Ik kap ermee
Oorzaken van voortijdig schoolverlaten in het Nederlandse beroepsonderwijs
Suzanne Seuntjens Wetenschappelijk begeleider: Prof. Dr. W.F. van Raaij
Wetenschapswinkel Universiteit van Tilburg
December 2006 Universiteit van Tilburg Wetenschapswinkel Postbus 90153 5000 LE Tilburg Tel. 013-4662645 E-mail:
[email protected] Internet: www.uvt.nl/wetenschapswinkel ISBN-10: 90-73758-98-X ISBN-13: 978-90-73758-98-8
Voorwoord In Nederland is er sprake van een toenemend aantal mensen dat een school verlaat zonder diploma of een opleiding niet afrond. Dit baart zorgen voor de arbeidsmarkt, omdat er een gebrek ontstaat aan mensen met een vakopleiding, voor de scholen die met de opleiding blijkbaar niet goed koppelen bij leerling en arbeidsmarkt. Met name bij beroepsopleidingen zoals bij ROC’s met verschillende leertrajecten gerelateerd aan de arbeidsmarkt worden hier vragen over gesteld. Voor de Scholen Mode en Handel & Marketing van het ROC in Eindhoven is dit aanleiding geweest de Wetenschapswinkel te vragen onderzoek te laten uitvoeren naar het voortijdig, zonder diploma verlaten van de school. Suzanne Seuntjens heeft in het kader van haar master thesis voor de richting Marketing Management, Faculteit Economische Bedrijfswetenschap het onderzoek uitgevoerd. Uit haar onderzoek blijkt het belang van betrokken docenten, reële informatie over de opleiding en de beroepsverwachtingen. Iris Sliedrecht Coördinator Wetenschapswinkel
Inhoudsopgave Voorwoord
iii
Inhoudsopgave
v
Samenvatting
1
1
Inleiding 1.1 Drop-outs 1.2 Probleemstelling 1.3 Literatuur 1.4 Hypotheses
1 1 1 2 4
2
Methode Studie 1 2.1 Respondenten 2.2 Design 2.3 Procedure
1 1 1 1
3
Analyse Studie 1
3
4
Resultaten Studie 1 4.1 Hypothese 1a 4.2 Hypothese 1b 4.3 Hypothese 2 4.4 Hypothese 3a/3b 4.5 Hypothese 4 4.6 Hypothese 5 4.7 Hypothese 6 4.8 Hypothese 7 4.9 Hypothese 8 4.10 Hypothese 9 4.11 Overige opmerkingen
5 5 7 9 10 11 13 14 16 18 19 21
5
Discussie Studie 1 5.1 Hypothese 1a/1b 5.2 Hypothese 2 5.3 Hypothese 3 5.4 Hypothese 4 5.5 Hypothese 5 5.6 Hypothese 6 5.7 Hypothese 7 5.8 Hypothese 8 5.9 Hypothese 9 5.10 Bijzonderheden 5.11 SERVQUAL model 5.12 Suggesties voor vervolgonderzoek
23 23 23 23 24 24 24 24 25 25 25 25 26
6
Methode Studie 2
27
IK KAP ERMEE
vi
6.1 Respondenten 6.2 Design 6.3 Procedure
27 27 27
7
Analyse Studie 2 7.1 Spiegelen vragenlijst 7.2 Crohnbach’s alpha 7.3 Factoranalyse 7.4 T-toets
29 29 29 29 30
8
Resultaten Studie 2 8.1 Hypothese 1a 8.2 Hypothese 1b 8.3 Hypothese 2 8.4 Hypothese 3 8.5 Hypothese 4 8.6 Hypothese 5 8.7 Hypothese 6 8.8 Hypothese 7 8.9 Hypothese 8
31 33 34 35 35 37 39 40 42 44
9
Discussie Studie 2 9.1 Hypothese 1a/1b 9.2 Hypothese 2 9.3 Hypothese 3 9.4 Hypothese 4 9.5 Hypothese 5 9.6 Hypothese 6 9.7 Hypothese 7 9.8 Hypothese 8 9.9 Bijzonderheden 9.10 SERVQUAL model 9.11 Suggesties voor vervolgonderzoek
47 47 47 47 47 48 48 48 48 49 49 49
10 Algemene discussie 10.1 Studie 1 en Studie 2 10.2 Commentaar deelnemers 10.3 Aanbevelingen 10.4 Belang onderzoek
51 51 51 52 52
Literatuurlijst
55
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
57 57 58 60 88 89 96
Samenvatting Steeds meer studenten stoppen met hun opleiding zonder het diploma te behalen. Dit kost niet alleen de student veel geld maar ook de opleiding en de maatschappij. Daarom is in opdracht van het ROC Eindhoven onderzoek gedaan naar wat de factoren zijn die voortijdig schoolverlaten veroorzaken. Een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek wezen uit dat de deelnemers vooral ontevreden waren over de begeleiding die zij wel of niet kregen, de docenten en het toekomstperspectief of de opleiding bood. Getracht moet worden om deelnemers beter te begeleiden, om de docenten meer betrokken te laten zijn bij het wel en wee van de deelnemers en om strikter te zijn. Ook moet een duidelijke, eerlijke voorlichting worden gegeven over het toekomstperspectief wat een opleiding biedt.
1
Inleiding
1.1
Drop-outs
Drop-outs, oftewel leerlingen die voortijdig stoppen met een opleiding, zijn voor veel scholen een doorn in het oog. Een school probeert haar leerlingen zo goed mogelijk te voorzien van onderwijs en het is niet de bedoeling dat leerlingen de opleiding verlaten voordat zij het bijbehorende diploma hebben behaald. Het komt voor de buitenwereld niet goed over wanneer een school zijn leerlingen niet lijkt te kunnen ‘binden’. Onderwijsinstellingen worden ook gestraft door de overheid wanneer hun uitvalspercentage te hoog is. Wanneer de onderwijsinspectie erachter komt dat te veel leerlingen de school verlaten zonder diploma, wordt de school bevolen hier iets aan te doen. Men kan zich voorstellen dat scholen er alles aan doen om het uitvalspercentage zo laag mogelijk te houden. Toch blijft dit percentage stijgen. Het aantal schoolverlaters zonder diploma als percentage van het totale aantal schoolverlaters groeit gestaag (www.cbs.nl, januari 2006). Ook voor de economie is het niet goed als steeds meer leerlingen zonder diploma een opleiding verlaten. In scholieren en studenten wordt belastinggeld geïnvesteerd, en wanneer een leerling voortijdig stopt met een opleiding is dit geld eigenlijk ‘verspild’. Verder is het voor de leerlingen zelf niet goed om zonder diploma van school af te gaan. Men verspilt dan tijd en moeite aan iets waar men uiteindelijk geen resultaat mee boekt, en de leerling of zijn/haar ouders spenderen geld aan iets wat uiteindelijk niet het gewenste resultaat levert. Ook het zelfvertrouwen van een leerling kan worden aangetast, wanneer hij/zij de opleiding zonder diploma verlaat. De leerling kan dit beschouwen als een falen en gaan twijfelen aan zijn/haar eigen kunnen. Op 8 februari 2006 kopten verschillende regionale en landelijke dagbladen over het document van het Centraal Plan Bureau (CPB) waar wordt geopperd om financiële bonussen in te zetten in de strijd tegen voortijdig schoolverlaten. Volgens het CPB (www.cpb.nl, 08 januari 2006) zijn financiële prikkels voor leerlingen, leraren of scholen dé oplossing voor voortijdig schoolverlaten. Deze prikkels zullen er volgens het CPB voor zorgen dat leerlingen wel hun opleiding afmaken. Deze opvatting bracht een stroom van reacties op gang. De algemene mening was dat dit leek op de omgekeerde wereld. Als je netjes je best doet, krijg je niets behalve je diploma, maar als je even lekker dwars gaat liggen krijg je ook nog eens een financiële bonus! Al gauw werd geroepen dat dit juist voortijdig schoolverlaten in de hand zou werken. 1.2
Probleemstelling
Dit kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Er is misschien wel een remedie geopperd, maar er is nog niets gedaan aan de oorzaken van voortijdig schoolverlaten. We weten nog niet wat de redenen zijn waarom leerlingen
IK KAP ERMEE
2
hun opleiding niet af willen maken. En als we daar achter komen, geldt het aloude spreekwoord “voorkómen is beter dan genezen”. Het is daarom interessant om te onderzoeken wat de factoren zijn die drop-out veroorzaken. Wat zijn de oorzaken van voortijdig schoolverlaten? Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van kennis en inzicht in de oorzaken van voortijdig schoolverlaten. Welke invloed hebben verwachtingen over de opleiding en de toekomst op de ontevredenheid van de leerlingen? Welke invloed hebben interne factoren, zoals motivatie en attributie of ‘locus of control’, op de keuze van leerlingen om de opleiding voortijdig te verlaten? Welke invloed hebben externe factoren, zoals de thuissituatie, eerdere schoolervaringen, de leraren, de begeleiding, de medeleerlingen en de locatie van de opleiding, op de keuze van leerlingen om de opleiding voortijdig te verlaten? Om deze vraagstellingen concreet te toetsen zal eerst een kwalitatief onderzoek worden gedaan naar drop-out bij het ROC Eindhoven, School voor Mode (Studie 1), waarna een kwantitatief onderzoek zal worden gedaan naar drop-out bij het ROC Eindhoven, School voor Handel & Marketing (Studie 2), beide gevestigd in het gebouw aan de Sterrenlaan 6 in Eindhoven. Er is voor gekozen om eerst een kwalitatief onderzoek te doen zodat eerst de belangrijkste factoren blootgelegd kunnen worden. Daarna kunnen deze op significantie getoetst worden in een kwantitatief onderzoek. Voor kwantitatief onderzoek zullen meer respondenten nodig zijn dan voor kwalitatief onderzoek, en de School voor Handel en Marketing kent meer deelnemers dan de School voor Mode. Daarom is het kwalitatieve onderzoek gedaan onder deelnemers van de School voor Mode en het kwantitatieve onderzoek aan de School voor Handel en Marketing. 1.3
Literatuur
Volgens het SERVQUAL model van consumententevredenheid in de dienstverlening (Berry, Parasuraman, & Zeithaml in Antonides & Van Raaij, 1998) wordt ontevredenheid vooral veroorzaakt wanneer de aanbieder niet aan de verwachtingen van de consument voldoet. Het SERVQUAL model wijst op een aantal mogelijke discrepanties (gaps) in het proces van de dienstverlening.
INLEIDING
3
Expected Service
Customer
Gap 5 Perceived Service
Gap 1
Service Delivery
Gap 4
External Communications to Customers
Gap 3 Customer-Driven Service Designs and Standards
Organization
Gap 2 Company Perceptions of Consumer Expectations
Figuur 1.1 SERVQUAL model Hieronder zullen de verschillende discrepanties uitgelegd worden zoals die gezien worden door Zeithaml & Bitner (1996). Gap 1 staat voor het verschil in wat de consument verwacht van de dienst en wat de organisatie dénkt dat de consument verwacht van de dienst. De organisatie moet met zijn diensten binnen het verwachtingsgebied van de klant zitten. De ondergrens van dit gebied heet het adequate niveau en de bovengrens heet het verlangde niveau. De volgende gap (gap 2) staat voor het ontwerp van de dienst dat niet overeenkomt met het beeld wat de organisatie heeft van de verwachtingen van de consument. Men weet wat de consument wil, maar dit wordt verkeerd vertaald, in aspecten van dienstverlening. Gap 3 staat voor het verschil tussen het ontwerp van de dienst en de levering van de dienst. Men weet wat de consument wil en heeft het goed vertaald maar is niet in staat de dienst op de juiste manier te leveren. De vierde gap staat voor het verschil in de dienst die je levert en wat daarover extern gecommuniceerd wordt. De dienst die de organisatie aanbiedt komt dan niet overeen met bijvoorbeeld de reclame die erover gemaakt wordt. Meestal worden in de communicatie te hoge verwachtingen gecreeerd.
IK KAP ERMEE
4
Gap 5 wordt veroorzaakt door de andere vier gaps. Een consument heeft bepaalde verwachtingen over de prestaties en capaciteiten van de dienst. Deze verwachtingen worden geschapen door de aanbieder, bijvoorbeeld door reclame of verkooppraatjes, door de omgeving van de consument, bijvoorbeeld door mond-tot-mondreclame en door de persoonlijke behoeften van de consument. Gap 5 symboliseert het verschil in de verwachtingen die de consument heeft en de manier waarop de consument de dienst ervaart. Wanneer de aanbieder van de dienst faalt om aan de verwachtingen te voldoen, zal dit leiden tot een ontevreden consument. En hoe ontevredener de consument is, hoe eerder en hoe radicaler hij/zij actie zal ondernemen. Actie ondernemen is in dit geval bijvoorbeeld een klacht indienen, het ‘contract’ met de dienstverlener stopzetten, naar de ombudsman stappen of zelfs een advocaat in de arm nemen. 1.4
Hypotheses
Deze redenering kan doorgetrokken worden naar het onderwijs. De deelnemer is dan de consument, terwijl de school de aanbieder van de dienst is: het onderwijs. De deelnemer ontwikkelt verwachtingen over de opleiding waar hij/zij aan zal gaan deelnemen. Deze zijn geschapen door de voorlichting die de school geeft, denk aan open dagen, folders, informatieboekjes, et cetera, maar ook door medeleerlingen, mentoren, huidige leerlingen van die opleiding, et cetera. Wanneer de deelnemer uiteindelijk aan de opleiding is begonnen, worden zijn/haar verwachtingen vergeleken met de eigenlijke situatie. Wanneer niet aan de verwachtingen voldaan wordt, zal de deelnemer ontevreden zijn. Deze ontevredenheid kan er toe leiden dat de leerling besluit om te stoppen met de opleiding. Daarom wordt verwacht dat bij dropouts niet aan hun verwachting is voldaan (Hypothese 1). Verwacht wordt dat vooral niet aan de verwachtingen over de opleiding (Hypothese 1a) en de verwachtingen over het toekomstperspectief (Hypothese 1b) is voldaan bij drop-outs. Motivatie en attributie zijn interne factoren die een rol kunnen spelen bij drop-out. Motivatie is de drijfveer (www.vandale.nl, januari 2006), de drang om ergens aan te beginnen en er mee door te gaan. Mensen met een lage motivatie zullen het eerder opgeven dan mensen met een hoge motivatie. Verwacht wordt dat drop-outs een lage motivatie hebben (Hypothese 2). Ook wordt verwacht dat attributie van invloed is op vroegtijdig schoolverlaten. Attributies zijn in de psychologie verklaringen die mensen achteraf voor iets geven, over waarom iets gebeurd is (www.wikipedia.org, januari 2006). Deze oriëntatie kan intern of extern zijn. Deelnemers kunnen, nadat ze een 8 voor hun tentamen hebben gehaald, een interne verklaring geven (‘Ik heb een 8 want ik heb verschrikkelijk hard geleerd’), maar ook een externe verklaring (‘Ik heb een 8 want de vragen in het tentamen waren hartstikke makkelijk’). Een attributiefout die vaak gemaakt wordt is de fundamentele attributiefout. Deze houdt in dat mensen bij eigen falen een andere partij de schuld geven en/of acties van anderen achteraf vaak (onterecht) toeschrijven aan de persoon in plaats van de situatie. Het zou daarom ook zo kunnen zijn dat
INLEIDING
5
deelnemers de school de schuld geven van het feit dat zij deze zonder diploma hebben verlaten, in plaats van de situatie. Daaraan gerelateerd is de ‘locus of control’. Dit is letterlijk vertaald de plaats waar men denkt dat de controle over diens leven ligt (www.wikipedia.org, januari 2006). Ook deze oriëntatie kan intern of extern zijn. Deelnemers met een interne ‘locus of control’ geloven dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van hun acties. Deelnemers met een externe ‘locus of control’ zullen de oorzaak vaak buiten zichzelf zoeken, en de gebeurtenissen in hun leven toeschrijven aan toeval, pech of geluk. De verwachting is dat een externe oriëntatie op deze gebieden zal leiden tot een hogere mate van ontevredenheid (Hypothese 3a). Wanneer men de verantwoordelijkheid voor negatieve ervaringen niet bij zichzelf zoekt maar bij de onderwijsinstelling, zal men ook ontevreden worden over de onderwijsinstelling. Ook wordt verwacht dat drop-outs een externe oriëntatie zullen hebben op deze gebieden (Hypothese 3b). Tenslotte zijn er externe factoren die een rol kunnen spelen bij drop-out. Deze externe factoren hebben vooral een invloed op de tevreden- of ontevredenheid, die kan leiden tot drop-out (zie SERVQUAL model). Uit een meta-analyse van Janosz, LeBlanc, Boulerice & Tremblay (1997) is gebleken dat drop-out vaker voorkomt in gezinnen met weinig orde en regelmaat, waar weinig verwacht wordt van de scholing van de kinderen en waar negatief gereageerd wordt wanneer het kind onderpresteert. Ook is voor te stellen dat school geen prioriteit heeft wanneer men zelf zware problemen heeft, zoals zwangerschap, ziekte of problemen in de relationele sfeer. Verwacht wordt dat een thuissituatie met weinig orde en regelmaat, waar weinig verwacht wordt van de scholing van de kinderen en waar negatief gereageerd wordt wanneer het kind onderpresteert, van invloed zal zijn op vroegtijdig schoolverlaten (Hypothese 4). Ook eerdere schoolervaringen kunnen van invloed zijn. Wanneer men slechte ervaringen heeft met eerdere opleidingen (slechte punten, niet overweg kunnen met leraren en/of medeleerlingen, van school af gestuurd zijn, et cetera) kan men een negatieve attitude ten opzichte van school in het algemeen ontwikkeld hebben. Verwacht wordt dat zo’n negatieve attitude als gevolg van slechte eerdere schoolervaringen van invloed is op de (on)tevredenheid van de leerling (Hypothese 5). Verder kunnen docenten natuurlijk ook een factor zijn waar rekening mee gehouden dient te worden. Deelnemers en docenten staan iedere dag in contact met elkaar, en wanneer dit niet botert zal dit invloed hebben op het plezier waarmee men naar school gaat. Ook hebben autonomieondersteunende docenten een positieve invloed op de motivatie van de deelnemer, terwijl strenge, dominante leraren daar een frustrerende invloed op hebben (Hardre & Reeve, 2003). Autonomieondersteunende leraren hebben verschillende positieve invloeden op de motivatie, prestatie, emotie en het doorzettingsvermogen van de deelnemer (Reeve, Bolt & Cai, 1999). Daarom wordt verwacht dat ook docenten van invloed zijn op de (on)tevredenheid van de deelnemer (Hypothese 6).
6
IK KAP ERMEE
Daarnaast kan de begeleiding die een deelnemer krijgt van invloed zijn op de tevredenheid. Bij het ROC in Eindhoven is begonnen met een nieuwe leermethode, het Eindhovens model. Bij het Eindhovens model wordt niet meer lesgegeven op de traditionele manier, met 20 deelnemers in een klaslokaal luisteren naar wat de docent te vertellen heeft. Bij het Eindhovens model kiezen deelnemers zelf scripts uit. Een script is een praktijkprobleem dat de deelnemers in samenwerking met andere deelnemers op moeten lossen. Hierbij worden geen echte lessen meer gegeven, maar kunnen de deelnemers om workshops vragen over de dingen waar zij moeilijkheden mee hebben. Ook is er een coachingsteam dat voor de deelnemers klaar staat. Het is echter wel aan de deelnemers om deze begeleiding te vragen, zij krijgen die niet zonder meer aangeboden (http://www.hetplatformberoeps onderwijs.nl/downloads/Eindhovens_model_.pdf, juni 2006). De vraag is echter of deelnemers van mbo-niveau en van deze leeftijd (16-20 jaar oud) in staat zijn om zelf te signaleren wanneer zij extra hulp nodig hebben. Verwacht wordt dat deze verandering van het type begeleiding wat de leerlingen krijgen van invloed is op de (on)tevredenheid van de deelnemer (Hypothese 7). Natuurlijk zijn er ook de medeleerlingen. Nog meer dan met de docenten, staan deelnemers dagelijks in contact met elkaar. Dit kan zowel positief als negatief ervaren worden. Deelnemers kunnen samen veel plezier hebben en elkaar steunen, maar wanneer men zich helemaal niet thuis voelt in de klas of zelfs gepest wordt, zal dit negatieve gevolgen hebben. Daarom wordt verwacht dat medeleerlingen ook van invloed zijn op de (on)tevredenheid van de leerling (Hypothese 8). Tenslotte is de locatie ook meegenomen. Dit omdat de School voor Mode in een klein hoekje van het gebouw aan de Sterrenlaan 6 in Eindhoven is gelokaliseerd, bestaande uit slechts één gang met een aantal lokalen/ateliers. Verwacht wordt dat ook dit een factor zal zijn die van invloed is op de (on)tevredenheid van de deelnemer (Hypothese 9). Hypotheses 1 tot en met 8 zullen twee keer worden getoetst, eenmaal in Studie 1 en eenmaal in Studie 2. Hypothese 9 heeft slechts betrekking op Studie 1 omdat verwacht wordt dat de locatie alleen van invloed zal zijn bij de School voor Mode. Getracht wordt er achter te komen waarom leerlingen zonder een diploma van school gaan, terwijl het voor de maatschappij, de school en niet te vergeten voor henzelf, veel verstandiger is om de opleiding af te maken. Wanneer we hier achter zijn, kunnen we het probleem bij de wortels aanpakken. We kunnen dan preventief iets doen in plaats van financiële bonussen beloven wanneer het al fout is gegaan.
2
Methode Studie 1
2.1
Respondenten
Negen oud-deelnemers, die de school zonder diploma hebben verlaten, van het ROC Eindhoven, School voor Mode, hebben meegedaan aan dit onderzoek. 2.2
Design
Dit onderzoek maakt gebruik van een within subjects design. Er is geen onafhankelijke variabele, iedere respondent is een drop-out. De afhankelijke variabele is de informatie die verkregen is door de diepte-interviews. In een tabel ziet het er als volgt uit: Diepte-interview 2.3
Drop-out 9
Procedure
Via de deelnemersadministratie van het ROC Eindhoven zijn de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van oud-deelnemers verkregen. De ouddeelnemers hebben een brief ontvangen waarin werd uitgelegd dat het ROC Eindhoven bezig is met een onderzoek naar voortijdig schoolverlaten (zie bijlage 1). Om eventuele onmiddellijke gevoelens van frustratie te voorkomen is gekozen voor een neutrale enveloppe en briefpapier met het logo van de Universiteit van Tilburg. In de brief werden zij uitgenodigd deel te nemen aan een interview over hun beslissing om te stoppen met de opleiding. Om een zo hoog mogelijke respons te verkrijgen werd in de brief verteld dat zie hierover binnen enkele dagen gebeld zouden worden om eventueel een afspraak te maken. Iedereen die wil participeren werd uitgenodigd voor een gesprek op het ROC Eindhoven. Daar heeft de onderzoeker bij iedere respondent een diepte-interview afgenomen met vragen als: “Wat waren je verwachtingen over de opleiding voor je was begonnen?” en “Welke invloed hebben je medeleerlingen gehad op je tevredenheid over de opleiding?” (zie bijlage 2). Bij een diepte-interview wordt er één respondent tegelijk geïnterviewd. Het is een één op één setting. De bedoeling van een diepte-interview is om inzicht te krijgen in individuele ervaringen van de respondent. Men probeert de emoties van de respondent naar boven te krijgen en inzicht verkrijgen in zijn of haar manier van denken (cursusmateriaal van de cursus Psychological Market Research in 2004 aan de Universiteit van Tilburg). Vooraf is de respondenten kenbaar gemaakt dat er geen goede of foute antwoorden waren, dat ze anoniem zouden blijven en dat ze alles mochten vragen als ze iets niet begrepen. Achteraf werden de respondenten bedankt voor hun medewerking. De antwoorden zijn opgenomen op cassetteband en daarna uitgetypt.
3
Analyse Studie 1
De antwoorden van de respondenten zijn in een matrix gezet (zie bijlage 3). In de kolommen staat de onafhankelijke variabele (drop-out) en in de rij de conditie (diepte-interview), ingedeeld per onderwerp dat aan bod is gekomen. In de cellen staan de antwoorden van de respondenten. De inhoud van de matrix is geïnterpreteerd door de onderzoeker. Hoewel men op deze manier begint met een structuur die al van tevoren gedefinieerd is, is het erg voordelig om de data georganiseerd en gestructureerd te hebben.
4
Resultaten Studie 1
4.1
Hypothese 1a
Met betrekking tot de verwachtingen over de opleiding valt op dat enkele oud-deelnemers vinden dat er erg negatief over de opleiding wordt gedaan. Tabel 4.1. Negatieve houding opleiding. Verwachtingen over de opleiding
Antwoorden van de respondenten “De voorlichting op mijn oude school was heel negatief over deze opleiding. Gewoon hard werken, de mensen moesten niet verwachten dat je hier op deze school modeontwerper zou kunnen worden. Dat was ook niet mijn verwachting, maar ja gewoon in mijn ogen heel negatief. De voorlichting was wel reëel maar te negatief.” “(…) het eerste wat ze zeiden toen wij binnen kwamen hier op de eerste dag van: ‘Kijk maar goed rond want de buurvrouw of buurman naast je die zit er na de kerst niet meer.’ Was heel gek, dat is gewoon niet motiverend, al vanaf het begin niet. In de boekjes werd heel leuk gedaan, heel uitnodigend, en toen dacht ik echt van: ‘Ja das echt iets voor mij om te doen.’ Maar toen ik hier kwam dacht ik: ‘Nee das echt niks voor mij!’ Ze deden echt heel negatief in het begin, over de klas, dat de helft met de kerstvakantie weg zou zijn en zo. Dat vond ik echt heel gek, en heel veel mensen vonden dat. Toen dacht ik van: ‘Ja, hallo, het is de eerste dag! Wat moet je dan denken?’ En ze hadden het ook over Polen en zo, ja dat klinkt gewoon écht niet leuk!”
Ook zijn er enkele oud-deelnemers waarbij niet aan de verwachtingen is voldaan. Zij vinden dat hen dingen zijn beloofd die de opleiding niet waar heeft kunnen maken. Tabel 4.2. Verwachtingen opleiding.
Verwachtingen over de opleiding
Antwoorden van de respondenten “Op een gegeven moment had ik me dus ingeschreven, alleen ja, hoe het in het boekje stond en wat we werkelijk kregen dat was voor mijn gevoel anders. Echt heel veel naaien en ik snap ook wel je moet, voordat je
6
IK KAP ERMEE
weet wat je kan tekenen moet je het eerst kunnen maken, das heel logisch. (…) zoiets als textielkennis bijvoorbeeld, dat was zoiets waar je helemáál geen zin in had, dat was helemáál niet leuk. Ik had er nooit bij stilgestaan dat het echt zulke lessen zouden zijn, dat had ik nooit verwacht. Ook omdat ze het vooral in dat boekje hadden over ontwerpen, dacht ik: ‘Oh we gaan veel tekenen.’ Maar dat was echt maar één uur in de week en naaien deed je bijvoorbeeld echt een dag van negen tot vijf, dat je echt gewoon achter de naaimachine zat. (…) wat we van hun moesten maken dat waren echt taillerokken of taillebroeken. Das niet leuk om te maken, omdat dat niet echt met de mode is, dat spreekt je niet echt aan. Als iemand zegt: ‘Maak maar een taillerok, dan denk je: “Ja maar die doe ik toch niet aan!”’ Dat is niet leuk. Juist omdat ik echt in dat boekje zag staan van tekenen en ontwerpen, dacht ik: ‘Ja das wel leuk.’ Toen ging ik dit doen, maar ja toen moesten we zo veel naaien, dan vond ik gewoon echt niet leuk.” “Er wordt wel duidelijk verteld wat de opleiding inhoudt, ik had alleen een heel ander beeld ervan. Ik dacht dat het meer creatief met dingen bezig zijn was. Het is nu vooral heel erg veel naaien en coupetekenen, en dat was echt niks voor mij. Misschien kan de school erbij vermelden hoeveel lesuren per week alles is. Want je weet van tevoren wel welke vakken je hebt, maar je weet niet wat de verdeling is. Want dat had ik inderdaad wel, dat ik dacht dat het minder naaien was, terwijl je dat vier of vijf uur achter elkaar hebt.” “Toen ik hier kwam was het in het begin nog best leuk en goed en ook wel een leuke school en ik dacht wel: ‘Hier kan ik nog iets leren’ en zo. Maar na een tijdje was het toch niet wat ik had verwacht dat het zou zijn. Qua lessen ook niet zo en de dingen die we moesten doen, daar had ik eigenlijk iets anders van verwacht. Ik had meer ondersteuning van leraren verwacht, en dat ze mee zouden denken, maar ze lieten je zo alleen en ze lieten je zo gaan, en dat kan ik niet. De lessen waren ook heel erg creatief en ik ben helemaal niet zo creatief. Ik had het meer algemener verwacht.” “Ik dacht echt: mode, styling, fashion, zeg maar. Dat vond ik toch wel een beetje tegenvallen. Gewoon de manier waarop. Ik had meer styling en zo verwacht, maar van sommige vakken dacht ik: ja wat heeft dat hier eigenlijk mee te maken? Marketing, logistiek vond ik tegenvallen. Modevormgeving vond ik leuk, zelf col-
RESULTATEN STUDIE 1
7
lages maken, bezig zijn.” Veel oud-deelnemers zagen de opleiding als een begin, een vooropleiding. Tabel 4.3. Mode als vooropleiding. Verwachtingen over het toekomstperspectief
4.2
Antwoorden van de respondenten “Ik verwachtte dat mij basiskennis zou worden bijgebracht, om kleding te kunnen maken, het inzicht om te zien of iets wel of niet te maken is. Ik zag het meer als vooropleiding, niet als iets om later een baan mee te vinden.” “Ik heb eigenlijk havo gedaan, en na deze studie wilde ik naar de kunstacademie gaan, dus het was een opstapje voor…” “Ik heb het sowieso ook altijd een beetje gezien als een basisopleiding, omdat ik gewoon hierna door wou leren. Het was niet mijn bedoeling om na deze opleiding te stoppen en te gaan werken.” “Ik had zoiets van: ‘Ik ga gewoon zo lang mogelijk studeren.’ Ik zag het meer als vooropleiding.”
Hypothese 1b
De verwachtingen die de drop-outs hebben over een eventueel toekomstige baan zijn over het algemeen erg laag en negatief. Ze zien zichzelf niet terug in deze sector. Tabel 4.4. Lage verwachting voor de toekomst.
Verwachtingen over het toekomstperspectief
Antwoorden van de respondenten “De school heeft aangegeven dat je hiermee naar het hbo kan gaan, of eventueel in een productiebedrijf terecht komen, medewerker in de naaizaal maar dat zie ik persoonlijk niet zo zitten. De school vertelde al dat dat massaproductie was, met z’n allen in een zaal.” “(…) hier zeiden ze: ‘Ja als je denkt dat je modeontwerpster gaat worden of een ontwerper dan heb je het goed mis.’ Hier waren ze er echt op aan het hameren dat je in een naaiatelier zou gaan werken, en de naaizaal. En ik dacht echt zo van: ‘Hallo, dat wil toch niemand?!’ Ja, dat was echt heel gek, want zoiets stond helemaal niet in het boekje natuurlijk. Veel klasgenoten hadden hetzelfde, van: ‘Ja ik ga dat echt niet doen, daar heb ik echt geen zin in.’ In het boekje stond ook dat je door kon studeren, en er stonden ook wel
IK KAP ERMEE
8
banen bij. Ook dat er stond ‘naaiatelier’ of zo.” “Wat mij verteld is, kon je met deze opleiding niet echt de creatieve kant op, maar meer dat je bij de V&D of zo ging werken, en dat je daar ging verstellen of maken of zo. Dat is echt niks voor mij, ik ben niet zo met naaien, ik wil wel echt mijn eigen dingen kunnen doen.” “Ik vond het zwaar tegenvallen (…). Voor jezelf ga je een beeld creëren van waar je terecht kunt komen, en voor mij was dat gewoon niet zo’n fijn beeld. Ik had een beeld van in een atelier.” “(…) ja ze vertelden wel het één en ander wat je kon doen maar niet echt een leuk toekomstbeeld of zo.” Verder zijn er oud-deelnemers die eigenlijk niet zo’n duidelijk beeld hebben van de toekomst die de opleiding Mode hun biedt. Tabel 4.5. Onduidelijk toekomstperspectief. Verwachtingen over het toekomstperspectief
Antwoorden van de respondenten “Onder de lessen zeiden ze wel: ‘Nou dit en dat kun je er bijvoorbeeld mee gaan doen.’ Maar daarvoor was eigenlijk niet echt voorlichting gegeven over je beroep.” “Over het beroep hebben ze niet veel gezegd. (…). De school had verder over dat onderwerp niet veel te melden, ik heb het beeld zelf gecreëerd.” “Het begon al zo dat ik toen hier op de open dag kwam en toen wisten ze nog niet of het een drie- of vierjarige opleiding zou worden. Dus dat wisten ze zelf toen ook nog niet. En ik heb eigenlijk nooit kunnen zeggen wat ik kan worden met deze opleiding, en dat kan ik eigenlijk nog steeds niet. Daar is het ook niet over gegaan, niet duidelijk genoeg voor mij. Gewoon gelijk begonnen en niet echt uitgelegd wat je nou kan doen met deze opleiding. Niet dat ik weet in ieder geval. Ik denk dat ik het wel fijner had gevonden als ze daar duidelijker in waren geweest.” “Ik had niet echt verwachtingen over mijn toekomstige beroep. Soms vroeg ik me ook af: ‘Wat kan ik hier nou eigenlijk mee?’ Ik dacht echt stylist of zo iets in die richting, want zelf kleding maken zou ik sowieso niet willen, maar ja ik weet het eigenlijk ook niet precies. Dat is niet echt duidelijk geworden in de tijd dat ik hier zat.”
RESULTATEN STUDIE 1
4.3
9
Hypothese 2
Veel oud-deelnemers waren aan het begin van de opleiding wel gemotiveerd, maar dit zwakte na verloop van tijd af. Tabel 4.6. Afnemende motivatie. Motivatie
Antwoorden van de respondenten “Na de kerstvakantie had ook echt de helft van de klas zoiets van: ‘Ja ik heb echt geen zin meer d’r in.’” “Ja ik ging graag naar school, ik vond het wel leuk, ik had een leuke groep, ook leuke leraressen, daar kon ik het goed mee vinden. En voor de rest, ja het naaien was gewoon niks. Het was niet dat ik iedere morgen met tegenzin naar school ging. Op het einde was het niet meer genoeg dat de klas en de leraressen leuk waren, het was gewoon mijn ding niet.” “Mijn motivatie werd wel minder ja, ik had moeite om mijn best te blijven doen. Vooral in het tweede jaar, toen hoefden we niet meer zo heel veel verplicht naar school. Er waren wel lessen, waar je naar je naar toe kón gaan, maar daar ging ik gewoon helemaal niet meer naar toe. Als het niet verplicht is dan blijf ik net zo lief thuis. Zo is het eigenlijk bij mij gegaan. Motivatie was gewoon helemaal weg. Ik zocht er ook geen moeite meer voor te doen.” “Ik had wel zin om naar school te gaan, de lessen waren heel leuk en interessant, alleen omdat het toch makkelijk was om een uurtje langer in je bed te blijven liggen en ze daar ook niet veel van zeiden, pas als dat ook te laat was, toen had ik ook zoiets van: ‘Nou deze keer maakt niet uit, komt wel weer goed, haal ik wel weer in.’ Maar na een tijdje liep het zo op en dat was ook wel grotendeels mijn eigen schuld, maar als er niemand is die je dan een halt toe roept, gaat het van kwaad tot erger.” “Mijn motivatie werd zeker minder door het feit dat je zoveel vrijheid kreeg. Dat merkte je aan heel de klas, er zijn er heel veel afgevallen bij ons in de klas en ook als de lessen om 9 uur begonnen zaten we volgens mij eerst met vijf mensen in de klas en hoe later het werd, des te meer mensen kwamen er binnen druppelen. Dat merkte je wel echt. Ze moeten het zelf weten, maar het is niet stimulerend om je best te doen.” “Als je iets opkreeg om te maken dan werd dat niet nagekeken. Als het wordt nagekeken of als je het móet inleveren, dan maak je het ook. En als zij vragen: ‘Je
IK KAP ERMEE
10
moet voor dan en dan dat maken,’ en het wordt niet nagekeken, dan heb je ook zoiets van: ‘Ja laat maar zitten, dat ga ik echt niet maken.’ Ik wilde eigenlijk wel heel graag deze opleiding afmaken, ik had er eerst superveel zin in, maar toen moest ik twee slechte toetsweken inhalen en ik zag zelf ook wel in dat dat niet zou gaan lukken. En ja dan is de motivatie ook helemaal weg.” 4.4
Hypothese 3a/3b
De meeste deelnemers hebben een interne attributie en ‘locus of control’. Tabel 4.7. Interne attributie/’locus of control’ Attributie
Antwoorden van de respondenten “Toen mijn cijfers achteruit gingen lag die verantwoordelijkheid bij mezelf. Gewoon te weinig tijd aan school besteden, te weinig opgelet in de les. Ik was de enige die daar iets aan kon veranderen.” “In de eerste plaats ben ik natuurlijk zelf verantwoordelijk voor slechte punten et cetera.” “De school had er niks aan kunnen doen, het lag gewoon aan mijn eigen motivatie.” “Het is mijn schuld als het niet goed gaat op school, je zit er altijd zelf bij.” “Het zal toch ook wel aan mezelf hebben gelegen.”
Ook zijn er drop-outs die wel aangeven dat zij het zelf in de hand hebben of ze wel of geen goede punten halen et cetera, maar die wel aangeven dat zij meer begeleiding en sturing vanuit de school verlangden. Tabel 4.8. Behoefte aan begeleiding.
Attributie
Antwoorden van de respondenten “Ik vind dat mijn mentor mij mijn punten had moeten laten zien, en mij de begeleiding had moeten geven die ik nodig had. Ik kon niet met haar opschieten.” “Het lag grotendeels aan mezelf dat ik op een gegeven moment mijn opdrachten niet meer afkreeg en zo vaak absent was, maar als ik wat meer sturing kreeg van school, dat was wel fijner geweest. Dan had ik dat duwtje in de rug gehad van: ‘Oh eh nou moet je even op gaan letten want anders gaat het mis.’ Ik werd te los gelaten en ik had graag gehad dat er iemand was die mij bijstuurde. Ik ben er zelf wel verantwoordelijk voor, maar op zich hadden ze best wel wat mogen zeggen van: ‘Ja
RESULTATEN STUDIE 1
11
kom op, kijk nou even uit voordat je zo meteen niet meer terug hoeft te komen.’” “Ik ben toch wel zelf verantwoordelijk voor mijn prestaties, maar ik vind wel dat ze bijvoorbeeld meer kunnen begeleiden of kunnen stimuleren dat je ook echt je best gaat doen. Want als je echt maar met zijn drieën in de klas zit op het begin van de dag, en niemand die er ook iets van zegt… Ik had helemaal niet het idee dat de leraren het erg vonden als we er niet waren. Als het één uur was en je wou lekker de stad in, dan gingen we gewoon.” 4.5
Hypothese 4
In alle gevallen op één na zijn de ouders ondersteunend. Ze vinden het jammer wanneer hun kind niet met de opleiding door wil gaan, maar hebben begrip voor het feit dat het echt niet meer gaat. Tabel 4.9. Ondersteunende thuissituatie. Thuissituatie
Antwoorden van de respondenten “Ik werd door mijn moeder wel gemotiveerd om naar school te gaan. Toen mijn punten minder werden en toen ik wilde stoppen heb ik ook gewoon gezegd dat ik me niet lekker voelde en dat het niet ging zoals het hoorde te gaan. Dat vonden ze niet leuk natuurlijk, maar ik denk wel dat mijn moeder weet dat ik hier wel in verder wil. Ze hadden zeker wel begrip voor de situatie. Ze vinden het thuis wel belangrijk dat ik weer naar school ga.” “Ik woon bij mijn vader, hij wist ook precies wat er in het boekje stond want hij is meegegaan naar de open dag. Ik zei ook tegen hem dat ik echt niet naar een naaiatelier wilde. Hij wilde niet dat ik ging werken, dus ik moest het jaar wel afmaken en kijk daarna maar wat je wél wilt doen. Hij had natuurlijk liever gehad dat ik dat meteen wist. Hij steunde mij wel in mijn beslissing om te stoppen. Hij weet zelf ook wel dat als ik niet wil, dan doe ik er gewoon geen moeite voor. Toen ik een brief kreeg dat ik te veel afwezig was, was mijn vader wel boos, en vroeg waarom ik niet gewoon naar school ging. Toen heb ik wel uitgelegd dat ik het echt niet leuk vond. Maar ik moest toch dit jaar afmaken want hij wil niet dat ik thuis ga zitten of ga werken. Als hij in een slechte bui was, en ik kwam thuis met onvoldoendes, kon hij daar wel echt boos om worden. Maar toen hij echt wist dat ik het echt niet leuk vond, maakte hij zich niet echt meer druk om mijn cijfers.
12
IK KAP ERMEE
Als ik maar ging, en als ik er maar íets voor deed.” “Ja ik werd thuis absoluut gemotiveerd om naar school te gaan. Ik zat op kamers dus het werd niet echt gecontroleerd maar mijn moeder is er altijd heel erg voor geweest dat ik naar school ging. Ik heb dat wel van thuis ook meegekregen. Ik was natuurlijk al langer bezig dat ik het niet zo leuk vond en dat ik niet gemotiveerd was en dat ik niet wist of ik dit was wat ik wilde, dus mijn moeder keek er niet echt vreemd van op toen ik wilde stoppen. Ze zei wel dat ik moest proberen om het bij te halen, zodat ik kon kiezen of ik nog het tweede jaar wilde doen, maar ze was niet echt geshockeerd of zo.” “Ja ze vond het wel jammer dat ik wou stoppen natuurlijk, maar ze zeiden: ‘Ja als je het echt niet wil… je moet wel eerst iets anders hebben gevonden voordat je stopt.’ Maar ik had ook wel vrij snel iets kunnen vinden, en toen vonden ze het oké.” “Ja ik werd zeker wel gemotiveerd, ons mam, ik heb een hele geweldige mama. (…) en die zegt altijd: ‘Je kan dat wel!’ En die helpt me ook mee met mijn huiswerk. ’s Ochtends brengt ze me altijd naar de bushalte en dan zegt ze ook altijd: ‘Het gaat wel goed, gewoon doen!’ Een hele positieve mama. En als het niet goed gaat dan praat ze met mij en dan weet ze een deurtje te openen waardoor alles eruit komt gestroomd en dan gaat het weer.” “Ze vonden het heel erg jammer, en natuurlijk ook van: ‘Stom ja, je eigen schuld.’ Maar je ze weten thuis ook dat ik zo iemand ben die een duwtje in de rug nodig heeft en een schop onder kont nodig heeft. Dus ze vond het wel jammer dat ik dat hier miste en dat ik dat hier niet kreeg, en toen zijn ze thuis daar wat strenger in geworden.” “Thuis waren ze het wel eens met mijn beslissing, als ik maar mijn havo afmaakte. Dat was de voorwaarde. Niet dat ik thuis zou gaan zitten, dat mag sowieso niet, maar ze zagen ook wel dat ik het hier niet naar mijn zin had. En ook niet dat het was wat ik er van had verwacht.” “Ik was heel bang dat mijn vader heel kwaad zou zijn, maar hij zag het ook wel aankomen. Mijn moeder ook, ik zat gewoon niet lekker in mijn vel, het ging gewoon niet lekker. Ze steunden mij daar wel in. Ze hadden liever dat ik zou stoppen dan dat ik zou doorgaan. Anders had ik toch alleen maar met stress gezeten en ik zou het toch niet meer gaan halen.” In één geval echter wordt de deelnemer door de ouders heel vrij gelaten en mag het de deelnemer zelf bepalen wat hij wel en niet doet.
RESULTATEN STUDIE 1
13
Tabel 4.10. Vrije thuissituatie.
Thuissituatie
4.6
Antwoord van de respondent “Thuis zeiden ze niet veel, dat zijn mijn eigen beslissingen. Het gaat om mijn toekomst dus ik moet zelf weten wat ik doe. Als ik onvoldoendes haalde, werden ze daar niet kwaad om. Ik woon op mezelf dus ze controleren het ook niet. Ik ben gewend om mijn eigen gang te gaan en als ik onvoldoendes haal is dat mijn eigen schuld. Daar moet ik zelf wat aan doen.”
Hypothese 5
De meeste oud-deelnemers hebben zonder veel moeite hun middelbare school succesvol afgerond. Tabel 4.11. Positieve schoolervaringen.
Eerdere schoolervaringen
Antwoorden van de respondenten “Op mijn vorige scholen haalde ik goede punten, ging alles goed en ben ik ook gewoon geslaagd. Ik was altijd netjes aanwezig.” “Op de middelbare school was het heel gezellig, één grote klas, ik haalde goeie punten en ik ben in vier jaar geslaagd. Daar ging ik echt met plezier heen.” “Op de middelbare school heb ik de havo gedaan, dat ging goed. Ik heb eerst drie jaar lyceum gedaan, maar toen merkte ik dat ik een beetje op mijn tenen aan het lopen was dus toen ben ik naar 4-havo gegaan. Op de havo was ik heel erg toegewijd, ik haalde goede punten en was altijd netjes aanwezig.” “Op de middelbare school ging alles goed, gewoon binnen vier jaar afgemaakt, diploma gehaald, goede punten.” “De middelbare school heb ik gewoon afgerond. Daar was het heel algemeen, en hier is het puur alleen mode. Daar werd je meer gestuurd, en dat kwam ik hier echt tekort. ‘Zien ze me wel staan?’ had ik af en toe het gevoel. Ik ben niet blijven zitten, binnen vier jaar gehaald, goeie punten, niet gespijbeld. Daar waren ze gewoon heel streng in. “ “Ik heb met weinig moeite de mavo gehaald, alles op dniveau. Als ik meer mijn best had gedaan had ik de havo kunnen doen. Ik zat er ieder jaar net tegenaan te hangen, maar gewoon te weinig gedaan. Ik ben niet blijven zitten, gewoon goeie punten, et cetera.”
IK KAP ERMEE
14
Een enkeling heeft een iets rommeliger schoolcarrière achter de rug, maar echt grote problemen doen zich niet voor. Tabel 4.12. Iets minder positieve schoolervaringen. Eerdere schoolervaringen
4.7
Antwoorden van respondenten “Bij het Grafisch Lyceum hier in Eindhoven heb ik mijn diploma niet gehaald, wel wat certificaten. Maar in Roermond wel en mijn middelbare school diploma ook. In Eindhoven heb ik het niet gehaald omdat die school zei dat mode daar ook mogelijk was, maar dat was helemaal niet. En toen ben ik er maar mee gestopt na een jaar. Ik heb wel mijn certificaten gehaald. Ik ben nog nooit blijven zitten. Behalve in groep één op de basisschool. Mijn punten zijn ook altijd goed geweest, alleen vorig jaar niet.” “Ik heb op het Grafisch Lyceum gezeten, daar zitten ‘rotjong’ op zoals ze het noemen, maar daar voelde ik me wel het beste thuis. Want als jij niks naar hen deed, deden zij niks naar jou. Je werd niet snel gepest of zo, wat op de basisschool wel zo was. Daar ben ik gepest geweest, daarom ben ik in Eindhoven naar school gegaan. De eerste twee jaar was wel heel zwaar omdat ik helemaal geen zelfvertrouwen had door het pesten op de lagere school. Maar op het Grafisch Lyceum heb ik mijn zelfvertrouwen terug gekregen. Ik haalde goede punten, ik ben niet blijven zitten. Ik haalde bijna nooit een onvoldoende.” “Ik ben in 4 havo blijven zitten, daarom ben ik ook naar het ROC gegaan. Voor de rest ging het goed. Het was ook door omstandigheden dat ik het niet heb gehaald, maar ik kan het wel, dat weet ik wel. Nu doe ik weer de havo en gaat het ook gewoon goed.”
Hypothese 6
De meeste verhalen over docenten zijn gemengd. De antwoorden zijn in het begin positief, maar daarna wordt vaak geklaagd over ongeïnteresseerde leraren die niet de informatie en begeleiding kunnen geven waar de oudleerlingen naar eigen zeggen om vroegen. Tabel 4.13. Van docenten wordt meer verlangd.
Docenten
Antwoorden van de respondenten “Leraren is verschillend per docent. Ja sommigen wisten eigenlijk niet waar ze mee bezig waren. Sommigen die
RESULTATEN STUDIE 1
15
maakten er een hele gezellige les van zodat je ook iets leerde. Vooral die van kledingtechniek wist eigenlijk niet zo goed waar ze mee bezig was. Als je haar om iets vroeg wist ze zelf niet eens wat er bedoeld werd en hoe ze het uit moest leggen. Die kennis waar je om vraagt, dat ze die niet kunnen geven dat vond ik een beetje tegenvallen.” “Er waren erbij die er echt voor zorgden dat de les heel leuk was. Maar wanneer ze merken dat ik het eigenlijk toch niet wil, dan gaan ze ook hun best niet meer doen voor mij. Dan kunnen ze beter hun tijd besteden aan mensen die het wel leuk vinden.” “Ja daar kon ik het ook wel goed mee vinden. Ja misschien een beetje lullig om te zeggen, er was één lerares waarmee ik het niet zo goed kon vinden. Want die was heel erg op de regeltjes, ik kreeg van haar ook het idee dat ze niet precies wist waar ze mee bezig was. Ook met naailessen, als we dan vragen hadden over de machines of zo, dat wist ze dan niet. Zij gaf naailes en coupetekenen. Op zich had ze wel heel veel verstand van coupetekenen, want ze wist het allemaal. Maar het was: precies wat in het boek stond dat wist ze. Maar als we vragen daarbuiten hadden, dan werd het lastig.” “Sommige leraren vond ik wel echt fijn en die wilden je ook echt helpen, maar ook gewoon een paar leraren, die waren zo onpersoonlijk, van: ‘Nou dit is weer een klas, die doen dit, dit en dit en dan klaar. En de namen? Ach maakt niet uit, ik heb ze toch maar twee uur in de week.’ Ik vind het fijner als leraren toch een beetje meer meedenken en meehelpen, toch iets persoonlijker als: ‘Dit is een klas, ik geef ze een uur mode en dan mogen ze weer gaan.’ Ze zouden naderhand ook nog wel mee kunnen helpen.” “Sommige leraren, ik weet niet hoe het daar precies mee zat want sommige gingen midden in de les naar de tandarts en kwamen niet meer terug. En ik heb nogal vastigheid nodig want ik moet wel dingen kunnen vragen. En als ze niet aanwezig zijn kan ik niks vragen. Van sommige wou je gewoon iets meer… ja… De rest van de leraren waren wel aardig. Ze waren wel heel streng, meer dat ik er bang van werd in plaats van stimulerend. Op een gegeven moment was het zo dat ik het niet meer zocht om iets ‘voor hun’ te doen. Dat was vooral bij Engels en bij de naaivakken.” “Ik had wel iets meer informatie van de leraren gewild. We moesten heel veel zelf uitzoeken, maar ik vind het
IK KAP ERMEE
16
ook wel leuk om van de leraren te horen hoe zij het zien. Ik had wel iets meer/langere traditionele lessen gewild.” “Die waren wel relaxed, ze laten het gewoon allemaal aan jezelf over. Ze doen niet moeilijk en dat snap ik ook wel, hier zitten toch wel bijna allemaal volwassenen, 18, 19 jaar. Dus dan kun je toch sowieso niet veel meer zeggen. Ze waren niet echt ondersteunend of dominant, maar vooral vrij, dat is eigenlijk het enige was ik er van kan zeggen. Ik denk dat als je echt vragen hebt, dat ze je dan wel zouden helpen, maar dat heb ik nooit zo echt meegemaakt. Ze geven gewoon een opdracht op en je hebt in de les en thuis tijd om er aan te werken, en voor de rest bemoeien ze zich nergens mee. Ik denk dat het beter is als ze tijdens de lessen ook echt lessen géven en uitleg geven. Dan moet je het maar thuis doen maar dan heb je wel echt het idee dat je op school zit. Want er waren ook dagen bij dat je gewoon echt helemaal níks deed in de les, dat heb ik ook met vriendinnen die hier nou nog op school zitten. Zij hebben ook lessen waarbij ze echt níks doen, en daar raak je gewoon gedemotiveerd van. Dat zou niet moeten kunnen.” “Er waren maar één of twee leraren die echt vroegen van: ‘Kom even langs, laat even zien hoe ver je bent.’ Ik vond dat er te weinig vanuit de leraren kwam. De leraren hadden heel weinig met de leerlingen. (…) Ze zagen wel in dat het slechter met mij ging, maar dan verwacht ik van een leraar dat die zegt: ‘Huppakee even er tegen aan!’ Maar dat was gewoon niet.” 4.8
Hypothese 7
Op de vraag wat de oud-deelnemers van de begeleiding vonden, worden uitgebreide antwoorden gegeven. De meeste oud-deelnemers zijn hier zeer ontevreden over. Ze vinden over het algemeen dat ze in het diepe gegooid werden en veel te vrij gelaten werden. Ze geven zelf aan dat ze zo veel vrijheid niet aan konden. Tabel 4.14. Meer behoefte aan begeleiding. Begeleiding
Antwoorden van de respondenten “(…) naar mijn mening was er te weinig steun van de leraren. (…) Toen ik hier zei dat ik weg ging, was het zo van: ‘Ja, waarom zou je stoppen dan?’ En toen zei ik dus: ‘Ja het gaat net zo slecht als vorig jaar.’ (Ik was het jaar daarvoor al blijven zitten.) En toen zeiden de leraren: ‘Ja dat hadden we in de gaten.’ Maar ik wist dat
RESULTATEN STUDIE 1
17
helemaal niet. Ik dacht dat het best goed ging. En dat was op een gegeven moment dus niet, en zij wisten dat en ik had niks van hun doorkregen dat het dus slecht ging. Ik vond dat zij eerder naar mij toe hadden moeten stappen met de boodschap dat het niet goed ging. Ik vind dat zij wel een beetje verplicht zijn om tegen de leerlingen te zeggen hoe ze er voor staan en of ze harder moeten gaan werken en zo. (…) Ik kreeg eigenlijk geen feedback. (…) Ik denk anders dan de meeste mensen. Ik denk in plaatjes. En daarom zijn sommige dingen heel moeilijk voor mij om te begrijpen, en andere dingen juist weer heel makkelijk. (…) En dat heb ik toen aangegeven, maar eigenlijk is daar nooit iets mee gedaan. (…) het is gewoon een kwestie van nét even iets anders aanpakken, net een andere manier van denken. Voor de leraren is het ook maar een kwestie van even iets er over lezen, het hoeft niet moeilijk te zijn. Daar werd ik ook niet echt in gesteund.” “Heel vaak was het, dan kreeg je een opdracht en daar moet je zelf aan werken en je moet ook zelf maar een beetje uitzoeken hoe of wat. (… )Over het feit dat je er niet was werd ook niks gezegd. Wel werd op de ouderavond gezegd hoeveel procent je aanwezig bent geweest, maar verder helemaal niks. Daar kreeg je geen straf voor of zo. Dan wordt het wel moeilijk om vol te houden, als het toch niet hoeft. Ik heb verder eigenlijk nooit begeleiding gehad, alleen maar lessen, that’s it. Er zijn ook geen gesprekken met mij geweest over het feit dat ik weinig aanwezig was. Ook niet toen ik wilde stoppen.” “Die zelfstandigheid die we kregen daar had ik het heel moeilijk mee. Daar is niet op tijd op ingegrepen, daar waren we net iets te laat mee en daardoor is het ook een beetje misgegaan eigenlijk. (…) Ik was altijd eh, ik ging wel naar de les en dan ging ik wel mijn opdrachten maken, maar dan kwam ik weer niet uit met mijn tijd of zo. En daarin had ik wel wat steun kunnen gebruiken. En dat was er op dat moment niet echt. Ik ben iemand die die sturing nodig heeft, ik had wel een duwtje in de rug kunnen gebruiken. En dan kwam ik wel tekort.” “Ik kon met mijn vragen niet echt ergens terecht, dat vond ik niet leuk. (…) ik heb wel bevestiging nodig. Maar ik kreeg die helemaal niet. Er werd voor mijn gevoel ook niks nagekeken en ik heb zelf naar mijn rapport moeten vragen, drie maanden nadat ik weg was. Het initiatief kwam bijna alleen van mij. Ik vond het moeilijk om te
IK KAP ERMEE
18
vragen. (…) Ik liep eigenlijk een beetje rond van: ‘Ik heb hulp nodig, ik wil graag dat iemand mij helpt’ maar dat signaal werd niet opgepikt. (…) Ik dacht dat ik heel slecht was in naaien, maar het bleek dat ik daar hartstikke goede punten voor had. Maar omdat ik die niet kreeg, had ik geen idee hoe ik er voor stond. En daar werd ik nogal overspannen van. Ik had feedback nodig en die kreeg ik niet. (…) Ik miste gewoon die sturing, bij de naaikant. Die was niet helemaal goed. Ik werd losgelaten en we moesten maar zien.” “Ik had wel meer persoonlijke begeleiding gewild. In het eerste jaar ging het goed, toen had ik ook een hele leuke mentor, maar in het tweede jaar ging het niet meer goed, omdat we toen eigenlijk zelfstandig dingen moesten doen. En die begeleiding had ik eigenlijk wel nodig.” 4.9
Hypothese 8
Over hun medeleerlingen zijn bijna alle oud-deelnemers wel tevreden. Tabel 4.15. Veel plezier met medeleerlingen. Medeleerlingen
Antwoorden van de respondenten “Ik had een hele leuke gezellige klas, kon overal over praten. Leuk contact buiten school, naar de stad gaan en op school ook gewoon leuk met elkaar om gaan. We zagen elkaar iedere dag op school en buiten school ook nog zo’n twee keer in de week. Er is echt niks negatiefs over te zeggen, gewoon een hele leuke gezellige werksfeer.” “Ik had een paar best goede vriendinnen hier en sfeer was heel goed, iedereen kon het met iedereen vinden en dat was gewoon gezellig.” “Ja ik had wel een hele leuke klas, dat wel. Ik vond het gewoon, de mensen op school waren gewoon wel heel leuk, ik had gewoon hele leuke klasgenoten, dat ging wel allemaal goed.” “Mijn medeleerlingen waren wel allemaal aardig, zij hielpen mij als het nodig was, en ik kon hun helpen. De klas was heel gezellig, soms iets te gezellig volgens mij.” “Met de klas was het gezellig, ik kon goed met ze opschieten. Ze waren allemaal geïnteresseerd in het zelfde vak. Grotendeels meiden, ik heb niks tegen jongens hoor, maar dat was ook wel gezellig.” “Ik had wel vriendinnen, de rest van de klas ging ook
RESULTATEN STUDIE 1
19
goed, dat klikte wel. Dat was wel heel leuk. Het was echt gezellig.” Een enkeling was niet zo te spreken over de klas. Tabel 4.16. Meidengroepen. Medeleerlingen
4.10
Antwoorden van de respondenten “De klas was echt zeg maar in zes vriendengroepjes opgedeeld, en heel weinig contact met de anderen. Ook niet echt als je ’s morgens binnenkomt van ‘Hoi’ of zo. Ja ik weet niet gewoon hele rare sfeer. Zeg maar de mensen waar ik mee om ging, die zeiden ook allemaal: ‘Ik ga dit niet afmaken, ik wil iets anders doen.’ Dus dat was ook al niet voor jezelf aanmoedigend van: ‘Ik ga er wel mee door.’ Je ging sneller naar huis dan dat je terugkwam. Heel veel meisjes die stopten gewoon. Met de mensen met wie ik om ging was het wel heel gezellig.” “Alleen maar meiden hè? Op twee jongens na. Het ging wel. Af en toe was het een beetje vervelend. Een klas vol met meiden is iets waar de meeste jongens over dromen, dan denk je van: ‘Oeh, relaxed.’ Maar je wordt er toch best gek van. Een behoorlijke kippenkooi. Dat was wel een kenmerk.” “We waren eerst met een hecht groepje van negen, en toen ben ik blijven zitten en toen kwam ik in een klas van 28 mensen. Ja dat is gewoon zo’n verandering. Heel veel mensen kenden elkaars naam niet. Zo afstandelijk allemaal, allemaal groepjes. Daar houd ik sowieso niet van. Het was gewoon, niet iedereen ging met elkaar om. Als ze iets moesten vragen, vroegen ze het liever aan iemand binnen hun groepje, dan aan iemand waarvan ze wisten dat die het antwoord had, maar niet in hun groepje zat. Het was net de middelbare school, dat past eigenlijk niet meer thuis hier.”
Hypothese 9
De meeste opmerkingen over de locatie van de School voor Mode gaan over het feit dat de oud-deelnemers het een saai gebouw vinden. Ze geven echter zelf ook aan dat dat niet echt een doorslaggevende factor is geweest bij hun beslissing om te stoppen met de opleiding.
20
IK KAP ERMEE
Tabel 4.17. ‘Saaie’ omgeving.
Locatie
Antwoorden van de respondenten “Ik vind de ruimte wel klein, en saai. Er mogen wat mij betreft wel meer kleuren gebruikt worden, aangeven dat het echt om mode gaat, nu is het allemaal hetzelfde.” “De locatie is oké, maar vrij saai. Ik vind het gewoon de uitstraling redelijk saai. Een beetje een oude-miepentent daar. Als je mode wilt creëren moet je het ook bij de tijd houden.” “Ik heb het nooit een mooi gebouw gevonden, maar dat zal er niks mee te maken hebben.” “Het mag wel wat opgevrolijkt worden, en meer naaimachines en zo.”
Twee oud-deelnemers hebben nog iets meer te zeggen over de locatie. Tabel 4.18. Tips voor de locatie. Locatie
Antwoorden van de respondenten “Beetje klein, beetje achteraf gelegen. We hebben niet zo heel veel ruimte nodig maar ik vind het toch wel fijn als je ook kunt werken. Er zijn hier zo weinig tafels en zo veel leerlingen. En zeker met patroontekenen is het bijna vechten wie dan de grote tafels mag. Dat vind ik wel een beetje minder, daar heb ik wel last van gehad. Dat is nog wel een verbeterpuntje. En ook de computers die zwaar tegenvallen. Ik zat in een klas met 28 leerlingen en er is een programma dat heet Texflash, en er stonden maar 15 computers met dat programma. Dus de klas werd gewoon gesplitst en we hadden maar één keer in de twee weken dat vak terwijl we dat echt nodig hadden. Die computers stonden in een apart lokaal bij het open leercentrum. Het waren speciaal computers voor Mode. Dat was een bron van frustratie bij ons. Zeker iedere week gescheld en gevloek bij ons in de klas: ‘Verdomme weer die computer vastgelopen, weer een hoop dingen kwijt, kunnen we weer van voor af aan beginnen.’” “Ik vond de school binnen dit gebouw raar zitten. Weggestopt, ik vind het geen mooi gebouw. Je zit helemaal achterin een gangetje en dan boven nog een paar lokalen voor als je theorie had en dat was het. Terwijl je op een school van drie verdiepingen zit. Ik dacht eerst
RESULTATEN STUDIE 1
21
altijd dat we in de kelder zaten, omdat je met de open dag eerst naar boven ging en daarna weer een trap af moest om naar Mode te gaan.” 4.11
Overige opmerkingen
Tenslotte is de oud-deelnemers gevraagd of ze zelf nog iets hadden waar ze het over wilden hebben. Hier kwam het vaak terug op de begeleiding. Tabel 4.19. De begeleiding blijft terugkomen. Overig
Antwoorden van de respondenten “Als ik een tip mag geven, zou ik zeggen: Probeer toch wat meer begeleiding en ondersteuning te geven aan de leerlingen, ze hebben het af en toe toch nodig, denk ik. Tenminste: ik had het nodig. En mij is het niet echt gegeven. (…) Voor de begeleiders en leraren is het belangrijk om het zelf op te merken wanneer een leerling hulp nodig heeft, wanneer ie zijn motivatie verliest. Ik denk dat ze dat toch wel moeten kunnen zien als iemand het niet gaat redden of als de motivatie weg is. En dat moeten ze op tijd doorhebben, niet als je de beslissing als hebt genomen om te stoppen met de opleiding.” “Ja ik zou zeggen, het is natuurlijk wel een hele zelfstandige school, maar er zijn gewoon leerlingen die dat duwtje in de rug nodig hebben. Praat met de leerlingen, besteed er aandacht aan en merk het op tijd op. Dat is denk ik ook de reden waarom het bij veel mensen hier fout gaat. Die vrijheid die je hier hebt in vergelijking met de middelbare school is zo groot, daar kunnen ze niet mee omgaan. Het verschil is te groot, ze zouden het langzaamaan op moeten bouwen of zo.” “Ik denk dat dat vrijlaten echt een beetje typisch ROC is, ja daar heb ik zo het idee van, dat is echt ROC. Veel leerlingen hadden daar last van, dat ging de verkeerde kant op. Mensen kwamen te laat en gingen eerder naar huis, omdat ze echt het idee hadden van: ‘Ik doe toch niks, ik kan beter gaan.’ En ook werkstukken, alles op het laatste moment, stressen en zo. En ik weet wel, dat is eigen verantwoordelijkheid, maar toch…”
Ook de inhoud van de lessen wordt nog een keer aangehaald.
22
IK KAP ERMEE
Tabel 4.20. Overige klachten over de inhoud van de lessen.
Overig
Antwoorden van de respondenten “En zet in de boekjes dat je best veel achter de naaimachine zit, dat is wel belangrijk om te weten voor iemand die hier heen wil. Je moet echt tot het vierde jaar achter de naaimachine zitten.” “Ik ken wel nog mensen die zijn gestopt omdat het hartstikke veel coupetekenen en naaien was. Ik denk wel dat er daardoor veel mensen een ander beeld zullen krijgen. Ze moeten in ieder geval goed aangeven dat je maar twee uur in de week creatieve vakken hebt en wel vijf uur in de week coupetekenen en vijf uur naailes.” “Ik vind dat de vakken ook meer mode gericht moeten zijn. Al dat naaien en zo is allemaal hartstikke leuk, en coupetekenen, maar het gaat toch ook om meer kennis binnen de mode zelf. Zoals trends, en trendwatching, noem maar op.” “Probeer ook duidelijker te zijn in de opleiding, wat je krijgt, hoe het gaat worden wat ze van plan zijn, daar zijn ze altijd maar vaag over geweest.” “Ik vind dat ze het beter moeten organiseren. Soms kwam je op school en dan denk je dat je tot vijf uur les hebt, maar dan kon je meteen weer naar huis. En net zoals roosters doorgeven deden ze niet, die legden ze daar op een plaatsje neer en als ze op waren dan had je pech. Ze meldden ook niet even of het roosters was veranderd. Er mag wel iets meer structuur in van mij. (…) Een beetje een zooitje ongeregeld.”
5
Discussie Studie 1
5.1
Hypothese 1a/1b
Waar de drop-outs onder andere over klaagden was de inhoud van de lessen die tegenviel. Veel deelnemers hadden niet verwacht dat ze zoveel uren achter elkaar moesten naaien en coupetekenen, vakken die door hen als saai werden ervaren. Wel waren zij vooraf op de hoogte van het bestaan van deze vakken, maar zij hadden geen idee dat ze zo’n groot deel van hun studie aan deze vakken zouden gaan besteden. Het is de meesten van hen erg tegengevallen dat ze soms wel vijf of zes uur aan een stuk met deze ‘saaie’ vakken bezig waren. Hypothese 1a (‘bij drop-outs wordt niet aan de verwachtingen over de opleiding voldaan’) wordt dus bevestigd. Ook het toekomstperspectief dat de deelnemers hadden was niet positief. Vanaf het begin werd eerlijk verteld dat een carrière als topontwerper er voor de meeste deelnemers niet in zou zitten en dat de grootste groep waarschijnlijk in een naaiatelier terecht zou komen. De deelnemers waren wel op de hoogte van het feit dat zij geen topdesigner zouden worden, maar het beeld van een naaiatelier baarde de meeste deelnemers zorgen. Ze vonden het niet aantrekkelijk om daar later hun werk in te moeten vinden. Ook Hypothese 1b (‘bij drop-outs wordt niet aan de verwachtingen over het toekomstperspectief voldaan’) wordt dus bevestigd, waarmee geheel Hypothese 1 (‘bij drop-outs is niet aan hun verwachtingen voldaan’) bevestigd wordt. 5.2
Hypothese 2
Hypothese 2 (‘drop-outs hebben een lage motivatie’) wordt gedeeltelijk bevestigd. De drop-outs zijn, tegen de verwachting in, in het begin van het schooljaar bijna allemaal goed gemotiveerd om hun best te doen. Ze hebben er zin in en zijn bereid er iets voor te doen. Zij geven echter aan dat ze door de school verder niet gestimuleerd worden, en dat daardoor hun motivatie afneemt. Ze vertellen dat ze het moeilijk vinden om gemotiveerd te blijven wanneer ze het idee hebben dat het de school niet interesseert of ze wel of niet hun best doen, en wanneer er vanuit de school weinig tot geen controle plaatsvindt. 5.3
Hypothese 3
Hypothese 3b (‘drop-outs hebben een externe oriëntatie op attributie en ‘locus of control’’) wordt niet bevestigd. Hoewel er enkele oud-deelnemers zijn die aangeven dat zij vanuit de school meer begeleiding verlangden, geven ze bijna allemaal aan dat zij in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het slagen dan wel falen binnen de opleiding. Ze hebben dus een interne oriëntatie op attributie en ‘locus of control’. Het is daarom ook moeilijk te zeggen of een externe oriëntatie op deze gebieden zal leiden tot een hogere mate van ontevredenheid. Hypothese 3a (‘een externe oriëntatie op attributie
IK KAP ERMEE
24
en ‘locus of control’ zal leiden tot een hogere mate van ontevredenheid’) wordt bevestigd noch ontkend. 5.4
Hypothese 4
Thuis worden bijna alle drop-outs gemotiveerd om naar school te gaan en hun best te doen. Er zijn geen situaties waarin de ouders zeer dominant zijn, of juist ongeïnteresseerd. Wanneer zij tot hun beslissing waren gekomen om te stoppen, waren de ouders teleurgesteld maar bleven zij hun kind wel steunen. Hypothese 4 (‘een thuissituatie met weinig orde en regelmaat, waar weinig verwacht wordt van de scholing van de kinderen en waar negatief gereageerd wordt wanneer het kind onderpresteert, is van invloed op vroegtijdig schoolverlaten’) wordt dus verworpen. 5.5
Hypothese 5
Ook op de vorige opleiding(en) blijkt het niet zo te zijn dat drop-outs daar ook al problemen hadden. De meesten zeggen goed hun best gedaan te hebben op de middelbare school en netjes hun diploma te hebben behaald. Er zitten geen notoire spijbelaars of doubleurs tussen. Hypothese 5 (‘een negatieve attitude ten opzichte van school als gevolg van slechte eerdere schoolervaringen is van invloed op de (on)tevredenheid van de leerling’) wordt dus verworpen. 5.6
Hypothese 6
Hypothese 6 (‘docenten zijn van invloed op de (on)tevredenheid van de leerling’) wordt bevestigd. De oud-deelnemers geven aan niet met iedere docent goed overweg te hebben gekund. Ze geven niet echt aan dat de docenten dominant waren, eerder het tegenovergestelde. De oud-deelnemers verlangden van hun leraren meer inzet en input dan ze hebben gekregen. De leraren waren volgens de drop-outs niet stimulerend, afstandelijk, ongeïnteresseerd, afwezig en onpersoonlijk. 5.7
Hypothese 7
Ook hypothese 7 (‘wanneer de begeleiding niet aan de verwachtingen van de leerling voldoet, heeft dit invloed op de (on)tevredenheid van de leerling’) wordt bevestigd. De drop-outs geven luid en duidelijk aan dat de begeleiding te wensen over liet. Ze geven zelf aan dat ze er behoefte aan hadden om aangespoord en gemotiveerd te worden, maar dat dit vanuit het ROC weinig gedaan werd. De oud-deelnemers geven aan weinig feedback gekregen te hebben, en wanneer die werd gegeven vonden zij dat deze te laat werd gegeven. Ook vertellen de oud-deelnemers dat zij te veel vrijheid kregen, vrijheid waar zij moeilijk mee om konden gaan. Alhoewel zij weten dat aanwezig zijn en je best doen voor school hun eigen verantwoordelijkheid is, vinden zij toch dat de school hier best wat strenger in op zou mogen treden.
DISCUSSIE STUDIE 1
5.8
25
Hypothese 8
Over de medeleerlingen zijn de drop-outs over het algemeen redelijk positief. De meesten konden het goed vinden met hun klas, hadden genoeg vriendinnen, en werden in ieder geval niet gepest. Natuurlijk klikte het niet met iedereen altijd even goed, maar er is niemand die aangeeft dat dat de reden was van hun vroegtijdig schoolverlaten. Hypothese 8 (‘medeleerlingen zijn van invloed op de (on)tevredenheid van de leerling’) kan dus worden verworpen. 5.9
Hypothese 9
Tenslotte kan Hypothese 9 (‘de locatie is van invloed op de (on)tevredenheid van de leerling’) ook verworpen worden. De meeste oud-deelnemers zijn tevreden over de locatie van de School voor Mode. Er zijn wel enige opmerkingen over de saaie uitstraling van het gebouw, maar geen van de leerlingen geeft aan daar echt last van ondervonden te hebben. 5.10
Bijzonderheden
Wat opvalt is een mogelijk verband tussen tevredenheid en motivatie. Veel drop-outs geven gaan dat zij hun motivatie verloren toen zij ontevreden werden. Een causale relatie kan aan de hand van dit onderzoek echter niet bevestigd worden. Samengevat zijn het vooral de verwachtingen waar niet aan voldaan is, de docenten en het gebrek aan structurele begeleiding waar de drop-outs ontevreden over zijn. Deze ontevredenheid leidt naar eigen zeggen tot een verminderde motivatie en uiteindelijk tot drop-out. 5.11
SERVQUAL model
In relatie tot het SERVQUAL model kunnen deze resultaten worden gezien als de verwachtingen van de deelnemer waar het ROC niet aan voldoet. De deelnemer heeft bepaalde verwachtingen over de opleiding in het algemeen, de toekomst die de opleiding biedt, de docenten en de begeleiding die zal worden gegeven. Anders dan bij het SERVQUAL model leidt het niet voldoen aan deze verwachtingen bij de deelnemer niet alleen tot ontevredenheid maar ook tot een verminderde motivatie. Dit valt te verklaren door het feit dat een opleiding niet simpelweg een dienst is die men afneemt, maar een recht wat men heeft waar men zelf ook hard voor zal moeten werken. De oorzaak hiervan zou in gap 1 van het SERVQUAL model kunnen liggen (de consument verwacht iets anders van de dienst dan wat de organisatie dénkt dat de consument verwacht), gezien de ontwikkeling van het Eindhovens model. Dit model is ontworpen op basis van de zelfstandigheid van de deelnemer, terwijl de drop-outs juist aangeven dat zij destijds behoefte hadden aan meer structurele begeleiding.
26
5.12
IK KAP ERMEE
Suggesties voor vervolgonderzoek
Helaas zijn er wegens tijdgebrek maar negen diepte-interviews gehouden. Het is erg tijdrovend om geschikte kandidaten te selecteren, uit te nodigen, over te halen tot een afspraak en om het uiteindelijke interview te houden. Meer diepte-interviews waren wenselijk geweest, hoewel met de huidige informatie ook redelijk concrete conclusies getrokken konden worden. Voor een volgend onderzoek is het aan te raden op zoek te gaan naar meerdere respondenten. Ook is het raadzaam bij vervolgonderzoek om een reactie van de docenten te vragen. Nu is alleen geluisterd naar de drop-outs. Hoewel zij aangaven een interne attributie/’locus of control’ te hebben, is het voor hen natuurlijk makkelijker om onvrede te uiten over de docenten en begeleiders dan hun eigen fouten toe te geven. Wanneer ook om commentaar van de docenten zelf wordt gevraagd, kunnen de commentaren misschien in een ander perspectief geplaatst worden.
6
Methode Studie 2
6.1
Respondenten
49 deelnemers en 39 oud-deelnemers, die de school zonder diploma hebben verlaten, van het ROC Eindhoven, School voor Handel & Marketing hebben meegedaan aan dit onderzoek. 6.2
Design
Dit onderzoek maakt gebruik van een between subjects design. Er is één onafhankelijke variabele, deelnemer of drop-out. De afhankelijke variabele is de informatie die verkregen is door de vragenlijsten. In een tabel ziet het er als volgt uit: Vragenlijst 6.3
Deelnemer 49
Drop-out 39
Procedure
Via de deelnemersadministratie van het ROC zijn de naam-, adres- en woonplaatsgegeven van oud-leerlingen verkregen. Zij kregen een brief thuisgestuurd waarin uitgelegd werd dat het ROC Eindhoven bezig is met een onderzoek naar vroegtijdig schoolverlaten (zie bijlage 4). Om eventuele onmiddellijke gevoelens van frustratie te voorkomen is gekozen voor een neutrale enveloppe en briefpapier met het logo van de Universiteit van Tilburg. In die brief werden zij uitgenodigd de bijgevoegde vragenlijst over hun beslissing om te stoppen met de opleiding in te vullen (zie bijlage 5). Men kon de ingevulde vragenlijst kosteloos retourneren aan ROC Eindhoven, School voor Handel & Marketing, t.a.v. Suzanne Seuntjens, antwoordnummer 10642, 5600 WB Eindhoven. De deelnemers die nog steeds een opleiding volgen aan het ROC hebben de vragenlijst persoonlijk van de onderzoeker ontvangen (zie bijlage 6). Zij zijn opgezocht terwijl zij zelfstandig aan het werken waren in het Open Leer Centrum van het ROC. De vragenlijst was samengesteld aan de hand van de resultaten van Studie 1. De belangrijkste factoren uit Studie 1 kwamen terug in de vragenlijst van Studie 2. Vooraf is de respondenten kenbaar gemaakt dat er geen goede of foute antwoorden waren en dat ze anoniem zouden blijven. De vragenlijst had de vorm van een Likert-schaal. In de vragenlijst kwamen items voor als: “Met de meeste van mijn medeleerlingen heb/had ik weinig contact.” Respondenten konden hierna kiezen tussen de cijfers 1 tot en met 5, waarbij 1 stond voor “helemaal niet mee eens” en 5 voor “helemaal mee eens”. Aan het eind van de vragenlijst was ruimte voor eventuele opmerkingen. Achteraf werden de respondenten bedankt voor hun medewerking.
7
Analyse Studie 2
7.1
Spiegelen vragenlijst
De verkregen data zijn gecodeerd en ingevoerd in SPSS. Van de vragenlijst zijn 24 vragen negatief gesteld, bijvoorbeeld: “Voordat ik hier begon, dacht ik dat de lessen heel anders zouden zijn dan dat ik ze nu ervaar.” Er zijn 15 vragen positief gesteld, bijvoorbeeld: “Ik vind dat ik op de opleiding Handel & Marketing goed begeleid werd.” De negatieve vragen zijn gespiegeld. Dat betekent dat score 5 op een negatieve vraag in SPSS wordt omgezet naar score 1. Score 4 wordt omgezet naar score 2, score 3 blijft 3, score 2 naar 4 en score 1 naar 5. Dit omdat een hogere score dan ook staat voor een positievere evaluatie van de opleiding. 7.2
Crohnbach’s alpha
Daarna is gekeken of de items een hoge interne consistentie hebben met behulp van Cronbach’s alpha. Wanneer Cronbach’s alpha hoog genoeg is (> 0.70) wordt de schaal beschouwd als betrouwbaar. Cronbach’s alpha is bij de drop-outs 0.80 en bij de deelnemers 0.83. In beide condities is de schaal dus betrouwbaar. Ook kan men in SPSS per item zien hoe hoog of laag Cronbach’s alpha zou zijn als het desbetreffende items weggelaten zou zijn. Er zijn enkele items die bij weglating zouden zorgen voor een hogere Cronbach’s alpha, maar aangezien dit verschil maximaal 0.0116 bij de drop-outs en 0.0128 bij deelnemers is, en alpha met deze items al boven 0.70 ligt, is besloten alle items te behouden. 7.3
Factoranalyse
Vervolgens is een factoranalyse gedaan om te kijken welke items één factor vormen. Met behulp van Principale Componenten Analyse wordt geprobeerd de oorspronkelijke set van items te reduceren tot een kleinere set. PCA zoekt overeenkomstige items en combineert deze tot één component of factor. De verwachting is dat er dezelfde factoren uit zullen komen als in het conceptueel model staan. Alvorens een definitieve analyse uit te voeren, wordt eerst een voorbereidende analyse gedaan. Daarmee wordt onder andere antwoord gegeven op de vraag of PCA wel de aangewezen analysemethode is. Hiertoe is het Kaiser-Meyer-Olkin criterium (KMO) berekend. De waarde van KMO kan liggen tussen 0 en 1. PCA is alleen geschikt wanneer de waarde van KMO hoog is (hoger dan 0.70). In dit geval is PCA met een KMO van 0.53 echter geen geschikte analyse.
IK KAP ERMEE
30
Tabel 7.1. Factoranalyse is geen geschikte analyse. KMO and Bartlett's Test Kaiser-Meyer-Olkin Measure of Sampling Adequacy. ,533 Bartlett's Test of Sphericity
7.4
Approx. Chi-Square
1404,075
Df
741
Sig.
,000
T-toets
Omdat de items niet kunnen worden gecombineerd tot samenvattende factoren, zullen de items apart worden geanalyseerd. De gemiddelde scores van de deelnemers versus de drop-outs worden per item vergeleken met behulp van een t-toets. Een t-toets meet of het gemiddelde van één groep (bijvoorbeeld drop-outs) op een bepaald item significant verschilt van het gemiddelde van een andere groep (bijvoorbeeld deelnemers). De nulhypothese bij een t-toets is altijd: µ1= µ2, de gemiddelden zijn gelijk aan elkaar. De alternatieve hypothese is: µ1 ≠ µ2; µ1 < µ2 of µ1 > µ2, de gemiddelden zijn niet gelijk aan elkaar, het eerste gemiddelde is lager dan het tweede, of het eerste gemiddelde is hoger dan het tweede. De t-toets geeft een overschrijdingskans aan. Vooraf kiest men een α (in dit geval .05). Wanneer de overschrijdingskans kleiner of gelijk is aan α wordt de nulhypothese verworpen en zijn de gemiddelden van de twee groepen dus significant verschillend van elkaar. Gekozen is om eenzijdig te toetsen, we verwachten immers dat de drop-outs negatiever zullen zijn over de opleiding dan de deelnemers. Daarom zal de overschrijdingskans, die door een t-toets standaard als tweezijdig wordt gepresenteerd, door twee gedeeld worden. Een α van .10 zal worden gehanteerd voor marginale significantie. Dit houdt in dat alle resultaten met een α tussen .05 en .10 als marginaal significant zullen worden beschouwd. Wanneer deelnemers significant verschillen van drop-outs op bijvoorbeeld de factor ‘medeleerlingen’ kan dit een handvat zijn voor het ROC. Wanneer drop-outs significant lager scoren op deze factor dan deelnemers, en zich dus negatiever uitlaten over hun medeleerlingen, kan het ROC de conclusie trekken dat zij hier op moeten letten en bijvoorbeeld meer aandacht moet schenken aan het groepsgevoel binnen de klassen.
8
Resultaten Studie 2 Tabel 8.1. Aantallen en gemiddelden per vraag, per conditie.
VRAAG1 VRAAG2 VRAAG3 VRAAG4 VRAAG5 VRAAG6 VRAAG7 VRAAG8 VRAAG9 VRAAG10 VRAAG11 VRAAG12 VRAAG13 VRAAG14
Conditie Schoolverlater
N 36
Gemiddelde 3,58
Deelnemer
49
3,86
Schoolverlater
36
1,78
Deelnemer
49
1,57
Schoolverlater
36
2,25
Deelnemer
49
2,45
Schoolverlater
36
3,33
Deelnemer
49
3,69
Schoolverlater
36
3,19
Deelnemer
48
3,42
Schoolverlater
35
1,86
Deelnemer
49
1,73
Schoolverlater
35
2,17
Deelnemer
49
2,71
Schoolverlater
35
4,17
Deelnemer
49
4,00
Schoolverlater
34
2,06
Deelnemer
49
2,57
Schoolverlater
35
3,51
Deelnemer
49
2,94
Schoolverlater
35
2,63
Deelnemer
49
2,98
Schoolverlater
36
2,58
Deelnemer
48
2,79
Schoolverlater
36
2,50
Deelnemer
49
2,55
Schoolverlater
36
1,75
Deelnemer
49
1,55
IK KAP ERMEE
32
VRAAG15 VRAAG16 VRAAG17 VRAAG18 VRAAG19 VRAAG20 VRAAG21 VRAAG22 VRAAG23 VRAAG24 VRAAG25 VRAAG26 VRAAG27 VRAAG28 VRAAG29 VRAAG30 VRAAG31 VRAAG32
Schoolverlater
35
2,31
Deelnemer
49
2,47
Schoolverlater
36
2,53
Deelnemer
49
2,94
Schoolverlater
35
1,71
Deelnemer
48
1,81
Schoolverlater
36
1,69
Deelnemer
48
1,90
Schoolverlater
35
3,17
Deelnemer
49
3,57
Schoolverlater
36
4,22
Deelnemer
48
4,00
Schoolverlater
36
3,11
Deelnemer
49
3,20
Schoolverlater
34
2,35
Deelnemer
48
2,38
Schoolverlater
34
3,85
Deelnemer
49
4,10
Schoolverlater
36
3,75
Deelnemer
49
3,65
Schoolverlater
36
3,22
Deelnemer
49
3,57
Schoolverlater
36
2,47
Deelnemer
49
2,35
Schoolverlater
35
3,74
Deelnemer
49
4,16
Schoolverlater
36
3,44
Deelnemer
48
3,54
Schoolverlater
32
2,19
Deelnemer
49
2,33
Schoolverlater
35
4,29
Deelnemer
48
3,88
Schoolverlater
36
2,61
Deelnemer
49
2,78
Schoolverlater
36
1,36
RULTATEN STUDIE 2
VRAAG33 VRAAG34 VRAAG35 VRAAG36 VRAAG37 VRAAG38 VRAAG39
8.1
33
Deelnemer
49
1,80
Schoolverlater
36
3,78
Deelnemer
47
4,02
Schoolverlater
36
3,22
Deelnemer
49
3,33
Schoolverlater
36
2,44
Deelnemer
48
1,94
Schoolverlater
35
2,66
Deelnemer
49
2,78
Schoolverlater
35
3,03
Deelnemer
47
3,04
Schoolverlater
34
3,35
Deelnemer
49
3,24
Schoolverlater
36
3,31
Deelnemer
49
3,63
Hypothese 1a
In Studie 2 werden de Hypotheses 1 tot en met 8 getoetst aan de hand van de 39 items in de vragenlijst. Hypothese 1a (drop-outs uiten zich significant negatiever over de verwachtingen over hun opleiding dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items: • ‘Voordat ik aan de opleiding begon, dacht ik dat de lessen heel anders zouden zijn dan hoe ik ze uiteindelijk heb ervaren/ervaar.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met hun opleiding zonder het diploma te behalen zijn het meer eens met de stelling (M = 4.18, SD = 1.06) dan respondenten die nog steeds de opleiding volgen (M = 4.00, SD = 1.19), t(85) = 0.75, p = .228; n.s. • ‘De inhoud van de lessen klopt(e) met wat ik er van tevoren van verwacht had.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met hun opleiding zonder het diploma te behalen zijn het meer oneens met de stelling (M =2.46, SD = 1.19) dan respondenten die nog steeds de opleiding volgen (M = 2.55, SD = 1.21), t(86) = -0.348, p = .365; n.s. • ‘Er was/is mij van alles beloofd, maar de School voor Handel & Marketing heeft eigenlijk (nog) niks waargemaakt.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachting maar zijn niet signifi-
IK KAP ERMEE
34
•
8.2
cant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder het diploma te behalen zijn het meer eens met de stelling (M = 3.21, SD = 1.42) dan respondenten die nog steeds de opleiding volgen (M = 3.20, SD = 1.22), t(86) = 0.004, p = .499; n.s. ‘De manier waarop de lessen in elkaar zaten/zitten, was/is wel ongeveer zoals ik had verwacht.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een ttoets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met hun opleiding bezig zijn, zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.35, SD = 1.28) dan respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma (M = 2.41, SD = 1.12), t(86) = 0.243 , p = .404; n.s. Hypothese 1b
Hypothese 1b (drop-outs uiten zich significant negatiever over de verwachtingen over hun toekomstperspectief dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items: • ‘Ik vond/vind dat het werk wat ik later kon/kan gaan doen tegenviel/-valt. Ik had er iets heel anders van verwacht.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met deze stelling (M = 2.47, SD = 1.14) dan respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma (M = 2.42, SD = 1.31), t(85) = -0.184, p = .427; n.s. • ‘De banen die ik kon/kan krijgen met de opleiding Handel & Marketing leken/lijken mij leuk.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een ttoets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die met de opleiding zijn gestopt zonder diploma zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.72, SD = 1.15) dan respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn (M = 3.65, SD = 1.11), t(86) = 0.269, p = .395; n.s. • ‘Ik had eigenlijk verwacht iets heel anders te kunnen gaan doen met de opleiding Handel & Marketing.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met deze stelling (M = 2.78, SD = 1.21) dan respondenten die ge-
RULTATEN STUDIE 2
35
stopt zijn zonder diploma (M = 2.72, SD = 1.54), t(71.102) = -0.191, p = .425; n.s. 8.3
Hypothese 2
Hypothese 2 (drop-outs zijn significant minder gemotiveerd dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items: • ‘Ik ging/ga naar school omdat ik dat leuk vond/vind, niet omdat het moe(s)t.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.42, SD = 1.27) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 3.18, SD = 1.30), t(85) = -0,859, p = .197; n.s. • ‘Ik had/heb vaak een extra duwtje in de rug nodig om mijn best te doen voor school.’ De resultaten van deze stelling laten een marginaal significant effect zien, maar wel in de tegengestelde richting van de verwachting. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.58, SD = 1.46) dan respondenten die nog met de opleiding bezig zijn (M = 2.98, SD = 1.27), t(85) = -1.367, p = .098; marginaal significant. • ‘Ik begon/begin nooit uit mezelf aan mijn huiswerk, iets of iemand anders moe(s)t mij aan het werk zetten.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 1.69, SD = 0.98) dan respondenten die nog met de opleiding bezig zijn (M = 1.90, SD = 1.02), t(85) = -0.945, p = .174; n.s. • ‘Ik voel van binnen de drang om mijn best te doen voor school.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent sample t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.54, SD = 1.15) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 3.49, SD = 1.10), t(85) = -0.225, p = .412; n.s. 8.4
Hypothese 3
Hypothese 3 (drop-outs hebben een significant externere attributie/’locus of control’ dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items:
IK KAP ERMEE
36
•
•
‘Als ik slechte punten haal(de), lag/ligt dat aan de school en niet aan mij.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent sample t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.28, SD = 1.00) dan respondenten die nog steeds op de opleiding zitten (M = 2.45, SD = 0.98), t(86) = -0.787, p = .217; n.s. ‘Als ik straf kreeg/krijg, kon/kan ik daar meestal eigenlijk helemaal niks aan doen.’ De resultaten van deze stelling zijn voor drop-outs en deelnemers gelijk (M = 2.38, SD = 1.14 respectievelijk 1.06). ‘Ik heb het zelf onder controle of ik mijn opdrachten op tijd af heb.’ De resultaten van deze stelling laten een significant effect zien, maar wel in de tegengestelde richting van de verwachtingen. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn zonder diploma zijn het meer eens met deze stelling (M = 4.29, SD = 1.14) dan respondenten die nog steeds op de opleiding zitten (M = 3.88, SD = 1.04), t(84) = 1.758, p = .041. (Grafiek 8.1) 70 60 50 40 30
Conditie
20
Percent
•
Schoolverlater
10
Deelnemer
0
s en le aa ns m le ee he je et be n ee s t ie en tn le ee aa w s m le en he te ie et ni ln aa m le he ng si is M
Grafiek 8.1. Ik heb het zelf onder controle of ik mijn opdrachten op tijd af heb.
RULTATEN STUDIE 2
8.5
37
Hypothese 4
Hypothese 4 (drop-outs laten zich significant negatiever uit over hun thuissituatie dan deelnemers) wordt getoetst aan de hand van de volgende items: • ‘Mijn ouders maakt het eigenlijk niet zo veel uit of ik wel of niet mijn diploma haal.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachtingen, maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog met de opleiding bezig zijn, zijn het meer oneens met deze stelling (M = 1.57, SD = 1.04) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 1.72, SD = 1.05), t(86) = 0.653, p = .258; n.s. • ‘Mijn ouders werden/worden heel kwaad als ik slechte punten haal(de).’ De resultaten van deze stelling laten een significant effect zien, maar wel in de tegengestelde richting van de verwachting. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.05, SD = 1.08) dan respondenten die nog met de opleiding bezig zijn (M = 2.57, SD = 1.17), t(84) = -2.096, p = .02. (Grafiek 8.2) 40
30
20
Conditie
Percent
10
Schoolverlater 0
Deelnemer s en le aa ns m le ee he je et be n ee t ns ie e tn le ee aa w s m le en he te ie et ni ln aa m le he ng si is M
Grafiek 8.2. Mijn ouders werden/worden heel kwaad als ik slechte punten haal(de).
IK KAP ERMEE
38
•
‘Mijn ouders wilden/willen graag weten hoe het met mij ging/gaat op school.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer eens met deze stelling (M = 4.18, SD = 1.25) dan respondenten die nog met de opleiding bezig zijn (M = 4.00, SD = 1.01), t(84) = 0.740, p = .231; n.s. ‘Als het over school gaat, zijn mijn ouders niet zo geïnteresseerd.’ De resultaten van deze stelling laten een significant effect zien, maar wel in de tegengestelde richting van de verwachting. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zit. Respondenten die gestopt zijn zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 1.38, SD = 0.67) dan respondenten die nog met de opleiding bezig zijn (M = 1.80, SD = 1.04), t(82.837) = -2.240, p = .014. (Grafiek 8.3) 80
60
40
Conditie
20
Percent
•
Schoolverlater Deelnemer
0
s en le aa m le ns he ee je et be n ee t s ie en tn le ee w aa m le s he en et te ni ie ln aa m le he
Grafiek 8.3. Als het over school gaat, zijn mijn ouders niet zo geïnteresseerd.
RULTATEN STUDIE 2
•
39
‘Thuis/privé ging/gaat het niet zo goed met mij.’ De resultaten van deze stelling laten een significant effect zien. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer oneens met deze stelling (M = 1.94, SD = 1.34) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 2.46, SD = 1.51), t(85) = 1.706, p = .046. (Grafiek 8.4) 70 60 50 40 30
Percent
20 10 0
Conditie Schoolverlater Deelnemer
s en le aa ns m le ee he je et be n ee s t ie en tn le ee aa w s m le en he te ie et ni ln aa m le he ng si is M
Grafiek 8.4. Thuis/privé ging/gaat het niet zo goed met mij. 8.6
Hypothese 5
Hypothese 5 (drop-outs hebben significant negatievere eerdere schoolervaringen dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items: • ‘Op de middelbare school haalde ik slechte cijfers.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer oneens met deze stelling (M = 1.73, SD = 1.19) dan respondenten die met de opleiding gestopt zijn zonder hun diploma te behalen (M = 1.87, SD = 1.04), t(85) = 0.549, p = .292; n.s.
IK KAP ERMEE
40
•
•
•
8.7
‘Op de middelbare school werd ik gepest.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer oneens met deze stelling (M = 1.55, SD = 1.02) dan respondenten die met de opleiding zijn gestopt zonder diploma (M = 1.74, SD = 1.37), t(86) = 0.755, p = .226; n.s. ‘Op de middelbare school kon ik goed leren.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachtingen, maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met de stelling (M = 4.10, SD = 0.92) dan respondenten die met de opleiding gestopt zijn zonder diploma (M = 3.86, SD = 0.98), t(84) = -1.154, p = .126; n.s. ‘Op de middelbare school ben ik niet één keer blijven zitten en heb ik ook een diploma gehaald.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met de stelling (M = 4.02, SD = 1.54) dan respondenten die met de opleiding gestopt zijn zonder het diploma te behalen (M = 3.78, SD = 1.78), t(84) = -0.418, p = .339; n.s. Hypothese 6
Hypothese 6 (drop-outs laten zich significant negatiever uit over hun docenten dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items: • ‘Ik kon/kan met de meeste docenten goed overweg.’ De resultaten van deze stelling laten een marginaal significant effect zien. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met de stelling (M = 3.69, SD = 1.03) dan respondenten die met de opleiding gestopt zijn zonder het diploma te behalen (M = 3.31, SD = 1.38), t(68.285) = -1.457, p = .075; marginaal significant. • ‘Met de meeste docenten had/heb ik bijna niks.’ De resultaten van deze stelling laten een significant effect zien. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer eens met de stelling (M = 3.47, SD = 1.35) dan respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn (M = 2.94, SD = 1.28), t(85) = 1.886, p = .032. (Grafiek 8.5)
RULTATEN STUDIE 2
41
40
30
20
Percent
10
Conditie Schoolverlater
0
Deelnemer s en le aa ns m le ee he je et be n ee s t ie en tn le ee aa w s m le en he te ie et ni ln aa m le he ng si is M
Grafiek 8.5. Met de meeste docenten had/heb ik bijna niks. •
•
‘Mijn leraren hadden/hebben het beste met mij voor.’ De resultaten van deze stelling laten een marginaal significant effect zien. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn, zijn het meer eens met de stelling (M = 3.57, SD = 1.04) dan respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma (M = 3.11, SD = 1.54), t(61.914) = -1.605, p = .057; marginaal significant. ‘Ik word automatisch boos als ik aan mijn leraren denk.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen, maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die met de opleiding zijn gestopt zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.26, SD = 1.56) dan respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn (M = 2.33, SD = 1.18), t(60,327) = -0.222, p = .413; n.s.
IK KAP ERMEE
42
8.8
Hypothese 7
Hypothese 7 (drop-outs laten zich significant negatiever uit over de begeleiding dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items: • ‘Wanneer het niet goed met mij ging/gaat, werd/wordt dat op school altijd wel door iemand van het personeel opgemerkt.’ De resultaten van deze stelling laten een significant effect zien. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die met de opleiding zijn gestopt zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.21, SD = 1.28) dan respondenten die nog steeds met de opleiding bezig zijn (M = 2.71, SD = 1.24), t(85) = -1.854, p = .034. (Grafiek 8.6) 50
40
30
20
Percent
Conditie 10 Schoolverlater 0
Deelnemer
s en le aa ns m le ee he je et be n ee s t ie en tn le ee aa w s m le en he te ie et ni ln aa m le he ng si is M
Grafiek 8.6. Wanneer het niet goed met mij ging/gaat, werd/wordt dat op school altijd wel door iemand van het personeel opgemerkt. •
‘Als het niet goed ging/gaat met mij, wist/weet ik eigenlijk niet zo goed bij wie ik hier op school aan zou moeten kloppen.’ De resultaten van deze stelling laten een marginaal significant effect zien, maar wel in de tegengestelde richting van de verwachtingen. Een t-toets (independent sam-
RULTATEN STUDIE 2
•
•
•
•
•
43
ples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.51, SD = 1.62) dan respondenten die nog steeds op de opleiding zitten (M = 2.94, SD = 1.39), t(86) = -1.327, p = .094; marginaal significant. ‘Als ik vragen had/heb over mijn opleiding, wist/weet ik bij wie ik moest/moet zijn.’ De resultaten van deze stelling laten een marginaal significant effect zien. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds op de opleiding zitten, zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.57, SD = 1.02) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 3.13, SD = 1.47), t(65,092) = -1.599, p = .058; marginaal significant. ‘Als ik een vraag had/heb, werd/word ik bijna altijd van de ene persoon naar de andere verwezen, maar een echt antwoord kreeg/krijg ik niet.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds op de opleiding zitten, zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.33, SD = 1.27) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 3.15, SD = 1.44), t(86) = -0.598, p = .276; n.s. ‘Ik vind dat ik op de opleiding Handel & Marketing goed begeleid werd/word.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma, zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.58, SD = 1.35) dan respondenten die nog steeds op de opleiding zitten (M = 2.78, SD = 1.18), t(85) = -0.725, p = .235; n.s. ‘Ik werd/word veel te vrij gelaten, het maakt niemand echt iets uit of ik mijn werk wel af had/heb.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.32, SD = 1.38) dan respondenten die nog steeds bezig zijn met de opleiding (M = 3.24, SD = 1.20), t(84) = 0.284, p = .388; n.s. ‘Ik zou graag wat meer feedback (gehad) hebben.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds op de opleiding zitten, zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.63, SD = 1.09)
IK KAP ERMEE
44
dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 3.36, SD = 1.33), t(86) = -1.061, p = .146; n.s. 8.9
Hypothese 8
Hypothese 8 (drop-outs laten zich significant negatiever uit over hun (ex)medeleerlingen dan deelnemers) is getoetst aan de hand van de volgende items” • ‘Mijn medeleerlingen zorg(d)en ervoor dat ik mij prettig voel(de) op school.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de richting van de verwachting maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples ttest) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds op de opleiding zitten, zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.86, SD = 0.98) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 3.56, SD = 1.27), t(69,923) = -1.185, p = .12; n.s. • ‘Met de meeste van mijn medeleerlingen had/heb ik weinig contact.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 2.62, SD = 1,48) dan respondenten die nog steeds op de opleiding zitten (M = 2.79, SD = 1.22), t(85) = -0.609, p = .272; n.s. • ‘Ik had/heb geen behoefte om in de pauze bij mijn medeleerlingen te gaan zitten, daar had/heb ik geen zin in.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma zijn het meer oneens met deze stelling (M = 1.76, SD = 1.28) dan respondenten die nog steeds op de opleiding zitten (M = 1.81, SD = 1.10), t(84) = -0.192, p = .425; n.s. • ‘Met mijn klasgenoten had/heb ik altijd veel plezier.’ De resultaten van deze stelling laten een significant effect zien. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds op de opleiding zitten zijn het meer eens met deze stelling (M = 4.16, SD = 0.97) dan respondenten die gestopt zijn met de opleiding zonder diploma (M = 3.71. SD = 1.23), t(85) = -1.926, p = .029. (Grafiek 8.7)
RULTATEN STUDIE 2
45
50
40
30
20
Percent
Conditie 10 Schoolverlater 0
Deelnemer
s en le aa ns m le ee he je et be n ee s t ie en tn le ee aa w s m le en he te ie et ni ln aa m le he ng si is M
Grafiek 8.7. Met mijn klasgenoten had/heb ik altijd veel plezier. •
‘Bij ons in de klas zaten/zitten echt van die kliekjes, we vorm(d)en niet echt één hechte groep.’ De resultaten van deze stelling wijzen in de tegengestelde richting van de verwachtingen maar zijn niet significant. Een t-toets (independent samples t-test) met de factor conditie als onafhankelijke variabele en de stelling als afhankelijke variabele laat dit zien. Respondenten die nog steeds op de opleiding zitten zijn het meer eens met deze stelling (M = 3.04, SD = 1.46) dan respondenten die gestopt zijn zonder diploma (M = 3.03, SD = 1.55), t(83) = -0.050, p = .481; n.s
9
Discussie Studie 2
9.1
Hypothese 1a/1b
De verwachting dat bij drop-outs minder aan hun verwachtingen over de opleiding is voldaan dan bij deelnemers (Hypothese 1a) wordt voor een gedeelte ondersteund, maar kan echter op significantieniveau niet worden aangenomen. Bijna alle resultaten wijzen in de richting van de verwachting, ze zijn echter geen van allen significant. Één stelling wees in de richting van het tegenovergestelde, deelnemers vonden sterker dan drop-outs dat de lessen niet in elkaar zaten zoals ze hadden verwacht. Wel valt op dat zowel drop-outs als deelnemers op ieder item gerelateerd aan deze hypothese, antwoorden dat er niet aan hun verwachtingen is voldaan. De verwachting dat bij drop-outs minder aan hun verwachtingen over het toekomstperspectief is voldaan dan bij deelnemers (Hypothese 1b) moet worden verworpen. Alle resultaten zijn niet significant en wijzen allemaal in de tegengestelde richting van de verwachting. Het is echter niet zo dat bij deelnemers niet aan hun verwachtingen over het toekomstperspectief is voldaan, en bij drop-outs wel. Beide groepen geven aan dat er wel aan hun verwachtingen over het toekomstperspectief is voldaan, drop-outs geven dit nochtans wat sterker aan. 9.2
Hypothese 2
De verwachting dat drop-outs minder gemotiveerd zijn dan deelnemers (Hypothese 2) moet ook worden verworpen. De resultaten van de items zijn geen van allen significant en wijzen ook verschillende richtingen uit. Het is dus niet zo dat drop-outs een veel hogere of lagere motivatie hebben om hun best te doen voor school dan deelnemers. 9.3
Hypothese 3
De verwachting dat drop-outs een externere attributie/’locus of control’ hebben dan deelnemers moet worden verworpen. Het is zelfs andersom. Dropouts geven sterker dan deelnemers aan zelf controle te hebben over hun opdrachten en geven de schuld aan zichzelf en niet aan de school wanneer zij slechte punten halen. Wel moet gezegd worden dat ook deelnemers een interne attributie/’locus of control’ hebben, deze is bij drop-outs echter sterker. 9.4
Hypothese 4
De verwachting dat drop-outs thuis slechter gesteund worden dan deelnemers wordt niet ondersteund. Er zijn significante effecten die zowel aanwijzen dat de ouders van drop-outs minder geïnteresseerd zijn in school dan de
IK KAP ERMEE
48
ouders van deelnemers, als dat het met drop-outs thuis/privé beter gaat dan met deelnemers. Hypothese 4 moet dus worden verworpen. Wel valt op dat zowel drop-outs als deelnemers over alle items gerelateerd aan de thuissituatie een positieve gemiddelde evaluatie hebben. 9.5
Hypothese 5
De verwachting dat drop-outs negatievere eerdere schoolervaringen hebben dan deelnemers (Hypothese 5) moet ook worden verworpen. Niet alleen zijn de resultaten geen van allen significant, de resultaten van alle items wijzen tevens uit dat geen van beide groepen negatieve eerdere schoolervaringen heeft. Deelnemers kijken slechts iets positiever terug op die tijd dan dropouts. 9.6
Hypothese 6
De verwachting dat drop-outs zich negatiever over hun docenten uitlaten dan deelnemers wordt door de resultaten ondersteund, Hypothese 6 kan worden aangenomen. Deelnemers geven aan beter met de docenten overweg te kunnen en meer het idee te hebben dat de docenten het beste met hen voor hebben dan drop-outs. Drop-outs geven op hun beurt aan minder met de meeste docenten te hebben dan deelnemers. 9.7
Hypothese 7
De verwachting dat drop-outs zich negatiever over de begeleiding op school uitlaten dan deelnemers wordt gedeeltelijk ondersteund. Drop-outs geven sterker dan deelnemers aan dat, wanneer het niet goed ging met hen, dit niet altijd door het personeel werd opgemerkt. Ook geven drop-outs aan dat ze minder goed wisten dan deelnemers waar ze moesten zijn met vragen over de opleiding. Drop-outs geven echter ook aan dat zij beter dan deelnemers wisten bij wie ze moesten zijn wanneer het niet goed met hen ging. De rest van de resultaten zijn niet significant. Samengevat wordt Hypothese 7 dus bevestigd. Verder valt op dat zowel deelnemers als drop-outs bij haast alle items gerelateerd aan de begeleiding gemiddeld een negatief oordeel vellen. 9.8
Hypothese 8
De verwachting dat drop-outs zich negatiever uitlaten over hun medeleerlingen dan deelnemers (Hypothese 8) moet worden verworpen. Er is slechts één significant resultaat, bij het item: ‘Met mijn klasgenoten had ik altijd veel plezier.’ Hier zijn drop-outs echter niet negatief over, zij zijn slechts iets minder positief dan deelnemers. Bij de rest van alle (niet significante) items zijn deelnemers slecht één keer positiever over hun medeleerlingen dan dropouts. Overigens zijn bij alle items beide groepen niet één keer echt negatief over hun medeleerlingen.
DISCUSSIE STUDIE 2
9.9
49
Bijzonderheden
Samengevat kan worden gezegd dat drop-outs vooral verschillen van deelnemers op het gebied van docenten en begeleiding. Verder wijst dit onderzoek uit dat de oorzaak van voortijdig schoolverlaten niet moet worden gezocht in de omgang met medeleerlingen, de verwachtingen over het toekomstperspectief, eventuele (negatieve) eerdere schoolervaringen, een externe attributie/’locus of control’, een verminderde motivatie of het gebrek aan ondersteuning van thuis uit. Wel kan nog worden aangevoerd dat de verwachtingen over de opleiding ook meespelen, de resultaten waren hiervoor echter niet significant. Dit zou kunnen komen door de kleine onderzoekspopulatie. Ondanks dat er 340 enquêtes de deur uit zijn gegaan naar drop-outs, zijn er maar 39 ingevuld geretourneerd. Wat ook opvalt zijn de soms slechte tot zeer slechte evaluaties die de leerlingen geven. De verschillen zijn weliswaar niet significant, maar het mag niet over het hoofd worden gezien dat zowel drop-outs als deelnemers gemiddeld de lessen heel anders ondervonden dan dat zij hadden verwacht hoe deze zouden zijn. 9.10
SERVQUAL model
In relatie tot het SERVQUAL model kan worden gezegd dat door de twee Scholen van het ROC wellicht niet aan de verwachtingen van de drop-outs is voldaan. Het zou zo kunnen zijn dat de drop-outs een bepaalde verwachting hadden van de docenten en begeleiding en dat de School heeft gefaald hieraan te voldoen. Ook de oorzaak hiervan zou in gap 1 van het SERVQUAL model kunnen liggen (de consument verwacht iets anders van de dienst dan wat de organisatie dénkt dat de consument verwacht). De drop-outs verwachtten structurele begeleiding en betrokken docenten. Het ROC kwam juist met het Eindhovens model, wat veel zelfstandigheid van de deelnemers vraagt. 9.11
Suggesties voor vervolgonderzoek
Daarnaast is het raadzaam zich bij vervolgonderzoek te concentreren op de factoren die van belang zijn gebleken in dit onderzoek, dus de docenten, begeleiding en eventueel de verwachtingen over de opleiding.
10 Algemene discussie 10.1
Studie 1 en Studie 2
In Studie 1 is onderzocht welke factoren van invloed zijn op voortijdig schoolverlaten. Gebleken is dat drop-outs vooral ontevreden zijn over de verwachtingen over de opleiding en het toekomstperspectief waar niet aan voldaan is, de docenten en het gebrek aan structurele begeleiding. Deze ontevredenheid leidt naar eigen zeggen tot een verminderde motivatie en uiteindelijk tot drop-out. Daarna is in Studie 2 onderzocht of drop-outs significant verschillen van deelnemers op de factoren die in Studie 1 aan bod zijn gekomen. Hier kwam naar voren dat drop-outs verschillen van deelnemers op het gebied van de evaluatie van docenten en begeleiding. Ook de verwachting over de opleiding waar al dan niet aan voldaan is wijst in die richting. Het verschil in de bevindingen van deze studies zit in de verwachtingen over het toekomstperspectief. Waar de drop-outs van de School voor Mode erg ontevreden waren over de mogelijke banen die zij konden krijgen met die opleiding, zijn de drop-outs en de deelnemers van de School voor Handel en Marketing hier gemiddeld redelijk positief over. Dit zou kunnen komen door het feit dat op de School voor Mode al vanaf het begin gewaarschuwd wordt dat de deelnemers niet de illusie moeten hebben dat zij een beroemde modeontwerper zullen worden maar waarschijnlijk terecht zullen komen in de confectie-industrie. Dit terwijl op de School voor Handel en Marketing niet ‘gewaarschuwd’ wordt voor een bepaalde beroepstak. 10.2
Commentaar deelnemers
Het vermoeden bestaat dat de deelnemers en drop-outs blij waren dat zij hun ei kwijt konden over de gang van zaken op het ROC. Zowel tijdens de diepte-interviews, tijdens het uitdelen en ophalen van de vragenlijsten bij de deelnemers en aan de hand van het extra opmerkingenblad aan het eind van de enquête werd opgemerkt dat er veel onvrede bestaat over de aanpak van de school. De deelnemers klaagden mondeling nog over het feit dat er geen echte lessen meer gegeven werden. Zij vertelden dat ze opdrachten kregen die zij binnen bijvoorbeeld tien weken af moeten hebben. Naar eigen zeggen waren deze opdrachten ook in de helft van de tijd te doen, en zaten ze dus de helft van de tijd te niksen. Ook is schriftelijk nog een keer aangegeven door een respondent dat hij/zij het erg fijn vond dat ze de enquête in had mogen vullen. Eén respondent heeft zelfs per e-mail nog verdere informatie gegeven over wat hij/zij beter had willen zien in de periode bij het ROC.
IK KAP ERMEE
52
10.3
Aanbevelingen
Duidelijk is dat bij de Scholen voor Handel & Marketing en Mode gewerkt moet worden aan de begeleiding die de docenten geven aan de deelnemers. De begeleiding die nu gegeven wordt is niet per definitie slecht, maar vooral onvoldoende. Het Eindhovens model is weliswaar niet ingericht op de ouderwetse manier van lesgeven, maar wanneer deelnemers zelf aangeven dat zij te veel tijd krijgen voor de opdrachten, veel te vrij gelaten worden en meer feedback zouden willen, wordt het tijd om aan deze behoeftes te voldoen. Een goede start zou zijn om als instelling eens met een groep deelnemers bij elkaar gaan zitten, om de gang van zaken te evalueren. De vraag is groot naar betrokkenheid en controle van de docenten. Deelnemers hebben het idee dat zij aan hun lot over worden gelaten en hebben behoefte aan een docent die eens uit zichzelf vraagt naar de vorderingen. Ook zegt men er niet mee om te kunnen gaan dat er weinig consequenties aan absentie kleven. Een simpel systeem wat op veel middelbare scholen wordt gehanteerd zou misschien een oplossing zijn: de spijbelende deelnemer de gemiste tijd dubbel in laten halen. Ook is het bij beide Scholen van belang dat er geen valse verwachtingen worden geschapen. Wees vooraf duidelijk over de manier van lesgeven, laat daar geen twijfel over bestaan. Leg toekomstige deelnemers uit wat het Eindhovens model inhoudt en wat daarvan de consequenties voor henzelf zijn. Vertel dat van hen een hoge mate van zelfstandigheid wordt verwacht. Iets lastiger wordt het bij de verwachtingen over het toekomstperspectief, iets wat vooral speelt bij de School voor Mode. De vooruitzichten waarvoor wordt gewaarschuwd zijn reëel en de meeste deelnemers zullen ook geen topdesigner worden. Hierover wordt dus niet gelogen. Maar de opleiding hoeft door de voorlichters zelf ook niet de grond in geboord te worden, probeer de deelnemers toch te blijven motiveren. Wat ook een oplossing zou kunnen zijn is deelnemers zo vroeg mogelijk in te lichten over deze perspectieven, nog voor zij zich daadwerkelijk aangemeld hebben. Wanneer dit pas wordt gemeld als zij al voor de opleiding gekozen hebben, komt dit als mosterd na de maaltijd. Door tijdens open dagen en voorlichtingsavonden al voor te waarschuwen is de kans groot dat het aantal aanmeldingen afneemt, maar hier pikt men er wel mogelijke drop-outs mee uit. 10.4
Belang onderzoek
De resultaten van dit onderzoek kunnen ook van belang zijn voor het verdere (middelbare beroeps-) onderwijs in Nederland. Niet alleen de Scholen voor Handel & Marketing en Mode kampen met een te hoge uitval. Het is regelmatig in het nieuws dat steeds meer jongeren stoppen met hun opleiding zonder dat zij het diploma hebben behaald. Vooral op mbo-scholen is dit een steeds groter wordend probleem. Scholen die kampen met een hoog percentage schoolverlaters, zouden eens kunnen kijken naar de begeleiding die aan de deelnemers gegeven wordt. Is het de leerlingen duidelijk wat er van hen verwacht wordt? Is de
ALGEMENE DISCUSSIE
53
begeleiding structureel? Controleren de docenten zelf ook nog werk, of is er alleen nog maar contact wanneer de deelnemer vragen heeft? Is er terugkoppeling naar de deelnemers? En wat wordt daar mee gedaan? De omgang tussen docenten en deelnemers ligt in het verlengde hiervan. Zijn de docenten wel geïnteresseerd? Geven zij de deelnemers het gevoel dat het écht wel iets uitmaakt of zij hun opdrachten in orde hebben? Weten de deelnemers dat de docenten er voor hen zijn als dat nodig is? Worden de deelnemers niet te vrij gelaten? Scholen die kampen met te veel voortijdige schoolverlaters zouden zich deze vragen moeten stellen om er achter te komen wat daar nou precies de oorzaak van is.
Literatuurlijst Antonides, G., & Van Raaij, W.F. (1998). Consumer behaviour: A Europeaperspective. Chichester: Wiley. Hardre, P.L., & Reeve, J. (2003). A motivational model of rural students’ intentions to persist in, versus drop out of high school. Journal of Educational Psychology, 95, p. 347-356. Janosz, M., LeBlanc, M., Boulerice, B., & Tremblay, R.E. (1997). Disentangling the weight of school drop-out predictors: A test on two longitudinal samples. Journal of Youth and Adolescence, 26, p. 733-762. Reeve, J., Bolt, E., & Cai, Y. (1999). Autonomy-supportive teachers: How they teach and motivate students. Journal of Educational Psychology, 91, p. 537-548. Zeithaml, V., & Bitner, M.J. (1996). Services Marketing. New York: McGrawHill.Literatuurlijst Internet Centraal Bureau voor de Statistiek, www.cbs.nl, 2006. Centraal Planbureau, http://www.cpb.nl/nl/news/2006_06.html, 08 februari 2006. Het Platform Beroepsonderwijs, http://www.hetplatformberoepsonderwijs.nl/dowloads/Eindhovens_model_.p df, juni 2006 Van Dale Taalweb, http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=motivatie, januari 2006. Wikipedia, The Free Encyclopedia, http://en.wikipedia.org/wiki/Locus_of_control, januari 2006.
Bijlagen Bijlage 1
Tilburg, 15 februari ’06 Hallo …, Ik ben Suzanne Seuntjens en ik studeer aan de Universiteit van Tilburg. Om mijn opleiding af te sluiten, doe ik onderzoek voor het ROC in Eindhoven. Volgens mijn informatie heb jij daar op school gezeten, maar ben je ondertussen gestopt. Hierover zou ik je graag een keer willen interviewen. Het ROC wil namelijk graag van iedere oud-leerling weten waarom ze vroegtijdig zijn gestopt, zodat ze hier iets aan kunnen doen. Hopelijk komt het dan in de toekomst minder vaak voor. Ik zal je binnen een paar dagen een keertje bellen om te vragen wat je hier van vindt en om misschien een afspraak te maken. Als je vragen of opmerkingen hebt mag je me altijd bellen of e-mailen. Met vriendelijke groet, Suzanne Seuntjens.
[email protected] 06 – 11 22 87 91
IK KAP ERMEE
58
Bijlage 2 Checklist School voor Mode Hallo, mijn naam is Suzanne Seuntjens. Zoals we hebben afgesproken zal ik vandaag een gesprekje met je hebben over je (oude) school, het ROC in Eindhoven. Het is geen toets of proefwerk, er zijn geen goede of foute antwoorden. Ik wil gewoon graag weten wat jij vindt. Als je iets niet snapt, een bepaald woord of een vraag bijvoorbeeld, moet je het gewoon zeggen. Dan zal ik proberen om het je wat beter uit te leggen. Het interview is anoniem. Dat betekent dat je naam nergens op komt te staan. Je hoeft dus niet bang te zijn dat iemand erachter kan komen wat jij gezegd hebt. Is dit allemaal duidelijk zo? Dan zullen we nu beginnen. •
Verwachtingen over opleiding zelf. o Wat waren je verwachtingen over de opzet van de lessen, stof die geleerd moet worden, manier van toetsen, theorie/praktijk/stage en het open leercentrum? Hoe was de voorlichting van de school? Wat hebben ze je ‘beloofd’? En heeft het uiteindelijk aan je verwachtingen voldaan? Zo nee, wat was er dan anders?
•
Verwachtingen over toekomstperspectief. o Welke verwachtingen had je over het type baan dat je met deze opleiding kan krijgen, de kans op een baan, de doorgroeimogelijkheden? Heb je nog steeds dezelfde verwachtingen? Zo nee, wat heb je bij moeten stellen?
•
Motivatie o Heb/had je er zin in? Ga/ging je graag naar school? Moet/moest je vaak aangespoord worden om naar school te gaan? Waarom ga/ging je eigenlijk naar school?
•
Attributie (‘locus of control’) o Wie is/was er volgens jou verantwoordelijk voor hoe het met jou gaat/ging op school? Wie kan/kon er iets veranderen?
•
Thuissituatie o Hoe gaat het thuis? Wordt/werd je thuis gemotiveerd om naar school te gaan? Hoe reageren/reageerden ze thuis als je slechte punten haalt/haalde of te veel afwezig bent/was? Vinden ze het thuis belangrijk dat je naar school gaat?
BIJLAGEN
59
•
Eerdere schoolervaringen o Hoe ging het op de middelbare school? Of op de opleiding die je hiervoor hebt gedaan? Heb je daar je diploma gehaald? Ben je daar blijven zitten? Hoe vaak? Hoe waren je punten? Was je vaak afwezig?
•
Docenten o Wil je zeggen welke leraren je hebt/had? Wat vind/vond je van hen? Wat doen/deden ze als er iets met je is/was? Zijn/waren ze ondersteunend of juist heel dominant?
•
Begeleiding o Hoe wordt/werd je begeleid in je loopbaan? Wat voor soort begeleiding is/was er beschikbaar (mentor, loopbaanbegeleider) en waar heb je gebruik van gemaakt? Waar kun je terecht voor klachten? Voor de uitvallers: zijn er gesprekken geweest naar aanleiding van je keuze om te stoppen met de opleiding? Wat is er gedaan aan het feit dat je wilde stoppen?
•
Medeleerlingen o Hoe zit/zat het met je medeleerlingen? Wat vind/vond je van hen? Kun/kon je er goed mee overweg? Heb/had je veel vriend(inn)en op school?
•
Locatie o Wat vind/vond je van de locatie van de School voor Mode? Wat vind/vond je van de omvang/grootte/plaats in het gebouw? Zou je graag iets anders zien/gezien hebben? Zo ja, wat?
•
Overig o
Is er verder nog iets dat je kwijt wilt naar aanleiding van ons gesprek?
Dat was het. Heel erg bedankt voor je medewerking!
60
IK KAP ERMEE
Bijlage 3 Matrix Uitvallers
Verwachtingen over opleiding zelf
Antwoorden van de respondenten 1. Veel praktijklessen, ook een gedeelte theorie erbij. Over het algemeen meer praktijk dan theorie, achter de naaimachine zitten, patronen tekenen. Proefwerkweek: alle proefwerken van de vakken die je krijgt, en dan 2-3 weken voor te leren. Stage was allemaal nieuw voor mij, ik heb wel stage gelopen op mijn vorige school, maar dat was meer in een gewone winkel, Bart Smit, Piet Kerkhof. Was hartstikke leuk. Ik wist dat het voor deze opleiding meer in een productiebedrijf zou zijn. Dus een bedrijf waar kleding wordt gemaakt van het begin tot eind. Het voldeed dus aan mijn verwachting. De voorlichting op mijn ouwe school was heel negatief over deze opleiding. Ik zal geen namen noemen. Gewoon hard werken, de mensen moesten niet verwachten dat je hier op deze school modeontwerper zou kunnen worden. Dat was ook niet mijn verwachting, maar ja gewoon in mijn ogen heel negatief. Maar ik vond het al die jaren dat ik hier heb gezeten reuze meevallen. De voorlichting was wel reëel maar te negatief. Ik verwachtte sowieso niet dat ik met deze opleiding modeontwerper zou kunnen worden, maar meer een soort vooropleiding voor het hbo waarmee je je verder kunt ontplooien. Over het algemeen heeft alles wel aan mijn verwachtingen voldaan, ik had voor mezelf wel een juist beeld, achteraf gezien. Alleen de voorlichting was te negatief. 2. Ik vond het heel erg tegenvallen, ik wou eigenlijk de grafische kant op maar ik was daar niet aangenomen. En ik vond mode al wel heel leuk want ik wilde wel verder in mode gaan. Ik deed op het vmbo ook al mode, twee jaar. Maar deze opleiding zag ik in de boekjes staan, dus die ging ik lezen en ik ging naar de open dag. Op een gegeven moment had ik me dus ingeschreven alleen ja hoe het in het boekje stond en wat we werkelijk kregen dat was voor mijn gevoel anders. Echt heel veel naaien en ik snap ook wel je moet,
BIJLAGEN
61
voordat je weet wat je kan tekenen moet je het eerst kunnen maken, das heel logisch. Maar het eerste wat ze zeiden toen wij binnen kwamen hier op de eerste dag van: ‘Kijk maar goed rond van de buurvrouw of buurman naast je die zit er na de kerst niet meer.’ Was heel gek, das gewoon niet motiverend, als vanaf het begin niet. In de boekjes werd heel leuk gedaan, heel uitnodigend, en toen dacht ik echt van: ‘Ja das echt iets voor mij om te doen.’ Maar toen ik hier kwam dacht ik: ‘Nee das echt niks voor mij!’ Ze deden echt heel negatief in het begin, over de klas, dat de helft met de kerstvakantie weg zou zijn en zo. Dat vond ik echt heel gek, en heel mensen vonden dat. Toen dacht ik van: ‘Ja, hallo, het is de eerste dag! Wat moet je dan denken?’ Er waren ook wel leuke lessen, zoals vormgeven, dat vond ik echt een leuke les. Maar zoiets als textielkennis bijvoorbeeld, dat was zoiets waar je helemáál geen zin in had, dat was helemáál niet leuk. Ik er nooit bij stilgestaan dat het echt zulke lessen zouden zijn, dat had ik nooit verwacht. Ook omdat ze het vooral in dat boekje hadden over ontwerpen, dacht ik: ‘Oh we gaan veel tekenen.’ Maar dat was echt maar één uur in de week en naaien deed je bijvoorbeeld echt een dag van negen tot vijf, dat je echt gewoon achter het naaimachine zat. Op zich was dat niet erg, want op een gegeven moment ging je ook een modeshow lopen en dan mocht je zelf een broek maken. Maar wat we van hun moesten maken dat waren echt taillerokken of taillebroeken. Das niet leuk om te maken, omdat dat niet echt met de mode is, dat spreekt je niet echt aan. Als iemand zegt: ‘Maak maar een taillerok, dan denk je: “Ja maar die doe ik toch niet aan!”’ Dat is niet leuk. Maar als je deze opleiding twee jaar deed dan had je het niveau van twee, en als je ‘m vier jaar deed, dan had je pas het niveau van vier. Ik snapte dat nooit zo heel goed. Want ik werd aangenomen op niveau vier, terwijl ik eigenlijk niveau twee had als ik na twee jaar zou stoppen. Terwijl ik niet niveau twee had, maar vier, maar daar moest je dus vier jaar voor studeren. Dat was niet echt duidelijk voor mij. Misschien dat ik het echt niet leuk vond omdat het ook niet mijn eerste keuze was. Juist om-
IK KAP ERMEE
62
3.
4.
dat ik echt in dat boekje zag staan van tekenen en ontwerpen, dacht ik: ‘Ja das wel leuk.’ Toen ging ik dit doen, maar ja toen moesten we zo veel naaien, dan vond ik gewoon echt niet leuk. En ze hadden het ook over Polen en zo, ja dat klinkt gewoon écht niet leuk! Het was gewoon echt niks voor mij! De voorlichting was op zich wel goed, ik ben op de open dag geweest en op internet. Er wordt wel duidelijk verteld wat de opleiding inhoudt, ik had alleen een heel ander beeld ervan. Ik dacht dat het meer creatief met dingen bezig zijn was. Het is nu vooral heel erg veel naaien en coupetekenen, en dat was echt niks voor mij. Ik ben meer van het tekenen en ontwerpen en niet echt van het maken daarvan. Ik denk dat het beeld is gevormd door een combinatie van wat mijn decaan op de middelbare school mij heeft verteld en wat het ROC aangaf. Ik heb een beroepskeuzetest gedaan op de middelbare school en toen ben ik met mijn decaan gaan zoeken naar een opleiding met mode en dit was het enige. Zij heeft mij geholpen en zei: ‘Dit is degene die het meest creatief is.’ En ik denk dat ik van daaruit dat beeld heb gekregen. In de eerste week heb ik niet zo veel problemen gehad met het feit dat het zoveel naaien was, maar ik heb er gewoon geen aanleg voor. Ook niet voor het coupetekenen, dat moet heel precies. Dus op een gegeven moment ga je heel erg… Nee het was echt niks voor mij. Op een gegeven moment stond het me tegen. Misschien kan de school erbij vermelden hoeveel lesuren per week alles is. Want je weet van te voren wel welke vakken je hebt, maar je weet niet wat de verdeling is. Want dat had ik inderdaad wel, dat ik dacht dat het minder naaien was, terwijl je dat vier of vijf uur achter elkaar hebt. Ik heb eerst het Grafisch Lyceum gedaan in Roermond. Daarna wilde ik iets in de mode gaan doen. Ze vertelden dat dat op ’t Grafisch in Eindhoven kon, maar dat kon dus niet. Daar heb ik toen wat certificaten gehaald en daarna ben ik bij het ROC terecht gekomen. De voorlichting was goed zover ik me kan herinneren. Ze vertelden iets over de vakken, hoe het allemaal in z’n werk ging en ook algemene zaken. Ja voldoende om te
BIJLAGEN
5.
6.
63
weten wat er speelt en wat ik moest doen. Toen ik hier kwam klopte het wel, maar ik had er voor mezelf een ander idee over. Het was veel met naaimachines en zo. Niet dat ik daar problemen mee heb maar mijn reden waarom ik hier weg ben gegaan is ook anders dan die van de meeste mensen. Ik kreeg een aanbieding om in een grafisch bedrijf te gaan werken. Dat was bijna helemaal rond en ik was al uitgeschreven bij mijn school en toen ging dat bedrijf failliet. Ik wil nu ook niet meer terug, de opleiding die ik nu doe bevalt me goed. Ik vind dat ik over het feit dat we veel achter de naaimachine zouden zitten niet genoeg ben ingelicht, maar ik ben ook niet naar de open dag geweest of zo. Ik heb me gewoon ingeschreven. Mijn interesse lang toen wel bij de mode, en dit was toch de enige opleiding in de omgeving die daar echt iets mee deed. En toen ben ik es gaan rondkijken en naar open dagen geweest en zo, en toen dacht ik: ‘Ja dit is wel een leuke school om mode te gaan volgen.’ Toen ik hier kwam was het in het begin nog best leuk en goed en ook wel een leuke school en ik dacht wel: ‘Hier kan ik nog iets leren’ en zo. Maar na een tijdje was het toch niet wat ik had verwacht dat het zou zijn. Qua lessen ook niet zo en de dingen die we moesten doen, daar had ik eigenlijk iets anders van verwacht. Ik had meer ondersteuning qua leraren verwacht, en dat ze mee zouden denken, maar ze lieten je zo alleen en ze lieten je zo gaan, en dat kan ik niet. Dat kan ik niet zo goed, moeilijk om mee om te gaan. En toen dacht ik: ‘Dit is toch niet helemaal mijn ding.’ Je moet alles zelf uitzoeken, en ik weet ook wel dat je dat moet kunnen, maar ik kon dat gewoon op dat moment niet. Toen had ik zoiets van: als ik hier mee verder ga, dat ga ik gewoon niet halen. De lessen waren ook heel erg creatief en ik ben helemaal niet zo creatief. Ik had het meer algemener verwacht. Met de vragen die ik toen had, daar waren ze een beetje onduidelijk over. Maar dat was met de open dag, dus toen dacht ik: ‘Ja het zal wel druk zijn.’ Dus toen ben ik gewoon begonnen van: ‘Het zal wel.’ Ik wist niet wat ik wou dus toen ben ik van de dingen die mij het meeste aanspraken boekjes
IK KAP ERMEE
64
7.
8.
gaan verzamelen. En deze opleiding sprak mij toen het meest aan. Ik had niet echt veel verwachtingen, het was de eerste keer dat ik op het mbo kwam dus ik wist niet goed wat ik er van kon verwachten. Ik wist wel dat het anders zou zijn. Ik vond het heel spannend, ze waren wel allemaal heel aardig, alle leraren en leerlingen die waren ook wel heel aardig. Ik ben een gevoelsmens, dus ik leef meer op leraren en leerlingen en gebouwen, hoe dat allemaal in elkaar zit dan de opleiding zelf. Ik ben naar de open dag geweest, vanuit mijn andere school kreeg ik al wat foldertjes, dus zodoende ben ik hier terecht gekomen. Ik was vanuit mijn vorige school gewend dat het allemaal puur les was, en hier was het meer individueel opdrachten maken en wel naar de les gaan en dan meer zelfstandigheid dan op de middelbare school. Dat was ik helemaal niet gewend en daar kon ik niet echt goed mee omgaan. Dat was best moeilijk voor mij om aan te wennen. Toen ik hier op school kwam dacht ik van: ‘Oh zo werkt het hier eigenlijk.’ Meer vrijheid en zelf je tijd indelen en zo. Met de voorlichting gaven ze wel aan dat het meer zelfstandig was, maar wat dat precies inhield is mij toen niet duidelijk geworden. De indeling van de lessen vond ik op zich wel prima. Ik heb eerst 4 havo gedaan, toen ben ik blijven zitten. En toen twijfelde ik of ik zou doubleren of mbo zou gaan doen. En ze hadden mij aangeraden om mbo te gaan doen, maar ik twijfelde wel heel erg. Toen heb ik toch hier voor gekozen en daarna had ik spijt eigenlijk. Omdat ik altijd al iets met mode wilde doen ben ik hier uitgekomen, hier in de buurt is verder niet echt een modeopleiding. Dus het was eigenlijk voor de hand liggend dat ik hierheen zou gaan. Ik was niet naar een open dag of zo geweest, maar wel gewoon op internet gekeken en vriendinnen van mij die gingen ook hier heen. Ik dacht echt: mode, styling, fashion, zeg maar. Dat vond ik toch wel een beetje tegenvallen. Gewoon de manier waarop. Het mbo is toch anders in de manier waarop ze je vrijlaten en zo, want ik kwam van de havo af en daar was het: dit en dit moet je doen en daar heb je je aan te houden. Het ergste vond ik, of ja niet het erg-
BIJLAGEN
9.
Verwachtingen over Toekomstperspectief.
1.
2.
3.
65
ste want het was op zich wel fijn, maar als je niet school wou komen, dan kwam je niet, en er was niemand die daar ook maar naar om keek. Dan heb je echt geen discipline. Ik had meer styling en zo verwacht, maar van sommige vakken dacht ik: ja wat heeft dat hier eigenlijk mee te maken? Marketing, logistiek vond ik tegenvallen. Modevormgeving vond ik leuk, zelf collages maken, bezig zijn. Aan het eind van het vierde jaar kregen we zo’n blaadje met vervolgopleidingen, ik wist helemaal niet wat ik wilde gaan doen. En daar zag ik die opleiding op staan, en toen ben ik daar heen gegaan met een vriendin en daar is verder eigenlijk niet veel aan vooraf gegaan. Eigenlijk is wel alles zo als dat ik het had verwacht. Niet dat ik teleurgesteld was. Ik verwachtte dat we kleding zouden gaan maken, en een beetje ontwerpen, gewoon met kleding bezig zijn. En zo was het ook. Ik verwachtte dat mij basiskennis zou worden bijgebracht, om kleding te kunnen maken, het inzicht om te zien of iets wel of niet te maken is. Ik zag het meer als vooropleiding, niet als iets om later een baan mee te vinden. De school heeft aangegeven dat je hiermee naar het hbo kan gaan, of eventueel in een productiebedrijf terecht komen, medewerker in de naaizaal maar dat zie ik persoonlijk niet zo zitten. De school vertelde al dat dat massaproductie was, met z’n allen in een zaal. De school spoorde niet speciaal aan in een bepaalde richting. In de boekjes stond dat je heel veel dingen ging tekenen, en over ontwerpen, en dat vond ik heel leuk. En juist hier zeiden ze: ‘Ja als je denkt dat je modeontwerpster gaat worden of een ontwerper dan heb je het goed mis. Hier waren ze er echt op aan het hameren dat je in een naaiatelier zou gaan werken, en de naaizaal. En ik dacht echt zo van: ‘Hallo, dat wil toch niemand?!’ Ja, dat was echt heel gek, want zoiets stond helemaal niet in het boekje natuurlijk. Veel klasgenoten hadden hetzelfde, van: ‘Ja ik ga dat echt niet doen, daar heb ik echt geen zin in.’ In het boekje stond ook dat je door kon studeren, en er stonden ook wel banen bij. Ook dat er stond ‘naaiatelier’ of zo. Onder de lessen zeiden ze wel: ‘Nou dit en dat
IK KAP ERMEE
66
4.
5.
6.
7.
kun je er bijvoorbeeld mee gaan doen.’ Maar daarvoor was eigenlijk niet echt voorlichting gegeven over je beroep. Ik heb eigenlijk havo gedaan, en na deze studie wilde ik naar de kunstacademie gaan, dus het was een opstapje voor… Ik wilde eigenlijk graag modeontwerpster worden of inkoop of wat dan ook, of styliste of zoiets. Wat mij verteld is, kon je met deze opleiding niet echt de creatieve kant op, maar meer dat je bij de V&D of zo ging werken, en dat je daar ging verstellen of maken of zo. Dat is echt niks voor mij, ik ben niet zo met naaien, ik wil wel echt mijn eigen dingen kunnen doen. Over het beroep hebben ze niet veel gezegd. Ik vond het zwaar tegenvallen zelfs. Voor jezelf ga je je een beeld creëren van waar je terecht kunt komen, en voor mij was dat gewoon niet zo’n fijn beeld. Ik had een beeld van in een atelier. De school had verder over dat onderwerp niet veel te melden, ik heb het beeld zelf gecreëerd. Het begon al zo dat ik toen hier op de open dag kwam en toen wisten ze nog niet of het een drieof vierjarige opleiding zou worden. Dus dat wisten ze zelf toen ook nog niet. En ik heb eigenlijk nooit kunnen zeggen wat ik kan worden met deze opleiding, en dat kan ik eigenlijk nog steeds niet. Daar is het ook niet over gegaan, niet duidelijk genoeg voor mij. Gewoon gelijk begonnen en niet echt uitgelegd wat je nou kunt doen met deze opleiding. Niet dat ik weet in ieder geval. Ik denk dat ik het wel fijner had gevonden als ze daar duidelijker in waren geweest. Als ik die vier jaar af zou hebben, zou ik een eigen bedrijfje kunnen beginnen. Dat vond ik wel gaaf, maar ja dat is dus ook leidinggevend maar dat kan ik dus niet, vind ik zelf. Ze zeiden wel dat het meer een soort basisopleiding was, en dat je hierna wel door kan studeren, maar als je nou echt zou stoppen met school… ze hadden niet echt eh… ja ze vertelden wel het één en ander wat je kon doen maar niet echt een leuk toekomstbeeld of zo. Ik heb het sowieso ook altijd een beetje gezien als een basisopleiding, omdat ik gewoon hierna door wou leren. Het was niet mijn bedoeling om na deze opleiding te stoppen en te gaan werken.
BIJLAGEN
8.
9.
Motivatie
1. 2.
3.
4.
67
Ik had niet echt verwachtingen over mijn toekomstige beroep. Soms vroeg ik me ook af: ‘Wat kan ik hier nou eigenlijk mee?’ Ik dacht echt stylist of zo iets in die richting, want zelf kleding maken zou ik sowieso niet willen, maar ja ik weet het eigenlijk ook niet precies. Dat is niet echt duidelijk geworden in de tijd dat ik hier zat. Ik had zoiets van: ‘Ik ga gewoon zo lang mogelijk studeren.’ En ik wil nu na de zomervakantie gaan beginnen op de Kunstacademie. Het is niet dat ik al zoiets had van: ‘Ik wil dit of dat worden.’ Het was gewoon echt waar mijn interesses lagen, maar ik was niet van plan om na vier jaar te stoppen en te gaan werken. Ik zag het meer als vooropleiding. Ik heb nog meer interesses in andere dingen. Ik had heel veel zin in school. Ik had echt een drijfveer. Dat ligt ook aan de klas die ik had. Na de kerstvakantie was ook echt de helft zoiets had van: ‘Ja ik heb echt geen zin meer d’r in.’ Maar ja ik had zoiets van: ‘Het is wel betaald, wat moet ik nou doen?’ Werken wou ik ook niet, ik wilde het wel gewoon afmaken. En het was wel leuk met de mensen met wie ik om ging en dat maakt het wel weer leuk dan, dat was voor mij wel een reden om naar school te gaan. En ook omdat ik anders zomaar thuis zat, dan kon ik toch beter naar school gaan en iets leren en iets doen, als thuis niks doen. Mijn punten werden ook slechter. Als je iets niet leuk vind, ga je sowieso minder je best ervoor doen. En sommige dingen lukte ook gewoon echt niet. Ik deed het wel maar ik kon het gewoon echt niet goed. Ja ik ging graag naar school, ik vond het wel leuk, ik had een leuke groep, ook leuke leraressen, daar kon ik het goed mee vinden. En voor de rest, ja het naaien was gewoon niks. Het was niet dat ik iedere morgen met tegenzin naar school. Op het einde was het niet meer genoeg dat de klas en de leraressen leuk waren, het was gewoon mijn ding niet. Ik ging graag naar school, ik ga nooit met tegenzin naar school. Ik vind het altijd wel leuk. Ik deed wel wat op school, maar thuis deed ik niks. Ik had allemaal andere dingen aan mijn hoofd. Ik was volgens mij gewoon lui toen. Voordat ik dat aan-
IK KAP ERMEE
68
5.
6.
7.
bod kreeg had ik er wel zin in, toen was ik volop bezig en ijverig. Toen ik dat aanbod kreeg, dat klonk me als muziek in de oren. Ik was ook niet echt toe aan een voltijd opleiding. Ik moest iedere dag om half 8 met de trein vanuit Roermond en op een gegeven moment gaat dat toch vervelen, dus ik wou er ook gewoon een jaartje tussenuit. Mijn motivatie werd wel minder ja, ik had moeite om mijn best te blijven doen. Vooral in het tweede jaar, toen hoefden we niet meer zo heel veel verplicht naar school. Er waren wel lessen, waar je naar je naar toe kón gaan, maar daar ging ik gewoon helemaal niet meer naar toen. Als het niet verplicht is dan blijf ik net zo lief thuis. Zo is het eigenlijk bij mij gegaan. Motivatie was gewoon helemaal weg. Ik zocht er ook geen moeite meer voor te doen. Ik had helemaal geen zin in school, ik wou liever nog een keer de vierde klas van de middelbare school overdoen maar dat mocht niet omdat ik te goede cijfers had. Ik wou sowieso niet naar niveau 4, maar omdat ik allemaal zevens had moest ik automatisch naar niveau 4. Maar ik ben niet zo’n leidinggevend type maar dat komt allemaal nog wel. Toen ik hier begon moest ik wel aangespoord worden om naar school te gaan, mijn bed uitgetrokken. Dat vond ik vreselijk, ik heb altijd graag naar school gewild en toen ineens niet meer. En toen wist ons mam al dat er iets was. Ik had wel zin om naar school te gaan, de lessen waren heel leuk en interessant, alleen omdat het toch makkelijk was om een uurtje langer in je bed te blijven liggen en ze daar ook niet veel van zeiden, pas als dat ook te laat was, toen had ik ook zoiets van: ‘Nou deze keer maakt niet uit, komt wel weer goed, haal ik wel weer in.’ Maar na een tijdje liep het zo op en dat was ook wel grotendeels mijn eigen schuld, maar als er niemand is die je dan een halt toe roept, gaat het van kwaad tot erger. Op het moment dat het eigenlijk te laat is, dan zeggen ze er iets van en dan is er eigenlijk al niks meer aan te doen. Wat mij betreft had er wel iemand of iets van eens sturing kunnen zijn. Want je moest dan bijvoorbeeld 80% aanwezig zijn, maar ze zeiden er pas iets van als je ver
BIJLAGEN
8.
9.
Attributie (‘locus of control’)
1.
2.
3.
69
onder die maat zat, bij wijze van spreken. Ze zeiden het echt pas als het te laat was. Mijn motivatie werd zeker minder door het feit dat je zoveel vrijheid kreeg. Dat merkte je aan heel de klas, er zijn er heel veel afgevallen bij ons in de klas en ook als de lessen om 9 uur begonnen zaten we volgens mij eerst met vijf mensen in de klas en hoe later het werd, des te meer mensen kwamen er binnen druppelen. Dat merkte je wel echt. Ze moeten het zelf weten, maar het is niet stimulerend om je best te doen. Als je iets opkreeg om te maken dan werd dat niet nagekeken. Als het wordt nagekeken of als je het móet inleveren, dan maak je het ook. En als zij vragen: ‘Je moet voor dan en dan dat maken,’ en het wordt niet nagekeken, dan hebt je ook zoiets van: ‘Ja laat maar zitten, dat ga ik echt niet maken.’ Ik wilde eigenlijk wel heel graag deze opleiding afmaken, ik had er eerst superveel zin in, maar toen moest ik twee slechte toetsweken inhalen en ik zag zelf ook wel in dat dat niet zou gaan lukken. En ja dan is de motivatie ook helemaal weg. Toen mijn cijfers achteruit gingen lag die verantwoordelijkheid bij mezelf. Gewoon te weinig tijd aan school besteden, te weinig opgelet in de les. Ik was de enige die daar iets aan kon veranderen. In de eerste plaats ben ik natuurlijk zelf verantwoordelijk voor slechte punten etc. Als leraren in het begin van het jaar al zien dat jij er geen zin in hebt, gaan ze ook niet hun best doen voor jou. Ik merkte dat gewoon, dat ze zoiets hadden van: ‘Als je het toch niet wilt, waarom zou ik dan mijn best doen voor jou?’ Als we vragen hadden kregen we vaak het antwoord dat we zelf maar moesten kijken. Toen ik met die modeshow wat beter mijn best ging doen, merkte ik ook wel dat ze dat waardeerden, dan helpen ze je wel. Dan steken ze meer tijd in je. Ik heb er gewoon geen aanleg voor. Als we gingen naaien, moest ik het twintig keer uithalen terwijl anderen een hele broek afhadden. Op een gegeven moment als je zover achterloopt, dan heb je gewoon geen zin meer. Dus dan was ik ziek, of dan had ik gewoon echt geen zin om te
IK KAP ERMEE
70
4.
5.
6.
7.
8.
9.
gaan. Dan raak je ook helemaal je motivatie kwijt. Ik heb wel geprobeerd om het bij te halen, maar op een gegeven moment heb ik dat ook maar laten zitten. De school had er niks aan kunnen doen, het lag gewoon aan mijn eigen motivatie. Het is mijn schuld als het niet goed gaat op school, je zit er altijd zelf bij, maar meestal was het toen dat je met dat soort dingen over Truus sprak. Truus was wel OK. Het zal toch ook wel aan mezelf hebben gelegen. Maar ja ik… bij mij was het gewoon helemaal weg. Het leuk vinden, de vakken en alles, dat was het gewoon niet meer. Ik vind dat mijn mentor mij mijn punten had moeten laten zien, en mij de begeleiding had moeten geven die ik nodig had. Ik kon niet met haar opschieten. Het lag grotendeels aan mezelf dat ik op een gegeven moment mijn opdrachten niet meer afkreeg en zo vaak absent was, maar als ik wat sturing meer kreeg van school, dat was wel fijner geweest. Dat had ik dat duwtje in de rug gehad van: ‘Oh eh nou moet je even op gaan letten want anders gaat het mis.’ Ik werd te los gelaten en ik had graag gehad dat er iemand was die mij bijstuurde. Ik ben er zelf wel verantwoordelijk voor, maar op zich hadden ze best wel wat mogen zeggen van: ‘Ja kom op, kijk nou even uit voordat je zo meteen niet meer terug hoeft te komen.’ Ik ben toch wel zelf verantwoordelijk voor mijn prestaties, maar ik vind wel dat ze bijvoorbeeld meer kunnen begeleiden of kunnen stimuleren dat je ook echt je best gaat doen. Want als je echt maar met zijn drieën in de klas zit op het begin van de dag, en niemand die er ook iets van zegt… Ik had helemaal niet het idee dat de leraren het erg vonden als we er niet waren. Als het één uur was en je wou lekker de stad in, dan gingen we gewoon. Het is eigenlijk gewoon alles bij elkaar. Ik heb van geen enkele leraar of lerares informatie gekregen over hoe het ging. We hebben ook allerlei weken les misgelopen omdat we ineens kleding moesten maken voor een theaterstuk waar we helemaal niet om gevraagd hadden. En de lessen gingen wel gewoon door, dus die misten we dan.
BIJLAGEN
Thuissituatie
1.
2.
3.
71
Mijn moeder maakte mij wel iedere morgen wakker van: ‘Moet je niet naar school?’ en daar waren wel dagen bij dat ik dacht: ‘Nou, misschien is het vandaag niet zo’n goed idee.’ Dan had ik gewoon een hele depressieve dag om het zo even te noemen. Dit was pas toen het slechter met mij ging, daarvoor ging ik iedere dag met plezier naar school. Ik werd door mijn moeder wel gemotiveerd om naar school te gaan. Toen mijn punten minder werden en toen ik wilde stoppen heb ik ook gewoon gezegd dat ik me niet lekker voelde en dat het niet ging zoals het hoorde te gaan. Dat vonden ze niet leuk natuurlijk, maar ik denk wel dat mijn moeder weet dat ik hier wel in verder wil. Ze hadden zeker wel begrip voor de situatie. Ze vinden het thuis wel belangrijk dat ik weer naar school ga. Ik woon bij mijn vader, hij wist ook precies wat er in het boekje stond want hij is meegegaan naar de open dag. Ik zei ook tegen hem dat ik echt niet naar een naaiatelier wilde. Hij wilde niet dat ik ging werken, dus ik moest het jaar wel afmaken en kijk daarna maar wat je wél wilt doen. Hij had natuurlijk liever gehad dat ik dat meteen wist. Hij steunde mij wel in mijn beslissing om te stoppen. Hij weet zelf ook wel dat als ik niet wil, dan doe ik er gewoon geen moeite voor. Toen ik een brief kreeg dat ik te veel afwezig was, was mijn vader wel boos, en vroeg waarom ik niet gewoon naar school ging. Toen heb ik wel uitgelegd dat ik het echt niet leuk vond. Maar ik moest toch dit jaar afmaken want ik wil niet dat je thuis gaat zitten of gaat werken. Als hij in een slechte bui was, en ik kwam thuis met onvoldoendes, kon hij daar wel echt boos om worden. Maar toen hij echt wist dat ik het echt niet leuk vond, maakte hij zich niet echt meer druk om mijn cijfers. Als ik maar ging, en als ik er maar íets voor deed. Ja ik werd thuis absoluut gemotiveerd om naar school te gaan. Ik zat op kamers dus het werd niet echt gecontroleerd maar mijn moeder is er altijd heel erg voor geweest dat ik naar school ging. Ik heb dat wel van thuis ook meegekregen. Ik was natuurlijk al langer bezig dat ik het niet zo leuk vond en dat ik niet gemotiveerd was en dat ik niet wist of ik dit was wat ik wilde, dus mijn
IK KAP ERMEE
72
4.
5.
6.
7.
8.
9.
moeder keek er niet echt vreemd van op toen ik wilde stoppen. Ze zei wel dat ik moest proberen om het bij te halen, zodat ik kon kiezen of ik nog het tweede jaar wilde doen, maar ze was niet echt geshockeerd of zo. Thuis zeiden ze niet veel, dat zijn mijn eigen beslissingen. Het gaat om mijn toekomst dus ik moet zelf weten wat ik doe. Als ik onvoldoendes haalde, werden ze daar niet kwaad om. Ik woon op mezelf dus ze controleren het ook niet. Ik ben gewend om mijn eigen gang te gaan en als ik onvoldoendes haal is dat mijn eigen schuld. Daar moet ik zelf wat aan doen. Ja ze vond het wel jammer dat ik wou stoppen natuurlijk, maar ze zeiden: ‘Ja als je het echt niet wil… je moet wel eerst iets anders hebben gevonden voordat je stopt.’ Maar ik had ook wel vrij snel iets kunnen vinden, en toen vonden ze het oké. Ja ik werd zeker wel gemotiveerd, ons mam, ik heb een hele geweldige mama. Ons mam is zeg maar alleenstaand omdat mijn vader dood is gegaan, en die zegt altijd: ‘Je kan dat wel!’ En die helpt me ook mee met mijn huiswerk. ’s Ochtends brengt ze me altijd naar de bushalte en dan zegt ze ook altijd: ‘Het gaat wel goed, gewoon doen!’ Een hele positieve mama. En als het niet goed gaat dan praat ze met mij en dan weet ze een deurtje te openen waardoor alles eruit komt gestroomd en dan gaat het weer. Ze vonden het heel erg jammer, en natuurlijk ook van: ‘Stom ja, je eigen schuld.’ Maar je ze weten thuis ook dat ik zo iemand ben die een duwtje in de rug nodig heeft en een schop onder kont nodig heeft. Dus ze vond het wel jammer dat ik dat hier miste en dat ik dat hier niet kreeg, en toen zijn ze thuis daar wat strenger in geworden. Dus dat heeft wel wat geholpen, maar op school miste ik het heel erg. Thuis waren ze het wel eens met mijn beslissing, als ik maar mijn havo afmaakte. Dat was de voorwaarde. Niet dat ik thuis zou gaan zitten, dat mag sowieso niet, maar ze zagen ook wel dat ik het hier niet naar mijn zin had. En ook niet dat het was wat ik er van had verwacht. Ik was heel bang dat mijn vader heel kwaad zou
BIJLAGEN
Eerdere schoolervaringen
1. 2.
3.
4.
5. 6.
73
zijn, maar hij zag het ook wel aankomen. Mijn moeder ook, ik zat gewoon niet lekker in mijn vel, het ging gewoon niet lekker. Ze steunden mij daar wel in. Ze hadden liever dat ik zou stoppen als dat ik zou doorgaan. Anders had ik toch alleen maar met stress gezeten en ik zou het toch niet meer gaan halen. Op mijn vorige scholen haalde ik goede punten, ging alles goed en ben ik ook gewoon geslaagd. Ik was altijd netjes aanwezig. Op de middelbare school was het heel gezellig, één grote klas, ik haalde goeie punten en ik ben in vier jaar geslaagd. Daar ging ik echt met plezier heen. Op de middelbare school heb ik de havo gedaan, dat ging goed. Ik heb eerst drie jaar lyceum gedaan, maar toen merkte ik dat ik een beetje op mijn tenen aan het lopen was dus toen ben ik naar 4-havo gegaan. Op de havo was ik heel erg toegewijd, ik haalde goede punten en was altijd netjes aanwezig. Bij het Grafisch Lyceum hier in Eindhoven heb ik mijn diploma niet gehaald, wel wat certificaten. Maar in Roermond wel en mijn middelbare school diploma ook. In Eindhoven heb ik het niet gehaald omdat die school zei dat mode daar ook mogelijk was, maar dat was helemaal niet. En toen ben ik er maar mee gestopt na een jaar. Ik heb wel mijn certificaten gehaald. Ik ben nog nooit blijven zitten. Behalve in groep één op de basisschool. Mijn punten zijn ook altijd goed geweest, alleen vorig jaar niet. Op de middelbare school ging alles goed, gewoon binnen vier jaar afgemaakt, diploma gehaald, goede punten. Ik heb op het Grafisch Lyceum gezeten, daar zitten ‘rotjong’ op zoals het noemen, maar daar voelde ik me wel het beste thuis. Want als jij niks naar hun deed, deden zij niks naar jou. Je werd niet snel gepest of zo, wat op de basisschool wel zo was. Daar ben ik gepest geweest, daarom ben ik in Eindhoven naar school gegaan. De eerste twee jaar was wel heel zwaar omdat ik helemaal geen zelfvertrouwen had door het pesten op de lagere school. Maar op het Grafisch Lyceum heb ik mijn zelfvertrouwen terug gekregen. Ik haalde
IK KAP ERMEE
74
7.
8.
9.
Docenten
1.
2.
3.
goede punten, ik ben niet blijven zitten. Ik haalde bijna nooit een onvoldoende. De middelbare school heb ik gewoon afgerond. Daar was het heel algemeen, en hier is het puur alleen mode. Daar werd je meer gestuurd, en dat kwam ik hier echt tekort. ‘Zien ze me wel staan?’ had ik af en toe het gevoel. Ik ben niet blijven zitten, binnen vier jaar gehaald, goeie punten, niet gespijbeld. Daar waren ze gewoon heel streng in. Ik ben in 4 havo blijven zitten, daarom ben ik ook naar het ROC gegaan. Voor de rest ging het goed. Het was ook door omstandigheden dat ik het niet heb gehaald, maar ik kan het wel, dat weet ik wel. Nu gaat het ook gewoon goed. Ik heb met weinig moeite de mavo gehaald, alles op d-niveau. Als ik meer mijn best had gedaan had ik de havo kunnen doen. Ik zat er ieder jaar net tegenaan te hangen, maar gewoon te weinig gedaan. Ik ben niet blijven zitten, gewoon goeie punten, etc. Leraren is verschillend per docent. Ja sommigen wisten eigenlijk niet waar ze mee bezig waren. Sommigen die maakten er een hele gezellige les van zodat je ook iets leerde. Vooral die van kledingtechniek wist eigenlijk niet zo goed waar ze mee bezig was. Als je haar om iets vroeg wist ze zelf niet eens wat er bedoeld werd en hoe ze het uit moest leggen. Die kennis waar je om vraagt, dat ze die niet kunnen geven dat vond ik een beetje tegenvallen. Maar dat was maar één docent die dat niet kon. Er waren erbij die er echt voor zorgden dat de les heel leuk was. Maar wanneer ze merken dat ik het eigenlijk toch niet wilde, dan gaan ze ook hun best niet meer doen voor mij. Dan kunnen ze beter hun tijd besteden aan mensen die het wel leuk vinden. Ja daar kon ik het ook wel goed mee vinden. Ja misschien een beetje lullig om te zeggen, er was één lerares waarmee ik het niet zo goed kon vinden. Want die was heel erg op de regeltjes, ik kreeg van haar ook het idee dat ze niet precies wist waar ze mee bezig was. Ook met naailessen, als we dan vragen hadden over de machines of zo, dat wist ze dan niet. Zij gaf naailes en coupetekenen. Op zich had ze wel heel veel verstand
BIJLAGEN
4.
5.
6.
7.
8.
75
van coupetekenen, want ze wist het allemaal. Maar het was: precies wat in het boek stond dat wist ze. Maar als we vragen daarbuiten hadden, dan werd het lastig. De leraren waren tof, ik had een wiskundeleraar met een snorretje en die was wel tof, en een Engels juffrouw en die was ook wel ruig. Juffrouw voor textiel, maar volgens mij is die er niet meer, maar die was ook tof. Sommige leraren vonden ik wel echt fijn en die wilden je ook echt helpen, maar ook gewoon een paar leraren, die waren zo onpersoonlijk, van: ‘Nou dit is weer een klas, die doen dit, dit en dit en dan klaar. En de namen? Ach maakt niet uit, ik heb ze toch maar twee uur in de week.’ Ik vind het fijner als leraren toch een beetje meer meedenken en meehelpen, toch iets persoonlijker als: ‘Dit is een klas, ik geef ze een uur mode en dan mogen ze weer gaan.’ Ze zouden naderhand ook nog wel mee kunnen helpen. Sommige leraren, ik weet niet hoe het daar precies mee zat want sommige gingen midden in de les naar de tandarts en kwamen niet meer terug. En ik heb nogal vastigheid nodig want ik moet wel dingen kunnen vragen. En als ze niet aanwezig zijn kan ik niks vragen. Van sommige wou je gewoon iets meer… ja… De rest van de leraren waren wel aardig. Ze waren wel heel streng, meer dat ik er bang van werd in plaats van stimulerend. Op een gegeven moment was het zo dat ik het niet meer zocht om iets ‘voor hun’ te doen. Dat was vooral bij Engels en bij de naaivakken. Ik had wel iets meer informatie van de leraren gewild. We moesten heel veel zelf uitzoeken, maar ik vind het ook wel leuk om van de leraren te horen hoe zij het zien. Ik had wel iets meer/langere traditionele lessen gewild. Die waren wel relaxed, ze laten het gewoon allemaal aan jezelf over. Ze doen niet moeilijk en dat snap ik ook wel, hier zitten toch wel bijna allemaal volwassenen, 18, 19 jaar. Dus dan kun je toch sowieso niet veel meer zeggen. Ze waren niet echt ondersteunend of dominant, maar vooral vrij, dat is eigenlijk het enige was ik er van kan zeggen. Ik denk dat als je echt vragen hebt, dat ze je dan wel zouden helpen, maar dat heb ik nooit zo
IK KAP ERMEE
76
9.
Begeleiding
1.
echt meegemaakt. Ze geven gewoon een opdracht op en je hebt in de les en thuis tijd om er aan te werken, en voor de rest bemoeien ze zich nergens mee. Ik denk dat het beter is als ze tijdens de lessen ook echt lessen géven en uitleg geven. Dan moet je het maar thuis doen maar dan heb je wel echt het idee dat je op school zit. Want er waren ook dagen bij dat je gewoon echt helemaal níks deed in de les, dat heb ik ook met vriendinnen die hier nou nog op school zitten. Zij hebben ook lessen waarbij ze echt níks doen, en daar raak je gewoon gedemotiveerd van. Dat zou niet moeten kunnen. Er waren maar één of twee leraren die echt vroegen van: ‘Kom even langs, laat even zien hoe ver je bent.’ Ik vond dat er te weinig vanuit de leraren kwam. De leraren hadden heel weinig met de leerlingen. Vorig jaar was het leuker, want toen hadden we een kleinere groep en dat vinden leraren natuurlijk ook leuker. Maar dit jaar was dat gewoon niet meer zo. Ze waren een stuk afstandelijker. Ze zagen wel in dat het slechter met mij ging, maar dan verwacht ik van een leraar dat die zegt: ‘Huppakee even er tegen aan!’ Maar dat was gewoon niet. Daar ben ik eigenlijk niet mee in aanraking gekomen. Daar had ik ook geen behoefte aan. Als ik er wel behoefte aan had, dan zou ik wel weten waar ik heen zou moeten zijn gegaan. Naar mijn mentor of naar iemand die je opvangt, die er voor je is. Toen ik wilde stoppen zijn er gesprekken geweest met mijn mentor. Ik zat niet lekker in mijn vel en daarom ben ik gestopt omdat ik me niet langer op school kon concentreren. Toen heb ik een gesprek met mijn mentor gehad en die stelde mij een aantal dingen voor dat ik toch misschien de belangrijkste vakken wel kon blijven volgen en dan de rest in de vakantie in halen en gewoon toch proberen om mij wel hier te houden. Wel proberen om mij te stimuleren om toch door te gaan. Ze hebben hun best voor mij gedaan hier. Ik denk dat ze wel hebben opgemerkt dat ik anders was dan anders, maar ik ben uiteindelijk zelf naar diegene toe gestapt met de mededeling dat het ff niet zo lekker ging. En dat ik even wilden praten. Ik wist meteen waar ik heen moest.
BIJLAGEN
2.
3.
4.
77
De school had niks kunnen doen om mij toch nog hier te houden, het had met persoonlijke omstandigheden te maken. Mijn problemen waren te groot, daar kon eigenlijk niemand mij mee helpen. Mijn mentor was ook die juffrouw van die saaie vakken. Ik heb altijd het gevoel gehad dat we niet zo goed met elkaar overweg konden. Ze had ook wel echt in de gaten dat ik er gewoon geen zin meer in had. Ik heb wel gesprekken met haar gehad, en ik heb ook meteen aangegeven dat ik iets in de grafische sector wilde doen of zo, maar ze was helemaal niet enthousiast daarover. Ze heeft niet echt gezegd van: ‘Oh leuk, ik denk dat je dat wel kan.’ Het was meer zoiets van: ‘Nou ik hoop dat je daar dan wel je best gaat doen.’ Het was een beetje een norse vrouw. Ik wist wel waar ik terecht kon met klachten. Toen ik ging stoppen met de opleiding zijn er geen verdere gesprekken geweest, ik had daar ook niet echt behoefte aan. Ze hebben me niet echt geprobeerd tegen te houden of geprobeerd mij enthousiast te maken voor de opleiding. Ja ik heb maar één jaar gezeten, dus loopbaan daar heb ik niet zo veel mee te maken gehad. Maar je werd wel heel goed begeleid als we bijvoorbeeld een probleem hadden, of als je ergens niet uitkwam met naaien, dan gingen ze je ook echt helpen. Ze waren toch wel geduldig, het was niet zo dat je het idee had dat je dom gevonden werd of zoiets. Ik zou zo eigenlijk niet weten naar wie ik zou moeten gaan als er iets met mij was. Ik had toen ook al wel wat dingetjes, maar ik heb geen idee bij wie ik daarmee aan had moeten kloppen. Ik heb ook niet echt gedacht van: ‘Laat ik es met iemand gaan praten hier.’ Ik had daar ook niet echt behoefte aan. Er zijn verder niet echt gesprekken geweest omdat ik wilde stoppen, volgens mij hadden ze dat al wel door. Helemaal in het begin had ik een intakegesprek waarin ze vroegen of ik niet maar voor één jaar hier kwam om daarna naar de kunstacademie gegaan. Toen heb ik gezegd dat dat niet de bedoeling was. Toen ik wilde stoppen is er nog wel een gesprek geweest omdat ze wilden weten of dat echt niet zo was. Toen ik niks meer uitvoerde thuis heb ik daar wel
IK KAP ERMEE
78
5.
met vriendinnen uit de klas over gepraat en met Truus dan. Ik kon wel mijn ei kwijt, maar verder heb ik er niks mee gedaan. Ik werd er niet mee geholpen maar dat hoefde ook niet voor mij. De school was wel begripvol en ze hadden wel wat ‘peptalk’, maar ze probeerden mij niet echt extra te motiveren. Toen ik uiteindelijk wilde stoppen met school zijn er nog wel gesprekken geweest, maar dat was minimaal. Dat was meer zo van: ‘Oh, oké.’ Oeps en wat ga ik nou doen… Daar had de school mij wel meer in kunnen begeleiden. Ik heb wel een paar keer gezegd dat ik het niet fijn vond, maar dan moest ik er zelf maar meer moeite voor doen. Toen op dat moment, maar ja ik ben sowieso al heel slecht in het plannen van dingen en ze merkten al wel dat ik ver achter kwam te liggen met dingen. En toen hebben ze het er nog wel even over gehad en zo, en toen heb ik het nog wel even geprobeerd, maar ik kon het gewoon niet. Ik had wel meer persoonlijke begeleiding gewild. In het eerste jaar ging het goed, toen had ik ook een hele leuke mentor, maar in het tweede jaar ging het niet meer goed, omdat we toen eigenlijk zelfstandig dingen moesten doen. En die begeleiding had ik eigenlijk wel nodig. Ik heb er niet echt veel mee gedaan, maar de leraren hebben mij er ook niet echt mee geholpen. Het eerste jaar ging dat beter dan in het tweede jaar. In de helft van het tweede jaar merkte ik dat wat ik aan het doen was, dat daar mijn interesses helemaal niet lagen. Dus ik was iets aan het doen wat ik helemaal niet leuk vond, wat mij helemaal niet aantrok. En toen heb ik besloten om iets anders te gaan zoeken, want ik wist dat het derde jaar ook weer zo zou worden, ik wist al: dat wordt niks. Maar ze hebben toen geprobeerd mij hier te houden maar ik ben met de decaan gaan praten over welke opleiding ik wel wilde doen. En daar hebben ze mij wel bij geholpen, dat wel. De begeleiding achteraf was wel goed. Ik wist wel naar wie ik moest gaan als er iets was, dat was de mentor. Maar het was nog steeds, af en toe wist ik het ook gewoon niet. Onduidelijk en nooit echt duidelijk vermeld of zo. Ze hebben het wel één keer geprobeerd om het wat
BIJLAGEN
6.
79
persoonlijker voor mij te maken, om te zorgen dat ik er wat meer moeite voor ging doen, maar dat werkte ook niet meer. Om mij weer gemotiveerd te krijgen. Die poging was op dat moment al te laat. Ik eigenlijk al besloten te stoppen en toen gingen ze nog proberen mij over te halen. Daar hadden ze eigenlijk eerder mee moeten komen. Ik kon met mijn vragen niet echt ergens terecht, dat vond ik niet leuk. Daar ben ik echt overspannen van geweest een paar maanden. Ik heb sowieso al bijna geen zelfvertrouwen in de dingen die ik doe, dus ik heb wel bevestiging nodig. Maar ik kreeg die helemaal niet. Er werd voor mijn gevoel ook niks nagekeken en ik heb zelf naar mijn rapport moeten vragen, drie maanden nadat ik weg was. Het initiatief kwam bijna alleen van mij. Ik vond het moeilijk om te vragen. Ik weet niet of het opgevallen is, ik heb er niks van gemerkt, maar ik heb zelf ook niks laten merken. Ik liep eigenlijk een beetje rond van: ‘Ik heb hulp nodig, ik wil graag dat iemand mij helpt’ maar dat signaal werd niet opgepikt. Ik ben ook goed in verbergen dus daar kan het ook aan liggen. Ik heb niet echt gezegd: ‘Help mij’ of zo. Er is niks mee gedaan. Ik ben ook drie weken ziek geweest, en toen hadden ze nog geen één keer gebeld. Op de school waar ik nu zit had mijn mentor binnen drie dagen opgebeld. Mijn mentor van hier had binnen drie weken nog niks laten weten. Ik had graag gewild dat ze een beetje hadden gevraagd wat er was. Toen ik ziek was heeft ons mam met mijn mentor gepraat en toen zijn ze er op uit gekomen dat het of een DOD moest worden of ik moest me uitschrijven en gaan werken. Ik heb dus een DOD gedaan omdat ik wel naar school wilde. Ik dacht dat ik heel slecht was in naaien, maar het bleek dat ik daar hartstikke goede punten voor had. Maar omdat ik die niet kreeg, had ik geen idee hoe ik er voor stond. En daar werd ik nogal overspannen van. Ik had feedback nodig en die kreeg ik niet. Ze zeiden wel: ‘Het gaan wel goed’ maar als ik dat niet op papier te zien krijg geloof ik dat toch niet. Ik wilde een rapport zien waar ik aan kon zien dat ik op de goede weg zat. Ik miste gewoon die sturing, bij de naaikant. Die was niet helemaal goed. Ik werd losgelaten en we moesten
IK KAP ERMEE
80
7.
8.
maar zien. Mijn mentor was er niet voor mij, die was niet aanwezig of ik kon haar nergens vinden. En ja ik vond het ook een enge vrouw, ik was er echt bang voor. En dan durfde je sowieso al niks te zeggen. En de manier waarop zij zou reageren, daar kon ik niet tegen. Er is nog wel een afsluitend gesprek geweest toen ik me ging uitschrijven, waar mijn moeder ook bij was. Zij heeft mij gelijk gegeven. Mijn mentor was heel hooghartig, met zo’n uitstraling van: ‘Ik ben toch tien keer beter dan jij.’ Ik had wel behoefte aan een gesprek met iemand die niet mijn mentor was. Die zelfstandigheid die we kregen daar had ik het heel moeilijk mee. Daar is niet op tijd op ingegrepen, daar waren we net iets te laat mee en daardoor is het ook een beetje misgegaan eigenlijk. Je volgt hier je lessen, dan ga je naar huis, je doet je opdrachten en dan moet je het weer op tijd inleveren. Ik was altijd eh, ik ging wel naar de les en dan ging ik wel mijn opdrachten maken, maar dan kwam ik weer niet uit met mijn tijd of zo. En daarin had ik wel wat steun kunnen gebruiken. En dat was er op dat moment niet echt. Ik ben iemand die die sturing nodig heeft, ik had wel een duwtje in de rug kunnen gebruiken. En dan kwam ik wel tekort. Ik denk dat er meer leerlingen waren die dat nodig hadden. Ze hadden er misschien niet allemaal behoefte aan, maar ik denk wel dat het voor sommige leerlingen ook goed was geweest als we iets minder zelfstandig hoefden te zijn. Heel vaak was het, dan kreeg je een opdracht en daar moet je zelf aan werken en je moet ook zelf maar een beetje uitzoeken hoe of wat. Als je van een havo of zo afkomt is dat echt wennen eigenlijk, want dat is veel strenger. Over het feit dat je er niet was werd ook niks gezegd. Wel werd op de ouderavond gezegd hoeveel procent je aanwezig bent geweest, maar verder helemaal niks. Daar kreeg je geen straf voor of zo. Dan wordt het wel moeilijk om vol te houden, als het toch niet hoeft. Ik heb verder eigenlijk nooit begeleiding gehad, alleen maar lessen, that’s it. Er zijn ook geen gesprekken met mij geweest over het feit dat ik weinig aanwezig was. Ook niet toen ik wilde stoppen. Ik wilde stoppen tijdens mijn sta-
BIJLAGEN
9.
81
ge. Ik ben toen een week ziek geweest en mijn oma is overleden, en toen zeiden ze op mijn stage dat ik niet meer terug hoefde te komen omdat ik mij niet zelf ziek had gemeld maar omdat mijn moeder dit had gedaan. Ik moest dus eigenlijk mijn stage overnieuw doen in de vakantie. De school gaf mijn stagebedrijf gelijk, en toen was ik zó boos, ik had er al 7 of 8 weken op zitten en toen moest ik het ineens helemaal overnieuw doen. Toen voelde ik me echt shit. Mijn ouders zouden toen ook naar Indonesië gaan, en dat was hier net in de toetsweek. Toen zei mijn moeder: ‘Of je gaat nog hard werken zodat je over gaat, en je gaat je stage inhalen, of je kan ook mee naar Indonesië en gelijk stoppen.’ En toen ben ik gestopt. Toen wist ik al wel zeker dat ik weer aan de havo zou beginnen, dat was wel een voorwaarde van mijn moeder. Er zijn helemaal geen gesprekken meer geweest over het feit dat ik ging stoppen. Daar hebben ze verder niks meer voor gedaan. Ook met mijn mentor is geen gesprek meer geweest. De opleiding zelf was wel wat ik er van verwachtte, maar naar mijn mening was er te weinig steun van de leraren. Ik weet niet of het misschien bij de opleiding zelf hoort of dat het aan mij ligt. Toen ik hier zei dat ik weg ging, was het zo van: ‘Ja, waarom zou je stoppen dan?’ En toen zei ik dus: ‘Ja het gaat net zo slecht als vorig jaar.’ (Ik was het jaar daarvoor al blijven zitten.) En toen zeiden de leraren: ‘Ja dat hadden we in de gaten.’ Maar ik wist dat helemaal niet. Ik dacht dat het best goed ging. En dat was op een gegeven moment dus niet, en zij wisten dat en ik had niks van hun doorkregen dat het dus slecht ging. Ik vond dat zij eerder naar mij toe hadden moeten stappen met de boodschap dat het niet goed ging. Ik vind dat zij wel een beetje verplicht zijn om tegen de leerlingen te zeggen hoe ze er voor staan en of ze harder moeten gaan werken en zo. Want wij hadden toetsweek gehad, en normaal gesproken hoor je drie weken daarna je rapport te krijgen. Langer mogen ze er eigenlijk niet over doen. En wij kregen van de eerste toetsweek het rapport pas toen we moesten beginnen met de tweede toetsweek. Dat was gewoon acht, negen
IK KAP ERMEE
82
Medeleerlingen
1.
weken te laat. Dus ja, als ik nog iets wilde veranderen, dan kon het toen niet meer, want dan had ik al moeten beginnen. En nu moest ik proberen alles op te halen in de derde toetsweek. Het kwam ook vooral omdat ik zelf dacht dat het goed ging. Ik kreeg eigenlijk geen feedback. Ik leverde wel van alles in, maar ik kreeg niet te horen of dat nou goed was of niet. Of in ieder geval te laat. Ik wist ook absoluut niet in welke richting ik bezig was. Ik dacht van heel veel dingen die ik had ingeleverd: ‘Oh dat is wel goed.’ En dan was het uiteindelijk niet goed. Op een gegeven moment had ik mijn rapport gekregen, had ik eerst twee weken in mijn tas laten zitten. Toen had ik het thuis laten zien, en mijn moeder had er ook geen vertrouwen meer in. Zij zei dat ik beter nou even iets anders kon gaan doen, me even rustig oriënteren, kijken of ik hier in wel verder wilde, want zij zag ook wel dat ik het dit jaar niet meer zou gaan redden. Ik denk anders dan de meeste mensen. Ik denk in plaatjes. En daarom zijn sommige dingen heel moeilijk voor mij om te begrijpen, en andere dingen juist weer heel makkelijk. En ik heb dat een keer op school aangegeven, en er zijn één of twee leraren geweest die daar inderdaad rekening mee hebben gehouden. Ik vraag best wel veel dingen, en dat kan best wel vermoeiend zijn. Ik moet het me even kunnen visualiseren. Ik heb gewoon iets meer uitleg en aandacht nodig. En dan heb ik toen aangegeven, maar eigenlijk is daar nooit iets mee gedaan. En dat was wel belangrijk dat daar wel iets mee gedaan werd. Op mijn stageplaatsen is het best fout gegaan in het begin, omdat ik dus heel anders was als dat zij gewend waren. Toen heb ik wat informatie gegeven daarover, daarna is het eigenlijk perfect gegaan. Toen snapten ze ook waarom ik zo deed en niet anders. Dus het is gewoon een kwestie van nét even iets anders aanpakken, net een andere manier van denken. Voor de leraren is het ook maar een kwestie van even iets er over lezen, het hoeft niet moeilijk te zijn. Daar werd ik ook niet echt in gesteund. Alleen één lerares heeft het volgens mij doorgelezen, en dat was de enige die mij wilde helpen. Ik had een hele leuke gezellige klas, kon overal
BIJLAGEN
2.
3. 4.
5.
6.
7.
8. 9.
83
over praten. Leuk contact buiten school, naar de stad gaan en op school ook gewoon leuk met elkaar om gaan. We zagen elkaar iedere dag op school en buiten school ook nog zo’n twee keer in de week. Er is echt niks negatiefs over te zeggen, gewoon een hele leuke gezellige werksfeer. De klas was echt zeg maar in zes vriendengroepjes opgedeeld, en heel weinig contact met de anderen. Ook niet echt als je ’s morgens binnenkomt van ‘Hoi’ of zo. Ja ik weet niet gewoon hele rare sfeer. Zeg maar de mensen waar ik mee om ging, die zeiden ook allemaal: ‘Ik ga dit niet afmaken, ik wil iets anders doen.’ Dus dat was ook al niet voor jezelf aanmoedigend van: ‘Ik ga er wel mee door.’ Je ging sneller naar huis dan dat je terugkwam. Heel veel meisjes die stopten gewoon. Met de mensen met wie ik om ging was het wel heel gezellig. Ik had een paar best goede vriendinnen hier en sfeer was heel goed, iedereen kon het met iedereen vinden en dat was gewoon gezellig. Alleen maar meiden hè? Op twee jongens na. Het ging wel. Af en toe was het een beetje vervelend. Een klas vol met meiden is iets waar de meeste jongens over dromen, dan denk je van: ‘Oeh, relaxed.’ Maar je wordt er toch best gek van. Een behoorlijke kippenkooi. Dat was wel een kenmerk. Ja ik had wel een hele leuke klas, dat wel. Ik vond het gewoon, de mensen op school waren gewoon wel heel leuk, ik had gewoon hele leuke klasgenoten, dat ging wel allemaal goed. Mijn medeleerlingen waren wel allemaal aardig, zij hielpen mij als het nodig was, en ik kon hun helpen. De klas was heel gezellig, soms iets te gezellig volgens mij. Met de klas was het gezellig, ik kon goed met ze opschieten. Ze waren allemaal geïnteresseerd in het zelfde vak. Grotendeels meiden, ik heb niks tegen jongens hoor, maar dat was ook wel gezellig. Ik had wel vriendinnen, de rest van de klas ging ook goed, dat klikte wel. Dat was wel heel leuk. Het was echt gezellig. We waren eerst met een hecht groepje van negen, en toen ben ik blijven zitten en toen kwam ik
IK KAP ERMEE
84
Locatie
1.
2.
3. 4.
in een klas van 28 mensen. Ja dat is gewoon zo’n verandering. Heel veel mensen kenden elkaars naam niet. Zo afstandelijk allemaal, allemaal groepjes. Daar houd ik sowieso niet van. Het was gewoon, niet iedereen ging met elkaar om. Als ze iets moesten vragen, vroegen ze het liever aan iemand binnen hun groepje, dan aan iemand waarvan ze wisten dat die het antwoord had, maar niet in hun groepje zat. Het was net de middelbare school, dat past eigenlijk niet meer thuis hier. Beetje klein, beetje achteraf gelegen. We hebben niet zo heel veel ruimte nodig maar ik vind het toch wel fijn als je ook kunt werken. Er zijn hier zo weinig tafels en zo veel leerlingen. En zeker met patroontekenen is het bijna vechten wie dan de grote tafels mag. Dat vind ik wel een beetje minder, daar heb ik wel last van gehad. Dat is nog wel een verbeterpuntje. En ook de computers die zwaar tegenvallen. Ik zat in een klas met 28 leerlingen en er is een programma dat heet Texflash, en d’r stonden maar 15 computers met dat programma. Dus de klas werd gewoon gesplitst en we hadden maar één keer in de twee weken dat vak terwijl we dat echt nodig hadden. Die computers stonden in een apart lokaal bij het open leercentrum. Het waren speciaal computers voor Mode. Dat was een bron van frustratie bij ons. Zeker iedere week gescheld en gevloek bij ons in de klas: ‘Verdomme weer die computer vastgelopen, weer een hoop dingen kwijt, kunnen we weer van voor af aan beginnen.’ De plaats Eindhoven is voor mij geen probleem. Het is wel duidelijk dat alle ROC’s op een school zitten. Ik vind de ruimte wel klein, en saai. Er mogen wat mij betreft wel meer kleuren gebruikt worden, aangeven dat het echt om mode gaat, nu is het allemaal hetzelfde. De locatie is goed, goed bereikbaar, ik was binnen een half uur altijd op school. De locatie is oké, maar vrij saai. Ik vind het gewoon de uitstraling redelijk saai. Een beetje een oude-miepen-tent daar. Als je mode wilt creëren moet je het ook bij de tijd houden. Ik deed er een uur over om naar school te komen. Ik vind het op zich niet erg, maar ’s morgens op staan, daar
BIJLAGEN
5.
6.
7. 8. 9.
Overig
1.
2.
3.
4.
85
hebben jongeren een hekel aan. Ja daar heb ik eigenlijk niks speciaals over te zeggen. Ik heb het nooit een mooi gebouw gevonden, maar dat zal er niks mee te maken hebben. Ik vond de school binnen dit gebouw raar zitten. Weggestopt, ik vind het geen mooi gebouw. Je zit helemaal achterin een gangetje en dan boven nog een paar lokalen voor als je theorie had en dat was het. Terwijl je op een school van drie verdiepingen zit. Ik dacht eerst altijd dat we in de kelder zaten, omdat je met de open dag eerst naar boven ging en daarna weer een trap af moest om naar Mode te gaan. De locatie vind ik prima. Ik vind het wel gewoon oké. Verder niks dat ik echt vervelend daar aan vond. Ik vind het wel jammer dat ie niet in Maastricht zit of zo, maar ik heb er nooit moeite mee gehad om op en neer te reizen. Het was gewoon, gewoon. Ik wist wat ik kon verwachten, ik had het gezien. Het mag wel wat opgevrolijkt worden, en meer naaimachines en zo. Verder zou ik zo niet iets weten dat nog beter kan, behalve dan de computers en de ruimte. Ik zou een 7,5 geven aan de school, er kan natuurlijk altijd iets beter, maar ik zou zo niet weten wat. Ik zou de school gezelliger maken, in de lokalen en zo. Je ziet nu alleen maar rijen met naaimachines. Hang er dan posters neer zou ik zeggen. En zet in de boekjes dat je best veel achter de naaimachine zit, dat is wel belangrijk om te weten voor iemand die hier heen wil. Je moet echt tot het vierde jaar achter de naaimachine zitten. Ja het was gewoon echt niet mijn ding, daarom ben ik gestopt. Ik ken wel nog mensen die zijn gestopt omdat het hartstikke veel coupetekenen en naaien was. Ik denk wel dat er daardoor veel mensen een ander beeld zullen krijgen. Ze moeten in ieder geval goed aangeven dat je maar twee uur in de week creatieve vakken hebt en we vijf uur in de week coupetekenen en vijf uur naailes. Ik vind dat de vakken ook meer modegericht moeten zijn. Al dat naaien en zo is allemaal hartstikke leuk, en coupetekenen, maar het gaat toch
IK KAP ERMEE
86
5.
6.
ook om meer kennis binnen de mode zelf. Zoals trends, en trendwatching, noem maar op. Zal misschien ook wel in latere jaren komen, dat heb ik allemaal niet meer meegemaakt. Maar als je daar in het eerste jaar al mee begint, wordt het wel leuker. Je kunt ook in het derde jaar kiezen tussen twee dingen, dat vind ik toch wel beperkt. Je moet kiezen en als je ze allebei niet leuk vindt, heb je een probleem. Mijn tip zou zijn: maak het leuker. Ik wil entertaind worden, meer gemotiveerd worden. Ik ben dingen best snel zat, omdat dat het zo snel routine wordt. Daar zouden ze wel iets aan kunnen doen. Als ik een tip mag geven, zou ik zeggen: Probeer toch wat meer begeleiding en ondersteuning te geven aan de leerlingen, ze hebben het af en toe toch nodig, denk ik. Tenminste: ik had het nodig. En mij is het niet echt gegeven. Probeer ook duidelijker te zijn in de opleiding, wat je krijgt, hoe het gaat worden wat ze van plan zijn, daar zijn ze altijd maar vaag over geweest. Voor de begeleiders en leraren is het belangrijk om het zelf op te merken wanneer een leerling hulp nodig heeft, wanneer ie zijn motivatie verliest. Ik denk dat ze dat toch wel moeten kunnen zien als iemand het niet gaat redden of als de motivatie weg is. En dat moeten ze op tijd doorhebben, niet als je de beslissing als hebt genomen om te stoppen met de opleiding. Op de opleiding waar ik nu zit is het allemaal veel persoonlijker, dat kan hier ook wel, vind ik. Daar hebben ze gewoon veel vaker gesprekjes en zo met de leerlingen, of het nou slecht gaat of niet. Dat heb ik hier wel gemist. Ik vind dat ze het beter moeten organiseren. Soms kwam je op school en dan denk je dat je tot vijf uur les hebt, maar dan kon je meteen weer naar huis. En net zoals roosters doorgeven deden ze niet, die legden ze daar op een plaatsje neer en als ze op waren dan had je pech. Ze meldden ook niet even of het roosters was veranderd. Er mag wel iets meer structuur in van mij. En ik denk dat er meer leerlingen waren die daar behoefte aan hebben. Ook zeiden ze soms: ‘Dit en dit moet je afhebben.’ En dan wist je dan helemaal niet van te voren. Een beetje een zooitje ongeregeld. Als er iets dwars zat dan vroegen ze
BIJLAGEN
7.
8.
9.
87
het niet. De omgang en de oplettendheid was gewoon slecht. Je moet wel naar iemand toe kunnen gaan, ook buiten je mentor. Want daar kon ik dus niet goed mee opschieten. Ja ik zou zeggen, het is natuurlijk wel een hele zelfstandige school, maar er zijn gewoon leerlingen die dat duwtje in de rug nodig hebben. Praat met de leerlingen, besteed er aandacht aan en merk het op tijd op. Dat is denk ik ook de reden waarom het bij veel mensen hier fout gaat. Die vrijheid die je hier hebt in vergelijking met de middelbare school is zo groot, daar kunnen ze niet mee omgaan. Het verschil is te groot, ze zouden het langzaamaan op moeten bouwen of zo. Ik denk dat dat vrijlaten echt een beetje typisch ROC is, ja daar heb ik zo het idee van, dat is echt ROC. Veel leerlingen hadden daar last van, dat ging de verkeerde kant op. Mensen kwamen te laat en gingen eerder naar huis, omdat ze echt het idee hadden van: ‘Ik doe toch niks, ik kan beter gaan.’ En ook werkstukken, alles op het laatste moment, stressen en zo. En ik weet wel, dat is eigen verantwoordelijkheid, maar toch… Ja ik heb verder niet echt veel meer… Mijn ouders nog wel, ik weet dat zij nog wel wat dingen hebben, maar daar hebben ze het met mij nooit echt over gehad. Dus dat weet ik niet.
88
IK KAP ERMEE
Bijlage 4 Tilburg, 10 mei 2006 Hallo! Ik ben Suzanne Seuntjens en ik studeer aan de Universiteit van Tilburg. Om mijn opleiding af te sluiten, doe ik onderzoek voor het ROC in Eindhoven bij de School voor Handel & Marketing. Volgens mijn informatie heb jij daar op school gezeten, maar ben je ondertussen gestopt. Nu wil het ROC graag van iedere oud-leerling weten waarom ze voortijdig zijn gestopt, zodat ze kunnen zorgen dat dit in de toekomst minder vaak voorkomt. Daarom stuur ik je deze enquête op, met de vraag of je deze alsjeblieft in zou willen vullen. Instructies vind je op de tweede pagina. De ingevulde enquête kun je weer terugsturen in de bijgevoegde envelop. Er hoeft géén postzegel op. Het invullen zal ongeveer 5 minuutjes duren. Let op! De enquête is alleen bedoeld voor mensen die aan de school voor Handel & Marketing hebben gestudeerd, en deze school zonder diploma verlaten hebben. Heb je deze opleiding niet gevolgd, ben je nog bezig, of heb je gewoon je diploma gehaald, dan mag je deze brief met enquête gewoon weggooien. Alvast heel erg bedankt voor je medewerking! Als je nog vragen of opmerkingen hebt mag je me altijd bellen of e-mailen. Met vriendelijke groet, Suzanne Seuntjens.
[email protected] 06 – 11 22 87 91
BIJLAGEN
89
Bijlage 5 Vragenlijst School voor Handel & Marketing Leeftijd: __________ Geslacht: man/vrouw Niveau waarop je zat: __________ Hieronder zul je een aantal stellingen aantreffen. Ik wil je vragen in hoeverre je het met deze stellingen eens bent door één van de hokjes aan te kruisen die je onder iedere stelling vindt. • • • • •
Als je het eerste hokje aankruist, ben je het helemaal niet eens met de stelling; Als je het tweede hokje aankruist ben je het niet helemaal eens met de stelling; Het derde hokje mag je aankruisen als je het niet weet, als je niet eens bent, maar ook niet oneens bent met de stelling; Als je het vierde hokje aankruist, ben je het een beetje eens met de stelling; En als je het vijfde hokje aankruist, ben je het helemaal eens met de stelling.
Hier zie je een (ingevuld) voorbeeld: ‘Als ik naar muziek luister, luister ik het liefst naar Lange Frans en Baas B.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ---- - - - (helemaal eens) De stellingen die je straks zal gaan beantwoorden gaan over het ROC Eindhoven, speciaal over de School voor Handel & Marketing. Probeer bij het beantwoorden van de vragen terug te denken aan de tijd dat je bezig was met de opleiding Handel & Marketing. Het is geen toets of proefwerk, er zijn dus geen goede of foute antwoorden. Ik wil alleen graag weten wat jij vindt. Het onderzoek is anoniem. Dat betekent dat jouw naam niet op dit formulier komt te staan en dat dus niemand achter jouw antwoorden kan komen. Als je nog vragen of opmerkingen hebt over dit onderzoek kun je een e-mail sturen naar:
[email protected]
90
IK KAP ERMEE
1. ‘Mijn medeleerlingen zorgden ervoor dat ik mij prettig voelde op school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 2. ‘Mijn ouders maakt het eigenlijk niet zo veel uit of ik wel of niet mijn diploma haal.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - - - - - - - - - - - - - - -- - - - - - - - - - - (helemaal eens) 3. ‘Als ik slechte punten haalde, lag dat aan de school en niet aan mij.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) ---- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 4. ‘Ik kon met de meeste docenten goed overweg.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 5. ‘Ik ging naar school omdat ik dat leuk vond, niet omdat het moest.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 6. ‘Op de middelbare school haalde ik slechte cijfers.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 7. ‘Wanneer het niet goed met mij ging, werd dat op school altijd wel door iemand van het personeel opgemerkt.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens)
BIJLAGEN
91
8. ‘Voordat ik aan de opleiding begon, dacht ik dat de lessen heel anders zouden zijn dan hoe ik ze uiteindelijk heb ervaren.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 9. ‘Mijn ouders werden heel kwaad als ik slechte punten haalde.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 10. ‘Met de meeste docenten had ik bijna niks.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 11. ‘Ik had vaak een extra duwtje in de rug nodig om mijn best te doen voor school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 12. ‘Met de meeste van mijn medeleerlingen had ik weinig contact.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 13. ‘De inhoud van de lessen klopte met wat ik er van te voren van verwacht had.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 14. ‘Op de middelbare school werd ik gepest.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens)
92
IK KAP ERMEE
15. ‘Ik vond dat het werk wat ik later kon gaan doen, tegenviel. Ik had er iets heel anders van verwacht.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 16. ‘Als het niet goed ging met mij, wist ik eigenlijk niet zo goed bij wie ik op school aan zou moeten kloppen’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 17. ‘Ik had geen behoefte om in de pauzes bij mijn medeleerlingen te gaan zitten, daar had ik geen zin in.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 18. ‘Ik begon nooit uit mezelf aan mijn huiswerk, iets of iemand anders moest mij aan het werk zetten.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 19. ‘Mijn leraren hadden het beste met mij voor.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 20. ‘Mijn ouders wilden graag weten hoe het met mij ging op school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 21. ‘Er was mij van alles beloofd, maar de school voor Handel & Marketing heeft eigenlijk niks waargemaakt.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens)
BIJLAGEN
93
22. ‘Als ik straf kreeg, kon ik daar meestal eigenlijk helemaal niks aan doen.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 23. ‘Op de middelbare school kon ik goed leren.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 24. ‘De banen die ik kon krijgen met de opleiding Handel & Marketing leken mij leuk.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 25. ‘Als ik vragen had over mijn opleiding, wist ik bij wie ik moest zijn.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 26. ‘De manier waarop de lessen in elkaar zaten, was wel ongeveer zoals ik had verwacht.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 27. ‘Met mijn klasgenoten had ik altijd veel plezier.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 28. ‘Ik voel van binnen de drang om mijn best te doen voor school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 29. ‘Ik word automatisch boos als ik aan mijn leraren denk.’ ٱ ٱ ٱ ٱ
ٱ
94
IK KAP ERMEE
1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 30. ‘Ik heb het zelf onder controle of ik mijn opdrachten op tijd af heb.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 31. ‘Ik had eigenlijk verwacht iets heel anders te kunnen gaan doen met de opleiding Handel & Marketing.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 32. ‘Als het over school gaat, zijn mijn ouders niet zo geïnteresseerd.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 33. ‘Op de middelbare school ben ik niet één keer blijven zitten en daar heb ik ook een diploma gehaald.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 34. ‘Als ik een vraag had, werd ik bijna altijd van de ene persoon naar de andere verwezen, maar een echt antwoord kreeg ik niet.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 35. ‘Thuis/privé ging het niet zo goed met mij.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 36. ‘Ik vind dat ik op de opleiding Handel & Marketing goed begeleid werd.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5
BIJLAGEN
95
(helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 37. ‘Bij ons in de klas zaten echt van die kliekjes, we vormden niet echt één hechte groep.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 38. ‘Ik werd veel te vrij gelaten, het maakte niemand echt iets uit of ik mijn werk wel af had.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 39. ‘Ik had graag wat meer feedback gehad.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) Als je nog opmerkingen hebt naar aanleiding van deze vragenlijst kun je die hieronder neerzetten: _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ Bedankt voor je medewerking!
IK KAP ERMEE
96
Bijlage 6 Vragenlijst School voor Handel & Marketing Leeftijd: __________ Geslacht: man/vrouw Niveau waarop je zit: __________ Hieronder zul je een aantal stellingen aantreffen. Ik wil je vragen in hoeverre je het met deze stellingen eens bent door één van de hokjes aan te kruisen die je onder iedere stelling vindt. • • • • •
Als je het eerste hokje aankruist, ben je het helemaal niet eens met de stelling; Als je het tweede hokje aankruist ben je het niet helemaal eens met de stelling; Het derde hokje mag je aankruisen als je het niet weet, als je niet eens bent, maar ook niet oneens bent met de stelling; Als je het vierde hokje aankruist, ben je het een beetje eens met de stelling; En als je het vijfde hokje aankruist, ben je het helemaal eens met de stelling.
Hier zie je een (ingevuld) voorbeeld: ‘Als ik naar muziek luister, luister ik het liefst naar Lange Frans en Baas B.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - - - - - - - - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) De stellingen die je straks zal gaan beantwoorden gaan over het ROC Eindhoven, speciaal over de School voor Handel & Marketing. Het is geen toets of proefwerk, er zijn dus geen goede of foute antwoorden. Ik wil alleen graag weten wat jij vindt. Het onderzoek is anoniem. Dat betekent dat jouw naam niet op dit formulier komt te staan en dat dus niemand achter jouw antwoorden kan komen. Als je nog vragen of opmerkingen hebt over dit onderzoek kun je een e-mail sturen naar:
[email protected]
BIJLAGEN
97
1. ‘Mijn medeleerlingen zorgen ervoor dat ik mij prettig voel op school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 2. ‘Mijn ouders maakt het eigenlijk niet zo veel uit of ik wel of niet mijn diploma haal.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 3. ‘Als ik slechte punten haal, ligt dat aan de school en niet aan mij.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 4. ‘Ik kan met de meeste docenten goed overweg.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 5. ‘Ik ga naar school omdat ik dat leuk vind, niet omdat het moet.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 6. ‘Op mijn vorige school haalde ik slechte cijfers.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 7. ‘Wanneer het niet goed met mij gaat, wordt dat op school altijd wel door iemand van het personeel opgemerkt.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 8. ‘Voordat ik hier begon, dacht ik dat de lessen heel anders zouden zijn dan dat ik ze nu ervaar.’
98
IK KAP ERMEE
ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 9. ‘Mijn ouders worden heel kwaad als ik slechte punten haal.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 10. ‘Met de meeste docenten heb ik bijna niks.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 11. ‘Ik heb vaak een extra duwtje in de rug nodig om mijn best te doen voor school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 12. ‘Met de meeste van mijn medeleerlingen heb ik weinig contact.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 13. ‘De inhoud van de lessen klopt met wat ik er van te voren van verwacht had.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 14. ‘Op mijn vorige school werd ik gepest.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 15. ‘Ik vind dat het werk wat ik later kan gaan doen, tegenvalt. Ik had er iets heel anders van verwacht.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ
BIJLAGEN
99
1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 16. ‘Als het niet goed gaat met mij, weet ik eigenlijk niet zo goed bij wie ik hier op school aan zou moeten kloppen.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 17. ‘Ik heb geen behoefte om in de pauzes bij mijn medeleerlingen te gaan zitten, daar heb ik geen zin in.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 18. ‘Ik begin nooit uit mezelf aan mijn huiswerk, iets of iemand anders moet mij aan het werk zetten.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 19. ‘Mijn leraren hebben het beste met mij voor.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 20. ‘Mijn ouders willen graag weten hoe het met mij gaat op school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 21. ‘Er is mij van alles beloofd, maar de school voor Handel & Marketing heeft eigenlijk (nog) niks waargemaakt.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 22. ‘Als ik straf krijg, kan ik daar meestal eigenlijk helemaal niks aan doen.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5
100
IK KAP ERMEE
(helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 23. ‘Op mijn vorige school kon ik goed leren.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 24. ‘De banen die ik kan krijgen met deze opleiding lijken mij leuk.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 25. ‘Als ik vragen heb over mijn opleiding, weet ik bij wie ik moet zijn.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 26. ‘De manier waarop de lessen in elkaar zitten, is wel ongeveer zoals ik had verwacht.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 27. ‘Met mijn klasgenoten heb ik altijd veel plezier.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 28. ‘Ik voel van binnen de drang om mijn best te doen voor school.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 29. ‘Ik word automatisch boos als ik aan mijn leraren denk.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens)
BIJLAGEN
101
30. ‘Ik heb het zelf onder controle of ik mijn opdrachten op tijd af heb.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 31. ‘Ik had eigenlijk verwacht iets heel anders te kunnen gaan doen met deze opleiding.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 32. ‘Als het over school gaat, zijn mijn ouders niet zo geïnteresseerd.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 33. ‘Op mijn vorige school ben ik niet één keer blijven zitten en daar heb ik ook een diploma gehaald.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 34. ‘Als ik een vraag heb, word ik bijna altijd van de ene persoon naar de andere verwezen, maar een echt antwoord krijg ik niet.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 35. ‘Thuis/privé gaat het niet zo goed met mij.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 36. ‘Ik vind dat ik hier op school goed begeleid word.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 37. ‘Bij ons in de klas zitten echt van die kliekjes, we vormen niet echt één hechte groep.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ
102
IK KAP ERMEE
1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 38. ‘Ik word veel te vrij gelaten, het maakt niemand echt iets uit of ik mijn werk wel af heb.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) 39. ‘Ik zou graag wat meer feedback hebben.’ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ 1 2 3 4 5 (helemaal niet eens) - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - (helemaal eens) Als je nog opmerkingen hebt naar aanleiding van deze vragenlijst kun je die hieronder neerzetten: _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ Bedankt voor je medewerking!