‘Ik dacht: ik ben de enige’ Door Greta Riemersma 22 februari 2015 Hij is een Marokkaanse Nederlander die op mannen valt, in zijn kringen een taboe. Om dat te doorbreken, maakte Fahd Larhzaoui een voorstelling over zijn worsteling. ‘Mijn voorstelling is universeel, iedereen herkent de strijd die je als persoon moet leveren om te zijn wie je wilt zijn.’ Acteur Fahd Larhzaoui heeft al veel overweldigende reacties gekregen op zijn solovoorstelling Schijn, maar onlangs beleefde hij een avond die specialer was dan andere avonden. Hij trad op in de Meervaart, hartje Amsterdam-Osdorp, de zaal was voor een groot deel gevuld met Marokkaanse Nederlanders. Dat was voor het eerst sinds Schijn in februari vorig jaar in première ging. Al die tijd zaten er wel Marokkanen in het publiek, zelfs eens een imam, maar hoofdzakelijk waren het autochtonen die zijn voorstelling bezochten. Tot die avond dus. Larhzaoui liep het toneel op, scande de zaal en dacht: ‘Wow. Mooi. Oké. En nu knallen.’ Schijn is een monoloog over zijn persoonlijke worsteling om te kunnen zijn wie hij is, zonder zijn Marokkaans-Nederlandse familie te kwetsen. Hij is een man die op mannen valt, in zijn kringen een taboe. Hij vertelt over zijn jongensjaren, hoe hij voetbalde met vriendjes en ontdekte dat hij niet kon meepraten over de meisjes. Maar dit uitspreken was ondenkbaar, hij had geleerd dat ‘alles wat niet mag vanzelf verdwijnt’. Hij deed er alles aan zijn gevoelens te laten verdwijnen, tot en met een huwelijk met een vrouw. Het hielp niet. Zijn moeder zag dat haar zoon leed en vroeg hem wat hij had. Ze noemde alle mogelijke ziektes op, als laatste de liefde voor mannen. Toen hij bevestigend antwoordde, leidde dat in de familie tot heftige scènes. 'Ik snak af en toe naar de erkenning van de Marokkaanse gemeenschap' Toen de voorstelling in de Meervaart afgelopen was, volgde een gesprek met de zaal. Een jonge, gehoofddoekte vrouw stond op. Ze vertelde hoezeer Larhzaoui haar had geraakt. ‘Waarschijnlijk zou ik ook reageren zoals je familie,’ zei ze. ‘Maar nu ik dit heb gezien, wil ik deze avond alleen maar koesteren. Ik wil je bedanken voor dit mooie verhaal, ik kan hier alleen maar liefde voor tonen. Ik ben trots dat jij dit doet als Marokkaan, dat je dit vertelt over jezelf. Er moeten er meer komen zoals jij. Ik zal deze avond niet snel vergeten.’ Ze liep naar hem toe, omhelsde hem en begon te huilen. ‘Ik hield het zelf ook niet droog, het was zo’n mooi moment,’ zegt Larhzaoui. ‘Ik snak af en toe naar de erkenning van de Marokkaanse gemeenschap.’ Hoe is de voorstelling, los van deze avond, gevallen onder Marokkaanse Nederlanders? ‘Vrij goed. Ik wil niet zeggen dat iedereen snapt wat ik doe en iedereen er begrip voor toont, maar de mensen die mij aanspreken, na de voorstelling of via de sociale media, zijn positief.’
U raakt dus zelfs degenen die in eerste instantie huiverig stonden tegenover homoseksualiteit. ‘Absoluut. Kijk, mijn voorstelling is universeel, iedereen herkent de strijd die je als persoon moet leveren om te zijn wie je wilt zijn. Maar ik heb ook willen zeggen: dit is wie ik ben en hoe gaan we hier met zijn allen mee om. We kunnen doen alsof het niet bestaat en het onder de tafel blijven schuiven, maar het is er en we kunnen het niet weg blijven stoppen. Daarom ben ik opgestaan en heb ik gezegd: oké, ik ga proberen met mijn verhaal andere mensen te raken en door de muur heen te breken. Ik wil mensen inspireren, ze laten bewegen, ze over dingen laten nadenken.’ Heeft u veel reacties gehad van autochtone Nederlandse homoseksuelen die zichzelf in uw voorstelling herkenden? ‘Zeker. Er komen genoeg mensen naar mij toe die in de jaren vijftig of zestig met hun geaardheid hebben geworsteld. Ze zeggen: “Ik heb het ook zo moeilijk gehad.”’ Zijn er ook Marokkaanse homo’s die zeggen dat u hen met uw voorstelling steunt? ‘Ja, die heb ik wel gesproken. Ze vinden het vooral moeilijk tíjdens de voorstelling omdat ik letterlijk vertel wat zij doormaken. Dat is confronterend en pijnlijk voor ze. Maar ze staan achter me en zijn opgelucht dat ik hun worsteling verwoord.’ Ik zou me kunnen voorstellen dat u voor jonge Marokkaanse homoseksuelen een rolmodel bent. ‘Ik kan me dat ook voorstellen. Misschien hebben ze lang zitten wachten tot er iemand uit de Marokkaanse gemeenschap opstaat die het hierover heeft. Maar dat was niet het doel toen ik de voorstelling maakte en ik hou me er niet mee bezig. Ik wil dat we met elkaar in gesprek gaan. Mijn voorstelling gaat ook over liefde, die ik voor mijn familie heb en die zij voor mij hebben. Hoe gaan we samen een weg vinden om met elkaar door te gaan?’ Fahd Larhzaoui (36) is een selfmade acteur. Op zijn 23ste nam hij ontslag bij een kledingzaak in Rotterdam om te gaan acteren. Hij had ervaring opgedaan bij het amateurtoneel, nu wilde hij serieus werk maken van een professionele carrière. Hij deed auditie bij theatergroep Rotterdams Lef en werd aangenomen. Daarna volgden rollen in het theater en op televisie, onder meer de hoofdrol in Ik, Driss – De Musical naar het populaire feuilleton in NRC Handelsblad van Hassan Bahara en Asis Aynan. Tussen 2009 en 2014 waren hij en Carlijn van Ramshorst als presentatoren en acteurs het vaste gezicht van het NTR-kinderprogramma Huisje Boompje Beestje. Het lijkt erop dat Schijn zijn doorbraak is naar een groot publiek. Vorig jaar was hij te zien in Amsterdamse theaters, van januari tot begin april toert hij door heel Nederland en daarmee gaat hij door in september, ook in Vlaanderen, omdat er zoveel belangstelling is. Je kunt zeggen dat het welslagen van de voorstelling zich al voor de première aftekende. Twee jaar werkte hij aan Schijn, samen met schrijver Don Duyns en regisseur Floris van Delft, en nog voor hij vorig jaar klaar was, stortten de media zich op hem. Immers: Marokkaanse Nederlander vertelt op toneel hoe hij in de knoop heeft gelegen met zijn geaardheid, dat was nog nooit vertoond. Larhzaoui sloeg alle media-uitnodigingen af. Eerst maar eens de première, dacht hij. Na afloop van dat eerste optreden klonk minutenlang applaus en sindsdien is de stroom adhesiebetuigingen niet gestopt. Die sloegen overigens niet alleen op de emancipatorische inhoud, Schijn bleek in de ogen van recensenten en andere kenners gewoon een goed stuk.
Het Nederlands Theater Festival selecteerde het als een van de elf beste theaterproducties van het vorige seizoen. ‘Met zijn onopgesmukte spel en humor heeft Fahd Larhzaoui een belangwekkende en emotioneel rake voorstelling gemaakt,’ aldus het juryrapport. Avond na avond wordt het publiek gaandeweg stiller. Tijdens een optreden in het Utrechtse Rasa wordt duidelijk waarom: Larhzaoui is ontroerend eerlijk. Letterlijk en figuurlijk staat hij in zijn onderbroek, waardoor zijn strijd dichtbij komt. Als hij klaar is met vertellen en met zijn vingers langs zijn ogen heeft gestreken, stromen de toeschouwers het podium op om hem de hand te schudden. Een aantal dagen later zit hij in een uitspanning in zijn woonplaats Rotterdam en spreken we over de hashtag die hij geregeld twittert: #liefde. ‘Als we elkaar liefde geven, maken we elkaar gelukkiger,’ zegt hij. In zijn voorstelling vraagt hij ook al elke keer aan mensen in het publiek: ‘Bent u gelukkig?’ Dat doet hij omdat ‘gelukkig zijn niet vanzelfsprekend is’. Het zou uit de mond van ieder ander al snel klinken als het jargon van het spirituele tijdschrift Happinez, maar bij Larhzaoui ligt dat anders, zal blijken. Voor de goede orde: hij ís gelukkig, hij wil niet graag een andere indruk wekken. ‘I am fucking happy!’ roept hij halverwege het interview. Laten we praten over uw voorstelling. U heeft het over Sodom, mannen die seks hebben met mannen. Stond dit bij u thuis bekend als een zonde? ‘Zo kreeg ik het van huis uit mee. Dat heb je als je uit een gelovig gezin komt, uit een moslimgezin, maar het kan ook een christengezin zijn. Je denkt: het mag niet en het kan niet. Tot je erachter komt: hoor ik dan ook bij die groep, ben ik ook zo iemand?’ Hoe oud was u toen u dat voor het eerst dacht? ‘Acht, zoiets. Maar op mijn twaalfde wist ik het zeker.’ En toen had u al duidelijk meegekregen dat het niet mocht en kon? ‘Dat wist ik, ja. Ik ging me tegen mijn gevoelens verzetten. Ik dacht: dit ben ik niet. Het was een strijd met mezelf en dat was heftig. Ontkennen, toch weer niet ontkennen, ik was continu met mezelf in gevecht.’ U droeg een geheim met u mee, hoe was dat tegenover degenen die u liefheeft? ‘Het was verschrikkelijk dat ik het voor mezelf moest houden, dat ik het niet kon delen, voornamelijk met de mensen van wie ik houd. Maar op een gegeven vond ik er wel een manier op: wegstoppen, denken dat het weg zou gaan. Ik dacht: ik ken niets anders dan dit, dus ik ga maar proberen ermee te leven. Uiteindelijk was het de normaalste zaak van de wereld.’ Was u nooit verliefd in die tijd? ‘Nee, niet toen ik jong was. Ik geloofde niet echt dat ik zo was. Ik dacht: er komt een dag dat dit verdwijnt en dan ben ik er vanaf, nog even, Fahd, nog even volhouden en dan ben je het kwijt.’ Was het in die periode dat u bad tot God: laat me niet meer wakker worden, dan ben ik er vanaf? ‘Ja, die tijden heb ik gehad. Die waren pittig, maar ze hebben mij ook gemaakt tot wie ik nu ben. Door al die momenten, waarin ik hoopte er niet meer te zijn, ben ik tot op de dag van vandaag blij dat ik er ben en mijn verhaal kan delen met andere mensen. Ik wil maar zeggen:
geloof in jezelf en onthoud dat je nooit alleen bent. Ik had dat toen niet door, maar door de jaren heen ben ik erachter gekomen dat ik niet de enige was in dit schuitje.’ Had u destijds geen vriend of kennis met wie u uw geheim kon delen? ‘Nee, ik had niemand. Ik dacht: ik ben de enige.’ U had nooit op school of ergens anders gehoord dat er een heleboel mensen zijn zoals u? ‘Als je in zo’n situatie terechtkomt, sluit je je helemaal af. Niks komt meer binnen, je denkt alleen maar: hoe kom ik hier vanaf.’ Vond u dat het een ziekte was, zoals uw moeder later? ‘Ik wilde het dat stempel niet geven. Nee, ik had iets wat niet klopte en dat wilde ik kwijt. Het was alsof ik pijn had in mijn duim en dacht: hij is even gekneusd, twee dagen wachten en dan is de pijn weg en doet-ie het weer. En toen kwam ik erachter dat het niet wegging.’ Rond uw twintigste meende u dat de remedie was: trouwen. Dacht u oprecht dat het dan wel over zou gaan? ‘Ja, zeker. Ik was er heilig van overtuigd dat dat het geval was. Heel mijn leven was ik op zoek naar het antwoord op de vraag hoe ik hier vanaf kon komen. Ik dacht steeds: ik ben niet de man die op mannen valt, dus ik moet iets zoeken waardoor dit weggaat. Ik accepteerde mezelf niet, dat was het. Op een gegeven moment dacht ik: hé, ik heb nu alles gedaan, ik heb gebeden, ik heb zelfs aan God gevraagd me niet meer wakker te laten worden, maar er verandert niets, dus ja, laat ik trouwen.’ Uw moeder vond het ook een goed idee? ‘In haar ogen was het tijd om te trouwen en ik dacht: misschien is dit het dan, misschien gaat het dan zo weg. Ik was er aardig van overtuigd, ja.’ U trouwde met een meisje in Marokko. In de drie jaar die het kostte om haar in Nederland te krijgen, had u hier een relatie met een man. Word je daar niet schizofreen van? ‘Ik heb die periode ervaren als een droom, een film, een realitysoapachtig iets. Als ik in Marokko was om mijn vrouw te bezoeken, was alles in Nederland een vage droom. Als ik in Nederland was, was alles in Marokko een vage droom. Totdat zij naar Nederland kwam, we samen bij mijn ouders gingen wonen en tot mij doordrong: oké, dit is het leven dat ik moet gaan leiden.’ Officieel zijn homoseksuele activiteiten in Marokko strafbaar, maar in de praktijk wordt er coulant mee omgegaan Na hoeveel tijd had u door dat het niet ging werken? ‘Na acht maanden of zo. Ik ben blij dat ik er zo snel achter kwam, dat ik toen al het licht zag. Ik ging nadenken: wat ís het dan wat ik heb? Pas toen ging ik beseffen: misschien is het antwoord waarnaar ik al jaren zoek, dat ik mezelf moet accepteren.’ In de voorstelling lijkt het alsof u bij toeval tegen uw moeder uw geaardheid opbiecht. Was dat ook zo? ‘Mijn moeder merkte dat ik niet lekker in mijn vel zat en vroeg wat er was. Maar ik wilde het toen wel zeggen, ik was er klaar voor.’
En kreeg u inderdaad van uw familie dingen te horen als: ‘Ben jij fucking ziek in je hoofd’ en ‘Jij gaat naar de hel’? ‘Dat was uit emotie, dan zeggen mensen dingen omdat ze niet weten wat ze moeten zeggen.’ Heeft uw familie uw homoseksualiteit geaccepteerd? ‘Ik weet niet of ze het hebben geaccepteerd. Maar het belangrijkste voor mij is dat we een manier hebben gevonden om met elkaar te communiceren, ook al zal het altijd moeilijk blijven om over dit punt te praten.’ Grote babystapjes Larhzaoui wil niet ingaan op homoseksualiteit in de islamitische wereld, omdat hij geen uitspraken over anderen wil doen. Ondanks zijn grote vrijmoedigheid op het toneel blijken er nog steeds zaken gevoelig te liggen bij hem. Maar wie het taboe onder Marokkaanse Nederlanders wil begrijpen en de betekenis van Schijn, moet weten hoe de kwestie ligt in Marokko. Officieel zijn homoseksuele activiteiten in dat land strafbaar, maar in de praktijk wordt er coulant mee omgegaan. De gay gemeenschap kan er vrij ongestoord haar gang gaan, thuis of in clubs. Dat een hele buurt weet dat iemand gay is, is meestal ook geen probleem. Er is één restrictie: wie homoseksueel is, mag dat niet al te openlijk zijn, voor iedereen zichtbaar buiten de muren van het huis of een club. Neem Abdellah Taïa, de beroemdste homoseksueel van Marokko. Hij schreef in 2005 over zijn geaardheid in het Frans, in zijn boek Le rouge du tarbouche. Voor de familie van Taïa in de stad Salé maakte dat niet veel uit, omdat Frans vooral een taal van de elite is. Pas toen hij zijn verhaal deed in de Arabischtalige pers, ontstond een verwijdering tussen hem en zijn familie. Immers: nu kon heel Marokko het weten. In 2009 plaatste Taïa een open brief in het Marokkaanse tijdschrift Telquel: ‘Mijn lieve familie, ik steek mijn hand naar jullie uit. […] Ik bid jullie me niet te laten voelen dat ik een paria ben. […] Ik droom van de dialoog. Een onmogelijke dialoog tot vandaag de dag.’ Als Taïa de graadmeter is, kun je zeggen dat Marokko op het gebied van homoseksualiteit verandert. Zo zond de nationale tv-zender 2M in 2012 een portret van hem uit en kon Taïa vorig jaar zijn film l’Armée du salut, over hoe hij opgroeide als homoseksueel, vertonen op het Filmfestival van Tanger. Ook onder Marokkaanse Nederlanders begint er wat te schuiven, getuige de initiatieven waarmee homoseksuelen hier de openheid zoeken. Afgelopen zomer voer een Marokkaanse boot mee tijdens de Gay Pride in Amsterdam. En nu is er dus Schijn. ‘Als ik niet met mijn verhaal naar buiten was gekomen, had iemand anders het gedaan,’ zegt Larhzaoui. ‘Het zijn allemaal babystapjes die we maken en wellicht worden het wel grote babystapjes. Dat hoop ik.’ 'De deur staat nu op een kier: jongens, wat doen we hiermee, we kunnen het niet eeuwig blijven wegstoppen' De tijd was rijp voor ‘Schijn’? ‘Dat weet ik zeker.’ Hebben de jongere Marokkaanse Nederlanders geen zin meer zich naar het taboe te gedragen? ‘Het taboe is er nog steeds, ik hoop dat het weggaat. Maar dat ligt niet alleen aan mij. De deur staat nu op een kier: jongens, wat doen we hiermee, we kunnen het niet eeuwig blijven
wegstoppen. Met mijn voorstelling wil ik dat gesprek aangaan, ik wil mensen verbinden en met elkaar laten praten.’ Bent u anders over de islam gaan denken? ‘Nee, daar ben ik zeker niet anders over gaan denken.’ Door het geloof is het taboe ontstaan. ‘Ik denk dat het onwetendheid is. Ik was ook onwetend. Je kunt erover lezen en dingen van het geloof anders interpreteren. Zolang ik ervan uitga dat mijn geloof mij ondersteunt, ben ik er heilig van overtuigd dat ik niks verkeerds doe.’ U bent tijdens een voorstelling van ‘Schijn’ aangesproken op de aanslag op Charlie Hebdo, stond op Twitter. ‘Een man vroeg of ik afstand nam van wat daar was gebeurd. Ik dacht: zegt hij dit nou echt, hoor ik het goed? Ik was flabbergasted.’ 'Wat in Parijs is gebeurd, heeft niets te maken met wie ik ben en waar ik in geloof. Punt' Was u verbaasd dat hij het in het theater vroeg of überhaupt dat hij het vroeg? ‘Überhaupt, dat iemand zo’n vraag aan mij stelt, alsof ik er iets mee te maken heb. Ik kan toch geen afstand nemen van iets waarmee ik mij totaal niet kan identificeren? Tuurlijk is het vreselijk wat er is gebeurd, maar hoe stom en dom kun je zijn om te vragen of ik daarvan afstand neem? Het mooie was dat er een andere man opstond, die zei: “Als Feyenoordhooligans de boel slopen, neem jij daar dan ook afstand van?” Ik vond het zo geweldig. Toen begon de hele zaal te klappen. Ik dacht: o man, o Jezus, ik ben hier niet alleen.’ Wat heeft u die vragensteller geantwoord? ‘Ik zei: “Ik ben een Marokkaan, ik ben een moslim, maar dat ik die achtergrond heb, wil niet zeggen dat ik hiermee iets te maken heb. Dus nee, ik neem geen afstand, want ik kan me hier totaal niet mee identificeren. Wat in Parijs is gebeurd, heeft niets te maken met wie ik ben en waar ik in geloof. Punt.”’ Veel mensen zijn het met u eens: moslims afstand laten nemen is onzinnig. Maar vindt u niet dat moslims misschien moeten laten weten, ook aan de extremisten, dat ze hun geloof niet willen laten kapen? Hij lacht. Is dit ook een gevoelig onderwerp? ‘Het is heel gevoelig.’ Ik roep u niet ter verantwoording, ik vraag alleen of u geen behoefte heeft bijvoorbeeld te gaan demonsteren tegen IS. ‘Ik vind IS verschrikkelijk. Maar of mensen moeten gaan demonstreren, dat weet ik niet. Er gebeuren ongelooflijk veel gekke dingen in de wereld.’ Meer dan tweeduizend doden in Gaza afgelopen zomer, daar is in Nederland tegen gedemonstreerd. ‘Ik kan zeggen dat het niet mijn islam is, zoals die mensen van IS doen. Het is niet mijn geloof.’
De Fahd van vóór het geheim De gebeurtenissen in Schijn speelden zich dertien jaar geleden af. Larhzaoui ging scheiden en op zichzelf wonen. Hij wilde weer gelukkig worden, zegt hij. ‘Ik vroeg me af: waar is die vrolijke Fahd met die brede smile gebleven?’ Hij had zichzelf al die jaren zo weggestopt, dat het tijd kostte de Fahd van vóór het geheim, de echte Fahd, terug te vinden. Wat hem hielp, was dat hij rond die tijd koos voor het acteren. Hij deed overal auditie en nadat zijn carrière begon te lopen, volgde hij workshops en kreeg hij een beurs van de VandenEnde Foundation, waarmee hij stemlessen kon betalen. U had naar de toneelschool gewild, maar dat mocht niet van uw ouders. ‘Nee, dat vonden ze niet zo’n fijn idee. Ze dachten: daar kun je niet van leven. Mijn ouders wilden dat ik een goeie studie zou volgen en een heel goeie baan zou krijgen. Dat begrijp ik nu wel, maar toen niet. Ik wilde mijn hart volgen.’ Wat trok u aan in acteren? ‘Ik wilde heel graag profvoetballer worden, een echte jongensdroom. Ik kon goed voetballen, maar het is helaas niet gelukt, ik was net niet goed genoeg. Acteren zat ook in mij, dat was mijn tweede passie. Ik dacht: het is misschien wel mooi me te verplaatsen in iemand die ik niet ben en daar dan het beste uit te halen.’ Was u op school al bezig met acteren? ‘In groep 8 heb ik Jezus gespeeld in een musical. Het enige wat ik nog weet is dat een docent tegen me zei: “Joh, je moet iets doen met acteren.” Dat vergeet ik nooit meer. Zo is de liefde voor toneel ontstaan. Ik denk dat het in mijn bloed zat, verhalen vertellen. Mijn opa in Marokko was een mooie verhalenverteller. Ik kon uren naar hem luisteren. Hij vertelde eens: “Vroeger, toen ik nog jong en sterk was, wilde op een dag mijn ezel niet meewerken. Ik trok aan die ezel en ik trok, en toen werd ik zo boos en heb ik hem een dreun gegeven. De ezel viel in één keer neer.” Mijn opa was er trots op, zo van: ja, dan moet je maar naar me luisteren. Als klein kind dacht ik: arme ezel.’ Larhzaoui moet lachen bij de herinnering. Zijn familie komt uit Tamara, vlak bij de Marokkaanse hoofdstad Rabat. Hier stichtten zijn ouders hun gezin, met twee dochters en drie zonen. Rond 1970 vertrok zijn vader naar Nederland om te werken in een slachthuis in Gouda. De bedoeling was: geld verdienen en terugkeren naar Marokko om met de gespaarde centen iets te beginnen. Maar toen het voor gastarbeiders wettelijk mogelijk werd vrouw en kinderen over te laten komen, verhuisde de familie Larhzaoui naar Nederland. In 1978 werd Fahd in Gouda geboren. Hij was een nakomertje, het voorlaatste kind was twaalf jaar ouder. Naar Marokko zouden ze alleen nog op vakantie gaan. In 2012 speelde Larhzaoui in Ik, Driss – De Musical de gastarbeider Driss, een Marokkaan die gaat werken bij een Nederlandse visafslag. Larhzaoui had het gevoel dat hij in de voetsporen van zijn vader trad. Hij kreeg meer begrip voor zijn vader, voor alle oudere Marokkaanse vaders. ‘Ze hebben alles achtergelaten, ze hebben alleen een koffertje meegenomen naar een land waarvan ze totaal niets wisten en ze hebben keihard gewerkt, voor hun kinderen, voor mij. Door mijn vader heb ik een betere toekomst, daar ben ik hem dankbaar voor.’ Hij heeft het niet letterlijk tegen zijn vader gezegd. ‘Ik heb hem meegedeeld dat ik van hem hou en dat ik graag wilde dat hij kwam kijken, maar hij zat in die periode in Marokko. Mijn broers en zussen zijn wel geweest.’ Met Schijn was zijn familie minder blij, de reacties waren afhoudend. Hij vertelt erover aan
het einde van het stuk, maar ook dat zijn vader zei: ‘Zeg dat we het afkeuren, maar wel van je houden.’ 'Ik hoop dat mijn ouders ook een beetje begrip gaan tonen voor mij, dat zij gaan zien: oké, hij heeft hier niet voor gekozen, dit is hoe hij is en hij kan zichzelf echt niet veranderen' Hoe is het nu tussen jullie? ‘Er is liefde tussen ons. Er beweegt iets, er gebeurt wat. Doordat ik nu Schijn speel, heb ik een punt gemaakt, heb ik iets duidelijk willen maken: dat we het gesprek met elkaar moeten aangaan.’ Jullie praatten de afgelopen jaren nooit meer over uw homoseksualiteit? ‘Nee, we praatten er nooit over. En dat wilde ik met Schijn doorbreken. Ik wil dat er een dialoog ontstaat en dat we samen een tussenweg vinden.’ Met ‘Schijn’ wilde u dus ook iets losmaken bij uw familie. ‘Ja.’ Is de dialoog er? ‘Die is er moeizaam, die komt langzaam op gang.’ Uw ouders vinden het moeilijk dat u deze voorstelling heeft gemaakt. ‘Tuurlijk, en dat begrijp ik. Ik vind het jammer dat de dingen gaan zoals ze gaan, maar ik heb er heel veel begrip voor. Ik hoop dat zij ook een beetje begrip gaan tonen voor mij, dat zij gaan zien: oké, hij heeft hier niet voor gekozen, dit is hoe hij is en hij kan zichzelf echt niet veranderen. Als die acceptatie er niet is, dan is die er niet, als we maar respect voor elkaar hebben en met elkaar door één deur kunnen.’