IASP 3 Classificatie van contracten onder de internationale richtlijnen voor financiële verslaglegging (IFRS)
Deze vertaling is niet opgesteld door een beëdigd vertaler en kan onjuistheden bevatten. De vertaling dient uitsluitend ter gemak en als aanvulling op de originele Engelse tekst. De Engelse tekst zal derhalve altijd doorslaggevend zijn. Het Actuarieel Genootschap is niet aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit het gebruik van de Nederlandse vertaling
Hoofdindeling: Categorie: Opgesteld door: Vastgesteld door: Datum:
Aanwijzingen Praktijkhandreiking AG werkgroep IASP Algemene Ledenvergadering 17 november 2008
1 1 2 3
Inhoudsopgave Inhoudsopgave............................................................................................... 1 Reikwijdte en achtergrond ............................................................................... 2 De praktijkrichtlijnen ....................................................................................... 2 3.1 Classificatie van contracten – de stappen .................................................... 2 3.2 Stap 1 – Het verkrijgen van relevante informatie ......................................... 3 3.3 Stap 2 – Het definiëren van een overeenkomst t.b.v. de financiële verantwoording........................................................................................ 3 3.3.1 Opsplitsing van een contract ten behoeve van de verslaglegging ............. 3 3.3.2 Samenvoeging van overeenkomsten ten behoeve van de verslaglegging .. 3 3.4 Stap 3 – Classificatie van losse servicecontracten......................................... 4 3.5 Stap 4 – Classificatie als (her-)verzekeringscontract ..................................... 4 3.5.1 Verzekerde gebeurtenis...................................................................... 4 3.5.2 Nadeel door de verzekerde gebeurtenis ................................................ 5 3.5.3 Significant (her-)verzekeringsrisico...................................................... 5 3.5.4 Economische relevantie ...................................................................... 6 3.5.5 Basis voor besluitvorming ................................................................... 6 3.5.6 Veranderingen in het niveau van (her-)verzekeringsrisico....................... 6 3.6 Stap 5 – Classificatie van beleggingsovereenkomsten ................................... 7 3.7 Stap 6 – Discretionaire winstdeling............................................................. 7 3.8 Stap 7 – Servicecomponenten ................................................................... 8 3.9 Stap 8 – Embedded Options ...................................................................... 8 3.10 Stap 9 – Opsplitsing van een contract in deelcomponenten ........................... 8 3.10.1 Afsplitsing van rentecomponenten .................................................... 9 3.10.2 Afsplitsing van (her-)verzekerings-componenten...............................10 3.10.3 Afsplitsing van servicecomponenten ................................................10 3.10.4 Afsplitsing van ‘embedded options’ ..................................................10 3.10.5 Afsplitsing van garantiecomponenten met een ‘discretionaire winstdeling’ ..................................................................................10 3.10.6 Contracten met optionele componenten ...........................................10
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
1
2
Reikwijdte en achtergrond
Het doel van deze richtlijn is een leidraad te geven aan actuarissen en andere actuariële uitvoerders indien deze vanuit hun werk in aanraking komen met de classificatie – in het kader van de internationale richtlijnen voor financiële verslaglegging (IFRS) – van verzekeringscontracten, investeringsovereenkomsten en servicecontracten. Deze richtlijn voor de actuariële praktijk behandelt de diensten verband houdend met de classificatie van verzekeringscontracten, investeringscontracten en servicecontracten of enig ander financieel instrument, zodanig dat deze classificatie tevens gebruikt kan worden in overeenstemming met de internationale richtlijnen voor financiële verslaglegging (IFRS). De reikwijdte is beperkt tot die werkzaamheden welke verband houden met het classificeren van contracten, zodanig dat de juiste richtlijn onder IFRS op juiste wijze toegepast kan worden. Merk op dat deze AP-richtlijn geen uitspraak doet over documenten welke gerapporteerd dienen te worden onder ‘IAS-39–financiële instruments: recognition & measurement’. Het volgen van de in deze richtlijn beschreven informatie impliceert niet dat automatisch aan de IFRS-regels wordt voldaan en is daarom niet bedoeld als vervanging van deze IFRS-regels. Om aan deze regels te voldoen wordt verwezen naar de relevante IFRSregels. De IFRS-richtlijnen waarnaar wordt verwezen zijn de richtlijnen die effectief waren op 16 juni 2005. Als de IFRS regels zijn aangepast na deze datum, dan wordt verwezen naar deze aangepaste regels.
3
De praktijkrichtlijnen
Het doel van IASP3, ‘Classificatie van contracten onder IFRS’, is richtlijnen te geven om te bepalen welke regels van de IFRS van toepassing zijn op de mogelijke contracten en onderdelen van contracten. De van toepassing zijnde regels worden verkregen door de contracten te classificeren. Voor het classificeren wordt uitgegaan van een aantal stappen. De in deze richtlijn beschreven stappen zijn niet volledig, wat inhoudt dat niet alle contracten en onderdelen daarvan worden geclassificeerd. De in dit document beschreven stappen zijn in de meeste praktijksituaties voldoende. Hieronder worden de stappen opgesomd, die verder in dit document worden toegelicht.
3.1
Classificatie van contracten – de stappen 1. Verkrijgen relevante (contract)informatie. 2. Definiëren van de contracten - dienen er contracten te worden samengevoegd of gesplitst t.b.v. de verslaglegging. 3. Classificatie van losse servicecontracten. 4. Classificatie van (her-)verzekeringscontracten. 5. Classificatie van beleggingsovereenkomsten. 6. Classificatie van beleggingsovereenkomsten met discretionaire winstdeling. 7. Classificatie van contracten met een servicecomponent. 8. Classificatie van contracten met embedded derivatives. 9. Splitsing van contracten in componenten.
In de rest van deze richtlijnen worden deze stappen verder uitgediept.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
2
3.2
Stap 1 – Het verkrijgen van relevante informatie
Met relevante informatie over de producten en diensten van de entiteit, welke rapporteert in overeenstemming met de IFRS richtlijnen, wordt onder andere bedoeld: 3.3
Productontwikkeling- en productomschrijvingsdocumentatie. Kasstroommodellen en analyses. Marketingplannen, productomschrijvingen van aanverwante producten. Bepaling van de niet-gegarandeerde contractscomponenten. Brochures van het product zoals deze gebruikt worden in het marketing- dan wel verkoopproces evenals; Bepaling of er sprake is van gegarandeerde elementen in de overeenkomst. Winstdelingsregelingen.
Stap 2 – Het definiëren van een overeenkomst t.b.v. de financiële verantwoording
IAS 32.13 definieert een contract als ‘een niet-vrijblijvende – omdat het juridisch afdwingbaar is – overeenkomst tussen tenminste twee partijen welke economische gevolgen heeft’. Voor de IFRS regels geldt dat de economische gevolgen van het contract het primaire uitgangspunt zijn en niet de juridische samenstelling. 3.3.1 Opsplitsing van een contract ten behoeve van de verslaglegging Binnen een contract kunnen er delen zijn die volgens andere accountingregels worden behandeld. De actuaris dient dan een afweging te maken of delen van een dergelijk contract apart dienen te worden verantwoord in het licht van de verslaglegging. Aanwijzingen dat delen van een juridische overeenkomst gezien dienen te worden als aparte contracten zijn onder meer de volgende: 1. Delen worden gescheiden beheerd, voornamelijk gedreven door riskmanagement toepassingen. 2. De delen worden in aparte, risicogelijke, groepen ondergebracht. 3. De delen worden apart behandeld voor wat betreft winstdeling en premieaanpassingen. 4. de delen zijn overdraagbaar dan wel kunnen elk separaat opgezegd worden (IAS 39-10). 5. De delen hebben betrekking op andere tegenpartijen (IAS 39-10). 6. De delen zijn losstaand verkocht, ook al zijn zij in sommige gevallen gezamenlijk verkocht. Een juridische overeenkomst welke verantwoord dient te worden in overeenstemming met de bepalingen als in IFRS-4 hoeft niet te worden opgesplitst, zelfs niet als de delen bestaan uit onafhankelijke (deel-)overeenkomsten, anders dan wanneer dit vereist is door IFRS-4 of IAS 39-11. 3.3.2 Samenvoeging van overeenkomsten ten behoeve van de verslaglegging Twee of meer juridische overeenkomsten, betrekking hebbend op één en dezelfde economische relatie kunnen, t.b.v. de verslaglegging, worden samengevoegd (IFRS4, appendix B, onderdeel 25). De verzekeraar stelt hiertoe de significantie van het verzekeringsrisico vast per overeenkomst, in plaats van zich te baseren op de materialiteit volgend uit de financiële rapportages. Daarom vormen meerdere overeenkomsten met één tegenpartij een geheel.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
3
Aanwijzingen dat (juridische) overeenkomsten dienen te worden samengevoegd zijn: 1. Als kasstromen volledig negatief gecorreleerd zijn aan elkaar. 2. Als er een (officieel) verkoopplan is, gericht op de gezamenlijke verkoop van deze overeenkomsten, wat bijvoorbeeld blijkt uit brochures, flyers e.d. 3. Als interne procedures dit type (juridische) overeenkomsten consequent gezamenlijk beschouwen. 3.4
Stap 3 – Classificatie van losse servicecontracten
Als een contract de wederpartij recht geeft op diensten, zonder dat deze diensten balansmutaties tot gevolg hebben en waarbij ook geen sprake is van verzekeringsrisico, dan is er sprake van een servicecontract en geldt IAS-18. In IAS-18 wordt de volgende definitie gehanteerd voor het verlenen van diensten: “Het verlenen van diensten van een onderneming houdt typisch verband met het plegen van een contractueel vastgelegde bezigheid over een zekere periode (IAS 18-4).” 3.5
Stap 4 – Classificatie als (her-)verzekeringscontract
In deze paragraaf wordt bepaald onder welke voorwaarden een (her)verzekeringscontract kwalificeert als verzekeringscontract. Verzekeringscontracten vallen onder de werking van IFRS4, waarbij er uitzonderingen zijn (zie IFRS 4.4). Een embedded derivative valt onder de werking van IAS39 en IAS32. Contracten of delen daarvan die classificeren als (her-) verzekeringscontract, vallen onder de werking van IFRS4. IFRS-4 definieert (her-)verzekeringsovereenkomsten als: “een overeenkomst waarbij één partij (‘de verzekeraar’) een significant verzekeringsrisico overneemt van een andere partij (‘de polishouder’) door compensatie van genoemde polishouder als een vooraf gedefinieerde toekomstige onzekere gebeurtenis (‘de verzekerde gebeurtenis’) deze polishouder treft (IFRS-4, appendix A)”. De polishouder is gedefinieerd als de partij die recht op compensatie heeft, indien een verzekerd voorval zich voordoet. Volgens deze definitie dient er dus door de actuaris beoordeeld te worden of er sprake is van een verzekerde gebeurtenis, dient er sprake te zijn van een significant risico en dient de verzekerde nadeel te ondervinden bij het voorvallen van de gebeurtenis. Aan deze voorwaarden dient te zijn voldaan om te kwalificeren als verzekeringscontract. In de volgende subparagrafen wordt ingegaan op deze voorwaarden. 3.5.1 Verzekerde gebeurtenis Om een overeenkomst als verzekeringsovereenkomst aan te merken dient deze tenminste één verzekerde gebeurtenis te vermelden, welke bepalend is voor het al dan niet optreden van een zekere vergoeding welke juridisch afdwingbaar is. Overigens kan er tevens sprake zijn van andere verzekerde gebeurtenissen, die voortkomen uit een ‘gerede verwachting’ volgend uit de overeenkomst. Om te kwalificeren als verzekeringscontract dient de vergoeding afhankelijk te zijn van het al dan niet voordoen van de verzekerde gebeurtenis. Er is dus geen zekerheid met betrekking tot het optreden van de verzekerde gebeurtenis zelf, of de hoogte van het te betalen bedrag en het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis plaats heeft. Teneinde te kwalificeren als (her-)verzekeringscontract dient elk contract separaat beoordeeld te worden op bovengenoemde onzekerheden.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
4
Verzekeringsrisico is gedefinieerd als de overdracht van een zeker risico; dit impliceert dat het risico al existent diende te zijn voordat de verzekeringsovereenkomst afgesloten werd, alsook dat dit risico onafhankelijk is van het bestaan van de betreffende overeenkomst. Enkel de risico’s welke middels de verzekeringsovereenkomst getransfereerd worden van ‘de polishouder’ naar ‘de verzekeraar’ zijn relevant bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een (her-)verzekeringsrisico. 3.5.2 Nadeel door de verzekerde gebeurtenis IFRS-4 vereist dat de verzekerde gebeurtenis ‘de polishouder’ nadelig treft en dat het optreden van de gebeurtenis de aanleiding is tot de in de overeenkomst vermelde vergoeding. Sommige overeenkomsten zijn zodanig opgesteld dat de polishouder niet hoeft aan te tonen dat deze ‘negatief getroffen’ is teneinde de vergoeding te ontvangen, omdat onderzoek hiernaar als ongepast ervaren wordt of dat de aard van de verzekerde gebeurtenis het aannemelijk maakt dat er sprake is van nadeel. Hierbij valt te denken aan ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen waar dit ongepast is, of bij levensverzekeringen waarbij de nabestaanden een nadeel ondervinden als de verzekerde is overleden. Voor overeenkomsten welke geen bewijs vereisen van de negatieve effecten gepaard gaande met het optreden van de ‘verzekerde gebeurtenis’, dient de actuaris in te schatten of er een redelijke grond bestaat dat een dergelijk effect kan optreden. Hierbij kunnen – onder andere – de volgende zaken een rol spelen: 1. De juridische en de culturele context in welke de overeenkomst was afgesloten 2. Gebruiken welke in de verzekeringsbranche als normaal gelden 3. Een gerede verwachting, volgend uit de overeenkomst (is een nodige maar niet voldoende voorwaarde) In sommige rechtsgebieden is het mogelijk het recht op vergoeding voortkomend uit een verzekeringsovereenkomst over te dragen aan derden. Dit recht heeft geen invloed op de classificatie van de overeenkomst onder de IFRS-regelgeving. 3.5.3 Significant (her-)verzekeringsrisico IFRS-4, appendix B, onderdeel B23 stelt dat het verzekeringsrisico alleen dan significant is als het optreden van een verzekerde gebeurtenis aanleiding (zou kunnen) zijn voor betaling van significante additionele vergoedingen van de verzekeraar in elk mogelijk scenario, met uitzondering van scenario’s welke geen waarneembaar economisch effect hebben. Als significante (additionele) bedragen verschuldigd worden in scenario’s welke voldoen aan de eis dat ze waarneembaar economisch effect hebben, dan is dit voor het voldoen aan de in de vorige alinea vermelde gelijkheid voldoende, ook als de verzekerde gebeurtenis zeer onwaarschijnlijk is of als het effect op de contante waarde van de kasstromen als gevolg van het voordoen van de verzekerde gebeurtenis slechts een klein deel uitmaakt van de verwachte betalingen die uit de overeenkomst voortvloeien. De bepaling of het verzekeringsrisico al dan niet significant is gebeurt aan de hand van de feitelijke vergoedingen bij optreden van de verzekerde gebeurtenis, en niet op basis van verwachte waarde hiervan. Naast de vergoeding i.v.m. het plaatsvinden van de verzekerde gebeurtenis, kan er sprake zijn van additionele vergoedingen. Dit kunnen vergoedingen zijn die zowel verband houden met extra betalingen of met eventuele behandelingskosten welke in het leven geroepen worden door het optreden van de verzekerde gebeurtenis.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
5
Bij de bepaling van de eventuele additionele vergoedingen vereist IFRS-4 onderdeel B24 dat de volgende zaken uitgesloten worden: 1. Gederfde premie-inkomsten als gevolg van het zich voordoen van de verzekerde gebeurtenis; 2. De gederfde bedragen die worden gerekend bij afkoop en premievrijmaking bij overlijden. IFRS-4, onderdeel B24, lid c voorziet in een clausule die moet voorkomen dat de verslaggevingregels misbruikt worden door overeenkomsten die geen significant (her-)verzekeringsrisico overdragen, zijn aan te merken als (her)verzekeringsovereenkomsten. In deze clausule wordt gesteld dat “overeenkomsten waarbij een of meerdere additionele betalingen welke afhankelijk zijn van enkel gebeurtenissen die niet tot een significant verlies leiden bij de polishouder” zich niet kwalificeren als (her)verzekeringsovereenkomsten. Bij verzekeringsvormen waar vooraf vastgestelde bedragen gebruikelijk zijn, is het voldoende als de overeengekomen te verzekeren som zich – binnen redelijke normen – verhoudt tot de cumulatie van de mogelijke negatieve effecten. 3.5.4 Economische relevantie Een scenario heeft economische relevantie als het een aantoonbaar effect heeft op de rentabiliteit van deze transactie. Bij eerste toepassing van de verslaggevingregels, dienen in het verleden afgesloten contracten te worden beoordeeld of zij economische relevant zijn, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omstandigheden zoals deze ten tijde van deze beoordeling bekend waren of zullen worden. In de loop van de tijd kunnen factoren relevant worden die dat niet waren op het moment van het ontstaan van de contracten. Contracten die uitgesloten worden wegens economische irrelevantie kunnen na verloop van tijd weer relevant worden. 3.5.5 Basis voor besluitvorming Significantie van risico dient bepaald te worden op contractsniveau. De gevolgen van ‘pooling’, groepskortingen of experience rating dient buiten beschouwing te blijven. Bij de beoordeling van de significantie kan gebruik worden gemaakt van een representatief modelcontract. Overigens dienen effecten van risicoreductie welke veroorzaakt worden door de portefeuilleomvang buiten beschouwing gelaten te worden. 3.5.6 Veranderingen in het niveau van (her-)verzekeringsrisico Als het (her-)verzekeringsrisico van een overeenkomst in eerste instantie niet afdoende was om als verzekeringsovereenkomst te kwalificeren, maar dat in een later stadium, om enige reden, wel significant blijkt te zijn, dan dient de overeenkomst alsnog aangemerkt te worden als een (her-)verzekeringsovereenkomst. In de beoordeling van de (her)verzekeringsovereenkomst dient rekening te worden gehouden met alle situaties die het contract economisch relevant maken. Daarmee dient een eenmalige beoordeling voldoende te zijn. Het is de rapporterende entiteit toegestaan op periodieke basis de verzekeringsportefeuille te beoordelen. Bij het aangaan van een overeenkomst kan het verzekeringsrisico als significant aangemerkt worden - ook al is er op het beoordelingsmoment geen sprake van een significant risico - in het geval duidelijk is dat bijvoorbeeld door keuzes van de verzekerden/verzekeringsnemer dit wel significant kan worden.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
6
Daarnaast kan er een scenario zijn dat zich kan gaan voordoen, waarin er sprake is van significant risico, maar wat bij aanvang niet is ingetreden. IFRS-4, appendix B onderdeel B-30 stelt dat een overeenkomst welke kwalificeert als verzekeringsovereenkomst te boek dient te blijven staan als verzekeringsovereenkomst tot het moment waarop alle uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn vervallen. Zo dient een overlevingsrente ook na het overlijden van de verzekerde, in welk geval de toekomstige uitkeringen volledig vast zijn komen te liggen, gezien te blijven worden als een verzekeringsovereenkomst totdat de laatste betaling van de overlevingsrente is voldaan. Het recht om op een zeker toekomstig tijdstip een annuïteit aan te schaffen met de baten voortvloeiend uit een overeenkomst voegt niets toe aan het verzekeringsrisico van de overeenkomst welke deze baten voortbrengt, indien de voorwaarden van deze annuïteit onderhevig zijn aan onderhandelingen welke op dit toekomstige tijdstip te voeren zijn (IFRS-4 IG1.7). Daarom speelt het mogelijke langlevenrisico welke van toepassing zou zijn op genoemde annuïteit geen rol bij het bepalen van het totaal aan verzekeringsrisico van de overeenkomst (tweede zin van IFRS-4, appendix B – onderdeel B29). 3.6
Stap 5 – Classificatie van beleggingsovereenkomsten
Een beleggingsovereenkomst is een niet nader gespecificeerde term welke door de gebruikshandleiding van IFRS-4: implementation guidance, gebruikt wordt om financiële instrumenten die geen verzekeringsovereenkomst zijn, aan te duiden. IAS 32-11 definieert een financieel instrument als “elk contract dat zowel leidt tot een financiële actiefpost bij een partij als een financiële passiefpost of aandelenmutatie bij een tweede partij”. Een beleggingsovereenkomst, die door het ontbreken van een significant verzekeringsrisico, niet als verzekeringscontract kwalificeert, dient voor de verslaglegging te worden verantwoord in overeenstemming met IAS-32 en IAS-39. Indien er sprake is van een beleggingsovereenkomst met discretionaire winstdeling dan dient IAS-32 te worden toegepast in combinatie met IFRS 4. Sommige financiële servicecontracten hebben zowel betrekking op een overdracht van enig financieel instrument als op het verlenen van beheeractiviteiten. Hierbij kan gedacht worden aan een langlopende spaarovereenkomst waarvan een deel van de periodieke dotaties aan het spaartegoed belegd worden in een aandelenfonds. De aanbieder van deze dienst dient onderscheid te maken tussen de kosten voortvloeiend uit het ontstaan van de overeenkomst, bijvoorbeeld afsluitprovisie, en de managementfees van het betrokken aandelenfonds. Winsten voortvloeiend uit het onderhoud van dergelijke contracten dienen verantwoord te worden in overeenstemming met de bepalingen in IAS18 waarbij voor de andere post IAS-39 toegepast dient te worden. Dit voorbeeld is in analogie met IFRS 4 onderdeel C9 lid (b)-(iii). 3.7
Stap 6 – Discretionaire winstdeling
IFRS 4.34(a) stelt met betrekking tot discretionaire winstdeling: “voor de emittent van een dergelijke overeenkomst geldt dat deze de vrijheid heeft, echter niet verplicht is, de garantie apart van het onderhavige contract te verantwoorden wat kan leiden tot: 1. Het beschouwen van de discretionaire winstdeling als losstaande passiefpost. 2. Het beschouwen van de discretionaire winstdeling in samenhang met de garantie waarbij deze combinatie dan in zijn geheel gezien dient te worden als een verplichting.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
7
Het doel van het splitsen van een overeenkomst in een garantiedeel en het deel van de discretionaire winstdeling is er onder andere op gericht het geheel der verplichtingen voortkomend uit de verzekeringsovereenkomst juist te kunnen beoordelen, waarbij hier vooral gedoeld wordt op verplichtingen voortvloeiend uit de diverse garanties welke onderdeel uitmaken van de verzekeringsovereenkomst. Bij toepassing van IFRS 4.35(b) worden de garanties onderkend en kunnen als basis gebruikt worden voor de uiteindelijke verantwoording aan de hand van IAS-39. Voor nadere details betreffende de verantwoording van discretionaire winstdeling wordt verwezen naar een andere praktijkrichtlijn (IASP7). 3.8
Stap 7 – Servicecomponenten
Als een overeenkomst (of componenten hiervan) recht geeft op of de verplichting schept tot een zekere dienst, welke niet tot balansmutaties kan leiden en welke geen verzekeringsrisico overdraagt, dan dient deze overeenkomst of de component financieel verantwoord te worden conform IAS-18. In het vervolg wordt naar dergelijke contracten gerefereerd met de term ‘servicecontracten’. In IAS-18 staat de volgende omschrijving: “Het verlenen van diensten van een onderneming welke typisch verband houdt met het plegen van een contractueel vastgelegde bezigheid over een zekere periode (IAS 18-4)”. Analoog aan verzekeringsovereenkomsten en de meeste financiële overeenkomsten verplichten serviceovereenkomsten de rapporterende eenheid tot het uitvoeren van zekere diensten. De financiële verantwoording voor dergelijke overeenkomsten kan bestaan uit erkenning van de met de overeenkomst verwante rechten en verplichtingen. Echter in tegenstelling tot verzekeringsovereenkomsten en de meeste financiële overeenkomsten, creëren servicecontracten geen verzekerings- of financiële verplichting door het overgaan van verzekerings- of financieel risico van de een op de andere partij – indien dit immers wel het geval was geweest was er geen sprake geweest van een serviceovereenkomst – maar verplichten serviceovereenkomsten de rapporterende eenheid tot het verlenen van diensten. Sommige serviceovereenkomsten voorzien in betalingen in natura. Dergelijke serviceovereenkomsten zijn echter verzekeringsovereenkomsten omdat deze verzekeringsrisico transfereren. Serviceovereenkomsten die onderdeel zijn van financieringsovereenkomsten dienen wel te worden afgesplitst (IAS-18, appendix paragraaf 14-b-iii). 3.9
Stap 8 – Embedded Options
Normaliter dienen embedded options verantwoord te worden onder IAS-39. Echter, zo leert IFRS-4.7 en IAS-39.2c, als de opties tevens voldoen aan de eisen van een verzekering dan dient deze optie verantwoord te worden volgens IFRS-4 welke aparte aandacht heeft voor het verantwoorden van opties met een verzekeringskarakter. IASP10 gaat in op de scheidingsproblematiek van embedded options van het verzekeringscontact. In IASP7 wordt nader ingegaan op de discretionaire winstdelingsoptie. 3.10 Stap 9 – Opsplitsing van een contract in deelcomponenten Een deelcomponent van een overeenkomst is het kleinst mogelijke deel van een overeenkomst welke van de overeenkomst afgescheiden kan worden en waarbij zowel het deelcomponent zelf als het restant van de overeenkomst, na afsplitsing van de deelcomponent, zelfstandig beschouwd kunnen worden als volwaardige overeenkomsten. Het is mogelijk dat één overeenkomst meerdere deelcomponenten bevat.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
8
Er is onderscheid in het opsplitsen van een juridisch document in meerdere economische overeenkomsten teneinde te handelen overeenkomstig IAS-32.13 en het opsplitsen van een contract in zijn deelovereenkomsten: in het eerste geval reflecteren de diverse onderdelen van de splitsing de economische realiteit en in het tweede geval wordt de splitsing gedaan teneinde te voldoen aan de vereisten zoals deze voorgeschreven zijn door de verslagleggingsregels, waarbij het tevens vereist is dat elke deelcomponent afzonderlijk verantwoord kan worden. Ten behoeve van de financiële verantwoording dient elke kasstroom van een overeenkomst, voortkomend uit de rechten of de verplichtingen van die overeenkomst, toegewezen te worden aan die deelcomponent die daar het meeste bij past. IAS-39.11, IFRS-4.10 en IAS-18, appendices 14(a)iii en 14(b)iii vereisen dat ieder kenmerk van een overeenkomst afgescheiden dient te worden van de overeenkomst zodra er een deelovereenkomst vastgesteld is welke het genoemde kenmerk impliceert. Een deelcomponent omvat zowel het kenmerk van de overeenkomst welke apart verantwoord dient te worden alsook alle elementen van de overeenkomst die niet economisch te scheiden zijn van dit kenmerk. De actuaris dient in zijn beschouwingen alle kosten, alle baten en alle opslagen welke in rekening gebracht zijn of zullen worden tijdens de acquisitie, de looptijd en de afhandeling van het kenmerk, in acht te nemen. De toewijzing van de prijzen van elk der deelcomponent(en) van een overeenkomst dient zodanig te gebeuren dat deze prijzen in verhouding zijn met de prijs of waarde van de kenmerken van deze deelcomponent(en) indien deze apart geprijsd waren geweest. Hiertoe is het niet noodzakelijk alle kenmerken individueel te prijzen zolang de prijzen van de deelcomponenten maar opsommen tot het geheel en daarmee voldaan is aan bovenstaande eis. Contractuele kenmerken welke betrekking hebben op de vergoeding van premies of delen hiervan en welke gebaseerd zijn op de daadwerkelijke door de verzekeraar gemaakte kosten teneinde deze overeenkomsten aan te bieden, te denken valt hierbij aan winstdelingen, worden veelal niet afgesplitst omdat deze kenmerken te veel verweven zijn met de prijs zelf. Als een verzekeraar melding maakt in de overeenkomst dat de premie voor een dienst, recht of kasstroom voortvloeiend uit genoemde overeenkomst of delen hiervan, dan is deze vermelding slechts dan relevant als deze premie of dit premiedeel ook daadwerkelijk geïnd zou worden als genoemde dienst, recht of kasstroom ook separaat aangeboden kan worden, waarbij de prijsbepaling van dit separate product op een analoge manier tot stand zou komen als in genoemde overeenkomst. 3.10.1 Afsplitsing van rentecomponenten In IFRS 4.10 staat vermeld dat voor sommige verzekeringsproducten afsplitsing van de rentecomponent van deze overeenkomst verplicht is, waar in andere gevallen de keuze om de rentecomponent al dan niet af te splitsen van vrijblijvender aard is. Indien de rentecomponent afgesplitst wordt, dient deze deelcomponent verantwoord te worden als in IAS-32 / IAS-39. De verzekeringsovereenkomst, met exclusie van de afgesplitste rentecomponent, blijft binnen het werkingsgebied van IFRS-4. Het afsplitsen is toegestaan als de waarde van de rentecomponent bepaald kan worden zonder beschouwing van enig ander deel van de overeenkomst. Merk op dat effecten welke gerekend worden tot de rentecomponent ook de rechten zijn op vervroegde aflossing, i.e. zogeheten ‘embedded surrender’-opties.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
9
Zo kan een universal-life product met een vaste uitkering bij overlijden gesplitst worden. Een dergelijke overeenkomst heeft namelijk een expliciete waarde, welke toeneemt door premiebetalingen dan wel rendementen en welke afneemt door periodieke onttrekkingen voortkomend uit de overlijdensrisicoverzekering en kostenonttrekkingen. Daarom kan het renterisico gemeten worden zonder de verzekeringsovereenkomst in aanmerking te nemen, waar de verzekeringsovereenkomst wel degelijk de renteovereenkomst in aanschouw dient te nemen omdat de uitkeringshoogte gelijk is aan het verschil tussen de uitkering en de poliswaarde. Het afsplitsen is verplicht gesteld als aan de volgende twee criteria wordt voldaan: − −
De rentecomponent kan apart verantwoord. worden; Indien het niet afsplitsen het onmogelijk maakt dat enkele van de rechten of plichten van de rentecomponent buiten beschouwing zouden blijven in de financiële verantwoording.
3.10.2 Afsplitsing van (her-)verzekerings-componenten IFRS 4.10 impliceert dat een spaar- en (her-)verzekeringscomponent alleen in het geval van een (her-)verzekeringsovereenkomst gesplitst wordt. IFRS4 vereist dat, indien gesplitst, de (her-)verzekeringscomponent onder de werking van IFRS4 valt. De significant van het (her-)verzekeringsrisico dient alleen te worden bepaald aan de hand van deze component (IFRS4, Appendix B, B28). 3.10.3 Afsplitsing van servicecomponenten Volgens IAS-18 appendix paragraaf 14a(iii) en 14b(iii) dienen servicecomponenten in beleggingsovereenkomsten, maar niet in verzekeringsovereenkomsten, afgesplitst te worden. De afgesplitste servicecomponenten dienen verantwoord te worden als in IAS18. Voor nadere details verwijzen we naar paragraaf 3.8. 3.10.4 Afsplitsing van ‘embedded options’ Volgens IAS-39.11 dienen ‘embedded options’ in zowel financierings- als in verzekeringsovereenkomsten, afgesplitst te worden en verantwoord te worden als in IAS39, waar IFRS-4 voorziet in richtlijnen voor de financiële verantwoording van die ‘embedded opties waarvoor het niet verplicht is deze af te splitsen. Voor nadere details verwijzen we naar de richtlijn IASP-7 die dit onderwerp nader behandelt. 3.10.5 Afsplitsing van garantiecomponenten met een ‘discretionaire winstdeling’ Het garantiedeel van de overeenkomst welke betrekking heeft op discretionaire winstdeling hoeft geen (deel-)component van die overeenkomst te zijn omdat de winstdeling veelal niet als zelfstandige overeenkomst kwalificeert. 3.10.6 Contracten met optionele componenten Sommige contracten bieden een optie om te switchen tussen verschillende dekkingen en/of fondsen, waarmee het contract kan wisselen van verzekeringscontract naar investeringscontract of naar investeringscontract met discretionaire winstdeling. De optie wordt ook wel switchoptie genoemd. Afhankelijk van de keuze bij aanvang wordt bepaald hoe het contract wordt geclassificeerd: als verzekeringscontract, investeringscontract of als investeringscontract met discretionaire winstdeling.
IASP 3 Nederlands 17 november 2008
10