Deelproduct 7 Grondstromenplan Planstudie IJsseldelta-Zuid
Definitief rapport 14 september 2012 120914_7_Grondstromenplan_definitief rapport
Productsheet 7; Grondstromenplan, Planstudie IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Verantwoording Titel
Productsheet 7; Grondstromenplan, Planstudie IJsseldelta-Zuid
Opdrachtgever
Provincie Overijssel Eric Versteeg Jacob Harke, Rienco Groenewold, Stéphan de Jong en Paul Kortenhorst 4828739 58 (exclusief bijlagen) 14 september 2012
Projectleider Auteur(s) Projectnummer Aantal pagina's Datum Handtekening
Ontbreekt in verband met digitale versie. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon Tauw bv Afdeling Ruimtelijke Inrichting Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
5\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
6\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5 1
Inleiding........................................................................................................................ 10
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Programma IJsseldelta.................................................................................................. 10 Masterplan IJsseldelta-Zuid .......................................................................................... 10 Gefaseerde uitvoering ................................................................................................... 11 Bestuursovereenkomst.................................................................................................. 11 Verandering projectscope in 2011................................................................................. 12 De onderscheiden projectfasen..................................................................................... 12 SNIP 3 procedure .......................................................................................................... 14 Doel voorliggend SNIP3 product ................................................................................... 15 Leeswijzer ..................................................................................................................... 17
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6
Bodemkwaliteit en hoeveelheden .............................................................................. 19 Uitgevoerde bodemonderzoeken .................................................................................. 19 Bodemonderzoek; MUG – 2007 .................................................................................... 20 Geotechnisch onderzoek; Tauw bv – 2010 ................................................................... 21 Sonderingsonderzoek; Tauw bv – 2010 ........................................................................ 22 Geotechnisch onderzoek Drontermeerdijk; Tauw bv – 2010......................................... 22 Geofysische onderzoek Bypass Kampen; GT Frontline – 2010.................................... 22 Onderzoek volumieke massa; Tauw bv – 2010 ............................................................ 23
2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.1.10
Historisch onderzoek; Tauw bv – 2010 ......................................................................... 23 Bodemonderzoek ten behoeve van Waterbodemkwaliteitskaart; Tauw – 2010............ 24 Verkennend waterbodemonderzoek; Tauw – 2010....................................................... 24 Verkennend bodemonderzoek; Tauw bv – 2010........................................................... 25
2.1.11 2.1.12 2.2
Bodemonderzoek Onderdijksewaard; DHV – 2010....................................................... 26 Conclusies op basis van uitgevoerde onderzoeken ...................................................... 27 Bepalingsmethodiek / Werkwijze................................................................................... 28
2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3
Beschrijving huidig maaiveld ......................................................................................... 29 Beschrijving toekomstig maaiveld ................................................................................. 29 Beschrijving bodemkwaliteitsgegevens ......................................................................... 30 Beschrijving berekening grondstromen ......................................................................... 31 Overzicht aannames en modelkeuzes .......................................................................... 32 Vrijkomende grondstromen ........................................................................................... 33 Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 1................................................ 34 Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 2................................................ 35 Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 1 ............................................................... 35
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
7\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
2.3.4 2.3.5 2.3.6
Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 2 ............................................................... 36 Indeling naar objecten; fase 1 ....................................................................................... 37 Indeling naar objecten; fase 2 ....................................................................................... 38
2.4 2.4.1
Benodigde grondstromen .............................................................................................. 39 Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 1................................................ 39
2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6
Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 2................................................ 40 Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 1 ............................................................... 41 Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 2 ............................................................... 42 Indeling naar objecten; fase 1 ....................................................................................... 42 Indeling naar objecten; fase 2 ....................................................................................... 44
3
Grondstromen ............................................................................................................. 45
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Mogelijkheden tot gesloten grondbalans ....................................................................... 45 Grondbalans binnen project YDZ; fase 1 ...................................................................... 45 Grondbalans binnen project YDZ; fase 2 ...................................................................... 45 Toepassen grond in zandwinplassen ............................................................................ 46 Optimalisatie planontwerp ............................................................................................. 48 Aanvoer en afvoer grond ............................................................................................... 48 Aanvoer en afvoer grond; fase 1 ................................................................................... 48 Aanvoer en afvoer grond; fase 2 ................................................................................... 49 Aanvoer en afvoer grond; combinatie fase 1 en fase 2 ................................................. 49
3.3
Aanvoer grond vanuit project Zomerbedverlaging ........................................................ 51
4
Overige aspecten grondstromen ............................................................................... 53
4.1 4.2 4.2.1
Risico’s en beheersmaatregelen ................................................................................... 53 (Innovatieve) vergravingstechnieken............................................................................. 54 Vergravingstechnieken .................................................................................................. 54
4.2.2
Innovaties ...................................................................................................................... 55
5
Overige vrijkomende materialen ................................................................................ 57
5.1
Hoeveelheid overige vrijkomende materialen; fase 1 en fase 2 .................................... 57
Bijlage(n) 1. Referenties 2. Objectenlijst 3. Kaart toekomstige maaiveld plangebied YDZ 4. Kaart overzicht te ontgraven en op te hogen gronden 5. Overzichttabel vrijkomende en benodigde hoeveelheden grond 6. Overzicht berekening kleiafdichting vaargeul
8\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
9\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
1 Inleiding 1.1
Programma IJsseldelta
Het Programma IJsseldelta behelst een integrale gebiedsontwikkeling in het stedelijk netwerk Zwolle - Kampen. Het Programma IJsseldelta bestaat uit twee deelprogramma’s IJsseldeltaNoord voor de versterking van het Nationaal Landschap en IJsseldelta-Zuid met als doel de integrale stedelijke ontwikkeling van Kampen in combinatie met hoogwaterbescherming. IJsseldelta-Zuid ligt in het gebied tussen Kampen, de IJssel en het Drontermeer (Figuur 1.1).
Figuur 1.1 Projectgebied IJsseldelta-Zuid
1.2
Masterplan IJsseldelta-Zuid
Voor de gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid is in het najaar van 2006 het ‘Masterplan Veilig wonen, werken en recreëren in IJsseldelta Zuid’ vastgesteld door de gemeenteraden van Kampen en Zwolle, Provinciale Staten van Overijssel en het Algemeen Bestuur van Waterschap Groot Salland. De gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid is als voorbeeldproject opgenomen in de Nota Ruimte. Belangrijke onderdelen van het Masterplan zijn de aanleg van een bypass tussen de IJssel en het Drontermeer en woningbouwontwikkeling ten zuiden en ten westen van Kampen. De bypass is een van de benodigde maatregelen in de benedenloop van de IJssel om de verwachte hogere rivierafvoeren in de toekomst veilig te kunnen verwerken. In de in 2008 door Provinciale Staten van Overijssel vastgestelde partiële herziening van het Streekplan Overijssel 2000+ is de ontwikkeling van woningbouw ten westen
10\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
van Kampen tot 2020 beperkt tot een tussen de Hanzelijn en bypass gelegen locatie van 1.300 woningen. Dit wordt een waterrijk woonmilieu, dat gedeeltelijk op een klimaatdijk wordt gebouwd. In de bypass en de daaraan grenzende Onderdijkse Waard wordt ruim 400 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. Daardoor ontstaat een ecologische verbinding tussen de IJsseluiterwaarden en de Veluwerandmeren. Ook het verbeteren van de toeristisch-recreatieve infrastuctuur is een doel van de gebiedsontwikkeling. Andere projecten in het Programma IJsseldelta-Zuid zijn de inpassing van de Hanzelijn (spoor), de ontwikkeling van de stationslocatie Kampen-Zuid, de verbreding van de N50 en capaciteitsuitbreiding van de N307 en de versterking van de agrarische structuur. Op 28 januari 2008 heeft de stuurgroep “Gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid’ Gedeputeerde Staten van Overijssel en Flevoland geadviseerd als voorkeursalternatief te kiezen voor een bypass die in open verbinding staat met het Vossemeer. Dit voorkeursalternatief wordt gekenmerkt door ‘hoog dynamische’ natuur met een grote peildynamiek door de invloed van peilfluctuaties in het Vossemeer op de bypass. Op 9 november 2009 heeft de stuurgroep besloten het gekozen voorkeursalternatief voor het SNIP3 besluit verder uit te werken zonder stormkering bij Roggebot. De bypass Kampen is als concreet omschreven project opgenomen in het Nationaal Waterplan.
1.3
Gefaseerde uitvoering
Medio 2009 heeft de regio aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat voorgesteld de uitvoering van IJsseldelta-Zuid in twee fasen te splitsen en in fase 1 de uitvoering te combineren met het Ruimte voor de Rivierproject Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Dit voorstel is uitgewerkt in een business case op grond waarvan het kabinet op 4 september 2009 heeft besloten €167 miljoen te reserveren voor de gefaseerde uitvoering en €22,4 miljoen uit het Nota Ruimtebudget beschikbaar te stellen voor de gebiedsontwikkeling. Per brief d.d. 5 oktober 2009 heeft de staatssecretaris van V&W gemeld dat, aanvullend op de in de PKB Ruimte voor de Rivier beschikbare €46 miljoen voor de zomerbedverlaging, €167 miljoen wordt gereserveerd voor de aanleg van de hoogwatergeul bij Kampen. De bijdrage uit het Nota Ruimte budget is vastgelegd in een door de minister van VROM d.d. 31 december 2009 afgegeven beschikking. In de gefaseerde uitvoering wordt in de eerste fase de zomerbedverlaging uitgevoerd in combinatie met de inrichting van het bypassgebied. In de periode 2021 – 2025 worden een aantal kunstwerken gebouwd voor het via de bypass vanaf 2025 kunnen afvoeren van hoogwaterpieken op de IJssel.
1.4
Bestuursovereenkomst
Op 15 februari 2010 is als vervolg op het kabinetsbesluit een Bestuursovereenkomst afgesloten tussen het Rijk, de provincies Overijssel en Flevoland, de gemeenten Kampen, Zwolle, Dronten
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
11\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
en Oldenbroek, de waterschappen Groot Salland en Zuiderzeeland, evenals Staatsbosbeheer. In deze overeenkomst zijn onder andere de gereserveerde financiële bijdragen van Rijk, provincie Overijssel en gemeente Kampen vastgelegd. Ook is hierin opgenomen dat de provincie Overijssel ter voorbereiding van de Projectbeslissing (SNIP 3 besluit) de adviesnota voor de bypass Kampen laat uitwerken en Rijkswaterstaat die voor de zomerbedverlaging.
1.5
Verandering projectscope in 2011
De Ruimte voor de Rivier maatregel ‘Zomerbedverlaging Beneden-IJssel’ voorzag in het over 22 kilometer verdiepen van de IJssel met gemiddeld 1,7 meter. Najaar 2011 is geconcludeerd dat heroverweging van dit project nodig is als gevolg van de negatieve effecten op onder andere de drinkwaterwinning bij Zwolle. Op 26 september 2011 is door de Bestuurlijke Begeleidingscommissie Zomerbedverlaging en de Stuurgroep IJsseldelta-Zuid aan de staatssecretaris van I&M geadviseerd om een verkorte zomerbedverlaging (7 in plaats van 22 kilometer) te combineren met een versnelde, gedeeltelijke inzet van de bypass voor het afvoeren van de uiterste hoogwaterpieken (>15.500 m3/s) op de IJssel. Op basis van in het najaar van 2011 uitgevoerde haalbaarheidsonderzoeken is geconcludeerd, dat via het huidige Roggebotsluis complex, met een aantal aanpassingen, bij maatgevende rivierafvoeren en een eenmaal per jaar storm, 220 m3/s kan worden afgevoerd. Op 2 december 2011 zijn de conclusies van de haalbaarheidsonderzoeken door de Bestuurlijke Begeleidingscommissie Zomerbedverlaging en de Stuurgroep IJsseldelta-Zuid vastgesteld en is de staatssecretaris van I&M voorgesteld de plannen voor de verkorte zomerbedverlaging in combinatie met een versnelde, beperkte inzet van de bypass uit te werken voor het SNIP 3 besluit. Het voorliggende document is een van de hiervoor opgestelde producten.
1.6
De onderscheiden projectfasen
De uitvoering van de bypass blijft ondanks deze scopewijziging in twee fases gesplitst, met een doorkijk naar een derde fase. Voor de versnelde inzet van de bypass moeten wel een aantal aanvankelijk in fase 2 te bouwen kunstwerken in fase 1 worden gebouwd. De fasen kenmerken zich na de scopewijzigingen als volgt: 1. Fase 1 Voor fase 1 (operationeel tussen begin 2017 t/m 2025) start de uitvoering in 2014. In 2017 is de bypass geschikt om te worden ingezet bij extreem hoge rivierafvoeren (>15.500 m3/s). In de uitvoering voor fase 1 vindt al het groot grondverzet plaats. Voorzien is in de aanleg van de totale inrichting en de bypassdijken (exclusief Drontermeerdijk), vervanging van de Nieuwendijk door een viaduct, nieuwe natuur, de toeristisch recreatieve voorzieningen (waaronder de vaargeul en recreatiesluis in de IJsseldijk), het inlaatwerk, een kering met twee keersluizen ten zuiden van het eiland Reeve en beschermingsmaatregelen bij de Roggebotsluis. Door de aanleg van de
12\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
recreatiesluis kan de bypass in fase 1 als vaarroute voor recreatievaart worden gebruikt. Uitgangspunt is een robuust en flexibel ontwerp, dat ruimte biedt om in te spelen op toekomstige beleidsontwikkelingen en reeds op een veilige wijze een bijdrage levert aan de korte termijn Ruimte voor de Rivier taakstelling bij Zwolle. Voor de versnelde inzet van de bypass moeten de aanvankelijk voor fase 2 te bouwen inlaat en een kering ten zuiden van het eiland Reeve al in fase 1 worden gebouwd. Gebruik makend van het huidige Roggebotcomplex kan in fase 1 maximaal circa 220 m3/s worden afgevoerd bij een maatgevende afvoer die samenvalt met een eenmaal per jaar stormsituatie of een verhoogd peil op Vossemeer door neerslag of IJsselafvoer (NAP+0,6 m). De afvoer van circa 220 m3/s door de bypass veroorzaakt circa 12,8 cm waterstandsdaling bij Zwolle bij de maatgevende afvoer (16.655 m3/s). Bij een lagere waterstand dan NAP+0,6 m op het Vossemeer kan desgewenst een groter volume via de bypass worden afgevoerd, mits het waterpeil bij Roggebotsluis niet het peil van NAP+1,7 m overschrijdt. De bypass moet in fase 1 pas als uiterste maatregel worden ingezet (kans 1/1100 per jaar1). Voor de afvoer via de huidige Roggebotsluis en de spuikoker in de Roggebotkering worden beschermende voorzieningen aangebracht. Ook zijn voorzieningen nodig om de waterkerende functie te borgen, nadat de sluis is gebruikt om te spuien. De inlaat is loodrecht op de stroomrichting van het in te laten water gepositioneerd. Dat vergt een verlegging van de IJsseldijk in westelijke richting. Bij een extreme afvoersituatie (>15.500 m3/s) op de IJssel worden twee dynamische schuiven in het inlaatwerk geopend, waarmee de hoeveelheid in te laten water kan worden geregeld. De bypass is in fase 1 nog afgesloten van het IJsselmeer door de kering in de Roggebotsluis, maar staat onder dagelijkse omstandigheden in open verbinding met het Drontermeer. Om bij de afvoer van IJsselwater of bij opstuwing bij storm uitwisseling tussen IJsselwater en het Drontermeer en afvoer via de Veluwerandmeren te blokkeren wordt een kering gebouwd ten zuiden van het eiland Reeve. 2 In deze kering zijn twee keersluizen opgenomen. Een keersluis ter plaatse van het noordelijk sluishoofd voor de in fase 2 te bouwen nieuwe Roggebotsluis en een keersluis ter plaatse van een in fase 2 te bouwen spuivoorziening. Door de aanleg van twee keersluizen in de Reevedam wordt de belemmering voor de scheepvaart op de route Drontermeer-Vossemeer zoveel mogelijk gereduceerd en een nautisch veilige oplossing nagestreefd. 2. Fase 2 Voor fase 2 (operationeel vanaf 2025 t/m 2065) is rekening gehouden met een opzet van het winterstreefpeil van het IJsselmeer met 23 cm in 2100. De bypass zal in fase 2 ingezet (kunnen) worden voor de afvoer van maximaal circa 730 m3/s bij een 1/2000 jaar hoogwater op de IJssel. 1 2
Zie paragraaf 3.4.7 van de Systeemanalyse Deze kering heeft als werktitel de Reevedam
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
13\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
In fase 2 zal deze afvoer via de bypass minimaal 30 cm waterstandsdaling nabij Zwolle veroorzaken bij een maatgevende afvoer (16.655 m3/s). Voor fase 2 is de uitvoering in de periode 2021 t/m 2024 gepland. Bij de inlaat zijn een aantal kleinere aanpassingen nodig, waaronder de aanleg van een migratiegeul. De bypass staat in fase 2 in open verbinding met het Vossemeer door verwijdering van de kering bij Roggebot. Deze wordt vervangen door een circa 100 meter lang viaduct, met klepbrug en doorvaarthoogte van 7,0 meter. Nu is die hoogte circa 4,5 meter. Ook moet de Drontermeerdijk voor fase 2 over een lengte van 2.700 meter worden versterkt en zijn voorzieningen tegen hoogwater nodig in het recreatiecomplex Roggebot. Door de open verbinding met het IJsselmeer ontstaat er een grotere peildynamiek met een ‘hoog dynamische’ natuur. De bypass is gescheiden van het Drontermeer door de in fase 1 gebouwde kering ten zuiden van het eiland Reeve. Hierin zijn de twee keersluizen vervangen door een schutsluis en spuikoker.
3. Fase 3 Naast de bovengenoemde fasen, is er vanwege ontwerpredenen ook nog een fase 3 gedefinieerd (operationeel vanaf 2065 ). Voor fase 3 is in de ontwerpen van de dijken (ruimtereservering) en de kunstwerken (fundering) rekening gehouden met een opzet van het winterpeil ten opzichte van nu met 1,0 meter. Voor de klimaatdijk in het woongebied wordt al direct een kruinhoogte gerealiseerd die geschikt is voor een toename van het winterpeil van het IJsselmeer na 2065 met 1,5 meter. In bijlage 2 is een overzicht van de voor fase 1 en fase 2 te realiseren objecten opgenomen
1.7
SNIP 3 procedure
De plannen voor de verkorte Zomerbedverlaging Beneden-IJssel en de versnelde inzet van de bypass zijn in de periode 2010-2012 parallel uitgewerkt tot het zogeheten SNIP 3 beslisniveau. Alle hiervoor opgeleverde producten dienen ter onderbouwing van het SNIP3 besluit, de bestemmingsplannen en de vergunningen. Voor de besluitvorming over fase 1 is het noodzakelijk, dat relevante informatie voor fase 2 ook is uitgewerkt. Ook het ontwerp van fase 2 moet vergunbaar zijn. De fase 1 te bouwen objecten zijn onomkeerbare maatregelen voor fase 2. Om het verschil tussen fase 1 en fase 2 duidelijk naar voren te laten komen, is in de systeemanalyse onderscheid gemaakt in de beschrijving van de verschillende fases en de verschillende objecten per fase. Het eindresultaat van de SNIP3 procedure voor fase 1 omvat de volgende hoofdproducten: projectontwerp (het inrichtingsplan en het technisch ontwerp tezamen. In het technisch ontwerp voor de objecten tot VO-niveau uitgewerkt); conceptvergunningen en projectplannen Waterwet;
14\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
ontwerpbestemmingsplan, Besluit-MER en Passende Beoordeling; onderbouwende onderzoeken.
Deze hoofdproducten en onderliggende onderzoeken moeten voldoen aan de eisen die gesteld zijn door de Bevoegd Gezagen en de eisen van de Programma Directie Ruimte voor de rivier (het Handboek SNIP). De uitwerking van de meeste producten voor het SNIP 3 procedure is gegund aan een Combinatie van Royal Haskoning, Witteveen+Bos en Tauw. De ontwerpbestemmingsplannen worden door de gemeente Kampen voorbereid. De provincie Overijssel levert producten zoals een inkoopplan en de benodigde onroerend goed gegevens. De partijen die de bestuursovereenkomst in 2010 hebben ondertekend zijn nadien intensief betrokken bij de ontwikkeling en/of toetsing van de voor SNIP 3 uitgewerkte producten.
1.8
Doel voorliggend SNIP3 product
Het voorliggende plan betreft het Grondstromenplan (verder ook genoemd: GSP). Het doel van deze rapportage is in de vraagspecificatie drieledig geformuleerd: Inzicht verkrijgen in het volume en de kwaliteit van de te verzetten grond binnen het project Het leveren van basisgegevens voor het uitvoeringsplan en de kostenraming Input voor ontwerp, begroting, Besluit-MER rapportage, vergunningen en ruimtelijke onderbouwing in het bestemmingsplan In de rapportage wordt ingegaan op de producteisen die gesteld zijn aan het GSP: Gedetailleerd grondstromenplan fase 1 (aansluiten op een PRI met nauwkeurigheid van 15 % en het uitvoeringsplan); Uitgangspunt hierbij is de Handreiking Grondstromenplan van PDR – hierin is aangegeven waaruit het grondstromenplan opgebouwd dient te zijn Verkennend grondstromenplan fase 2 (aansluiten op een PRI met nauwkeurigheid van 3040 %); Uitgangspunt hierbij is de Handreiking Grondstromenplan van PDR – hierin is aangegeven waaruit het grondstromenplan opgebouwd dient te zijn Voor het grondstromenplan dienen twee scenario’s, met vermelding van de bijbehorende risico’s die ontstaan door het koppelen van de aanvoer van grond buiten de bypass, gefaseerd uitgewerkt te worden: Aanvoer grond en specie van de Zomerbedverlaging binnen het project Aanvoer grond en specie vanuit het project zelf en van andere locatie(s) buiten het project, niet zijnde de zomerbedverlaging Hierbij dient, in beide scenario’s, de voorgenomen vergraving en eventuele specieberging en zandwinning in de Onderdijkse Waard betrokken te worden als mogelijkheid Onderbouwing van gehanteerde berekeningswijze inclusief bestanden als spreadsheets, DTM huidige en nieuwe situatie, digitaal grondmodel van de verschillende bodemlagen
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
15\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Beschouwing van de mogelijkheden voor een gesloten grondbalans, rekening houdend met toepassing van vrijkomende materialen in het projectgebied of de directe omgeving
(infrastructuur, ophoging voor woningbouw, herinrichting zandwinplassen Onderdijkse Waard) Beschouwing van optimalisatiemogelijkheden van het planontwerp (binnen kaders MER en vergunningen) zowel naar opbrengst (financieel) als minimalisatie van hinder en ruimtebeslag
Opstellen belangrijkste risico’s ten aanzien van grondverzet en beheersmaatregelen Inzicht in de toe te passen mogelijkheden voor innovatieve vergravingstechnieken in de bypass Visie waterschappen en gemeente Kampen op hergebruik grond in waterkering in combinatie met de eisen aan de te bepalen fysische parameters (vloeigrens, plasticiteitsindex, etc) Visie natuurbeheerder op het streven naar zeer arme bovenlagen voor de verschillende natuurdoeltypen
Het GSP is gebaseerd op de Handreiking Grondstromenplan Ruimte voor de Rivier (definitieve versie van 29 februari 2008). Opgemerkt wordt dat een aantal onderdelen die in de Handreiking benoemd worden, niet in voorliggend GSP zijn opgenomen; dit betreffen voor het IJsseldeltaproject afzonderlijke productsheets. Het gaat hierbij om de volgende onderdelen: Vergunningen en afstemming bevoegd gezag Uitvoeringsaspecten Kostenaspecten De afstemming met bevoegd gezag en de uitkomsten hiervan, de geldende kaders (wet- en regelgeving) en de onderdelen die van belang zijn voor de vergunningen, onder andere wat betreft de grondstromen zijn opgenomen binnen het productsheet Conceptaanvragen Vergunningen [18]. In de productsheet Uitvoeringsplan [8] zijn onderdelen opgenomen als de planning voor het grondverzet (plaats en tijd), wijze van grondverzet en dergelijke. De kosten behorende bij het grondverzet zijn opgenomen in de productsheet Kostenraming [6]. Uitgangspunt is tot nu toe dat de uitvoering van het project in de vorm van een D&C-contract in de markt gezet gaat worden. Het gevolg hiervan is dat de aannemer van het werk tot op zekere hoogte zelf invulling aan de aanpak van het project kan geven. In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de objecten die onderdeel uitmaken van het project YDZ. De exacte ligging van de objecten zijn geprojecteerd op de inrichtingskaart weergegeven in de Systeemanalyse [1]. Binnen een aantal van deze objecten vindt grondverzet plaats. Deze zijn weergegeven in tabel 1.1.
16\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Tabel 1.1 Overzicht objecten in GSP waar grondverzet plaatsvindt
Object Objecten fase 1 1A6 - IJsseldijk 1A5 - Maaiveld verlaging uiterwaard naar inlaatwerk/ drempel 1A1-1 - Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 1 1B- Nieuwe dijken langs bypass 1C1 - Dijk Drontermeer - Vossemeer 1H1 - Vaargeul bypass ##1H1 - Vaargeul kleiafdekking* ##1H1 - Haven Kampen (vanaf vaargeul incl. kleiafdekking)* 1H4 - Grondwerk bypass 1H12 - Klimaatdijk woongebied (incl. deel Kampen en grondverbetering naast haven) 1H8 - Migratiegeul bypass 1H10 - Categorie C kering (Oostelijke Drontermeerdijk) 1J1 - Meestromende nevengeul 1J2 - Natuurinrichting Onderdijkse Waard 1J4 - Recreatievaargeul buitendijks Camping oost + aanvulling boulevard jachthaven Kampen, locaal(boeren)* Objecten fase 2 1J3 - Ecologische verbindingsgeul naar migratiesluisje 1E1-2 - Dijk Roggebot fase 2 1E2 - Uitlaatwerk & Oververbinding N307 Lokaal hergebruik veen bij boeren* 1H9-2 - Voorzieningen recreatiegebied fase 2 * Dit zijn objecten die niet in de officiële objectenlijst voorkomen, maar hier onderscheiden zijn omdat sprake is van belangrijke onderdelen wat betreft grondstromen Opm.: Object Drondermeerdijk valt niet binnen het GSP omdat de uitvoering van de hierbij horende werkzaamheden niet door provincie Overijssel worden uitgevoerd.
1.9
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is een beschrijving weergegeven van de bestaande in het plangebied aanwezige bodemopbouw en bodemkwaliteit. Daarnaast is weergegeven welk volume en wat voor grond vrijkomt in het gebied en welk volume en wat voor grond nodig is in het gebied. Daarna is in hoofdstuk 3 weergegeven hoe de grondstromen eruit gaan zien. Dus: waar wordt vrijkomende grond toegepast en waar is het toegepaste materiaal van afkomstig?
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
17\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
In dit hoofdstuk is verder gekeken dan alleen het projectgebied van de IJsseldelta-Zuid; hier is ook een link gelegd met het project Zomerbedverlaging. Hoofdstuk 4 heeft betrekking op overige aspecten rondom de grondstromen, zoals risico’s en uitvoeringaspecten (innovatieve technieken). Als laatste is in hoofdstuk 5 weergegeven welke materialen anders dan grond vrijkomen van binnen het plangebied. Binnen de verschillende hoofdstukken is onderscheid gemaakt tussen fase 1 en fase 2 door subparagrafen aan te brengen. In de verschillende subparagrafen zijn de tabellen weergegeven met de hoeveelheden die behoren bij de respectievelijke fase. Als benoemd in hoofdstuk 1.8 wordt hier benadrukt dat een aantal onderdelen die in de Handreiking Grondstromenplan Ruimte voor de Rivier benoemd worden, niet in voorliggend GSP zijn opgenomen; dit betreffen voor het IJsseldeltaproject afzonderlijke productsheets. Het gaat hierbij om de volgende onderdelen: Vergunningen en afstemming bevoegd gezag Uitvoeringsaspecten Kostenaspecten
18\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
2 Bodemkwaliteit en hoeveelheden In dit hoofdstuk is inzicht gegeven in de aanwezige, vrijkomende en benodigde grond. Allereerst is aangegeven welke bodemgegevens bekend zijn in het plangebied. Daarna is beschreven hoe de berekeningen uitgevoerd zijn om de vrijkomende en benodigde hoeveelheden grond te bepalen. Van elke rekenronde zijn de uitgangspunten, herkomst inputgegevens en berekeningswijze beschreven. Dit is een belangrijk en uitgebreid onderdeel. In de daarop volgende paragrafen is aangegeven wat de vrijkomende en benodigde grondstromen zijn (milieuhygiënische kwaliteit, fysische kwaliteit en hoeveelheid).
2.1
Uitgevoerde bodemonderzoeken
In de afgelopen jaren zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in het plangebied van de IJsseldelta-Zuid. In tabel 2.1 is een overzicht gegeven van de verschillende onderzoeken, waarbij aangegeven is wat voor type onderzoek het betrof en op welk deel van het plangebied het onderzoek betrekking had. In de volgende subparagrafen is kort per onderzoek aangegeven wat de conclusies zijn of wat middels het onderzoek in beeld is gebracht. Voor nadere inhoudelijke informatie of resultaten wordt verwezen naar de betreffende onderzoeken (in tabel 2.1 is aangegeven wat de kenmerken zijn van de onderzoeken). De resultaten van de onderzoeken zijn voor zover bruikbaar verwerkt in de GIS-database op basis waarvan hoeveelheden gegenereerd zijn.
Tabel 2.1 Overzicht bodemonderzoeken IJsseldelta-Zuid
Onderzoek + kenmerk
Omvang, onderzochte locatie
Type onderzoek*
Bodemonderzoek; MUG – 2007
Hele toekomstige plangebied, m.u.v.
Bodemopbouw
3-741-03-1
Onderdijkse waard en watergangen
Fysisch Geotechnisch
Geotechnisch onderzoek; Tauw bv – 2010
Hele plangebied, m.u.v. Onderdijkse
Bodemopbouw
N008-4679635AVO-cmn-V01-NL
waard en watergangen
Fysisch Geotechnisch
Sonderingsonderzoek; Tauw bv – 2010
Ter plaatse van nieuwe dijken en
Bodemopbouw
N012-4679632AVO-cmn-V01-NL
kunstwerken
Geotechnisch
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
19\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Onderzoek + kenmerk
Omvang, onderzochte locatie
Type onderzoek*
Geotechnisch onderzoek Drontermeerdijk;
Drontermeerdijk
Bodemopbouw
Tauw bv – 2010
Geotechnisch
N013-4679632WDO-cmn-V01-NL Geofysische onderzoek Bypass Kampen; GT Hele plangebied, m.u.v. Onderdijkse Frontline – 2010
Bodemopbouw
waard en watergangen
Onderzoek volumieke massa; Tauw bv–2010
Geotechnisch
Rapportage 1709-0537-000R05 Historisch onderzoek;Tauw bv – 2010 N001- Hele plangebied; specifiek erfpercelen, 4679632WDO-cmn-V01-NL
muv Onderdijkse waard en watergangen
Bodemonderzoek ten behoeve van (W)BKK; Hele plangebied, m.u.v. Onderdijkse Tauw bv – 2010
Historisch onderzoek
Milieuhygiënisch
waard en watergangen
N009-4679632LNH-cmn-V01-NL Verkennend waterbodemonderzoek;
Bestaande watergangen
Milieuhygiënisch
Verkennend bodem- en verhardingen
Percelen, bermen en verhardingen
Milieuhygiënisch
onderzoek; Tauw bv – 2010
m.u.v. Onderdijkse waard en
Verhardingsonderzoek
N003-4679632WDO-cmn-V01-NL
watergangen
Tauw bv – 2010 N002-4679632WDO-cmn-V01-NL
N004-4679632WDO-cmn-V01-NL N005-4679632WDO-cmn-V01-NL N006-4679632WDO-cmn-V01-NL N007-4679632WDO-cmn-V01-NL Bodemonderzoek in de ODW; DHV - 2010
Onderdijksewaard
Milieuhygiënisch Fysisch
* In de paragrafen waar de conclusies van de milieuhygiënische onderzoeken zijn weergegeven, is aangegeven volgens welk protocol onderzocht is evenals het pakket waarop de monsters geanalyseerd zijn en de diepte tot waarop het onderzoek plaats heeft gevonden.
2.1.1 Bodemonderzoek; MUG – 2007 Ter plaatse van het geplande dijktracé is een bodemonderzoek uitgevoerd ter bepaling van de geotechnische eigenschappen van de grondlagen. De dijkzone is ten behoeve van het onderzoek verdeeld in raaien van 500 m lang (totaal 24 raaien), waarin per raai zes boringen geplaatst zijn, in de breedte. Elke 500 meter dijklengte zijn dus de eigenschappen van de grond in beeld gebracht. In de breedte is om de 25 meter een boring geplaatst, zodat over een breedte van 125 meter de bodem is onderzocht. De boringen ( in totaal 144 stuks) zijn doorgezet tot in de zandlaag.
20\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Naast de bodemopbouw zijn de volgende geotechnische eigenschappen van de bodem op basis van de volgende laboratoriumproeven in beeld gebracht:
Samendrukkingsproeven (25 stuks)
Triaxiaalproeven (25 stuks) Volumegewicht en ongedraineerde schuifsterkte (150 stuks)
Korrelverdeling (50 stuks)
Naast het genoemde zijn ook een aantal plaatselijke monsters geanalyseerd op milieuhygiënische parameters, volgens het oude NEN-pakket. Aangezien dit pakket niet meer actueel is, zijn deze gegevens niet gebruikt in het vervolgtraject ten behoeve van het GSP. Aanvullend op dit onderzoek is door Tauw in 2010 aanvullen onderzoek uitgevoerd, zie hoofdstuk 2.1.8. 2.1.2 Geotechnisch onderzoek; Tauw bv – 2010 In het kader van het ontwerp van de dijken (stabiliteit, sterkte en draagkracht ondergrond), de grondbalans (fysische eigenschappen grond) en het ontwerp van het woongebied (stabiliteit, sterkte en draagkracht ondergrond) is door Tauw bv samen met Fugro Ingenieursbureau BV een geotechnisch onderzoek uitgevoerd. Dit geotechnisch onderzoek is aanvullend op het onderzoek van MUG Ingenieursbureau uitgevoerd (zie hoofdstuk 2.1.1), om te komen tot een verdere verdichting van de reeds aanwezige onderzoeksresultaten. Ten behoeve van het dijkontwerp zijn ter plaatse van het dijktracé 24 raaien onderzocht, waarbij per raai zes boringen in de breedte van het dijktracé zijn gezet. De boringen zijn geplaatst tussen de boringen die door MUG in 2007 zijn geplaatst. Ten behoeve van het dijkontwerp zijn met behulp van de volgende proeven geotechnische eigenschappen van de bodem in beeld gebracht: Samendrukkingsproeven (22 stuks) Triaxiaalproeven (22 stuks) Volume gewicht (120 stuks) Korrelverdeling zand (48 stuks) Voor de grondbalans zijn in het gebied tussen de dijken (het plangebied van de bypasses) ten behoeve van het bepalen van het categoriseren van het zand en de klei de volgende parameters in beeld gebracht: Korrelverdeling, inclusief fracties < 20 μm (109 stuks) Bepaling gloeiverlies (109 stuks) Attenbergse grenzen (88 stuks)
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
21\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Kalkgehalte (88 stuks) Organisch stofgehalte (88 stuks)
Watergehalte (88 stuks)
Voor het woongebied zijn ten behoeve van de voorziene ophogingen de fysische eigenschappen van het hele gebied in beeld gebrachte (ongeveer 135 ha). De boringen zijn geplaatst in vakken van 200x200 m. Van de 35 boringen zijn er 27 ongeroerd gestoken. De volgende proeven zijn uitgevoerd om de geotechnische eigenschappen in beeld te brengen: Samendrukkingsproeven (27 stuks) Triaxiaalproeven (27 stuks) Volumieke gewicht (27 stuks) Korrelverdeling zand (30 stuks) 2.1.3
Sonderingsonderzoek; Tauw bv – 2010
Om tot een goed ontwerp van de dijken en een aantal kunstwerken te kunnen komen zijn een aantal sonderingen gezet. Ter plaatse van de toekomstige dijken zijn in totaal 190 sonderingen geplaatst. Deze zijn gemiddeld om de 150 meter in het hart van het dijktracé gezet. Ter plaatse van de klimaatdijk is haaks op de dijk op 50 meter van de dijk elke 150 meter ook een sondering geplaatst. In totaal zijn 46 sonderingen gezet ter plaatse van te realiseren kunstwerken. Op basis van de sonderingen zijn naast de grafieken die de draagkracht van de grond weergeven ook de bodemopbouw bepaald. De sonderingen zijn tot minimaal 20 m –mv doorgezet. 2.1.4 Geotechnisch onderzoek Drontermeerdijk; Tauw bv – 2010 Ten behoeve van de aanpassingen die gedaan moeten worden aan de Drontermeerdijk – dijkverzwaring zijn hier een aantal boringen en sonderingen geplaatst. Het doel van deze boringen is om een beeld te krijgen van de sterkte-eigenschappen van de bodem (ondergrond). De boringen en sonderingen zijn door Fugro Ingenieursbureau BV geplaatst. In totaal zijn negen boringen tot een diepte van 5 – 7 m –mv en 16 sonderingen tot een diepte van 20 – 25 m –mv gezet. De boringen en sonderingen zijn midden op de dijk of aan de buitenzijde van de dijk geplaatst. De resultaten van dit onderzoek worden gebruikt voor het opstellen van het Waterkeringenplan – wat weer input oplevert voor het GSP. Opgemerkt wordt dat ter plaatse van de Drontermeerdijk geen bodemonderzoek is uitgevoerd. 2.1.5 Geofysische onderzoek Bypass Kampen; GT Frontline – 2010 Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw binnen het plangebied is op basis van een groundtracer op niet-destructieve wijze de bodemopbouw globaal in beeld gebracht. Het hoofddoel van het radaronderzoek is het in beeld brengen van de archeologische hoofdstructuren.
22\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
De resultaten zijn weergeven in een gebiedsdekkend 3D-beeld (uitgezonderd de Onderdijkse Waard). Op basis van reeds uitgevoerde boringen (ongeveer 200 stuks) zijn de geofysische datagegevens geijkt. Op basis van het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd: onder het maaiveld van de toekomstige Bypass Kampen zijn drie geologische gebieden te onderscheiden: Aan de noordwestzijde / westzijde een dikker kleipakket van vrij homogene samenstelling, met daaronder wisselend een laag veen op zand of direct op zand In het midden een dekzandrug De oostzijde met een sterk wisselende samenstelling van klei, veen en zand 2.1.6 Onderzoek volumieke massa; Tauw bv – 2010 Met name ten behoeve van het gebruik van klei in de dijken is onderzoek gedaan naar de volumieke massa van de vrijkomende klei. Specifiek heeft het onderzoek betrekking gehad op de locaties waar op basis van onderzoeksgegevens verwacht mag worden dat hier categorie 1 en categorie 2 klei vrijkomt. Op 18 locaties is de volumieke massa bepaald. Deze gegevens vormen input voor de stabiliteitsberekeningen die uitgevoerd worden voor de dijken. 2.1.7 Historisch onderzoek; Tauw bv – 2010 De onderzoeksopzet is gebaseerd op de richtlijn voor verkennend bodemonderzoek NEN 5740. Aangesloten is bij de strategie onverdacht (ONV). Voor een achttal locaties, zijnde percelen, is archiefonderzoek uitgevoerd en zijn terreininspecties uitgevoerd. Daarnaast is het hele plangebied een luchtfoto-interpretatie uitgevoerd. Ook zijn terreininspecties uitgevoerd bij de agrarische percelen. Uit het historische onderzoek van de percelen komt naar voren dat in het verleden geen zware verontreinigingen zijn aangetroffen op deze locaties. Voor alle acht locaties is een onderzoeksopzet gemaakt voor vervolgonderzoek. Uit de luchtfoto-interpretatie komt naar voren dat met name veel sloten gedempt zijn tussen 1931 en 2007. In totaal is ongeveer 82,5 km aan sloten (550 stuks) in de loop der jaren gedempt. Bij de terreininspectie op de agrarische percelen zijn in een aantal van de gedempte sloten proefboringen geplaatst (70 stuks). Uit de resultaten blijkt dat in deze gedempte sloten geen bodemvreemde materialen aanwezig zijn.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
23\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Binnen het gebied zijn op de agrarische percelen geen waarnemingen (behalve acht puinhoudende dammetjes, drie paden en drie stalletjes) gedaan die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. 2.1.8
Bodemonderzoek ten behoeve van Waterbodemkwaliteitskaart; Tauw – 2010
Op basis van de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten (VROM; 3 september 2007) is voor het plangebied, met uitzondering van de Onderdijkse Waard, een waterbodemkwaliteitskaart (WBKK) en een bodemkwaliteitskaart (BKK) opgesteld (bij het opstellen van voorliggend document is sprake van conceptkaarten; deze zijn nog niet vastgesteld door het bevoegd gezag). Ten behoeve van deze (W)BKK zijn boringen gezet in het plangebied. Een aantal witte vlekken zijn te onderscheiden in de (W)BKK; deze delen zijn niet meegenomen hierin. Het gaat hierbij om wegen, bermen (dit betreft een aparte zone met klasse Industrie), woonpercelen, waterplassen en meren. Binnen de (W)BKK wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (0-0,5 m –mv) en de ondergrond (0,5-6,5 m –mv). De parameters waarop geanalyseerd zijn is een combinatie van parameters van het waterbodempakket en landbodempakket: Zware metalen; arseen, barium, cadmium, cobalt, chroom, koper, kwik, molybdeen, nikkel, lood en zink PAK (10 VROM) PCB’s (7) Minerale olie Pentachloorfenol Bestrijdingsmiddelen; alfa-endosulfan, alfa-HCH, aldrin, beta-HCH, dieldrin, endrin, gammaHCH, heptachloor, chloordaan (som), OCB (som waterbodem), Drins (som), DDD\DDE\DDT (som), HCH’s (som) en heptachloorepoxide (som), hexachloorbenzeen, pentachloorbenzeen, heptachloorepoxide. Zowel aan de bovengrond als de ondergrond (watergangen en landbouwgronden) is binnen de (W)BKK de bodemkwaliteitsklasse Vrij toepasbaar toegekend (schone grond, klasse AW2000). Conform de regels uit het Besluit bodemkwaliteit kan met behulp van de (W)BKK als milieuhygiënische verklaring mogelijk ‘geschoven’ worden met grond. 2.1.9 Verkennend waterbodemonderzoek; Tauw – 2010 Ten behoeve van een aantal watergangen is een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd, ter bepaling van de milieuhygiënische kwaliteit. Het gaat om ongeveer 32,5 km watergangen langs agrarische percelen (maximaal 1 m breed) en 1,5 km watergang genaamd Buiten Reve met een breedte van ongeveer 10 m. Deze watergangen worden in het kader van de aanleg van de bypass gedempt of vergraven. Het onderzoek heeft plaatsgevonden volgens NEN 5720. Analyse
24\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
heeft plaatsgevonden op basis van het C1 pakket. De boringen zijn doorgezet tot maximaal 0,5 meter in de vaste bodem Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat het grootste deel van de waterbodem vrij toepasbaar is (klasse AW2000) zowel op de landbodem als in oppervlaktewater. Uitzondering hierop is een stuk waterbodem van de Buiten Reve; ongeveer 150 m lengte waterbodem betreft klasse Industrie (voor toepassing op landbodem) of klasse A/B (voor toepassing in waterbodem). De hoeveelheid betreft ongeveer 500 m3. 2.1.10 Verkennend bodemonderzoek; Tauw bv – 2010 Op aangeven van provincie Overijssel is voor vijf van de acht percelen die in het historisch onderzoek onderzocht zijn een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (ter bepaling van de milieuhygiënische kwaliteit). Van de overige percelen is één locatie niet onderzocht omdat hiervoor geen toestemming is gegeven (Buitendijksweg 11). De andere locaties zijn om redenen komen te vervallen (Hogeweg 6 en Zwartedijk 10). Verder zijn wegbermen indicatief onderzocht ter bepaling van de milieuhygiënische kwaliteit. De percelen zijn onderzocht op basis van NEN 5740. De grondmonsters zijn geanalyseerd op het standaardpakket grond, pakket A (negen metalen, som7 PCB’s, PAK, olie (GC) en d.s.), terwijl ook grondwatermonsters geanalyseerd zijn, op het standaard grondwaterpakket, pakket B (negen metalen, olie (GC), vluchtige aromatische koolwaterstoffen en vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen). De boringen zijn doorgevoerd tot maximaal 2,0 m –mv. De bermen zijn globaal onderzocht conform de NEN 5740. De genomen monsters zijn geanalyseerd op het standaard grondpakket (pakket A). Hierbij is de toplaag van 0,0 – 0,30 m – mv en de onderliggende laag van 0,30 – 0,80 m –mv onderzocht. De verhardingen zijn onderzocht op basis van de CROW-publicatie 210 ‘Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt’. Percelen Op de verschillende percelen wordt voor enkele stoffen de achtergrondwaarde of de streefwaarde overschreden. Op één locatie (Chalmotweg 3a) wordt de interventiewaarde in het grondwater overschreden (stof: nikkel), maar niet in de grond zelf. De oorzaak hiervoor is niet aanwijsbaar, maar het lijkt dat hier sprake is van een uitbijter, omdat deze verhoging niet vaker is gemeten. Er is geen sprake van een bron, aangezien de grond niet verontreinigd is. Om zeker te zijn of sprake is van een uitbijter dient aanvullend het grondwater bemonsterd te worden. Chalmotweg 3a blijft hierdoor een verdachte locatie. Het aanvullende onderzoek wordt in een later stadium uitgevoerd.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
25\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Bermen Binnen het plangebied van de IJsseldelta-Zuid ligt ongeveer 6,3 km weg die in het kader van de herinrichting volledig verwijderd worden. Deze blijken in het algemeen licht verontreinigd. Een klein deel van de aanwezige bermen blijkt verontreinigd tot klasse Industrie of tot boven de interventiewaarde. In totaal gaat het om respectievelijk ongeveer 50 m3 en 150 m3 grond (bron: globale kostenraming, kenmerk: N011-4679632LRG-cmn-V01-NL) van de totaal 18.900 m3 bermmateriaal – zie tabel 2.3. Opgemerkt wordt dat in hoofdstuk 2.3 wel specifiek op bermgrond ingegaan wordt als grond die naar verwachting niet schoon is, maar verontreinigd is tot klasse Industrie. De vrijkomende bermgrond is in tabel 2.3 weergegeven als zijnde grond van (naar verwachting) geen AW2000 grond. Verhardingen De wegen die binnen het plangebied voorkomen, zijn onderzocht op de dikte van de asfaltconstructie, constructieopbouw en teerhoudendheid asfalt. In totaal is 6,3 km weg onderzocht. Het gaat hierbij om de volgende wegen: Buitendijksweg Slaper Nieuwendijk Chalmotweg Venedijk Zuid Kamperstraatweg In hoofdstuk 5 is ingegaan op de resultaten van het verhardingsonderzoek. 2.1.11 Bodemonderzoek Onderdijksewaard; DHV – 2010 Eind 2010 is door DHV een indictief bodemonderzoek uitgevoerd in de Onderdijksewaard (ODW). Bij dit onderzoek zijn 128 boringen geplaatst. Van op deze locaties genomen monsters is de milieuhygiënische kwaliteit bepaald (analyse heeft plaatsgevonden op het C1-pakket aangevuld met barium, molybdeen en kobalt). Naast de milieuhygiënische kwaliteit zijn op 14 locaties ook fysische parameters in beeld gebracht. Uit het bodemonderzoek komt naar voren dat sprake is van een wisselende milieuhygiënische bodemkwaliteit. Zo komt in zowel de toplaag als in de onderliggende bodem klasse AW2000, klasse A en klasse B voor. Op een tweetal locaties komt plaatselijk in de toplaag een interventiewaardeoverschrijding voor. Het gaat om een relatief klein oppervlak met een beperkte diepte (0,3 m), maar dit vraagt wel de aandacht. Totaal gezien kan gesteld worden dat het meest klasse AW2000 en klasse A voorkomt in de ODW.
26\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
2.1.12
Conclusies op basis van uitgevoerde onderzoeken
De uitgevoerde onderzoeken kunnen opgedeeld worden in een drietal soorten onderzoeken, namelijk onderzoeken om de milieuhygiënische bodemkwaliteit te bepalen, onderzoeken om de fysische kenmerken van de (vrijkomende) bodem te bepalen en onderzoeken om de draagkracht, stabiliteit e.d. van de bodem te bepalen. De draagkracht, stabiliteit en dergelijke van de bodem is van belang voor het ontwerp van de kunstwerken en de dijken. Deze gegevens zijn met name van belang voor het Inrichtingsplan en het Waterkeringenplan. In onderliggend GSP wordt niet verder op deze gegevens ingegaan, omdat deze gegevens niet direct van belang zijn bij het in beeld brengen van de grondstromen. De fysische en milieuhygiënische bodemkwaliteit zijn daarentegen wel van groot belang voor de grondstromen. Wat betreft de bodemopbouw is sprake van sterke wisselingen in de aanwezige soorten grond en de diktes van de verschillende lagen. Aan de noordwestzijde / westzijde komt een dikker kleipakket van vrij homogene samenstelling voor, met daaronder wisselend een laag veen op zand of direct zand. In het midden komt een dekzandrug voor. De oostzijde is sprake van een bodemopbouw met een sterk wisselende samenstelling van klei, veen en zand. De fysische bodemkwaliteit (verdeling naar klei- en zandcategorieën) wisselt als aangegeven sterk binnen het plangebied (zie ook paragraaf 2.3). De fysische bodemkwaliteit is daarmee sterk bepalend voor de toepasbaarheid van vrijkomende grondstromen. Dit zal in de volgende (deel)hoofdstukken naar voren komen. Wat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem binnen het plangebied betreft: over het algemeen komt AW2000 grond voor (de (W)BKK geeft voor het hele gebied klasse AW2000 aan, zowel voor de toplaag als de onderlaag – de Onderdijksewaard maakt geen deel uit van de (W)BKK. Er zijn een aantal uitzonderingen op kwaliteit van de bodem: In de onderzochte watergangen komt ongeveer 500 m3 klasse Industrie of klasse A/B materiaal vrij (deel waterbodem van watergang Buiten Reve) De bermen zijn licht verontreinigd; locaal is sprake van verontreiniging tot klasse Industrie (50 m3) en verontreiniging tot boven I-waarde (150 m3); echter alle bermen worden vanuit het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) verdacht de kwaliteit Industrie te hebben (hier wordt ook vanuit gegaan, ook omdat in de BKK de bermen als zone met klasse Industrie zijn aangemerkt) Eén onderzocht perceel is nog verdacht als een potentieel geval (Chalmotweg 3a); daarnaast is één perceel nog niet onderzocht omdat geen toestemming hiervoor is gegeven (Buitendijksweg 11). In een later stadium wordt hier alsnog onderzoek uitgevoerd. Het vrijkomende materiaal in de Onderdijksewaard bestaat voor 111.632 m3 uit klasse A materiaal, voor 46.046 m3 uit klasse B materiaal en voor 3.675 m3 uit Niet Toepasbaar grond (verontreiniging > Interventiewaarde) – het overige hier vrijkomende materiaal betreft klasse
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
27\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
AW2000. Het Niet Toepasbare materiaal moet onder de geldende wet- en regelgeving afgevoerd worden In het algemeen wordt opgemerkt dat de klasse A/B slib uit de watergangen, evenals het materiaal uit de bermen en het vrijkomende materiaal met klasse A/B uit de ODW, zie tabel 2.3, op basis van het Besluit bodemkwaliteit (elders) hertoegepast kan worden (onder de geldende voorwaarden). Indien uit de aanvullende onderzoeken die in een later stadium worden uitgevoerd blijkt dat sprake is van gevallen van landbodemverontreiniging (overschrijding Interventiewaarde) ter plaatse van de nu nog potentieel verdachte woonpercelen, moeten deze gevallen op basis van de Wbb gesaneerd worden, volgens de hierbij geldende procedures (vooralsnog is geen sprake van een saneringslocatie). Om vast te kunnen stellen of de percelen inderdaad aangemerkt kunnen worden als gevallen van bodemverontreiniging en of sprake is van spoedeisendheid moet eerst aanvullend onderzoek plaatsvinden. Het boven de interventiewaarde verontreinigde materiaal in de ODW moet volgens de geldende wet en regelgeving afgevoerd worden. Binnen de Waterwet is in strikte zin geen sprake meer van saneringslocaties; wel moeten bij het verwijderen van deze verontreinigde grond maatregelen getroffen worden door de aannemer. Het overgrote deel van het vrijkomende materiaal heeft AW2000-kwaliteit. Dit geldt ook voor de nieuwe ontvangende bodem. Dit materiaal is vrij toepasbaar, wat inhoud dat geen toetsing aan ontvangende bodem plaats hoeft te vinden. Het meer verontreinigde materiaal (> AW2000, < Interventiewaarde) kan ter plaatste alleen in een Grootschalige Bodemtoepassing verwerkt worden of afgevoerd worden door de aannemer – volgens de geldende regelgeving. Als grootschalige toepassing worden in ieder geval de dijken en de herinrichting van de plas aangemerkt (met gemeente Kampen is de afspraak gemaakt dat ter plaatse van de klimaatdijk maximaal klasse AW2000 materiaal toegepast wordt). Gezien het feit dat het overgrote deel van het voorkomende bodemmateriaal bestaat uit klasse AW2000, is bij de vaststelling van de fysische kwaliteit niet een extra onderverdeling gemaakt naar de milieuhygiënische kwaliteit – temeer omdat de hoeveelheden met een afwijkende milieuhygiënische kwaliteit voorkomen in de toplaag van de afgravingen binnen de ODW.
2.2
Bepalingsmethodiek / Werkwijze
Het GIS-model waarmee de hoeveelheden ten behoeve van het grondstromenplan zijn berekend, zijn in de volgende paragrafen beschreven. Allereerst volgt een globale omschrijving van het model, waarna een meer gedetailleerde uitwerking van het model volgt, evenals de gebruikte uitgangspunten en aannames.
28\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Het GIS-model is gebaseerd op de volgende onderdelen:
Huidig maaiveld (Actueel Hoogtebestand Nederland met aanvullingen)
Toekomstig maaiveld (huidig maaiveld met wijzigingen op basis van inrichtingsvoorstel en waterkeringsplan)
Bodemkwaliteitsgegevens (bodemonderzoek MUG, Tauw, DHV en Fugro)
Aan de hand van het huidige en toekomstige maaiveld is het grondverzet berekend. De kwaliteitsgegevens zijn gekoppeld aan het berekend grondverzet per object. 2.2.1
Beschrijving huidig maaiveld
Het huidig maaiveld in het GIS-model is gebaseerd op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Dit bestand heeft een resolutie van 5x5 meter en definieert hiermee ook het ruimtelijke detailniveau van de grondstromenplanberekening. Omdat het AHN geen informatie biedt over waterbodems is het uitgebreid met de volgende beschikbare aanvullende waterbodem informatie: Inpeiling waterbodem Drontermeer (bron Rijkswaterstaat) Inpeiling waterbodem IJsselmeer (bron Rijkswaterstaat) Inpeiling zandwinputten Onderdijkse Waard (bron DHV) Dieptekaart Koerskolk (bron website Hengelaarsvereniging Ons Vermaak) 2.2.2 Beschrijving toekomstig maaiveld Het toekomstig maaiveld in het GIS model is gebaseerd op de hoogtegegevens hoogtegegevens uit het Inrichtingsplan (IRP) [4] van VHP, het Waterkeringsplan (WKP) [3] van Witteveen en Bos en de Rapportage Technisch Ontwerp (TO) [2] van Royal Haskoning. Bij het samenstellen van het toekomstig maaiveld is het uitgangspunt dat er geen maaiveldwijziging plaatsvindt. Alleen daar waar het IRP nieuwe maaiveldhoogten aangeeft voor de inrichting van het plangebied en het nieuw te creëren oppervlaktewater is het toekomstig maaiveld afwijkend van het huidig maaiveld. Uit het WKP is de ontgraving van de teensloot van de dijk in het toekomstig maaiveld overgenomen. Ter plaatse van de dijken is in het GIS model alleen de afgraving van de bovengrond ten behoeve van de grondverbetering in het model opgenomen. De benodigde grond voor het vormgeven van de dijk is vanuit het WKP aangegeven. Hierbij is uitgegaan van de grondvariant (gezien het kostenvoordeel ten opzichte van de geotextiel-variant; de hoeveelheid grond is in de grondvariant minimaal groter (5.000 m3) terwijl 440.000 m2 geotextiel bespaart wordt). Vanuit het TO is de ontgraving van de vaargeul onder de nieuwe Roggebotkering in het GIS model opgenomen. In bijlage 3 is het toekomstige maaiveld weergegeven.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
29\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
2.2.3
Beschrijving bodemkwaliteitsgegevens
De bodemkwaliteitgegevens in het GIS-model zijn gebaseerd op de volgende bronnen:
Veldwaarnemingen bodemonderzoeken MUG en Tauw Sonderingensonderzoek Fugro (uitgevoerd onder de Tauw-vlag)
Geotechnisch onderzoek Fugro (uitgevoerd onder de Tauw-vlag)
Veldwaarnemingen en fysische kwaliteitgegevens uit bodemonderzoek DHV in Onderdijkse Waard.
Een van de beschikbare bronnen, het radaronderzoek van GT Frontline, is niet gebruikt in het GIS-model. Hiervoor is gekozen omdat de resultaten van het radaronderzoek een sterk vereenvoudigd beeld van de bodemopbouw en -kwaliteit geven. De bodemopbouw in dit onderzoek is samengevat in drie onder elkaar liggende lagen (klei op veen op zand), terwijl in werkelijkheid hier variaties in optreden en tussenlagen voorkomen. Dit maakt het radaronderzoek ongeschikt voor gebruik in het grondstromenplan, ondanks het feit dat het radaronderzoek binnendijks gebiedsdekkend is uitgevoerd. Als aangegeven is in het model gebruik gemaakt van de overige uitgevoerde bodemonderzoeken. Voor de verdeling van de af te graven gronden in de grondsoorten klei, zand, veen en overig materiaal wordt gebruik gemaakt van de veldwaarnemingen die zijn gedaan tijdens het bodemonderzoeken door Tauw. Op die plaatsen waar de uit te voeren ontgraving dieper is dan de bodemonderzoeken reiken, zijn de veldwaarnemingen aangevuld met gegevens afkomstig van het sonderingsonderzoek door Fugro. Voor de verdeling van de af te graven grondsoorten op basis van de fysische bodemkwaliteit is gebruik gemaakt van de informatie uit het geotechnisch onderzoek door Fugro. Hiermee wordt voor klei onderscheid gemaakt tussen klei categorie TAW 1, 2 of 3; daarnaast is onderscheid gemaakt tussen categorie 4 klei: dit is niet een officiële TAW-categorie voor klei, maar hiermee wordt de klei bedoeld met een organisch stof gehalte dat hoger is dan 5 %. Dit onderscheid is van belang wanneer het gaat om de mogelijkheid klei toe te passen in de dijken, anders dan categorie 1 en categorie 2. Wat betreft zand wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën, te weten drainagezand, ophoogzand en zandbedzand; daarnaast wordt nog een restcategorie onderscheiden met zand dat niet in de drie genoemde categorieën valt. Wat betreft veen is geen onderscheid gemaakt in categorieën. De term bovengrond / toplaag omvat de bovenste 30 cm van de bodem; hierbij gaat het om roofgrond. De term ‘overig materiaal’ omvat grond dat niet in een van de andere groepen / categorieën valt. Dit zijn grondlagen die in dunne lagen voorkomen en praktisch gezien niet gescheiden ontgraven kunnen worden.
30\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
De bodem in het hele onderzoeksgebied tussen het Drontermeer en de IJssel is gebiedsdekkend onderzocht (zie hoofdstuk 2.1 voor de uitgevoerde onderzoeken). Op basis van de input van de uitgevoerde bodemonderzoeken is het gehele gebied verdeeld in Thiessenpolygonen, op basis van de uitgevoerde boringen. Twee soorten Thiessenpolygonen zijn opgesteld, te weten voor de voorkomende grondsoorten (klei, veen en dergelijke) en voor de te onderscheiden kleicategorieën (TAW categorie 1 enz.). Hiervoor is gekozen omdat de beschikbaar boringen per soort een andere spreiding kent. Met als uitgangspunt de Thiessenpolygonen zijn vervolgens de grondstromen berekend per te onderscheiden object. 2.2.4 Beschrijving berekening grondstromen De feitelijke berekening van de grondstromen vindt plaats in drie stappen: Berekenen ontgraven/ophogen Leggen koppeling met bodemkwaliteitsgegevens Sommeren en presenteren Op basis van het huidig en toekomstig maaiveld wordt een “conventionele” grondbalansberekening in GIS uitgevoerd. Per cel van 5x5 m wordt het grondverzet (diepte en volume) berekend. Het berekende volume in de grondbalans wordt per cel van 5x5 m bij ontgravingen aan de hand van de fysische bodemkwaliteitsgegevens gespecificeerd in bovengrond, klei categorieën, zand, veen of overig materiaal. Hierbij wordt rekening gehouden met de opbouw van de bodem ter plaatse en de diepte van de ontgraving. Bij ophogingen wordt het onderscheid in te gebruiken bodemtypes gemaakt aan de hand van randvoorwaarden die door derden gesteld worden (zie hoofdstuk 2.4). Dit is niet weergegeven in het model, daar is alleen in aangegeven wat aan ophoging benodigd is. In de tabellen in hoofdstuk 2.4 is het onderscheid in grondtypen bij ophogingen wel weergegeven aan de hand van de randvoorwaarden. Na het leggen van de relatie tussen de volumes in de grondbalans en de bodemkwaliteitsgegevens worden de resultaten gesommeerd per object. Hierbij wordt per object het totaal van de volgende groepen berekend: Bovengrond Klei TAW categorie 1 Klei TAW categorie 2 Klei TAW categorie 3 Klei klasse 4 Drainagezand Ophoogzand Zandbedzand
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
31\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Overig zand Veen
Overig materiaal
Bij het bepalen van de verschillende categorieën wordt rekening gehouden met de minimale effectief af te graven bodemlaagdikte. De laagdiktes die gehanteerd worden, zijn gebaseerd op ervaringsgetallen die in de praktijk zijn opgedaan en geven de winbaarheid van het materiaal weer. Wanneer kleinere laagdiktes worden gehanteerd, is de wijze van ontgraven niet meer (economisch) efficiënt gezien de kosten de langere uitvoeringsduur. Daarbij komt dat een toename van de uitvoeringsduur niet wenselijk is in verband met de planning. Wanneer een bodemlaag de aangegeven dikte niet heeft, is het volume van deze laag opgenomen onder overig materiaal. Hierbij zijn de volgende ondergrenzen gehanteerd: Kleilagen > 0,50 m Zandlagen > 0,30 m Veenlagen > 1,00 m
2.2.5 Overzicht aannames en modelkeuzes Bij het samenstellen en berekenen van het GIS model zijn de volgende aannames gedaan en keuzes gemaakt (voor zo ver nier hierboven al vermeld): Van De Enk zijn geen correcte dieptegegevens beschikbaar. Hier is gebruik gemaakt van de informatie in het AHN. Dit heeft slechts beperkte gevolgen voor de nauwkeurigheid van de grondbalans ter plaatse. Voor een oppervlak van 2 ha is de berekening van de grondbalans onnauwkeurig. De gevolgen voor de nauwkeurigheid van de berekening van de grondstromen als geheel zijn maximaal 0,5 % In het GIS-model wordt alleen het grondverzet als gevolg van maaiveldwijzigingen berekend. De grondhoeveelheden benodigd voor het creëren van civieltechnische objecten wordt door de verschillende productsheets bepaald. Zo zijn de hoeveelheden benodigd voor de dijken afkomstig uit het WKP. Wat wel in het GIS-model is opgenomen is de afgraving van de teensloot van de dijk en de afgraving van de toplaag (bovengrond) op de locaties waar de dijk is geprojecteerd. Wanneer bij de realisatie van bepaalde kunstwerken, zoals sluizen, beperkt grondverzet benodigd is, is dit niet opgenomen in het grondstromenplan
Voor het voorliggende eerste conceptgrondstromenplan is gebruik gemaakt van de bronbestanden als weergegeven in tabel 2.2.
32\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Tabel 2.2 Overzicht gebruikte bronbestanden
Bestand
Bron
Datum/versie gegevens
Actueel Hoogtebestand Nederland
WB Geo-informatie
n.b.
Inpeiling Drontermeer
Rijkswaterstaat (via WB Geo-info)
2006
Inpeiling IJssel
Rijkswaterstaat (via WB Geo-info)
2009
Inpeiling Onderdijkse Waard
DHV (via WB Geo-info)
07-04-2010
Hoogtekaart Koerskolk
Hengelaarsvereniging Ons Vermaak
Onbekend
Inrichtingsplan; lijnenbestand
VHP IRP
13-04-2012
Waterkeringsplan; hoeveelheden
WB WKP
17-07-2012
Technisch Ontwerp
RH TO
23-04-2012
Bodemonderzoek Bypass
Tauw
Juni 2010
Geotechnisch onderzoek
Fugro
Juni 2010
Sonderingsonderzoek
Fugro
Juni 2010
Bodemonderzoek Onderdijks Waard
DHV
Januari 2011
Ruimtelijke ligging SNIP objecten
RH TO
16-04-2012
Opgemerkt wordt dat gesproken is om de tijdelijke vaargeul bij de Revesluis op te vullen wanneer deze geen functie meer heeft; onduidelijk is of dit ook daadwerkelijk zal plaatsvinden, dus dit is niet meegenomen in het GSP (dit betreft een relatief kleine hoeveelheid).
2.3
Vrijkomende grondstromen
Op verschillende locaties binnen het plangebied komen grondstromen vrij. De vrijkomende grondstromen zijn in te delen in milieuhygiënische klasses, fysische grondsoorten en in de verschillende objecten die binnen het project worden onderscheiden. Deze verschillende opdelingen zijn in onderstaande subparagrafen onderscheiden. In de kaart in bijlage 4 is te zien waar grondstromen vrijkomen. De hoeveelheden die weergegeven zijn in de volgende subparagrafen zijn bepaald op basis van de rekenmethodiek als beschreven in hoofdstuk 2.2. Een belangrijk uitgangspunt dat gehanteerd is bij het bepalen van de vrijkomende, maar ook bij de benodigde grondstromen is dat gerekend wordt met theoretische hoeveelheden. In de praktijk kan bij ontgraving, afhankelijk van het type materiaal, tot 30 % volumevermeerdering optreden doordat de compactie verminderd, dit treedt met name op bij klei. Dat in principe toch uitgegaan wordt van de theoretische hoeveelheden heeft een aantal redenen: Allereerst wordt veel van het materiaal wat binnen het plangebied wordt hertoegepast in de dijken geplaatst (met name de klei): hierbij is van belang dat het materiaal goed verdicht wordt, zodat de volumevermeerdering bij ontgraving grotendeels weer teniet gedaan wordt.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
33\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Daarbij komt dat de berekende benodigde hoeveelheden voor de dijken vanuit het WKP uitgedrukt zijn in hoeveelheden na zetting
In de Kostenraming wordt uitgegaan van de theoretische hoeveelheden bij het bepalen van de kosten, ook voor transport en verwerking. De invloed die de volumetoename heeft op de hoeveelheid transport is verwerkt in opslagen. Het GSP is afgestemd op deze werkwijze
Wenselijk is om in de SNIP4-fase de omrekening te maken naar gewichten en in situ / ex situ hoeveelheden omdat in deze fase de verdere praktische uitwerking volgt
Bij afzet elders speelt ook mee dat het aantal transportbewegingen groter is door de volumevermeerdering (hoewel bij transport ook vaak gerekend wordt met ton in plaats van m3, waarbij de volumevermeerdering ondergeschikt is). Deze aspecten spelen een rol bij de uitvoering. Opgemerkt wordt dat bij afzet in zandwinputten de volumevermeerdering wel een belangrijke rol speelt omdat hier sprake is van een lange zettingsperiode. Hier zal dan ook de toe te passen hoeveelheid een factor 1,3 kleiner zijn dan de theoretische hoeveelheid toe te passen materiaal.
2.3.1 Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 1 Uit de uitgevoerde (water)bodemonderzoeken is naar voren gekomen welke milieuhygiënische bodemkwaliteiten in het plangebied voorkomen. Hierbij wordt uitgegaan van de klassen als benoemd in het Besluit bodemkwaliteit. Zoals al aangegeven in de conclusies van hoofdstuk 2.1 bestaat het vrijkomende materiaal voornamelijk uit klasse AW2000 materiaal. Zoals hierin ook staat aangegeven, valt echter een deel buiten de klasse AW2000: In totaal gaat het om ongeveer 3.825 m3 materiaal boven interventiewaarde uit de ODW en plaatselijk in een berm (Venedijk Zuid), 111.632 m3 uit klasse A materiaal uit de ODW (waarvan 3.520 m3 in fase 2 vrijkomt), 46.046 m3 klasse B materiaal uit de ODW, 500 m3 klasse A/B uit watergangen en daarnaast zijn de bermgronden vanuit het Bbk aangemerkt als klasse Industrie materiaal. Uitgangspunt is dat de toplaag verdacht is (tot 0,3 m – mv). In tabel 2.3 is de hoeveelheid vrijkomende grondstromen weergegeven van fase 1, verdeeld naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit.
34\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 2.3 Milieuhygienische kwaliteit vrijkomende grondstromen (m ); fase 1
Milieuhygiënische klasse AW2000 Klasse A/B (watergangen)
Totale vrijkomende grond
3
Percentage per klasse
3.986.088
96%
500
0,0%
Klasse A (ODW)
108.112
3%
Klasse B (ODW)
46.046
1%
Klasse Industrie (bermen)
18.750*
0,0%
150
0,0 %
Klasse Niet Toepasbaar (bermen) Klasse Niet Toepasbaar (ODW) TOTAAL fase 1
3.675
0,0%
4.162.971
100%
* Uitgangspunt is dat van de te verwijderen 6,3 km weg (zie hoofdstuk 2.1.10) de bermen verwijderd worden, uitgaande van aan weerszijden max. 5 meter berm, die tot 0,3 m –mv verontreinigd zijn.
2.3.2 Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 2 In tabel 2.4 is de hoeveelheid vrijkomende grondstromen weergegeven van fase 2, verdeeld naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit.
3
Tabel 2.4 Milieuhygienische kwaliteit vrijkomende grondstromen (m ); fase 2
Milieuhygiënische klasse
Totale vrijkomende grond
Percentage per klasse
AW2000
67.963
95%
Klasse A (ODW)
3.520
5%
TOTAAL fase 2
71.483
100%
2.3.3 Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 1 De uit het plangebied vrijkomende gronden zijn in te delen in de grondsoorten veen, zand en klei. Daarnaast wordt nog teelaarde / de toplaag onderscheiden. Klei is op basis van de Standaard RAW Bepalingen 2005 in te delen in een aantal categorieën: Klei TAW 1 (categorie 1-klei) Klei TAW 2 (categorie 2-klei) Klei TAW 3 (categorie 3-klei) Klei categorie 4 (geen officiële kleicategorie, zie uitleg hoofdstuk 2.2.3) De indeling in deze categorieën is dusdanig dat een partij klei uitsluitend in één van deze categorieën kan vallen. Zand is op basis van de Standaard RAW Bepalingen 2005 in te delen in de volgende categorieën: 3 Wat betreft de weergegeven hoeveelheden grond is ervoor gekozen deze niet af te ronden na de berekeningen. Er is voor gekozen de waarden te vermelden in hele m3 als berekend.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
35\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Drainagezand Ophoogzand
Zandbedzand
Overig zand
Voor de verschillende zandtypes geldt dat drainagezand ook toegepast kan worden als zandbedzand en ophoogzand en dat zandbedzand ook toegepast kan worden als ophoogzand. In tabel 2.5 is een verdeling van de vrijkomende grondstromen gemaakt voor fase 1 op basis van de fysisch te onderscheiden grondsoorten.
3
Tabel 2.5 Fysische kwaliteit vrijkomende grondstromen (m ); fase 1
Fysische grondsoort
Totale vrijkomende grond
Percentage per soort
Veen
484.191
12%
Drainagezand
72.896
2%
Zandbedzand
8.726
0,2%
Ophoogzand
1.026.748
24%
Overig zand
44.782
1%
Klei categorie 1
289.036
7%
Klei categorie 2
75.446
2%
Klei categorie 3
423.426
10%
Klei cat. 4
195.888
5%
Bovengrond / toplaag
965.392
23%
Overig
576.441
14%
4.162.971
100%
TOTAAL fase 1
2.3.4
Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 2
In tabel 2.6 is een verdeling van de vrijkomende grondstromen gemaakt voor fase 2 op basis van de fysisch te onderscheiden grondsoorten.
36\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 2.6 Fysische kwaliteit vrijkomende grondstromen (m ); fase 2
Fysische grondsoort
Totale vrijkomende grond
Percentage per soort
10.247
14%
0
0%
Zandbedzand
0
0,0%
Ophoogzand
7.913
11%
Overig zand
0
0,0%
Klei categorie 1
4.307
6%
Klei categorie 2
0
0,0%
Klei categorie 3
0
0,0%
Klei cat. 4
0
0,0%
Veen Drainagezand
Bovengrond / toplaag
6.399
9%
Overig
42.617
60%
TOTAAL fase 2
71.483
100%
2.3.5
Indeling naar objecten; fase 1
In hoofdstuk 1 is weergegeven dat het plangebied ingedeeld is in objecten. Een aantal objecten zijn benoemd die betrekking hebben op grondstromen. De vrijkomende hoeveelheden grond die in fase 1 vrijkomen zijn weergegeven in tabel 2.7. In bijlage 5 is een totaaloverzicht gegeven van alle vrijkomende grondstromen, waarbij per object is aangegeven hoeveel van elke grondsoort vrijkomt. 3
Tabel 2.7 Totale hoeveelheid vrijkomende grond verdeeld naar objecten (m ); fase 1
Object
Totale vrijkomende grond
Percentage per object
waterkering
12.567
0,3%
1A7 - IJsseldijk dijkring 11b
6.795
0,2%
185.709
4%
IJsseldijk fase 1
17.826
0,4%
1B- Nieuwe dijken langs bypass
464.594
11%
1C1 - Dijk Drontermeer - Vossemeer
13.103
0,3%
1H1 - Vaargeul bypass
883.372
21%
1H1 - Vaargeul kleiafdekking
330.697
8%
1A6 – IJsseldijk verbindende
1A5 - Maaiveld verlaging uiterwaard naar inlaatwerk/ drempel 1A1-1 - Inlaatwerk of drempel
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
37\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Object
Totale vrijkomende grond
Percentage per object
###1H1 - Haven Kampen (vanaf 231.734
6%
1.576.111
38%
naast haven)
106.316
3%
1H8 - Migratiegeul bypass
12.340
0,3%
1H10 - Categorie C kering
34.005
0,8%
1J1 - Meestromende nevengeul
120.597
3%
vaargeul incl. kleiafdekking)* 1H4 - Grondwerk bypass 1H12 - Klimaatdijk woongebied (incl. deel Kampen en grondverbetering
1J2 - Natuurinrichting OnderdijkseWaard 1J4 - Recreatievaargeul buitendijks
56.828
1,0%
110.379
3%
0
0,0%
4.162.971
100%
Woongebied achter klimaatdijk + camping oost (geen object) + aanvulling boulevard jachthaven Kampen, locaal(boeren)** TOTAAL fase 1
* Dit onderdeel valt buiten de PRI-raming; de kosten zijn voor gemeente Kampen. **Betreft afzetlocaties buiten het plangebied (niet zijnde objecten)
De onderbouwing voor het object ‘1H1 - Vaargeul kleiafdekking’ is opgenomen in het deelproduct Rapportage Geohydrologische Effecten [10]. Voor de berekening van de dikte van de benodigde kleilaag is als basis uitgegaan van de uitgangspunten zoals beschreven de rapportage. Op basis van diepe boorprofielen uit de vaargeul is echter meer in detail bekeken waar en in welke mate de bestaande klei- en/of veenlaag te dun is om als afdichtende laag te kunnen functioneren. Ook is bekeken of er voldoende klei en/of veen in de taluds aanwezig is of dat er hierbij ook rekening gehouden moet worden met het aanbrengen van een afdichtende laag. De resultaten van de beschouwing zijn opgenomen in bijlage 6.
2.3.6
Indeling naar objecten; fase 2
De vrijkomende hoeveelheden grond die in fase 1 vrijkomen in de verschillende objecten zijn weergegeven in tabel 2.8.
38\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 2.8 Totale hoeveelheid vrijkomende grond verdeeld naar objecten (m ); fase 2
Object
Totale vrijkomende grond
Percentage per object
1J3 - Ecologische verbindingsgeul naar migratiesluisje 1E1-2 - Dijk Roggebot fase 2 1E2 - Oververbinding N307 Lokaal hergebruik veen bij boeren*
14.077
20%
0
0,0%
57.406
80%
0
0,0%
0
0,0%
71.483
100%
1H9-2 - Voorzieningen recreatiegebied fase 2 TOTAAL fase 2
*Betreft afzetlocaties buiten het plangebied (niet zijnde objecten)
2.4
Benodigde grondstromen
Binnen het plangebied van het project IJsseldelta wordt op verschillende locaties grond toegepast. De benodigde grondstromen zijn in te delen in milieuhygiënische klasses en fysische grondsoorten en in de verschillende objecten die binnen het project worden onderscheiden. Deze verschillende opdelingen zijn in onderstaande subparagrafen onderscheiden. De hoeveelheden die weergegeven zijn in de volgende subparagrafen zijn bepaald op basis van de rekenmethodiek als beschreven in hoofdstuk 2.2. 2.4.1 Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 1 Afhankelijk van het type toepassing kan grond met betere of slechtere milieuhygiënische kwaliteit worden toegepast. In het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) is omschreven wat de mogelijkheden zijn. Het allereerste principe dat geldt bij het toepassen van grond is dat de kwaliteit van de toe te passen partij niet slechter mag zijn dan de ontvangende bodem. Dit is juridisch vastgelegd; hier mag niet vanaf worden geweken (ook niet in voorliggend geval, waarbij de kans aanwezig is dat na inwerkingtreding van de bypass de bodem verontreinigd zal raken tot klasse A, door het sediment in het IJsselwater). Aangezien de bodem in het plangebied grotendeels bestaat uit AW2000 materiaal, wat betekend dat de bodem schoon is, mag ook over het algemeen alleen AW2000 materiaal toegepast worden. De ODW vormt hier een uitzondering op: de bodem bestaat hier lokaal uit klasse A of klasse B materiaal. Hier mag dan ook respectievelijk klasse A of klasse B materiaal toegepast worden. Voor omvangrijke toepassingen van grond is er de mogelijkheid om deze toepassingen als grootschalige bodemtoepassing (GBT) uit te voeren. Hierbij moet worden voldaan aan een aantal eisen: de toepassingen moeten groter zijn dan 5.000 m3 en moeten dikker zijn dan 2,0 meter. De
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
39\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
dijken en de herinrichting van de zandwinplassen in de ODW komen in aanmerking om als GBT uitgevoerd te worden. Voor de ophoging van de klimaatdijk geldt dat deze niet als GBT uitgevoerd wordt, gezien het feit dat hier woningbouw op plaatsvindt. Dit zal contractueel ook vastgelegd worden. In het geval van een GBT mag in oppervlaktewater materiaal tot en met maximaal klasse B worden toegepast en op de landbodem materiaal tot en met maximaal klasse Industrie, waarbij het materiaal aanvullend getoetst moet worden aan de emissiewaarde of emissietoetswaarde. Aangezien een dijk na ingebruikname zowel deel uitmaakt van de landbodem als van de waterbodem is het praktisch om maximaal klasse Industrie-materiaal hierin toe te staan. De herinrichting van de zandwinplassen maakt deel uit van de waterbodem: hierin kan klasse B materiaal toegepast worden. Een GBT moet afgedekt worden met een afdeklaag van minimaal 0,5 meter dik, bestaande uit materiaal met een kwaliteit gelijk aan de kwaliteit van de omliggende bodem. In voorliggend GSP houdt dit in dat een dijk met kernmateriaal van klasse Industrie moet worden voorzien van een afdeklaag van klasse AW2000 en de herinrichting van de zandwinplassen moet worden voorzien van een afdeklaag van klasse A – in hoofdstuk 3.1.3 wordt verder ingegaan op het toepassen van grond in de zandwinplassen. In tabel 2.9 is weergegeven welke hoeveelheid materiaal van welke milieuhygiënische kwaliteit in fase 1 toegepast kan worden binnen het project. Hierbij wordt opgemerkt dat een slechtere kwaliteit altijd vervangen mag worden door een betere kwaliteit (ofwel: de hoeveelheid klasse Industrie mag vervangen worden door AW2000, maar niet vice versa). Uitgangspunt is verder dat alleen het kernmateriaal van de dijk (zand), met uitzondering van de klimaatdijk, uit maximaal klasse Industrie mag worden opgebouwd en de herinrichting van de zandwinplas plaats mag vinden met klasse B materiaal. 3
Tabel 2.9 Milieuhygienische kwaliteit toe te passen grondstromen (m ); fase 1
Milieuhygiënische klasse
Totaal toe te passen grond
Percentage per klasse
AW2000
3.312.524
55%
Max klasse Industrie*
2.243.160
37%
Max klasse B**
456.995
8%
TOTAAL fase 1
6.012.679
100%
* Schoner materiaal ook (dit is zand in de kern van de dijken, met uitzondering van de klimaatdijk). ** Alleen gebiedseigen, na geohydrologische beoordeling conform Handreiking voor het verondiepen van diepe plassen; Schoner materiaal mag ook (dit is herinrichtingsmateriaal voor de zandwinplassen).
2.4.2
Indeling naar milieuhygiënische bodemkwaliteit; fase 2
In tabel 2.10 is weergegeven welke hoeveelheid materiaal van welke milieuhygiënische kwaliteit in fase 2 toegepast kan worden binnen het project.
40\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 2.10 Milieuhygienische kwaliteit toe te passen grondstromen (m ); fase 2
Milieuhygiënische klasse
Totaal toe te passen grond
Percentage per klasse
AW2000
318.422
100%
TOTAAL fase 2
318.422
100%
2.4.3
Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 1
Afhankelijk van het type toepassing worden verschillende randvoorwaarden gesteld wat betreft de fysische kwaliteit van het toe te passen materiaal, op basis van visie waterschappen, gemeente Kampen en natuurbeheerder. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen harde randvoorwaarden waarbij het niet mogelijk is hiervan af te wijken en zachtere randvoorwaarden waarvan tot op zekere hoogte vanaf kan worden geweken, maar waarbij de afwijkingen invloed hebben op het ontwerp van de toepassing. In tabel 2.11 zijn voor verschillende toepassingen de randvoorwaarden gegeven die gehanteerd worden. Met name waterschappen hebben eisen / voorwaarden gesteld aan de toe te passen grond in de waterkeringen; gemeente Kampen heeft aangegeven dat dit meer een zaak is voor de waterschappen dan voor haar, ze heeft dan ook geen aanvullende eisen gesteld. Op basis van de natuurontwikkeling die gepland is op de verschillende locaties binnen het projectgebied zijn voorwaarden gesteld aan het mogelijk toe te passen materiaal. Aangezien met name sprake is van een voedselrijk systeem worden geen strenge eisen gesteld. Tabel 2.11 Fysische randvoorwaarden grondtoepassing
Toepassing
Randvoorwaarde
Dijken – dijklichaam
Kernmateriaal van zand (ophoog-, drainage- of zandbedzand) en max. cat. 3 klei, met afdekking van klei cat. 1 of cat. 2
Dijken – binnenberm
Materiaal: zand of klei (max. cat. 3)
Ophogingen om geul voor natuur Hoogste delen die zeer incidenteel overstromen: zandig materiaal Afdichting bodem bypass
Profiel 1,2,3: 0,3 m veen ontgraven en hiervoor klei cat. 3 aanbrengen Profiel 4-8 en 10: 0,8 m zand ontgraven en hiervoor 0,5 m klei cat. 1/2 + 0,3 m klei cat. 3 aanbrengen
Ophoging Roggebot
Overige grond
Ophoging klimaatdijk (tot 1:18
Zand (ophoog-, drainage- of zandbedzand)
talud)
In tabel 2.12 is een verdeling van de toe te passen grondstromen gemaakt voor fase 1 op basis van de fysisch te onderscheiden grondsoorten.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
41\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 2.12 Toe te passen grondstromen naar fysische kwaliteit (m ); fase 1
Fysische grondsoort Zand (ophoogzand)*
Totale benodigde grond
Percentage per soort
3.141.223
52%
Klei categorie 1 / 2
835.628
14%
Klei categorie 3
402.135
7%
1.149.502
19%
Niet nader gespecificeerd Veen TOTAAL fase 1
484.191
8%
6.012.679
100%
* Ook zandbedzand en drainagezand kan als ophoogzand toegepast worden (voor kern dijken)
2.4.4
Indeling naar fysische bodemkwaliteit; fase 2
In tabel 2.13 is een verdeling van de toe te passen grondstromen gemaakt voor fase 2 op basis van de fysisch te onderscheiden grondsoorten. 3
Tabel 2.13 Toe te passen grondstromen naar fysische kwaliteit (m ); fase 2
Fysische grondsoort Zand (ophoogzand)* Klei categorie 1 / 2 Klei categorie 3
Totale benodigde grond
Percentage per soort
0
0,0%
488
0,2%
0
0,0%
Niet nader gespecificeerd
307.687
97%
Veen
10.247
3%
TOTAAL fase 2
318.422
100%
* Ook zandbedzand en drainagezand kan als ophoogzand toegepast worden (voor kern dijken).
2.4.5 Indeling naar objecten; fase 1 In hoofdstuk 1 is weergegeven dat het plangebied ingedeeld is in objecten. Een aantal objecten zijn benoemd die betrekking hebben op grondstromen. De benodigde hoeveelheden in fase 1 toe te passen grond zijn weergegeven in tabel 2.14. In bijlage 5 is een totaaloverzicht gegeven van alle benodigde grondstromen, waarbij per object is aangegeven hoeveel van elke fysisch type grondsoort benodigd is (zowel in fase 1 als in fase 2).
42\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 2.14 Totale hoeveelheid benodigde grond verdeeld naar objecten (m ); fase 1
Object
Totale benodigde grond
Percentage per object
1A6 – IJsseldijk verbindende waterkering
151.950
3%
1A7 - IJsseldijk dijkring 11b
40.084
0,7%
350
0,0%
26
0,0%
2.869.390
48%
185.754
3%
-
0,0%
330.697
5%
vaargeul incl. kleiafdekking)
45.917
0,7%
1H4 - Grondwerk bypass
131.301
2%
1A5 - Maaiveld verlaging uiterwaard naar inlaatwerk/ drempel 1A1-1 - Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 1 1B- Nieuwe dijken langs bypass 1C1 - Dijk Drontermeer - Vossemeer 1H1 - Vaargeul bypass 1H1 - Vaargeul kleiafdekking ###1H1 - Haven Kampen (vanaf
1H12 - Klimaatdijk woongebied (incl. deel Kampen en grondverbetering naast haven)*
950.029
16%
1H8 - Migratiegeul bypass
-
0,0%
1H10 - Categorie C kering
-
0,0%
158.617
3%
Waard
239.977
4%
1J4 - Recreatievaargeul buitendijks
58.402
1,0%
850.186
14%
6.012.679
100%
1J1 - Meestromende nevengeul 1J2 - Natuurinrichting Onderdijkse
Camping oost (bij Roggebot, geen object) + aanvulling boulevard jachthaven Kampen, locaal(boeren)** TOTAAL fase 1
* Een deel hiervan, de overhoogte van de klimaatdijk (tot taludlijn 1:18), valt buiten de PRI-raming; de kosten 3
hiervan zijn voor gemeente Kampen. Dit betreft een hoeveelheid van 571.933 m . 3
** Opgebouwd uit Camping Roggebot ophoging oost, 330.000 m overige grond; grondverbeteringsboulevard: 3
3
35.995 m zand en grondverbetering boeren, 484.191 m veen.
De onderbouwing voor het object ‘1H1 - Vaargeul kleiafdekking’ is opgenomen in het deelproduct Rapportage Geohydrologische Effecten [10]. In bijlage 6 is in twee kaarten weergegeven hoe de benodigde hoeveelheid klei voor de afdekking bepaald is.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
43\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
2.4.6
Indeling naar objecten; fase 2
De benodigde hoeveelheden in fase 2 toe te passen grond is weergegeven in tabel 2.15. 3
Tabel 2.15 Totale hoeveelheid benodigde grond verdeeld naar objecten (m ); fase 2
Object
Totale benodigde grond
Percentage per object
naar migratiesluisje
35
0,0%
1E1-2 - Dijk Roggebot fase 2
488
0,2%
1E2 - Oververbinding N307
7.653
3%
Lokaal hergebruik veen bij boeren*
10.247
3%
recreatiegebied fase 2
300.000
94,0%
TOTAAL fase 2
318.422
100%
1J3 - Ecologische verbindingsgeul
1H9-2 - Voorzieningen
44\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3 Grondstromen In het voorgaande hoofdstuk zijn de vrijkomende en benodigde grondstromen in beeld gebracht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het zo goed mogelijk op elkaar afstemmen van de grondstromen binnen het IJsseldeltaproject en het daartoe optimaliseren van het ontwerp. Daarnaast wordt de link gelegd met het project Zomerbedverlaging dat parallel uitgevoerd gaat worden; een gezamenlijke uitvoering van deze projecten kan leiden tot een kostenoptimalisatie.
3.1
Mogelijkheden tot gesloten grondbalans
In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen hoeveel grond met bijbehorende kwaliteit vrijkomt en hoeveel grond met bijbehorende kwaliteit nodig is. Uiteraard is de eerste slag om te komen tot een gesloten grondbalans; het gebruik van binnen het project vrijkomende grond. Echter, gebleken is dat niet al het vrijkomende grond hertoegepast kan worden binnen het eigen projectgebied. In hoofdstuk 3.1.1 is aangegeven hoe de grondbalans voor fase 1 eruitzien wanneer zoveel mogelijk grond van binnen het projectgebied hergebruikt wordt. Voor fase 2 is dit in hoofdstuk 3.1.2 weergegeven. Hierbij is reeds rekening gehouden met de optimalisatie van het planontwerp, waar in hoofdstuk 3.1.3 dieper op in wordt gegaan.
3.1.1 Grondbalans binnen project YDZ; fase 1 In tabel 3.1 is aangegeven hoe de grondbalans eruit ziet voor fase 1 van het project IJsseldeltaZuid. 3
Tabel 3.1 Grondbalans binnen project YDZ (m ); fase 1
Bovengr.+klei-
Zand; zandbed
cat. 4 + overig
ophoog / drain
Vrijkomend
1.782.502
Benodigd TOTAAL fase 1*
Klei cat. 1 en 2
Klei cat. 3
Veen
1.108.370
364.482
423.426
484.191
1.149.502
3.141.223
835.628
402.135
484.191
633.000
-2.032.853
-471.146
21.291
0
* Positief getal: overschot, negatief getal: tekort.
3.1.2 Grondbalans binnen project YDZ; fase 2 In tabel 3.2 is aangegeven hoe de grondbalans eruit ziet voor fase 2 van het project IJsseldeltaZuid.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
45\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 3.2 Grondbalans binnen project YDZ (m ); fase 2
Bovengr. + klei-
Zand; zandbed
Klei cat. 1 en 2
Klei cat. 3
Veen
cat. 4 + overig
ophoog / drain
Vrijkomend
49.016
Benodigd
307.687
7.913
4.307
0
10.247
0
488
0
10.247
TOTAAL fase 2*
-258.671
7.913
3.819
0
0
* Positief getal: overschot, negatief getal: tekort.
3.1.3 Toepassen grond in zandwinplassen Een van de toepassingen van vrijkomend grond is het herinrichten van de zandwinplassen in de Onderdijkse Waard. Hier komen twee zandwinplassen voor. Deze plassen zijn vele meters diep en bieden daarmee veel ruimte voor vrijkomende grond. De bodem van de meest zuidelijk zandwinplas ligt gemiddeld op een diepte van 4 á 5 meter -NAP, met een diepste punt van rond de 9,5 m -NAP. De bodem van de noordelijke zandwinplas loopt in de richting van het midden van de plas gelijkmatig af tot een diepte van 16-20 m -NAP. De zuidelijke plas is in het bezit van een particuliere partij; hier is ontheffing voor afgegeven om deze te gaan herinrichten. De noordelijke plas is van Staatsbosbeheer en hierover heeft zij afspraken gemaakt wat betreft het herinrichten met Rijkswaterstaat als initiator van het project Zomerbedverlaging in de IJssel (ZBIJ). Aangegeven is vanuit de gezamenlijke opdrachtgevers van het YDZ-project en het ZBIJ-project dat als uitgangspunt gehanteerd kan worden dat de zandwinplassen gebruikt kunnen worden binnen het YDZ-project. Hierbij is het uitgangspunt dat de putten opgevuld worden tot het niveau als aangegeven in het IRP, als weergegeven in hoofdstuk 2. Een optie die open staat voor de zandwinplassen in de ODW is het gebruik hiervan als tijdelijke opslaglocatie van materiaal bestemd voor het YDZ-project. Wanneer hier gebruik van wordt gemaakt, wordt na het gebruik van de plassen als tijdelijke opslag overgegaan worden tot het herinrichten van de plassen. Nut, funtionaliteit en Hanreiking verondiepen plassen Om tot verondieping van de zandwinplassen in de Onderijkse Waard over te gaan, moet conform het Besluit Bodemkwaliteit allereerst sprake zijn van een nuttige en functionele toepassing – respectievelijk conform ariktel 35 en artikel 5 van het Bbk. De verondieping van de zandwinplassen valt binnen de definitie van artikel 35 lid d wat betreft het nuttigheidsbeginsel: hier is sprake van verondiepen van een oppervlaktewaterlichaam met het
46\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
oog op de bevordering van de natuurwaarden. Dat hier sprake van is blijkt uit deelproduct 14 Natuur. In de huidige staat hebben de diepe plassen een geringe natuurlijke waarde; door het verondiepen hiervan wordt de natuurlijke waarde vergroot. De plassen worden met name verondiept tot een meestromende nevengeul met variërende diepte en breedte om een gevarieerde flora en fauna ruimte te bieden. Voor een verdere beschrijving van de te onwikkelen natuurwaarden wordt verwezen naar deelproduct 14 Natuur. Wat betreft functionaliteit mag a) niet meer materiaal worden toegepast dan benodigd voor de toepassing en moet b) de toepassing volgens gangbare maatstaven nodig zijn op de plaats van toepassing. De insteek voor de ontwikkeling van de zandwinplassen is te komen tot een natuurlijke omgeving met een grote soortenrijkdom – zie deelproduct 14 Natuur. De inrichting is hierop geoptimaliseerd, waarbij de inrichting vastgelegd is in een Inrichtingsplan – zie deelproduct 4 Inrichtingsplan. Voor verschillende habitattypen (zowel prioritaire als niet prioritaire) is een uitbreidingsdoelstelling in oppervlakte en kwaliteit van kracht waaraan tegemoet wordt gekomen door de herinrichting van de uiterwaard – waaronder de verondieping van de aanwezige plassen – zie deelproduct 14 Natuur. De inrichting is in dit kader nodig op deze locatie, waarbij door de ontwikkeling van de juiste habitat voorkomen wordt dat meer materiaal wordt toegepast dan benodigd. In een later stadium, na de SNIP3 fase, vindt een verdere uitwerking plaats van de onderdelen als gevraagd in de Handreiking voor het verondiepen van diepe plassen. Hiervoor wordt dan een inrichtingsplan gemaakt als bedoeld in de Handreiking – niet te verwarren met deelproduct 4 Inrichtingsplan die onderdeel uitmaakt van de SNIP3 fase. Wat betreft toe te passen grondstromen in de plassen zijn vanuit de Handreiking een aantal aanvullingen opgenomen ten opzichte van het Bbk. Omdat sprake is van een niet-vrijliggende plas in Rijkswater zijn ten aanzien van nutriënten geen verplichte aanvullende eisen. Wat betreft contaminanten geldt dat binnen het generieke kader klasse AW2000 en klasse A/Wonen toegepast mag worden, naast gebiedseigen klasse B. De afdeklaag van de grootschalige toepassing moet dusdanig zijn dat voor arseen de AW2000-waarde niet overschreden wordt. Gezien de voorwaarden die gesteld worden aan de toe te passen materialen in de plassen wordt geen reden gezien hier een verdere uitwerking aan te geven – het overgrote deel van het vrijkomende overige materiaal betreft klasse AW2000 materiaal, wat voor toepassing in de plassen in aanmerking komt. De in de Onderdijkse Waard vrijkomende klasse A en naar verwachting ook klasse B materiaal kan eveneens in de plassen worden verwerkt – gebiedseigen materiaal; afkomstig uit beheersgebied RWS. Om te bepalen of het klasse B materiaal toegepast mag worden, dient in het vervolgstadium een geohydrologische beoordeling uitgevoerd te worden. Mocht hieruit naar voren komen dat het klasse B materiaal niet toegepast mag worden kan dit materiaal afgevoerd worden naar een eventuele toepaslocatie elders (vanuit het YDZ
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
47\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
project moet na fase 1 384.439 m3 grond afgevoerd worden; 46.046 m3 hiervan zou dan bestaan uit klasse B materiaal. In het inrichtingsplan als bedoeld in de Handreiking wordt in een later stadium specifiek invulling gegeven aan de daarin gevraagd punten – deze hebben een sterke link met de daadwerkelijke uitvoeringsmethode, waarmee de uitwerking beter past in een later stadium. 3.1.4 Optimalisatie planontwerp De eerste rekenrondes binnen het YDZ-project hadden als doel een gedetailleerder beeld te verkrijgen van de vrijkomende en benodigde grondstromen. In deze rekenrondes zijn ophogingen (zoals dijken) en ontgravingen (bypass en andere geulen) uitgewerkt en ontworpen als gekozen in het VKA. Op basis van de op deze wijze bepaalde beschikbare en benodigde grondstromen zijn optimalisaties in het ontwerp doorgevoerd, binnen de kaders van de MER en de vergunningen. De optimalisaties hebben zowel betrekking op de (financiële) opbrengsten als op de minimalisatie van de hinder en ruimtebeslag. De optimalisaties hebben geleid tot de grondstromen als weergegeven in tabel 3.1 en 3.2. De optimalisaties die in de berekeningen doorgevoerd zijn en die een bepalende invloed hebben op de grondstromen, zijn: Mogelijk maken dat categorie 3-klei toegepast kan worden in de bermen van de dijken Herontwerpen dijken zodat categorie 3-klei toegepast kan worden in de dijkkern Herontwerpen van de bodemafdichting bypass zodat categorie 3-klei en toplaag (teelaarde) hierin toegepast kan worden
3.2
Aanvoer en afvoer grond
Nadat bepaald is welke binnen het project vrijkomende grondstromen hertoegepast kunnen worden binnen het project, mede na de doorgevoerde optimalisaties, blijft een resthoeveelheid over die afgevoerd moet worden naar elders en een resthoeveelheid die aangevoerd moet worden van elders. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het hergebruik van grondstromen afkomstig van het project Zomerbedverlaging. In hoofdstuk 3.2.1 en 3.2.2 is aangegeven voor respectievelijk fase 1 en fase 2 om welke grondstromen het gaat. 3.2.1 Aanvoer en afvoer grond; fase 1 In tabel 3.3 is voor fase 1 aangegeven hoeveel grond aangevoerd of afgevoerd moet worden.
48\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 3.3 Toe te passen grondstromen naar fysische kwaliteit (m ); fase 1
Fysische grondsoort Veen Zandbed-, ophoog- of drainagezand Klei categorie 1 / 2
3
Totale aan te voeren grond
Totaal af te voeren grond (m )
0
0
2.032.853
-
471.146
-
Klei categorie 3
-
21.291
Bovengrond / kleicat. 4 / overig grond
-
633.000*
2.503.999
654.291
en zand TOTAAL fase 1 3
* Deze hoeveelheid omvat 3.825 m bovengrond met als milieuhygiënische klasse: Niet Toepasbaar.
Het af te voeren grond (klei cat. 3 en Bovengrond/kleicat. 4/overig grond en zand) kan deels in depot gezet worden en toegepast worden in fase 2. De situatie waarbij een combinatie wordt gelegd tussen fase 1 en fase 2, om te komen tot een kleinere hoeveelheid af te voeren grond, is weergegeven in tabel 3.5. 3.2.2 Aanvoer en afvoer grond; fase 2 In tabel 3.4 is voor fase 2 aangegeven hoeveel grond aangevoerd of afgevoerd moet worden. 3
Tabel 3.4 Toe te passen grondstromen naar fysische kwaliteit (m ); fase 2
Fysische grondsoort
Totale aan te voeren grond
3
Totaal af te voeren grond (m )
Veen
0
0
Zandbed-, ophoog- of drainagezand
-
7.913
Klei categorie 1 / 2
-
3.819
Klei categorie 3
-
-
258.672
-
258.672
11.732
Bovengrond / kleicat. 4 / overig grond en zand TOTAAL fase 2
3.2.3 Aanvoer en afvoer grond; combinatie fase 1 en fase 2 In tabel 3.5 is voor de aan- en afvoer van grond fase 1 en fase 2 gecombineerd, waarbij de voor fase 2 benodigde grond deels afkomstig is van fase 1.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
49\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3
Tabel 3.5 Toe te passen grondstromen naar fysische kwaliteit (m ); combinatie fase 1 en fase 2
Fysische grondsoort
Aanvoer voor
Aanvoer voor
Aanvoer voor
fase 1 van extern fase 2 uit fase 1 fase 2 van extern Veen Zandbed-, ophoog- of
Afvoer naar extern Afvoer naar extern van fase 1
van fase 2
-
-
-
-
-
2.032.853
-
-
-
7.913
drainagezand Klei categorie 1 / 2
471.146
-
-
-
3.819
Klei categorie 3
-
-
-
21.291
-
Bvngrond /kleicat.4 /overig
-
258.672
-
374.328*
-
2.503.999
258.672
0
395.619
11.732
grond en zand TOTAAL
3
* Van de totale in fase 1 resterende hoeveelheid grond betreft 3.825 m Niet Toepasbare grond.
Door bovengrond/klei categorie 4/overig grond en zand tijdelijk op te slaan, kan 258.672 m3 materiaal dat vrijkomt uit fase 1 hergebruikt worden in fase 2. Opgemerkt wordt dat het grondverzet sterk toegenomen is ten opzichte van SNIP2A – ongeveer een verdubbeling. Als reden voor deze overschrijding wordt het volgende aangedragen: De hoeveelheid ontgravingen ten behoeve van maaiveldverlading is door wijzigingen in het IRP ten opzichte van de SNIP 2A variant toegenomen Ten behoeve van de kleiafdichting van de vaargeul moet meer afgegraven worden. De ODW wat niet meegenomen in SNIP2A De hoeveelheid te graven cunet voor de dijken is meer geworden, ten behoeve van de stabiliteit Daarnaast is in de consistentietoetsen van SNIP2A al aangegeven dat het grondverzet in de SNIP 2A behoorlijk onderschat werd De hoeveelheid benodigde grond is ook toegenomen ten opzichte van de SNIP 2A. De redenen hiervoor zijn als volgt: Met name door een toename van de dijkomvang – profiel – en door rekening te houden met zetting is de hoeveelheid toegenomen De ODW, waar sprake is van een aantal toepaslocaties, viel niet binnen SNIP 2A Voor de afzet van overtollig vrijkomend materiaal zijn toepaslocaties gezocht, waardoor de hoeveelheid benodigde grond toegenomen is (gunstig voor grondbalans) Uit het volgende deelhoofdstuk blijkt dat door een combinatie met het project Zomerbedverlaging Benden-IJssel een gunstige situatie ontstaat.
50\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
3.3
Aanvoer grond vanuit project Zomerbedverlaging
De mogelijkheid is aanwezig dat parallel aan het project IJsseldelta-Zuid het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel wordt uitgevoerd. Dit levert voordelen op, met name wat betreft de benodigde grondstromen. Dit werkt door in de kostenraming, waardoor de verwachting is dat het combineren van deze projecten een kostenvoordeel oplevert. De synergie zit hierin dat voor het project IJsseldelta-Zuid zand benodigd is, voor met name de dijken, terwijl uit het project Zomerbedverlaging zand vrijkomt. Van doorslaggevend belang is of het uit het project Zomerbedverlaging vrijkomende zand geschikt is voor toepassing in het project IJsseldelta-Zuid. In het algemeen geldt dat het benodigde zand moet bestaan uit ophoogzand (zandbed- en drainagezand voldoet ook, zie voorgaande hoofdstukken). De bijmenging aan ander materiaal dan zand mag hierbij niet groter zijn dan 8%. De milieuhygiënische kwaliteit daarbij mag maximaal klasse Industrie zijn. In tabel 3.6 is aangegeven welke grondhoeveelheden vrijkomen uit het project Zomerbedverlaging (bron: Memo Grondhoeveelheden t.b.v. gecombineerde uitvoeringsscenario ZBIJ/IJDZ, DHV, 12 maart 2012, kenmerk LW-AF20120640/RK). 3
Tabel 3.6 Vrijkomende grondstromen project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel (m )
AW2000
A
B
Niet toep.
Totaal
(Ophoog)zand (≤8% fractie ≤2μm)
889.000
0
8.000
0
897.000
47,8%
Zand met bijmenging (>8%)
495.000
0
115.000
0
610.000
32,5%
Klei
11.000
0
0
0
11.000
0,6%
Slib
7.000
0
0
0
7.000
0,4% 18,8%
Veen Totaal
181.000
0
172.000
0
353.000
1.583.000
0
295.000
0
1.878.000
84,3%
0,0%
15,7%
0,0%
100%
Het uit het zomerbed vrijkomende materiaal is niet getoetst op kwaliteit Wonen / Industrie. Het kan zijn dat een (groot) deel van het klasse B materiaal niet in de klasse Industrie valt. Daarom wordt als uitgangspunt gehanteerd dat het klasse B materiaal niet toepasbaar is in de dijken, hoewel dus in de praktijk kan blijken dat een deel hiervan ook binnen klasse Industrie valt. De totale hoeveelheid uit het zomerbed vrijkomende grond dat toegepast zou kunnen worden in het project IJsseldelta-Zuid is 889.000 m3 (ophoog)zand met minder dan 8% bijmenging en 495.000 m3 overige zand (klasse AW2000; klasse A van deze categorieën komt niet vrij uit dit project). Vanuit het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel is aangegeven dat het overige zand (met meer dan 8% bijmenging) grotendeels tussen veenlagen ligt, waardoor het gescheiden ontgraven
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
51\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
lastig of onmogelijk is. Daarnaast is er een hoeveelheid met bijmenging met klei; de bijmenging is hierbij echter 15-35 %, zodat dit materiaal ook niet in aanmerking komt voor verwerking als ophoogzand. De klei dat ontgraven wordt is niet geschikt voor toepassing in het project IJsseldelta-Zuid. De reden hiervoor is dat per zuiger de ontgraving plaatsvindt, waardoor de cohesie verloren gaat en het klei niet meer aan de toepassingseisen voldoet. Het ontgraven van deze klei per kraan (waardoor in principe de cohesie behouden blijft) is geen kosteneffectieve werkwijze – zeker niet gezien de geringe hoeveelheid klei dat hier vrijkomt. In tabel 3.7 is de grondbalans te zien voor het IJsseldelta-Zuid project wanneer uitgegaan wordt van het gebruik van het bruikbare materiaal uit het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Voor de volledigheid is in tabel 3.8 de van YDZ af te voeren grond weergegeven. Tabel 3.7 Grondbalans aan te voeren grond naar IJsseldelta-Zuid
Fysische grondsoort
Bovengr.+klei-cat. 4 +
Van buiten YDZ
Van buiten YDZ
Aanvoer vanuit ZBIJ
Aanvoer van elders
benodigd in fase 1
benodigd in fase 2
0
0
0
0
2.032.853
0
889.000
471.146
0
0
471.146
2.503.999
0
889.000
1.614.999
overig grond en zand Zandbed-, ophoog- of
1.143.853
drainagezand Klei categorie 1 / 2 TOTAAL
Tabel 3.8 Grondbalans af te voeren grond IJsseldelta-Zuid
Fysische grondsoort
Afvoer naar elders vanaf
Afvoer naar elders vanaf
fase 1
fase 2
Afvoer totaal
Veen
0
0
0
Zandbed-, ophoog- of
0
7.913
7.913
0
3.819
3.819
drainagezand Klei categorie 1/2 Klei categorie 3 Bovengrond / kleicat. 4 /
21.291
0
21.291
374.328*
0
374.328
395.619
11.732
407.351
overig grond en zand TOTAAL 3
* 3.825 m betreft Niet Toepasbare grond
52\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
4 Overige aspecten grondstromen In hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 is ingegaan op de grondstromen wat betreft de vrijkomende en de benodigde hoeveelheden. Op basis hiervan is de uiteindelijke grondbalans opgesteld. In voorliggend hoofdstuk is ingegaan op aspecten die rechtstreeks te maken hebben met de opgestelde grondbalans. Beschreven is welke risico’s onderkend worden wat betreft de grondstromen, met bijbehorende beheersmaatregelen, en welke (innovatieve) vergravingstechnieken ingezet kunnen worden om de gewenste grondstromen vrij te krijgen.
4.1
Risico’s en beheersmaatregelen
Wat betreft de vrijkomende en benodigde grondstromen zijn een aantal risico’s te onderscheiden. Deze risico’s spelen een rol bij het uitvoeren van het plan als beschreven in voorliggend rapport. In tabel 4.1 zijn de belangrijkste risico’s weergegeven.
Tabel 4.1 Risico’s grondverzet inclusief beheersmaatregelen
Risico
Beheersmaatregel
Vrijkomende grondstromen blijken fysisch slechts deels te Vergravingstechnieken afstemmen op de benodigde te voldoen aan het bepaalde in het GSP
behalen nauwkeurigheid (gescheiden ontgraven)
Vrijkomende grondstromen komen in de tijd niet overeen
Fasering als genoemd in GSP en UVP handhaven in de
met het bepaald in het GSP / UVP
uitvoering / blijvende afstemming planning tussen provincie Overijssel en Rijkswaterstaat over beschikbaar komen materiaal / buffer inrichten voor vrijkomend materiaal
De benodigde grondstromen worden niet tijdig geleverd
Grondstromen tijdig vastleggen Afstemming zoeken met parallelle projecten (zoals ZBV)
Het project loopt niet gelijk op met projecten waar grond
Goede afstemming tussen uitvoerders projecten;
van aangevoerd zou worden
benadrukken belang gezamenlijke uitvoering
Berekende grondhoeveelheden komen niet overeen met
Door te werken met een GIS-model worden fouten
de werkelijke hoeveelheden
geminimaliseerd. Daarnaast vinden voor aanbesteding van het werk nadere onderzoeken plaats voor een nadere detaillering van de kwaliteit van het vrijkomende materiaal.
De berekende in de ophogingen te verwerken
Robuust ontwerp dijken en andere ophogingen; aandacht
hoeveelheden komen niet overeen met de werkelijk toe te voor zettingen bij ontwerp. Daarnaast dit onderdeel onder passen hoeveelheden, door extra zettingen in de
de aandacht houden in volgende traject omdat eea mede
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
53\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Risico
Beheersmaatregel
ondergrond
bepaald wordt door de gekozen uitvoeringsmethode
Afzet vrijkomende roofgrond / laagwaardig zand/klei is
Nader onderzoek afzetmogelijkheden gedurende het
niet 100 % dekkend
vervolgtraject
Niet van alle percelen in het projectgebied is bekend of
Aanvullend onderzoek naar verdachte locaties worden
verontreinigde grond voorkomt
uitgevoerd voor aanbesteding van het werk
Het niet kunnen gebruiken van de plassen in de ODW
Tijdige en voortdurende afstemming met de betreffende
voor herinrichting en de overige toepaslocaties van grond partijen. Daarnaast voor aanbesteding hier nadere in de omgeving
4.2
afspraken over maken met beheerders/eigenaren
(Innovatieve) vergravingstechnieken
4.2.1 Vergravingstechnieken Het ontgraven van de geulen ten behoeve van de bypass kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Grof gezegd kan allereerst onderscheid worden gemaakt tussen mechanisch ontgraven of hydraulisch ontgraven. Voor elk van de beide methoden kunnen verschillend technieken onderscheiden worden waarmee het ontgraven plaats kan vinden. Verschillende aspecten spelen een rol bij de keuze van de in te zetten techniek. In het geval van voorliggend project zal de bovenste bodemlaag droog ontgraven kunnen worden, waarna de volgende bodemlagen nat moeten worden ontgraven. De grondwaterstand bevindt zich vlak onder het maaiveld. Bij het ontgraven van de grond moeten de verschillende bodemtypen afzonderlijk ontgraven worden. Met name voor klei geldt dat de consistentie gehandhaafd moet worden om het materiaal goed en nuttig her te kunnen gebruiken. Op basis van de te ontgraven diepte, de te onderscheiden bodemtypen en de te behouden consistentie is mechanisch ontgraven de gewenste techniek. Met hydraulisch ontgraven kan niet aan deze voorwaarden worden voldaan. Mechanisch ontgraven met een kraan of een grijperkraan is een relatief arbeidsintensieve methode. Het vrijkomende materiaal moet na ontgraving per as of per schip vervoerd worden, waarna het, na eventueel nog een extra losbewerking, toegepast kan worden. Dit is echter de enige methode om de bodemtypen goed gescheiden te kunnen ontgraven, waardoor voorkomen wordt dat veel grond afgevoerd moet worden naar buiten het plangebied, en waarmee ook voorkomen wordt dat veel grond aangevoerd moet worden. Voor de voorziene werkzaamheden is mechanisch ontgraven de meest effectieve methode.
54\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Opgemerkt wordt dat het mogelijk is dat aan te vullen grond wel hydraulisch van elders aangevoerd gaat worden. Het is mogelijk dat zand afkomstig van het project Zomerbedverlaging toegepast gaat worden in de dijken van het YDZ project. Gezien de hoeveelheden is het dan wellicht wenselijk dit zand op te spuiten middels pijpleidingen. De mogelijke hoeveelheid te verwerken grond per tijdseenheid is hierbij groter dan in geval van mechanisch ontgraven. In dit geval, wanneer het gaat om grote hoeveelheden zand, en wanneer niet gescheiden hoeft te worden ontgraven, heeft hydraulisch ontgraven een efficiëntievoordeel. In fase 1 kan ongeveer 70 % van het te ontgraven materiaal droog worden ontgraven (tot een meter onder grondwaterstand kan droog worden ontgraven); de overblijvende 30 % moet nat ontgraven worden. In fase 2 kan ongeveer 90 % van het materiaal droog ontgraven worden, terwijl de overige 10 % nat moet worden ontgraven. 4.2.2 Innovaties Grond ontgraven met een kraan is niet innovatief. Innovatief is bijvoorbeeld grond ontgraven met behulp van een onderzuiger. Dit is echter geen goede methode voor het project, aangezien deze methode een lage productiesnelheid heeft, het project te grootschalig is hiervoor, de consistentie van het bodemmateriaal niet behouden blijft en de bovenste bodemlaag niet behouden hoeft te worden. Daarnaast is het innovatief om bijvoorbeeld bacteriën in te zetten om organisch stof af te breken op een natuurlijke wijze, zodat het volume vermindert (het niet her te gebruiken veen kan op deze wijze afgebroken worden). Echter dit is nog een experimentele toepassing die zich nog niet bewezen heeft in grote toepassingen. Daarnaast beslaat de afbraakperiode verschillende jaren, wat in dit project niet wenselijk is. Ook is dit een kostbare oplossing.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
55\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
56\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
5 Overige vrijkomende materialen Naast grond komt ook secundair materiaal vrij binnen het plangebied van de IJsseldeltaZuid. In voorliggend hoofdstuk zijn de vrijkomende oeververdedigingsmaterialen en verhardingen weergegeven.
5.1
Hoeveelheid overige vrijkomende materialen; fase 1 en fase 2
In de Handreiking Grondstromenplan Ruimte voor de Rivier is aangegeven dat ook vrijkomende secundaire bouwstoffen onderdeel van het grondstromenplan. Hierbij gaat het om de bouwstoffen als omschreven in het Besluit bodemkwaliteit4. In tabel 5.1 zijn de hoeveelheden vrijkomende secundaire materialen weergegeven voor wat betreft fase 1. De hoeveelheden zijn bepaald aan de hand van gegevens afkomstig uit de productsheet Rapportage Technisch Ontwerp [2] en het verhardingsonderzoek (zie hoofdstuk 2.1.10). Daar waar verschillen in hoeveelheden naar voren kwamen, is uitgegaan van Rapportage Technisch Ontwerp. Alleen de vrijkomende materialen zijn opgenomen waarbij de hoeveelheid bekend is; in fase 2 komen geen secundaire materialen vrij waar de hoeveelheden van bekend is.
Tabel 5.1 Vrijkomende secundaire materialen; fase 1
Herkomst materiaal
Materiaalsoort
Hoeveelheid*
Kamperstraatweg; tweebaans prov. Weg
Opbouw onbekend
10.050 m
Kamperstraatweg; fietspad (1500 m lengte)
Opbouw onbekend
3.000 m
2
Drontermeerdijk; profielfrezen
Niet-teerhoudend asfalt
1.060 m
3
Onbekend asfalt
820 m
3
Teerhoudend asfalt
760 ton
Niet-teerhouden asfalt
910 ton
Fundering (beton)
230 ton
Fundering (natuursteen)
Fundering (slakken; IBC-bouwst.)
3.370 ton
Niet-teerhouden asfalt
2.780 ton
Fundering (puingranulaat)
6.410 ton
2
(1500 m lengte)
Buitendijksweg (3.200 m lengte)
Slaper (1.950 m lengte)
250 ton
4 Bbk: ‘Een bouwstof is een materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10% (gewichtsprocent) van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond en baggerspecie, in de hoedanigheid waarin het is bestemd om te worden toegepast’.
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
57\58
Kenmerk R008-4828739HRJ-ges-V03-NL
Herkomst materiaal
Materiaalsoort
Nieuwendijk (500 m lengte)
Teerhoudend asfalt
Niet-teerhouden asfalt
Fundering (puingranulaat)
Teerhoudend asfalt
490 ton
Niet-teerhouden asfalt
330 ton
Fundering (puingranulaat)
2.380 ton
Fundering (slakken; IBC-bouwst.)
1.300 ton
Teerhoudend asfalt
270 ton
Fundering
800 ton
Chalmotweg (750 m lengte)
Venedijk-Zuid (500 m lengte)
Hoeveelheid* 280 ton 630 ton 1.230 ton
(natuursteen/granulaat) Woningen, bedrijven en opstal * Afgerond op 10-tallen
58\58
SNIP 3 Grondstromenplan IJsseldelta-Zuid
Divers
onbekend
Bijlage
1
Referenties
Gebruikte referenties
[1]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 1, 120817_1_Systeemanalyse_ definitief rapport
[2]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 2, 120817_2_ Rapportage Technisch Ontwerp_ definitief rapport
[3]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 3, 120817_3_Waterkeringsplan_definitief rapport
[4]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 4, 120817_4_Inrichtingsplan_ definitief rapport
[6]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 6, 120831_6_Kostenraming _ definitief rapport
[8]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 8, 120831_8_Uitvoeringsplan_definitief rapport
[10]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 10, 1200817_10_ Rapportage Geohydraulische Effecten_definitief rapport
[18]
Royal Haskoning, Tauw en Witteveen+Bos, Planstudie IJsseldelta-Zuid, Deelproduct 18, 120529_18_Conceptaanvragen Vergunningen_ concept rapport
Bijlage
2
Objectenlijst
Objectenlijst In de tabellen (en figuren) zijn voor fase 1 en fase 2 alle voorkomende objecten weergegeven.
Fase 1 Tabel 1: Fase 1 deelsystemen en objecten
Fase 1 1A 1A1-1 1A11-1 1A12-1 1A13-1 1A2 1A3 1A5 1A6 1A7
Benaming fase 1 Objecten IJsseldijk en Kamperstraatweg (IJK) Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 1 (IW1) Inlaatwerk laag, vast gedeelte fase 1 Inlaatwerk diep, regelbaar gedeelte fase 1 Inlaatwerk hoog, vast gedeelte fase 1 Aanpassing Kamperstraatweg (AK) Recreatieschutsluis IJsseldijk fase 1 (SI1) Maaiveldverlaging uiterwaard naar inlaatwerk / drempel (TI) IJsseldijk verbindende waterkering (IJDvw) IJsseldijk dijkring 11b (IJDb)
1B
Nieuwe dijken langs bypass (DB)
1C 1C1 1C2-1 1C3-1
Waterkering Drontermeer - Vossemeer (WD) - Reevedam Dijk Drontermeer-Vossemeer (DV) Keersluis Drontermeer-Vossemeer fase 1 (KR) Extra keersluis Drontermeer-Vossemeer fase 1 (eKR)
1E 1E1-1 1E5 1E6
Waterkering Roggebot (WR) Dijk Roggebot fase 1 (DR1) Maatregelen schutsluis Roggebot (SCR) Maatregelen bestaande spuisluis Roggebot (SPR)
1G
Wegverbinding Nieuwendijk over bypass (WN)
1H 1H1 1H2 1H4 1H7 1H8 1H9-1
Inrichting bypass (IB) Vaargeul bypass (VB) Natuurinrichting bypass incl. zonerende maatregelen (NI) Grondwerk bypass (GB) Fiets- en wandelverbindingen (FW) Migratiegeul bypass (MB) Voorzieningen recreatiegebied fase 1 (VR1)
1H10 1H11 1H12
Categorie C-kering (VC) Gemaal Kamperveen (GK) Klimaatdijk Woongebied (KD)
1J 1J1 1J2 1J4
Onderdijkse Waard (IO) Meestromende nevengeul (MN) Natuurinrichting Onderdijkse Waard (OW) Recreatievaargeul buitendijks (VA)
Figuur 1: Fase 1 Deelsystemen geprojecteerd op het inrichtingsplan fase 1
Fase 2 Tabel 2: Fase 2 deelsystemen en objecten
Fase 2 1A 1A1-2 1A11-2 1A12-2 1A13-2
Benaming fase 2 Objecten IJsseldijk en Kamperstraatweg (IJK) Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 2 (IW2) Inlaatwerk laag, vast gedeelte fase 2 Inlaatwerk diep, regelbaar gedeelte fase 2 – migratie vis Inlaatwerk hoog, vast gedeelte fase 2 – migratie vee
1C 1C2-2 1C3-2 1C4
Waterkering Drontermeer - Vossemeer (WD) Spuisluis Drontermeer-Vossemeer fase 2 (SD) Schutsluis Drontermeer-Vossemeer fase 2 (SC) Migratievoorziening Drontermeer-Vossemeer (MD)
1D 1D1 1D2
Bestaande dijken Flevoland binnen projectgrenzen (BD) Weg Drontermeerdijk (WDD) Drontermeerdijk (DD)
1E 1E1-2 1E2 1E4
Waterkering Roggebot (WR) Dijk Roggebot fase 2 (DR2) Oeververbinding N307 (OV) Erosiemaatregelen dijken (EM)
1H 1H9-2
Inrichting bypass (IB) Voorzieningen recreatiegebied fase 2 (VR2)
1J 1J3
Onderdijkse Waard (IO) Ecologische verbindingsgeul naar migratiesluisje (EV)
Figuur 2: Fase 2 Deelsystemen geprojecteerd op het inrichtingsplan fase 2
Bijlage
3
Kaart toekomstige maaiveld plangebied YDZ
DTM Toekomstige situatie (m NAP)
2,0 >
1,0 - 2,0 0,5 - 1,0
Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570) 69 96 66
0,25 - 0,5 0 - 0,25
Opdrachtgever
Provincie Overijssel
-0,25 - 0
Project
Planstudie SNIP3 IJsseldelta-Zuid Product 7: Grondstromenplan
-0,5 - -0,25 1,0 - -0,5
-2,0 - -1,0 < -2,0
Plangebied VKA
Onderdeel
0
0.5
1 Km
DTM Toekomstige situatie GSP 5.1
Datum Get. Gec.
17/08/12 LIG HRJ
Projectnummer
4828739
Schaal
Tekeningnummer
1
Status
1:20000
DEFINITIEF
Formaat
A3
GREEN\lig 10-08-2012 11:23 4828739_10001D
Bijlage
4
Kaart overzicht te ontgraven en op te hogen gronden
Wijziging maaiveld (m)
< -3,0
-3,0 - -2,0 -2,0 - -1,0
Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570) 69 96 66
-1,0 - -0,5 -0,5 - 0
Opdrachtgever
Geen wijziging
Provincie Overijssel
0 - 0,5
Project
Planstudie SNIP3 IJsseldelta-Zuid Product 7: Grondstromenplan
0,5 - 1,0 1,0 - 1,5 1,5 >
Ligging objecten (03-05-2012) Plangebied VKA
Onderdeel
0
0.5
1 Km
Grondverzet GSP 5.2
Datum Get. Gec.
17/08/12 LIG HRJ
Projectnummer
4828739
Schaal
Tekeningnummer
2
Status
1:20000
DEFINITIEF
Formaat
A3
GREEN\lig 10-08-2012 11:23 4828739_10002D
Bijlage
5
Overzichttabel vrijkomende en benodigde hoeveelheden grond
Vrijkomende en benodigde grond_YDZ Definitief GSP
GSP objecten fase 1
Bovengrond
Zand
Veen Categorie 1
1A6 - IJsseldijk 1A7 - IJsseldijk dijkring 11b 1A5 - Maaiveld verlaging uiterwaard naar inlaatwerk/ drempel 1A1-1 - Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 1 1B- Nieuwe dijken langs bypass 1C1 - Dijk Drontermeer - Vossemeer 1H1 - Vaargeul bypass
1H4 - Grondwerk bypass 1H12 - Klimaatdijk woongebied (incl. deel Kampen en grondverbetering naast haven)** 1H8 - Migratiegeul bypass 1H10 - Categorie C kering (Oostelijke Drontermeerdijk)
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
Klei Grond niet nader gespecificeerd
10.740
900
0
0
300
0
0
627
12.567
6.795
0
0
0
0
0
0
0
6.795
0
43.044
115.916
12.083
0
13
0
0
14.654
185.709
350
Zand
Veen Categorie 1-2
41.686
9.630
151.950
33.457
4.677
1.950
40.084 350
5.492
10.455
427
0
0
0
0
1.452
17.826
26
67.303
4.091
14.096
15.473
15.403
51.921
43.278
464.594
27.509
1.923.315 185.754
13.103
0
0
0
0
0
0
0
13.103
0
100.873
231.710
60.821
15.635
51.774
57.065
272.400
93.095
883.372
0
26 545.288
306.820
0
0
0
0
23.877
0
330.697
185.305
145.392
86.594
15.575
2.430
40.133
787
47.875
20.251
231.734
18.017
27.900
397.278
170.738
139.715
39.682
266.208
112.877
70.835
378.779
1.576.111
131.301
0
0
0
15.323
0
15.323
0
106.316
4.579
20
3.604
0
0
60
2.176
12.340
2.869.390
0
0
1.901
373.278
185.754
18.090
75.671
Categorie 3
100.634
253.028
1H1 - Vaargeul kleiafdekking ###1H1 - Haven Kampen (vanaf vaargeul incl. kleiafdekking)*
Overig
Klei
Totaal benodigd per object in m3
Benodigde grond in m3 Totaal ongraven per object in m3
Vrijkomende grond in m3
330.697 45.917 131.301
862.068
70.684
17.277
950.029 0
3.576
7.730
17.300
0
0
0
1.900
3.500
34.005
1J1 - Meestromende nevengeul
12.522
64.083
26.606
0
8.253
6.146
0
2.987
120.597
158.617
158.617
1J2 - Natuurinrichting Onderdijkse Waard***
13.469
28.178
973
0
5.646
1.015
0
7.548
56.828
239.977
239.977
9.811
58.147
11.426
0
20.305
2.595
0
8.096
110.379
58.402
58.402
965.392
1.153.152
289.036
75.446
423.426
195.888
484.191
576.441
1J4 - Recreatievaargeul buitendijks Camping oost + aanvulling boulevard jachthaven Kampen, locaal(boeren)**** Subtotaal fase 1 (m3)
0 4.162.971
0
330.000
35.995
1.149.502
3.141.223
835.628
402.135
484.191
850.186
484.191
6.012.679
*Betreft kosten voor Gemeente Kampen **Betreft deels kosten voor Gemeente Kampen; voor verdeling hoeveelheden zie tabel 1 ***Toepassing van grond ODW kan enkel onder restricties i.v.m. kwaliteitsverdeling van vrijkomend materiaal (klassen AW 2000/A/B en Niet toepasbaar ****Betreft afzetlocaties buiten het plangebied (niet zijnde objecten)
GSP objecten fase 2
Bovengrond
Zand
Veen Categorie 1
1J3 - Ecologische verbindingsgeul naar migratiesluisje
1.585
Overig
Klei
6.367
Categorie 2
4.307
Categorie 3
0
Categorie 4
0
0
199
1.619
Klei Grond niet nader gespecificeerd
14.077
1E1-2 - Dijk Roggebot fase 2
Zand Categorie 1-2
4.815
1.546
0
0
0
0
10.048
40.998
57.406
Veen
35
35
0
1E2 - Uitlaatwerk & Oververbinding N307
Categorie 3 (leeflaag dijken)
Totaal benodigd per object in m3
Benodigde grond in m3 Totaal ongraven per object in m3
Vrijkomende grond in m3
488
488
7.653
7.653
Lokaal hergebruik veen bij boeren****
0
1H9-2 - Voorzieningen recreatiegebied fase 2
0
300.000
71.483
307.687
0
488
0
10.247
318.422
1.457.190
3.141.223
836.116
402.135
494.438
6.331.101
Subtotaal fase 2 (m3)
6.399
7.913
4.307
0
0
0
10.247
42.617
Totaal fasen 1 en 2 (m3)
971.791
1.161.064
293.343
75.446
423.426
195.888
494.438
619.058
4.234.454
10.247
10.247 300.000
Opdeling vrijkomende grond naar categorieën
Vrijkomend zand cf. classificering van Standaard 2005 GSP objecten fase 1
voldoet niet
C: Aanvulzand
B: Zand voor Zandbed
A: Drainagezand
1A6 - IJsseldijk
0
900
0
0
1A7 - IJsseldijk dijkring 11b 1A5 - Maaiveld verlaging uiterwaard naar inlaatwerk/ drempel
0
0
0
0
0
115.916
0
0
1A1-1 - Inlaatwerk of drempel IJsseldijk fase 1
0
10.455
158
158 2.769
1B- Nieuwe dijken langs bypass
35
67.268
4.118
1C1 - Dijk Drontermeer - Vossemeer
0
0
0
0
1H1 - Vaargeul bypass
0
231.710
19.231
16.473
1H1 - Vaargeul kleiafdekking ###1H1 - Haven Kampen (vanaf vaargeul incl. kleiafdekking)*
0
306.820
25.464
21.813
1H4 - Grondwerk bypass 1H12 - Klimaatdijk woongebied (incl. deel Kampen en grondverbetering naast haven)**
13.815
72.779
3.705
3.174
29.219
141.518
17.513
17.076
0
0
0
0
0
4.579
4.579
4.579
1.712
6.018
0
0
1J1 - Meestromende nevengeul
0
64.083
1.104
1.104
1J2 - Natuurinrichting Onderdijkse Waard***
0
28.178
5.750
5.750
1J4 - Recreatievaargeul buitendijks Camping oost + aanvulling boulevard jachthaven Kampen, locaal(boeren)****
0
58.147
0
0
1H8 - Migratiegeul bypass 1H10 - Categorie C kering (Oostelijke Drontermeerdijk)
Subtotaal fase 1
0
0
0
0
44.782
1.108.370
81.622
72.896
Subtotaal fase 1 (totaal)
1.153.152
Vrijkomend zand cf. classificering van Standaard 2005 GSP objecten fase 2
voldoet niet
C: Aanvulzand
B: Zand voor Zandbed
A: Drainagezand
1J3 - Ecologische verbindingsgeul naar migratiesluisje
0
6.367
0
0
1E1-2 - Dijk Roggebot fase 2
0
0
0
0
1E2 - Uitlaatwerk & Oververbinding N307
0
1.546
0
0
Lokaal hergebruik veen bij boeren****
0
0
0
0
1H9-2 - Voorzieningen recreatiegebied fase 2
0
0
0
0
Subtotaal fase 2
0
7.913
0
0
81.622
72.896
Subtotaal fase 2 (totaal) Subtotalen fasen 1 en 2
7.913 44.782
Opmerkingen: als zand voldoet aan A, dan voldoet het ook aan B en C als zand voldoet aan B, dan voldoet het ook aan C
1.116.283
Bijlage
6
Overzicht berekening kleiafdichting vaargeul
Grondopbouw ter plaatse van Vaargeul YDZ Bijlage 6a
Berekening kleiafdichting en bodembescherming in vaargeul Oppervlakte per strekkende meter; 0,8m ontgraven, 0,3m ballast en 0,5m klei aanbrengen (categorie 1 en 2)
Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3 Profiel 4 Profiel 4 kade Profiel 5
opp. 0,3 dik bodem- Opp. Geheel talud links breedte talud links (in (in m2) m2) 41 1,6 1,6 51 2,1 2,1 60 2,1 2,1 91 1,4 1,4 60
1,2
1,2
Profiel 6
58
4,4
2,0
Profiel 7
60
6,0
2,8
Profiel 8 deel 1 Profiel 9 (A) Profiel 9 (B)*
60 45 30
6,0 n.v.t. 1,2
2,8 n.v.t. 1,2
Profiel 8 deel 2
41
8,1
1,2
279
8,1
1,2
Profiel 10
Benodigde afwerking waterbodem en talud
opp. 0,5 dik Opp. Geheel opp. 0,5 dik opp. 0,3 dik opp. 0,5 dik opp. 0,3 dik talud links (in bodem (in bodem (in Opp. Geheel talud talud rechts talud rechts bodem (in m2) m2) m2) (in m2) (in m2) m2) rechts (in m2) n.v.t. 12,3 12,3 n.v.t. 1,6 1,6 n.v.t voldoende afgedicht (veen); wel ballast in bodem en 60% talud n.v.t. 15,3 15,3 n.v.t. 2,1 2,1 n.v.t voldoende afgedicht (veen); wel ballast in bodem en 60% talud n.v.t. 18,0 18,0 n.v.t. 2,8 2,8 n.v.t voldoende afgedicht (veen); wel ballast in bodem en 60% talud n.v.t. 72,8 27,3 45,5 0,8 0,8 n.v.t kleiafdichting noodzakelijk in bodem; ballast aanbrengen in 30% van talud (veen) 10.000 m2 bodemoppervlakte kleiafdichting noodzakelijk in bodem n.v.t. 48,0 18,0 30,0 1,4 1,4 n.v.t kleiafdichting noodzakelijk in bodem; ballast aanbrengen in 30% van talud (veen/klei) kleiafdichting noodzakelijk in bodem; klei aanbrengen in 50% van talud; ballast aanbrengen in 80% van talud (veen/klei) 2,4 46,4 17,4 29,0 4,4 2,0 2,4 kleiafdichting noodzakelijk in bodem; klei aanbrengen in 50% van talud; ballast aanbrengen in 80% van talud (veen/klei) 3,2 48,0 18,0 30,0 11,0 4,8 6,2 kleiafdichting noodzakelijk in bodem; klei aanbrengen in 50% van talud; ballast aanbrengen in 80% van talud (veen/klei) 3,2 48,0 18,0 30,0 11,0 4,8 6,2 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t voldoende afgedicht (klei) n.v.t. 24,0 9,0 15,0 0,7 0,7 n.v.t kleiafdichting noodzakelijk in bodem; ballast aanbrengen in 50% van talud (veen/klei) kleiafdichting noodzakelijk in bodem; klei aanbrengen in 50% van talud; ballast aanbrengen in 80% van talud (veen/klei) 6,9 32,8 12,3 20,5 2,7 1,2 1,5 kleiafdichting noodzakelijk in bodem; klei aanbrengen in 50% van talud; ballast aanbrengen in 80% van talud (veen/klei) 6,9 223,2 83,7 139,5 2,7 1,2 1,5
*Op basis van boorprofielen is voor profiel 9A ook een kleiafdichting aangehouden in plaats van alleen een bodembescherming zoals weergegeven in figuur 3.3
Profiel 1 Profiel 2 Profiel 3 Profiel 4 Profiel 4 kade Profiel 5 Profiel 6 Profiel 7 Profiel 8 deel 1 Profiel 9 (A) Profiel 9 (B) Profiel 8 deel 2 Profiel 10 Totalen
kubiekemeter per strekkende meter; 0,8m ontgraven, 0,3m ballast en 0,5m klei aanbrengen (categorie 1 en 2) Geheel Lengte 0,5 dik 0,3 dik talud 0,3 dik talud 0,5 dik talud bodem (in 0,3 dik bodem 0,5 dik talud profiel (in Geheel talud bodem (in Geheel talud rechts (in links (in m3) rechts (in m3) m3) (in m3) rechts (in m3) links (in m3) rechts (in m3) m1) m3) m3) 375 585 585 n.v.t. 4.613 4.613 n.v.t. 585 585 n.v.t. 485 1.007 1.007 n.v.t. 7.421 7.421 n.v.t. 1.007 1.007 n.v.t. 705 1.464 1.464 n.v.t. 12.690 12.690 n.v.t. 2.005 2.005 n.v.t. 750 1.067 1.067 n.v.t. 54.600 20.475 34.125 596 596 n.v.t. 8.000 3.000 5.000 375 458 458 n.v.t. 18.000 6.750 11.250 533 533 n.v.t. 575 2.535 1.155 1.380 26.680 10.005 16.675 2.535 1.155 1.380 490 2.924 1.356 1.568 23.520 8.820 14.700 5.366 2.352 3.014 635 3.790 1.758 2.032 30.480 11.430 19.050 6.953 3.048 3.905 395 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 395 470 470 n.v.t. 9.480 3.555 5.925 290 290 n.v.t. 1.030 8.308 1.211 7.097 33.784 12.669 21.115 2.797 1.211 1.586 240 1.936 282 1.654 53.568 20.088 33.480 652 282 370 161.320 13.065 10.255 6.450 10.812 13.730 121.515 Figuur 3.3 uit rapport 'Geohydrologische effecten'
Vaargeul Totaal ontgraven veen Totaal ontgraven zand Totaal ontgraven* Aanbrengen ballast materiaal 0,3m Aanbrengen kleiafdekking 0,5m Totaal aanbrengen* *hoeveelheden excl. kleilaag haven Kampen
23.877 306.820 330.697 145.392 185.305 330.697
Haven Kampen Totaal ontgraven zand 0,8m 44.640 Totaal ontgraven* 44.640 Aanbrengen ballast materiaal 0,3m 16.740 Aanbrengen kleiafdekking 0,5m 27.900 Totaal aanbrengen* 44.640 Kleilaag haven Kampen (gerekend vanaf de vaargeul) - berekend vanaf vaargeul - berekend op basis van oppervlakte tussen de hoogtelijnen van NAP -1,40 van 55.800m3