Ik zal zingen om de zon te laten opkomen Michaël Slory
Samengesteld en ingeleid door Michiel van Kempen
bron Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen. In de Knipscheer, Amsterdam 1991
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/slor001ikza01_01/colofon.htm
© 2006 dbnl / Michaël Slory
7
Inleiding Michaël Slory: dichter tussen de mensen Zoals de voorstelling welke iemand die nooit in de tropen is geweest zich van de equatoriale gordel maakt, zo is Coronie, het Surinaamse district waar Michaël Slory werd geboren. Wie over de Oost-West-verbinding het district binnenrijdt, ziet zich opgenomen in een decor van ruisende palmen. De passaat buigt ze allemaal in dezelfde richting, ze zijn immer in beweging, goud sprenkelend vanuit hun zonbeschenen bladeren. Ginds, bijna in de zwamp verzonken, staat een huisje met enkele bijgebouwtjes, loom waait een buffel met zijn staart de vliegen weg en onderwijl scheert een statige sabaku voorbij. En nog veel verder weg, op de modderbanken voor de kust, troepen flamingo's samen. Straks zal de vloed het bruine water de kanaaltjes in stuwen, tot ver voorbij de oude sluisjes. Het is een idyllisch beeld, om niet te zeggen: al te idyllisch; de armoede van de Coronianen laat zich nu eenmaal moeilijk in supercolor vangen. Coronie heeft vele dichters voortgebracht, maar onmiskenbaar de belangrijkste onder hen zag op 4 augustus 1935 voor het eerst de tropenzon. In de hoofdplaats Totness, zetel van de districtscommissaris, werd op die dag Michaël Slory geboren; hij kreeg bij zijn Rooms-Katholiek doopsel de voornamen Michaël Arnoldus mee (in Suriname spreekt men zijn roepnaam afwisselend uit als Michel of als het Engelse Michael). Hij zal zijn christelijke achtergrond nooit verloochenen. Zijn ouders waren eenvoudige landbouwers die bijen hielden, varkens fokten en rijst en bananen plantten. Veel vertier bood het landbouwdistrict
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
8 niet; vermaak putten de mensen uit de Anansitori, de Spinvertellingen, die zij van generatie op generatie doorgaven. Ze moeten om hun speelsheid en wijsheid grote indruk op de jonge Michaël hebben gemaakt. Op de katholieke lagere school, de Mariaschool, die hij in Totness van 1941 tot 1947 doorloopt, wordt de waarde van die ‘negerdinges’ niet erkend. ‘Zelfs een Anansitori kwam nooit over de lippen van de meester’, dicht Slory in zijn bundel Bonifoto (1971) en hij geeft daarmee de scherpst denkbare karakteristiek van de koloniale leest waarop het onderwijs geschoeid was. Grootgebracht met een taal die door het langdurige isolement van het district Coronie nog weinig invloed van andere talen had ondergaan, zal Slory altijd in een zo zuiver mogelijk Sranantongo blijven schrijven. Dát is de grootste invloed van Coronie op zijn taal geweest, al ziet men in bijvoorbeeld de wisseling van l en r en in de woordenschat ook typisch Coroniaans Sranan - brubru voor: brak water, kortrin voor: snaar - een verschijnsel waarop de taalkundigen hun tanden nog eens ooit kunnen stukbijten. Slory heeft een klassiek geworden gedicht over Coronie geschreven, ‘Koroni kawina’. Dit lied, met zijn afwisseling van bijna onvertaalbare herhalingsregels en regels die krachtig het Coroniaanse leven oproepen, is een geheel oorspronkelijke variant op het creoolse kawinalied. Hij zou er al in 1961 een onderscheiding voor krijgen van het Prins Bernhardfonds, eerste van een lange reeks literaire eerbewijzen. Coronie leeft in het werk van Slory. Albert Mungroo, Jozef Slagveer en S. Sombra schreven mooie verzen over Coronie, maar de lyriek van Slory graaft dieper dan de wortels van de kokospalmen. De 19de-eeuwse vrijheidsheld Tata Kolin geeft Slory de inspiratie om met strijdbaarheid de wereld tegemoet te treden. ‘Welvaart voor Coronie,’ schrijft hij op de achterflap van zijn bundel Bonifoto, ‘betekent zich bezinnen op Tata Kolin, maar ook zich bezinnen
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
9 op de zwarte helden die onder leiding van Simon Bolívar, José de San Martin en O'Higgins gevochten hebben in Chacabuco, Cancha Rayada en Maipu.’ En terwijl zijn neef Eddy Bruma in een van de eerste Surinaamse verhalen, het bekende ‘De fuik’, de ontvolking van het uitdrogende Coronie beschrijft, wijst Slory op de mogelijkheden van de kokospalm en roept hij uit: ‘Leve Suriname! Leve het arme Coronie!’ Soms schijnt zijn poëzie geschreven te zijn door een dichter die nog veel van zijn tijd in zijn jeugd vertoeft en is niet goed uit te maken of ‘Suriname’ en ‘Coronie’ al dan niet als synoniemen gehanteerd worden. Het heeft er zelfs veel van weg dat hij in de structurering van zijn gedichten met hun veelvuldige regelherhaling, een evocatie in woorden wil geven van de bouw van de kawinadrum: een slaginstrument met een drumvel aan onder- en bovenzijde die met elkaar verbonden zijn via een koord dat de drumvellen spant. Michaël Slory verhuist in november 1947 naar ‘de stad’, naar Paramaribo. Na een verblijf van een jaar bij een tante wordt hij opgenomen in het Internaat van de Fraters van Tilburg. Hij leert er piano spelen, zoals hij zelf vermeldt op enkele van zijn bundels: ‘De schrijver is o.a. een groot bewonderaar van Chopin, Tsjaikofsky, ballet, Indiase muziek, gamelan, Jazz enz.’ Hij doorloopt vanaf 1947 het MULO op de Paulusschool - dezelfde school waar nog maar kort daarvoor een andere belangrijke Surinaamse dichter, Shrinivāsi, rondliep - en komt vervolgens, in 1952, op de Algemene Middelbare School terecht. De Lijst van geslaagden in het gedenkboek I sab fa den AMS man de (1987) vermeldt bij de A-afdeling van 1955: ‘Slory, M.A.’; er wordt niet vermeld dat hij de best geslaagde was. Bij de B-afdeling van hetzelfde jaar vinden we twee bekende creoolse nationalisten: R.E. Raveles die als R. Dobru de bekendste van de nationalistische dichters zou worden, en R.R. Venetiaan die als dichter onder de naam Vene
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
10 van zich zou laten horen. Na het behalen van zijn AMS-diploma komt Slory achtereenvolgens te werken bij Billiton, het Ministerie van Economische Zaken en de Centrale Bank. Niet minder sterk dan zijn Coroniaanse jeugdjaren, zijn de jaren '50 voor de dichter Slory van grote invloed geweest. Hoe de eenvoudige districtsjongen in de altijd wat hautaine stad is ontvangen, hoe er tegenaan werd gekeken dat deze jongen op de algemeen gerespecteerde AMS terechtkwam en het daar zo goed deed en wat die ervaringen hebben betekend voor de psyche van de sensitieve jongeman, daarover valt slechts te speculeren. Scherp tekenen zich wel twee andere feiten af: het nationalisme, dan nog uitsluitend in een creoolse jas en het strijdbaarst uitgedragen door Eddy Bruma's beweging ‘Wie Eégie Sanie’ (Onze eigen dingen), spreekt Slory aan. Samen met onder meer R. Dobru en Theo Uiterloo, voormannen van de later, in 1963, door Bruma opgerichte Partij van de Nationalistische Republiek, stond hij aan de kant van de studentendiscussiegroep Kra (‘kra’ is een kernbegrip binnen de creoolse cultuur, dat met ‘ziel’ maar zeer gebrekkig vertaald is). En dan is daar René de Rooy (1917-1974), leraar Spaans, en schrijvend onder de naam Marcel de Bruin in het Nederlands, Sranan, Papiamentu en Spaans, de meest uitgesproken Caraïbische pennevoerder van de aankomende generatie. Het Spaans van Latijns-Amerika dat Slory via De Rooy leert kennen, zal voor hem een ongelooflijk belangrijke bron van inspiratie zijn bij het scheppen van zijn poëzie. René de Rooy spoort Slory aan om naast gedichten in het Nederlands, ook poëzie te gaan schrijven in zijn moedertaal, het Sranantongo. De Rooy schuwt zelf het experiment niet - bekend is het Sranan/Saramaccaanse gedicht ‘Haika mi sten’ - en wijst ook Slory nieuwe wegen. De levenslange bewondering van de laatste voor Omar Khayyam en zijn liefde voor het kwatrijn vinden bij De Rooy hun oorsprong en via hem ook maakt Slory zijn dichters-
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
11 debuut. In februari 1958 verschijnt onder de naam Tongoni het eerste van twee speciale nummers van het tijdschrift Vox Guyanae, geheel gewijd aan de Surinaamse literatuur. De redactie van Tongoni wordt gevormd door Henny de Ziel (de grote Sranantongo dichter Trefossa), de Leidse creolist Jan Voorhoeve en René de Rooy. Slory draagt drie gedichten in het Nederlands bij, die nog sterk blijken te leunen tegen het voornamelijk Nederlandse belletristische werk waarmee de fraters hun leerlingen kennis lieten maken. De kenmerkende Slory-toon is nog niet gevonden, al treft wel de durf in regels als ‘ik voed mij nu met paardenhaar,/door levensnood verrast’. Eind december 1957 stapt Michaël Slory op de boot naar Nederland, waar hij in januari 1958 aankomt en gaat wonen op een kamer in de Indische buurt in Amsterdam-Oost. Hij vindt werk bij de Giro en volgt een particuliere cursus MO-Spaans. In 1960 gaat hij met een studievoorschot naar de Universiteit van Amsterdam waar dan een MO-B cursus Spaans in het studieaanbod is opgenomen. Spoedig heeft hij ook aansluiting gevonden bij de Surinaams-nationalistische beweging in Nederland. Binnen de Vereniging Ons Suriname is in 1951 een frisse passaat gaan waaien met een bestuurswisseling die jongeren als E. Gessel, Eddy Bruma, Jules Sedney en E.Th. Waaldijk naar voren bracht. Zij die liever wat meer uit de wind zitten, hebben zich in het volgende jaar met hun feestsigaren afgescheiden en zich neergelaten in de deftige fauteuils van het Surinaams Verbond. Met de sterk politiek en sociaal bewogen Otto Huiswoud aan het roer zoekt Ons Suriname het roerige nationale en internationale vaarwater op. De Vereniging veroordeelt de Nederlandse politionele acties in Indonesië en neemt stelling tegen het Statuut dat in 1954 de verhouding van Nederland tot de Westindische gebiedsdelen in een neokoloniaal kleed steekt. Ons Suriname werkt aan
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
12 de bewustwording in nationalistische zin van de Surinamers in Nederland en de nieuwaangekomenen in het bijzonder. Onder hen verschillende figuren die later in de politieke arena zouden opduiken en onder hen ook: Michaël Slory. Zijn politieke vorming en historisch bewustzijn krijgt van Ons Suriname belangrijke impulsen. Hij draagt geregeld voor in het verenigingsgebouw en is met poëzie aanwezig in de vijf jaarboeken die Ons Suriname van 1965 tot 1969 op Emancipatiedag uitgeeft onder de titel Fri (Vrij), onder andere een gedicht opgedragen aan Hugo Olijfveld die hij in deze kringen heeft leren kennen. Olijfveld was een van de contractarbeiders die ten behoeve van de scheepsbouw naar Nederland waren gehaald en die, toen ze eenmaal doorhadden dat van de fraaie beloften weinig terechtkwam, in staking gingen. De charismatische Olijfveld voerde hen aan en maakte later ook deel uit van de arbeidersgroep Sranang krioro die uiteindelijk in de Vereniging Ons Suriname zou opgaan. Olijfveld won zoveel aan prestige dat hij voorzitter werd van het Eerste Congres van Surinaamse Eenheid, dat de Surinaamse studenten in Nederland in 1965 organiseerden. Als hij in 1967 bij een auto-ongeluk om het leven komt, schrijft Slory een In memoriam-vers, dat later terecht zou komen in het door Hugo Pos (al boksend met uitgever Geert van Oorschot) samengestelde Suriname-nummer van Tirade. Slory sluit zich aan bij Wie Eégie Sanie, de groep die wekelijks haar bijeenkomsten heeft aan het Oosteinde en daar een fundament probeert te leggen onder het culturele zelfbewustzijn van de Surinamers. De Nederlandse kunstenares Nola Hatterman houdt via haar schilderijen de aanwezigen een spiegel voor waarin zij de schoonheid van de neger ontdekken. Er blijkt zo iets te bestaan als een internationale négritude-beweging, maar misschien belangrijker nog: het eigen land heeft al zijn eerste grote voortrekkers gehad in de strijd om het zelfrespect. Anton
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
13 de Kom heeft in Wij slaven van Suriname (1934) laten zien dat er nog een andere visie op de Surinaamse geschiedenis bestaat dan de koloniale; wie altijd ‘opstandelingen’ genoemd zijn, blijken helden in het verzet tegen de koloniale overheersing geweest te zijn: Boni, Baron, Tata Kolin, Joli Coeur, Kaykusi, Matura, Doedel, De Kom, Mentor, Present, Kodyo. Over de laatste drie - aanstichters van de grote brand van Paramaribo in 1821 - schrijft Michaël Slory in Fri van 1968 en in zijn bundel Bonifoto (1971). Hij trekt daarin de lijn van de verzetshelden door naar de Black Power Movement van de jaren '60 in de Verenigde Staten. Ik vertaal: ‘Kodyo zal met groot eerbetoon naar Black Power kijken. Zijn hoofd zal opgroeien uit het vuur waarin zij brandden.’ Zo ook ziet hij achter de figuur van de in 1973 doodgeschoten bosneger vakbondsleider Abaisa de schim van Boni (in de bundel A no mena, a no boboi, ma..., 1979). Deze actualisering van de historie, of historisering van de actualiteit, is kenmerkend voor het werk van Slory. Veelzeggend is een boektitel als: Toekomst toekomst van gisteren en van morgen. Wat de avonden aan het Oosteinde eveneens afficheerden: het ‘Negerengelse erftaaltje’ is een volwaardige Surinaamse taal. De onderwijzer J.G.A. Koenders had niet afgelaten dit te beklemtonen in de tien jaargangen van zijn blad Foetoeboi - die door Slory gretig gelezen werden. Als een lichtpijl in de nacht had Trefossa's bundel Trotji (1957) getoond dat het Sranan poëzie van absolute klasse kon opleveren Slory blijft hem zijn leven lang eren. Wie Eégie Sanie schoolt haar aanhangers in een goede beheersing van de creoolse volkstaal; wat bij Slory van huis uit al aanwezig is, vindt hier zijn uitdieping en aanscherping. Oude woorden die in de wakaman-taal, de taal van de stadse flaneurs, dreigen te verdwijnen, worden door hem opnieuw tot leven gewekt en zo zien we fraai klinkende woorden als afumankabi (afgeleefd mens) en tyororo (fluisteren), en incidenteel drukt hij de voet-
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
14 sporen van zijn leermeester De Rooy en duikt ook een Saramaccaans woord op als kusumi (bedroefd). De titels van zijn dichtbundels laten zien dat hij er niet voor terugschrikt nieuwe woorden te scheppen die beantwoorden aan een nieuwe werkelijkheid: frikontrensma (onafhankelijke mensen), konfri (bevrijding), konten (toekomst), eri nyunsortu katibo (neokolonialisme). Net als bij Edgar Cairo gaan taalconservering en taalcreatie bij Slory hand in hand. In heel zijn werk gebruikt hij echter niet één leenwoord zonder dat hij het heeft aangepast aan de klankstructuur van het Sranan, zonder dat hij het ‘gecreoliseerd’ heeft. In de Universiteitsbibliotheken en bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen zoekt hij de oude woordenboeken van het ‘Negerengels’ op en bestudeert hij de collecties odo's (spreekwoorden) die Wullschlägel en Halfhide hebben aangelegd. Atibron no e meki bun pikin, is een regel uit het openingsgedicht van zijn bundel Fri-Kontren-Sma (1975), kwaadheid baart geen goede kinderen, oftewel: bezint eer gij begint. Het is een van de vele Slory-regels die een odo herbergen en waarachtig, Slory heeft zich bezonnen aleer de stroom Sranan poëzie op gang kwam, hij kent de finesses van zijn taal als geen ander. In Wan njun dé broko (1979) experimenteert hij met politieke spreekwoorden van eigen makelij. Met Fresko (1984) geeft hij zelfs een complete bundel poëzie die varieert op de beeldende odo-taal. Sarka/Bittere strijd (1961) staat te boek als Slory's debuutbundel, maar wanneer we uitgaan van de wijze waarop Surinaamse boeken vaak geproduceerd worden - dat wil zeggen: uitgegeven in eigen beheer en in een uitvoering die met de naam ‘drukwerk’ te veel eer wordt aangedaan - dan valt Slory's debuut vroeger. In maart 1961 laat Slory namelijk in een oplage van slechts enkele exemplaren een eerste bundeltje circuleren dat hij de titel Wakadron heeft gegeven. Het boekje bestaat uit achttien velletjes van
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
15 het formaat 21 × 13,5 cm, bijeengehouden door een draadje garen. Het gaat om exemplaren die met carbonpapier zijn vermenigvuldigd, ze bestaan uit een met de hand beschreven omslag, een titelpagina, een achterschutblad en vijftien pagina's met gedichten, genummerd 1 tot en met 15. Evenmin als zijn generatiegenoten Trefossa, Eugène Rellum, Edmundo en Johanna Schouten-Elsenhout in hun debuutbundels die rond 1960 verschenen, geeft Slory vertalingen van zijn poëzie. Overigens is geen van de gedichten, voorzover valt na te gaan, ooit ergens verschenen. Vast staat dat het bundeltje het typoscript is voor een geplande boekuitgave; Slory waarschuwt namelijk voor ongeoorloofde overname: ‘Dit is belangrijk in verband met het eventueel doen verschijnen van deze verzen te zijner tijd in Suriname met behulp van Wie Eégie Sanie.’ Het zal duidelijk zijn dat dit nooit gebeurd is. ‘Wakadron’ (letterlijk: looptrom) is, aldus de Saramaccaanse drummer Aniké Awagi, een vast drumpatroon bij de Aukaners. Het wordt door de tweede drummer gespeeld en vormt samen met de vaste slagen van de eerste drummer de basis voor de derde, de ‘vertellende’ drummer. ‘Wakadron’ is een van de vele sterk cultuurgeladen woorden die Slory voor de vergetelheid wil vrijwaren. Veel van de titels van zijn gedichten beogen dezelfde reactivering. Wakadron kreeg als ondertitel mee ‘Poëma gi Loemoemba’, gedichten voor Loemoemba. De Congolese vrijheidsstrijder Patrice Loemoemba was in februari 1961 vermoord; hij werd in Suriname plechtig herdacht door Wie Eégie Sanie, aldus meldt Slory onder een van zijn gedichten. Loemoemba moet voor Slory een inspirerende figuur geweest zijn, afgaande op de vijftien gedichten van Wakadron die hem alle bezingen als ‘zuiverende geest voor de wereld’ en ‘symbool van het vrije denken’. In hun beeldspraak zijn de gedichten - met veel tranen en kreten -
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
16 eenvormig en weinig opmerkelijk; niettemin is de toon van de poëzie al veel sterker ‘Slory’ dan die van de debuutgedichten uit Tongoni. Patrice Loemoemba blijft door Slory geëerd worden. Het eerste gedicht van de bundel Sarka/Bittere strijd is aan hem opgedragen en de bundel als geheel aan zijn weduwe Pauline Loemoemba, en in nog drie andere bundels dragen gedichten zijn naam. Daarmee is Loemoemba de vaandeldrager van een hele reeks door Slory bezongen vrijheidshelden. In Sarka zijn het vooral de helden van de recent onafhankelijk geworden of nog voor zelfstandigheid strijdende Afrikaanse staten die hij roemt: Ferhat Abbas van Algerije, Kwame Nkroemah van Ghana, Jomo Kenyatta van Kenia; in Brieven aan de Guerrilla (1968) krijgen de Zuidamerikanen hun sokkel: José Martí en Che Guevara van Cuba, Albizu Campos van Puerto Rico, Fabrizio Ojeda van Venezuela, Javier Heraud van Bolivia, Arbénz Guzmán van Guatemala; Brieven aan Ho Tsji Minh (1969) is een eerbetoon aan de Vietnamese leider. In al die eerbewijzen tekent zich een consequente lijn af van het naar voren schuiven van alle belangrijke zwarte persoonlijkheden, of het nu gaat om jazzmusici als Miles Davis, sportlieden als Cassius Clay, strijders als Cesar Sandino, schrijvers als Joaquín Chamorro of de (Surinaamse) uitvinder van de schoenmachine Jan Ernst Matzeliger. Typerend is dat hij bij de toekenning van de Literatuurprijs van Suriname een gedicht voordraagt geschreven op de uitreiking van de Simón Bolívarprijs aan Nelson Mandela. Natuurlijk schrijft hij ook over de zwemmer Antony Nesty, de eerste winnaar van Olympisch goud voor Suriname, maar de toon van dat gedicht, gedateerd 11 oktober 1988, is sarcastisch; naar het gewonnen goud verwijzend hoont hij: ‘(Hoe zullen wij/dat opdelen, mensen?/Hoe zullen wij/het opdelen?)’ Hij doorziet scherp hoe het volk met brood en (Olympische) spelen zoet te houden is.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
17 De bundel Sarka/Bittere strijd verschijnt in 1961 bij de Nederlandse uitgeverij Pegasus onder het pseudoniem Asjantenoe Sangodare, een schuilnaam die Slory later nooit meer zal gebruiken. Het eerste deel van de naam verwijst naar Ashantua, de laatste koningin van Ghana die tot het eind toe verzet bleef bieden tegen de Engelse overheersers. ‘Sangodare’ stamt van ‘Shango’, de god van de bliksem en de vernietiging en dus ook van de schepping, een god die in bepaalde Afrikaanse landen vereerd wordt en ook nog in Brazilië en het Caraïbisch gebied voortleeft. De gedichten, zo schrijft Theun de Vries in het voorwoord, ‘zijn poëzie in een oorspronkelijke, onbedorven zin’ en hij plaatst daarmee de bundel in het kader van een literatuur die nog maar enkele jaren bezig was haar mogelijkheden af te tasten en haar voortbrengselen in nieuwe talen van de grond af op te bouwen. De collectie Sarka geeft al direct een staalkaart van Slory's themata en poëtica. De gedichten vallen uiteen in politieke en lyrische verzen. De eerste soort, de strijdpoëzie, toont zijn sterk internationale oriëntatie, in deze eerste verzameling specifiek gericht op Afrika. Zijn drang tot het levend houden van de historie geeft zich bloot in het oproepen van bijzonderheden uit de koloniale tijd, als de banya- en susadansen die de negerslaven uit Afrika meebrachten. Zijn politieke poëzie plaatst hij hier expliciet binnen een socialistisch kader. Het is niet het pigment dat de mensen bepaalt, het is hun geldbuidel, en de Congolese verrader Tsjombe veegt Slory dan ook op dezelfde mestvaalt waar Verwoerd al ligt te rotten. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, zal hij dit socialistisch kader altijd blijven aanhouden; hij is nationalist, maar blijft verre van Blut und Boden. En zo schrijft hij in verschillende bundels over de vakbondsstrijd, neemt hij altijd stelling tegen kolonialisme en kapitalisme en schaart hij zich consequent aan de zijde van armen, arbeiders en onderdrukten. Dat voor hem de negers de meest levendige vertegenwoordigers van de
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
18 laatsten zijn, spreekt voor zich: ‘Hoe moeten wij kijken/in de spiegel/van de geschiedenis, die zwart, zwart is?’ Toch zijn zij zeker niet enkel onderwerp van lamentaties. In zijn gedichten is Slory de verwoorder van een grootse toekomstverwachting. Zee en zon, water en wolken, stromen en sterren: het is ermee zoals zijn generatiegenoot Corly Verlooghen het uitdrukte: ‘Zij geven zijn vrijheidsideaal een wijdomspannen vleugelslag.’ Daarin zal pas in de jaren '80 verandering komen. De trots van de negers, hun zelfbewustzijn, de pracht van hun bouw en hun huidskleur geven hem vele lyrische gedichten in, hele bundels zelfs over de zwarte vrouw. En vanzelfsprekend is de rijkste bron voor zijn lyrische poëzie alles wat zijn land Suriname te bieden heeft aan volkerenpracht en natuurschoon. Het is bijna onvoorstelbaar hoeveel verschillende vogels, vlinders, bloemen en bomen in het werk van Slory hun ode hebben gekregen. Zijn poëzie is afwisselend lyrisch en politiek-realistisch, maar het is goed om erop te wijzen dat die twee soms ook een gemakkelijke verbintenis aangaan: ‘Negerin, ik heb je ogen lief/zoals een staking voor de vrede!’ Ook naar de vorm is in Sarka/Bittere strijd al bijna alles aanwezig wat kenmerkend voor Slory mag heten. De vele kleuraanduidingen maken hem tot een schilder met een rijk palet. De opbouw van zijn gedichten lijkt trouwens veel weg te hebben van de werkwijze van de pointillisten: vlekje na vlekje wordt neergezet tot uit het geheel een samenhangend, overtuigend beeld ontstaat. Regelherhalingen, retorische vragen en uitroepen maken er altijd deel van uit, zij het dat het assertieve in later werk steeds meer plaats maakt voor de verwondering, de verontrusting ook. Laten zijn vroege verzen geen ruimte voor Spielerei - ‘a-poëtisch en profetisch gebral’ schrijft het Algemeen Handelsblad - in zijn latere werk bereikt hij een lichtheid van toon die de poésie pure benadert en bij wijlen sterk doet denken aan de organische prosodie van
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
19 Paul van Ostaijen (men leze ‘Skorowenke na lantidan/Schoolmeisje op straat’ of het meesterlijke ‘In de wei’ waarmee deze bloemlezing besluit). Aan de ogenschijnlijk simpele structuur van zijn gedichten ziet men niet af met hoeveel acribie de dichter zijn werk doet; aan een gepubliceerd gedicht liggen soms tientallen verschillende versies ten grondslag. In stijl en beeldspraak loopt zijn poëzie over van elementen uit het creoolse erfgoed, het is bijna inherent aan de taal die hij hanteert en waarover ik eerder al enige opmerkingen maakte. Die taal, met zijn vaste, in feite vaak onvertaalbare woordcombinaties, brengt veel van de magie van Slory's poëzie in en zorgt voor een grote welluidendheid. Ik wees al op ‘Koroni kawina’, maar ook ‘Eri nyunsortu katibo/Neokolonialisme’ en ‘Wan bari odi/Antwoord op een groet’ met hun vele reduplicaties (woordverdubbelingen) zijn hiervan mooie voorbeelden. Slory's wijze van dichten is zo karakteristiek dat zijn geluid onmogelijk met dat van enige andere Surinaamse dichter verward kan worden. Wel vertoont zijn poëzie verwantschap met die van de Spaanse dichters Lope de Vega, Ramón Jiménez en Gerardo Diego (vergelijk diens ‘Er zal zijn een groene stilte,/gans gemaakt van ontsnaarde gitaren.’) en van de Zuidamerikanen Fernando Pessoa en Drummond de Andrade. Een strofe uit het gedicht ‘Também já fui brasileiro/Ook ik was eens Braziliaan’ van de laatste (in de vertaling van August Willemsen) doet dit helder uitkomen: Ook ik had eens mijn ritme. Ik deed van dit, ik zei van dat En mijn vrienden mochten me, en mijn vijanden haatten me. Ik, ironisch, gleed voort, tevreden met mijn ritme. Maar ten slotte verwarde ik alles.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
20 Nu glijd ik niet meer, o nee, ben niet ironisch meer, o nee, heb ook geen ritme meer, o nee.
De invloeden op het werk van Slory zullen ooit nog eens door kenners van de Spaansen Portugeestalige literatuur moeten worden getraceerd. Na Sarka verschijnen nog twee bundels bij Pegasus, Brieven aan de guerrilla in 1968 en Brieven aan Ho Tsji Minh in 1969, beide met Nederlandstalige poëzie. Die is overigens niet altijd van een kwaliteit om over naar huis te schrijven; het is blijkbaar niet eenvoudig om met vermijding van clichés de hordes de barricaden op te krijgen. Verder verschijnen gedichten van Slory in de jaren '60 met een zekere regelmaat in De Gids en in het al genoemde Fri, en in zo tegengestelde bladen als De Olvehfoon, bedrijfsblad van een verzekeringsmaatschappij, en Kontrast, het partijblad van de CPN. In 1966, het jaar waarin de socialist Slory merkwaardig genoeg uit handen van Ad den Besten de Esso-prijs krijgt - een financiële tegemoetkoming die de multinational voor schrijvers beschikbaar heeft gesteld - is hij aanwezig in het Suriname-nummer van het literaire tijdschrift Contour. Ook wanneer later andere literaire tijdschriften specials aan Suriname wijden, zal werk van Slory steevast tot de selectie behoren. Al de gedichten die hij naar Suriname stuurde, zo zegt hij tegen Krish Bajnath in het tijdschrift Kalá van december 1986 in een van de zeer schaarse interviews die hij ooit afstond, gingen verloren. Niettemin staan gedichten van hem in het dagblad De Vrije Stem van 1961. We schrijven 1968. Op de campussen wordt de waardevrijheid van het universitaire onderwijs ter discussie gesteld; Slory schrijft er poëzie over (Pikin aksi e fala bigi bon). In Parijs dragen Sartre en zijn lichtekooi het hout aan waar studenten en arbeiders
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
21 de brand in jagen. Studentenleider Rudi Dutschke sneuvelt in de woelingen van de tijd en natuurlijk schrijft Slory ook hierover. Cuba is nog rimpelvrij, Harry Mulisch schrijft zijn getuigenissen van de Cubaanse revolutie neer in Het woord bij de daad. De Gids brengt een Cuba-nummer in het voorwoord waarvan redacteur Mulisch trompettert: ‘De heroïsche weerstand tegen de pogingen [van de voormalige plunderaars, de USA, om de weg van de revolutie te blokkeren] maakt het kleine Cuba tot het grote voorbeeld, dat het in de ogen van alle behoorlijke mensen is.’ Tussen de Cubanen Nicolas Guillén en Heberto Padilla, vlak na het prozastuk ‘De landbouwmachines en de dichter’ van Hugo Claus, zwaait ook Michaël Slory zijn rode vlag met vier gedichten. Het Suriname-nummer dat Silvia de Groot twee jaar later voor De Gids redigeert zal voor lange tijd Slory's laatste bijdrage bevatten. Pas in 1990 keert hij erin terug: ‘Eindelijk verschijn ik dan weer in De Gids na een periode van bijkans 22 jaren!’ juicht hij in een brief aan mij. Slory's studie Spaans aan de Universiteit van Amsterdam loopt op een teleurstelling uit. Zijn beurs wordt in 1966 ingetrokken en hij moet verder als werkstudent aan de kost zien te komen; hij heeft de stellige indruk dat de verschijning van zijn werk bij het communistische Pegasus deze gang van zaken verklaart. Gedesillusioneerd keert hij in augustus 1970 naar Suriname terug. Als de Afdeling Rijksstudietoelagen van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs bij hem komt aankloppen voor aflossing van zijn studieschuld, vraagt hij om kwijtschelding op grond van politieke tegenwerking bij zijn studie. De betreffende brief, gedateerd 23 augustus 1972, vermenigvuldigt hij in stencilvorm met een Nota Bene dat vermeldt: ‘Deze brief wordt verspreid onder de bevolking van Suriname.’ Hij vermeldt ook hoe de Surinaamse regering hem boycot: ‘En onlangs zou de minister die men de
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
22 “knapste”, de beste in Nederland noemt [Frank Essed - MvK] mij gezegd hebben dat kunstenaars in andere landen veel geleden hebben en dat ik ook maar een beetje moest lijden.’ Het was voor Slory's familie een onplezierige gewaarwording om niet een gedaste en gedoctoreerde Michaël van zijn Hollandse avontuur te zien terugkeren, maar een onconventionele kunstenaar zonder diploma. Jan Voorhoeve steunt de dichter, wiens moeder zojuist is overleden, en schrijft Slory's familie die hem onderdak moet verschaffen (in een ongedateerde brief): Waarde familie Slory, Namens Michaël Slory die gisteren bij mij was moet ik U mede delen, dat het bericht van de dood van zijn moeder hem diep geschokt heeft. Hij is daarover erg bedroefd, vooral omdat hij beseft dat zijn literaire en politieke bezigheden in Suriname een grote teleurstelling voor zijn moeder en andere familieleden moet zijn geweest. Hij vroeg mij ook of ik U niet kon duidelijk maken, dat zijn werk belangrijk is voor Suriname. Nu ben ik zelf helemaal geen politieke figuur. Ik vind persoonlijk Michaël een onevenwichtig mens die grote moeite heeft zich bij een bepaald onderwerp te bepalen en in een rechte lijn te denken. Michaël denkt via zijn gevoel, zoals misschien meer dichters doen. De gevoelens zijn alleen bij hem zo hevig, dat hij er niet tegenop kan. Maar ik ben volkomen overtuigd van zijn eerlijkheid, en ik beschouw hem als een groot dichter. De gedichten die ik van hem ken in het Surinaams behoren tot de mooiste gedichten die er ooit in deze taal zijn geschreven. Trefossa, Mevrouw Schouten-Elsenhout en Michaël Slory zijn de drie grootste dichters die Suri-
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
23 name kent. En ik vind dat dat toch wel iets is waar U trots op kunt zijn. U zult misschien zeggen dat hij daar nooit geld mee zal verdienen, en dat is waar. Ik denk dat Michaël iemand is die nooit een geregelde baan zal hebben en regelmatige inkomsten. Ik begrijp dat het moeilijk voor U is om dit te accepteren. Hij is een intelligente jongen en U hebt waarschijnlijk veel van hem verwacht. En nu denkt U dat hij mislukt is. Maar U moet ook beseffen, dat, als een andere oppassende en hardwerkende jongen terug komt en veel geld gaat verdienen, wanneer hij eenmaal gestorven is, blijft er niets van over. Niemand zal zich nog herinneren dat er een Michaël Slory bestaan heeft, als hij zo'n leven zou hebben. In dit geval zal later elke Surinamer weten wie Michaël Slory is, ook al is hij al lang dood, alleen maar omdat hij zulke prachtige gedichten heeft gemaakt. En men zal dankbaar zijn dat hij niet heeft gekeken naar het belang van hemzelf en van zijn familie, maar hard heeft gewerkt om Suriname iets te kunnen geven. Ik vind dus dat U het niet nog moeilijker voor hem moet maken en toch contact met hem moet houden, ook al bent U teleurgesteld. Met veel groeten en ook mijn condoleanties, Prof. J. Voorhoeve Door de schrijverswereld wordt hij intussen wel met open armen ontvangen. R. Dobru spoort hem aan zich weer in het Sranantongo uit te drukken en geeft hem vier schoolagenda's om zijn werk in op te schrijven. En nog in december 1970 verschijnt de eerste van in totaal eenentwintig uitgaven, alle in eigen beheer: de bundel Fraga mi wortoe (Laat mijn woorden klinken), Sranan zonder vertaling. (Het was ongetwijfeld hierom dat Trefossa deze
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
24 bundel beschouwde als Slory's eerste.) Jan Voorhoeve en Ursy Lichtveld vermelden in hun Creole Drum (1975) dat de collectie al ten tijde van Sarka geaccepteerd was voor uitgave in Suriname, maar dat die uit vrees voor mogelijke politieke consequenties telkens werd uitgesteld, totdat de uitgever kwam te overlijden. Deze uitgever moet Wim Salm geweest zijn, die in 1959 Surinames eerste Sranan bundel, Moesoedé van Eugène Rellum, had uitgegeven en die in 1963 overleed. Er was echter nog een praktische reden dat die uitgave niet doorging: ze bestond toen grotendeels uit werk dat al eerder was verschenen in Sarka! Fraga mi wortoe wordt uiteraard geschraagd door elementen uit de creoolse cultuur en mythologie, maar geheel in de geest van de eenheidsgedachte die de schrijvers van die tijd in hun multiraciale samenleving uitdragen, geeft Slory er blijk van een open oog voor de hindostaanse cultuur te hebben: ‘Te Budha lusu ensrefi/meki Kresi miti en,/nyun firi sa broko doro.’ Als Boeddha oprijst laat Christus hem ontmoeten, een nieuw bewustzijn zal doorbreken. In wat zich al in Sarka aftekende, zal fundamenteel weinig verandering komen. Slory brengt wel een thematische ordening aan in zijn bundels, maar die is nooit erg strak; zo vinden we in Kownubri de na en onigodo tussen gedichten over de rozestruik, de fajalobi, de amandelboom en de kolibri een vers over Simón Bolívar (die als derde in het rijtje van Marx en Loemoemba uitgeroepen wordt tot ‘Papa’). We kunnen vaststellen dat de lijn van zijn eerste drie bundels met overwegend internationaal georienteerde politieke poëzie wordt doorgetrokken met Vietnam (1972) en Wan njoen dé broko (Een nieuwe dag is aangebroken, 1979). De aandacht voor Suriname in brede zin (historie, actualiteit, eenheid) van Fraga mi wortoe, zet zich door in Bonifoto (Stad
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
25 van Boni, 1971), Memre den dé (Herdenk de dagen, 1973), A no mena, a no boboi, ma... (Het is geen vertroetelen, het is geen wiegen, maar..., 1979) en Den prékiwroko fu wan kamoru (Het gepredik van een lummel, 1982). In dezelfde lijn kunnen ook de drie bundels uit 1975, het jaar waarin Suriname onafhankelijk wordt, geplaatst worden, zij het dat de grondtoon ervan liefdevoller en optimistischer is dan die van de andere bundels: Fri-Kontren-Sma (Onafhankelijke mensen), Mi kondre sani (De dingen van mijn land) en Wi e pusu a konfri go na fesi (Wij stoten de bevrijding voorwaarts). Een derde groep wordt gevormd door uitgaven met natuurlyriek: de gelegenheidskaart Firi joesrefie (Voel jezelf, 1971) en de bundels Nengre-oema (Negerin, 1971) en Kownubri de na en onigodo (De kolibri is bij zijn honingraat, 1979) en A no tru san mi e si drape? A no tru? (Is het niet waar wat ik daar zie? Is het niet waar?, 1986). Tot deze groep kunnen ook gerekend worden twee bundels met liefdesgedichten die de schoonheid van de zwarte vrouw bezingen: Lobisingi (Liefdesliederen, 1972) en Efu na Kodyo Efu na Amba Efu na Romeo Efu na Julia Amir... nanga... (Of het nou Kodyo is Of Amba Of Romeo Of Julia Liefde... en..., 1985), voorts twee vouwbladen met Kerst- en Paasgedichten en de twee bundels met Spaanstalige poëzie: Poemas contra la agonía (Gedichten tegen de angst/doodstrijd, 1988) en La rueda hacia el día (Het wiel tegen de dag, 1989). Van geheel gemengde samenstelling tenslotte zijn de uitgaven met materiaal dat duidelijk over een groot aantal jaren is ontstaan, maar dat naar versvorm bijeenhoort: Pikin aksi e fala bigi bon (Klein maar dapper, 1980) dat maar liefst 96 kwatrijnen telt, Konten konten fu esrede nanga fu tamara (Toekomst toekomst van gisteren en van morgen, 1981) met 32 sonnetten en Fresko, leri mi den tra odo (Durf mij de andere spreekwoorden te leren, 1984) met niet minder dan 138 korte odo-achtige gedichten.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
26 Met uitzondering van de eerste Spaanse bundel - de eerste überhaupt in Suriname is al dit werk uitgebracht in eigen beheer. De eerste vijf Surinaamse uitgaven rolden bij drukkerij Atlas van de persen, veelal in een oplage van 1000; vanaf Memre den dé zorgt Handelsdrukkerij J.J. Buitenweg voor bijna al Slory's werk. Vanaf Fresko uit 1984, als de schaarste in Suriname toeslaat en de drukkersprijzen stijgen, gaat Slory ‘stapelen’: twee, soms zelfs drie gedichten op een pagina. Ook in de vormgeving van zijn gedichten is Slory op opmerkelijke wijze zichzelf gelijk gebleven: of hij nu schrijft in het Sranan, het Nederlands of het Spaans, naar structuur, stijl en beeldspraak blijft zijn poëzie karakteristiek ‘Slory’, en merkwaardig genoeg is dit ook zo in het weinige proza dat hij tot op heden aan de openbaarheid prijs gaf. Dit laatste geldt voor de twee korte stukken die hij bijdroeg aan de verzamelbundel Hoor die tori! (1990), die ondergetekende heeft samengesteld, misschien sterker nog dan voor de zes korte, impressionistisch aandoende stukken die hij opnam in Fri-Kontren-Sma, waarin hij onder meer de geneugten van de boyo beschreef, het gebak dat elke rechtgeaarde Surinamer het water in de mond doet lopen! Na zijn terugkeer in Suriname heeft Michaël Slory zijn studie Spaans weer opgepakt, nu aan de Lerarenopleiding te Paramaribo. Op 13 juli 1971 behaalt hij de LO-akte, op 2 oktober 1974 zijn MO-A. Hij geeft les op verschillende scholen, al vindt de didactiek in hem niet de meester gelijk de poëzie dat doet. Het is echter niet overdreven te stellen dat het dichterschap zijn volle tijd opeist. Hij beseft scherp het belang van de voordrachtskunstenaar in het onderwijs en draagt vaak voor op vele scholen. Wanneer het Mirandalyceum zijn vierde lustrum viert, treedt Slory in een televisieprogramma op, staande voor het lyceum terwijl hij een van zijn karakteristieke gedichten over het
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
27 schoonhouden van een steeds verder vervuilende stad voordraagt. Sterker dan vroeger is Michaël Slory in de jaren '80 de bard geworden die elk opmerkelijk evenement en elke persoon van enige betekenis bezingt. Misschien lijkt dit ook alleen maar zo, omdat de lezer het nu kan meebeleven dank zij de wekelijkse Literaire Pagina van het dagblad De Ware Tijd. Trouw aan de volksmensen die hij in de wilde bussen, ‘onder’ de markt en bij de Chinese winkelier ontmoet, meent Slory de actualiteit in verstaanbare boodschappen te moeten becommentariëren ter verhoging van het volksmoreel, zelfs wanneer de poëtische waarde van die boodschappen discutabel is. Aan officiële erkenning heeft het Slory bepaald niet ontbroken. In 1974 werd hem samen met Shrinivāsi de Gouverneur Currie-prijs toegekend, het jaar daarop de Sticusa-prijs. In 1986 kreeg hij de Literatuurprijs van Suriname over de jaren 1983-1985. Buiten Suriname is Slory echter niet of nauwelijks bekend; van zijn werk in het Sranantongo is maar weinig vertaald. In bibliotheken buiten Suriname treft men hoogst zelden een bundel van hem aan - tenslotte verspreidt Slory al zijn bundels zelf, op scholen en markten of bij de mensen aan huis. Ook al werd Slory herhaaldelijk gelauwerd, toch maakte zich steeds sterker een gevoel van miskenning van hem meester. Zijn roem was niet in overeenstemming met de grootte van zijn lezerspubliek, dat zijn gedichten maar moeilijk vond en beter bekend bleek met de zoveel oppervlakkiger poëzie van R. Dobru. De meeste leerkrachten wisten (en weten) met Slory's werk niet goed raad en krijgen daarbij weinig handreikingen; ‘Studies van zijn werk: geen’ zet de dichter in 1984 bitter op het omslag van zijn bundel Fresko. Het Sranan verloedert en wordt ook nog steeds niet op de scholen onderwezen. Slory in het al eerder aangehaalde interview van eind 1986: ‘Kijk, men is niet consequent geweest. Als men het consequent had volgehouden, waren we
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
28 al veel verder. Nu is het veel te laat. Men is al lang blij dat het Sranantongo niet meer verboden is en dat het overal wordt gesproken. Ik vind dat het heel anders moet worden aangepakt. Het Sranantongo wordt niet serieus genomen.’ In 1982 is Slory begonnen met woordverklarende voetnoten onder zijn gedichten te plaatsen. In zijn bundel Den prékiwroko fu wan kamoru van dat jaar laat hij nog tot twee maal toe zetten: ‘De schrijver steunt de revolutie volledig.’ De decembermoorden van dat jaar vormen een dramatisch keerpunt, Surinaams links compromitteert zich definitief, Slory's begunstigers van weleer, Dobru en Bruma, blijven het militair bewind schragen. Naar eigen zeggen heeft hij sinds die 9-de december van 1982 het geloof in het Sranan als eenheidstaal definitief verloren. Na een non-actieve periode heeft hij zich vanaf 1984 geheel tot het Nederlands en het Spaans gewend. Men kan zich voorstellen wat dat voor deze dichter betekent. Hij blijft de scholen bezoeken, maar treedt elders nog maar zeer selectief op (‘Ik laat mij niet misbruiken.’). Wanneer de oude machtsgroepen - het ‘gezwel’ dat hij met zoveel vreugde in 1980 weggesneden had zien worden - weergekeerd zijn en hem eind 1989 benoemen tot Ridder in de Ereorde van de Palm, blijft zijn stoel bij de decoratieplechtigheid leeg. Altijd en opnieuw zit de dichter voor een witte bladzijde. In zijn tweede Spaanstalige bundel die in dezelfde tijd uitkomt, schrijft de dichter die al zoveel gegeven heeft, met een bijna griezelig soort bescheidenheid: Apenas/comienzo/a hablar. Nauwelijks begin ik te spreken. Michiel van Kempen
[met dank aan de heren Hugo Kooks en W. Griffith voor verstrekte informatie]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
29
Gebundelde gedichten
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
30
Kongo Gi Lumumba Now di mi waka so langa, Mama Sula. Now di mi waka fu suku a trowstu sote! Now... Wan doifi e tyari wan singi: a no mi dei. Wan palmtaki e kon: a no mi dei. Mi watra-ai n' a watra fu den sula. A se kon furu so, mi Afrika! A watra opo en singi go na loktu. Na watra nomo di kan trowstu mi.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
31
Congo Voor Loemoemba Nu ik zo lang gelopen heb, Moeder Waterval. Nu ik zoveel gelopen heb, wanhopig naar de troost zoekend! Nu... Een duif komt aan met een lied maar het is niet voor mij. Een palmtak drijft aan: maar het is niet voor mij. Mijn tranen zijn het water van de watervallen. De zee is nu gezwollen, o Afrika! Het water heft zijn lied aan in de lucht. Slechts water is het dat mij troosten kan.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
32
Mamantenwagi (Li Tsi-Cheng) Mi ati de na wan nyun bigin. A flikmasyin, a isri kruyara fu mi boskopu e redi: wan mamantenwagi nanga banbusi tapu mi dronpu...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
33
Morgenwagen (Li Tsi-Tsjeng) Mijn hart gaat nu opnieuw beginnen. Het vliegtuig, die ijzeren korjaal van mijn boodschap wordt rood: een morgenwagen vol bamboestengels op mijn drempel...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
34
Orfeu negro Mi sa singi a son opo kon, te den stari wasi komoto na loktu. Mi sa singi alanya worku, penipeni pangi fu rediblaw, blaka, di no man ori ensrefi te mi son e kon; wan geri boskopu fu ala di didon ete na ini den kanpu, fu ala di sribi breni... Mi sa singi a son opo kon, fu ondro a watra di bradi sote, te un opo kon na doro fu arki a nyunsu di mi ati e lusu: wanwan dropu fu mamanten son.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
35
Orfeu negro Ik zal zingen om de zon te laten opkomen, wanneer de sterren weggewassen zijn uit de lucht. Ik zal zingen in wolken van oranje, bespikkelde lendendoeken van roodblauw, zwart, dat zich niet langer kan staande houden wanneer mijn zon aankomt; een gele boodschap voor allen die nog in hun kampen liggen, voor allen die blind zijn van slaap... Ik zal zingen om de zon te laten opkomen, vanuit het water dat zo eindeloos breed is, totdat jullie naar buiten komen om te luisteren naar het bericht dat vanuit mijn hart naar buiten breekt: enkele druppels van morgenzon.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
36
Gi den wrokoman, mi brada Brada! Mi skrifi a san un ben tagi mi na ini a sweti doti fu wi buba, pe sowtuwatra sabi fa wroko bita, pe ai-olo furu nanga soso faya winti. Brada! Mi yere fa un pina ondro baiman anu. Singi, singi nanga mi: taki wi no sa lasi wi ati na den monigado, taki wi sa feti fu wan bun pe prati no de. Singi! Singi! Bikasi na singi nomo kan furu wi powa, kan fri wi wroko-anu fu a brudu fu den wenkriman
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
37
Voor de arbeiders, mijn broeders Broeders! Ik heb geschreven wat jullie mij vertelden in het bezwete vuil van onze huid, waar het zoute water weet hoe bitter werken valt, waar de oogholten gevuld zijn met hete lucht. Broeders! Ik heb vernomen hoe jullie moesten lijden in handen van de kooplieden. Zingt, zingt met mij: dat wij nimmer ons hart zullen verliezen aan de geldgoden, dat wij zullen vechten voor het goede waar geen verdeeldheid heerst. Zingt! Zingt! Want alleen het zingen kan ons vervullen met kracht, kan onze werkhanden bevrijden van het bloed van de kooplieden.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
38
Kawina-ritmo Orsyidei e kwinsi ala den lafendra nanga krakti kon na doro. Brada nanga yu kawina! Takru ritmo de na ini mi skin!... No tagi mi taki a no de; a wenke nanga a buba, blaka leki a neti. No tagi mi taki a e kaseko na ini a munkenki, soso fu frigiti den banya na Afrika... Den susa pe dusun futu e stanpu na obyadron fu dede... Orsyidei e syuru ala den lafendra so ila-ila kon na doro. Brada nanga yu kawina! Takru ritmo de na ini mi skin!...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
39
Kawina-ritmen Orchideeën persen met kracht hun geurige parfums naar buiten. Broeder met je kawinamuziek en dans! Wervelende ritmen doorvaren mijn lichaam!... Zeg mij toch niet dat zij niet thuis is; het meisje met de huid, zo zwart als de nacht. Zeg mij toch niet dat zij aan het heupwiegen is in de maneschijn, alleen maar om de banyadansen in Afrika te vergeten... De susadansen waar duizend voeten stampen naar de bezweringstrommen van de dood... Orchideeën verspreiden hun geurige parfums in alle overvloed. Broeder met je kawinamuziek en dans! Wervelende ritmen doorvaren mijn lichaam!...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
40
Breiti Efu wan leisi wi ati ben kan waran leki a motor fu a flikmasyin, èn un du ben teki frei mindri den bagasi, den weti worku. Efu wan leisi un ai ben kan brenki leki a solfru skin fu a flikmasyin, èn a breiti ben kan gi tongo ondro a blaw, a dipi watra. Dati wan sani ben sa miti wi na grontapu! Dati wan prisiri ben sa lekti ensrefi opo! Efu soso wan leisi wi ati ben kan waran leki a flikmasyin motor na ondrobere...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
41
Vreugde Als ons hart slechts een keer warm kon worden als de motor van het vliegtuig, en onze daden vleugelen hadden aangenomen temidden der zware dingen, de witte wolken. Als onze ogen slechts een keer konden schitteren als het zilveren lichaam van het vliegtuig, en de vreugde het kon uitschreeuwen onder het blauw, het diepe water. Welk een gebeurtenis zou ons niet overkomen op deze wereld! Welk een vrolijkheid zou niet opstijgen! Als ons hart slechts een keer kon warm worden als de motor onder de buik van het vliegtuig...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
42
Dominicana A no na opyon fu tabaka boktu yu baka, no na ebi fu den bana e tapu yu bro. Blaw watra e spuru ala den dri kanti fu yu kon krin, ma toku yu no fri. A meti e kunoru eri dei... Yu sribi furu nanga frede dren. Tapusei United States e seki a saka. Den tranga dala e piki na ini den gon. Ibri man dyaso sabi fa sarka tranga, fa a pina fu feti moniman. No krei. Wan dei fu leti musu kon. Wan fri-prakseri musu wini moni.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
43
Dominicana Niet het opium van de tabak heeft jouw rug gebogen, noch heeft het gewicht van de bananen jou de adem ontnomen. Het blauwe water omspoelt jou aan alle drie zijden om je zuiver te houden, maar toch ben je niet vrij. Het geweldige beest gromt en gromt maar door... Je slaap is vol schrikaanjagende dromen. Hoog boven jou schudt United States met de zak. De harde dollars knetteren uit de geweren. Een ieder hier weet hoe bitter het strijden valt, hoeveel leed het kost om de rijken te bestrijden. Huil niet. Eens zal de dag van het recht wel aanbreken. De vrijheidsgedachte moet het geld overwinnen.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
44
Wi nengre Wai, nengre! Te wi luku baka, fu si san ben pasa, w' e krenpi gwe na ini a: ‘Frigiti.’ Ma di mi drai, mi si a se e masi kon tapu a parwa, na ini weti skuma, wan langa watra-ai, mi geme na misrefi: Wai, nengre! Fa wi musu luku na ini a spikri fu istorya, di blaka, blaka?
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
45
Wij negers O, negers! Als wij terugblikken om te zien wat er gebeurd is krimpen wij ineen: ‘Vergeet.’ Maar toen ik mij omkeerde, zag ik de zee voortstrompelen naar de parwawortels, in het witte schuim, een langgerekte traan, ik zuchtte in mijzelf: O, negers! Hoe moeten wij kijken in de spiegel van de geschiedenis, die zwart, zwart is?
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
46
Koroni Wan kanari nomo de na Koroni. Wan kanari fu kisi a watra pe wan enkri pasi e tyari den go. Ma baka den kawina-singi n' e kon. Waktiman didon watra na ibri mofodoro. So d' e waka a pasi go te na Totora te a drei no meki wan aleisi tan grun... Den sa dringi a oli di n' e tyari no wan moni fu safu a soro di bita sote. Den sa arki na sten fu den takiman, doro, na ini a wan skoroprasi pe den pina tron dren.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
47
Coronie Eén kanaal is er maar in Coronie. Eén kanaal om het water te putten waar een enkele weg hen naar toe leidt. Maar achter hen komen de kawina-liederen niet. Wachtposten liggen op de loer op iedere drempel. Zo lopen zij over de weg tot naar Totora wanneer de droogte is blijven aanhouden en geen rijststengel meer groen blijft... Ze zullen de olie opdrinken die geen enkele cent meer opbrengt om hun wonden te verzachten die zo bitter zijn. Zij zullen naar de stem luisteren van de sprekers, telkens, op hetzelfde schoolerf waar hun ontberingen hun als een droom zijn geworden.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
48
Sranan D' e diki yu bobi nanga yu beresaka opo. Mi sabi mama, mi sabi! D' e srepi a bauxit, a ròs brudu fu yu ini-bere, go poti na ini den maksin te yanasei. Mi sabi mama, mi sabi! Den srefi fufuruman d' e yepi Tsyombe noso Verwoerd fu seri, kiri den nengre... Den srefi fufuruman!... D' e priti yu bobi nanga yu beresaka opo, fu langa wan switimofo gi wi te den kaba. Na so d' e soigi a brudu komoto na ini yu skin! Na so fufuruman e sweri makandra... Ma wan dei yu sa gi wi a krakti fy yagi den gwe, fu opo lon na den baka nanga fayatiki, wan dei, wan dei...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
49
Suriname Ze graven je borsten en je ingewanden open. Ik weet het moeder, ik weet het! Ze slepen het bauxiet, het rose bloed van je ingewanden weg, om het op te stapelen in magazijnen. Ik weet het moeder, ik weet het! Dezelfde dieven die Tsjombe en Verwoerd helpen om de negers te verraden en te doden... Dezelfde dieven!... Ze scheuren je borsten en je ingewanden open, om ons dan een extraatje te geven wanneer ze klaar zijn. Zo zuigen ze het bloed uit jouw lichaam! Zo zweren de dieven altijd samen... Maar eens zal je ons de kracht schenken om ze te verjagen, om met roodgloeiende stukken hout ze achterna te zitten, eens, eens...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
50
Afrika Dineti lai nanga gowtu siri, wakadron fu Asyantuwa. Baka den bergi wan sten opo tanapu so safri, so soifri leki a pen-ati fu Nkrumah...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
51
Afrika Vannacht hangt de lucht vol gouden zaden, waarschuwingstrommen van Asjantoewa. Vanachter de bergen is een stem de lucht in gestegen zo zacht, zo zuiver als het harteleed van Nkroemah...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
52
Den temreman Soso den temreman wawan sabi a kriboi fu den oso. A noko pe fu taki nanga stari. Soso den temreman wawan sabi a switi fu den kroru d' e opo a singi di planga ben tyari komoto kon so fara...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
53
De timmerlieden Alleen de timmerlieden zij slechts kennen het hoogste punt van de huizen. De top waar zij met de sterren kunnen praten. Alleen de timmerlieden zij slechts kennen het zoete van de krullen die het lied aanheffen die de planken hadden meegenomen, van zo ver...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
54
Li tsi-cheng Nanga Chuan Wan wi sa abi nyanyan. Katibo no sa de moro, noso pai fu pranigron. Den aleisibon sa tanapu na ini den wei fu fanga seigi. Den yongu wenke sa kapu den manya na ini den koto fu wi kontren! Nanga Chuan Wan wi sa abi nyanyan. Katibo no sa de moro, noso pai fu pranigron. Èn den pikin sa gro kon tranga na ini a dow leki mamantenbromki. Den gangan sa feni rostu nanga bro, teleki den dede. Nanga Chuan Wan wi sa abi nyanyan. Katibo no sa de moro, noso pai fu pranigron. [Singi fu a pipel 1644, China.]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
55
Li tsi-tsjeng Met Tsjoeang Wang zullen wij te eten hebben. Geen slavernij meer, of belastingen op de gronden. De rijstplanten zullen staan in de weilanden om de zegen op te vangen. De jonge meisjes zullen uitgedost gaan in de klederdrachten van onze streken! Met Tsjoeang Wang zullen wij te eten hebben. Geen slavernij meer, of belastingen op de gronden. En de kinderen zullen sterk groeien in de dauw als morgenbloemen. De grijze vrouwen zullen rust vinden en kalm leven, totdat zij gestorven zijn. Met Tsjoeang Wang zullen wij te eten hebben. Geen slavernij meer, of belastingen op de gronden. [Chinees volkslied uit 1644.]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
56
Komoto te na Egypte Brada! A son e bron wi mofo-buba te den piri go te na ini ala den uku, èn den dyari e kibri a wanwan grun di den abi ete leki a kriboi pisi gowtu di den no wani lasi wansi san e kon! A watra na ini den kanari no faya moro a brudu d' e komoto na ini den sroisi fu wi ati? A pasi na ondro wi futu-buba n' e bron dipi moro wan asisi-olo? Brada! A ten kon fu wi langa anu gi wisrefi. Meki wi frekti ala wi ati kon makandra leki a sopropo tapu den grangran...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
57
Helemaal uit Egypte Broeders! De zon verbrandt onze lippen totdat zij ontvellen tot in alle hoeken, en de erven bewaren het kleine beetje groen dat hun nog rest als het laatste stukje goud dat zij niet willen kwijtraken wat er ook moge gebeuren! Is het water in de kanalen niet heter dan het bloed dat stroomt uit de sluizen van ons hart? Is de weg onder onze voetzolen niet heter dan brandende as? Broeders! De tijd is gekomen om elkaar de hand te reiken. Laat ons al onze harten met elkaar verstrengelen als de bittere slingerplant op de droge takken...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
58
Gi a watra (Modern Jazz Quartet) Kanti yu ritmo kon na ini mi wortu, watra d' e poko sondro kaba. Kanti a kaseko fu den planalanki leki skuma na ini mi bro. A gitara wawan no man lusu mi mofo fu taki a musudei-tongo. Kanti yu ritmo kon na ini mi wortu, watra d' e wasi mi dei.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
59
Voor het water (Modern Jazz Quartet) Schenk je ritme in mijn woorden, water dat zich onophoudelijk af en aan slingert. Schenk het heupwiegen van de golfranden als schuim in mijn adem. De gitaar alleen kan mijn mond niet bevrijden om de taal van de dageraad te spreken. Schenk je ritme in mijn woorden, water dat mijn dag voor mij aanwast.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
60
Korawenke Ai d' e flowt na ini amandra watra, ondro den fini aiwiwiri! M' e brasa a doti di meki yu gro. A oli fu a son e brenki na ini a bakadina, ondro faya nanga winti, winti nanga bro! Ai d' e flowt na ini a watra fu treki baniri! Lusu yusrefi kon na ini mi kora meki mi finga kan triki yu buba.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
61
Korameisje Ogen drijvende in water van zoete amandelen, onder de fijne oogharen! Ik omhels de aarde die jou groot heeft gebracht. De olie van de zon schittert in de middag, onder vuur en wind, wind en vuur! Ogen drijvende in water van vanille doortrokken! Maak jezelf los en kom in mijn kora* en laat mijn vingers jouw leden strelen.
*
kora: harp (kalebasharp in West-Afrika)
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
62
Sarka Gi Yomo Kenyata (Kenya) Fri yu no kan skrifi na ini den nangra fu den opete. Fri kan skrifi soso na ini brudu... Fri yu no kan begi te yu de na ini puma yoko. Na ini sarka yu musu opo noso pori... A san sa de na ini a winti, a dei, sa de fu yu. A gron di kweki yu yeye sa de fu yusrefi. Ma fri yu no kan kisi na ini den krafana fu den adyankro. Fri kan skrifi soso na ini brudu...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
63
Bittere strijd Voor Jomo Kenyatta (Kenia) Vrijheid kan men niet schrijven in de klauwen van de aasgieren. Vrijheid kan alleen in bloed worden geschreven... Om vrijheid kun je niet smeken als je in de greep bent van de tijger. Men zal bitter moeten vechten of verrotten... Alles wat in de wind zal zijn, de dag, zal ook van jou zijn. De aarde die jouw geest heeft opgevoed zal je eigendom worden. Maar vrijheid kun je niet krijgen in de vallen van de aasgieren. Vrijheid kan alleen in bloed worden geschreven...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
64
[Het is mogelijk] Het is mogelijk een masker te maken van het licht. Het is mogelijk de haren van het gras te grijpen 's morgens vroeg langs het water. Het is mogelijk wilg te zijn zonder te huilen. Een schietgat en de straten in Caracas lopen overvol. Ze hebben Fabricio Ojeda gedood. Zijn vrienden droegen hem naar het kerkhof. Ik heb niets meer te zeggen. Wat moet ik u nog zeggen?
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
65
Melodie in de bergen In de loopgraven van het woord, O'Higgins, napalm en agave tegenover elkaar. De rouwzangen stromen langs de oude tempels onder het mes van de maan over de hellingen. De slaven betasten de hemel met hun lippen, stemmen een lied, hard als de kartelingen en de passen. Wie zich niet verzet is verloren, is de vertrapte. Geef het paard de sporen! Vier de teugels! Opdat het landschap vol blauw licht kan verhalen hoe wij ons hebben geweerd.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
66
Cubaanse aan het strand Als je de godin van het water wil zijn, Laura, als je de Caraïbische wateren brengt in vervoering, je dijen zijn spelonken. Het schuim om je borsten is ochtendbries, ochtendwandeling. De omtrekken van Venus waren waarachtig niet zo schoon. Als je lijf de oceanen wil pletten, Laura, laat mij zijn je palmboom in bloei vol geuren en bijen in najaarswijn.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
67
Solidariteit met een Vietnamese Vierkant sloeg het gezicht naar de hemel. Geen enkel volk verdraagt knechtschap, o dood. En ik denk niet eens aan orkanen op drift - de volkswil. Dit meisje weet al dat ze moet vechten, koel, berekenend, met een geweer dat niet mist. Ook niet als je gewond neerzinkt op je knieën. Ook niet als je beseft dat het wapenarsenaal van Johnson onuitputtelijk is. Niet het oorlogsrumoer maar de mens. Niet de talloze oorlogsschepen in de mist, want die zullen verdwijnen zodra de zon opklimt. Onze stellingen zijn onneembaar.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
68
Fu memre Guernica fu Pablo Picasso Mi weri mi grun bruku. Loktu blaka. Sonfaya bron wan marki ini mi ai. Mi redi sak'anyisa nyan mi sweti. Den bromki lila tapu lantidan. Ondro wan bon wan burukaw e buku wan man trowe. Mi eri skin e gro. Brudu didon so lala tapu grasi. San a sa du now? Skreki tapu mi bro.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
69
Ter herinnering aan Guernica van Pablo Picasso Ik loop in mijn groene broek. De lucht is zwart. Het zonnevuur brandt een teken in mijn ogen. Mijn rode zakdoek verzwelgt mijn zweet. Paars zijn de bloemen op de lange weg. Onder een boom stoot een stier een man neer. Koud word ik er van. Rauw vloeit het bloed nog op het gras. Wat gaat hij nu doen? De angst beneemt me de adem. [Vertaling: Michiel van Kempen]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
70
Rosalina Den mormo fu yu ai, den krin, krin moro alenwatra, tiri moro busikriki, pe soso winti e sribi ondro den taki. Rosalina, na yu sten tyari gowtu so? Te mun srefi e bro fu skreki? Anda mi Ankra mi na yu boto. Tai na lin di yu iti now na watra pe wi gro kon tron wan libi, wan lobi.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
71
Rosalina De edelstenen van je ogen zijn helder, helderder dan regenwater, rustiger dan een kreek in het bos, waar alleen de wind doezelt onder de takken. Rosalina, is je stem zo van goud dat zelfs de maan haar adem inhoudt van schrik? Houd me in het bereik van je hand. Leg me vast aan je boot. Bind de lijn vast die je dan in het water laat zinken waar we tot één leven worden, tot één liefde.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
72
Banborita Banborita, Banborita!* Te den krontobon fadon, sondro siri, mi n'e nyan. Na wan grikibi e singi te na noko sondro frede. Na wan grikibi e singi, te den krontobon fadon. Mi sa opo go na loktu leki worku fu katun, di e kroipi na mi baka, na mi bere, go na hei. Ma den krontobon e kanti safrisafri. Griki gwe. Mi n'e nyan, o banborita! Sondro siri mi n'e nyan.
*
Banborita: een shirt met felle, vrolijke kleuren
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
73
Banborita Banborita, Banborita! Als de kokosbomen vallen, zonder vruchten, eet ik niet. Het is een grietjebie die zingt in de top zonder angst. Het is een grietjebie die zingt tot de kokosbomen vallen. Ik zal dan naar boven zweven als wolken van katoen, die dan kruipen langs mijn rug, langs mijn buik al stijgende. Maar de kokosbomen vallen langzaam aan. Weg grietjebie. Ik heb geen eten, banborita! Zonder vruchten eet ik niet. [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
74
Gi Dyewal Persad Yu ròs, yu krosi ròs leki na dei opo fruku abra den kowsbantibedi, nati soso dow. Wan krin mamantenson e leti yu eri skin. Na santa pagwa, e naki en tadya* te neti doro. Mi baka blaw te now ete. Den marki no wani gwe. Ma un sa si wan fasi.
*
tadya: naam van een hindostaans feest, door de creolen gebruikt ter aanduiding van de bespeelde trom die eigenlijk tásá heet.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
75
Voor Djewal Persad Jij bent rose, je kleren zijn rose als het ochtendgloren boven de bedden kouseband, nat, alleen maar dauw. Een heldere ochtendzon beschijnt je hele lichaam. De holi phagwa slaat zijn trom tot de avond. Mijn rug is blauw tot nu toe nog. De striemen willen niet weg. Maar we zullen wel zien.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
76
Tata Kolin* Leti abra mi ede a opolani e kiki ensrefi na ondro a blaw. Ayi, Kolin, ma yu eksenpre sa tan wan bresi. Na mi sei skwala e ari densrefi fu tron wan singi. Ayi, Kolin, ma yu eksenpre sa tan wan bresi. Abra mi ede sobun nyun wortu e broko opo. Dya na mi ondro wan sani e meki e kon: Ayi, Kolin! Gi mi yu sa tan wan bresi!
*
Tata Kolin: Coroniaanse vrijheidsstrijder
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
77
Tata Kolin Recht boven mijn hoofd stoot een vliegtuig zich voorwaarts onder het blauw. Ooh, Kolin, maar jouw voorbeeld zal een zegen blijven. Opzij van mij trekken golven zich samen om tot een lied te worden. Ooh, Kolin, maar jouw voorbeeld zal een zegen blijven. Zo breken boven mijn hoofd nieuwe woorden open. Hier onder mij broeit er iets: Ooh, Kolin! Voor mij zul jij een zegen blijven! [Vertaling: Michiel van Kempen]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
78
Gi wan owru Na kromanti mi sabi taki den e kari yu afana. Ofanya wi e taki, noso kotrasi. Nanga yu nomo mi e krin mi prasi, noso te wi e go kapu watra-olo na sabana. Na fu yu tu den fositen driktoro ben e bari osana aladi bakrabasya, blankofsiri sten ben krasi fu meki den nengre na ini den firi aswa leki udu-asi. Na Bakrakondre dati a wini ben e go doro leki mana. Kowru mi, owru, brenki na ini a son. Den nyuntensma sa kon fu ori skoro fu leri fu taki den nen fu yu moro betre. Èn den sa ondrosuku na ondro den ketre fu na istorya fosten finifini, den sa boro wan olo na ini den busi di seti mi so don.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
79
Voor een houwer In kromanti weet ik noemt men je ‘afana’. Wij zeggen ‘ofanya’ ofwel ‘kotrasi’. Met jou zuiver ik mijn erf van wied, of kappen wij plekken open voor water in moerassig land. Om jou ook riepen de vroegere direkteuren hosanna terwijl bastiaans en blank-officieren luidkeels riepen om de negers te laten zwoegen als paarden. De winsten stroomden als manna naar het land van de blanken. Breng me tot rust, houwer, glinster in de zon. De jonge mensen zullen schoolgaan om te leren je benamingen goed te gebruiken. En ze zullen onderzoeken onder de ketels van de historie het verleden, grondig, zij zullen een gat maken in het woud dat mij zo onwetend hield.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
80
Nengre-uma (II) Glori fu a dei tu blaka ai nanga dungru wiwiri. Nengre-uma! San tyari yu kon na ini a waran disi fu di fotostrati? Grani fu a son fu yu bowtu. Mi sa skrifi fu futufinga te doro aifutu pasa yu tapubowtu. Fu yu baka-iri pasa yu koiti pasa yu bakakindi. Leki wan pikinfowru mi e dukrun na ini a skin fu yu en singi.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
81
Negervrouw (II) Glorie van de dag twee zwarte ogen en donkere haren. Negervrouw! Wat heeft jou gebracht in deze warme straten van de stad? Ere aan de zon van je dijen. Ik zal schrijven van je tenen af tot je enkels en ver langs je dijen. Van je hielen af langs je kuiten tot voorbij je knieholten. Als een vogeltje zal ik duikelen in het lied van je lichaam.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
82
Te wan uma... Te wan uma blaka te a e brenki. Na so mi lobi! Te en tifi weti leki dow weti leki merki. Na so mi lobi! Dan en wiwiri dungru a blaka aleisi na mindri den geri wan. Dungru siri! So mi mu si en! Te wan uma blaka so pika, en fesi lontu leki kunbu noso obe. Dati mi wan' lobi mi uma winsi pe mi feni yu!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
83
Als een vrouw... Als een vrouw zwart is en haar huid glanst. Daar hou ik van! Als haar tanden wit zijn als dauw wit zijn als melk. Daar hou ik van! En als d'r haar donker is zwarte rijstkorrel tussen de gele. Donkere korrel! Zo wens ik haar te zien! Een vrouw die pikzwart is, met een gezicht rond als een kunbu of een obe.* Die wil ik liefhebben o vrouw, waar ik je ook vinden mocht!
*
kunbu en obe: palmvruchten
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
84
Watrasabana A swampu pe yu e dukrun fu sutu. Den sisibi fu a grasi e domru yu. Kanu seti. Nanga wan ai yu e luku e marki. Den worku nanga den sisibi fu den grasi e domru yu.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
85
Natte savanne Het moeras waar je in hinderlaag ligt. De halmen van het gras omhullen je. Het kanon staat klaar. Met één oog spied je rond. De wolken en de halmen van het gras omhullen je. [Vertaling: Jan Bongers]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
86
Fu sabi o lati wi de Fa yu e naki den ston so na a stonkanti, yu e meki a strati mi sukruskrati kloru yonkuman. Den ebi susu na yu futu den kroiwagi, udu mokro na tapu a broin santi. Wrokoman, yu tranga anu na abra a ston. Na yu sa sori mi a pasi pe fu pasa go na a leti.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
87
Om te weten hoe laat het is Met de slagen tegen de stenen bij de rand van het trottoir, maak je de straten mijn jonge vriend met je chocolade huid. De zware schoenen aan je voeten de kruiwagens, houten mokers op het bruine zand. Arbeider, met je sterke armen boven de stenen. Jij zal mij de weg wijzen naar het licht.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
88
Eri nyunsortu katibo Agama e kenki kloru fu kan tan e kweri mi nanga en krawasi. Bari a e bari: ‘Mati, a switi, awansi san yu wani, mi sa gi yu.’ Aladati na kori a e kori yu. A kenki kloru? Ma a krawasi e piri yu buba te na ini yu brudu!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
89
Neokolonialisme De kameleon verkleurt om mij te kunnen blijven kwetsen met zijn karwats. Hij schreeuwt: ‘Vriend, het is prima, wat je ook wilt, ik zal het je geven.’ Ondertussen paait hij je. Verandert hij van kleur? Maar de karwats striemt je huid tot bloedens toe! [Vertaling: Michiel van Kempen]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
90
Wi sa meki... Wi sa meki nyun gendri. Nyun instrumenti. Nyun fabriki tu. Wi sa meki nyun pasi. Wan brantnyun fasi fu libi pe ala frodyadya frigiti. Wan nyun pikin fu Sranan e gro kon na ini a leti fu tide. Wan yongu Sranan nanga krakti di prisiri di de na en krin dei. Nyun kanari, nyun strati. Sranan! Ma nanga respeki gi en fositen! Sranan, yu e weni!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
91
Wij zullen maken... Wij zullen maken nieuwe vonken. Nieuwe instrumenten. En ook nieuwe fabrieken. Wij zullen nieuwe wegen aanleggen. Een geheel nieuwe wijze van leven vrij van hinderende lasten. Een nieuw kind van Suriname groeit op onder de zon van vandaag. Een jong Suriname krachtig vol vreugde in stralende dagen. Nieuwe kanalen, nieuwe straten. Suriname! En toch met eerbied voor het verleden! Suriname, je worstelt je vooruit!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
92
Watrakan Watrakan, yu sa gi mi a moro switi watra di de! Watrakan fu a moro soifri doti fu mi kondre. Watrakan, yu o hei leki wan umaskin, a seilebriki fu wan uma, a seilebriki en sei, nanga a blaw na tapu mi kondre di no e kaba. Watrakan, yu sa gi mi a moro switi watra di de! Watrakan fu a soifri doti!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
93
Waterkruik Waterkruik, jij zal mij geven het heerlijkste water dat er is! Waterkruik gemaakt van de zuiverste aarde van mijn land. Waterkruik, je zal geëerd worden als het lichaam van een vrouw, als de zijde van een vrouw, als de zoete zijde van een vrouw, zo hoog als het blauw boven mijn land dat geen einde kent. Waterkruik, jij zal mij geven het heerlijkste water dat er is! Waterkruik van de zuiverste aarde!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
94
Wan bari odi: na ala san yu e si dya Ala dyaso! Na so mi e tingatinga. Ala dyaso! Na so mi e tukatuka. Ala dyaso! Na so mi e langilangi. Ala dyaso! Na so mi e pepepepe. Aw, mi dei, furu nanga someni tyalensi! Ala dyaso! Na ini a bigi bruya. Ma kaba a wan sren* na ini srafuten sa tron wan bigi gudu, wan olo pe soso leti furu te fara.
*
sren: geldeenheid in de slaventijd, ter waarde van 8 cent
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
95
Woord op een groet: niets bijzonders Zo je me ziet! Zo sukkel ik verder. Zo je me ziet! Zo poog ik rond te komen. Zo je me ziet! Zo trekkebeen ik heen. Zo je me ziet! Zo treuzel ik voort. O dag, vol van zoveel uitdagingen! Zo je me ziet! In de grote verwarring. Maar die schelling van de slaventijd zal een grote rijkdom worden, een plek waar het licht reikt tot in alle uithoeken. [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
96
Wan nasti tori Noiti den leri den sma bribi na ini densrefi, bunbigi busi, bunbigi kondre. Den meki a pipel no bribi na ini en kondre, no seti na ini en kondre en eigi libi. Sranan, mi doti, mi e si yu nanga den wiwiri, a fatu tokotoko, a busititei san e srengri nanga en bromki, breiti, en son, en mamanten fu tranga libi! Noiti den leri den sma bribi na ini den eigi, bunbigi busi, bunbigi kondre. Sranan, na yu na wi libi, fu tru! Fu tru, mi doti, awinsi ofara mi ai de! Wi kondre nanga yu busi, fu tru!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
97
Een vies verhaal Nooit leerden ze de mensen in zichzelf te geloven, groot bos, groot land. Ze gaven het volk geen geloof in hun land, noch hielp men ze om iets eigens te doen. Suriname, mijn grond, ik zie je met je groen, de vette klei, de lianen die zich slingeren met hun bloemen, hun vreugden, hun zon, hun ochtenden van gezond leven! Nooit leerden ze de mensen in zichzelf te geloven, groot bos, groot land. Suriname, jij bent immers ons leven! Voorwaar, mijn land, hoever mijn blik ook moge dwalen! Ons land met onze bossen, voorwaar! [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
98
Fu gruntubedi Den de, baya, den woron. Pasensi pasensi den e nyan a tomatibon krin. Den de, baya, den takru waswasi, wanwan, wanwan den e poti den eksi e pori a gumawiwiri. Aah... San de no e nyan? Den ensekte e soigi, e sa te... drei taki ala... drei tiki!... fu feni libi.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
99
Over groentebedden Ze zijn er, baya, de wormen. Heel geduldig, heel geduldig zitten ze de tomatenplant kaal te vreten. Ze zijn er, baya, die lelijke wespen, één voor één, één voor één leggen ze hun eitjes op de gumawiwiri*, zodat ze verrotten. Nou... Wat eten ze niet allemaal? De insekten zuigen en zagen maar... zelfs droge takken... droge stengels!... om leven te vinden.
*
gumawiwiri: groentesoort
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
100
Den dei di Abaisa dede A fu yu lasi yusrefi noya noya di alasani lasi. Ma no, toku mi no wani so. Wansi skowtu tanapu nanga baskita e ori wakti fu di den kisi a ordru. Ma no, toku mi no wani so. Di wi ben musu sabi wisrefi someni yonguboi lowe gwe na a tra kondre. Ma toku mi no wani so. A fu yu lasi yusrefi noya noya di alasani lasi. Ma no, toku mi no wani so.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
101
Rond de dood van Abaisa* Nu moet jij zelf maar eraan gaan nu daar alles verloren is. Maar neen, toch wil ik niet dat het zo moet gaan. Ook al staan er agenten met rieten schilden op post omdat zij order kregen. Toch wil ik niet dat het zo moet gaan. Toen we elkaar moesten begrijpen vertrokken vele jongemannen naar het buitenland. Maar toch wil ik niet dat het zo gaat. Nu moet jij zelf maar eraan gaan nu daar alles verloren is. Maar neen, toch wil ik niet dat het zo gaat.
*
In 1973 vermoorde vakbondsleider
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
102
Drunguman A sabi en sopi moro mi den wortu. A no kon na en ede dati na wan odo mi e onti di sa komoto fu en mofo go na ini a wenkri, flowtu saka na wi mindri leki wan owruten lès di wi ala ben sa musu teki. A meki wan spotu, a lafu wan lafu fu ensrefi. Na baka di a lolo en tabaka a kari Gado nen. A luku lontu; en ati na en ede wan owru feltati. Dan a drai: oho, breiti dati wan wortu ankra mi fasi, fu denki! Drunguman no sa de na strati moro. Gado bresi wi! Kaba den sani san a leri mi na fesi fu a tonbangi: Gado bresi wi tu!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
103
De dronkaard Hij kent zijn sopi* beter dan ik de woorden. Het komt niet in hem op dat ik wacht op een wijs woord dat uit zijn mond zal komen en in de winkel gehoord zal worden door ons allen zoals een les van wijze mensen van vroeger waarnaar wij moesten luisteren. Hij vertelde een grapje, en lachte voor zichzelf heen. Nadat hij een shag gerold had noemde hij Gods naam. Hij keek rond; zijn hoed op zijn hoofd een oude vilten hoed. Toen keerde hij zich om: o, blijdschap dat een woord mij stil deed staan en tot nadenken bracht! Er zullen geen dronkaards meer zijn op straat. God zegene ons! En dankzij de dingen die hij mij onderwees daar voor de toonbank: God zegene ons ook!
*
sopi: sterke drank
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
104
Frantwortu A no frede-ati. No, a no frede-ati mi abi fu tagi yu. Ma a wortu e lasi na mindri den pikin dyamubon, èn pikinfowru e saka na ini den pansman kunami fu kerfikerfi wan pikin sabiso. Kaw-wei nanga kundu nanga lologogograsi, tiri. Frede no de na ini. Ma a san e lasi na a dow san ben de. Noti no e de moro...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
105
Ter verantwoording Neen, angst is het niet. Neen het is geen angst die ik heb om jou dat te zeggen. Maar het woord raakt verloren tussen kleine vruchtbomen, en de vogeltjes strijken neer tussen de struiken om hun wijsheid links en rechts uit te delen. De veeweiden met hun harde klei en hun grassen zo stil. Angst is het helemaal niet. Maar wat verloren raakt dat zijn de dauwdruppels die er lagen. Niks blijft er over... [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
106
Wan strati kisi pikin redisanti Eri tra sortu breiti de na ini a strati di bakadina. A no wan broki den ferfi weti. No! Den stroi pikin redisanti. Den pikin e prei moro koloku. Den dagu srefi e kon. A kon gersi na wan tra pasi. Lanti ben e bow, wan tra sortu son e faya a gron: fu wi alamala go na wroko, waka fiksi, lafu tu, fu wi doro a marki san wi ben seti.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
107
Een straat krijgt wat rood zand Een heel andere vreugde in de straat, vanmiddag. Het is niet omdat een brug wit geverfd is. Neen! Men heeft wat rood zand gestrooid. De kinderen spelen gelukkiger. Zelfs de honden komen er. Het is alsof Lanti* een nieuwe weg heeft aangelegd, alsof een nieuwe zon de grond verwarmt: zodat we allemaal naar het werk kunnen, ferm lopen, lachen ook, dat wij het doel kunnen halen dat wij gesteld hadden.
*
Lanti: de overheid
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
108
A dede fu presidenti Allende Fo leisi den tagi Allende taki a musu saka. Fo leisi a piki den taki awinsi nanga brudu... Someki a feni wan ogri dede. A tori fu en ben kon leki di fu a owru pinaman di no ben man feni a pasi fu du wi wan bun; alasei den e tapu en. Fo leisi den tagi Allende taki a musu saka. Fo leisi a piki den taki awinsi nanga brudu... A ben e bribi na ini a fri man nemeki yu si a feni en dede. Na ini den loktu skreki waka fu tru! Alasei pe wi kisi a nyunsu! A ben de kaba taki den no ben lobi wi. Now den puru wi fa ala wi owpu.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
110 Fo leisi den tagi Allende taki a musu saka. Fo leisi a piki den taki awinsi nanga brudu... A ben e bribi na ini a fri man, na ini a fri wani fu wan libisma. Ne yu si den tagi wi taki wi no abi fu bribi so kwetkweti. A guduman sa teki en tranga alaten fu broko wi. No kori yusrefi, no kori yu krabyasi! Bikasi fo leisi den tagi Allende. Fo leisi... Na baka dati a no de moro...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
109
De dood van president Allende Viermaal hebben ze tegen Allende gezegd dat hij moest aftreden. Viermaal antwoordde hij hun dat hij desnoods met bloed... Daarom stierf hij een gewelddadige dood. Zijn verhaal is als dat van die arme oude man die niet kon vinden de weg om ons iets goeds te doen; overal werd hij daarin gehinderd. Viermaal hebben ze tegen Allende gezegd dat hij moest aftreden. Viermaal antwoordde hij hun dat hij desnoods met bloed... Hij geloofde in de vrije mens daarom heeft hij zijn dood gevonden. Dit schokte de wereld voorwaar! Overal waar men het nieuws vernam! Het was altijd zo dat ze ons niet mochten. Nu hebben ze ons alle hoop ontnomen.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
111 Viermaal hebben ze tegen Allende gezegd dat hij moest aftreden. Viermaal antwoordde hij hun dat hij desnoods met bloed... Hij geloofde in de vrije mens, in de vrije wil van een mens. Toen zeiden ze tegen ons dat we daarin helemaal niet hoeven te geloven. De rijke zal altijd zijn macht gebruiken om ons te breken. Maak jezelf maar niks wijs, maak je geen enkele illusie! Viermaal hebben ze tegen Allende gezegd. Viermaal... Daarna verdween hij van het toneel...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
112
Kande Gado sa... Kande Gado sa brei abra wi ede dineti en asawai fu blaw nanga den pikin-leti. So fara den de. Toku den sa yepi wi dren. Leki wan musu lontu wi ede den sa seti.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
113
Misschien zal God... Misschien zal God over onze hoofden vanavond breien zijn net van blauw en sterretjes. Zo ver zijn ze. Toch verschijnen ze in onze dromen. Als een muts rondom ons hoofd zullen ze staan.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
114
Meki den stari... Meki den stari waki mi langalanga na ini mi ai. Meki den stari gi mi den gowtu rai. San mi musu du fu naki disi dungru broko? A ogriten sa kenki, a ogriten sa wai.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
115
Laten de sterren... Laten de sterren mij recht in de ogen kijken. Laten de sterren mij hun gouden raad geven. Wat moet ik doen om deze duisternis te doorbreken? De slechte tijd zal veranderen, de slechte tijd zal voorbijgaan.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
116
Brasa mi ori... Brasa mi ori na ini wan odi, bifosi mi krei. Brasa mi ori, bikasi tide mi firi taki mi londrei. A libi na wan steifi, steifi toko? Brasa mi ori nanga yu lafendra nanga yu spesrei.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
117
Groet me met... Groet me met een omhelzing, dat ik niet ween. Omhels mij, want vandaag voel ik de leegte. Is het leven dan een worstelen in de modder? Omhels me met je geur van lavendel en specerij.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
118
Fu Matzeliger wan susumasyin Breiti fu di mi weri a susu na mi futu, Matzeliger, e meki mi denki yu moro langa. Bikasi nofotron mi ati e banga te mi e pasa na sei den grasirutu. Pe owru spikri noso brenbren ben sa sutu mi, noso wan tingisani?... A ori mi sranga mumu, babaw, fu a smeri di tan anga na a pasi. A no mu kisi mi futu! Dan mi e taki: Matzeliger, mi mu de wan trokiman di fu beifi musu bigin fu singi wan bresi melodiya na tapu yu nen. A popki fu san yu du, na ini mi leki wan broki a mu tan tanapu gi mi Sranan fu pingi o san yu ben fudruseri na ini wan dungru pinaten.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
119
Over Matzeliger z'n schoenmachine De blijdschap omdat ik die schoen aan heb, Matzeliger, doet je langer in mijn gedachten zijn. Want vaak krijg ik de angst te pakken wanneer ik langs de graspollen loop. Waar oude spijkers of blikken mij verwonden zouden, of waar iets stinkends?... Hij heeft mij ervoor behoed, dat die stank niet aan mijn voeten kwam! Dan zeg ik: Matzeliger*, ik moet een voorzanger zijn die vol emotie begint te zingen een lied van zegen op jouw naam. Het standbeeld voor wat je deed, in mij moet het als een brug blijven staan, voor mijn Suriname, om steeds jouw aandeel te herdenken, in een donkere tijd van armoe.
*
Matzeliger: Surinamer die in de Verenigde Staten een machine uitvond waardoor de massaproduktie van schoenen sterk vergroot werd.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
120
Skorowenke na lantidan Wan, tu, dri, fo. En redi yapon e naki na ini a winti. En redi susu e naki na gron. Wan, tu, dri, fo. A grun tas na en seilebriki nanga den skorobuku. En na srudati? San a e fruwakti fu wi kondre? Wan, tu, dri, fo. Fu alasani go bun na dati wi e owpu. Na dati sa de na ini en ati trutru. Wan, tu, dri, fo. Mi de na en baka, mi e taki nanga den soktu fu a pipel. Wan, tu, dri, fo. Wan, tu, dri, fo.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
121
Schoolmeisje op straat Eén, twee, drie, vier. Haar rode jurk wappert in de wind. Haar rode schoenen klakken op de straat. Eén, twee, drie, vier. De groene tas vol schoolboeken in haar zij. Is zij soldaat? Wat verwacht ze van ons land? Eén, twee, drie, vier. Dat alles goed gaat dat is het wat we hopen. Dat zal ze wel diep in haar hart wensen. Eén, twee, drie, vier. Ik loop achter haar aan, en praat met de zuchten van het volk. Eén, twee, drie, vier. Eén, twee, drie, vier.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
122
Opoyeye Moro nanga moro den wortu e furu, e prei den meldoi, moro nanga moro mi dati e kibri.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
123
Geestverheffing Steeds meer nemen de woorden toe, spelen ze hun melodie, steeds verder echter, ga ik achter hen schuil.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
124
Trefossa fosi nanga now Fu ala den finfini wroko a leri mi: moro fini, moro gowtu, moro gudu.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
125
Trefossa vroeger en nu Uit al het fijnzinnige van zijn werk heb ik geleerd: meer fijnheid, meer goud, meer rijkdom.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
126
Kamalama srefi Te diya e lon komoto fu yu bowtu fu a esi di yu e buweigi, mi sa oro misrefi tiri. Te a loktu bai tutu fu fa yu e meki kamalama, koti kwenda, mi sa waki den yonkuman na ini a strei fu meki nyun singi fu a sikrit di mi kon sabi.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
127
Wat een meid! Wanneer herten uit je dijen springen door de snelheid waarmee jij je beweegt, word ik stil. Wanneer de lucht trompettert om hoe jij je mooi maakt, prachtig beweegt, zal ik kijken naar de jongemannen die wedijveren in nieuwe liedjes over het geheim dat ik te weten kwam.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
128
A nyunyupikin kon na grontapu Santa dei fu meki mi klari te a nyunyupikin sa kon. Awinsi mi e kowru, awinsi mi e sari. Breiti di no abi en pari. A no fu den skapuman mi e lon. Awinsi a waktidagu e bari. Gadotenpli, dan a kisi yari? Sani kon reti san ben kron? Awinsi mi e kowru, awinsi mi e sari, mi firi: Kristos na a nyun son!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
129
Het kindeke is geboren Heilige dag om mij voor te bereiden op de komst van het kindeke. Al heb ik het koud, al ben ik bedroefd. Blijdschap die haars gelijke niet heeft. Niet om de schaapherders haast ik mij. Ook al blaft de waakhond. Gods tempel, is de tijd dan gekomen? Is wat krom was recht geworden? Al heb ik het koud, al ben ik bedroefd, toch voel ik: Christus is de nieuwe zon!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
130
Kroboi. a paskanyanyan (Leonardo da Vinci) Masra, na mi ben tori yu. A sma di dini tafra a dei dati ben sa de koloku, Leonardo da Vinci, mi pikinboitenwondru. Ala a switi smeri na ini a marmorkamra nanga en fensre di luku go na doro. Ke! Nanga sowan lobifasi a sidon na a tafra na sei a sma di ben sa tori en! A spesrei fu a momenti fu na adyosi: ‘Un tan bun. Te mi sa de na ini mi glori.’
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
131
Het laatste avondmaal (Leonardo da Vinci) Heer, ik was het die u verraadde. De mensen die de tafel bedienden die dag zullen gelukkig geweest zijn, Leonardo da Vinci, wonder van mijn jeugd. Alle zoete geuren in die kamer van marmer met het raam dat uitziet op buiten. Ach! Met zoveel genegenheid zit hij aan de tafel naast de mens die hem zal verraden! De innigheid van het moment van het afscheid: ‘Vaarwel. Tot ik in mijn heerlijkheid zal opgaan.’ [Vertaling: Jan Bongers & Michiel van Kempen]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
132
Kersibon na fesprasi Geri, redi, grun! Geri knopo, redi knopo. A boketi tanapu nanga someni pranpran. Geri, redi, grun. Wan kotomisi e de na mi baka kaba na mofodoro nanga koprobeki. Wan kotomisi fu tyari en gwe. Geri, redi, grun! A kersibon e ari wi kon na en froktu. A kersibon e gi en boda tide. Nanga krin ploi anyisa, nanga broin bromki koto a misi e wakti fu teki en gwe. Geri, redi, grun! A kersibon e brenki reti na fesi wi ai! Geri knopo, redi knopo!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
133
Kerseboom voor op het erf Geel, rood, groen! Gele knoppen, rode knoppen. Ruiker die daar zo kleurig staat. Geel, rood, groen. Een kotomisi* staat reeds achter mij bij de poort met haar koperen teil. Een kotomisi om hem mee te nemen. Geel, rood, groen! De kerseboom lokt ons naar zijn vruchten. De kerseboom is op z'n mooist vandaag. Met haar kraakheldere anyisa** in plooien, en in haar bruine gebloemde koto staat de mevrouw te wachten om hem straks mee te nemen. Geel, rood, groen! De kerseboom schittert vlak voor onze ogen! Gele knoppen, rode knoppen!
* **
kotomisi: vrouw die een koto (creoolse rok) draagt anyisa: hoofddoek
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
134
Bailarina De barro es la carne que habla De barro Las cenizas de los siglos de danza ritual La Serpiente Oscura que se remonta a los tiempos de los Mayas, de los Aztecas América nuestra América del Indio Y ahora también nuestro pasado, América.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
135
Ballerina Van aarde is het vlees dat spreekt Van aarde De resten van eeuwen rituele dans De Donkere Slang die dateert uit de tijden van de Maya's, van de Azteken Ons Amerika Amerika van de Indiaan En vandaag ook ons verleden, Amerika.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
136
Los céspedes Grandes céspedes con flores Quietud conquistada a fuerza de no sé qué inquietud olvidada
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
137
De grasvlakten Grote grasvlakten met bloemen Rust veroverd met geweld van ik weet niet welke vergeten onrust
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
138
Adiós Y si los árboles sacuden sus hojas no sé si es por tu risa suave o por el don de las estrellas para despertar en nosotros la lejanía que lo enternece todo. Y si el polvo se levanta del camino, no sé si tu calor me cubre para cegarme. ¡Oh, no hubo nunca en mí tanta ternura como en esta noche después de despedirme de ella!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
139
Vaarwel En als de bomen hun bladeren laten vallen weet ik niet of het is om jouw zachte glimlach of om de gave van de sterren om in ons te wekken de verte die alles vertedert. En als het stof opstaat van de weg, weet ik niet of jouw warmte me bedekt om mij te dragen. O, er is nog nooit in mij zoveel verdriet geweest als op deze avond na het afscheid van haar!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
140
Perdóname Deploro el paisaje que dejé en tu cuerpo. Ese cuento gris y sombrío. Esos recuerdos tan desencantados. Esa unanimidad de desengaños. Deploro el paisaje que dejé en tu cuerpo. Pero como el día tampoco me mostró su azul. Pero como tampoco tú me mostraste una sonrisa. Esta tarde era un rincón de viejas lluvias que se desataron de mis amarguras.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
141
Vergeef mij Ik betreur het landschap dat ik achterliet op jouw lichaam. Dit grijze en sombere verhaal. Deze herinneringen zo onaangenaam. Deze eenstemmigheid van beledigingen. Ik betreur het landschap dat ik achterliet op jouw lichaam. Maar zoals de dag mij ook niet zijn blauwe lucht toonde. Maar zoals ook jij niet mij jouw glimlach liet zien. Deze middag was een uithoek van oude regens die zich losmaakten uit mijn bitterheid.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
142
Retrato de mujer I De nuevo su retrato, sus ojos. ¿Pueden ser tan engañosos? El tiempo ha pasado. Me ha quedado el dolor.
II Hueco de la noche. El relincho de los caballos, con énfasis. El miedo, el frío. La luna fogosa. Tarde comprendí que la quería.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
143
Portret van een vrouw I Opnieuw haar portret, haar ogen. Kunnen die zo bedrieglijk zijn? De tijd is voorbijgegaan. De pijn is mij gebleven.
II Hol van de nacht. Het gehinnik van de paarden, met nadruk. De angst, de kou. De vurige maan. Te laat begreep ik dat ik van haar hield.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
145
Verspreide gedichten
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
147
Kilometer 70 hier hangt de afstand loom en zwaar. geluiden van de stalen wielen gaan in en uit elkaar. en oorverdovend klinkt een slag: de mierenbomen zijn geveld door traktors, onbemand. de afstand is als lood zo zwaar, ik voed mij nu met paardenhaar, door levensnood verrast
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
148
Wissel noem mij de som die u behoeft. de telling is niet afgerond. vermenigvuldig het getal en zijn heelal is komma nul. vut zelf in indien u weet. ik ben gereed tot vordering.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
149
Ik breek de... ik breek de leegte in mij door. o sterke banden van ivoor, waarin haar beeltenis bevroor: lichaam en soort.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
150
[Di a mun] Di a mun kon na loktu na ini en geri krosi, a geri yapon fu row nanga watra-ai, yu yeye b'e warsi kaba abra grontapu, Okito.* Yu kra b'e piri a buba di ben tapu wi konsensi so langa, Okito, èn a winti ben weti leki dow! Di a mun ensi ensrefi kon na loktu na ini en geri koto, wan fugufugu linga fu geri nanga gowtu, Okito, mi ai bradi opo fu fanga den dropu fu den stari. Wai, watra-ai, so wan ogri! Dan den kiriman no strafu srefi!
*
Okito: een van de ministers van Loemoemba
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
151
[Toen de maan] Toen de maan opkwam in haar geel gewaad, die gele japon van rouw en tranen, waarde jouw geest al over de wereld, Okito. Je ziel stroopte de schil af die ons geweten zo lang bedekte, Okito, en de wind was wit als dauw! Toen de maan zich ophees naar de lucht in zijn okeren rok, een omfloerste ring van geel en goud, Okito, sperden mijn ogen zich open om de druppels van de sterren te vangen. O, tranen, zoveel kwaad! En de moordenaars niet eens gestraft! [Vertaling: Michiel van Kempen]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
152
[Mi singi] Mi singi e drifi kon na yu tapu, na ini den kortrin fu a winti. Mi singi e smèlter moksi nanga yu sten fu pipit gowtu. Ai, Lumumba, yu wortu e piki so soifri go abra den watra! Ai, anu fu en d'e tan kaseri grontapu fu a sweti fu moniman leitaki! [Dit gedicht is gemaakt op een foto waar Loemoemba met een arm zwaait. - M.S.]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
153
[Mijn Lied] Mijn lied komt naar je toegedreven, in de snaren van de wind. Mijn lied smelt ineen met jouw stem van tintelend goud. Ja, Loemoemba, jouw woorden klinken zo zuiver over de wateren! Ja, hand van hem die de wereld blijft ontdoen van het zweet der rijkeluisleugens! [Vertaling: Michiel van Kempen]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
154
Koroni kawina Gi Bigi Jones Kokronto koko, fa yu Losiya Boi b' e froiti! Mi ben dape, bato, gongote! Fa den fremusu b' e lusu densrefi saka! Mi ben dape, bato, gongote! Plana, gowtu plana tapu a liba! Mi ben dape, bato, gongote! Den b' e poko, naki kaseko kon na syoro. Mi ben dape, bato, gongote! Kokronto merki b' e sweri leki Bosrokoman. Mi ben dape, bato, gongote! Leki wan gado oni nanga merki b' e rigeri. Mi ben dape, bato, gongote! Printa b' e feiri a loktu tron prasara. Mi ben dape, bato, gongote! Pantabusi b' e prati den kwikwi na ini fisi-olo. Mi ben dape, bato, gongote! Aleisi nanga watrakanu na ini den gotro. Mi ben dape, bato, gongote! Den kawinaman ai ben redi leki granaki. Mi ben dape, bato, gongote! Èn a oli b' e brenki tapu ala den skrufu. Mi ben dape, bato, gongote! Na ini kanari den skuna b' e monyo leki aleisi. Mi ben dape, bato, gongote! Gamelan nanga Tadya na ini a winti. Mi ben dape, bato, gongote! (Ala di asege b' e boro den bon ati. Mi ben dape, bato, gongote!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
156 Anu fu switbonki lontu mi bere! Mi ben dape, bato, gongote!) Baka den, anyisa di b' e opo mi yeye. Mi ben dape, bato, gongote! Soso dati, no wan sorgu, noso dyarusu-trobi. Mi ben dape, bato, gongote! En den kaw b' e blo kwata fu soso breiti. Mi ben dape, bato, gongote! San ben libi n' a singi fu den siksi-yuru. Mi ben dape, bato, gongote! Gongote! Gongote! Aw, gongote-bonu nanga sten di srapu leki sewinti! Aw, langa prasoro, kokronto gongote-wenke na win!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
155
Coronie kawina Aan de kawinazanger Bigi Jones Kokosbladeren, hoe floten je bosgeesten niet! Ik was er ook bij, waarachtig wel! Hoe schoten de vleermuizen naar beneden! Ik was er ook bij, waarachtig wel! Golven, golven van goud op de stroom! Ik was er ook bij, waarachtig wel! Ze kronkelden zich en heupwiegden naar de oever. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Kokosmelk zwol aan als een Bosrokoman. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Er was honing en melk in overvloed. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Kokosnerven vijlden de lucht tot bouwhout. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Pantabos deelde haar vis uit in de diverse visgaten. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Rijstplanten en waterkanonnen in de sloten. Ik was er ook bij, waarachtig wel! De ogen van de kawinazangers zagen rood als granaatappels. Ik was er ook bij, waarachtig wel! En hun gewrichten blonken alleen maar van de olie. Ik was er ook bij, waarachtig wel! In het kanaal lag een ontelbaar aantal zeilschepen. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Gamelanmuziek en Tadya in de lucht. Ik was er ook bij, waarachtig wel! (Ondertussen vraten kevers aan het hart van de kokosbomen. Ik was er ook bij, waarachtig wel!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
157 Takken en Swietboontje gevlochten om mijn buik. Ik was er ook bij, waarachtig wel!) En achter hen de hoofddoeken om mijn geest te verheffen. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Slechts dat bestond er, en geen twist uit zorgen of jaloezie. Ik was er ook bij, waarachtig wel! En de koeien loeiden uit louter blijdschap. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Hetgeen overbleef was het lied van de insecten. Ik was er ook bij, waarachtig wel! Waarachtig wel! Waarachtig wel! Ai, waarachtige wonderdoener met een stem zo scherp als de zeewind! Ai, lange kokosboom, lange parasol, waarachtig kokosmeisje daar hoog boven! [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
158
De zwarte god Er wordt gevlagd. De kleuren, ontroerd, buigen eerbiedig. Er wordt gevlagd. De zwarte god in vol ornaat. Er wordt gevlagd.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
159
Nacht Dit zigzag lopen in het donker. Dit zich bedrinken aan de droom. En in de ruiten van de nacht, wie is de helper?
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
160
Staal Uit de molen van de saxofoon stukjes staal, hard. Er is voldoende ijzer. De grijze ruimte die niet spreekt, en niet zingt.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
161
Aan de eerbiedwaardige lichtekooi van Sartre De wonde van de neger in New York. Een warme haat. Schreeuw die elke stap fijnmaalt. Een drassig moeras deze wonde.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
162
Shiva in beweging De koning danst. De witte kralen om zijn hals. O vernietiger, ik aanbid u! De koning met de wereld in zijn hand in beweging. O schepper van de mensheid! Het licht! Dans, o koning! Wij dansen mede!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
163
Sinaasappel, bitter is je schil Sinaasappel, bitter is je schil maar zoet je orgeade. Loon naar werken. Op Afobaka wil ik zijn als de arbeiders staken, de morgen zich boort in de papaya, het bauxiet woedend zingt over zoveel misbruik, zoveel leugens zoveel misleiding.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
164
Bauxiet Dynamiet, en de wolk krimpt over de opengesperde muil van het mineraal, o erts en mijn bittere wonde. Opengericht naar de snikhete middag waar de arbeiders zuchten. Ik voel me schuldig voor dit bedrog. Alle erts dat heenging keert immers niet meer terug? Misschien als er bloed vloeit? De vrees en de onzekerheid staren, staren.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
165
De verwoestingen Ik houd vast aan je gebroken gezicht in Algerije, we zijn de dieven op het spoor tussen de huizen in Guatemala, want in Panama drinkt men nog steeds bloed van eigen kinderen. In de loopgraven van Venezuela, spreek mij niet van puinhopen die hebben wij genoeg in ons eigen hart. Wij zijn de dieven op het spoor, ademloos.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
166
Samba Vertel me, negerin. De droogte. En de koffie brengt niets op. Het wordt een vissen hier en daar dat tenslotte eindigt in een Carnaval vol wijn. En je nuchterheid? ‘Vergeet dat maar’, denk je bij jezelf en je danst je samba. Er zal gevochten moeten worden tot diep in de moerassen.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
167
Suriname Soms is het een rijstveld. Mijn paarse adem ertussen. Diamantlicht! Soms het Pad van Wanica. Bananenvelden snellen toe, snellen weg. Om jou hebben we onze ingewanden verschroeid, omwille van je warmte! Soms is het een hart dat ik omarm en streel ergens diep in de bossen aan de Litaní aan de Koesewijne. We hebben je beploegd. We hebben je bemest met de as van ons sterven.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
168
Vissers Jullie zijn gestorven en kenden vaak niet eens de rand van het geluk altijd onzekerheid. Ik zie jullie nog lopen met je netten oud en versleten maar vol verhalen. Gerookt kwam de vis aan wal. Onder de bomen werd hij uitgestald. Hoeveel bracht het op? Ja, hoeveel bracht het op?
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
169
Voor Hugo Olijfveld* Ik zal niet huilen. Gevechtslegers storten zich uit mijn hart op de vijand. Ik huil niet. Ik heb bauxiet om duizend vliegtuigen te voeden voor de guerrilleros in Oruro in La Paz. Ah! Hoeveel bloed van de miljoenen indianen die zijn omgebracht stroomt er niet uit mijn mond! En de volksmassa's zijn één kokende krater!
*
Hugo Olijfveld: Surinaams vakbondsleider
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
170
Ode aan de sipaliwini Sipaliwini, de dag zal komen, de fonkelende dag van de savanne waarop wij roepen: ‘Het is alsof de geest van strijdvaardigheid zich meester van ons heeft gemaakt, wij trekken nu gezamenlijk op.’ Ook onder de wortels van de grassen is de smeedkunst naar de verte, de geniale drang om alles zelf te proberen, zelf te doen. Sipaliwini, je geurige naam zal ons niet doen twijfelen.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
171
In Memoriam Hugo Olijfveld ‘Ik heb niet de moed om die machine aan te raken. Ik kan er niets van,’ zei ik. Jij zette inkt klaar voor het papier. Wij zouden gaan bouwen aan monumenten van strijd op de bauxietwegen. Zie de figuur van Jagan: meer dollars voor de mineralen. Stakingen. Het is triest. Niemand heeft het nog bij ons gedurfd Gevangenisstraffen... ‘We zitten hier al in de gevangenis,’ zei je, ‘want we kunnen niet terug.’ Mijn ogen zoeken naar deze donkere avonden als wij samen zaten om feest te vieren of te werken. Werken is feest. En jouw kleine gestalte wist wat werken was.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
172 Van het ene congres naar het andere. Van de ene arbeider naar de andere. Niemand hoeft eraan te twijfelen. De bauxietconcessies zou jij nooit zomaar weggeven aan plunderaars uit Texas of Philadelphia. Je lach was spreekwoordelijk. Je keek iemand aan en het was genoeg om te weten wat hij wilde. Vaarwel, boot in de ochtend in de haven! Zorg voor ons in de zee van de revolutie Denk aan ons We zijn je vrienden.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
173
Samba figuerola Zwarte atleet Het zal een rood paard zijn tussen het groene loof. In Antafogasta plant men een nieuwe vlag. Het zal een rood paard zijn, over naar Paramaribo.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
174
Noche de luna Como un huevo se puso la luna: tan blanda y amarilla. No saqué nada en limpio. Amargas penas me atormentan. No saqué nada en limpio. Que a ti no te encontré.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
175
Maannacht Als een geel ei stond de maan: zo zacht zo geel. Ik werd er toch niets wijzer van. Neen! Bitter verdriet kwelt me. Ik werd er niets wijzer van. Want jou heb ik niet gezien. [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
176
Guitarra Todo un universo la guitarra! Escala tras escala. El fuego en la madera bajo el impulso de los dedos.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
177
Gitaar Een heel universum de gitaar! Toonladder na toonladder. Het vuur in het hout onder de stuwing van de vingers. [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
178
Fruta colgante ¿La profundidad de tu filosofía fue madurar? ¡Reluciente de promesas y de so! Me respondió: no me respondía...
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
179
Rijpe vrucht De diepte van jouw filosofie was rijp worden? En blinkend vol beloften gaf zij ten antwoord: Neen, ze antwoordde niet. [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
180
Tras una noche borrascosa ¿El mismo viento de ayer? Pero con elegancia de brisa. ¿Y los arbustos? Más frágiles. Pero todos si, todos rejuvenecidos. Este aire nos da vigor.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
181
Na een stormachtige nacht Dezelfde wind van gisteren? Doch nu met de fijnheid van een bries. En de struiken? Breekbaarder. Maar allemaal verjongd. Deze lucht maakt je krachtiger. [Vertaling: Michaël Slory]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
182
Nederlandse Mevrouw Joachim de Nederlandse lerares zei vaak tegen mij: ‘Jij bent mijn engel.’ Al schreef ik stuntelige brieven of was mijn opstel niet mooi. Zag zij reeds in mij een dichter? God weet, ze vermoedde het. Thuis bij haar liet ze ons naar Chopin luisteren. Ik die zoveel van de piano hield! (Chopin, Liszt, Beethoven, Bach, walsen van Strauss en Tchaikovsky. Oh, de revolutie van 1917!) [Ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van de AMS]
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
183
Nachtregen (I) En in de koude regen het harteleed dat klaagt. Straatstenen, schaduwen luisteren niet waar de nacht woedt, verloren.
Nachtregen (II) In de koude wind vleermuizenscherts na regen. De sapotille is reeds aangevreten en valt daarna.
Nachtregen (III) (kikkers) De koperen blazers wachten op het orkest. Maar het valt niet in.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
184 Zelfs de sterren hebben hun stemmenrecht verloren.
Nachtregen (IV) (hond) Waf! Alleen een diep geblaf. Van bijten komt er niets. De regen houdt hem ervan af. Waf!
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
185
Revolutie Toen ik nog van je droomde als van een vrouw... Maar nu spotlacht zelfs de ten dode opgeschrevene waar ik jouw naam noem. Is er dan zoveel veranderd? Zoveel ontgoocheling? De vluchtige blikken raad ik. Schuw ontwijken ze me. Toch weet ik dat men weer gelogen heeft. Dat ik niets zal krijgen van jouw paradijs. En nu de droom over is, als een vliegtocht voorbij: ik sta met beide benen op de grond maar anders.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
186
Schrik Verschrikt gezicht. Verdraaide ingewanden in me. Meisje bij de deur van een winkel: Gaat het zo slecht, zo slecht? De kale straat. Reeds verlaten. Allemaal gevlucht, denk ik. Nog nooit zo eenzaam heb ik mij gevoeld. Ach neen, praat ik in mezelf. Je ziet het verkeerd. Waar ik weet dat er geen redding meer is.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen
187
In de wei Zal het een vredeslied zijn, wit, dat opwiekt als een witte reiger? Zal het een vredeslied zijn? Vlak voor het voorhoofd van een paard sprong hij op onder de late schemering, vlak voor het voorhoofd van een paard. Zal het een vredeslied zijn dat zich wendt en keert vlak voor uw hart en uw gezicht? Voorbij de laatste slag, voorbij de laatste stap. En nu voorgoed voor vriendschap.
Michaël Slory, Ik zal zingen om de zon te laten opkomen