NVOX
vakw-01-2005
14-01-2005
08:45
Pagina 1
Kortingen
INHOUD JANUARI 2005 Vakwerk
13 16 25 29
Jan Apotheker De isolatie van carvon Stereochemie in de praktijk. Roelof de Nekker Vierhonderd vragen in zestien lessen Is onze wijze van lesgeven maatgevend voor het onderwijs? Een beschouwing. Kees Hooyman Meer doen met videometen Goedkope elektronica maakt het thans mogelijk met een hele klas te gaan videometen. Mireille Oud Astma in de computer Natuurwetenschappen in de medische praktijk gebracht.
Verder in dit nummer: 3 Prescilla Jeurink en Huub Savelkoul Kruisreacties bij voedselallergie Dit artikel is in een uitgebreide vorm verschenen in het tijdschrift Voeding Nu. 6 Jan Apotheker Het examen nieuwe scheikunde Een aanzet voor een discussie over een mogelijk programma van exameneisen. 10 Carien Bakker en Theun Meestringa Schrijftaken die het denken bevorderen (1) Over denken en verwerkingsopdrachten uit het leerboek. In een reeks van drie artikelen laten de auteurs zien hoe je met eenvoudige schrijfopdrachten het denken van de leerlingen over het vak kunt stimuleren. Deel 1 bespreekt waarom verwerkingsopdrachten uit het boek het denken soms onvoldoende bevorderen. 18 Hans Bouma Haber en de chemische oorlogvoering Enkele gedachten over deze wijze van oorlogvoering en in het bijzonder de rol van Haber hierin. 22 Sytske Romijn, Damay Asjee, Wendy Snijders en Jan Broertjes Vet NME! Hoe ontwikkel je een NME-activiteit voor het vmbo, passend binnen het concept van de Brede School.
28 Ruud Brouwer Zweven Een zweefproef met behulp van elektrostatica. 32 Daphna Lavy Ecomare Zeehondenopvang op Texel. Rubrieken 8 Marianne Offereins Vrouwenminiatuur: Edith Saunders (1865-1945) 12 Errata Errata 2004(9) 14 Bob Lefeber Mijn eerste jaar (2) 15 Arjan Linthorst Groene scheikunde (2) 24 Marjan Bruinvels Alchemie en poëzie 26 Anneke Thurlings Speelgoed 27 Meta Geerts en Gerard Stout De digitale tuin (2) 33 Theo van Welie Mooi plaatje (2) 33 J.S. Knol Uit de oude doos: Zichtbaar maken van elektrische veldlijnen Algemeen gedeelte 35 Vereniging 37 Examens 38 Scholing 39 Verslagen 41 Wetenschap 43 Recensies 48 Media 51 Mededelingen 56 Adresgegevens
Op de achterkant staan de agenda en de rubriek Aansteker
Onlangs nam ik deel aan een korte gedachtenwisseling via e-mail. Het onderwerp: het aantal uren natuurkunde in de vernieuwde tweede fase. Er is ten eerste het probleem binnen de NVON van de soms conflicterende belangen van de drie vakken. Er zou binnen NVON meer over gepraat en geschreven moeten worden. Dat maakt het voor het bestuur makkelijker, beargumenteerd een duidelijk standpunt naar buiten te brengen. Maar nu de kwintessens: er dreigen kortingen op het aantal uren natuurkunde, wat is daar tegen? Hier zijn enkele regelmatig gebruikte slechte argumenten, argumenten die de buitenwereld vrij simpel kan afschieten. Wat hier voor natuurkunde staat, is ook van toepassing op de andere twee vakken. 1 Als kinderen weinig natuurkunde krijgen, wordt het te weinig gekozen in profiel of als vervolgstudie. Tegenargument: er zijn vakken die helemaal niet in het voortgezet onderwijs aan bod komen en toch veel gekozen worden, bijvoorbeeld psychologie. 2 Van natuurkunde gaat een grote algemeen vormende waarde uit. Je leert er van denken, analyseren. Niet voor niets zijn zo veel natuurkundigen succesvol in andere disciplines. Tegenargument: dat zijn gewoon slimme jongens. Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs voor die vormende waarde. 3 Natuurkunde is een belangrijk vak. Zonder natuurkunde zou de wereld van vandaag niet mogelijk zijn. Tegenargument: dat geldt ook voor andere disciplines, zoals biologie, scheikunde, landbouwkunde. De ontwikkeling van het recht is veel belangrijker voor het functioneren van onze samenleving, die stelling is goed te verdedigen. 4 Minder uren natuurkunde betekent minder werkgelegenheid. Tegenargument: de mensen die nu bezwaar maken, zullen er gezien hun dienstjaren geen last van hebben. De jongeren worden beschermd door het lerarentekort. 5 Als er minder uren natuurkunde gegeven mogen worden, ontneem je leraren en leerlingen vele gelukkige lessen, lessen waar je ziet dat kinderen zich ontwikkelen. Dat argument blijft – voor goede leraren – staan als een huis. Is bovenstaande reden om gods water over gods akker te laten lopen? Nee. Als mensen menen dat zij waardevol werk leveren, en veel natuurkundeleraren vinden dat, dan moeten zij dat werk te vuur en te zwaard verdedigen. Het geluk van de stukjesschrijver is dat hij mag schrijven wat hij wil, dat het gedrukt wordt en dat anderen het lezen. Maar de stukjesschrijver dient met regelmaat in de pan gehakt te worden. Hierbij dus de uitnodiging aan anderen om hun opinie in te zenden.
[email protected] JANUARI 2005 |
NVOX
1 | 1
NVOX
vakw-01-2005
17-01-2005
12:47
Page 13
Jan Apotheker Rijksuniversiteit Groningen
Bij het onderdeel stereochemie bestaan eigenlijk geen practica. De isolatie van de isomeren S (+) en R (-) carvon uit respectievelijk karwijzaadolie en kruizemuntbladeren biedt een mogelijkheid leerlingen met twee verschillende isomeren te confronteren. Daarnaast krijgen leerlingen de gelegenheid een eenvoudige stoomdestillatie uit te laten voeren. Het hier gegeven voorschrift kan ook gebruikt worden om citral uit citroengrasolie te isoleren. De isolatie is gebaseerd op een experiment uit Experimental organic chemistry van Mohrig et al. (1998).
De isolatie van carvon Carvon is een mooi voorbeeld van de verschillen tussen twee stereoisomeren.
De ene isomeer komt voor in karwijzaadolie (S (+)) en de andere in kruizemuntolie (R(-)). De geuren zijn volstrekt verschillend. In palmarosaolie komt een racemisch mengsel van de twee stoffen voor. Carvon kan eenvoudig geïsoleerd worden uit de olie. Karwijzaadolie, verkrijgbaar bij natuurvoedingswinkels (groothandel CHI), bevat ongeveer 80% (+) carvon en 20% limoneen. Door middel van stoomdestillatie kan uit de olie makkelijk de carvon samen met de limoneen afgescheiden worden. Stoomdestillatie is een techniek die veel wordt gebruikt om uit oliën bepaalde componenten te scheiden (citral uit citroengrasolie, furfural uit graan). De kookpunten van dit soort verbindingen, carvon 256 °C, zijn zo hoog dat ze bij het kookpunt niet stabiel zijn. Naast vacuümdestillatie is stoomdestillatie een oplossing. Bij stoomdestillatie ontstaat een damp die deels bestaat uit waterdamp en deels uit de gewenste component. Door extractie kan uit het destillaat de gewenste component worden verkregen. Hierna kan allerlei onderzoek worden uitgevoerd, zoals dunnelaagchromatografie en IR. TLC is in dit experiment een geschikte techniek, omdat het destillaat twee componenten bevat. In het geval van carvon is het infraroodspectrum interessant, omdat het spectrum voor beide identiek is. Zie figuur 1.
Figuur 1. Infraroodspectrum van carvon.
Het voorschrift voor de isolatie van carvon is relatief eenvoudig. De stoomdestillatie kan ook worden uitgevoerd met microschaalglaswerk. Zie figuur 2 voor de opstelling (Williamson 2002).
Figuur 2. Stoomdestillatie van carvon met gebruikmaking van microglaswerk.
Voorschrift voor de isolatie van carvon Plaats op de 5 mL rondkolf een opzet. Sluit de zijarm daarvan met een septum af. Zet de destilleeropzet bovenop de opzet. Plaats hierin een thermometer. Plaats onder de uitloop een klein glazen potje, waarvan de opening groot genoeg is om over de uitloop heen te schuiven. Plaats dit potje in een 100 mL bekerglas met ijs. Breng in de 5 mL rondkolf 0,5 mL karwijzaadolie en 2,5 mL water. Voeg een kooksteentje toe. Verwarm met het zandbad, en laat vooral rustig koken. Het duurt ongeveer 10 minuten voordat de vloeistof gaat koken. Als de kolf te vol is treedt schuimvorming op. Het kan voorkomen dat het lang duurt voordat het water begint over te destilleren. Gebruik desgewenst fijn zand en isoleer de opzet met alumiumfolie om dit te versnellen. Via het septum kan water worden toegevoegd om het volume in de kolf constant te houden. Verwarm tot ongeveer 2 tot 3 mL vloeistof is gedestilleerd. Breng de vloeistof over in de centrifugebuis van de microschaalset. Spoel het vaatje na met 2,5 mL tertiaire butylmethylether (MTBE). Breng dit ook in de centrifugebuis. Schud goed en laat de lagen uitzakken. Verzamel het grootste deel van de MTBE-laag in een kleine reageerbuis. Zet de reageerbuis in de zuurkast in een bekerglas met heet water en verdamp de MBTE totdat nog ongeveer 0,5 mL vloeistof over is. Breng van deze vloeistof een druppel op een dunnelaagplaatje met een fluorescentie-indicator. Ontwikkel de TLC met 10% ethylacaetaat in heptaan. Carvon heeft een Rf waarde van ongeveer 0,75.
JANUARI 2005 |
NVOX 1 | 13
NVOX
vakw-01-2005
14-01-2005
08:45
Pagina 16
Roelof de Nekker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Hoe bereikt u dat leerlingen zelf vragen gaan stellen en zelf op zoek gaan naar de antwoorden op hun eigen vragen? Onderwijs geven is vragen leren stellen.
Vierhonderd vragen in zestien lessen Brood, een biologieproject voor vwo-5 Bijna elke dag eet je het, maar weet jij wat brood precies is? Hoe brood wordt gemaakt? Waar brood uit bestaat? Wat de eigenschappen van de ingrediënten zijn? De komende acht weken ga je zelf onderzoeken wat brood is. Je zoekt alles op over brood: ik wil alles weten. Elke les stel je een nieuwe onderzoeksvraag. Elke les zoek je in tweetallen antwoorden op je eigen vragen. Waarmee je begint Eerst de vraagstelling waarmee je begint: Wat is brood? Dit is de naam van je onderzoek. Elke les doe je in tweetallen onderzoek naar wat brood precies is. Je levert aan het eind van elke les in: 1. De antwoorden op je deelvraag (handgeschreven informatie). 2. De nieuwe deelvraag voor de volgende les. Elke deelvraag vormt een nieuw hoofdstuk in je werkstuk. In totaal kent je werkstuk minimaal 10, en maximaal 16 hoofdstukken. Hoe verder Je bent elke les vrij om informatie te zoeken waar je zelf wilt. Je mag in de bibliotheek of mediatheek neuzen, je mag een bakker bellen, wat jij wilt. Je vertelt wel in elk hoofdstuk hoe je aan de informatie bent gekomen. Na 7 weken onderzoek doen ga je de handgeschreven resultaten op de computer uitwerken. Het uiteindelijke verslag is dus getypt.
Een voorbeeld Het is uiteindelijk de bedoeling dat er een piramide ontstaat: bovenaan het brood, en met onderaan iets over de ingrediënten van brood, of iets anders, afhankelijk van de deelvragen. Onderstaand voorbeeld gaat over bier. Hoofdvraag: Wat is bier? Het antwoord ga ik aan de hand van deelvragen zoeken. Deelvraag 1: Welke ingrediënten zitten in bier?
Begeleiding Je docent is elke les aanwezig om vragen te beantwoorden. Als jij of de docent dat wil, wordt samen over het project gesproken. Indien je vragen stelt, geef je daar zelf uiteindelijk het antwoord op. De docent helpt je alleen bij het vinden van een antwoord.
Gist, gerstemout, hop, water. Deelvraag 2: Wat is gist? Gist is een schimmel.
Wat je precies moet doen 1. Vorm een tweetal. 2. Stel je eerste deelvraag op. 3. Zoek informatie om de deelvraag te beantwoorden. 4. Beantwoord de deelvraag handgeschreven op papier. 5. Bedenk een vervolgvraag naar aanleiding van de gevonden informatie: wat weet je nu nog niet? 6. Lever de informatie in bij de docent. 7. Zoek informatie op om de tweede deelvraag te beantwoorden. (…)
Wie succes in zijn leven heeft, doet dingen anders. Anders zou iedereen net zo succesvol zijn. Is het mogelijk dat iedereen net zo succesvol is? Nee, dan zou het woord succes niet meer bestaan. Iemand die op straat een ander durft te groeten, heeft succes. Het is namelijk niet de gewoonte te groeten. Toch lacht de ander onbewust terug. Is dit een groot succes? Niet meteen, maar de groet gaat een eigen leven leiden. Hij breidt zich uit. Er zit meer achter. Mensen die elkaar groeten leren vriendelijkheid kennen. En wie vriendelijkheid leert kennen, ontmoet respect. Respect is de basis van omgang. Dus er zit meer achter. Iemand die leert groeten, leert dus vanzelf vriendelijkheid, respect en omgang kennen. Het begint heel simpel: iedereen weet wat groeten is. Maar weet iedereen ook wat omgaan met is? Is dit iets wat je kunt weten? Er zit dus nog meer 16 | NVOX 1 | JANUARI 2005
Deelvraag 3: Wat is een schimmel? Een schimmel is een organisme (…). Gist behoort dus tot het rijk van de schimmels. In dit voorbeeld is dus geprobeerd zo duidelijk mogelijk naar voren te brengen wat de kenmerken en omstandigheden zijn van één ingrediënt van bier. Op dezelfde manier pakken jullie dit aan met brood. Succes!
achter. Zo komen we van een concreet begrip in iets uitermate abstracts. Iedereen weet nu wat een groet is, maar weet iedereen wat omgaan met is? Weet u wat een les is? Natuurlijk, een les is een les, duurt 45 minuten, er zijn leerlingen aanwezig. U wilt dat het stil is, dat er geluisterd wordt, dat mensen nadenken, dat er gewerkt wordt. Nu weet u dus wel wat een les is. Heeft u ook enig idee wat lesgeven is? Van Dale noemt het onderwijs geven. Ik noem het vragen stellen. Volgens mij is er geen wezenlijk verschil tussen les geven, les nemen en les volgen. Ja, u weet wel wat een les is, maar heeft u enig idee wat geven, nemen en volgen in deze zin betekenen? Ik niet. Lessen in het voortgezet onderwijs worden in grote lijnen bepaald door een methode. Naar mijn idee is de tweede fase kortweg niets anders dan zelfstandig werken. Werkt een leerling zelf-
NVOX
vakw-01-2005
14-01-2005
08:46
Pagina 25
Kees Hooyman
Bij natuurkunde leent het onderwerp mechanica zich bij uitstek voor een eigen onderzoek van leerlingen. Naast de traditionele hulpmiddelen zoals
St. Bonifatiuscollege, Utrecht
tijdtikker, stopwatch en gatenwiel vormt videometen een aantrekkelijk alternatief, en met name als leerlingen kunnen meten aan zelfgemaakte videofilmpjes. Daarvoor moeten echter wel enkele technische en financiële drempels geslecht worden. Goedkope elektronica biedt nieuwe kansen.
Meer doen met videometen Tot voor kort leek het ondenkbaar, maar het ligt nu binnen de mogelijkheden: een volledige klas gaat aan de slag met videometen, en voor elk groepje is een videocamera beschikbaar. De nieuwe elektronica maakt het mogelijk. We vinden camera’s in de nieuwste mobieltjes, en vrijwel elk digitaal fototoestel heeft de mogelijkheid tot het maken van eenvoudige filmpjes. De kwaliteit laat echter vaak te wensen over, en de apparaten zijn te duur of ongeschikt voor aanschaf door de school.
Goedkope elektronica biedt meer mogelijkheden.
werkstuk bezig met vallende dominostenen, projectielen, raketten, stuiterende ballen, hockeysticks en golfclubs. In klas 3 maken de leerlingen voor het eerst kennis met het meten aan videofilmpjes, in klas 4 onderzoeken leerlingen bij een valbeweging het verband tussen afstand en tijd, en in 5-vwo doen leerlingen een onderzoek aan energieomzettingen bij een versnelde of vertraagde beweging. De camera wordt eenvoudig aangesloten op de USB-ingang.
Nieuw op de markt zijn miniatuur-videocamera’s die uit niet veel meer zijn opgebouwd dan een videochip (webcam), flashmemory, een bedieningspaneel en een USB-aansluiting. De camera die we op het St. Bonifatiuscollege gebruiken, maakt opnamen in 240 bij 320 beeldpunten, met een opnamesnelheid van 13 tot 30 beeldjes per seconde, en dat is net voldoende voor een kennismaking met videometen. Belangrijke voordelen: de camera is ook buiten te gebruiken, en het resultaat is direct terug te zien op het wel wat kleine schermpje. Met het bedieningspaneel zijn verschillende opties in te stellen, en via een keuzemenu zijn ook eerdere filmpjes en foto’s te selecteren of te wissen. Aangesloten op de USB-ingang gedraagt de camera zich als een memory-stick van 32 MB, en daarmee is enkele minuten film op te nemen. Het geheugen van de camera is met een memorycard uit te breiden. Daarnaast heeft de camera ook een video-uitgang waarmee rechtstreeks afspelen op televisie mogelijk is. Die optie is handig bij presentaties van leerlingen of bij demonstraties in de natuurkundeles. Het belangrijkste voordeel is wellicht de prijs. Via internet zijn dit soort camera’s al voor 70 euro per stuk aan te schaffen en dat maakt het mogelijk om klassikaal aan de slag te gaan.
Voor het meten aan de filmpjes wordt gebruik gemaakt van het programma COACH5. Het werken met het onderdeel videometen vraagt wel wat behendigheid, maar leerlingen pakken dat snel op. De meest essentiële stap is het instellen van een schaalverdeling, waarvoor het noodzakelijk is dat er op het filmpje een meetlat of een bekende afstand in beeld is. Leerlingen kunnen ook de thuisversie van COACH gebruiken voor videometen. De website van CMA biedt ondersteuning en een handleiding videometen.
Experimenteren met videometen Op het St. Bonifatiuscollege hebben we sinds kort de beschikking over 13 minicamera’s, en daarvan wordt direct uitbundig gebruik gemaakt. Leerlingen in de examenklassen zijn voor hun profiel-
Een eenvoudige versnelde beweging vastleggen. JANUARI 2005 |
NVOX 1 | 25
NVOX
vakw-01-2005
14-01-2005
08:46
Pagina 29
Mireille Oud Universiteit van Amsterdam
Van hartfilmpje tot röntgenfoto: al onze lichaamssignalen kunnen worden gemeten, uitgeprint en opgeslagen. Maar geluiden die we produceren moeten nog altijd rechtstreeks beluisterd en beoordeeld worden. Met computeronderzoek aan astmageluid komt hier wellicht verandering in. Natuurkundige dr. Mireille Oud laat zien hoe je met hoofd, handen en natuurwetenschap uit het niets een boeiend wetenschappelijk onderzoek kunt opzetten.
Astma in de computer Natuurwetenschappen in de medische praktijk gebracht Lisette is een dartele en ondernemende meid, die graag met haar speelgenootjes ravot en ook de poes van de buren wel eens aan z’n staart trekt. Ze heeft veel energie en graaft het liefst de zandbak op het buurtplein ondersteboven. Veel beweging en gezonde buitenlucht; kortom, dat moet goed zijn. Alleen, Lisette is pas vier en ze heeft astma. Ze kan zomaar benauwd worden en heeft dat zelf niet in de gaten. Ze snapt het zelf niet en kan het dus ook niet komen vertellen. Het kan gebeuren als ze buiten speelt, want ze is allergisch voor katten. Maar ook als ze ‘s nachts in bed ligt en slaapt. Gelukkig draagt ze een astmamonitor: een klein microfoontje met een chip op haar hals. Dit apparaatje luistert continu naar het ademgeluid. Als het astmatisch ‘gepiep’ hoort, stuurt het bijtijds een alarmsignaal naar een van haar ouders of naar haar juf op school, die dan haar medicijnen geven. De astmamonitor bestaat nog niet. De wetenschappelijke ontwikkeling van dit medische hulpmiddel is nog in gang. Bij het onderzoek aan de astmamonitor komen veel gebieden van pas: het is een mix van natuurkunde, wiskunde, informatica, elektrotechniek en, niet in de laatste plaats, geneeskunde. Een mix die vooral ook meisjes zal aanspreken. Dit artikel beschrijft het verloop van dit onderzoek en laat daarmee een voorbeeld zien van wat je in de praktijk met natuurwetenschappelijke vakken kunt doen. Maar eerst praten we even met de moeder van Anneke. Haar dochtertje heeft ook astma en krijgt het ook vaak ‘s nachts benauwd. Als ze dan eindelijk met gierende ademhaling ontdekt wordt, is het vaak paniek in huis. “Het is nog altijd goed gegaan, maar het zijn wel angstige momenten,” vertelt zij, “al een paar keer hebben we midden in de nacht de dokter moeten bellen.” Hoe kan dat dan, krijgt Anneke niet de juiste medicijnen om dat te voorkomen? “Jawel, ze inhaleert elke dag haar astmamedicijnen, maar het is voor de dokter erg moeilijk vast te stellen hoe erg haar astma is. Als de dokter ‘s middags tijdens het spreekuur naar Anneke’s longen luistert,” vervolgt ze, “is er vaak weinig met haar aan de hand. Bram, het zoontje van onze overburen kan thuis ook op een piekstroommeter blazen, maar hij is dan ook al acht.” Een piekstroommeter is een klein mechanisch apparaatje waarin een astmapatiënt hard uitblaast en dat dan de snelheid van de luchtstroom laat zien. Hoe benauwder iemand is, hoe minder zijn luchtstroom is. In de kliniek worden zulke metingen ook gedaan, met een wat groter apparaat dat ook bijhoudt hoeveel lucht een patiënt in één keer kan uitblazen. Voor zo’n test moet een patiënt meerdere keren diep inademen en dan snel helemaal uitademen. Bij jonge kinderen worden deze tests niet gedaan, want ze kunnen niet begrijpen wat ze moeten doen en daarom niet goed meewerken. Er kan alleen met een stethoscoop naar hun ademgeluid geluisterd worden. Ook thuis zou je zo’n luistermiddel kunnen hebben, maar ja, je krijgt de dokter niet meegeleverd. Daarom zou een soort ‘geautomatiseerde stethoscoop’ heel welkom zijn. Dan kan Anneke’s moeder weer rustig slapen. En niet alleen voor kinderen zou zo’n hulpmiddel welkom zijn. Ook veel astmatische volwassenen worden niet graag stervens-
Prototype ‘astmamonitor’.
benauwd wakker, in een nachtmerrie die niet stopt als je je ogen open doet. Gelukkig heeft niet elke patiënt zulke erge astma. Maar astma komt wel veel voor: ongeveer een op de tien mensen heeft het. Dat is zo’n drie kinderen per schoolklas.
Piepconcert Bij de afdeling Informatica van de Universiteit van Amsterdam startte ik in 1995 een onderzoeksproject aan ademgeluid. Er was aanvankelijk niets: geen patiënten, geen computer, geen kennis van astma en geen contacten met artsen. Er was alleen een idee. Dit idee werd geboren nadat een medewerker bij Informatica medelijden had gekregen met een psycholoog die onderzoek deed aan stress als oorzaak van benauwdheid, en die daarvoor maar liefst duizend uur ademgeluid opgenomen had. En deze opnamen allemaal met het oor beluisterde. De auteur van dit artikel nam plaats achter het bureau van iemand anders (want een bureau was er ook niet) en begon met het lezen van het enige dat er wel was: een paar wetenschappelijke artikelen over ademgeluidonderzoek. Allemaal door artsen uitgevoerd. Nu weten artsen wel veel van astma, maar weinig van wiskunde. De toegepaste analysemethoden waren dan ook eenvoudig en de resultaten beperkt. Ik zette daarom een heel nieuw onderzoek op. Eerst maakte ik met zagen, boren, lijmen en solderen een heel plat microfoontje om op de hals van een proefpersoon te plakken. Daarna ronselde ik astmapatiënten als proefpersonen. In het academisch ziekenhuis werkte elke proefpersoon mee aan een zogenaamde longfunctietest. Dat is een routinetest waarbij een patiënt een lichaamseigen stof, histamine, inademt die zijn of haar luchtwegen enigszins doet samentrekken. Met zo’n kunstmatig opgewekte benauwdheid is een astma-aanval in korte tijd na te bootsen. Aanvankelijk merkt de patiënt niets of weinig van de histamine, maar na meerdere keren inademen kan hij zich wat benauwd gaan voelen. Om te zien hoe sterk de longen van de patiënt op deze stof reageren, blaast hij telkens in een apparaat dat de ademluchtstroom meet. Na elke keer histamine inademen, JANUARI 2005 |
NVOX 1 | 29