actueel
TEKST RENÉE LAMBOO | FOTO PRIVÉBEZIT
De beste vriendin van Marianne Vaatstra over de moord
‘Ik werd misselijk toen ik Jasper S. voor het eerst zag’
E xc l u s i e f
Eindelijk werd ie gepakt: de moordenaar van Marianne Vaatstra. Haar beste vriendin Aafie Kloosterman (31) mist haar nu misschien nog wel erger. Ze praat exclusief over Marianne, het gemis en de dag dat ze haar vond.
22 VIVA
Aafie en Marianne in een fotohokje van V&D. Genomen niet lang voor de moord.
M
“Mijn beste vriendin Marianne is beroemd tegen wil en dank. Heel Nederland kent haar van die ene foto. Haar haar geblondeerd, in de krul, klemmetjes erin. Ik was erbij toen ze die liet maken, kort voor haar dood. Eentje voor haar buskaart, de andere voor haar vriendje. Het eerste portret dat de fotograaf maakte, vond ze niet mooi genoeg. Daar lachte ze breeduit en was het spleetje tussen haar tanden te zien. Naar mijn mening was ie prachtig, maar ze stond erop: het moest opnieuw. Na haar dood hebben haar ouders de foto alsnog af laten drukken. De fotograaf had ’m bewaard, bijzonder genoeg. Hij ligt bij mij thuis in een la, hangt niet aan de muur, omdat ik weet dat Marianne hem niet mooi vond. Te weten dat ik ’m heb, is genoeg. Die andere foto, die ze daarna maakte, is ook mooi, maar anders. Die staat niet voor haar leven, eerder voor haar dood. Hij was op het journaal, stond in de kranten. Die moet ik met heel Nederland delen. Deze is van ons samen.”
Was het echt zo mooi? “De herinneringen aan Marianne hangen in de lucht, ze zijn overal en altijd. We kennen elkaar uit het dorp Zwaagwesteinde, zagen elkaar bijna dagelijks. Elke straathoek heeft een verhaal. Het plein in het winkelcentrum waar we samen rondhingen, het kanaal waar we ’s zomers in zwommen. In de auto denk ik aan hoe graag ze haar 24 VIVA
rijbewijs wilde halen. Zodat we op een warme dag niet meer in de haven hoefden te zonnen, maar naar het echte strand konden, twintig kilometer verderop. Onder de douche hoor ik haar in gedachten weer zingen. In de weekenden logeerde Marianne soms bij me. Ze stond dan uren te tutten voor de spiegel. Ze kletste, zong dan wat, kletste, zong weer. Ik vond het prachtig. Het maakte me vrolijk, zij maakte me vrolijk. Marianne zag in alles het mooie. Zelfs toen haar knie open lag omdat ze van haar fiets was gevallen, trok ze een rokje aan. Dat de panty vastplakte aan de wond, deed niks af aan haar humeur. Ik heb nooit meer een vriendin gehad zoals zij. Iemand die ik zo goed kende, met wie ik echt alles besprak. Ik kan Marianne niet loslaten. Soms ben ik even bang dat ik onze vriendschap idealiseer, omdat ze er niet meer is. Was het echt zo mooi? Was het echt zo goed? ‘Ja, Aaf, dat was het,’ zeggen mijn vrienden en familie dan. Zij weten het zeker: als Marianne nog leefde, waren we nog altijd beste vriendinnen. Dan hadden we samen onze kinderen naar school gebracht. Nu doe ik dat zonder haar. Ik voel me soms zo bezwaard. Dat ik al die mooie dingen meemaak en zij niet. Ik denk dat haar ouders, broers en zussen dat ook moeilijk vinden. Ze waren blij voor me toen ik kwam vertellen dat ik mijn rijbewijs had gehaald, mijn schooldiploma en zeker toen ik zwanger was. Maar ze moesten ook slikken, net als ik. Omdat mijn leven doorgaat en dat van Marianne voorbij is. Ik ben 31, zij blijft voor altijd 16. Van haar zus Ineke mocht ik het wiegje waar haar kinderen in hadden gelegen, gebruiken. Wat een bijzonder gebaar.”
Zoeken in de weilanden “Het was nog vroeg toen haar vader naar ons huis belde. Mijn zusje riep me uit bed. ‘Bauke aan de telefoon!’ Hij wilde weten of Marianne bij mij was. Ik vond het een vreemde vraag. Ze sliep nooit bij ons zonder dat haar ouders het wisten. ‘Wat is er dan? Hoezo?’ vroeg ik. Hij vertelde dat ze op de fiets naar huis ging de avond ervoor, maar nooit aan was gekomen. Ik snapte er niks van. Hoezo niet thuis gekomen? Ik vroeg verder, maar hij was zwijgzaam, wilde mijn onrust niet aanwakkeren. Het was te laat. Mijn lichaam maakte al adrenaline aan die door mijn lijf gierde. Ze had me nodig, ik moest haar zoeken. Mijn toenmalige vriend haalde me op in zijn auto. Stapvoets reden we over alle mogelijke wegen tussen haar huis in Zwaagwesteinde en Kollum, waar ze die avond was wezen stappen. Hij keek links, ik rechts. We volgden de paden waar ze gefietst kon hebben, reden zelfs met de auto door het fietstunneltje. Misschien was ze aangereden en lag ze met een gebroken enkel in de berm of zo. Dat was het ergste wat ik kon bedenken. We waren zo naïef. Nu ik zelf 31 ben, zie ik pas hoe jong we nog waren, hoe onschuldig. Al wilden we dat toen natuurlijk niet horen. Boven de wal in Veenklooster zag ik opeens iets glinsteren. Haar fiets, bleek toen we
actueel
gingen kijken. Mijn hart bonkte zo luid dat ik dacht dat iedereen het kon horen. Vanbinnen voelde ik dat het heel erg was wat haar was overkomen. Ik belde haar vader, het was het moeilijkste telefoongesprek dat ik ooit voerde. Hij ging maar één of twee keer over, toen nam hij al op. ‘We hebben haar fiets gevonden,’ zei ik, en legde uit waar we waren. Hij kwam er meteen aan, antwoordde hij. Ik dacht nog altijd niet aan haar dood, toch voelde ik de beladenheid van dat gesprek. Alsof ik de boodschapper van heel slecht nieuws was. Van nieuws dat alles voor altijd zou veranderen.”
Van begin tot eind 10 augustus 1982 Marianne Vaatstra wordt geboren in Zwaagwesteinde. Ze heeft twee oudere broers en drie zussen. 1 mei 1999 Marianne is zestien jaar als ze vermoord wordt in het nabijgelegen dorp Veenklooster. Haar lichaam wordt de volgende dag gevonden in een weiland. 1999 - 2012
De verschrikkelijkste dag
Zo’n twaalf verdachten worden gedurende de jaren opgepakt.
“We besloten te zoeken in de weilanden om de fiets heen. Daar beleefde ik de laatste seconden van mijn jeugd, weet ik nu. Toen ik mijn toenmalige vriend hoorde schreeuwen, was die voorbij. Dat geluid ging door merg en been. Zo klonk paniek dus. Ik keek op, zag hem in het weiland stilstaan, wit, verstijfd en bang. ‘Ze ligt hier,’ riep hij. ‘Ze is hier.’ Ik snapte het niet. Waarom moest hij dan zo panisch schreeuwen? Hij ging door zijn knieën, raakte haar aan en deinsde toen achteruit van schrik, misschien wel een meter. ‘Ze is steenkoud,’ schreeuwde hij. Wat ik toen voelde, valt maar op een manier te omschrijven: ik brak, onherstelbaar. Schuldgevoel overviel me direct. Ik lag in bed te slapen toen zij vermoord werd. Ik droomde over koetjes en kalfjes, terwijl zij het vreselijkste meemaakte dat je maar kon bedenken. Nee, dit had ik niet eens kunnen bedenken. Niemand. Het was erger dan dat. We waren altijd samen, dit was de eerste keer dat ze zonder mij uitging. De allereerste keer en nu is ze er niet meer. Dat kan toch niet? Zij had me nodig en ik was er niet. Bij de auto probeerde ik 112 te bellen met de mobiele telefoon die we mee hadden. Het lukte niet. De volgorde van handelingen kon
Geen van hen blijkt na onderzoek de dader.
‘Het was de eerste keer dat ze zonder mij uitging. En nu is ze er niet meer’ ik niet bedenken. Mijn vingers trilden ook zo. De vader en broer van Marianne arriveerden ondertussen. Ik keek toe hoe ze naar hun dochter, hun zus liepen. Hun verdriet zal ik nooit meer vergeten, hoe dat eruit zag. Zo verslagen. Het was de verschrikkelijkste dag van mijn leven. Een dag die me nog altijd achtervolgt. Dan hoor ik dat geschreeuw van mijn toenmalige vriend terug in mijn hoofd en lopen de rillingen weer over mijn rug. Toch ben ik blij dat wij haar
29 september 2012 Een grootschalig DNA-onderzoek start. In een straal van vijf kilometer rondom de plaats delict wordt zo’n 8000 mannen verzocht wangslijm af te staan. Door nieuwe technieken kan ook via het DNA van familieleden de dader worden achterhaald. 18 november 2012 De 45-jarige Jasper S. uit Oudwoude, 2,5 kilometer van het plaats delict, wordt gearresteerd. Hij heeft zelf DNA afgestaan. 6 december 2012 Jasper S. bekent Marianne te hebben vermoord. 28 en 29 maart 2013 De inhoudelijke behandeling van de zaak.
daar hebben gevonden, dat niet een vreemde haar zo aantrof. Zo kwetsbaar, zo bloot. Ze was al genoeg vernederd.”
Het verlossende telefoontje “Dertien jaar lang wisten we niet wie Marianne dit had aangedaan. Ik was bang. Misschien fietste hij me net wel voorbij, botste ik zojuist tegen hem op in de supermarkt. De politie vermoedde dat hij uit de omgeving kwam, zo vertelde een rechercheur me. Ik durfde niet meer in het donker naar buiten, laat staan alleen, omdat ik nu wist dat mensen zoals hij bestonden. Niet in een film of op tv, maar gewoon in Veenklooster, een dorp verderop. Er gingen allerlei verhalen over Marianne en de moord rond. Onzinverhalen die ik niet eens wil herhalen. Het maakte me wanhopig. Ik wilde alle dingen die over haar gezegd werden, ontkrachten. Zo was ze niet. Die verantwoordelijkheid voelde ik en het was groot en vermoeiend. Drie jaar hield ik het vol om verder te leven. Toen was ik op, klaar. Ik sliep niet meer, werd dag in dag uit achtervolgd door flashbacks van het moment dat we haar vonden, die dag die ik nooit meer vergeet. Op mijn twintigste kreeg ik hulp. Ik leerde met afstand te kijken naar wat er gebeurd was. Door steeds weer te praten over die dag, › VIVA 25
actueel
‘Hij durfde ons niet eens aan te kijken. Dat maakte me woest’ ‹ gingen de scherpe randjes eraf. Totdat ik erover kon vertellen, eraan kon denken zonder dat mijn hart weer opnieuw brak. Dat hielp me, jarenlang. Sinds 18 november vorig jaar lukt het me niet meer. Ik voel me weer zeventien, met alle gevoelens van dien. Het verdriet, de onmacht, de woede. Niks geen afstand. Gewoon bam, ik sta daar weer, in het weiland. Sinds die bewuste 18 november zit Mariannes moordenaar vast. We lagen al in bed toen de rechercheur belde. Hij zei zijn naam en in die paar woorden hoorde ik al dat hij geroerd was. ‘We hebben hem,’ vervolgde hij. Ik ging rechtop in bed zitten, greep blindelings naast me naar mijn man. ‘Het is echt waar, meiske,’ zei hij. ‘Het is klaar.’ Hij had zelf DNA afgegeven in het grote onderzoek dat een paar weken eerder van start was gegaan. Iedereen deed mee. Mijn man, mijn familie, mijn vrienden, buren. Hij ook. Ik had het niet durven verwachten. Ik geloofde er niet meer in, misschien beschermde ik mezelf ook tegen de teleurstelling. We hadden al zo veel verdachten gehad, zo veel onderzoeken. En stiekem dacht ik toch: als hij gepakt wordt, zal ik juichen, dolgelukkig door de kamer dansen. Maar ik voelde heel andere dingen toen het zover was. Ik werd misselijk, mijn maag kon dit nieuws niet aan. Ik voelde paniek, ongeloof, kon amper reageren. Een paar uur na dat telefoontje kregen we van de rechercheur de naam van de dader te horen. Jasper. Het zei me niks, godzijdank. Ik pakte mijn laptop en googelde hem. Het enige wat ik vond, waren de Facebook-profielen van zijn zoon en dochter. Ik heb naar hun foto’s gestaard, beklemd met medelijden. Omdat zij zojuist hadden gehoord dat hun vader een moordenaar was. Ik zocht verder, wetende dat ik niks zou vinden. Die nacht was de langste van mijn leven. Net zo veel uren als normaal, maar de minuten kropen voorbij. Ons huis voelde als een eiland. Wij wisten het, haar familie wist het, de rest van de wereld sliep nog. We konden het laten bezinken, zonder dat het hele land sprak over mijn beste vriendin. Dit nieuws was nog even van ons.”
Oog in oog met Jasper S “Ik had een beeld van de moordenaar gevormd. Dertien jaar lang kon ik daarover nadenken. Hij was vast heel lang, breed en sterk. Een gruwel om te zien. Op 27 februari 2013 zag ik hem voor het 26 VIVA
eerst in het echt. Ik zat tussen Mariannes broer en zus in, trilde en zweette van spanning, toen de deur in de rechtszaal openging. Hij was een muisje, niet meer dan dat. In elkaar gedoken liep hij naar zijn stoel. Rood haar, kalend, klein. Hij zag er misschien niet uit als een monster, als een griezel, maar hij is het wel. Ik werd misselijk toen ik naar hem keek, gewoon om wat hij gedaan heeft. Hij verdient het om een hoge gevangenisstraf te krijgen en dan vergeten te worden, besloot ik daar. Hij verdient het niet om de geschiedenisboeken in te gaan. Hij durfde ons niet eens aan te kijken. Dat maakte me woest. Het was net alsof hij zichzelf ook een slachtoffer vond. Nee, hij had ook kunnen doorfietsen. Hij had haar kunnen laten leven. Dat had hij niet gedaan. Dat was een bewuste keuze geweest. Daarna voelde ik opeens verdriet. Ik realiseerde me dat dit alles niets veranderde. Dat hoopte ik altijd. Dat als hij gevonden zou zijn, het verdriet anders zou worden. Het werd niet minder, kreeg geen plaatsje of hoe die clichés ook luiden. Ik mis Marianne misschien wel meer dan voordat haar moordenaar gepakt werd. Alsof ik teruggeworpen ben in mijn verwerking. Laatst stond ik te koken en dacht ik opeens: hoe zou haar haar nu zitten? Gewoon als ze hier nog bij ons was. Ze had het elke keer weer anders, lang, kort, krullen, steil. Ik weet nog dat ze eens allemaal kleine vlechtjes had. Ze smeerde er van dat kokos-spul in. Dat rook je van meters afstand. Die herinneringen brengen niet altijd tranen om haar dood, soms ook een glimlach om onze vriendschap. Om hoe bijzonder die was. Ik hoop dat mijn kinderen ooit zo’n unieke vriendschap mogen ervaren. Iemand van wie je voor eeuwig en altijd blijft houden. Ze zijn daar met hun twee en vier jaar nu nog te jong voor, maar ik gun het ze. Ze kennen Marianne een beetje, van de foto’s die in ons huis staan. Soms vragen ze naar haar, wie ze was, waar ze nu is. Afgelopen zomer gingen we op Mariannes verjaardag met z’n drieën een bloemetje leggen bij haar graf. Ik vertelde dat ze in de hemel woont. Daar was mijn dochter ook weleens geweest, zei ze. Ik glimlachte er vertederd om. Ze wilde haar een blaaskusje sturen, maar wist niet precies waar naartoe. Ze tuurde omhoog. ‘Het maakt niet uit, lieverd,’ zei ik. ‘Ze zal ’m wel vangen.’ Ze richtte haar hand en blies een kusje. ‘Voor jou, Marianne.’ Ze zag het niet maar ik veegde de tranen snel van mijn wangen.” •