IK BEN EEN MUZIKANTJE Door Kim Wagemans
Doelgroep RG 1.1: niet- of zwakgealfabetiseerde NT2-cursisten. Doelstellingen - Luisteren: de cursist kan informatie halen uit een mededeling - Voorbereidend lezen en schrijven: herkennen van en verdelen in lettergrepen - Inoefenen van de constructie “ik kan...” en “ik ben” Materiaal - goed/fout-kaartjes (zie bijlage) - werkblad 1: een werkblad rond ‘Ik ben…’. Zet een 12-tal afbeeldingen die dingen visualiseren die je bent in een tabel. Voorbeeld: getrouwd, leraar, bouwvakker, 35 jaar,Belg, moe, ziek, Marokkaan, Italiaan, muzikant, rijk, groot. Een aantal prenten vind je op http://www.betavzw.be/nl/symbolen/zwartwit.html. - werkblad 2: een werkblad rond ‘Ik kan …’. Zet een 12-tal afbeeldingen die dingen visualiseren die je kan in een tabel. Voorbeeld: tekenen, voetballen, zingen, … - lied ‘Ik ben een muzikantje’. Een traditionele versie is gratis te downloaden op http://www.vreemdeeend.be/indeklas.htm, een ‘zottere’ variant vind je op de Kapitein Winokio cd. - prenten van de instrumenten die in het lied voorkomen. Een aantal prenten van de hand van Gregory Verheecke vind je eveneens op http://www.vreemdeeend.be/indeklas.htm) - werkblad 3: een werkblad met afbeeldingen van een aantal instrumenten en daaronder 5 bolletjes (elk bolletje staat voor een lettergreep). Per instrument moeten de cursisten het juiste aantal lettergrepen kleuren. - spelbord ‘ik kan’: Het spelbord ziet er uit als een monopoly-spel, met werkwoorden in plaats van straten (voorbeeld: eten, dragen, gooien, kussen, …). In het midden van het spelbord liggen er geen kanskaarten, maar voorwerpkaarten (een krokodil, een schoen, een kind, de lerares,...). Bij analfabetengroepen zijn zowel de werkwoorden als de voorwerpen gevisualiseerd d.m.v. een tekening (zie www.betavzw.be)
Ik ben een muzikantje
1
Lesverloop DEEL 1: ‘IK BEN…’ 1. Inoefenen ‘ik ben…’ - De cursisten krijgen elk een set goed/fout-kaartjes. - De docent beweert allerlei dingen. De cursisten geven aan met de kaartjes of het juist of fout is. Voorbeelden: Ik ben een Marokkaan. Ik ben getrouwd. Ik ben een Italiaan. Ik ben een Belg. Ik ben een lerares. Ik ben werkloos. Ik ben metser. Ik ben muzikant. Ik ben een dokter. Ik ben 35 jaar. - Werkblad 1 wordt uitgedeeld. Eerst worden alle tekeningen overlopen (getrouwd, leraar,bouwvakker, 35 jaar, Belg, moe, ziek, Marokkaan, Italiaan, muzikant, rijk, groot). Dan duiden de cursisten in groen aan wat ze wel zijn en in rood wat ze niet zijn. Onderaan schrijven ze hun naam. - De werkbladen worden opgehaald. De docent “leest” de antwoorden. De cursisten moeten raden van wie het blad is. - Gaat dit vlot, dan kan je de cursisten ook elkaars werkbladen laten “lezen”. 2. Beluisteren van het lied ‘Ik ben een muzikantje’ (eerste luisterronde) Wat is de zanger? Een muzikantje en een Zwitser. DEEL 2: ‘IK KAN…’ 1. Inoefenen ‘ik kan …’ - De docent doet iets voor dat hij/zij kan en herhaalt telkens: ‘ik kan …’. Voorbeelden: 360 graden rondspringen 15 seconden je adem inhouden een papieren bootje vouwen een poes tekenen mijn naam schrijven een rekensom maken. met mijn ene hand een cirkel tekenen en met mijn andere hand op de tafel slaan Vraag aan de cursisten of zij dat kunnen.
Ik ben een muzikantje
2
- Deel werkblad 2 uit. De cursisten duiden in groen aan wat ze kunnen en in rood wat ze niet kunnen. - Laat de cursisten per twee een klein gesprekje voeren: ik kan … / ik kan niet … - Laat dan de cursist aan de klas vertellen wat zijn gesprekspartner wel of niet kan: Mohammed kan … / Hij kan niet … . 2. Beluisteren van het lied ‘Ik ben een muzikantje’ (tweede luisterronde) Wat kan de zanger? (ik kan spelen) 3. Beluisteren van het lied ‘Ik ben een muzikantje’ (derde luisterronde) - De cursisten proberen mee te zingen. - Ondertussen hangt de docent de verschillende prenten van de instrumenten op het bord. - De cursisten vullen werkblad 3 in. DEEL 3: SPELLETJE ‘IK KAN …’ - Verdeel de cursisten in groepjes. - De eerste groep gooit de dobbelsteen. De pion wordt verzet, bijvoorbeeld tot op het werkwoord ‘eten’. Dan neemt een cursist van het groepje een kaart van de stapel in het midden, met daarop bijvoorbeeld een kind. Als de cursisten vinden dat je een kind kan eten én ze kunnen de andere groep(en) hiervan overtuigen, dan mogen ze het kaartje houden. Zoniet leggen ze de kaart onderaan de stapel in het midden. - De volgende groep gooit de dobbelsteen, enz. - Op het einde (spreek op voorhand een tijdstip af) worden de kaarten geteld. De winnende groep is de groep met de meeste kaarten. - Opmerking: Dit spel geeft aanleiding tot leuke discussies. Spontaan demonstreren cursisten dat je een stoel wél kan kussen of wisselen ze recepten uit over hoe je slang best klaarmaakt!
Ik ben een muzikantje
3
BIJLAGEN
Ik ben een muzikantje
4
Goed/ fout – kaartjes
GOED FOUT
Ik ben een muzikantje
5