ICT FOR SPECIALS - II Multimedia bij personen met een verstandelijke handicap: niet alleen voordelen… In een vorige bijdrage (Echo’s 2008/2) hebben we onze pijlen op een toegankelijk internet voor mensen met een verstandelijke handicap gericht, wat we als ‘digitale zorg op maat’ omschreven. Vanuit het gegeven dat toegang tot het internet niet alleen voordelen heeft, maar ook nadelen en soms zelfs gevaren inhoudt, vindt u hier een vervolg. De klemtoon ligt op het thema veiligheid, maar ook de ‘schermenstrijd’ en enkele andere (pedagogische) vragen komen aan bod.
GEVAREN EN VERKEERD GEBRUIK Het internet biedt enorm veel voordelen, ook voor mensen met verstandelijke handicap. Indien vorm, inhoud en taalgebruik aangepast zijn, vinden ook zij hier heel wat informatie die aansluit bij hun interesses. Ze kunnen contacten leggen met anderen en praten met vrienden die online zijn. Maar er zijn natuurlijk ook gevaren. Inhouden kunnen schadelijk zijn. Teksten, foto’s en video’s kunnen ongepaste informatie bevatten. Reclameboodschappen kunnen aanzetten tot ongewenste aankopen. Indien persoonlijke gegevens worden doorgegeven, kan de identiteit misbruikt worden voor malafide praktijken. Personen met verstandelijke beperkingen zijn hier kwetsbaarder en extra voorzichtigheid is geboden. VEILIG INTERNETGEBRUIK Naast en allicht parallel met een toegankelijk internet leeft ook de vraag naar veilig internetgebruik. Dit is vanuit de persoonskenmerken van personen met een verstandelijke handicap zeker een terechte vraag: meer beïnvloedbaar, minder weerbaar tegen bepaalde voorstellen, moeilijker kunnen omgaan met sommige informatie, niet steeds alles binnen de juiste context begrijpen, minder kritisch,… Het internet is immers een heel uitgebreid gebeuren en men kan er allerlei dingen mee doen. Er wordt soms zelfs gesteld dat onze kinderen ons als ouder of opvoeder voorbij zijn ‘gesurft’ (Delver, 2006). Het internet biedt echter niet alleen positieve mogelijkheden en ervaringen zoals informatie opzoeken, communiceren met elkaar en
spelletjes spelen. Kinderen (en jongeren en volwassenen) komen op het internet vele dingen tegen die niet voor hen zijn bestemd, meer dan de volwassenen die alleen maar 'functioneel' surfen om bijvoorbeeld de nieuwste folder van de belastingdienst te downloaden. De term “(on)veilig internetgebruik” doet ons automatisch denken aan de ongepaste informatie die vertoond wordt op het scherm van onze kinderen en jongeren. De andere richting is echter minstens even onveilig: “Wat geven wij op internet vrij aan persoonlijke informatie (meestal zonder dat we het beseffen!)?”. Deze twee gevaren kunnen we vertalen naar twee vragen. De eerste luidt dan: ”Hoe kunnen we hen behoeden voor de dingen waarvan wij niet willen dat ze ze zien?” en de tweede: ”Hoe kunnen we hen behoeden voor het vrijgeven van ongewenste informatie?”. Bij wijze van antwoord op beide vragen zijn er een aantal technische maatregelen in te roepen. Het is echter belangrijk om nu al te erkennen dat geen enkel softof hardwareproduct kan waarborgen dat toegang tot ongewenst materiaal of het vrijgeven van ongewenste informatie onmogelijk wordt. Het besluit van een Amerikaans onderzoek (Mijn Kind Online, 19 mei 2007) luidt dan ook: “De werkelijke gevaren ontstaan niet door het internet, maar doordat het om kinderen [jongeren en volwassenen] gaat die op internet dingen doen waar ze eigenlijk nog niet aan toe zijn. Laten we dus niet inzetten op technologische oplossingen, maar op opvoeding en educatie”. Internetopvoeding dus, ook voor mensen met een verstandelijke handicap. Bij Delver (2006) lezen we dat veilig internet een totaalconcept hoort te zijn, bestaande uit: bewustwording, kritisch
vermogen, gezondheid en efficiëntie. Dat is geen evidente opdracht voor (opvoeders van) mensen met een verstandelijke handicap. Verder in dit artikel zullen we trachten een vollediger antwoord te geven op de beide vragen - wat er technologisch mogelijk is om een veilig internetgebruik te waarborgen en daarnaast, nog belangrijker, wat er wordt verwacht van een goede internetopvoeding. Het is geen keuze tussen de twee: beschermen of weerbaar maken. Je kunt allebei doen. In de praktijk doen ouders dat ook: ze beschermen de kinderen in huis tegen al te grote gevaren die er nu eenmaal schuilen in het opgroeien (traphekjes, dopjes om scherpe tafelhoeken en plaatjes op de wandcontactdozen), maar tegelijkertijd begeleiden we kinderen in de omgang met de steeds grotere vrijheid die ze krijgen, en waar ze ook recht op hebben. CYBERPESTEN Cyberpesten bestaat uit alle vormen van pestgedrag waarbij mobiele telefoons en internet gebruikt worden. Hoewel dit soort pestgedrag minder frequent is dan andere vormen van pesten (Smith e.a., 2008), neemt het toch in omvang toe. Het gebruik van mobiele telefoons in combinatie met video komt in verhouding minder voor, maar de impact ervan is groter dan pesten via bijvoorbeeld instant messaging (MSN, Skype,….). De meeste cyberpesters komen uit dezelfde leeftijdsgroep en het pesten is van relatief korte duur. Een studie in Zweden stelde vast dat cyberpesten vooral voorkomt in de lagere school en minder frequent is in het secundair (Slonje & Smith, 2008). Als beste strategie suggereren de jongeren die gepest worden om de nummers of namen te blokkeren en om erover te spreken met anderen. Merkwaardig genoeg gebeurt dat laatste weinig (Smith e.a., 2008). Cyberpesten gebeurt meestal buiten de school en vaak vanuit de thuissituatie (Smith e.a., 2008; Dehue, 2008) maar de jongeren brengen hun problemen natuurlijk wel mee naar school (Willard, 2007). Wat online start met digitale (geschreven of gesproken) boodschappen, kan in de school uitmonden in conflicten met op hun beurt ook een impact op de educatieve activiteiten. Amerikaans onderzoek geeft aan dat 11% van de leerlingen van de lagere en middelbare school in de laatste maanden slachtoffer was geweest van cyberpesten. Merkwaardig hierbij is dat de helft van de slachtoffers aangaf dat de cyberpester
anoniem was gebleven (Kowalski & Limber, 2007). We hoorden onlangs een voorbeeld van cyberpestgedrag in een MPI voor jongeren met een lichte verstandelijke handicap. Een 17jarige jongen had het hotmail-paswoord van een leefgroepsgenoot afgekeken. Hiermee had hij eerst enkele valse e-mails gestuurd om zijn groepsgenoot in een slecht daglicht te stellen. Vervolgens bleek het paswoord ook bruikbaar om in te loggen bij het befaamde onlinespelletje RuneScape en hevelde hij de gespaarde punten/centen over naar zijn eigen account. De gevolgen van deze daad lokten heel wat spanningen uit binnen de leefgroep. Een ander gevaar dat om de hoek loert, is online grooming. Het is een relatief nieuwe, maar snel groeiende vorm van kinderlokkerij waarbij kinderen en jongeren in chatrooms worden benaderd en gemanipuleerd tot seksueel misbruik. Een volwassene doet zich voor als leeftijdsgenoot en als het vertrouwen gewonnen is, probeert hij een afspraak te maken. Al deze negatieve aspecten van het internet mogen ons niet doen concluderen dat we er beter de stekker kunnen uittrekken. Het moet er ons toe aanzetten om, rekening houdend met de gevaren, verantwoord en zinvol gebruik te stimuleren onder veilige omstandigheden. DE SCHERMENSTRIJD PSP’s (draagbare PlayStation), een laptop met internet en draagbare dvd-spelers op de kamer,… Leve het multimediatijdperk! Er is echter een keerzijde aan de medaille. Overdaad schaadt. Veel begeleiders in de leefgroep zijn wanhopig op zoek naar manieren om enige vorm van controle te krijgen op het schermgebruik van hun pupillen. De spanning om nog een hoger level te bereiken bij het spel, verder te chatten op MSN of om de geleende dvd toch te kunnen uitkijken is vaak zo groot dat de nachtrust eronder moet lijden. Werkgevers in de beschutte werkplaats of leerkrachten uit het BuSO merken op dat sinds de komst van internet op de slaapkamer in de leefgroep de concentratie overdag meer problemen geeft en dat de productiviteit zakt bij jongeren die ’s nachts hun slaap laten voor het interactieve scherm. Recent onderzoek over de invloed van computergebruik net voor het slapengaan is niet echt geruststellend. Enkele uren voor je
gaat slapen, begint de lichaamstemperatuur normaal gezien te dalen. De circadiaanse klok werkt als een soort “slaapostaat” die aankondigt dat het bedtijd wordt (Leroy, 2003). Je lichaam bereidt je voor op het slapengaan. Onder invloed van de “zuigkracht” van de prikkels komen er echter bepaalde fysiologische processen op gang waardoor de biologische klok uit evenwicht geraakt. Het scherm heeft immers een veel sterkere energetische lading dan je eigen gedachten. Iemand die voor een computerscherm of gameboy zit, gaat bovendien vier keer minder knipperen met zijn ogen dan mensen die geen visuele taak doen (Blehm e.a., 2005). Door de opwinding van nieuwe informatie en de prikkels van het scherm heb je een eerder “euforisch” gevoel. Dat gevoel bedekt echter een achterliggend “energieverlies” dat je sluimerend mentaal kan uitputten, en je laat er kostbare slaap voor. Zelfs de normaal begaafde computergebruiker heeft dit niet door, je voelt in een eerste fase immers geen negatief effect. Zoiets moet je cognitief “weten”. Mensen met een verstandelijke handicap, die ook cognitief zwakker zijn, zijn dus ook hier een kwetsbare groep. Wanneer het slaappatroon chronisch wordt verstoord, komen belangrijke herstelprocessen in de hersenen in het gedrang. Recent Nederlands onderzoek bij ratten (Meerlo, 2007) wees uit dat hersenen door slaaptekort minder gevoelig worden voor de neurotransmitter serotonine. Deze verminderde gevoeligheid voor serotonine is ook aangetoond bij depressieve mensen of mensen met stress. Bovendien werden door slaaptekort ook de hersengedeelten verantwoordelijk voor stemmingen en emoties beïnvloed. Schermen op tijd uit is dus de boodschap! Ook hier ligt een (ortho)pedagogische opdracht voor begeleiders. De psychologie van veel jongeren en volwassenen met een verstandelijke handicap maakt dat het vaak moeilijk is om zelf een stop te zetten op de aantrekkelijke visuele prikkels van de schermpjes. De begeleider van dienst moet overuren kloppen en zijn/haar eigen nachtrust opofferen om de afrondingsrituelen in te zetten of controle uit te oefenen. Een goed bedieningspaneel in de begeleiderskamer waarbij de toegang tot internet naar elke kamer apart manueel kan worden afgesloten kan al een hulpmiddel zijn (op voorwaarde dat er geen draadloze connectie is). Daarnaast bestaat er software
om de computer te deactiveren na een bepaald uur. In overleg met de betrokkene kan dit hulpmiddel wel als ondersteuning worden ervaren. BETER VOORKOMEN DAN GENEZEN Her en der verspreid over datzelfde internet vindt men tips om kinderen, jongeren en volwassenen veiliger te laten genieten van de mogelijkheden die het internet biedt. Zo is bijvoorbeeld de Gezinsbond (www.gezinsbond.be/veiligonline/) gestart met een aanbod voor ouders en opvoeders over dit thema, en vanuit onderwijshoek kwamen er de brochure en dvd ‘Veilig online. Tips voor veilig ICT-gebruik op school’. Dergelijke tips kunnen ook vertaald worden naar een leefgroepomgeving. De belangrijkste tips samengevat resulteert in de volgende pedagogische adviezen:
Zorg voor een open klimaat om het internetgebruik bespreekbaar te houden. Maak afspraken over computergebruik. Zelfstandig op het internet kan, maar zet de computer wel in een ruimte waar toezicht en hulp bieden mogelijk is. Geef aan wat nettiquette is, de ongeschreven richtlijnen en gedragsregels voor het gebruik van internet. Maak internetgebruikers ervan bewust dat niet alle informatie even betrouwbaar is en dat een kritische kijk noodzakelijk blijft. Vergelijk steeds de cyberwereld met de echte wereld, en hanteer de normen en waarden van deze laatste. TECHNISCH VEILIG INTERNET
Naast de pedagogische tips is er ook heel wat mogelijk met de technologie zelf. Net zoals bij een tv-toestel kan er een tijdsklok worden ingesteld die bepaalt wie er hoelang op de computer of het internet kan. Je kunt ook allerlei filters instellen die schadelijke informatie wegfilteren of blokkeren, en zelfs montoringsprogramma’s installeren die tot in de kleinste details registreren wat er gebeurt op de computer. Vertel de gebruikers er dan wel bij waarom deze tools gebruikt worden: om hen te beschermen tegen ongepaste en ongewenste binnenkomende en uitgaande informatie en/of beelden. Een eerste minimale vereiste voor veilig internetgebruik omvat wat we basisbeveiliging van de computer kunnen noemen. Een basisconfiguratie biedt bescherming tegen
virussen, spam, hoax, phishing and pharming, hacken en pop-ups. Dat is op zich al een hele boterham, maar gelukkig zit doelgerichte software meestal al onder de behuizing van je nieuwe pc. Zo niet vind je genoeg geschikte informatie, handleidingen en downloads (vaak gratis) op internet. Dat het veiligheidsthema leeft onder opvoeders illustreren onder andere de vele vragen die je hierover leest op diverse internetfora, verschillende berichten en replieken in kranten en tijdschriften en meerdere recente tvreportages. Maar het wordt ook duidelijk als je de marketingstrategieën bekijkt van de softwareaanbieders. Waar ze in vorige versies van het Windows-besturingssysteem slechts beperkt aanwezig waren, worden deze ‘parental control tools’ (hulpmiddelen waarmee ouders de computer van hun kinderen kunnen beveiligen) nu expliciet ingezet in promotiecampagnes. De ouderlijke controle dient om ouders gerust te stellen en zekerheid te bieden dat ze precies kunnen bepalen wat hun kinderen op de computer kunnen doen. Deze beveiliging helpt ouders om te bepalen welke spelletjes hun kinderen mogen spelen, welke programma's ze kunnen gebruiken, en naar welke websites ze mogen kijken, en wanneer. Ouders kunnen het computergebruik beperken tot bepaalde tijdstippen, ook als ze zelf niet thuis zijn. Technisch moet er dus heel wat mogelijk zijn. Maar wat dan? En hoe veilig is dat? Er bestaan twee momenten waarop je tot actie kan overgaan: vóór het gebruik van het internet en na het gebruik. Het eerste moment gaat over het inbouwen van een filtersysteem, dat ‘foute’ informatie buiten houdt. Dat wordt voornamelijk aanbevolen bij jongere kinderen. Het tweede moment - tijdens of na het gebruik van het internet - is om zicht te houden op het internetgebruik en noemen we monitoren. Deze strategie wordt ingezet bij oudere jongeren, als extra vangnet indien er iets mis blijkt te gaan, en met medeweten van de jongere. Acties vóór het gebruik van internet Filteren is het proces van detectie en blokkering van ongepaste van het internet binnenkomende inhoud. In theorie kan je op twee niveaus een filter plaatsen: bij de gebruiker of op het internet zelf. Dat laatste is echter nog maar recent ontgonnen terrein, vermits dit proces ingaat tegen het bestaansaxioma van het internet: vrijblijvend uitwisselen van informatie. Zo bestaan er de
zogeheten veilige zoekrobotten. De meeste zoekrobotten hebben standaard een familiefilter aanstaan die inhoud uitsluit op basis van trefwoorden. Dit biedt enkel een garantie van filtering op de zoekrobot, eenmaal het zoekproces voltooid ligt het hele internet er onbeschermd bij. Dit type filter is ook gemakkelijk uit te schakelen. Anderzijds bestaan er ondertussen ook speciaal voor kinderen ontworpen zoekrobotten. Enkele voorbeelden: Look4.be, netwijs.nl of meestersipke.nl. Een andere wijze van filteren op het internet zelf zijn de providers met gefilterde toegang. Hierbij laat je het filteren opknappen door de provider. In het extra pakket dat je moet aankopen bovenop je abonnement, zit ook een virusbestrijder, spamblokkeerder en firewall. Je kunt als ouder zelf instellen welke sites je kinderen mogen bezoeken en welke niet. Met deze dienst kan je het internetgebruik van je huisgenoten veilig maken, schrijft de reclame van een internetprovider. Met het ontstaan van Web 2.0, waarbij inhoud door iedereen kan worden aangebracht, zal ook een nieuw filtersysteem horen. Er wordt verwezen naar zelfregulerende mechanismen, labels door gebruikers en een filterbeleid ontwikkeld door gebruikersgroepen. Kijk je naar de gebruikerszijde, dan zijn er heel wat mogelijkheden, van kosteloze tot betalende oplossingen. De meest basale vorm van filteren kan gebeuren binnen de gebruikte browser. Deze filter zal bepaalde sites blokkeren. Dit systeem werkt op basis van labels die worden toegekend door de ICRA (Internet Content Rating Association). Zij maken bij wijze van spreken een vocabularium op, waaruit je dan kunt kiezen welke woorden je geblokkeerd wil zien. Bepaalde categorieën kunnen zo geblokkeerd worden (bijvoorbeeld naakt, seks, geweld,…). Zo krijgen jongeren enkel toegang tot aangewezen gelabelde pagina’s en geen toegang tot andere webpagina’s. Dat is geen goed filtersysteem. Een groot nadeel van deze benadering is dat de meeste websitebouwers, zowel organisaties als individuen, geen classificaties plaatsen, wat de doeltreffendheid van dit systeem beduidend beperkt. Websites labelen en schatten blijft een grotendeels vrijwillige praktijk, behalve in landen waar het door de wet wordt opgelegd (bijvoorbeeld the Child Internet Protection Act in the Verenigde Staten). Een tweede mogelijkheid is het gebruik van een aangepaste browser ter vervanging van
bijvoorbeeld Internet Explorer of Mozilla Firefox. Deze browsers werken op basis van enkele voorgeselecteerde sites. Dit is een uitstekende manier om jonge kinderen hun eerste stappen in cyberspace te leren zetten, en zeker ook waardevol voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking. Twee goede voorbeelden zijn Krowser (krowser.nl) en MyBee (MyBee.nl).
De doelstelling is eveneens vergelijkbaar, namelijk registreren en het mogelijk maken om in te grijpen daar waar het misloopt, daar waar de foute buitenwereld binnensluipt of daar waar foute informatie buitengaat.
Aan de gebruikerszijde bieden de echte filterprogramma’s de meeste mogelijkheden. Deze software wordt op de computer of op het netwerk van de gebruiker geïnstalleerd. Filteren op het netwerk biedt het voordeel dat alle verbonden computers tegelijkertijd beveiligd worden en is tevens moeilijker te omzeilen dan individueel geïnstalleerde software. Nadeel is dat het kennis vergt over het opzetten van een netwerk en het gebruiksklaar maken van de filter.
Ten eerste kunnen we - wat betreft de aanmaak en het gebruik van bepaalde documenten - eenvoudigweg kijken naar de recent aangemaakte of geraadpleegde documenten.
Vervolgens valt surfgedrag ook te volgen door de internetgeschiedenis uit te pluizen. Dit kan via de browser, maar ook dieper weggestopt onder de vorm van cookies (kleine restbestandjes die zich in je computer nestelen). Het veelgebruikte instant messaging programma Windows Live Messenger bevat ook al een aantal mogelijkheden tot monitoring. Nadat je (het niet standaard ingestelde) ‘berichtgeschiedenis opslaan’ hebt ingesteld, kan je steeds een overzicht opvragen van deze berichtgeschiedenis door het desbetreffende bestand te openen.
Een derde manier van monitoren die een pc biedt, is momentopnames maken. De meest eenvoudige manier is schermafdrukken (PrtSc) maken, waarbij je een foto maakt van wat op dat moment op het scherm te zien is. Er bestaan ook programma’s waarmee je beeld en/of geluid kan opnemen. Op deze manier wordt het mogelijk meer dynamisch materiaal (beelden, hele conversaties via IM of VOIP,…) te bewaren. Ook hier zijn er gratis en betalende versies. Mits wat puzzelen aan de instellingen voldoet de gratis oRipa Screen Recorder aan de verwachtingen, alleen zijn de mogelijkheden bij een betalende optie groter.
Ook hier zijn er verschillende mogelijkheden. Zo biedt de basissoftware op een pc al enkele mogelijkheden:
Er bestaan gratis en betalende filterprogramma’s. Het grote voordeel van betalende filters is dat deze over het algemeen een volledige filtering uitvoeren, dus niet alleen op het surfgedrag, ook op p2p, IM, chat en email. Verder is de kwaliteit van de filter toch nog beter dan bij een gratis product. Uit een studie van dertig van dergelijke programma’s uitgevoerd met medewerking van ouders als gebruikers binnen het kader van het Safer Internet Plus Programma (2006) blijkt dat het haalbaar is een ideale tool te ontwikkelen die voldoet aan alle criteria van ouders en leerkrachten. Let wel, ook deze tools zijn omzeilbaar en niet waterdicht. Naar links met uitleg en downloads van deze filtersoftware google je zonder al te veel problemen. Een goede start is het onderzoeksrapport van het SIPP (http://www.sip-bench.eu). Een andere vorm van filteren ten slotte is de internettoegang limiteren. Via softwarematige tijdsinstellingen kan je op bepaalde momenten een slot op je pc of internet zetten of de gebruiksduur instellen (bijvoorbeeld Kidcoach.eu). Acties tijdens of na het gebruik van internet Monitoren is een term die we kennen via de bedrijfswereld: netwerken en toepassingen worden gemonitord zodat ze permanent beschikbaar blijven voor medewerkers of klanten. De toepassingen waar we het vanuit onze hoek over hebben, doen eigenlijk hetzelfde: monitoren wat er allemaal gebeurt.
Tenslotte zijn er ook volwaardige monitoringprogramma’s, die naast bovenstaande functies ook nog andere mogelijkheden bevatten. Deze programma’s worden voornamelijk aan de gebruikerszijde geïnstalleerd, op een netwerk of een individuele pc. Er bestaan ondertussen al heel wat verschillende programma’s die door de band genomen allemaal hetzelfde doen. Wat het verschil uitmaakt is enerzijds de reikwijdte
van het monitoren (welke programma’s, e-mail is vaak een struikelblok) en anderzijds zit er een verschil in functionaliteiten (bijvoorbeeld. overzichten kunnen verzenden via e-mail, schermafdrukken maken,…). Mensen uit onderwijsmiddens kennen de toepassing van monitoren via het netwerk in de ICT-klas: leerlingen loggen in onder hun eigen account en de leerkracht kan via het systeem volgen wat er gebeurt op de verschillende pc’s. Programma’s voor individuele gebruikers maken hetzelfde mogelijk, maar vaak nog grondiger. Werkelijk alles kan gemonitord en geregistreerd worden. Zo lezen we in de handleiding van een van deze programma’s (Spector Pro 6.0) volgende monitoringmogelijkheden: - elke website die bezocht werd en wat er op gedaan werd; - elke e-mail (ontvangen en verstuurd), ook web-based; - elke chatsessie; - elk programma dat gedraaid werd en wat erin gedaan werd; - elke zoekopdracht op zoekrobotten; - elke activiteit op online winkels; - elke activiteit op MySpace,…. EEN PLAN VOOR ALS HET TOCH FOUT GAAT Zelfs wie alle voorzorgen neemt om te voorkomen dat er gepest wordt, dat persoonlijke informatie wordt misbruikt of dat jongeren benaderd worden door malafide volwassenen, kan niet 100% garanderen dat het nooit zal gebeuren. De voorbeelden uit de praktijk bewijzen dit. Je bent als school of voorziening dus maar beter voorbereid op dergelijke problemen. Vergelijk het met een brandoefening: niemand zit te wachten op een brand, maar als het dan toch gebeurt, heb je toch best een ingeoefend evacuatieplan! Voor kwetsbare jongeren is dat des te belangrijker. Daarom valt het aan te bevelen om mogelijke noodscenario’s voor te bereiden. Bij onze noorderburen spreken ze van een calamiteitenplan. In Nederland biedt de stichting K.O.E.I (http://www.stichtingkoei.nl/) een opleidingspakket aan om in samenwerking met de scholen een internetcalamiteitenplan op te stellen. Zij werken samen met de betrokken organisatie voorstellen uit op basis van vragen zoals: - Verwittigen we de politie? Wie doet dat? - Wie waarschuwt de ouders? Op welke manier? - Hoe gaan we om met de slachtoffers en eventuele daders?
-
Hoe gaan we om met de pers? KORTOM…
We denken te mogen besluiten dat digitale remedies alleen kinderen en jongeren (met een verstandelijke handicap) niet kunnen beschermen tegen de mogelijke gevaren op het internet. Technologische middelen kunnen de aanwezige opvoeder/begeleider niet vervangen. Het contact met de opvoeder/begeleider blijft de basis om waarden en normen te leren kennen en vormen en blijft de basis voor de opvoedingsdialoog. Een open dialoog maakt het gebruik en misbruik van internet een waardevolle opvoedkundige ervaring, ook voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap. Filterprogramma’s op maat/volgens leeftijd kunnen hierbij inderdaad een waardevolle poortwachter zijn en monitoren kan een beschermende rol spelen bij deze ervaringen. Het standaard nakijken van iemands e-mail- en chatverkeer is misschien niet direct de beste houding tegenover een puber. Vertel hen echter dat je dat wel zal doen indien je vermoedt dat hij of zij onveilig internet. Of om het met een metafoor te zeggen: als je een zwembad hebt en je bent bang dat je kinderen zouden verdrinken, kan je van alles en nog wat ondernemen. Je kan sloten installeren, afsluitingen optrekken, speciale bewegingsdetectoren opstellen, enzovoort. Om te vermijden dat je kind verdrinkt, kan je het evenwel het best leren zwemmen. [En zolang het dat nog niet kan, blijf je er misschien best bij staan.] (vrij naar: Klikvast, ook op de informatiesnelweg, 2002). Eric Beke, Jan Dekelver, Davy Nijs Referenties Blehm, C. e.a. (2005). Computer vision syndrome: a review. Survey of Ophthalmology, 50, 3, 253-262. Dehue, F., Bolman, C. & Vollink, T. (2008). Cyberbullying: youngsters' experiences and parental perception. CyberPsychology & Behavior, 11, 217-223. Delver, B. (2006). Vet Veilig Internet. Tieners en internet. Alkmaar: Vives Media B.V. Delver, B. & Hop, L. (2007). Pesten is laf! Cyberpesten is laffer. Alkmaar: Vives Media B.V.
Kowalski, R.M. & Limber, S.P. (2007). Electronic bullying among middle school students. Journal of Adolescent Health, 41, 2230. Leroy, B. Sleepy Slaap Informatie Symposium, 24 februari 2003 in Vilvoorde. Meerlo, P. (2007). Neurological and functional consequences of chronic partial sleep deprivation: the role of the serotonergic system. Niet gepubliceerd proefschrift. Rijksuniversiteit Groningen. PCM, Personal Computer http://www.pcmweb.nl/index.jsp.
Smith, P.K., Mahdavi, J., Carvalho, M., Fisher, S., Russell, S. & Tippett, N. (2008). Cyberbullying: its nature and impact in secondary school pupils. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49, 376-385. Valcke, M. & De Craene, B. (2007). Kinderen en internet. Tielt: Lannoo. Veilig online. Tips voor veilig ICT-gebruik op school (brochure + cd-rom), 2007, 84 p. Gratis te downloaden op http://www.ond.vlaanderen.be/publicaties/eDoc s/pdf/306.pdf.
Magazine.
Slonje, R. & Smith, P.K. (2008). Cyberbullying: another main type of bullying? Scandinavian Journal of Psychology, 49, 147-154.
Willard, N.E. (2007). The authority and responsibility of school officials in responding to cyberbullying. Journal of Adolescent Health, 41, 64-65.
Interessante websites
www.gezinsbond.be/veiligonline www.web4me.be www.saferinternet.be www.clicksafe.be www.mijnkindonline.nl mijnkindonline.web-log.nl www.mijnleerlingonline.nl www.internetsoa.nl www.pestenislaf.nl www.cyberpesten.be www.digitaalpesten.nl www.pestweb.nl/aps/pestweb www.stopdigitaalpesten.nl
Enkele concrete voorbeelden van ondersteunende beveiligende software Er is bijvoorbeeld het programma KIDCOACH (www.kidcoach.eu - kostprijs ongeveer € 25). De voornaamste functionaliteit bestaat uit het afdwingen van inlogtijden. Via een schema geef je aan wanneer er op de pc gewerkt mag worden, wanneer er gesurft mag worden en wanneer bepaalde programma's actief mogen zijn (handig voor bijvoorbeeld games). Optioneel is er een module die precies bijhoudt wat er in de chat gebeurd is en welke websites zijn bezocht. Met dit programma kunnen geen websites worden geblokkeerd. Met het programma CyberPatrol 7.6 (www.cyberpatrol.com - kostprijs ongeveer € 32) kan dit wel. CyberPatrol geeft al direct bij de installatie de mogelijkheid om een standaardprofiel op te geven. Je hebt de keuze tussen kind, jonge tiener, oude tiener en volwassen. De instellingen worden direct aan je keuze aangepast. Via een overzichtelijk menu kan je stap voor stap alle instellingen configureren. Dit programma biedt veel controlemogelijkheden. De privacy van de gebruiker komt echter sterk op de helling te staan. Een debat en duidelijk beleid zijn hier dus zeker nodig. Tenslotte beschikt Windows Vista zelf ook over een Parental Control-functie (gratis bij elke Microsoft Vista). In het Nederlands heet deze functie 'Ouderlijk Toezicht'. Microsoft heeft goed zijn best gedaan: in dertien categorieën kunnen we instellen of toegang niet, zeer beperkt of onbeperkt is toegestaan. Ook gamen is sterk gereguleerd. Zo kunnen games aan de hand van de minimaal geschikte leeftijd worden toegestaan of geweigerd. De logintijden waren bij de
serverversies van Windows al langer in te stellen via een schema, en dat kan nu ook in Vista. Applicaties als chatprogramma's blokkeren kan met de ingebouwde General Application Restrictions. Het is ook mogelijk om alle activiteiten te loggen. Alle opties zijn geschikt om uit te breiden of zelf in te stellen. Het enige nadeel is dat het allemaal wat verwarrend kan overkomen voor de niet zo ervaren gebruiker (bron: PCM, Personal Computer Magazine). Het WAI-NOT-project (www.wai-not.be – zie ook Echo’s 2008/2) biedt onder andere een mailbox en een chatbox. De website zelf is opgebouwd zonder externe links. Een gebruiker die start op de WAINOT-website, kan er lang vertoeven zonder het gevaar te lopen om te verdwalen in andere websites die misschien minder aangepast zijn. De chatbox werd zo ontworpen dat er steeds een begeleider online meekijkt en de berichten die over en weer gaan, kan lezen. De chatberichten worden automatisch gescreend op “dirty words”. Als er toch een onaanvaardbaar woord in voorkomt, dan wordt de boodschap niet doorgestuurd. De begeleider kan elke inbreng lezen en hij heeft de mogelijkheid om zinnen in zijn geheel te verwijderen vooraleer ze in de chatbox verschijnen. De verzender krijgt dan letterlijk een boos vingertje op zijn scherm te zien.