Iedere cursist een weRkend perspectief Toelating en begeleiding Passend Onderwijs in het Friesland College
Servicecentrum Cursisten maart 2014
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Inhoudsopgave Inleiding
3
Hoofdstuk 1: Visie Friesland College op toelating en begeleiding van cursisten
3
Hoofdstuk 2: Wet passend onderwijs
4
Hoofdstuk 3: Begeleiding a. Begeleiding vanuit onderwijsteams b. School als Werkplaats c. FC Support: de zorgstructuur van het Friesland College
5
Hoofdstuk 4: Toelating a. Het mbo-toelatingsonderzoek b. Aanvullende plaatsingscriteria c. Zorgvuldig tot stand gekomen advies en besluit tot niet plaatsing d. Het toelatingsbeleid Friesland College en zorgvuldigheidseisen e. Klachten- en geschillen commissie f. Toelating tot de entree- en de niveau 2 opleidingen g. Toelating tot de niveau 3 en 4 opleidingen h. Numerus Fixus
6
Hoofdstuk 5: Samenwerking met ouders a. ‘Nabij en op afstand’ b. Visie van het FC op ouderbetrokkenheid
11
Hoofdstuk 6: Samenwerking met externe partners a. Voortgezet onderwijs b. Bedrijven c. Instellingen op terrein van zorg, hulpverlening en veiligheid
13
Hoofdstuk 7: Financiën
13
Hoofdstuk 8: Stappenplan
14
Bijlage 1 Wet- en regelgeving Bijlage 2 Aanvullende plaatsingscriteria per sector en opleiding Bijlage 3 Leeftijd, leerplicht en kwalificatieplicht Bijlage 4 Toelatingsonderzoek
16 18 19 20
2
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Inleiding Vanaf 1 augustus moet de wet Passend Onderwijs in het primair en voortgezet onderwijs en in het mbo zijn ingevoerd. Deze notitie licht toe welke maatregelen de wet passend onderwijs omvat en hoe deze aansluiten bij de ambities Friesland College 2015. De opbouw van deze notitie is als volgt: eerst wordt kort de visie van het Friesland College (FC) op de begeleiding en toelating van cursisten geschetst. Vervolgens wordt de wet passend onderwijs voor het mbo en het begrippenkader dat het FC hanteert omschreven. Daarna wordt de begeleiding van cursisten, de interne FC-organisatie en de samenwerking met diverse betrokken partijen toegelicht, evenals de financiën. Tot slot wordt het stappenplan beschreven. Dit stappenplan beschrijft wat moet worden gedaan om de ambities FC 2015 te realiseren en daarbij zo goed mogelijk aan te sluiten bij de wet passend onderwijs.
Hoofdstuk 1: Visie Friesland College op toelating en begeleiding van cursisten In het koersplan FC 2015 heeft het FC de volgende uitspraken gedaan: “Het FC ontwikkelt zich tot een onderwijsinstelling met een cultuur gebaseerd op de volgende kenmerken: resultaatgericht, ondernemend, reflectief, betrouwbaar, feedback gevend en vragend. In houding en gedrag zijn deze kenmerken herkenbaar en onderscheiden we ons. We zijn aansprekend en herkenbaar: internationaal, landelijk en in de regio. We zijn ons bewust van onze maatschappelijke verantwoordelijkheid en handelen hiernaar. Cursisten die van het FC komen staan in hun kracht”. Dit betekent concreet: - Iedere cursist is welkom in het FC. - Per jaar zijn er 4 instroommomenten. - Cursisten krijgen ruimte om keuzes te maken en krijgen behalve op inhoudelijke begeleiding ook begeleiding op voorkomende persoonlijke en sociale ondersteuningsvragen. - Inhoudelijke en persoonlijke begeleiding zijn net zo belangrijk als inhoudelijk ‘maatwerk’ d.w.z. aandacht voor zowel het ontwikkelen van beroepsgerichte kennis en vaardigheden als persoonlijke kwaliteiten en loopbaanontwikkeling. - Praktijkgestuurd leren is een concept dat niet alleen sturend is voor het onderwijs, maar ook voor de manier van werken en organiseren. De praktijk is daarbij vertrekpunt van denken en doen. - Het FC werkt met resultaatverantwoordelijke teams die kunnen omgaan met verschillen tussen jongeren onderling en tussen jongeren en volwassenen. Van iedere medewerker wordt een professionele houding gevraagd. - Specifieke competenties huurt het FC in en medewerkers van welzijn- en hulpverlenende instanties komen in de school om met de resultaatverantwoordelijke teams samen te werken. - Cultuurkenmerken: er wordt gewerkt vanuit verbondenheid met cursisten: ‘ik ben iemand, ik word gewaardeerd en ik hoor erbij’. Het motto van het FC is daarom: ‘iedere cursist een weRkend perspectief.’
3
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Hoofdstuk 2: Wet passend onderwijs De invoering van de wet passend onderwijs vanaf 1 augustus 2014 betekent voor het mbo het volgende: - Er geldt een zorgplicht voor de schoolbesturen. Deze zorgplicht ligt verankerd in de aparte wet gelijke behandeling handicap en chronische ziekte. Een mbo heeft op grond van deze wet de plicht om voor iedere cursist met een beperking doeltreffende aanpassingen te realiseren, tenzij dit een onevenredige belasting vormt voor de school. - Het aanbod van de reguliere en de extra begeleiding is transparant geformuleerd, openbaar en ouders en cursist moeten bij de keuze al een beeld krijgen of bepaalde ondersteuning tot het regulier aanbod behoort, of dat de vraag onevenredig zwaar is voor de school en zij deze niet hoeft te bieden. - De extra ondersteuning kan gedifferentieerd zijn naar opleiding, per domein of per school. - Het toelatingsbeleid en dus de (groeps)intake wordt belangrijker dan voorheen. Bij het afnemen van de (groeps)intake dient al duidelijk te worden of de cursist met zijn extra ondersteuningsvraag en de gekozen opleiding een goede match zijn of dat de mbo-instelling een succesvol alternatief kan bieden. De samenwerking met het eerder gevolgde onderwijs en/of de gemeente en de informatieoverdracht worden hierdoor nog belangrijker. - Er komt meer nadruk te liggen op de behoefte aan ondersteuning van cursisten i.p.v. medische labels én meer focus op professionalisering van docenten in de omgang met cursisten met een ondersteuningsvraag. - De benodigde ondersteuning wordt vastgelegd in een bijlage en/of addendum en ondertekend door de school en de cursist/ouders. - Met de invoering van de wet passend onderwijs verdwijnt de cursist gebonden financiering (lgf). Dit heeft gevolgen voor de organisatie en financiering binnen het mbo. De mbo-scholen gaan vanaf 1 augustus 2014 zelf het aanbod van ondersteuning en begeleiding voor cursisten met een extra ondersteuningsvraag organiseren, ongeacht ‘fysieke, mentale of gedragsmatige handicaps’1. De rugzakgelden voor cluster 3 en 4 (REC 3 en 4) gaan over naar de mboinstellingen via een vereveningssystematiek (zie verder Hoofdstuk 7: Financiën). In deze notitie worden de volgende begrippen gehanteerd: Zorgplicht in een school betekent voor het FC dat het FC kwalitatief goed onderwijs uitvoert in een fysiek en sociaal veilige leeromgeving. Het gaat daarbij om zowel onderwijs als ondersteuning. Waar mogelijk wordt het woord ‘zorg’ vermeden, omdat dit voor allerlei uitleg vatbaar is. Het woord zorgstructuur is in het FC verwoord als ‘FC support’ en bedoeld voor die cursist, voor wie niet de handicap of beperking centraal staat, maar zijn onderwijsbegeleidingsvraag. Op die manier is er veel meer aandacht voor preventie, tijdig signaleren en heldere verwachtingen over en weer tussen school en ouders/cursisten. Het FC spreekt dus ook niet van indiceren, maar van 1
REC1: gericht op blinde/slechtziende cursisten, eventueel met andere handicap REC2: gericht op dove/slechthorende cursisten of ernstige spraak/communicatiemoeilijkheden, eventueel met andere handicap REC3: gericht op cursisten met (meervoudige) lichamelijke of verstandelijke beperkingen of langdurige ziekte REC4: gericht op cursisten met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen
4
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
arrangeren. De term ‘Passend Onderwijs’ betekent voor het FC ‘passend onderwijzen’. Dit sluit naadloos aan bij het koersplan FC 2015. In de volgende hoofdstukken wordt beschreven op welke manier het FC rekening houdt met de maatregelen uit de wet passend onderwijs, toegespitst op begeleiding en toelating.
Hoofdstuk 3: Begeleiding a. Begeleiding vanuit onderwijsteams De verantwoordelijkheid van de begeleiding van de cursist ligt in het primaire proces, oftewel bij de teams; zij zijn verantwoordelijk voor de cursist gedurende zijn gehele onderwijsloopbaan: van aanmelding tot en met diplomering. Teamleden werken op basis van een taakverdeling die moet leiden tot een helder resultaat dat geformuleerd is in een teamplan. Regisseurs Teamleden hebben naast hun uitvoerende onderwijstaak de verantwoordelijkheid over een bepaald taakgebied, dat wil zeggen: zij volgen wat er speelt, welke nieuwe informatie de teamleden moeten hebben, wat er gevraagd wordt en of het proces goed loopt. Regisseurs kunnen deel uit maken van een kenniskring binnen de FC-Scholen. Dit voorkomt dat iedereen ‘het wiel opnieuw gaat uitvinden’ en zorgt ervoor dat zij van elkaar leren en dat de samenwerking tussen de teams en de scholen versterkt wordt en gemakkelijker wordt. Voor deze notitie zijn de regisseurs cursistenbegeleiding van belang. Contactpersonen Naast regisseurs heeft iedere school 1 of meer contactpersonen cursistenzorg/ verzuimcoördinator(en), dat zijn docenten met een speciale taak. Zij zijn de ‘spin in het web’ voor de diverse teams, omdat zij op de hoogte zijn van de interne en externe ondersteuningsmogelijkheden. Zij werken nauw samen met School als Werkplaats. De contactpersonen cursistenzorg vormen op instellingsniveau ook een kenniskring o.l.v. de twee zorgcoördinatoren/directie van het Servicecentrum Cursisten.
b. School als werkplaats - School als Werkplaats (SAW) is een traject waarin onderwijs, jongerenwerk en hulpverlening samenwerken. Het is te zien als een voorloperstraject van passend onderwijs in het mbo. - Doelstelling van SAW is: voortijdige schooluitval terugdringen; een efficiënte en integrale werkwijze in zorg- en hulpverlening, met als uitgangspunt één jongere, één plan, één aanpak; korte lijnen tussen de docent(coaches) van het FC en de deelnemende organisaties zoals: Jeugdhulp Friesland, Bureau Jeugdzorg Friesland, KINNIK, MEE, Tjallingahiem (REIK), VNN, het jongerenwerk van Welzijn Centraal, het jeugdloket Leeuwarden Fier! Fryslân, de GGD en ZIENN; een eventueel vereenvoudigde indicatie. De korte lijnen en eerdere signalering voorkomen de inzet van duurdere “tweedelijnszorg”; het project SAW wordt in 2014 en daarna ontwikkelt naar een blijvend traject SAW in het FC, op alle niveaus van het mbo in Leeuwarden en in Heerenveen. 5
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Het Servicecentrum Cursisten levert op FC niveau aanvullende expertise, aansluitend bij de behoefte van de teams/scholen op het terrein van loopbaanbegeleiding en cursisten met moeilijk te begrijpen gedrag. Naast de partners van School als Werkplaats werkt het Servicecentrum Cursisten samen met andere externe partijen op het gebied van zorg, hulpverlening en veiligheid. Verder voert het Servicecentrum Cursisten het relatiebeheer voor deze instellingen. Hierna volgt een beschrijving.
c. FC Support: de zorgstructuur van het Friesland College
De extra ondersteuning via het Servicecentrum Cursisten is: Tijdelijk Aanvullend Niet Kwalificerend, ook wel TANK genoemd. Belangenbehartiger Het Servicecentrum Cursisten waakt over de juiste balans tussen het belang van de opleiding en het belang van de cursist. Dit betekent dat iedere cursist weet dat hij zich gesteund voelt door medewerkers van het Servicecentrum Cursisten als hij die support niet in de opleiding ervaart.
Hoofdstuk 4: Toelating De doelstelling van het toelatingsbeleid is: elke cursist wordt geplaatst in een voor hem2 passende opleiding, die de cursist in staat stelt binnen de gestelde opleidingsduur het diploma te behalen. Uitgangspunten voor het toelatingsbeleid zijn: - Voldoen aan de wettelijke plicht om te zorgen voor toegankelijk beroepsonderwijs. - Een zorgvuldige toelatingsprocedure. - Hanteren van wettelijke vooropleidingseisen en heldere, door het CvB en deelnemersraad vastgestelde aanvullende toelatingscriteria. - Cursisten plaatsen in passende opleiding. 2
Daar waar hij/hem staat kan ook zij/haar gelezen worden.
6
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
- Ondersteuningsbehoefte van cursisten afstemmen op de mogelijkheden van de instelling (FC Support)/school/opleiding. - Toelatingsprocedure is onderdeel van de loopbaanontwikkeling en -begeleiding. - Bijdrage leveren aan het voorkomen van uitval en switchen. - Bijdrage leveren aan het voorkomen van overschrijding van nominale studieduur. - Bijdrage leveren aan het verbeteren van het rendement van opleidingen. Een zorgvuldig uitgevoerd toelatingsbeleid heeft een drietal functies: 1. De cursist leren kennen. Door de informatie die tijdens de toelatingsprocedure wordt verzameld, leren we de cursist beter kennen en kunnen we beter inspelen op de verwachtingen en behoeften van die cursist. 2. Begeleiden bij de opleidings- en beroepskeuze. Cursisten die (nog) niet de juiste opleidings- en beroepskeuze hebben kunnen maken, worden begeleid in het kiezen van een (alternatieve) opleiding die aansluit bij hun kennis, capaciteiten en motivatie. 3. Een haalbare opleiding kiezen. De cursist wordt geplaatst in een opleiding die aansluit bij zijn kennis, capaciteiten, eventuele ondersteuningsbehoefte en motivatie. Het FC wil het proces van aanmelding, (groeps)intake en plaatsing verder professionaliseren. Deze professionalisering zal leiden tot meer standaardisatie van processen en procedures met voldoende professionele ruimte voor de opleidingsteams om het toelatingsbeleid verder vorm en inhoud te geven. Het resultaat is dat er groepsintakes plaatsvinden en eventueel een vervolggesprek indien de cursist/ouders een specifieke ondersteuningsvraag hebben. Vanuit de tijdelijke werkgroep intake, ingesteld in het kader van passend onderwijs, is beschreven welke processen en procedures gestandaardiseerd worden en dus gehanteerd worden door elke opleiding binnen het Friesland College en waar ruimte blijft voor scholen en opleidingen voor eigen invulling. Als gevolg van de invoering van de wet op het passend onderwijs, per 1 augustus 2014, waarbij de LGF indicatiestelling verdwijnt voor de Regionale Expertise Centra (REC) 3 en 4 en de financiering wordt gewijzigd, moeten mbo-instellingen tijdens de intakeprocedure of later in het leertraject in overleg met de cursist de ondersteuningsbehoefte in kaart brengen en afstemmen op de ondersteuningsmogelijkheden van de opleiding. a. Het mbo-toelatingsonderzoek In artikel 8.2.1. van de WEB wordt beschreven dat het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft om in bijzondere gevallen aspirant cursisten die niet aan de vooropleidingseisen voldoen via een toelatingsonderzoek, bij gebleken geschiktheid, alsnog tot de opleiding toe te laten. Een toelatingsonderzoek moet betrouwbaar, deugdelijk en controleerbaar zijn en om die reden goed worden gedocumenteerd. Het toelatingsonderzoek is niet bedoeld voor jongeren die zijn gezakt voor hun vmbo-examen. Deze leerlingen kunnen zich opnieuw inschrijven in het vmbo om een jaar later alsnog hun diploma te halen. (De maximale verblijfsduur van 5 jaar voor leerlingen op het vmbo is per augustus 2012 afgeschaft. Vmbo-scholen mogen zelf bepalen hoeveel jaar leerlingen op school blijven.) Door gezakte leerlingen terug te verwijzen naar het vmbo wordt voorkomen dat het mbotoelatingsonderzoek een tweede herkansing wordt om alsnog tot het mbo te worden toegelaten. 7
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Voorbeelden van doelgroepen voor het toelatingsonderzoek zijn: - 21 plus die drie jaar geen onderwijs hebben gevolgd (zij-instromers, 2e kansers, bbl-ers); - Instroom uit het VSO; - HAVO uitstroom zonder overgangsbewijs van leerjaar 3 naar 4; - Ongediplomeerde switchers uit ander ROC’s (interne switchers, die aan de criteria van de bovengenoemde doelgroep voldoen, hebben bij intrede al een toelatingsonderzoek moeten afleggen). In bijlage 4 is de uitwerking van het toelatingsonderzoek opgenomen. b. Aanvullende plaatsingscriteria Het bevoegd gezag mag, naast de wettelijke vooropleidingseisen, aanvullende plaatsingscriteria hanteren voor de mbo-opleidingen op niveau 2, 3 en 4. Het bevoegd gezag bepaalt wie wordt toegelaten, met inachtneming van de algemene uitgangspunten voor behoorlijk bestuur. Aanvullende criteria worden binnen het Friesland College jaarlijks vastgesteld door het CvB en de deelnemersraad. De zorgvuldigheid vereist dat aspirant cursisten redelijkerwijs op de hoogte moeten kunnen zijn van aanvullende plaatsingscriteria en moeten weten in hoeverre die meewegen bij het plaatsingsbesluit. Als de uitkomst van de toelatingsprocedure negatief is, ofwel er niet wordt voldaan aan aanvullende criteria, kan het zijn dat een cursist niet wordt toegelaten maar wordt geadviseerd een andere opleiding te kiezen. Dit wordt in de voorlichting, website, brochures en folders en met de toeleverende scholen en toekomstige cursisten gecommuniceerd. Wat betreft de gevolgen voor de cursist voor het niet voldoen aan aanvullende criteria maken we onderscheid tussen het advies aan de cursist om zich niet in te schrijven en het besluit een cursist niet te plaatsen in de gewenste opleiding. Het advies zich niet in te schrijven in de opleiding van zijn keuze is, als dit de uitkomst is van een zorgvuldig proces, toegestaan. Wel heeft het Friesland College de opdracht om met deze cursist te zoeken naar een alternatieve opleiding binnen of buiten het Friesland College. Bij het besluit een cursist niet te plaatsen in een opleiding geldt een meer beperkende wet- en regelgeving. In uitzonderingsgevallen kan het bevoegd gezag daartoe besluiten. De WEB geeft niet aan wat die uitzonderingsgevallen zijn. Cursisten die niet worden toegelaten tot de opleiding, vragen eerst een gesprek aan met de directeur van de betreffende opleiding. In het geval dit niet leidt tot een bevredigend antwoord kan een klacht worden ingediend (zie Hoofdstuk 4e). Na de interne procedure te hebben doorlopen kan de cursist een beslissingen nog aanvechten bij de rechter of het meldpunt voor discriminatie. Indien de opleiding niet zorgt voor een zorgvuldig proces zal de rechter of het meldpunt voor discriminatie daarmee niet akkoord gaan. Opleidingen die aanvullende criteria niet beschrijven en communiceren kan onzorgvuldigheid worden verweten. c. Zorgvuldig tot stand gekomen advies en besluit tot niet plaatsing Veel vragen vanuit de opleidingen over de toelaatbaarheid en plaatsbaarheid van cursisten gaan over het al dan niet adviseren een andere opleiding te kiezen en de beslissing om een cursist niet 8
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
te plaatsen. Vanuit de intake is men er dan van overtuigd geraakt dat een aangemelde cursist beter niet aan de opleiding kan beginnen terwijl wettelijk niet is toegestaan de cursist te weigeren, omdat hij aan de vooropleidingseisen voldoet en dus toelaatbaar is. Een advies om een andere opleiding te kiezen of het besluit een cursist niet in een opleiding te plaatsen kan binnen het Friesland College alleen tot stand komen na een zorgvuldig toelatingsproces waarbij tevens voldaan wordt aan de kenmerken van een zorgvuldig opgesteld advies en een zorgvuldig besluit tot niet plaatsing (eenduidig, duidelijk, begeleiding en bezwaar). Dit betekent dat de procedure is vastgelegd, de cursist redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van de procedure en de criteria, de intakers het beleid consistent uitvoeren en de criteria betrouwbaar en valide zijn. Het houdt ook in dat een advies aan een cursist of een besluit tot niet plaatsing altijd schriftelijk moet worden toegelicht en dat de cursist begeleid wordt bij het zoeken naar een alternatieve opleiding. Binnen het Friesland College betekent de zorgvuldigheidseis dat deze adviezen en besluiten moeten voldoen aan de volgende kenmerken: - Eenduidig. Volledig helder moet zijn of het om een advies gaat of om een besluit tot niet plaatsing. - Duidelijk. Een dergelijk advies of besluit moet altijd schriftelijk worden toegelicht en met redenen omkleed. De criteria op grond waarvan de opleiding tot de beslissing is gekomen zullen helder moeten zijn. - Begeleiding. Bij een advies of besluit hoort het begeleiden bij het zoeken naar en zo mogelijk het bieden van een alternatieve opleiding. Onderscheid naar leerplicht- of kwalificatiestatus is hierbij niet toegestaan. - Bezwaar. Cursisten die zijn afgewezen worden gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken. d. Het toelatingsbeleid Friesland College en zorgvuldigheidseisen Een plaatsingsbesluit, al of niet met ondersteuningsafspraken, een advies aan een cursist om zich niet in te schrijven of de beslissing een cursist niet te plaatsen in de gewenste opleiding komt in het Friesland College tot stand op basis van de volgende informatie: - Intakegesprek. - De resultaten van de vooropleiding. - Informatie van de toeleverende school/gemeente of andere instantie zoals de reclassering. - Eventuele test-, toets- en onderzoeksresultaten. - Eventueel vervolggesprek(ken). De intakeprocedure moet voldoen aan alle zorgvuldigheidseisen die hiervoor zijn besproken. De ingewonnen informatie wordt gerelateerd aan de wettelijke vooropleidingseisen en aan de eventueel aanvullende plaatsingscriteria van de opleiding. De beslissing om een cursist niet te plaatsen wordt genomen door een door het CvB gemandateerde onderwijsdirecteur op basis van de objectief ingewonnen informatie uit de hierboven beschreven procedure. De beslissing wordt mondeling en schriftelijk meegedeeld en toegelicht. De cursist die aangeeft een advies naast zich neer te willen leggen, wordt echter niet zonder meer in die opleiding ingeschreven. In een vervolggesprek, waar namens het Friesland College de onderwijsdirecteur/opleidingsmanager en de intaker aan deelnemen en waarbij de ouders of verzorgers van de cursist ook worden uitgenodigd, wordt de cursist in de gelegenheid gesteld 9
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
argumenten aan te dragen op grond waarvan hij meent toch in de gewenste opleiding ingeschreven te moeten worden. Mede op basis van deze informatie wordt de cursist alsnog geplaatst of handhaaft het FC het advies. De cursist kan dit advies alsnog naast zich neerleggen en wordt dan alsnog ingeschreven als hij aan de formele toelatingscriteria voldoet. Ook de cursist die niet tot de gewenste opleiding is toegelaten en daarmee niet akkoord gaat, wordt uitgenodigd voor een vervolggesprek waarin hij, bij voorkeur in aanwezigheid van ouders of verzorgers, argumenten kan aandragen op grond waarvan de genomen beslissing teruggedraaid zou moeten worden. Vanuit het FC zijn hierbij aanwezig de onderwijsdirecteur en de intaker. Indien de genomen beslissing ook na dit gesprek gehandhaafd wordt, wordt de cursist gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken bij de interne klachten- en geschillencommissie. In de intakeprocedure is dit vervolggesprek na een dringend advies of een besluit tot niet plaatsing opgenomen. e. Klachten- en geschillencommissie Voor de klachten- en geschillencommissie verwijzen we naar het Reglement Interne Bezwarencommissie Friesland College (sectie Cursisten). Deze is gepubliceerd op internet en intranet. f. Toelating tot de entree- en de niveau 2 opleidingen Voor de entree opleidingen geldt dat een cursist toelaatbaar is indien hij op 31 juli 16 jaar oud is, niet volledig leerplichtig meer is en niet toelaatbaar is voor de niveaus 2 t/m 4 van het beroepsonderwijs. Een cursist mag geweigerd worden indien hij twee jaar entree onderwijs heeft gevolgd. Tot op heden kennen de niveau 2 opleidingen waarvoor er op niveau 1 geen equivalent is een drempelloze instroom. Om toegelaten te kunnen worden tot een niveau 2 opleiding moet men per 1 augustus 2014 minimaal beschikken over een vmbo-diploma basisberoepsgerichte leerweg of een gelijkwaardig diploma. Cursisten die niet voldoen aan de vooropleidingseisen voor mbo 2 kunnen in uitzonderingsgevallen via een toelatingsonderzoek alsnog worden toegelaten (zie bijlage 4). g. Toelating tot de niveau 3 en 4 opleidingen De wettelijke vooropleidingseisen voor toelating tot de niveau 3 en 4 opleidingen blijven dezelfde. Cursisten met een diploma vmbo kaderberoepsgerichte leerweg, de theoretische leerweg, de gemengde leerweg of een gelijkwaardig diploma hebben recht op instroom in een niveau 3 of 4 opleiding. Een cursist met een overgangsbewijs van havo leerjaar 3 naar havo leerjaar 4 is eveneens toelaatbaar. Voor toelating tot bepaalde specialistenopleidingen (niveau 4) heeft men een diploma van de vakopleiding (niveau 3) nodig. Voor bepaalde technische opleidingen op niveau 3 is een verwante niveau 2 opleiding vereist. Voor sommige opleidingen gelden al aanvullende plaatsingscriteria (zie bijlage 2). Bij interne doorstroom uit een andere opleiding of sector worden dezelfde aanvullende plaatsingscriteria gesteld. Ook voor deze criteria geldt dat het toelatingsproces zorgvuldig dient te verlopen. Per opleiding worden eventuele aanvullende plaatsingscriteria vastgelegd en gecommuniceerd naar 10
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
de toeleverende school en de aspirant cursist. Als er aanvullende criteria gesteld worden dan moeten cursisten vóór toelating daaraan voldoen. h. Numerus Fixus Wanneer opleidingen de instroom voor cursisten stop willen zetten, bijvoorbeeld vanwege een tekort aan stageplaatsen, dan moet dit bij het CvB worden aangevraagd.
Hoofdstuk 5: Samenwerking met ouders a. ‘Nabij en op afstand’ Ouders (dit begrip wordt hierna ook gehanteerd voor verzorgers en voogden) en het mbo hebben een gezamenlijk belang, namelijk het zorgen voor optimale omstandigheden voor de onderwijsloopbaan van cursisten/kinderen. Maar betrokkenheid van ouders in het mbo is minder vanzelfsprekend dan in het primair en voortgezet onderwijs. Mbo-cursisten zijn (bijna) volwassen en worden in allerlei opzichten geacht hun eigen boontjes te doppen. Het is ook nog zeer de vraag in hoeverre cursisten de bemoeienis van hun ouders op prijs stellen, zeker als zij meerderjarig zijn. Vandaar de titel ‘Nabij en op afstand'. Ouders vervullen echter een belangrijke rol in de thuissituatie en bij de opleiding van hun zoon/dochter. De onderwijsraad (2010) onderscheidt 3 posities van ouders ten opzichte van de school: - De individuele rechtspositie of juridische relatie t.o.v. de school. In de eerste plaats is de ouder drager van individuele (wettelijke) rechten en plichten. Op basis van die rechten kan hij iets van de instelling verlangen en soms zelfs iets opeisen. Ook een school/docent heeft bepaalde rechten en kan iets van een ouder verlangen en soms zelfs opeisen. - De ouder als samenwerkingspartner in de school. In dit perspectief zijn ouders en school verantwoordelijk voor de opvoeding en het goede verloop van de loopbaan van de cursist. Partnerschap is te definiëren als een relatie, waarbij wederzijdse verantwoordelijkheden duidelijk zijn. - De ouder als onderdeel van de gemeenschap. Deze derde vorm is het ‘lidmaatschap’ van oudergemeenschap zoals een ouderverband. Ouders kunnen werkzaamheden verrichten op basis van vrijwilligheid. Ouderschap in relatie tot school is in deze zin ook burgerzin, burgerplicht. Ook kunnen ze deelnemen aan ouderraden etc. Dit is ouderparticipatie. Met de komst van de governance code BVE is het contact met ouders minder vrijblijvend geworden. Een onderdeel van deze code is de ‘horizontale verantwoording’ aan belanghebbenden, zoals ouders. De bedoeling is dat de instelling een permanente dialoog voert om te informeren, gevoed te worden, responsief te zijn, te leren en te innoveren. b. Visie van het FC op ouderbetrokkenheid Het FC vindt de rol van ouders, ongeacht de leeftijd van de cursist, belangrijk. In principe communiceert het FC met ouders van cursisten van 18 jaar en ouder via de cursist, tenzij het in het belang van het leertraject is dat ouders rechtstreeks betrokken en geïnformeerd worden. Mocht een meerderjarige cursist hiertegen bezwaar hebben, dan kan hij dit schriftelijk bekend maken bij de opleiding. Zie voor meer informatie het cursistenstatuut op intranet en internet.
11
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Het Friesland College vindt dat ouders een belangrijke partner zijn. Ouders zijn partners in educatie voor hun zoon/dochter. Dit blijkt op 2 niveaus: 1. Ouderbetrokkenheid Het FC heeft helder geformuleerd wat de ouders van de school kunnen verwachten en wat de school van de ouders verwacht. Hier betreft het de ouder/kind-school relatie op individueel niveau. 2. Ouderparticipatie Het FC stimuleert dat ouders actief betrokken worden bij het schoolbeleid als het gaat om de kwaliteitsontwikkeling en verbetering van de kwaliteit. Hiervoor is een klankbordgroep per school ingericht en/of worden ouders uitgenodigd op basis van bijvoorbeeld thema’s. Ouders worden geïnformeerd over wat er met hun inbreng gebeurt. Bij beide niveaus zijn twee pijlers de basis voor de driehoek ouders-cursist-school: Pijler 1: Communicatie Uit alle informatie van de school blijkt hoe belangrijk de rol van ouders is. Ook in het gedrag van medewerkers van de school is dit zichtbaar. Het FC laat merken dat ouders welkom zijn in de school en stimuleert onderwijsondersteunend gedrag van de ouders zodat er 3 partijen verantwoordelijk zijn voor de leerresultaten: de docent, de cursist en de ouders. Ze zijn verantwoordelijk voor elkaar en zijn aanspreekbaar op het nakomen van de gemaakte afspraken. Er wordt respectvol over elkaar gesproken zowel binnen als buiten de school. Gesprekken worden vanuit gelijkwaardigheid gevoerd. Het cursistendossier (FC begeleiding in Eduarte) is toegankelijk voor de cursist en ouders. Informatie over praktijk gestuurd leren, klachtenregeling, jaarverslag etc. is openbaar via internet en toegankelijk voor ouders. De school maakt wetten en regels voor cursisten en ouders duidelijk. Deze wetten en regels worden door iedereen nageleefd, zoals leerplicht en betaling leermiddelen. Pijler 2: Ouders ‘meenemen’ in activiteiten Bij bijeenkomsten met cursisten/ouders wordt gestreefd naar een aanwezigheid van meer dan 80%, omdat de school vanuit de verbinding werkt met ouders. Het gaat hier om o.a.: 1. Informatiebijeenkomsten; 2. Ouderbijeenkomsten; 3. Informele bijeenkomsten waarin cursisten hun producten zoals examenresultaten presenteren; 4. Individuele gesprekken in verband met (voortgang van) het leertraject. Voor het laatste geldt dat ouders altijd aanwezig zijn als er een extra ondersteuningsvraag is voor hun zoon/dochter. Afspraken hierover worden in een addendum of bijlage van de onderwijsovereenkomst vastgelegd, zodat duidelijk is wat er over en weer van elkaar verwacht wordt. Tot slot spelen ouders een belangrijke rol bij het voorkomen van schooluitval van hun zoon/dochter door: 5. hen te informeren en te betrekken bij ongeoorloofd verzuim of dreigende schooluitval; 6. hen te informeren over de studievoortgang via Eduarte (het cursisten informatiesysteem).
12
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Hoofdstuk 6: Samenwerking met externe partners a. Voortgezet onderwijs De samenwerking met het voortgezet onderwijs (vo) is momenteel via een aantal lijnen georganiseerd: 1. De algemene voorlichting op de vo-scholen en FC Connect, doe- en beleefdagen. 2. Relatiebeheer via vaste contactpersonen aangestuurd door Bureau Communicatie. 3. Overdrachtsafspraken van ‘zorgcursisten van vo-mbo’. Deze afspraak loopt via de twee zorgcoördinatoren van het Servicecentrum Cursisten van Friesland College die de vo-scholen bezoeken en de informatie doorspelen aan de desbetreffende opleidingen. 4. Contacten via decanen vo met de opleidingen van het Friesland College. Meestal lopen die contacten via de contactpersonen cursistenzorg van de FC scholen in verband met vragen over individuele cursisten. 5. Digicaan als informatiemiddel voor de vo-decanen. Deze verschillende activiteiten/instrumenten dienen op elkaar afgestemd te worden zodat het FC helder en consistent met de vo-scholen communiceert. De entreeopleiding verdient dit jaar ook een prominente plaats in de communicatie met de voscholen, gelet op de wijzigingen met ingang van 1 augustus 2014. b. Bedrijven Het FC werkt vanuit haar opdracht en visie nauw samen met bedrijven instellingen uit de regio. Voor cursisten met een extra ondersteuningsvraag wordt zo mogelijk gezocht naar bedrijven waar extra begeleiding gerealiseerd kan worden. c. Instellingen op terrein van zorg, hulpverlening en veiligheid Het FC werkt met relevante instellingen samen om de ondersteuning zo adequaat mogelijk vorm te geven als het gaat om thema’s als hulpverlening, zorg en veiligheid3. Zij zijn belangrijke partners bij het tijdig signaleren en begeleiden van ondersteuningsvragen in de persoonlijke levenssfeer van de cursist.
Hoofdstuk 7: Financiën De financiële middelen die worden ingezet bij de roc’s vanwege lgf zijn nog niet bekend. Er is een landelijke rekenformule ontwikkeld voor het inzetten van lgf-gelden cluster 3 en 4. Dit wordt berekend over de inzet van lgf over de afgelopen 3 cursusjaren waarbij het derde cursusjaar 20132014 nog in uitvoering is. Het lgf budget wordt bevroren op het niveau 2013-2014. Het bedrag per lgf cursist verschilt per REC, per niveau en per leerweg BOL/BBL. Het totaal bedrag voor 2013 is € 351.000,00. Berekend op het cursusjaar 2012-2013 was het budget € 361.621,00 voor de 4 REC’s. Dit is exclusief de ambulante begeleiding. Voor de periode 1 augustus 2014 tot 1 januari 2015 worden de middelen over de instellingen verdeeld op grond van het gemiddelde bedrag over de afgelopen drie cursusjaren. Voor het 3
Zie hiervoor hoofdstuk 3: School als Werkplaats. 13
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
kalenderjaar 2015 worden de middelen verdeeld naar rato van de rijksbijdrage en toegevoegd aan het budget van specifieke zorg van de mbo instellingen. Voor cursisten van de REC’s 1 en 2 en cursisten uit REC3 met een diagnose epilepsie blijven aparte geldstromen bestaan volgens het huidige systeem (teldatum 30-06-2013: 7 cursisten). De verwachting is dat een groot deel van de gelden naar de entreeopleiding zal gaan gelet op de ondersteuningsaanvraag. Zodra de middelen officieel bekend zijn, evenals de wijze waarop deze kunnen worden ingezet neemt het CvB een besluit over deze inzet van middelen.
Hoofdstuk 8: Stappenplan Vanaf november 2013 zijn een aantal concrete stappen gezet. Daarbij hanteert het FC de 4 fasen van de loopbaan van de cursist. 4 fasen in de loopbaan van de cursist 1. Oriënteren en kiezen: voorlichting en loopbaan oriëntatie - Via internet, brochure etc. voor zowel interne als externe partijen beschrijven hoe per FCSchool de basisbegeleiding er uit ziet en welk extra aanbod een school kan bieden aan arrangementen: extra ondersteuning zoals dyslexie, studieplanning etc. en welk aanbod er is op Friesland College niveau. Dit wordt gestandaardiseerd zodat er een eenduidig begrippenkader wordt gehanteerd en het transparant is voor ouders/cursisten en vo-scholen. - Informatieoverdracht vanuit vo en gemeente is geactualiseerd. - Faciliteiten voor dyslexie, dyscalculie en remediale ondersteuning taal/rekenen optimaliseren. 2. Aanmelden en inschrijven: instroombegeleiding inclusief intake - Een update van het boekje ‘Afspraak is Afspraak’, gemaakt voor aspirant cursisten en vo. Het CvB stelt alle aanvullende criteria, die de scholen hebben geformuleerd (na instemming van de Deelnemersraad) vast. Het FC communiceert deze criteria voor 1 februari 2014 met toeleidende instanties/ouders. - Een eenduidige intakeprocedure met een vast, kleiner, intaketeam per FC-School en professionalisering voor het intaketeam (gesprekstechnieken, verwachtingen kunnen managen en kennis hebben van interne en externe mogelijkheden van FC Support en de regels kennen en hanteren van (administratieve) procedures). - Actualiseren van interne formulieren van aanmelding tot en met de onderwijsovereenkomst en het addendum en optimaliseren van EduArte. 3. Leren en begeleiden: onderwijs en voortgangsbegeleiding - Werken in FC-begeleiding, evalueren addendum onderwijsovereenkomsten op voortgang en inhoud en registratie en monitoring van extra aanbod op effect bij de cursist. - Ouderbetrokkenheid versterken per school. - BPV-plaatsen actualiseren op mogelijkheden extra ondersteuning. - Implementatie waarborgen van de verschillende niveaus van begeleiding. 4. Afzwaaien en vertrekken: uitstroombegeleiding - Examinering; - School ex programma monitoren; - Nazorg en terugkomen: alumnibeleid in uitvoering. 14
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Naast deze 4 fasen zijn er activiteiten, zoals werkgroepen rondom thema’s als intake en begeleiding, die de projectleider passend onderwijs op instellingsniveau organiseert. Daarnaast worden de volgende activiteiten uitgevoerd: Professionalisering is de rode draad in alle fasen voor medewerkers die te maken hebben met kwetsbare cursisten in alle 4 fasen van de loopbaanbegeleiding. Communicatie met betrokkenen intern en extern. Financiering - Daadwerkelijke kosten doorrekenen op basis van actuele informatie mbo/CFI. - Monitoren kosten voor verschillende onderdelen van de acties. - Eventuele extra inkoop in kaart brengen en doorberekenen. Kwaliteitszorg - Huidige instrumenten rondom begeleiding en verantwoording ijken op nieuwe wetgeving. - Management Informatie Portaal (MIP) en andere managementinformatie actualiseren.
15
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Bijlage 1
Wet- en regelgeving
Het wettelijk kader van het toelatingsbeleid wordt gevormd door de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), de wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de doorstroomregeling vmbo-beroepsonderwijs (ministerieel besluit). Daarnaast moet rekening worden gehouden met de Wet gelijke behandeling, handicap en chronische ziekte. Per 1 augustus 2014 veranderen de wettelijke toelatingseisen. Althans voor de entreeopleiding en voor de niveau 2 opleidingen. Voor de niveau 3 en niveau 4 opleidingen blijven de wettelijke vooropleidingseisen gelijk (zie paragraaf 4.9). Het Friesland College is verplicht om cursisten die voldoen aan vooropleidingseisen aan te nemen. De taak van mbo-instellingen is het verzorgen van toegankelijk onderwijs, ook voor de zogeheten kansarme groepen. De toelating van cursisten moet een zorgvuldig en transparant proces zijn.
Een opleiding mag geen hogere vooropleidingseisen stellen. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan hogere eisen te stellen aan het niveau Nederlands en/of rekenen of om deelnemers met vmbodiploma kaderberoepsgerichte leerweg uitsluitend toe te laten tot een niveau 2 opleiding. Het Friesland College mag een cursist ook niet weigeren voor een opleiding als uit de intake kan worden afgeleid dat de cursist wegens persoonlijke factoren, ziekte of handicap de opleiding naar verwachting niet kan afmaken binnen de gestelde opleidingsduur. Wel mag een cursist worden toegelaten die niet aan de vooropleidingseisen voldoet maar waarvan, op basis van onderzoek (denk aan capaciteitentest, EVC’s etc.), mag worden verwacht dat de cursist de opleiding succesvol kan afronden. (artikel 8.2.6). De criteria voor toelating, afstemming met andere mbo instellingen en samenwerking met de Friese gemeenten wordt door het CvB nog vastgelegd in de notitie over de entree opleidingen. De rechtspositie van cursisten die extra zorg nodig hebben op grond van handicap of chronische ziekte, verandert in de toelatingsprocedure niet. Voor het Friesland College ligt de zorgplicht al verankerd in de Wet Gelijke Behandeling. Op basis van deze wet mogen scholen geen onderscheid maken op grond van leeftijd, geslacht, geloof, handicap of chronische ziekte en wordt van het FC verwacht naar redelijkheid ondersteuningsmaatregelen te treffen die het de cursist mogelijk maken de opleiding te volgen en af te ronden. Wel kan cursisten worden geadviseerd in verband met geschiktheid voor een andere opleiding te kiezen. Tenzij het Friesland College hard kan maken dat toelating een onevenredige inspanning van de organisatie vraagt, blijft de cursist echter vrij om de opleiding van zijn keuze te volgen als deze verder aan de toelatingseisen voldoet. Met de invoering van passend onderwijs wordt het tijdens de intake goed kunnen inschatten van de ondersteuningsbehoefte van deze groep cursisten veel belangrijker, evenals de professionele houding van intakers om cursisten te adviseren en begeleiden in hun opleidingskeuze. Bovendien wordt het een wettelijke vereiste dat de afgesproken ondersteuning én de inzet van cursisten zelf worden vastgelegd in een bijlage/addendum van de onderwijsovereenkomst.
16
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Wettelijke vooropleidingseisen mbo NIVEAU ENTREE OPLEIDINGEN
NIVEAU 2, NIVEAU 3 NIVEAU 4, MIDDENKADER NIVEAU 4, SPECIALIST
VOOROPLEIDINGSEIS HUIDIGE REGELGEVING Instroom in deze zogenoemde ‘entreeopleidingen’ is uitsluitend bedoeld voor leerlingen die niet aan de vooropleidingseisen van mbo 2, 3 en 4 voldoen. In de praktijk zijn dat vmbo’ers zonder diploma en leerlingen van het praktijkonderwijs (pro) of het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Vmbo-bl-diploma of vergelijkbaar Vmbo-kl-, -gl- of –tl- diploma, Havo met overgangsbewijs naar leerjaar 4, mbo – diploma niveau 2 of vergelijkbaar. Vmbo-kl-, -gl- of –tl- diploma, Havo met overgangsbewijs naar leerjaar 4, mbo – diploma niveau 2 of vergelijkbaar. Diploma niveau 3 of 4 voor eenzelfde beroep of beroepen categorie.
17
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Bijlage 2
Aanvullende plaatsingscriteria per sector en opleiding
mbo Life Sciences 93714 chemisch-fysisch analist niveau 4, 91370 Allround laborant niveau 3, o vmbo KL met in het vakkenpakket wiskunde, biologie en/of natuurkunde en/of scheikunde 93711 Analist klinisch chemie niveau 4 93712 Analist pathologie niveau 4 93715 Microbiologisch analist niveau 4 o vmbo TL met in het vakkenpakket wiskunde, biologie, natuurkunde en/of scheikunde School voor commercie en dienstverlening 90303 Manager Ondernemer Horeca niveau 4 o vmbo Kader/Theoretisch o Wiskunde/Economie of 2e vreemde taal D’Drive school voor creatieve industrie & pedagogisch werk 90038 Artiest muziek (en sounddesign) niveau 4 o numerus fixus: 55 cursisten per schooljaar
18
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Bijlage 3
Leeftijd, leerplicht en kwalificatieplicht
a. Leerplicht De leerplicht eindigt wanneer de jongere: Aan het einde van een schooljaar ten minste twaalf volledige schooljaren één of meerdere scholen heeft bezocht; Aan het einde van het schooljaar de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt; Een startkwalificatie heeft behaald. b. Kwalificatieplicht: Voor jongeren tot 23 jaar. Een startkwalificatie is een bewijs van gediplomeerd afsluiten van een vwo, havo of mbo 2 opleiding. Jongeren jonger dan achttien jaar mogen de school pas verlaten als zij in het bezit zijn van een startkwalificatie, met uitzondering van jongeren die een diploma of getuigschrift hebben van een praktijkschool, jongeren met ernstige verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen en jongeren waarvoor de leerplichtambtenaar om lichamelijke of psychische redenen vrijstelling van onderwijs heeft verleend. c. Werkleerplicht: Een werkleerplicht bestaat voor jongeren tot 27 jaar die niet werken of een opleiding volgen. Zij kunnen geen beroep doen op een uitkering. Ingedeeld naar leeftijd: <18 jaar: kwalificatieplicht. 18 – 23 jaar: Geen leerplicht Kwalificatieplicht Indien geen startkwalificatie: werkleerplicht Bij volgen van onderwijs bol: recht op studiefinanciering. <23 jaar - 27 jaar: Werkleerplicht (niet leren of werken: geen uitkering) Bij volgen van onderwijs bol: bij inschrijving voor 27 jaar recht op studiefinanciering.
19
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Bijlage 4
Toelatingsonderzoek
Toelatingsprocedure niveau 2, 3, 4 opleidingen zonder juist diploma van vooropleiding 1. Inleiding Met ingang van 1 augustus 2014 wordt de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) onder meer gewijzigd op het gebied van wettelijke toelaatbaarheid. Dit komt voort uit het MBO beleid ‘Focus op Vakmanschap’ waarin onder andere de Entreeopleiding wordt geïntroduceerd en de toelaatbaarheid voor niveau 2 aan strengere eisen is onderworpen. Tevens is er een aanpassing op het toelaten van aspirant cursisten die niet aan de wettelijke vooropleidingseisen voldoen. De wettelijke vooropleidingseisen vanaf 1 augustus 2014 staan opgenomen in de WEB artikel 8.2.1. lid 1 t/m 4. Het betreft hier niet alleen ongediplomeerde maar ook aspirant cursisten die geen diploma kunnen overleggen of waarvan het diploma niet het juiste niveau heeft.
2. Wijziging WEB Indien een aspirant cursist niet voldoet aan de vooropleidingseis voor een opleiding, kan het bevoegd gezag alsnog besluiten dat de aspirant cursist toelaatbaar is. Dit is vastgelegd in de WEB. De wet m.b.t. doelmatige leerwegen leidt ertoe dat de WEB gewijzigd wordt per 1-82014. Artikel 8.2.1. lid 5 in de huidige WEB wordt vervangen door artikel 8.2.1. lid 6. Het betreft de volgende tekst: Was: artikel 8.2.1 lid 5 “Het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen afwijken van het eerste tot en met derde lid, indien de deelnemer naar verwachting het onderwijs in de desbetreffende beroepsopleiding met voldoende resultaat zal kunnen volgen.” Wordt: artikel 8.2.1 lid 6 “Het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen personen die niet voldoen aan de vooropleidingseis voor een basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding of 20
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
specialistenopleiding, vrijstellen van die vooropleidingseis, indien zij bij een onderzoek hebben blijk gegeven van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs.”
In hoofdstuk 3 worden de vetgedrukte begrippen in de nieuwe wettekst nader uitgewerkt. 3. Uitwerking WEB 3a. Bevoegd Gezag - Per FC-School adviseert de intaker het Bevoegd Gezag (gemandateerd: de onderwijsdirecteur) over toelaatbaarheid. 3b. Bijzondere situaties - De procedure moet dermate stevig zijn om te voorkomen dat aspirant cursisten te makkelijk deze weg kiezen of vluchten voor het examen op het VMBO. De aspirant cursist moet zelf het initiatief nemen en het verzoek indienen om aan de procedure deel te nemen. - Ongediplomeerde instroom moet de uitzondering zijn. Dus een aspirant cursist die jonger is dan 18 jaar wordt in eerste instantie terugverwezen naar het vmbo. - Bij de start van de opleiding wordt een onderzoek gedaan naar de matching van diploma’s en de opleiding waarvoor is ingeschreven. Cursisten die onterecht in een opleiding zijn geplaatst (b.v. omdat ze het vereiste diploma niet hebben behaald) volgen de procedure toelatingsonderzoek. 3c. Geschiktheid - In het toelatingsonderzoek wordt ook meegenomen in hoeverre de hiaten/manco’s voor de gewenste opleiding relevant zijn. Bijvoorbeeld: voor de ene opleiding kan een cursist niet toelaatbaar zijn omdat hij een bepaald vak niet heeft behaald, terwijl hij voor een andere opleiding van hetzelfde niveau wel toelaatbaar zou kunnen zijn omdat hiervoor het ontbreken van dit vak niet relevant is. 3d. Het desbetreffende onderwijs - Het toelatingsonderzoek is gericht op een bepaalde opleiding op een bepaald niveau en niet breder, dus niet voor een domein. Wil de aspirant cursist naar een andere opleiding dan volgt een nieuw onderzoek waarin weliswaar informatie uit het eerdere onderzoek gebruikt kan worden. Dit nieuwe onderzoek kan daarom wellicht minder uitgebreid. 3e. Onderzoek, de toelatingsonderzoeksprocedure. - Aspirant cursisten kunnen zelf constateren dat zij niet voldoen aan de wettelijke vooropleidingseisen. Het komt echter ook voor dat dit pas blijkt tijdens een reguliere intake. In beide gevallen dient onderstaande procedure gestart te worden. De toelatingsonderzoekprocedure bestaat uit de volgende stappen: Fase 1 - oriëntatiefase: - De aspirant cursist meldt zich aan om zonder juiste vooropleiding in te stromen op niveau 2, 3 of 4. Hij levert hiervoor aan: een motivatiebrief - De aspirant cursist wordt uitgenodigd voor een intakegesprek. Doel is om met de aspirant 21
Regionaal Opleidingencentrum voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
cursist te onderzoeken of deelname aan het vervolg van de procedure zinvol is. - Indien een onderzoek zinvol wordt geacht, wordt met de aspirant cursist doorgenomen wat hij moet aanleveren om deel te nemen aan de onderzoeksfase. - Indien een onderzoek niet zinvol wordt geacht wordt hij hiervan ter plekke op de hoogte gesteld. Er wordt tevens aandacht geschonken aan mogelijke alternatieven, zoals de Entree-opleidingen. - De aspirant cursist wordt schriftelijk geïnformeerd indien deelname aan het onderzoek niet kansrijk wordt geacht. - Indien het onderzoek niet zinvol wordt geacht, kan de aspirant cursist een alternatieve opleiding volgen of gaat in beroep. Fase 2 - onderzoeksfase: - De aspirant cursist ontvangt een uitnodigingsbrief , waarin hij geïnformeerd wordt over het onderzoek: wat kan hij verwachten. - De aspirant cursist levert aan: een aanbevelingsbrief van de toeleverende organisatie (bijv. school, gemeentelijke sociale dienst/UWV, leerplicht/RMC). Eventueel een portfolio met daarin bewijsstukken om aan te tonen waarom hij geschikt is voor de opleiding. - Er volgt in ieder geval een gesprek en indien nodig niveaubepaling taal en rekenen. Eventueel andere testen. De keuze welke testen worden ingezet is afhankelijk van fase 1; wat dient onderzocht te worden om de geschiktheid te bepalen. Testen taal en rekenen zou iedereen kunnen afnemen. Als het gaat om het testen van capaciteiten (MCTM test) wordt dit gedaan door bevoegde functionarissen van het Servicecentrum Cursisten. - De uitslag van het onderzoek gaat naar (de vertegenwoordiger van) het bevoegd gezag die een formeel besluit neemt, in de praktijk de onderwijsdirecteur. Het besluit wordt de aspirant cursist schriftelijk meegedeeld.. - Indien toelaatbaar: de aspirant cursist ontvangt een schriftelijke verklaring over toelaatbaarheid en wordt ingeschreven in de opleiding van onderzoek. - Indien niet toelaatbaar: indien gewenst een gesprek waarin de afwijzing door de onderwijsdirecteur wordt toegelicht en waar mogelijk alternatieven worden verkend. Indien de aspirant cursist het niet eens is met de afwijzing kan hij zijn bezwaar richten aan de Interne Bezwarencommissie , sectie Cursisten. De aspirant cursist wordt in het gesprek op deze mogelijkheid gewezen. 6. Verwerking bewijs van toelaatbaarheid - De aspirant cursist ontvangt een verklaring dat hij/zij toelaatbaar is voor de opleiding waar het onderzoek op gericht was. - Een kopie van de verklaring wordt opgeslagen in het papieren/digitale dossier van de cursist.
22