IJsseldelta Zuid, bypass Kampen Constructieve Ontwerpberekening Object 1A3, Recreatieschutsluis
Provincie Overijssel 17 augustus 2012 Definitief rapport 9V4747.C2
HASKONING NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS
Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84
Telefoon
(024) 360 54 83
Fax
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Deelproduct A2 technisch ontwerp Ontwerprapportage object 1A3 Recreatieschutsluis
Verkorte documenttitel
Ontwerprapportage object 1A3
Status
Definitief rapport
Datum
17 augustus 2012
Projectnaam
IJsseldelta Zuid, Kampen
Projectnummer
9V4747.C2
Opdrachtgever
Provincie Overijssel
Referentie
Auteur(s)
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm
M. Mies
Collegiale toets
B. van Lammeren
Datum/paraaf
17 augustus 2012
Vrijgegeven door Datum/paraaf
P.W. van de Kreeke 17 augustus 2012
E-mail Internet KvK
SAMENVATTING Voor het project IJsseldelta Zuid is een nieuwe recreatieschutsluis (objectcode 1A3) aan de zijde van de IJssel gepland. Met behulp van deze sluis kan het gewenste waterstandsverschil tussen de IJssel en de bypass worden overbrugd. De sluis zal worden ontworpen voor recreatievaart klasse AII. Het ontwerp wordt uitgewerkt tot op een voorlopig ontwerp niveau ten behoeve van de SNIP3-procedure IJsseldelta zuid / Bypass Kampen. Met deze rapportage wordt het voorlopig ontwerp van de recreatieschutsluis beschreven. Het ontwerp dient als input voor de SNIP3 procedure IJsseldelta zuid. Met behulp van het gepresenteerde ontwerp dienen ook de stichtingskosten van het kunstwerk tot op circa 30% nauwkeurig geraamd te kunnen worden. Ook geeft het ontwerp de diverse raakvlakken en eisen tussen het kunstwerk en zijn omgeving weer. Het definitieve ontwerp van de sluis zal volgens het bouwbesluit 2012, NEN-EN normen, ROK 1.0 (RWS) en het functionele programma van eisen worden uitgewerkt. De ontwerpwerkzaamheden zijn er op gericht om tot een innovatief, economisch en functioneel aantrekkelijke oplossing voor de taakstelling te komen binnen de grenzen van de eisen ten aanzien van beeldkwaliteit. Daarnaast is rekening gehouden met specifieke wensen van beheerders en gebruikers van het kunstwerk. De wanden en de vloer van de recreatiesluis worden, i.v.m. de benodigde robuustheid en duurzaamheid, daarom uitgevoerd in gewapend beton en is de fundering opgebouwd uit prefab-voorgespannen funderingspalen (trek- en drukfunctie). Verder is in het ontwerp van de hoofddraagconstructie rekening gehouden met een toename van de belastingen in de verschillende project fasen. De recreatiesluis is te verdelen in; een benedenhoofd, de sluiskolk, en het bovenhoofd, waarbij het bovenhoofd langer zal moeten zijn omdat de Kamperstraatweg hier middels een vaste brug de sluis kruist. Dwars op de sluisklok zijn op diverse plaatsen kwelschermen opgenomen. In een en ander is nader uitgewerkt op ondergenoemde tekeningen: 1321-101, Object 1A3, Recreatiesluis, situatie; 1321-103, Object 1A3, Recreatiesluis, bovenhoofd aanzicht en doorsneden; 1321-105, Object 1A3, Recreatiesluis, sluisdeuren bovenhoofd; 1321-106, Object 1A3, Recreatiesluis, sluisdeuren benedenhoofd.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapportDefinitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm 17 augustus 2012
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3
1 1 1 1
Doel van het ontwerp Leeswijzer Bijbehorende tekeningen
2
RANDVOORWAARDEN EN UITGANGSPUNTEN 2.1 Basisuitgangspunten 2.2 Normen, bepalingen en richtlijnen 2.3 Uitgangspunten voor materiaalspecificaties en grondgegevens 2.1 Terrein- en bodemopbouw 2.2 Grondwaterstanden 2.3 Grondmechanische eigenschappen 2.4 Veiligheidsklasse en referentieperiode
3
BELASTINGEN, BELASTINGFACTOREN 3.1 Permanente belastingen 3.2 Veranderlijke belastingen 3.3 Spanningen door krimp- en temperatuurbelasting 3.4 Belastingsfactoren
6 6 6 9 10
4
GEOMETRIE EN ONTWERP VAN DE SCHUTSLUIS 4.1 Sluiskolk, sluishoofden en verkeersdek 4.2 Voorzieningen tegen kwel- en onderloopsheid 4.3 Keermiddelen en nivelleermiddelen 4.4 Afweging bewegingswerken 4.5 Opstel- en wachtplaatsen
11 11 13 13 16 17
5
BOUWFASERING SCHUTSLUIS 5.1 Fasering
18 18
6
VOORLOPIG ONTWERP RECREATIESCHUTSLUIS 6.1 Algemeen 6.2 Funderingswijze 6.3 Beschouwing bouwkuip 6.4 Schets doorsnede bovenhoofd 6.5 Schets doorsnede bovenhoofd met verkeersbrug 6.6 Snede beschouwing sluiskolk
20 20 20 20 21 22 22
7
ALTERNATIEVEN 7.1 Inleiding 7.2 Bouwkuip zonder onderwaterbeton 7.3 Kolkwanden van damwanden of diepwanden met een open blokkenvloer 7.4 Groene kolk 7.5 Roldeuren
23 23 23
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapportDefinitief rapport
2 2 2 2 3 4 4 5
23 23 23
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -i-
17 augustus 2012
BIJLAGEN 1. GHG LHG van de huidige- en toekomstige situatie
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapportDefinitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - ii -
17 augustus 2012
1
INLEIDING Voor het project IJsseldelta Zuid is een nieuwe recreatieschutsluis. Met behulp van deze sluis kan het waterstandsverschil tussen de IJssel en de bypass worden overbrugd. De sluis zal worden ontworpen voor recreatievaart. Het ontwerp wordt uitgewerkt tot op voorlopigontwerp niveau ten behoeve van de SNIP3-procedure IJsseldelta zuid / Bypass Kampen.
1.1
Doel van het ontwerp Het doel van het ontwerp een toets op haalbaarheid en om de stichtings- en beheerskosten van het kunstwerk tot op 30% nauwkeurig te kunnen ramen. Bovendien geeft het ontwerp de diverse raakvlakken en eisen tussen het kunstwerk en zijn omgeving weer. Het resultaat van deze ontwerpfase kan tevens dienen als uitgangspunt voor de verdere ontwerpfasen (referentie ontwerp t.b.v. aanbesteding).
1.2
Leeswijzer In het volgende hoofdstuk worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het ontwerp beknopt weergegeven. Hoofdstuk 3 gaat in op de dominante belastingen. In hoofdstuk 4 wordt de geometrie van het kunstwerk omschreven en in hoofdstuk 5 wordt een mogelijke bouwfasering van het ontwerp beschreven. De beschouwingen van de diverse hoofdonderdelen worden beschreven in hoofdstuk 6.
1.3
Bijbehorende tekeningen Bij deze ontwerpberekening horen de ondergenoemde tekening(en): 1321-101, Object 1A3, Recreatiesluis, situatie; 1321-103, Object 1A3, Recreatiesluis, bovenaanzicht en doorsneden; 1321-105, Object 1A3, Recreatiesluis, sluisdeuren bovenhoofd; 1321-106, Object 1A3, Recreatiesluis, sluisdeuren benedenhoofd.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -1-
17 augustus 2012
2
RANDVOORWAARDEN EN UITGANGSPUNTEN
2.1
Basisuitgangspunten Basisuitgangspunten zijn ontleend aan onderstaande bronnen: 1. Deelproduct 1 Functioneel Programma van Eisen; 2. Systeem analyse IJsseldelta Zuid / Bypass Kampen; 3. Deelproduct 4 Inrichtingsplan; 4. Deelproduct 3 Waterkeringsplan; 5. Deelproduct 9 Hydraulica en veiligheid; 6. Deelproduct 10 Geohydrologie; 7. Grondonderzoek FUGRO.
2.2
Normen, bepalingen en richtlijnen Voor het voorlopig ontwerp zijn de onderstaande normen en richtlijnen gebruikt. Opgemerkt wordt dat de vergunningsaanvraag voor de bouw van de sluis na 1 april 2012 zal plaatsvinden. Daarom zal in de vervolgfase het ontwerp nader uitgewerkt moeten worden volgens de het bouwbesluit 2012 en de geldende NEN-EN normen. Tevens is de ROK 1.0 van toepassing.
2.3
NEN 6700 NEN 6702 NEN 6740 NEN 6743 NEN 6720 NEN 6770 TAW RVW2011 CUR 166 CUR2001-4
Algemene basiseisen; Belastingen en vervormingen; Basiseisen en belastingen; Berekeningsmethode voor funderingen op palen – Drukpalen; Voorschriften Beton. Constructieve eisen en rekenmethoden; Staalconstructies, basiseisen en basisrekenregels; Leidraad Kunstwerken; Richtlijn Vaarwegen 2011; Damwandconstructies; Ontwerpregels voor trekpalen.
Uitgangspunten voor materiaalspecificaties en grondgegevens Staal: constructiestaal S235/S355 (verzinkt of gecoat); in te storten ankers (draadeinden) Klasse 8.8; damwanden S270 (corrosie toeslag conform CUR 166). In het werk gestorte onderdelen: kwaliteit C28/35 voor; milieuklasse XC4, XD3 XF4; betonstaal FeB 500 HWL. Prefab voorgespannen liggers: kwaliteit C53/65; milieuklasse XC4, XD3, XF4 (geldt ook voor de schampranden); betonstaal Fep1860/ FeB 500 HWL.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -2-
17 augustus 2012
Prefab funderingspalen: kwaliteit C45/55; milieuklasse XC2, XA2; betonstaal Fep/1860 / FeB 500 HWL. Ongewapende onderwaterbetonvloer (OWB): kwaliteit C20/25; milieuklasse X0.
2.1
Terrein- en bodemopbouw Het maaiveldniveau ter hoogte van de beschouwde onderzoekslocatie varieert tussen NAP +1,63 m en NAP +0,53 m. De laag gelegen delen van het projectgebied liggen buitendijks van de waterkering van de Kamperstraatweg. Uit de Algemene Hoogtekaart Nederland (www.ahn.nl) volgt dat het wegpeil van de Kamperstraatweg (N763) ter hoogte van de toekomstige recreatieschutsluis varieert tussen ca. NAP +4,0 m en NAP +3,8 m. Uit het beschikbare onderzoek [7] volgen significante verschillen in de bodemopbouw binnendijks en buitendijks van de Kamperstraatweg. De grondopbouw is geschematiseerd weergegeven in tabellen 2.1 en 2.2. Tabel 2.1:
Bodemopbouw, buitendijks
Niveau [m t.o.v. NAP]
Beschrijving
+0,6 à +0,5
Maaiveld
+0,6 à +0,5
tot
+0,3 à -0,8
Toplaag
zand, silt, klei
+0,3 à +0,8
tot
-8,0 à -10,0
ZAND
los tot matig vast gepakt, plaatselijk doorsneden
-8,0 à -10,0
tot
-16,5 à -19,0
ZAND *
matig vast tot vast gepakt
-16,5 à -19,0
tot
-24,5
ZAND
zeer vast tot uiterst vast gepakt
door siltige lagen en laagjes
-24,5
Maximaal beschouwde diepte
* bij sondering 7135 tussen NAP -18,0 en NAP -20,5 m VEEN (voorbelast) en KLEI, zandig
. Tabel 2.2:
Bodemopbouw, binnendijks
Niveau [m t.o.v. NAP]
Beschrijving
+1,6 à +1,2
Maaiveld
0,0
tot
-1,5 à -2,0
ZAND en KLEI
-1,5 à -2,0
tot
-12,0 à -12,3
ZAND
gelaagd, bij sondering 7141 tot NAP -8,0 m los tot matig vast gepakt, plaatselijk doorsneden door siltige lagen en laagjes
-12,0 à -12,3
tot
-13,5 à -14,0
KLEI
vast
-13,5 à -14,0
tot
-15,0 à -16,0
KLEI
zandig (gelaagd), vast
-15,0 à -16,0
tot
-24,5
ZAND
zeer vast tot uiterst vast gepakt
Maximaal beschouwde diepte
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -3-
17 augustus 2012
2.2
Grondwaterstanden Ter bepaling van de op de projectlocatie optredende huidige en toekomstige grondwaterstanden zijn de resultaten uit de rapportage geohydrologische effecten (deelproduct 10 R003 d.d. 28 april 2011) geraadpleegd. Voor het ontwerp van tijdelijke bouwputvoorzieningen wordt uit gegaan van de huidige situatie. Een maximale grondwaterstand van NAP +0,5 m (GHG in de huidige situatie zie deelproduct 10 geohydrologie kaart 2) als voldoende veilig beschouwd. De grondwaterstand dient tijdens uitvoering met peilbuizen te worden gecontroleerd. Voor de definitieve situatie dient ook een verandering in stijghoogte door hogere zomeren winterpeilen in rekening te worden gebracht. De geohydrologische effecten zijn primair berekend als gevolg van de aanleg van de bypass bij handhaving van het huidige winterpeil tot 2025 (een zomerpeilverhoging 10 cm heeft geen invloed op maatgevende effecten in de winter). Daarnaast is een robuustheidstoets gedaan voor de toekomstige verhoging van het buitenwaterpeil met 30 cm. Dit betreft alleen een toets voor het jaar 2045 omdat de prognose van de peilverhoging voor 2100 nog te onzeker is. De effecten van de bypass inclusief de peilverhoging op de GHG en GLG zijn weergegeven in de kaarten 29 en 30 deelproduct 10. De desbetreffende kaarten zijn overgenomen uit deelproduct 10 en toegevoegd in bijlage 1.
2.3
Grondmechanische eigenschappen De in de berekeningen aangehouden grondparameters zijn afgeleid op basis van het uitgevoerde grondonderzoek, tabel 1 van NEN 6740:2006 en ervaring. De representatieve waarden van de belangrijkste grondparameters zijn weergeven in tabel 2.3. Tabel 2.3 : Grondsoort
Grondparameters (representatieve waarden) γdroog/γnat 3
[kN/m ]
Sterkte
Stijfheid
c’
φ’
δ
kH;1
[kPa]
[°]
[kPa]
[kN/m ]
[kN/m ]
[kN/m ]
kH;2 3
kH;3 3
3
Dijksmateriaal
18,0 / 18,0
5
22,5
15,0
5000
2500
1250
ZAND, siltig, los
17,0 / 19,0
0
25,0
16,7
10000
5000
2500
KLEI, slap
14,0 / 14,0
0
17,5
11,7
2000
800
500
15,0 / 15,0
1,5
22,5
15,0
2400
960
600
tot vast
18,0 / 20,0
0
32,0
21,33
20000
10000
5000
KLEI, matig tot stijf
18,0 / 18,0
5
22,5
15,0
5000
2500
1250
ZAND, zeer vast
19,0 / 21,0
0
35,0
23,3
40000
20000
10000
KLEI, licht zandig, slap ZAND, matig vast
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -4-
17 augustus 2012
2.4
Veiligheidsklasse en referentieperiode De constructies worden ingedeeld in veiligheidsklasse 3 gezien de grote maatschappelijke waarde (waterkering). De hoofddraagconstructies wordt ontworpen voor een referentieperiode van 100 jaar. Aangezien het watersysteem van de bypass drie fasen [2] doorloopt, dienen de niet of moeilijk aanpasbare delen van de sluis zoals de fundering en hoofddraagconstructie op de belastingen uit fase drie te worden ontworpen. De constructie wordt verder toekomst vast of aanpasbaar ontworpen.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -5-
17 augustus 2012
3
BELASTINGEN, BELASTINGFACTOREN De volgende dominante belastingen zijn voor het voorlopig ontwerp aangehouden: Permanent: eigen gewicht; rustende belastingen; grond- en grondwaterdruk. Veranderlijk: waterdruk verschillen; scheepsbelastingen zoals bolder of troskrachten; belastingen uit bewegingswerken; belastingen (verkeer) op het brugdek; hoogwater IJssel / Bypass. Bijzondere belasting: aanvaring; calamiteitbelasting.
3.1
Permanente belastingen Eigen gewicht Voor het eigen gewicht wordt de volgende volumieke gewichten aangehouden: Beton: 25 kN/m3; Staal: 78,5 kN/m3; Water: 10 kN/m3. Gronddrukken Op de sluiswanden werkt een permanente belasting door gronddruk. Het gewicht van de grond is aangenomen voor droog 18 kN/m3 en voor nat 20 kN/m3. Door het wisselende waterpeil in de sluiskolk ontstaat een wisselende tegendruk van de wanden tegen het grondpakket. Dit kan resulteren in een belastingtoename op de wanden door “opspannen van de grond” achter de wand. Dit effect wordt bij de berekening in rekening gebracht door (voorlopig) met een verhoogde gronddrukcoëfficiënt (Kn = 0,7) te rekenen.
3.2
Veranderlijke belastingen Waterdruk en waterpeilen De sluis wordt ingedeeld in veiligheidsklasse 3 gezien de grote maatschappelijke waarde (waterkering). De hoofddraagconstructies wordt ontworpen voor een referentieperiode van 100 jaar. Aangezien het watersysteem van de bypass drie fasen [2] doorloopt, worden de niet of moeilijk aanpasbare delen van de sluis (fundering en hoofddraagconstructie) op de belastingen uit fase drie ontworpen. De overige onderdelen van de constructie worden zoveel als mogelijk is toekomst vast of aanpasbaar ontworpen.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -6-
17 augustus 2012
Voor de bepaling van de waterdrukken (grondwaterdruk ook als variabel belasting beschouwen conform de TAW) wordt uitgegaan van de volgende situaties. De gehanteerde waterstanden komen uit deelrapport A9 hydraulica en veiligheid. Tabel 3.1: Waterstanden Recreatiesluis [5] Locatie
Bypass-zijde
Situatie
FASE 1
FASE 2
FASE 3
[m NAP]
[m NAP]
[m NAP]
Zomer max
+0.85
+1.08
+1.15
Zomer min
-0.45
-0.45
-0.45
Winter max
+.45
+.57
+1.85
Winter min
-0.90
-0.90
-0.90
+4.23
+4.41
Storm IJssel-zijde
Zomer max
1.28
1.48
+1.55
Zomer min
-0.30
-0.30
0.00
Winter max
2.30
2.41
+2.65
Winter min
-0.95
-0.95
-0.95
+4.19
+4.38
Storm
Belastingsituatie 0 (bouwfase)
In de bouwfase wordt gerekend met een grondwaterstand van ca. NAP+0.50 m (= mv – 1.0 m). Dit is gelijk aan het huidige gemiddelde hoog grondwaterniveau (GHG). Het huidige gemiddelde laag grondwaterniveau (GLG) = ca. NAP+0.10 m (= mv - 1.20 m) (zie de overgenomen kaarten uit deelproduct 10 in bijlage 1). Deze situatie (bouwfase) is maatgevend voor de maximale trekbelasting op de fundering, de beschouwing van de onderwaterbetonvloer en de damwanden.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -7-
17 augustus 2012
Belastingsituatie 1 (gebruiksfase)
Situatie max. winterpeil (NAP+2.65m) in het bovenhoofd en min. winterpeil in de sluis (NAP+1.85m). Voor de grondwaterstand is het gemiddelde laag grondwaterniveau (GLG) = NAP+0.60 m (= mv-1.40 m) aangehouden Toekomstige waterstanden zijn ontleend aan deelproduct 10, geohydrologie, zie de kaarten in bijlage 1). Belastinggeval 1 is onder andere bepalend voor de maximale druk belasting op de funderingspalen Belastingsituatie 2 (gebruiksfase)
Situatie min. winterpeil (NAP-0.95m) in het bovenhoofd en min. winterpeil in de sluis (NAP-0.90m). Voor de grondwaterstand wordt aangehouden het gemiddelde hoog grondwaterniveau (GHG) = NAP+1.0 m (= mv - 0.50 m). Hoog water
Situatie MHW NAP+4,41 m aanhouden Onderhoudsfase
Situatie sluis droog en een grondwaterstand van gemiddelde hoog grondwaterniveau (GHG) = NAP+1.0 m. Hierin is een toekomstige stijging met ca. 50 cm opgenomen. Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -8-
17 augustus 2012
Verkeersbelastingen op het brugdek Kamperstraatweg Omdat de Kamperstraatweg de sluis kruist is een vast brugdek over de sluis voorzien. De brug is ontworpen en gedimensioneerd op de verkeersbelasting conform de NEN6706. Bolders en haalpennen Bolders (niet noodzakelijk t.b.v. onderhoud wel opgenomen) en haalpennen dimensioneren op 40 kN. Een en ander conform richtlijnen Vaarwegen, hoofdstuk 4.5. Bijzondere belastingen In het ontwerp van de constructie wordt in deze fase nog geen rekening gehouden met aanvaringen door schepen. In ieder geval zullen naast de aanwezige afsluitmiddelen reserve keermiddelen of noodkeringen aanwezig moeten zijn die in geval van een aanvaring ingezet kunnen worden. Daarnaast worden in de recreatievaart lichter vaartuigen gebruikt zodat de kans op grote schades beperkt is.
3.3
Spanningen door krimp- en temperatuurbelasting Belastingen t.g.v. krimpspanningen door bijvoorbeeld de invloed van gestorte verticale wanden op de reeds gestorte vloeren zijn in deze berekening niet beschouwd. Dergelijke spanningen worden nog beïnvloed door de wijze van uitvoeren (fasering). Een analyse van de effecten van de fasering en de te nemen maatregelen wordt uitgevoerd in de uitvoeringsfase . Voor een eerste inschatting van de belasting ten gevolge van temperatuur (-verschillen) kan worden uitgegaan van de onderstaande schets. De watertemperatuur heeft een minder sterke variatie dan de luchttemperatuur en heeft een gunstig effect op de spanningsontwikkeling. Daarom is voor de eerste inschatting uitgegaan van een lege kolk. De temperatuursverschillen zijn als een belasting ingevoerd in Scia Engineer en worden alleen in de BGT beschouwd. De invloed van de temperatuursbelasting in langsrichting zijn niet beschouwd.
Figuur 3.1: Temperatuursbelastingen
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm -9-
17 augustus 2012
3.4
Belastingsfactoren Voor de belastingsfactoren is de NEN6700 toegepast, aangevuld met het gestelde uit de TAW. De in de Leidraad Kunstwerken gestelde belastingfactoren zijn gebaseerd op NEN 6700, het geen resulteert in een betrouwbaarheid van β=3,6. Belastingfactoren voor de schutssluis (excl. brug) Uiterste grenstoestand In de uiterste grenstoestand wordt een belastingfactor 1,2 voor alle ongunstig werkende permanente belastingen toegepast. Voor gunstig werkende permanente belasting geldt een belastingfactor 0,9. De belasting door MHW worden met een belastingfactor van 1,25 (conform TAW) verhoogd en de veranderlijke belastingen worden met een belastingfactor van 1,5 verhoogd. Bruikbaarheidsgrenstoestand Zowel de permanente als de veranderlijke belastingen worden met een belastingfactor 1,0 ingevoerd. Bijzondere belastingen en temperatuurspanningen worden getoetst in de bruikbaarheidsgrenstoestand. Bijzondere belastingen zijn onder andere aanvaarbelastingen en stromingsbelastingen t.g.v. mogelijk niet sluiten. Belastingfactoren voor de brug Uiterste grenstoestand In de uiterste grenstoestand wordt een belastingfactor 1,35 voor alle ongunstig werkende permanente belastingen toegepast. Voor gunstig werkende permanente belasting geldt een belastingfactor 0,9. De verkeersbelastingen op de brug worden met een belastingfactor van 1,35 verhoogd en de overige veranderlijke belastingen met een factor van 1.50 verhoogd. Bruikbaarheidsgrenstoestand Zowel de permanente als de veranderlijke belastingen worden met een belastingfactor 1,0 ingevoerd. Bijzondere belastingen en temperatuurspanningen worden getoetst in de bruikbaarheidsgrenstoestand. Hiervoor wordt verwezen naar NEN 6706.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 10 -
17 augustus 2012
4
GEOMETRIE EN ONTWERP VAN DE SCHUTSLUIS
4.1
Sluiskolk, sluishoofden en verkeersdek De schutsluis is ontworpen voor recreatievaart. De kolkafmetingen zijn afgestemd voor recreatievaart klasse AM. De kolkafmetingen worden 60 m lang en 10,2 m breed, gebaseerd op 10.000 tot 25.000 vaartuigen per jaar. Daarnaast kruist de sluis de Kamperstraatweg. Direct voor het bovenhoofd is daarom een vast brugdek voorzien. Het ontwerp van de schutsluis wordt beschouwd op ontwerppeilen tot en met fase 2. De niet aanpasbare of moeilijk aanpasbare delen van de schutsluis (fundering en hoofddraagconstructie) worden op belastingen als gevolg van de ontwerppeilen t/m 2115 ontworpen. Overige belangrijke uitgangspunten voor de schutssluis: De sluis wordt ontworpen met een drempeldiepte van NAP- 2.6 m; Bovenkant bovenhoofd aanhouden op NAP + 4.85(= hoogte waterkering IJsseldijk; Bovenkant benedenhoofd aanhouden op NAP + 2.0 m; Onderkant brugdek aanhouden op NAP + 4,95 m. Bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de tekeningen genoemd in hoofdstuk 1.4. Toelichting drempel niveau: Het drempel niveau is vastgesteld aan de hand van RVW 2011 uitgaande van:. Min Bypasspeil - 0,45 m NAP (maatgevend); Min IJsselpeil -0,3 m NAP; Doorvaartdiepte 1,5 +0,4 m kielspeling; Peilfluctuaties 0,3 m (aanname); Drempel-0,45 -1,5 - 0,4 -0,3 = -2,65 m. Om sedimentatie tegen te gaan wordt een drempel niveau van - 2,60 m NAP aangehouden.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 11 -
17 augustus 2012
Toelichting opbouw brugdek Kamperstraatweg: Voor het brugdek uitgaan van prefab voorgespannen volstortliggers met een hoogte van 450 mm en een druklaag van 100 mm (loverspan = 10.2 m + 0,8 m = 11.0 m). Voor de liggerkeuze is een draaggrafiek van een fabrikant gebruikt.
Figuur 4.1: Draaggrafiek prefab voorgespannen volstortliggers (Bron: Spanbeton)
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 12 -
17 augustus 2012
4.2
Voorzieningen tegen kwel- en onderloopsheid Er zijn in het ontwerp op een drietal plaatsen damwanden voorzien welke bedoeld zijn om kwel- en onderloopsheid tegen te kunnen gaan. Enkele van deze schermen hebben ook in de bouwfase een water- en/of grondkerende functie om de damwanden zo efficiënt mogelijk in te zetten. De positie van de schermen is gebaseerd op ontwerp literatuur en afgestemd op de bouwfasering. De lengte van de schermen tegen onder- en achterloopsheid is bepaald met een analyse volgens de methode Lane uitgaande van een maximaal verval over de waterkering van ΔH = 4,5 m. Om te voldoen aan de ontwerpeis ΔH ≤ aan ΔHkritiek dient de damwand 15 m lang te zijn tegen mogelijke onderloopsheid. Indien de bodemopbouw ter hoogte van de waterkering overeenkomst met sondering 7140/7141 zou eventueel kunnen volstaan met een installatieniveau van NAP -14,0 m. Voor de achterloopsheid rekening houden met een lengte van 18 m. Om te voldoen aan ΔH ≤ aan ΔHkritiek dient het achterloopsheidscherm volgens de huidige geotechnische informatie en uitgangspunten 30 m lang te zijn. Met nader grondonderzoek kan deze lengte in de bouwfase mogelijk nog geoptimaliseerd worden.
4.3
Keermiddelen en nivelleermiddelen Startpunt voor de afweging is paragraaf 7.3 uit het boek Ontwerp Schutsluizen. Voor de keuze van de keermiddelen is een afweging gemaakt uit diverse gangbare typen zoals puntdeuren in staal of hout, een draaideur, waaierdeuren (zoals ook toegepast in de Roggebotsluis) en roldeuren. Hefdeuren zijn niet in de beschouwing meegenomen. Hefdeuren zijn meer geschikt voor grotere sluizen voor de beroepsvaart. Daarnaast hebben de deuren de eigenschap dat water van de deuren blijft druipen in geopende toestand. Dit is voor de gebruikers (recreatie vaart) niet comfortabel en ongewenst. Daarnaast hebben de deuren in het bovenhoofd een forse kerende hoogte van ca. 7,5 m (hoogwater kering). Dit resulteert samen met de vrije doorvaarthoogte in relatief hoge heftorens tot ca. 12 m + NAP. Uitgangspunt voor de afweging van de deuren is dat bij normaal schut bedrijf enkelzijdig gekeerd wordt. Een hoog peil (storm) op de bypass hoeft niet gekeerd te worden.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 13 -
17 augustus 2012
Door het toekennen van scores voor de belangrijkste eigenschappen van de deurtypen, worden de meest geschikte deuren onderscheiden. A : Houten puntdeuren B :Stalen puntdeuren C : Draaideuren D : Waaierdeuren
Bouwkosten Onderhoud Bedrijfszekerheid Duurzaamheid Snelheid (openen- en sluiten) Milieu Gebruiksgemak Waterdichtheid
beoordeling 0 onvoldoende 1 matig 2 voldoende 3 goed WF 2 2 3 2 3 1 2 2
score t.o.v. ideaal
A
B 2 1 2 0 3 1 3 3
4 2 6 0 9 1 6 6 34
0,67
C 2 2 2 3 3 1 3 3
4 4 6 6 9 1 6 6 42
0,82
D 3 2 2 3 2 1 2 2
6 4 6 6 6 1 4 4 37
0,73
1 1 2 3 3 1 2 2
2 2 6 6 9 1 4 4 34
0,67
ID 3 3 3 3 3 3 3 3
6 6 9 6 9 3 6 6 51
1,00
Tabel 4.1: Afweging keermiddelen bovenhoofd
Uit de afweging volgt een gunstig resultaat voor de draaideur en de puntdeuren. Roldeuren en waaierdeuren vallen af als voorkeurs oplossing hefdeuren. Ze zouden wel toegepast kunnen worden maar worden niet als meest geschikte oplossing gezien. Als nadelen van deze deuren worden genoemd: Ruimtebeslag van de deurkas voor roldeuren naast het sluishoofd en voor waaierdeuren in het sluishoofd; Vervuiling (aanslibben) en onderhoud van de deurkas voor de roldeur en de waaierdeur; Bij waaierdeuren zijn riolen nodig in het sluishoofd voor de aandrijving van de deuren; Bij beide deurtypen ligt de kostprijs hoger terwijl de extra functionaliteit van de deuren niet noodzakelijk is (dubbelkeren, onder negatief verval sluiten). Hierna worden de draaideur en puntdeuren meer in detail vergeleken. Bouwkosten De bouwkosten van puntdeuren worden hoger ingeschat dan die van een draaideur. Puntdeuren zijn technisch eenvoudiger maar vereisen wel dubbel draaipunten en een dubbel bewegingswerk. Voor een enkelzijdige draaideur is slechts een draaipunt en bewegingswerk nodig maar deze dienen zwaarder te worden uitgevoerd vanwege de grotere waterverplaatsing van de deur.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 14 -
17 augustus 2012
Onderhoud Door het eenvoudiger concept zijn puntdeuren eenvoudiger te onderhouden maar veel onderhoud behoevende onderdelen zijn dubbel aanwezig. Bedrijfszekerheid De bedrijfszekerheid wordt vooral beïnvloed door de bediening en besturing. Op deze punten zijn de deurtypen gelijkwaardig. Duurzaamheid De duurzaamheid van de deuren zelf is gelijkwaardig. Een draaideur stelt hogere eisen aan de toleranties en heeft bijvoorbeeld gelagerde draaipunten en rubberen afdichtingen. Dit zijn slijtende onderdelen de duurzaamheid van het systeem verminderen. Snelheid (schutcapaciteit) De draaideur scoort laag op het criterium snelheid sluiten. De deur wordt enkelzijdig uitgevoerd en overspant de gehele doorvaartbreedte. Hierdoor heeft het bewegingswerk veel tijd (en kracht) nodig om de deur te bewegen. Bij puntdeuren is de verplaatsing per deur minder dan de helft. Milieu Op dit punt worden de deuren gelijkwaardig geacht. Gebruiksgemak Puntdeuren sluiten waterdicht onder invloed van de waterdruk. Een draaideur dient vergrendeld te worden aan de voorzijde voor een goede afdichting. Dit is een extra handeling waardoor de draaideur lager scoort op gebruiksgemak. Waterdichtheid Puntdeuren zijn voorzien van aanslagen op de voor- en achterhar. Hoe groter de waterdruk, hoe beter de aansluiting (drukkracht) en hoe beter de waterdichtheid. Bij een draaideur zijn hier afdichtstrips in combinatie met een initiële oplegdruk nodig. De waterdruk zorgt daarna voor extra contactdruk zodat de waterdichtheid toeneemt. Om voldoende waterdicht te zijn bij de achterhar, heeft de draaideur een spelingsarm draaipunt nodig omdat geen oplegdruk tegen de wand door waterdruk ontstaat. Daarnaast dient altijd een vergrendeling te worden altijd toegepast. Op waterdichtheid scoort de draaideur (mede door slijtage van de afdichtingen) minder. Door de deurenstellen in het bovenhoofd identiek uit te voeren, kan het tweede deurstel dienen als reserve stel. Reserve deuren Voor het bovenhoofd worden altijd reserve deuren beschikbaar gehouden omdat het een waterkering betreft. Dus zowel bij toepassing van puntdeuren als een draaideur is een reserve deur noodzakelijk.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 15 -
17 augustus 2012
In het benedenhoofd kan eventueel worden volstaan met een enkel stel deuren omdat hier geen sprake is van een hoogwater kering. Het aanschaffen van reserve deuren in het benedenhoofd is een afweging tussen de kosten van de reserve deuren en de gewenste beschikbaarheid van de recreatieschutsluis. Door het grote verschil in hoogte zijn de deuren van het boven- en benedenhoofd niet uitwisselbaar. Tweede keermiddel Als tweede keermiddel (noodkering en onderhoud) worden in beide hoofden schotbalken toegepast. Ten aanzien van de nivelleermiddelen geldt dat voor sluizen met vervallen tot circa 6 meter een vul- en ledigingsysteem met deuropeningen (schuiven) aanbevolen. Het systeem met deuropeningen is bij lagere vervallen het goedkoopst en heeft gunstige onderhoudsaspecten. Om te nivelleren wordt daarom aangehouden dat er schuiven in de deuren worden toegepast. De voorlopige dimensionering is vastgesteld aan de hand van literatuur. In de uitvoeringsfase dienen de afmetingen en de snelheid van openen van de schuiven nauwkeurig te worden bepaald met behulp van een analyse met het programma Lockfill.
4.4
Afweging bewegingswerken Voor schutsluizen met puntdeuren bestaan drie gangbare methoden om de deuren te openen en te sluiten. Er zijn twee hoofdgroepen namelijk electromechanisch (aandrijving met een electromotor) of hydraulisch (hydraulische cilinder). Bij electromechanische bediening kan nog gekozen worden tussen een Panamawiel (klassiek, de vorm van het wiel regelt de kracht en snelheid van bewegen) en de tandheugel ( de kracht en snelheid worden geregeld door aansturing van de motor). Door het toekennen van scores aan de diverse eigenschappen van de bewegingswerken is per type een rapportcijfer bepaald.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 16 -
17 augustus 2012
A : Panamawiel B :Tandheugels C : Hydraulische cilinders
Werken onder water Benodigde kracht Benodigde ruimte Vorst problemen Duurzaamheid Aanvaar risico Bedieningstijd Bedrijfszekerheid Onderhoudbaarheid Kosten aspect
beoordeling 0 onvoldoende 1 matig 2 voldoende 3 goed WF 1 2 1 2 2 1 1 3 3 3
score t.o.v. ideaal
A
B 2 1 1 2 3 1 1 3 2 3
2 2 1 4 6 1 1 9 6 9 41
0,72
C 2 1 2 2 3 1 1 3 2 3
2 2 2 4 6 1 1 9 6 9 42
0,74
3 3 3 3 1 1 1 1 3 1
3 6 3 6 2 1 1 3 9 3 37
0,65
ID 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
3 6 3 6 6 3 3 9 9 9 57
1,00
Tabel 4.2: Afweging bewegingswerken
De electromechanische bediening scoort het best, gevolgd door het panamawiel. Een hydraulische installatie biedt ook voordelen ten opzichte van de electromechanische installaties. Vooral het kunnen werken onder water de bestendigheid tegen vorst problemen zijn een pre. Deze kwaliteiten kunnen echter niet volledig worden benut omdat de sluis is bestemd voor recreatievaart. Schutten vindt bijvoorbeeld niet onder dergelijke ongunstige omstandigheden plaats. Bij hoog water is de sluis bijvoorbeeld gesloten (waterkering). En vorst treed alleen op buiten het recreatieseizoen. De bedrijfszekerheid en de eenvoud (handbediening mogelijk) van een electromechanische installatie zijn hier doorslaggevend. Voorlopig wordt uitgegaan van een elektromotor met tandheugel. Deze oplossing is namelijk ook door de toekomstige beheerder als voorkeur uitgesproken.
4.5
Opstel- en wachtplaatsen De opstel- en wachtplaatsen zijn in eerste instantie ontworpen volgens de RVW 2011. De opstel- en wachtplaatsen worden drijvend uitgevoerd. De wachtplaatsen worden ontsloten over land via paden en trappen naar de Kamperstraatweg (IJsseldijk). Zie ook tekening 1321-101.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 17 -
17 augustus 2012
5
BOUWFASERING SCHUTSLUIS
5.1
Fasering De recreatieschutsluis wordt gebouwd achter de bestaande waterkering (IJsseldijk) in een gesloten bouwkuip. Op deze wijze ontstaat geen hinder voor het verkeer op de Kamperstraatweg en zijn slechts beperkte maatregelen noodzakelijk voor de veiligheid van de waterkering tijdens de bouw. Wanneer de sluis gereed is, zal de waterkering worden aangesloten op de sluis en wordt de Kamperstraatweg over het bovenhoofd geleid met een vaste brug. Na de bouw maakt de sluis onderdeel uit van de bestaande waterkering.
Figuur 5.1: Eindsituatie recreatieschutsluis
1. 2. 3. 4. 5.
Bovenhoofd; Vaste brug in Kamperstraatweg; Benedenhoofd; Sluiskolk; Grondkeringen.
In de sluiskolk zijn om de circa 16 meter dilataties opgenomen. Verder zijn dilataties opgenomen ter plaatse van de overgang sluiskolk naar het beneden- en bovenhoofd. Het bovenhoofd is verder gedilateerd ter plaatse van de overgang naar het brugdeel en het deel in de waterkering. De dilatatievoegen worden voorzien van rubber/metaalvoegstroken, bijvoorbeeld W9U profielen, om de voegen grond – en waterdicht te maken. Ter plaatse van het bovenhoofd is een kwelscherm voorzien. Dit scherm wordt in de kruin van de waterkering geplaatst juist buiten het fietspad.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 18 -
17 augustus 2012
Voor de breedte van het scherm is een praktische breedte aangehouden van 10 m (ongeveer gelijk aan de lengte van de damwand onder de onderzijde van de vloer van het bovenhoofd).
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 19 -
17 augustus 2012
6
VOORLOPIG ONTWERP RECREATIESCHUTSLUIS
6.1
Algemeen Voor het voorlopig ontwerp worden een aantal doorsnedes van de sluis voorgesteld. Op basis van ervaring met dergelijke constructies en de geotechnische omstandigheden, worden de voorgestelde snedes als haalbaar beschouwd. Per doorsnede worden de dimensie genoemd welke als startpunt kan dienen voor de engineering. Verder wordt op basis van de geotechnische omstandigheden een voorstel gedaan voor het toe te passen damwandprofiel voor de bouwkuip en de toe te passen paalfundering.
6.2
Funderingswijze Omdat uitgegaan wordt van een gesloten bouwkuip in de bouwfase zullen, door de grondwaterdruk, in de bouwfase trekbelastingen op de fundering optreden. Verder zal in de gebruiksfase, door het schutten van de sluis, wisselende belastingen op de fundering optreden. Vooralsnog is daarom gekozen voor een fundering van voorgespannen prefab betonpalen. Waarschijnlijk zullen de trekbelastingen op de funderingspalen maatgevend zijn. Voor de grondwaterstand in de bouwfase kan een peil van NAP + 0.50 m worden aangehouden. Om de palen op diepte te krijgen voor voldoende trek capaciteit in de bouwfase, is mogelijk zwaar heiwerk noodzakelijk vanwege zeer vast gepakte zandlagen (vanaf circa NAP-15.0 m). De fundering is een constructie onderdeel dat later niet of nauwelijks is aan te passen. Als uitgangspunt voor het ontwerp dient de fundering te worden ontworpen voor de belastingen tot en met 2115.
6.3
Beschouwing bouwkuip Gezien het aanleg niveau van de sluis en de ligging nabij de IJsseldijk wordt tijdens de bouw gebruik gemaakt van een bouwkuip. De bouwkuip kan worden opgebouwd uit gestempelde stalen damwanden. Omdat geen afsluitende lagen beschikbaar zijn als onder afdichting, wordt gebruik gemaakt van een ongewapende onderwater betonvloer met trekpalen. Deze vloer dient tevens als stempel in de bouwfase. Het ontwerp van de ongewapende onderwaterbetonvloer kan worden uitgedaan de methode met de starre steunpunten (PSO). Dit is een beproefde ontwerpmethode uit de tunnelbouw voor het ontwerpen van bouwkuipen met starre trek elementen (prefab betonpalen). Een startpunt voor het ontwerp is een theoretische vloerdikte van 0,9 á 1,0 m in combinatie met betonnen trekpalen in een paalstramien van ca. 2 x 2 m. Een groter stramien is mogelijk met een dikkere onderwater betonvloer maar veroorzaakt ook grotere trekkrachten en dus zwaarder heiwerk. Bovendien heeft het paalstramien een relatie met de bovenbouw (fundering voor de eindfase).
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 20 -
17 augustus 2012
Uitgangspunten voor de bouwkuip: Grondwaterstand NAP+0,50 (GHG huidige situatie vlgs kaart 2 deelproduct 10 Geohydrologie); Sterkteklasse onderwater beton C20/25; Prefab voorgespannen funderingspalen (trek- en drukfunctie ook in gebruiksfase). Snede
Prefab-fund
P.P.N.
Hoh dwars
Hoh langs
Damwand
Palen
Dikte*
400 x 400 mm
2
NAP-18.0
2.20 m
2.20 m
AZ24-700 (S240)
0.9 m
Bovenhoofd /
400 x 400 mm
2
NAP-19.0
2.02 m
2.10 m
AZ24-700 (S240)
1.0 m
Brug
400 x 400 mm
2
NAP-18.0
2.20 m
2.10 m
AZ24-700 (S240)
0.9 m
Sluiskolk
*
6.4
OWB
= de theoretische gemiddelde dikte van de onderwaterbetonvloer.
Schets doorsnede bovenhoofd
Figuur 6.1: Bovenhoofd
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 21 -
17 augustus 2012
6.5
Schets doorsnede bovenhoofd met verkeersbrug
Figuur 6.2: Bovenhoofd met onderbouw brug
De verkeersbrug bestaat uit prefab betonnen liggers met een in het werk gestorte betonnen druklaag. Vooralsnog is gekozen voor een prefab voorgespannen volstortligger met een liggerhoogte van 450 mm en een druklaag van 100 mm. Aan weerszijden van de brug zijn overgangsconstructies voorzien.
6.6
Snede beschouwing sluiskolk Zie schets hieronder van de beschouwde snede
Figuur 6.7: Sluiskolk
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 22 -
17 augustus 2012
7
ALTERNATIEVEN
7.1
Inleiding In deze verkennende berekening is haalbaarheid aangetoond van een gesloten bouwkuip, volgens het principe van een ongewapende onderwaterbetonvloer met trekdrukpalen in combinatie met stalen damwanden, en horizontale stempeling. In de droge bouwkuip kunnen vervolgens de wanden en de vloer van de sluis met ter plaatse gestorte gewapend beton monoliet met elkaar verbonden worden. Na de bouw van de sluis kunnen de stalen damwanden weer teruggewonnen worden. Hieronder zijn een aantal alternatieven opgesomd die mogelijk als alternatief kunnen dienen maar niet rekenkundig zijn getoetst op haalbaarheid.
7.2
Bouwkuip zonder onderwaterbeton Een alternatief voor de bouwkuip met onderwaterbeton is gebruik te maken van een eventuele aanwezige waterafsluitbare laag (bijvoorbeeld een voldoende dikke kleilaag) in combinatie met tijdelijke stalen damwanden en een stempelraam. Om deze mogelijkheid nader te beschouwen, is extra grondonderzoek vereist om de aanwezigheid van de benodigde afdichtende laag vast te stellen.
7.3
Kolkwanden van damwanden of diepwanden met een open blokkenvloer Deze kolk kan in den natte uitgevoerd worden. Onderhoud is bij dit alternatief lastiger omdat de sluiskolk moeizaam drooggezet kan worden. De damwanden vereisen meer onderhoud dan een betonnen diepwand. Daarnaast is de ervaring dat de damwanden of diepwanden van een dergelijke kolk voorzien moeten worden van een verankering. De verankering is een kosten verhogend element en kan problemen geven bij groot onderhoud of latere uitbreidingen.
7.4
Groene kolk Dit is een sluis waarbij alleen de sluishoofden van beton zijn. De kolk zelf bestaat uit een natuurlijke oever. De bouwmethode van de sluishoofden is hierbij gelijk aan de methode die beschreven is in dit rapport. De kolk zelf wordt hierbij in den natte ontgraven en ook het aanbrengen van de bekleding op de sluisbodem zal in den natte moeten worden uitgevoerd. De palen benodigd voor het geleidewerk in de kolk kunnen vanaf het water worden ingebracht. De groene kolk heeft een vriendelijk karakter maar heeft als nadeel het extra waterverlies met mogelijk een water kwaliteits probleem en het grotere ruimtebeslag door het grotere oppervlak van de sluiskolk.
7.5
Roldeuren In deze ontwerpberekening is uitgegaan van puntdeuren. Roldeuren worden vooral toegepast voor een tweezijdige kering door toepassing van dubbele beplating en dan voornamelijk voor de grotere (lees brede) sluizen. De constructie is door de noodzakelijke dubbele beplating vrij kostbaar.
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 23 -
17 augustus 2012
De deurkassen zijn gevoelig voor vervuiling door vuil en ijs. Hiervoor moet veelal een permanente voorziening worden getroffen. Er bevinden zich relatief veel bewegende en draaiende delen onder water wat tot hoge onderhoudskosten leid en stremming van de sluis. Inspectie van de bewegende delen is vrijwel niet mogelijk
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm - 24 -
17 augustus 2012
BIJLAGE 1 GHG LHG VAN DE HUIDIGE SITUATIE
Ontwerprapportage object 1A3 Definitief rapport
9V4747.C2/R0018/MMI/VVDM/Nijm 17 augustus 2012
GHG huidige situatie
Zone Bypass
60 - 80
GHG huidige situatie
80 - 100
cm -mv
100 - 120
<0
120 - 140
0 - 20
140 - 200
20 - 40
> 200
0
0.4
1:32500
0.8 Km
2
´
40 - 60 VMP 03/11/2010 12:16 4707994_10127D
GLG huidige situatie
Zone Bypass
60 - 80
GLG huidige situatie
80 - 100
cm -mv
100 - 120
<0
120 - 140
0 - 20
140 - 200
20 - 40
>200
0
0.5
1:32500
1 Km
3
´
40 - 60 VMP 03/11/2010 13:30 4707994_10130D
Verandering GHG door definitief inrichtingsplan
Zone Bypass
-50 - -20
20 - 50
Verandering in GHG
-20- -10
50 - 75
cm
-10 - -5
75 - 100
< -100 droger
-5 - 5
> 100 natter
-100- -75
5 - 10
-75- -50
10 - 20
0
0.5
1:32500
1 Km
7
´ VMP 03/11/2010 13:31 4707994_10128D
Verandering GLG door definitief inrichtingsplan
Zone Bypass
-50 - -20
20 - 50
Verandering in GLG
-20 - -10
50 - 75
cm
-10 - -5
75 - 100
< -100 droger
-5 - 5
> 100 natter
-100 - -75
5 - 10
-75 - -50
10 - 20
0
0.4
0.8 Km
8
´
1:32500
LEY 27-9-2010 11:35 4707994_10129D
Verandering GLG door inrichtingsplan; toekomstig buitenwaterpeil + 30 cm
Zone Bypass
Verandering in GLG cm
-50 - -20
20 - 50
-10 - -5
75 - 100
-20- -10
< -100 droger
-5 - 5
-75- -50
10 - 20
-100- -75
5 - 10
50 - 75
> 100 natter
0
0.5
30
1 Km
1:32500
JLY 13/01/2011 10:43 4707994_10151D
Maximale verandering grondwaterstand tijdens hoogwaterafvoer bypass (T=2000)
Verandering grondwaterstand m
< 0.05
0.05 - 0.1 0.1 - 0.2
0.2 - 0.5
0.5 - 0.75 0.75 - 1
31
Zone Bypass 0
0.5
1 Km
> 1.00
1:32500
JLY 12/01/2011 10:48 4707994_10165D