Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin. Is dat nu nieuws: “De Kruidenpluktuin nog steeds in winterslaap”? Wacht maar af. Volgend week, dan gaat het gebeuren. De kruidenpluktuin laat zich dan van een heel andere kant zien. Bloeiende bolgewassen gaan dit jaar namelijk de Kruidenpluktuin opfleuren. Carolus Clusius , beroemde Leidse hortulanus, wist het al: kruiden en bollen gaan goed samen. En, u zult nog wel merken, daar valt heel veel over te vertellen. Vanaf nu kunt u elke week een artikel in deze krant verwachten over de bloembollen die op dat moment bloeien. De kruidenpluktuin is dit jaar dus nu tevens Bollenpluktuin geworden. En met die doorstreping bedoel ik dat u de kruiden best mag plukken, maar de tulpen moet u laten staan. Dan kan iedereen ervan kan genieten. Bovendien als u de verhalen uit de hongerwinter kent, dan mag u blij zijn dat u ze niet hoeft te eten. Nu bent u vast wel benieuwd geworden waar al die bollen dan wel vandaan zijn gekomen. Dat zit zo. Ongeveer 15 jaar geleden zag ik tulpenbollen in de winkel liggen die mijn vader en opa ooit ook hadden geteeld. Ik dacht dat is leuk voor in mijn achtertuin. Maar, het is als met zoveel, als je er eenmaal oog voor krijgt, dan wordt het steeds interessanter. Ik heb nu inmiddels een verzameling van ongeveer 2000 verschillende soorten en rassen bloembollen. Daaronder ook vele oude cultivars die niet meer in de handel zijn. De laatste eeuw zijn producent en handel in in toenemende mate gaan bepalen wat u als consument voorgeschoteld krijgt. Vele mooie , maar vaak ook lastig te telen, culivars zijn dan ook verdwenen. In mijn collectie probeer ik ze voor de toekomst te behouden. U begrijpt dat past allemaal niet meer in mijn achtertuin in Oegstgeest. Mijn collectie staat nu in de Bollestreek, zo ongeveer tegen de grens van Bennebroek en Hillgom. Bij zo’n hobby komt meer kijken dan alleen de teelt van de bollen. Het breidde zich al snel uit met lezingen, excursies, contacten met andere verzamelaars, onderzoekers, schilders, fotografen, etc. De teelt vergt vakkennis, veel meer dan ik aanvankelijkg verwachtte. Maar als je van huis al enige basis hebt, dan heb je al snel elk jaar ook productie. Bij een goede verzorging kun je bij de meeste tulpen elk jaar toch wel op een verdubbeling rekenen. Het areaal elk jaaruitbreiden dat was geen optie, weggoien ook niet. Dus dan maar verkopen. Bijvoorbeeld via tuincentra, of je bouwt je eigen website. Er is nu een beginnetje. Google maar eens: “Tijssen Historic Bulbs”. En, zoals dat gaat in de handel, het ene jaar zijn er tekorten en het andere jaar houd jeover. Dit laatste was dit jaar het geval.
Nu hebben we in ons dorp Oegstgeest een zeer actieve hovenier, de heer Maandag. U kent hem vast wel, die met die prachtige tuin aan de Terweeweg. Spontaan zei hij: ”Waarom geef je ze niet gewoon weg aan de Kruidenpluktuin?” Voor een hovenier is het een logisch gedachte om een vroege en late beplanting te combineren. Immers in het vroege voorjaar als de kruiden nog maar net beginnen uit te lopen, dan is er tussen kruiden ruimte genoeg voor bloembollen. Later als de bloembollen zijn uitgebloeid en verwelkt, dan krijgen de kruiden alle ruimte om de zaak over te nemen. De vrijwillegers van de Kruidenpluktuin waren gelukkig ook direct enthousiast. Begin december vorig jaar heeft deze krant verslag gedaan van het plantmoment. Hoe het nu verder gaat? Als ik het schijftempo volhoud, dan kunt u dat hierna in deze krant wekelijks lezen. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
Carolus Clusius (1529-1609), hortulanus te Leiden, bracht eind 16de eeuw de eerste tulpen naar de Nederlanden. Hij zou het latere hoogtepunt van de tulpomanie (1637) niet meer meemaken. Maar ook in zijn tijd was de tulp echter al zeer geliefd getuige het feit dat hij veel last van diefstal van tulpen. Dit portret van Clusius uit 1585, wordt toegeschreven aan de Weense schilder Jacob de Monte (1587-1591). Licensed under Public Domain via Wikimedia Commons.
Tulipa clusiana. Ook Clusius kende dit kleine wilde tulpje al maar dan onder de naam Tulipa persica praecox. Uiteindelijk heeft men haar de naam clusiana gegeven, als eerbetoon aan Clusius, de grondlegger van de tulpencultuur in de lage landen. Hier afgebeeld is de cultivar ‘Lady Jane’, ook wel genoemd de ‘Lady Tulip’.
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: dwergirissen U zult wel even moeten zoeken, maar het loont. In de kruidentuin bloeien nu twee piepkleine issen: Iris reticulata ‘Pauline’ en Iris ’Katherine Hodgkin’ Deze beide irissen bloeien heel vroeg in het voorjaar, soms zelfs als er nog sneeuw ligt. Het kleine geurende blauwpaarse irisje ’Pauline’ is slechts circa 10 cm hoog. Het bolletje zelf wordt omgeven door een netachtig schil; vandaar de naam reticulata. Het irisje groeit in het wild hoog in de bergen van de Kaukasus, Turkije, Noord Irak en Iran. Begin 19de eeuw werd deze iris uit het wild ingevoerd en in teelt genomen. De teelt lukt prima, als je maar door hebt dat je de bolletjes heel diep in de grond moet planten. Doe je dat niet dan krijg je heel veel kleine bolletjes die het volgend jaar te klein zijn om nog te kunnen bloeien. Ze kunnen dus goed verwilderen, zelfs in een pot, maar dan moeten ze minstens 10 cm diep worden geplant. U vraagt zich nu misschien af waarom zie ik alleen een bloempje en geen blad. Het blad komt pas na de bloei. Je moet niet als eerste je nek uitsteken. Dat blad kan maar beter even wachten tot later in het voorjaar. Dan is er voor de geiten in de bergweiden ook volop ander groenvoer te vinden. De wilde Iris reticulata is blauw maar vertoont nogal wat variatie in bloemkleur. Een aantal kleurselecties is in de loop der jaren op de markt gebracht onder een eigen cultivarnaam. Er zijn echter ook kruisingen uitgevoerd. Iris ‘Pauline’ is vermoedelijk zo’n kruisingsprodukt dat medio vorige eeuw bij de Nederlandse firma Van Tubergen het daglicht zag. Een kruising tussen Iris reticulata en een onbekende vader; een echte bastaard dus. Maar met haar lila bloemen wel een hele mooie. Hoewel ’Katherine Hodgkin’ een dwergiris is, behoort ze niet tot de reticulatagroep. Het is een kruising tussen twee andere sterk verwante soorten dweririssen: Iris. histrioides x Iris winogradowii. Dit is nu eens niet een product van Nederlandse, maar van Engelse bodem. De president van de Alpine Garden Society, Edward Anderson, moet wel een goed oog hebben gehad voor subtiele kleuren toen hij in 1958 juist deze zaailing uitkoos om verder te telen. En Katherine Hodgkin? Dat was de vrouw van zijn goede vriend Eliot Hodgekin, een vermaard verzamelaar van bijzondere bolgewassen in die tijd. Maar het fijne van hun relatie weet ik verder ook niet. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
Iris reticulata priemt al in het vroege voorjaar met haar bloem door de dorre bodembedekking. Het blad komt pas later
Vergelijk de kleur van de bloemlip: v.l.n.r. de wilde Iris reticulata, ‘Pauline’ en ‘Katerine Hodgekin’
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: Kaufmanniana en Greigii Op een paar plekken in de Kruidenpluktuin proberen de eerst tulpen proberen voorzichtig hun bloem te openen. Het is een mengsel van verschillende laagblijvende Kaufmannia en Greigii tulpen. Ze vormen de inleiding tot het kleurspectatel dat in de komende maanden gaat volgen. Kaufies en Greigii’s De Kaufmanniana tulpen zijn gekweekt uit de wilde Tulipa kaufmanniana. Deze tulp werd voor het eerst beschreven door Eduard Regel in 1887. Ze werd door hem vernoemd naar Konstantin Petrovich von Kaufmann, de eerste gouveneur-generaal van het voormalige Russische Turkestan. De tulp groeit op de stenige hellingen van het Tien Shan gebergte in Centraal Azie. Men zegt dat de tulp in het wild een voorkeur zou hebben om onder struiken te groeien. Daar ik geloof daar niets van. Ik denk eerder dat het de (berg)geiten zijn die met hun graasgedrag er voor zorgen dat de tulpen alleen half verscholen in het struikgewas nog kunnen overleven. De Greigii tulpen, ook ontdekt door Edward Regel, zijn vernoemd naar majoor generaal Samuel Alexjewitsch Greig, in1865 de president van de Russische Tuinbouwverening. De wilde Tulipa greigii groeit ongeveer in hetzelfde gebied als T. kaumaniana. Beide soorten vertonen in het wild veel kleurvariatie. Door kruising tussen de beide soorten zijn vele honderden hybriden gekweekt. Het mengsel dat u in de Kruidenpluktuin ziet is hier slechts een beperkte greep uit. Deze hybriden zijn door de nomenclatuurcommissie zo goed en zo kwaad als het ging in een van beide groepen ingedeeld. Voor de leek is het onderscheid tussen beide groepen dan ook lastig. Zowel de Kaufmanniana’s als de Gregii’s zijn relatief lage tulpen en daarom goed geschikt om in potten te planten. In de volle grond kunnen ze goed verwilderen. Opvallend is ook dat het blad van de plant bij sommige cultivars – vooral bij de Greigii’s - bruin gestippeld of gestreept is. Dat komt door de kleurstof anthocyaan in het blad. Mogeijk dient de kleurstof als een soort zonnecreme, die het blad beschermt tegen de felle zon in het hooggebergte. Als u dan toch nog naar verdere verschillen wilt zoeken: het bloemblad van de Kaufmanniana’s is meestal iets spitser dan bij de Greigii’s. Voor de biologen onder ons: de bloembladen van tulpen zijn sepalen en geen tepalen. Ja, google dat nu maar eens even! Elke dag zonsverduistering Ziet u ook hoe de bloem zich bij de eerste zonnestralen al heel snel volledig oppenvouwt? Als u geluk hebt, of voldoende geduld, dan kunt u het voor uw ogen zien gebeuren. En ja hoor, ze gaan ook weer dicht bij zonsverduistering. Geen nood als u dit vorige week hebt gemist. Een zware wolke heeft hetzelfde effect, of anders even wachten tot de avondschemering. De volledig geopende bloem is bij de Kaufmanniana’s bijna helemaal plat. Men noemt ze daarom ook wel waterlelietulpen. Maar let niet alleen op de kleuren van de bloembladen maar ook op de vaak prachtig contrasterende kleur van het hart van de bloem. Ook een tulp wil verder Beide groepen hebben een sterke neiging om ondergronds uitlopers (stolons) te vormen waaraan dan een nieuwe bol groeit. Net als bij aardappelknollen. Deze uitlopers gaan vaak ook heel diep de grond in. Als je de bollen wilt rooien moet je dus goed opletten dat je deze nieuwe bollen niet per
ongeluk in de grond laat zitten. Het is een manier om je als plant te verplaatsen; elk jaar een paar centimeter verder. Zaadverspreiding echer schiet beter op. Dan kun je als plant met de wind of dieren meeliften. U kunt het zelf in de gaten blijven houden want straks zullen er vast wel een paar tulpenzaaddozen blijven staan. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
‘Ancilla’ een Kaufmanniana of Waterlelie tulp
De Gregii tulp ‘Cape Cod’
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: Fosteriana tulpen Deze week beginnen de Fosteriana tulpen in de Kruidenpluktuin te bloeien. De wilde Tulipa fosteriana komt uit een relatief klein gebiedje in Centraal Afzie: de bergen ten zuiden van Samarkand, Oezbekistan. Ze hebben voor wilde tulpen bijzonder grote bloemen. Begin vorige eeuw haalde de firma Tubergen de eerste naar Nederland. In het wild is er enige variatie onder andere in hoogte, bloeitijd en kleur. Maar let ook eens op het hart van de bloemen met daarin de stamper met stempel en de meeldraden met helmknoppen die het stuifmeel bevatten. Bij de tulp is naast kruisbestuiving met pollen van andere tulpen ook zelfbestuiving mogelijk. Als de stamper echter langer is dan de meeldraden, dan zal een bestuivend insect zoals een hommel toch vaak eerst vreemde pollen van andere tulpen op de stamper smeren. Niet alleen de kleuren maar ook de bouw van de bloem bepalen dus in belangrijke mate hoe de bestuiving verloopt. In veel gevallen heeft het hart van de tulp sterk constrasterende kleur. Ook dat beinvloedt het gedrag van de insecten, direct maar ook indiret zoals door een hogere temperatuur als de zon op het zwarte hart schijnt. Als de bloem een groot zwart hart heeft zijn de meeldraden en helmknoppen meestal purper/zwart. Ontbreekt dit hart of is het slechts heel klein dan zijn de meeldraden en helmknoppen meestal geel. Waarom? Tja, u moet nu ook weer niet verwachten dat ik alles kan verklaren. Uit de in de natuur gevonden variaties zijn verschillende klonen geselecteerd die onder een eigen cultivarnaam zijn geregistreerd. Met kloon bedoel ik dat je uit de in het wild aangetroffen variaties één tulpenbol uitkiest en deze dan vermeerdert tot een partij bollen die allemaal exact hetzelfde zijn. De eerste naamsregistratie van zo’n kloon vondt pas in 1942 plaats door D.W. Lefeber. Tot tevredenheid van zowel z’n moeder als zijn vrouw noemde hij de tulp ‘Madame Lefeber’. Deze tulp staat in Duitsland echter bekend onder de naam ‘Roter Kaiser’ en in England ‘Red Emperor’. Hoe kun je dit nu doen, zomaar het geslacht van de tulpennaam veranderen? Maar ach, zelfs het Groene Boekje kan tegenwoordig ook al niet meer kiezen of ‘tulp’ een vrouwelijk of mannelijk zelfstandig naamwoord is. De Fosteriana tulp ‘Madame Lefeber’ werd voor Dirk Lefeber een heel belangrijke tulp omdat hij haar (!) gebruikte voor kruisingen met Darwintulpen. De zaailingen, de Darwinhybridetulpen, werden een enorm populaire tulpengroep. Echter daarover vertel ik pas later als deze groep in bloei staat. Zo niet dan slaan we een weekje over. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
Het hart van de tulp. Een zwart hart, zoals hier, vormt een lekker warm plekje in de zon, waar het voor insecten goed toeven is.
De Fosteriana tulp ‘Madame Lefeber’. Met een zonnetje er op is de knalrode kleur zo fel, dat het bijna pijn doet aan je ogen.
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: de Darwinhybriden In de Kruidenpluktuin bloeit momenteel een groep tulpen waar veel over te vertellen is: de Darwinhybriden. Kenmerkend zij de grote bloemen en de vaak ook stevige stelen waardoor ze zeer geschikt zijn voor de vaas in huis. Maar u laat ze toch wel staan, mag ik hopen. De Darwinhybriden komen uit de koker van Dirk .W. Lefeber uit Lisse. Dirk had namelijk het briljante idee om de Fosteriana tulpen met Darwin tulpen te kruisen. Over de Fosteriana tulpen heeft u in een vorig artikel kunnen lezen. De Darwin tulpen waren in 1886 op de markt gebracht door het vermaarde bedrijf Krelage uit Haarlem. Jacob Krelage had deze tulpen gekocht in Rijssel (Lille) van Jules Lenglart-Tripier, een van de laatst overgebleven Noord-Franse veredelaars. Jacob vernoemde deze groep tulpen naar de ook in die dagen veel besproken Charles Darwin. Het mengsel Darwinhybriden in de Kruidenpluktuin is slechts een greep uit de meer dan 200 cultivars die tot deze groep behoren. De naamgeving van de verschillende cultivars getuigt van een goed gevoel voor marketing. Bijvoorbeeld in 1951 ‘General Eisenhower’, 1952 ‘Gudosnik’ (Russisch voor artiest), in 1945 ‘Oxford’ en ‘Dover’. Die laatste namen waren mogelijk bedoeld om ook de Engelse markt te veroveren. De Darwinhybride tulpen met hun grote stevige bloemen en felle kleuren kwamen namelijk al heel snel overal zeer in trek, behalve in England. Daar keek men enigzins neer op deze protserige tulpen met schreeuwende kleuren. Of was het misschien afgunst, omdat deze nieuwkomers eigen Britse veredelingsprodukten uit de markt dreigden te drukken? “Voorlopig maar even geen Duitse namen” zal Lefeber in 1942 wel gedacht hebben toen hij zijn eerste Darwinhybride liet registreren onder de naam 'Hollands Glorie'. Pas in 1957 noemde hij een Darwinhybide ‘Deutschland’. De meest bekende Darwinhybride is mogelijk wel ‘Apeldoorn’, in 1951 door Lefeber geïntroduceerd. Het is een knalrode tulp met een zwart hart. ‘Apeldoorn’heeft tot op heden 26 verschillende mutanten voortgebracht. In de Kruidenpluktuin heb ik ter vergelijking een paar voorbeelden op een rij geplant. In 1960 introduceerde Lefeber een knalgele mutant genaamd ‘Golden Apeldoorn’. Om u te laten zien dat het bij mutaties niet altijd alleen om de bloemkleur gaat, heb ik er ook twee mutanten bij geplant die een totaal andere bloemvorm hebben. De rode ‘Exotic Bird ’ (1986) ontstaan uit ‘Apeldoorn’ en de gele ‘Exotic Sunny Bird ’ (2009) ontstaan uit ‘Golden Apeldoorn’. Mutanten hebben een groot voordeel boven veredeling door kruisen. In de regel veranderen er bij een mutatie hooguit een paar eigenschappen. De hiervoor genoemde mutanten hebben de enorme groeikracht nog steeds behouden waardoor ‘Apeldoorn’ zo uitblinkt. Ga nu maar snel kijken voordat ze uitgeboeid zijn! Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
Boven: Darwinhybride tulp ‘Golden Apeldoorn’ Onder: ‘Exotic Sunny Bird’ een gemuteerde bloemvorm die is ontstaan uit ‘Golden Apeldoorn’
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: Triumphtulpen Het moet u nu toch wel zijn opgevallen: de tulpenbounty in de Kruidenpluktuin nadert zijn top. Zowel de Triumphtulpen als deEnkele late tulpen bloeien in volle glorie. Deze beide groepen omvatten alle laatbloeiende enkele tulpen. Eind vorige eeuw waren er zoveel nieuwe kruisingen tussen de verschillende oude tulpengrooepen dat de grenzen vervaagden. Bovendien waren vele oude tulpen ook niet meer in de handel. De nomenclatuurcomissie besloot daarom voor de laatbloeiende tulpen alleen nog onderscheid te maken tussen Triumph- en Enkele late tulpen. Daarmee verdween het onderscheid tussen de vier oude groepen: Darwintulpen (eerder besproken), Cottagetulpen (een andere keer), Breedertulpen (daarna te bespreken) en Mendeltulpen (deze week aan de orde). Deze Mendeltulpen, werden ondergebracht bij de Triumphtulpen. Ik vertel u nu over het hoe en waarom. Eerder heeft u kunnen lezen over de Darwintulpen, een collectie zaailingen die door Krelage werd opgekocht van een van de laatste Vlaamse veredelaars in Noord-Frankrijk, Jules Lenglart. Die Darwintulpen gebruikte hij ook om verder te kruisen. Zo probeerde hij de genen voor de lange stelen en de prachtige kleuren van de Darwintulpen te combineren met die voor een vroege bloei, uit de Duc van Tol tulpen. Hij noemde de zaailingen uit deze kruisingen Mendeltulpen. Die naam is niet vreemd als je bedenkt dat Erst-Heinrich Krelage afgestudeerd bioloog was en als eerste bollenkweker zelfs gepromoveerd. In die dagen deed de wetenschap meer en meer haar intrede in het bollenvak met bijdragen van befaamde onderzoekers. Ik noem bijvoorbeeld professor Hugo de Vries (elf eredoctoraten, erelid van 23 wetenschappelijke academies en verenigingen, drie keer genomineerd voor de Nobelprijs) die de Krelages met raad en daad bijstond. Zoals dat gaat met goede ideeën, ze werden al snel door anderen afgekeken. Vele soortgelijke kruisingspogingen zouden nog volgden. Een zo’n poging was die van de firma Zocher & Co. Ja inderdaad, het gaat hier om de vermaarde familie van tuin- en landschaparchitecten. In Haarlem hadden zij een kwekerij, genaamd Rozenhagen, in de buurt van het Bolwerk. Wie niet, zou je bijna zeggen, maar ook de Zochers deden al jarenlang aan tulpenveredeling. In 1923 kocht de Rijnsburger kweker Zandbergen uit deze kwekerij een tulpenzaaisel. Zandbergen noemde deze zaailingen Triumphtulpen. Tegenwoordig staan al dit soort kruisingsproducten tussen vroege en late tulpen te boek als Triumphtulpen, met inbegrip van de oude groep Mendeltulpen. Hoe belangrijk dit idee van Krelage was blijkt ook wel uit de omvang van de groep. De Triumphgroep omvant momenteel maar liefst 2650 verschillende cultivars en er komen er nog steeds bij. In de Kruidenpluktuin staat een mix van slechts een beperkt aantal Triumphtulpen. U kunt het nu zelf vaststellen dat ze ternauwernood eerder bloeien dan de Enkele late tulpen. Waar het dan wel om gaat is dat ze goed te vervroegen zijn, dus in de kas vroegtijdig tot bloei te brengen. In kwekerstaal heet dat: ” ’t benne goeie broeitulpen”. Tja, als je mee wilt kunnen praten, dan moet je ook nog eens die taal beheersen. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
Mendeltulpen: links ‘Van der Eerden’ en rechts ‘Striped Sail’
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: late tulpen Nu is het echt een bont spectakel in de Kruidenpluktuin: de late tulpen bloeien. Er zijn zowel Enkele als Dubbele Late tulpen. De Dubbele Late tulpen worden ook wel Pioentulpen genoemd. In 1613 worden ze voor het eerst vermeld., maar ze werden pas populair aan het einde van de 17de eeuw. Uit die tijd overleven slechts nog 4 cultivars. Maar sindsdien zijn er ook veel nieuwe bijgekomen: deze groep omvat momenteel ongeveer 300 cultivars met uiteenlopende kleuren en hoogtes. De zware gevulde bloemen hebben te lijden bij slecht weer. Sommige cultivars vallen om, of de bloem wordt door de regen zo zwaar dat ze afbreekt. Ook een afgebroken bloem is echter nog bruikbaar: drijvend in een schaal met water is ze ook heel decoratief. In een ander gemengd perk staan de Enkele late tulpen. Deze groep omvat vele honderden, zo niet meer dan meer dan 1000 cultivars. In het perk staat slechts een beperkt aantal vertegenwoordigers uit deze groep. De indeling in groepen is in de loop der eeuwen meermaals veranderd. Bij de Triumphtulpen vertelde ik u vorige week al over de indeling die medio vorige eeuw werd gehanteerd. Een zo’n oude tulpengroep zijn de Cottagetulpen. Deze worden tegenwoordig ingeceeld bij de Enkele late tulpen Cottagetulpen zijn zo genoemd omdat ze een belangrijke rol speelden in de Engelse cottage tuin. De groep is eigenlijk een vergaarbak van hoge laatbloeiende tulpen die niet in de andere oude groepen pasten. Het zijn vaak oude tulpenrassen die niet voldeden aan de vormvereisten van de Engelse floristen, maar toch te mooi waren om weg tedoen. Als ezelsbruggetje zou je denken: “ze eindigden ze dus maar in de cottagetuin”. In Engeland werd veel aan tulpenveredeling gedaan. Dit begon bij de acristocratie en de rijken, met name ook de de gevluchte Vlaamse Hugenoten die rijkelijk beloond werden met land voor hun strijd aan de zijde van Willem III tegen Ierse opstandelingen. Later kwam het ook in zwang bij het gewone volk. Joe Sixpack zal ik maar zeggen, want tulpenveredeling was in die dagen een zaak voor mannen. Jan met de Pet kon zo een leuk pensioen of een erfenis voor de kinderen opbouwen als hij geluk had , maar vooral ook geduld. Van zaadje tot bloeiende tulp duurde lang, op z’n minst vijf jaren jaren. Tussen 1750 en 1850 had welhaast ieder stadje van betekenis wel een florist society. Elke club organiseerde tulip shows met uitgebreide keuringen en had vaak ook een eigen tijdschrift. Er ware lange polimieken en zelfs vetes over de perfecte kleuren en vooral ook wat de perfecte vorm van de bloem zou moeten zijn. Zo streefde de ene club bij de veredeling naar een perecte bolvormige bloem terwijl de andere boven alles een ovale eivormige bloem als ideaal zag. Dit leidde tot verschillende kampen (Noord vs. Zuid-Engeland) die elkaar in de haren vlogen bijvoorbeeld over uitgebreide keuringsprotocollen voor tulpenbloemen die de juries moesten hanteren. De cottagetulpen nu, dat waren de tulpen die niet konden voldoen aan al die strenge eisen, maar die toch zo mooi waren dat sommigen kwekers ze niet wilden of konden weggooien. Een succesvol veredelaar moet namelijk bovenal goed kunnen weggooien. Als je voor elke zaailing een toekomst ziet, dan lopen de teeltkosten namelijk exponentieel op. Dan eindigt elke investering al snel in faillissement.
Welke tulpen er nu exact in het mengsel zijn gegaan weet ik niet meer, maar er zitten vast wel nog een paar oude Cottagetulpen tussen de Enkele late tulpen. Hoe dan ook, geniet van de vormen en de kleurenpracht. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
De Cottagetulp ‘Georgette’ wordt tegenwoordig ingedeeld bij de Enkele late tulpen. Bijzondere aan deze tulp is dat op één steel soms meerdere bloemen staan. Naarmate de bloei voortschrijdt komen er steeds meer rode vegen in de bloem.
Een Dubbele late tulp genaamd ‘Black Hero’. Het is een mutant uit de Enkele late tulp ‘Queen of the Night’. Een van de vele pogingen om een zuiver zwarte tulp te verkrijgen, hetgeen overigens nooit helemaal gelukt is.
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: uien, irissen en ixia’s De vrijwilligers van het Milieu Educatiecentrum zijn op dinsdag 9 juni van 10.00 – 11.30 uur in de Kruidentuin aan het werk. Er zijn een paar bijzondere kruidenplanten bijgekomen, o.a. Stevia (de suikervervanger) en nog andere ‘zoet’plant, een Kerrieplant, een donkere Basilicum en een heel bijzondere bonte peterselie.. Meer informatie over de kruiden kunt u vinden op www.mecoegstgeest.nl. Hierbij ook één van de laatste bollenberichten. Nu dan eindelijk ook eens tijd voor een paar bijzondere bolgewassen die in de Kruidentuin bloeien: Alliums, Ixia’s en Irissen.
Alliums Ik hoor u denken:”Alliums dat zijn toch uien? ”. Gewone uien bloeien prachtig, maar dit zijn sieruien en die zijn nog mooier. Ook deze (sier)uien zijn eetbaar, maar u blijft er toch wel af? Er zijn wel meer dan honderd soorten, van minuscuul klein (5 cm) tot enorm groot (100 cm). Vier ervan staan in de Kruidenpluktuin. In 1875 werd Allium karataviense, voor het eerst beschreven. In het wild groeit ze tussen de puinbrokken van de kalkrotsen van het Palmir-Alai gebergte (Turkestan). Ze wordt daarom ook wel Puinlook genoemd. Hoewel vrij laag (20cm), heeft zij toch een vrij grote bloem. Wat ook opvalt is het decoratieve blauwgrijze blad dat aan de onderkant paarsachtig is. Torenhoog (80 cm) boven de andere gewassen prijkt Allium nigrum. Deze allium werd uit het wild in 1762 voor de teelt geïntroduceerd. Het half bolvormige bloemscherm is ongeveer 10-15 cm in doorsnede. Maar waarom nigrum genoemd als de bloem zo wit is? Als u nog eens een paar weken wacht, dan zult u het begrijpen: de witte bloemen leveren pikzwart zaad. Alium aflatunense kent u vast wel; is het niet uit tuinen dan toch wel uit tuinbladen. Het is ook een botanische dus wilde alliumsoort die gevonden wordt in Centraal Azië en Noord-Irak. Ze werd rond 1900 voor het eerst hier op markt geïntroduceerd. Ook weer een hoge allium, ongeveer 70 cm. Ze heeft een bolvormig bloemscherm met prachtige lila bloemen. In het wild is er enige kleurvariatie. In 1963 vond J. Bijl een diep donkerpaarse mutant. Hij noemde deze cultivar ‘Purple Sensation’. Last but not least Allium album. Ook wit, net als Allium nigrum. Maar vergelijk nu eens de vorm van het bloemscherm. Dat is hier niet half bolvormig maar een volledig bolvorm.
Ixia’s Dit prachtige bolgewasje is nu eens afkomstig uit een geheel ander deel van onze aardbol: ZuidAfrika. Men noemt haar daarom ook wel de Afrikaanse Korenlelie. Niet alleen in Centraal-Azië maar ook in andere continenten kan het blad van een plant tot bol evolueren; tot een opslagorgaan om droge tijden te overleven. Parallelle evolutie noemen we dat. Van de Ixia zijn er meer dan 70 cultivars met verschillende kleuren. Ook al valt de Ixia in de tuin misschien onvoldoende op, als snijbloem doet ze het prima.
Irissen
U kent waarschijnlijk wel de gele lis uit de slootkanten. Die is hier inheems. Het is een wortelstokgewas net als de Duitse ofwel Baardirissen. De irissen in de kruidentuin daarentegen zijn bolgewassen. Ze staan bekend als Hollandse irissen hoewel ze hun oorsprong hebben in het Middellandsezee gebied. Vreemd en verwarrend? Maar niet als je bedenkt dat het Hollandse veredelaars waren die hebben gezorgd voor de enorme kleurenvariatie in deze irisgroep: wit, geel, bruin, blauw. De laatste iris die in bloei zal komen is de felblauwe Iris latifolia. Het is een wilde Iris die in Noord-Spanje groeit. Het is ook een boliris en om de verwarring nog groter te maken wordt ze ook wel de Engelse Iris genoemd. Deze iris is prima geschikt voor verwildering en ook in een drassige tuin voelt zij zich prima op haar gemak. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
Van links naar rechts:1) Allium aflatunense eigen zaaisel, met als gevolg enige kleurvariatie. 2) Ixia’s worden worden meestal als kleurenmengsel verkocht. Hier een zuiver witte met een mooi contrasternd zwart hart. 3)De wilde Iris latifolium, zoals ik haar in de Pyreneeën aantrof; midden zomer op een vochtige plek, net onder de sneeuwgrens.
Iedere week weer iets nieuws in de Kruidenpluktuin: epiloog In de Kruidenpluktuin worden de bloembollen nu langzamerhand overgroeid door de kruiden. Tijd voor mij om met deze laatste column voorlopig even afscheid van u te nemen. Het kostte best veel tijd om al die verhalen te schrijven. Ik troost me met de gedachte dat het u met z’n allen een veelvoud aan tijd nodig had om het allemaal te lezen. Hopelijk heeft u aan het lezen ook veel plezier beleefd, net als ik aan het schrijven. Maar o, wacht even, ik ben nog niet helemaal uit het vizier. In het najaar kom ik nog één keer terug. We hebben namelijk een wekkertje in de kruidentuin geplant. Nee ik verklap nog niet wat het is, maar als deze bol gaat bloeien, dan moet u wakker schrikken en denken: “o jee, het is tijd om bloembollen te kopen”. Bollen voor de potten, voor in de tuin of misschien wel voor de huisbroei. Wat in de Kruidenpluktuin kan, vroege bollen combineren met planten die de zaak later overnemen, dat kunt u toch ook! Nu bent u naturlijk benieuwd naar de naam van dat wekkertje. De naam van dit bolletje duidt er op dat het een beetje de tijd kwijt is. Meer verklap ik niet. Als toegift voor dit seizoen nog even een nabrander. Hoe is het toch mogelijk dat er bij tulpen zoveel verschillende bloemkleuren mogelijk zijn? Je hebt toch immers maar een paar pigmenten. Om dat te begrijpen moet u weten dat er in het blad van de bloem twee lagen cellen op elkaar liggen, met elk een eigen pigmentsamenstelling. Het is dus net als in een schilderij. Als je op een grondkleur een tweede transparante kleurlaag aanbrengt, dan kun je enorm veel kleurschakeringen maken. Alvorens met deze column te stoppen wil ik u een fijne zomer wensen, met veel zomerbloeiers, en zo. Ook daar is keuze genoeg in: dahlia’s, begonias, ranonkels, gladiolen, fresia’s etc.. Allemaal knollen en bollen die ik niet teel, maar die u wel bij anderen kunt kopen. Als u met vakantie gaat dan hoop ik dat u minder moeite hebt met het afscheid van uw tuin dan ik. Wilt u ondertussen toch nog wat meer weten over bloembollen, of de artikelen nog even nalezen, kijk dan op mijn website. Gewoon even googelen naar: ‘Tijssen Historic Bulbs’. Jan-Piet Tijssen, Tijssen Historic Bulbs.
De Franse schilder Monet (1840-1926) kwam drie keer naar Nederland om te schideren. In 1886 bezocht hij de Bollenstreek met dit als resultaat: links Rijnsburg: rechts Sassenheim.