marjolijn van Delft 13
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Anche questa è Roma Al pari di altre metropoli, anche a Roma l’Arte Urbana (o Street Art... se gradite) sta diventando sempre più una realtà consolidata, un museo a cielo aperto, un modo per rivalutare, se vogliamo, il grigiore di alcune periferie. Attraverso l’occhio della mia fotocamera ho voluto inquadrare i murales di Tor Marancia, un quartiere di ventimila anime, nella zona sud di Roma, a pochi chilometri dall’EUR e dall’importante arteria, la Cristoforo Colombo. Il quartiere nasce sul finire degli anni venti, in pieno regime fascista, come una delle dodici borgate volute dal governo per insediarvi i residenti delle vecchie case del centro storico. Infatti il fascismo aveva messo in atto il proposito ideologico di ridare a Roma il ruolo che essa aveva ai tempi dell’Impero. L’obiettivo era quello di trasformare il centro storico in una degna cornice ai monumenti storici e a quelli istituiti dal regime. Per realizzare tale progetto fu necessario eseguire una serie di demolizioni radicali del vecchio centro storico. Gli abitanti delle zone sventrate vennero di fatto emarginati e sistemati in alloggi realizzati dall’Istituto Case Popolari di quel tempo in zone paludose, a molti chilometri dal centro, usando materiali assai scadenti. La configurazione abitativa standard prevedeva, in massima parte, un unico vano dove vivevano, famiglie fino a 10 persone; i pavimenti erano in terra battuta, i servizi igienici in comune. Tor Marancio fu anche il nome dato al primo insediamento. Il nome, verosimilmente, deriverebbe da una deformazione medievale del nome latino Amaranthus appartenente ad un ex-schiavo, proprietario di alcuni fondi intorno al 200 DC, nelle cui vicinanze si trovava anche una torre, non più esistente. Agli sfollati del centro storico si aggiunsero in seguito molti emigranti provenienti dal sud Italia. Per i continui allagamenti dopo le piogge e per l’intensità abitativa, la borgata venne soprannominata ‘Shanghai’ ma anche per alcuni fatti di cronaca certamente non rosa… Infatti era originario di Tor Marancia Angelo Angelotti, uno dei componenti storici della Banda della Magliana. Le condizioni malsane, quasi proibitive, della borgata durarono fino al 1948 anno in cui fu promulgata la legge De Gasperi sul risanamento 14
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
delle borgate che consentì l’abbattimento delle abitazioni precarie e fatiscenti e al loro posto vennero costruite le attuali case popolari che costituiscono quasi un terzo del quartiere. Il progetto di realizzare ventun murales alti quattordici metri dipinti sulle facciate delle case popolari del quartiere è stato promosso dall’Associazione Culturale 999 contemporary e col finanziamento da parte del Comune di Roma. A tale scopo furono invitati diciotto artisti di fama internazionale che con entusiasmo hanno sposato il progetto di colorare e risvegliare una periferia della capitale dal torpore dell’incuria e del degrado in senso lato. Il coinvolgimento della popolazione alla realizzazione del progetto non é stato certo un fatto scontato; all’inizio i residenti del quartiere si mostrarono molto scettici e qualche volta anche ostili, considerando una illecita intrusione la presenza degli artisti chiamati a realizzare il progetto. È stata necessaria una lunga e paziente opera di convincimento; dopo l’estate del 2014 gli abitanti del quartiere lentamente si sono abituati alla presenza degli artisti seguendo con benevolenza lo sviluppo dei loro disegni. Per motivi di spazio ho scelto ovviamente alcuni di questi ventun murales. La mia selezione include il bimbo che sale la scala colorata e guarda oltre i palazzi. È un’opera dell’artista francese Seth ed è un murale dedicato a Luca, il bimbo che abitava nel palazzo, morto in seguito ad un incidente mentre giocava a calcio.
Il murale Santa Maria di Shanghai è stato realizzato da un artista romano, l’opera rende omaggio alla borgata soprannominata appunto Shanghai. 15
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Il parroco del quartiere, molto scettico all’inizio, vista l’opera completa è rimasto colpito e l’ha benedetta. L’opera intitolata ‘Diamond’ raffigura una donna col diamante in mano in stile Art nouveau. Il drago in basso per richiamare il simpatico nomignolo del quartiere ‘Shanghai’.
Il murale intitolato ‘Pantonio’ è molto suggestivo con i suoi delfini stilizzati che si intrecciano vorticosamente.
Gli abitanti del quartiere pare abbiano preso coscienza dell’improvvisa notorietà che stanno vivendo. In alcuni cortili sono apparsi dei cartelli per i turisti: Questo è un condominio, si prega di non gettare a terra le cartacce. Anche questa è Roma… Beppe Lo Monaco
16
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Perché Società Dante Alighieri? (3) Il comitato dell’Aia nasce ufficialmente il 29 marzo del 1914 (ved. Bollettino Autunno) per opera di una ventina di volonterosi entusiasti di diffondere l’italianità nella terra di Olanda, perché come conferma il presidente Barbieri: […] il popolo olandese sempre ha dato indubbie prove di interessamento alla vita e alla cultura italiana.
I primi anni di vita della Società sono completamente accentrati sul perfezionamento dell’organizzazione e sul lavoro di propaganda per incrementare il numero di soci. L’anno sociale, che originariamente andava dal primo maggio al 30 aprile dell’anno dopo, viene modificato: il Consiglio direttivo in data 2 giugno 1916 decide di portare l’anno sociale al primo gennaio e farlo terminare il 31 dicembre. La quota di iscrizione ammonta a 3 fiorini ma per gli operai è di solo mezzo fiorino. I soci sono inizialmente in numero di 227, ma nell’Assemblea Generale del 28 febbraio 1919 se ne contano già 333! e qui Barbieri è impagabile nella sua oratoria: prima di tutto divide i soci per… sesso: 114 sono gli uomini e 219 le donne: Dunque, i signori uomini formano più del 33% del totale. […] vedremo che a un dipresso ogni socio uomo potrebbe avere una signora a destra e un’altra dalla parte del cuore. Che volete di più? Non è proprio questa una proporzione ideale?
Prosegue domandandosi quanti tra i 333 soci siano italiani: […] su 333 soci abbiamo 45 italiani. Voi direte, ma dove sono tutti questi invisibili sudditi di Sua Maestà Vittorio Emanuele il Vittorioso? Ecco: la Dante è considerata e si considera casa italiana e gli italiani lasciano i primi posti agli ospiti graditi e numerosi, e si ritirano nelle ultime file della platea […] e se sono lontani dal cosiddetto palcoscenico e la vista ne scapita, l’acustica se ne avvantaggia e la cavalleria ancor più.
Sulla cifra 333 poi, Barbieri gioca ricordando ai soci che il numero 3 ha un significato dantesco indiscutibile e che questo 3, essendo ripetuto ben tre volte, è quindi la perfezione di tutte le perfezioni numeriche. 17
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Il numero dei soci si ridurrà nel corso degli anni per arrivare nel 1927 a quota 285, di cui 253 all’Aia e 32… a Leida; questa città fin dal 1916 ha infatti formato un suo proprio comitato, o meglio un sottocomitato; la sua costituzione la possiamo leggere nel verbale del Consiglio Direttivo tenutosi in data 2 giugno 1916 in casa del Cav. Gebel (Bezuidenhout 43): E nel verbale dell’Assemblea Generale, in data 16 giugno 1916, in una sala del Pulchri Studio, verrà ratificata la sua costituzione con parole di incoraggiamento agli iniziatori, i professori Hartman e Sneyders de Vogel dell’Università di Leida, e alla signorina van Sleeden. Leida rimarrà sempre sottocomitato dell’Aia e godrà dell’appoggio morale, e finanziario quando possibile, dell’Aia:
La Dante fin dall’inizio offre conferenze, riunioni di conversazione e classi di lingua per tutti quegli operai che […] accorrono alle lezioni serali dopo il faticoso lavoro della giornata, curvi, volonterosi, il giorno sui marmi dei pavimenti, curvi, la sera, con la stessa volontà, sui libri.
Gli operai che frequentano le lezioni sono per la maggior parte giovani emigrati dal Veneto (anche Barbieri è di quella regione); sono i famosi terrazzieri e Barbieri ne è oltremondo orgoglioso: 18
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
[…] gli operai veneti compongono i noti pavimenti nelle vostre scuole, nelle vostre banche, nei vostri ospedali e nelle vostre caserme e voi, egregi consoci, premete inconsciamente col piede tanto sudato lavoro. Ma voi, operai italiani, siatene superbi e consolatevi pensando: è sull’opera nostra che l’umanità cammina.
Il numero di operai diminuirà purtroppo sensibilmente negli anni a venire: mentre nel 1915 è ancora un gruppo di 13, già nel 1917 si è costretti a sospendere la classe per mancanza di allievi perché richiamati in patria in seguito all’imminente entrata in guerra dell’Italia. Le lezioni serali per gli operai sono offerte volontariamente dagli insegnanti italiani nella Ons Huis (Prinsegracht 77) che mette a disposizione gratuitamente un locale. Nello stesso anno, il 1917, leggiamo che il Consiglio ha l’intenzione di riunire alcune volte i soci nella sala Luigi XV del Pulchri Studio a speciali adunanze onde fornir loro l’opportunità di parlare italiano: chiamate anche thè di conversazione italiana, perché ci si riunisce di pomeriggio, diventeranno un successo tanto è vero che i soci stessi pregheranno il Consiglio direttivo di indire più spesso, una volta al mese per esempio questi tanto ben riusciti incontri. Anche le conferenze sono un successo; all’Aia sono tenute nel Pulchri Studio, mentre a Leida i soci si ritrovano in uno dei locali che l’università offre loro gratuitamente. Le conferenze sono per lo più date dal corpo insegnante italiano e più raramente da olandesi, sempre che parlino un buon italiano. Dal verbale dell’Assemblea Generale dei soci in data 13 febbraio 1918 leggiamo: Se nel primo anno 8 furono le conferenze, nel 1917 se ne ebbero nientemeno che 13 e di queste ben 6 con programma di canto e 7 con proiezioni.
La media annuale di conferenze si aggira sulle 10/12, che poco alla volta verranno distribuite tra L’Aia e Leida: spesso sono doppioni, nel senso che il conferenziere parla sullo stesso argomento in entrambe le città, ma ovviamente in mesi differenti. Nei primi anni far venire conferenzieri dall’Italia è un’impresa praticamente impossibile, o per le spese da sostenere troppo alte o per la guerra; solo a partire dal 1925 si comincerà a pensare a conferenzieri non solo locali ma anche provenienti dall’Italia, mettendosi però d’accordo con altri comitati in modo da ridurrne le spese. La Biblioteca, fin dall’inizio uno dei fattori più rilevanti dell’organizzazione, è provvisoriamente ospite in una stanza in casa della signorina Franchilucci, ma già a maggio del 1914 sarà stipulato un contratto della 19
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
durata di un anno con l’istituto Dames Leesmuseum (Nassauplein 15) dietro pagamento di fiorini 75 per un locale e un armadio ad uso biblioteca. Il ritiro dei libri avverrà ad ore stabilite, due giorni alla settimana; bibliotecaria sarà la signorina Caffarel. Si ordinerà una targa d’ottone da apporsi alla porta dell’istituto. Nel novembre del 1916 il Consiglio direttivo dà l’incarico alla signora Goekoop de Jongh di trattare entro il limite massimo di 300 fiorini annui per l’affitto di un locale, e la scelta cadrà su una sala in Lange Voorhout 48; la bibliotecaria rimane la signorina Caffarel. La Biblioteca, in tutti gli anni a venire, crescerà notevolmente e se nei primi anni i volumi sono circa 400, nell’Assemblea Generale in data 13 febbraio 1926, Barbieri con orgoglio annuncia che si è arrivati a quota 2000: Fin dal primo anno di nascita della nostra Dante ci dedichiamo con particolare amore alla diffusione del libro convinti sempre più come siamo dell’efficacissima opera propagatrice di un tale simpatico veicolo d’italianità.
E alle parole seguono i fatti: in quell’anno Barbieri promette ai soci di dedicarsi nei mesi estivi alla redazione e pubblicazione di un catalogo da poter poi offrire loro. Nel verbale dell’Assemblea Generale del 25 febbraio 1927 possiamo leggere così le parole di Barbieri: Consultino i soci l’ultimo catalogo generale che nella sua veste di lusso ed artistica semplicità racchiude quasi due migliaia di titoli; la Dante può andare fiera e senza falsa modestia, orgogliosa della sua Biblioteca.
Che tipo di libri offre la Bibioteca? Sono non solo romanzi di noti scrittori e poeti di quell’epoca come D’Annunzio, Fogazzaro, De Amicis, Deledda, Pascoli, Carducci, ma anche notevoli libri di studio e d’arte, come ‘La storia dell’arte italiana’ di Adolfo Venturi1, la collezione di ‘L’Italia artistica’ diretta da Corrado Ricci2 ed edita dall’Istituto Italiano d’arti grafiche di Bergamo e naturalmente diverse opere di Dante. La Biblioteca è un successo; molto lo si deve all’opera persuasiva di Barbieri che continuamente si appella all’amore, all’onore e alla magnanimità di editori italiani per farsi spedire i volumi a prezzi di molto 1
Adolfo Venturi (Modena, 1856 – Santa Margherita Ligure, 1941) storico dell’arte e accademico; è considerato il fondatore della disciplina storico-artistica a livello universitario in Italia. 2 Corrado Ricci (Ravenna, 1858 – Roma, 1934) archeologo e storico dell’arte; fu senatore del Regno d’Italia nella XXVI legislatura.
20
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
scontati o addirittura gratis! Non c’è dubbio che anche l’assiduità dei soci e il lavoro volontario della bibliotecaria (sempre una donna, le signorine Franchilucci prima, Caffarel poi e per ultima Fercken) influiscono sul buon andamento, tanto è vero che nel 1929 si decide di traslocare la Biblioteca nel Pulchri Studio proprio per godere di un maggior spazio, della presenza del termosifone e non ultimo dell’artisticità dell’ambiente: […] Il Pulchri studio sarà quindi l’unica sede della Dante per conferenze, consigli e Biblioteca. Il Pulchri Studio si potrà d’ora innanzi chiamare: La Casa della Dante all’Aia.
All’inizio dell’anno 1916 nasce il Portafoglio circolante di lettura italiana; inizialmente una raccolta di 8 riviste, artistiche, letterarie e turistiche; sono tutti abbonamenti multipli che danno un totale di 26 esemplari: […] grandissima efficacia di questo mezzo che porta tra numerose famiglie il dolce idioma, e con la lingua intrattiene tanti soci sugli svariatissimi campi dell’attività nazionale italiana.
Nel verbale dell’Assemblea Generale in data 28 febbraio 1928 leggiamo come il Portafoglio sia sempre più un successo: le riviste sono ormai 14 e la quota annua che i soci devono pagare per usufruire della lettura di queste riviste ammonta a fiorini 7,50. Tra le riviste merita ricordare ‘Dedalo’ (rivista di critica d’arte, promossa da Ugo Ojetti3), ‘La Fiera letteraria’ (una rivista settimanale di lettere, scienze ed arti), ‘La Critica’ del Croce, ‘La Rivista del Popolo d’Italia’ (fondata da Benito Mussolini, nel novembre 1914), ‘L’Arte’ del Venturi. Leggendo e rileggendo con attenzione e piacere questi preziosi verbali possiamo concludere che la Dante è Barbieri e Barbieri è la Dante! Silvio Barbieri è, infatti, non solo l’ideatore ma anche la figura dominante, il fulcro, il propugnatore della Dante all’Aia: dal 1914 al 1929, anno in cui presenta le sue dimissioni per ragioni di salute, è infaticabile nella sua opera di divulgazione di ‘l’italianità’ in Olanda: incita, spinge, sostiene, condanna, loda l’operato dei soci con veemenza ed entusiasmo grandiosi. Le sue parole che leggiamo nei verbali sono sempre parole 3
Ugo Ojetti (Roma, 1871 – Fiesole, 1946) scrittore, critico d'arte, giornalista.
21
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
di fuoco: non esita mai, non tentenna mai e non ha mai paura di esprimere le sue idee e i suoi ideali; è il simbolo del suo tempo, è il simbolo dell’amore sviscerato per l’Italia, dell’amore per la patria portato all’esasperazione. Vive in pieno gli anni difficili in cui viene a trovarsi l’Europa: la prima guerra mondiale e il sorgere del nazionalismo, del fascismo e del nazismo. E la Dante sorge, si espande e scomparirà con lui… (Fine terza puntata)
Marisa Jansen-Miglioli
Verbale della seduta del Consiglio Direttivo del 7 febbraio 1929
22
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Raffaello. Il Sole delle Arti Fino al 24 Gennaio 2016 Il fulcro della mostra è costituito da un nucleo di celebri capolavori di Raffaello, che evocano il racconto della sua prodigiosa carriera artistica, le persone che ha conosciuto, le diverse città dove ha vissuto. A documentare gli anni della sua formazione è una scelta di opere dei maestri che hanno avuto un ruolo fondamentale, vale a dire il padre Giovanni Santi, il Perugino, il Pinturicchio e Luca Signorelli. Raffaello Sanzio, La Visione di Ezechiele (1518). Olio su tavola, 40,7x29,5 cm. Galleria Palatina, Firenze.
Per le richieste di prestito delle opere sono coinvolte le più importanti istituzioni museali italiane e straniere come i Musei Vaticani, il Residenzschloss di Dresda, il Kunsthistorisches Museum di Vienna, il Victoria and Albert Museum di Londra, la Pinacoteca Tosio Martinengo di Brescia, gli Uffizi, la Galleria Palatina di Palazzo Pitti, il Museo Nazionale del Bargello e il Palazzo Corsini di Firenze, il Museo Internazionale delle Ceramiche di Faenza, la Galleria Nazionale delle Marche di Urbino, i Musei Civici di Pesaro e il Museo di Capodimonte di Napoli. Luogo: Reggia di Venaria Reale (Torino) Telefono per informazioni: +39 011-49 92 333 E-mail info:
[email protected] Sito ufficiale: http://www.lavenaria.it
Het Gallo-Romeins Museum te Tongeren Tot en met 3 april 2016 Oog in oog in de arena. Opperste concentratie, ware doodsverachting. Elke slag kan dodelijk zijn, elk gevecht het laatste. De beklijvende wereld van de gladiatoren komt naar Tongeren, met absolute topstukken uit tal van musea uit 23
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
heel Europa en vooral in een unieke samenwerking met het Colosseum van Rome. Oog in oog met gladiatoren Hoe was het om te leven als gladiator? Om te weten dat elke dag je laatste kan zijn. Maar ook … om bejubeld te worden door 50.000 mensen in de arena. Aanbeden door de mooiste vrouwen van Rome. Het Gallo-Romeins Museum in Tongeren neemt u mee naar het Oude Rome, naar het Colosseum met zijn openbare executies, wilde dieren en vechtersbazen, naar een tijdperk waar bloed bejubeld werd! De expositie geeft u meer dan ooit een authentieke inkijk in het leven, de angsten, de euforie van deze helden van het Colosseum. Een barbaarse wereld? Niet voor de Romeinen. De bloederige gevechten stonden bij hen symbool voor de militaire successen die hun rijk groot maakten. De gladiatoren waren … hun helden! Plaats: Gallo-Romeins Museum, Kielenstraat 15, 3700 Tongeren (België) Tel.: +32(0)12-67 03 30 E-mail:
[email protected]
Symbola. Il potere dei simboli Fino al 15 aprile 2016 Lo Stadio di Domiziano ospita una straordinaria rassegna di opere e manufatti di interesse archeologico che esplorano il tema della simbologia nell’antichità dal punto di vista delle tradizioni funerarie, politico-sociali e magico-religiose. Il percorso espositivo è ordinato in quattro diverse sezioni, che danno conto dell’importanza dei simboli nel mondo antico, del loro significato e della loro forte carica espressiva ed evocativa. 24
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Luogo: Roma, Stadio di Domiziano Orario: Lunedì, martedì, mercoledì, giovedì, venerdì e domenica ore 10:00-19:00 Sabato ore 10:00-20:00 La biglietteria chiude 30 minuti prima; costo del biglietto: 8 euro Telefono: +39-06 45 68 61 00 oppure +39-06 45 68 61 01
Rampa imperiale nuovo percorso e mostra Si apre al pubblico la Rampa Imperiale di Domiziano, l’ingresso monumentale ai palazzi imperiali. Costruita nella seconda metà del I secolo d.C., la Rampa collegava il Foro, cuore politico e amministrativo della città, con il centro del potere, ovvero il Palazzo Imperiale. Del complesso della Rampa erano parte integrante l’Aula che nel medioevo è stata trasformata nell’Oratorio dei XL Martiri, che oggi torna a far parte del percorso di visita. Fanno parte del percorso anche posti di guardia e locali di servizio. La Rampa si snodava lungo sette salite (tratti salienti) e sei tornanti, che si innalzavano fino a 35 metri (pari a oltre 10 piani): delle sette salite originali ne sono rimaste quattro, ora accessibili al pubblico con un percorso che termina con un affaccio inedito sul Foro romano. La mostra, corredata da materiale multimediale, espone una serie di ritrovamenti effettuati durante gli scavi condotti dall’architetto-archeologo Giacomo Boni ai primi del Novecento, periodo in cui si realizzarono i primi restauri della rampa. Rampa imperiale
La casa editrice Electa pubblica in questa occasione un volume della collana Studi e ricerche dedicato all’intero complesso di edifici e percorsi di quest’area del Foro Romano, importante via d’accesso al Palatino. Orario: 08:30–15:30; uscita dall’area archeologica 16:30. Chiuso il 1º gennaio. Biglietto Intero euro 12, ridotto euro 7,50 Il biglietto è valido per 2 giorni e consente un accesso al Colosseo, e un accesso al Foro Romano-Palatino I biglietti sono acquistabili online sul Sito www.coopculture.it Informazioni e visite guidate tel. +39 06-39 96 77 00 www.coopculture.it Sito web: http://www.stadiodomiziano.com
25
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Sicilië en de zee. Duik in het verleden t/m 17 april 2016 De tentoonstelling in het Allard Pierson Museum laat de spectaculaire vondsten zien uit 6 verschillende scheepswrakken die rondom Sicilië zijn gevonden; ze vertellen het verhaal van dit eiland, dat als knooppunt van handel, cultuur en beschaving fungeerde. Door de ogen van personages zoals Odysseus, Justinianus I én Michiel de Ruyter ontdekt de bezoeker de wrakken en de bijzondere objecten die eeuwen lang op de zeebodem verborgen lagen. Sinds de prehistorie is Sicilië al een knooppunt in de Middellandse Zee. De tentoonstelling creëert en illustreert een periode van 2500 jaar culturele uitwisseling en beïnvloeding, vanaf de pionierende Myceners en Feniciërs tot aan Michiel de Ruyter. De tentoonstelling eindigt met de zeeslag bij Agosta, waar onze nationale volksheld werd geveld. Onderwaterarcheologie Onderwaterarcheologie neemt een prominente plaats in binnen de tentoonstelling. De unieke objecten en de mystieke sfeer van de zalen nemen u mee naar de bodem van de zeeën rond Sicilië. De impact van de vindplaats van deze bijzondere objecten wordt zo haast voelbaar. De tentoonstelling laat zien dat opgraven onder water niet op dezelfde manier gebeurt als de ons welbekende manier op het land. Zo worden onder water bijvoorbeeld vaker bronzen objecten gevonden, omdat boven water bijna alles is omgesmolten tot kanonskogels. Aankomst op Lampedusa Voor de tentoonstelling in de gang van het Allard Pierson Museum is een indringende fototentoonstelling over bootvluchtelingen te zien, gemaakt door de Italiaanse fotografe Sara Prestianni. In haar werk ligt de focus op vluchtelingen, en zij legt de zeeën rond Sicilië al jaren op een zeer rake manier vast. Deze fototentoonstelling laat zien dat Sicilië ook vandaag de dag nog een kruispunt van culturen is. Heden en verleden raken elkaar en bij een tentoonstelling over Sicilië en de zee is het onmogelijk om voorbij te gaan aan de actuele situatie in dit gebied. Waar: Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127, 1012 GC Amsterdam Telefoon: 020-52 52 556 Informatie: http://www.allardpiersonmuseum.nl/ 26
Inverno 2015
Il Bollettino, 145
Gerrit Van Honthorst (1590-1656), Adorazione del Bambino, 1620 Galleria degli Uffizi,Firenze.
Il Bambino Gesù giace su un panno bianco steso sulla paglia della mangiatoia. Le quattro figure che adorano il Bambino (Maria, San Giuseppe e due angeli) sono raffigurate con tratti realistici di ascendenza caravaggesca. Dalla culla si sprigiona una luce che illumina i volti degli adoranti, che esprimono gioia, serenità e tenerezza verso il figlio di Dio. Il quadro è stato restaurato e ricollocato al suo posto nella Galleria degli Uffizi, dopo essere stato gravemente danneggiato nell'attentato del 1993.
Per le prossime feste natalizie la redazione del Bollettino e il Consiglio Direttivo del Comitato Leida-L’Aia augurano a tutti i loro soci serenità, pace e salute!
27
Il Bollettino, 145
Inverno 2015
Bestuur van Dante Leiden-Den Haag Voorzitter: Jan Spoelstra, Tel. 06-12 41 31 73 Secretaris: Lex Plompen Pompstationweg 7, 2597 JT Den Haag
[email protected] Penningmeester (tevens vice-voorzitter): Léon van Raaij Brugsestraat 8, 2587 XS Den Haag Tel. 070-354 55 20
[email protected] IBAN NL58INGB0000458562, t.n.v. Dante Alighieri te Den Haag Cursusorganisator: Jan Spoelstra Frankenslag 307, 2582 HM Den Haag Tel: 06-12 41 31 73
[email protected] Lezingen: Anneke Sewandono Tel: 070-350 50 55
[email protected] Beurzen: Ad Spliet (Bestuursondersteuning) Tel: 070-358 80 80
[email protected] Redactie: Coralie van Nes
[email protected]
De vereniging Dante Alighieri De vereniging heeft ten doel het bevorderen van de kennis van de Italiaanse taal en cultuur. (Statuten, art. 2.1) De vereniging is genoemd naar Italië’s beroemde dichter, filosoof en politicus, die leefde van 1265 tot 1321. De vereniging werd in 1889 opgericht en heeft Rome als hoofdzetel. Oorspronkelijk was de Società Dante Alighieri bedoeld om bij de Italianen in het buitenland de kennis van de Italiaanse taal en cultuur levend te houden. Later kwam daar een tweede doelstelling bij, namelijk het verbreiden van de Italiaanse taal en cultuur voor niet-Italianen. De vereniging heeft zich over de hele wereld vertakt. In Nederland bestaan zeventien afdelingen (comitati). Het comitato Leiden-Den Haag is in 1979 ontstaan uit een fusie van de afdeling Leiden, opgericht in 1916, en die van Den Haag, het oudste comitato van Nederland opgericht in 1914. De vereniging organiseert maandelijkse lezingen zowel in het Italiaans als in het Nederlands. Daarnaast worden taalcursussen Italiaans op verschillende niveaus en ook cursussen over literatuur, kunstgeschiedenis en muziek aangeboden. Het blad van de vereniging, Il Bollettino, houdt de leden van alle activiteiten op de hoogte.
www.dante-alighieri.nl
28
